-1-
Inhoudsopgave pagina 2 3 5 6 7 11 13 16 19 21 26 30 32 35 37
Woord vooraf Meditatie Woord ten afscheid Studiedag 2010 Deelname aan visitatie in Duitsland Spiritualiteit rond de dood in het kinderziekenhuis Dominee en gemeente uit elkaar: en dan? Geanonimiseerde convenanten Protocol voor het opleggen van/met klem adviseren tot werkbegeleiding De positie van de geestelijke verzorging binnen instelling gezondheidszorg Voorbeeldbrief aankondiging visitatie Visitatie in lutherse gemeenten Aanbod pastorale ondersteuning voor predikanten en kerkelijke werkers in zeer moeilijke omstandigheden Interimpredikanten Adressenmateriaal
-2-
Woord vooraf Zoals u gewend bent, bevat de jaarlijkse rondzendbrief nogal diverse onderwerpen. Geen wonder: het generale college voor de visitatie krijgt nu eenmaal met heel veel verschillende onderwerpen te maken, en de rondzendbrief is daar een neerslag van. Binnen het college hebben zich nogal wat personele veranderingen voltrokken. Het meest opvallende is het vertrek van de secretaris, ds. W. van der Geer. Na een lange en indrukwekkende staat van dienst maakt hij plaats voor een opvolger: ondergetekende. Maar ook aan de termijn van ds. R. van Haeringen en ds. R.M. Witteveen kwam een einde, al zal het afscheid van ds. Van Haeringen niet helemaal definitief zijn. Nieuwe en al wat meer ervaren visitatoren zullen haar wellicht nog tegenkomen bij de cursus Zinvol Visiteren. Na diepgaande discussies heeft het moderamen van de generale synode besloten de mogelijkheid open te stellen een aantal ‘pastores voor buitengewone omstandigheden’ te benoemen. Wat hun taak is vindt u in een van de bijdragen in deze rondzendbrief. Het generale college beraadt zich nog op de personele invulling. Dat het in de kerk niet altijd zo gaat als wij graag zouden willen, is genoegzaam bekend. Vaak ligt dat aan een gebrek aan ‘chemie’ tussen kerkenraad en predikant, zonder dat er van schuld sprake is. De regionaal adviseur van Zuid-Holland, dr. Wevers, heeft een model ontwikkeld dat moet voorkomen dat in zulke gevallen (te) snel naar het middel van losmaking gegrepen wordt. Zijn ervaringen met convenanten tussen predikant en kerkenraad staan in deze rondzendbrief, evenals een bijdrage van ds. Van Dam over het opleggen dan wel dwingend adviseren van werkbegeleiding. De studiedag wordt gehouden op zaterdag 2 oktober 2010 en heeft als onderwerp de vraag hóe je je nu als visitator op de hoogte kunt stellen van het geestelijk leven van de gemeente. Prof. Dr. E. Jonker zal de inleiding houden en ons wat mogelijkheden suggereren. Tenslotte wil ik de moderamina van de regionale colleges nog eens herinneren aan ons verzoek om bij de reguliere visitatie in het bijzonder aandacht te besteden aan een aantal onderwerpen die een plaats zullen krijgen in het vierjaarlijks overzicht. Voor Fryslân, Zuid-Holland en Overijssel/Flevoland is dat de doorwerking van de vereniging, Noord-Brabant/Limburg, Noord-Holland en Gelderland hebben het verzoek gekregen in het bijzonder aandacht te besteden aan de plaats en de functie van het ambt in de gemeente en Utrecht, Groningen en Zeeland hebben als aandachtspunt de missionaire gestalte van de gemeente meegekregen. Al met al hoop het college u een lezenswaardige rondzendbrief aan te bieden! F. Buitink Secretaris
-3Meditatie. Gehouden op de studiedag van het generale college voor de visitatie op 3 oktober 2009 door de voorzitter, ds. W. G. Sonnenberg. Het kortste en duidelijkste reglement van de kerk: “Verblijdt u.” ( Filippenzen 4: 4) Wij zijn verheugd om elkaar als visitatoren weer te ontmoeten. Dankbaar zijn we dat de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, dr. A. Plaisier, tijd heeft vrij gemaakt om in ons midden te zijn. Wij weten ons te midden van allen die in de kerk werkzaam zijn en te midden van alles wat er gaande is (en kan zijn) in een bijzonder gezelschap. Met vreugde constateren we dat er binnen onze kerk met groot elan en met mooi materiaal gewerkt wordt aan onze missionaire roeping. Tegelijkertijd worden wij in diezelfde kerk, in het bijzonder in de buitengewone visitaties, meer dan gemiddeld geconfronteerd met de misère van de kerk. Een vroegere voorzitter van het generale college noemde de visitatoren niet voor niets de brandweerlieden van de kerk. Toch willen we én vandaag én andere dagen niet somber zijn, maar onze identiteit ontlenen aan de woorden uit de Filippenzen brief: “Verblijdt u in de Heer te alle tijden!” Woorden die door iemand het kortste reglement van de kerk werden genoemd. Woorden, geschreven door de apostel Paulus in zijn laatste hoofdstuk van de brief aan de Filippenzen. Deze brief is vrij informeel van karakter, geeft blijk van afwezigheid van conflicten en van een hartelijke verbondenheid met elkaar. Duidelijk is dat deze woorden over het je verblijden in de Heer niet neergeschreven zijn door iemand die niet weet wat er in dit leven allemaal te koop is. Het zijn woorden die niet verzuren, maar verzoeten. Paulus zit als hij deze brief aan de Filippenzen schrijft in de gevangenis. Nochtans weet hij van een zich verblijden in de Heer. Niet de uiterlijke omstandigheden zijn de grond van zijn hoop, maar de aanwezigheid van God zelf. De belofte van God: “Ik ben met u”. Dat is de reden van blijdschap. Uit het vervolg blijkt dat dit ook z’n vruchten afwerpt voor de praktijk van het leven van alledag. Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend: letterlijk staat daar een woord dat zoveel aangeeft als: mildheid, royaliteit. Als je leeft vanuit de beloften van het evangelie van Christus en naar Zijn toekomst toe leeft, dan hoef je niet meer bikkelhard je eigen wil door te zetten, maar weet je van mildheid, zachtmoedigheid en inschikkelijkheid. Niet dat je dan karakterloos wordt of geen ruggengraat hebt, maar je hoeft je gelijk niet meer te halen. Je kunt de ander in een ontspannen sfeer tegemoet treden. Christelijke soepelheid op grond van de vreugde in de Heer. Paulus schrijft: “Voorts broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heeft en lof verdient, bedenk dat”. Paulus noemt hier allemaal deugden die je in die tijd ook bij niet christelijke schrijvers aangeprezen zag. Je moet je dus als christen niet isoleren van het leven om je heen, je moet als gewoon mens het spel van het leven meespelen, maar je moet dan wel de goede dingen van het leven buiten de gemeente oppikken en maximaliseren. Een goed, betrouwbaar mens zijn. Een vriendelijk mens zijn.
-4Paulus zelf geeft in dit gedeelte er een voorbeeld van hoe je vanuit deze vriendelijkheid, die ontstaat vanuit het leven met de nabije Heer, omgaat met anderen in de gemeente die in een situatie van verwijdering en conflict verkeren. Voorafgaand aan de woorden van onze tekst spreekt hij over Euodia en Syntyche, twee vrouwen die blijkbaar een conflict met elkaar hadden. Omdat zij veel voor de voortgang van het evangelie hebben betekend zal dit conflict wel diep in de gemeente hebben ingesneden. Wat gaat Paulus doen? Hij roept de beide dames op om eensgezind in de Heer te zijn en vervolgens roept hij er een derde bij – een soort visitator zou je kunnen zeggen - die moet helpen om tot die eensgezindheid te komen. Paulus geeft geen details over de ontstane probleem. Dit incident is te klein om breed uit te meten in het licht van de eigenlijke boodschap. Hij gaat ook niet in op wie gelijk heeft in dat conflict, Euodia zal best gelijk hebben of anders Syntyche wel, maar in de Heer hebben ze allebei ongelijk. Paulus roept hen beide op tot de gezindheid van Christus. Het gaat er in de gemeente niet om wie gelijk heeft maar of we vanuit de aanwezigheid van God leven. Of we ons oefenen in de gezindheid die Christus had. Omdat Paulus die gezindheid heeft kan hij vriendelijk zijn en anderen tot die vriendelijkheid oproepen. Wat is de bijdrage van de visitatie aan het kerk - zijn? De kerk mag verwachten dat we ons als visitatoren in toenemende mate trainen in reglementaire kennis en agogische vaardigheden. Cursussen daartoe worden gegeven en hebben prioriteit. We zijn hard bezig om op dat punt verdere verbeteringen aan te brengen. Een commissie uit het generale college en uit de regionale colleges is gevormd en hoopt met voorstellen in deze zaak te komen. We verwachten wat dat betreft ook het nodige van de voorstellen van de commissie evaluatie kerkorde. Maar ons kortste reglement is het ons verblijden in de Heer. We zijn dan in de gemeenten aanwezig als die derde figuur die niet op zoek is naar wie gelijk heeft, maar op zoek is naar wie de gezindheid van Jezus Christus heeft. We verheugen ons erover als we dat bij de door ons bezochte gemeenten aantreffen. Kerkelijk denken en handelen is vaak de weg gaan van de meeste weerstand. Het betekent lijden aan de kerk en heel veel geduld hebben. Een geduld dat een weerspiegeling is van Gods geduld met zijn volk. Dat geduld wordt van ons gevraagd. Om dat te bereiken moet je wel een vriendelijk mens blijven door je te verblijden in de Heer.
-5Een woord ten afscheid Op 8 mei jl. heb ik officieel afscheid genomen van het Generale college voor de visitatie. Dat is gebeurd tijdens een gezellig samenzijn in de kring van het college. Ik kijk daar met genoegen op terug. Mijn werk als secretaris van het college bracht met zich mee dat er vele contacten waren, niet alleen met moderamenleden van de Regionale colleges, maar ook met anderen die als visitator werkzaam zijn. Van de meeste moderamenleden heb ik afscheid genomen op 24 maart tijdens de ontmoeting met presides in scribae. Van de anderen lukt dat niet op persoonlijke wijze. Voor hen is dit berichtje bedoeld. Ik wil u allen hartelijk danken voor de wijze waarop we met elkaar om zijn gegaan. Openheid en een goede verstandhouding kenmerkten de contacten. Ik hoop dat er daardoor ‘in het land’ het gevoel ontstond dat er een open oor ‘in Utrecht’ was. Dat heb ik in ieder geval gewild. En daarmee het werk van de visitatie willen dienen. Ik dank u voor het vertrouwen dat uit de vragen die per e-mail of via telefoon binnenkwamen, sprak. Ik hoop dat ik in de reactie daarop of de beantwoording daarvan u niet teleurgesteld heb. Mijn werk wordt nu voortgezet door collega Buitink. Ik hoop dat u hem op dezelfde manier tegemoet zult treden als u mij hebt gedaan. Dan zal het werk hem zeker plezier doen. Ik bewaar er in ieder geval heel goede herinneringen aan. En deze zijn niet in de laatste plaats aan uw coöperatieve instelling toe te schrijven. Ik dank u allen nogmaals voor het goede dat ik in de ruim 11 jaar dat ik dit werk gedaan heb, heb ontvangen. Graag wens ik u het allerbeste, zowel voor u persoonlijk als voor het werk van de visitatie. Daartoe schenke de Here, onze God, u zijn zegen. v.d.Geer
-6Studiedag 2010: “Het geestelijk leven van de gemeente”. Er is veel in beweging in Nederland. Ook de wereld van kerk en geloof. Die beweging geldt ongetwijfeld ook het geestelijk leven van de kerkelijke gemeente. Individualisering maakt het spectrum aan kleuren in een kerkelijke gemeente steeds breder en doet tegelijk de behoefte aan gemeenschap met andersdenkenden afnemen. Het geestelijk leven lijkt zich meer en meer terug te trekken uit de gemeenschap in de eigen kleine wereld van het individu. Veel gemeentes krimpen, vergrijzen, zoeken naar nieuwe wegen. De vraag naar het geestelijk leven, wordt nogal eens ontweken als te vaag of te persoonlijk. Het is dus nogal wat als je als visitator door de kerkorde nu uitgerekend met deze vraag wordt belast. Tegelijk moet je zeggen, dat het hier ook echt ergens echt over gaat: het geestelijk leven van de gemeente. Dat is het kloppend hart van het gemeente - zijn, de bron waar de gemeente uit put. Maar hoe doe je dat dan op een goede manier, je richten op het geestelijk leven van de gemeente? Hoe kun je je daarvan op de hoogte stellen? Hoe kan dat op een manier gebeuren die voor de ontvangende gemeente zinvol is? Hoe kun je daarvan iets weergeven in een verslag? Geestelijk leven heeft iets ongrijpbaars. En de vragen lijken het grijpbaar te willen maken. Kan dat wel? Wijkt het niet juist terug als je er de hand op probeert te leggen? Er zijn veel vragen rond dit geestelijk leven als aandachtspunt van de visitatie. Er is ook verlegenheid. En er is het vermoeden dat het nader verkennen van deze weg erg vruchtbaar is voor een zinvolle visitatie die de opbouw van de gemeente wil dienen. Daarom zal onze jaarlijkse studiedag op zaterdag 2 oktober 2010 de vraag centraal staan hoe je dat nu als visitator kunt doen, je op de hoogte stellen van het geestelijk leven van de gemeente. Prof. Dr. E. Jonker zal die dag op deze vraag in gaan en ons wat mogelijkheden suggereren.
-7Impressie van onze deelname aan een visitatie in Duitsland van 17 t/m 24 april 2010 Het zal ongeveer een half jaar geleden zijn, dat wij in het Protestants Landelijk Dienstencentrum aangesproken werden met de vraag: “Kan het Generale college voor de visitatie iemand afvaardigen naar de visitatie van de Evangelische Kirche in Duitsland?” Achtergrond van deze vraag bleek te zijn het bestaan van een oecumenische werkgroep tussen enerzijds een aantal gemeenten in Gelderland en Overijssel en anderzijds een aantal gemeenten in Westfalen, genaamd “Bruggen der Hoffnung”. En deze werkgroep was met deze suggestie gekomen. Na onderling overleg en bespreking in het college werd besloten op deze uitnodiging in te gaan onder die voorwaarde dat voorzitter en secretaris afgevaardigd zouden mogen worden. Dit vanuit de veronderstelling dat de bedoeling van onze aanwezigheid bij deze visitatie zou zijn de wijzen van visiteren met elkaar te vergelijken en daarvan te leren. En de gedachte was dat voorzitter en secretaris daarvoor de aangewezen personen waren. Sprong in het duister? Echter, geheel anders dan onze veronderstelling bleek de werkelijkheid te zijn, toen wij de documentatie en de programmering ontvingen. De documentatie besloeg 308 pagina’s, later nog aangevuld met een handboek voor de visitatie van 56 pagina’s. De programmering bleek te bestaan uit een ‘Wochenübersicht’ en een ‘Tagesplanung’ voor iedere deelnemer. Uit deze twee laatste ‘informatiebronnen’ maakten wij op, dat er voor deze visitatieperiode van één week zo’n 200 afspraken gepland stonden en dat wij beiden in twee verschillende werkgroepen waren ingedeeld met de bedoeling daarin volledig te participeren. Maakte bij het zien van deze gegevens enige onrust zich van ons meester, de lezing van de documentatiemap deed deze alleen maar toenemen. Weliswaar stond in de begeleidende brief dat wij deze 308 bladzijden niet uit ons hoofd hoefden te leren, maar dat vooral de eerste 50 bladzijden plus een zevental onderdelen van belang waren om daar kennis van te nemen. Onze reactie tijdens het volbrengen van deze opgave was: “Waar zijn wij aan begonnen?” Deze indruk werd versterkt, toen wij zaterdagmiddag 17 april in het Gemeindehaus Handorf (bij Münster) waren aangekomen. Want na een hartelijke ontvangst en een voorstellingsronde van alle 27 personen die bij deze visitatie betrokken waren, hielden wij ons van 15.00 uur tot 21.00 uur bezig met de voorbereiding van de visitatie. Toen wisten we het zeker: “Waar zijn we in terecht gekomen?” en “Wat staat ons te wachten?” Ter verduidelijking daarvan een kort, samenvattend beeld. Hoe, wat en wie de Landeskirche Westfalen visiteert. De Evangelische Kirche Deutschland bestaat uit een federatief verband van een aantal Landeskirchen. Eén van deze Landeskirchen is die van Westfalen. Deze kent 27 Kirchenkreisen (KK). Eén daarvan is de KK Münster (omvattende de stad en het omliggende land). En deze KK telt 14 gemeenten met in totaal 24 predikantsplaatsen. Deze gemeenten worden gevisiteerd door de Kirchenkreis. Dat was derhalve niet onze taak, daar de visitatie waar wij voor uitgenodigd waren uitging van de Landeskirche Westfalen. En dat betekende dat wij de KK Münster moesten visiteren. Een vorm van visiteren die wij in het geheel niet kennen. Als er
-8een vergelijking gemaakt zou moeten worden, zou je kunnen zeggen dat het gaat om de visitatie van wat wij vroeger kenden als PKV of PS of thans als de ACV. Kortom, de ambtelijke bestuurslaag. Om enig inzicht te krijgen hoe deze visitatie er voor de KK Münster er uit ziet is het goed te weten dat er zeven Fachbereiche zijn, namelijk: 1 – Verkündiging und Gottesdienst; 2 – Öffentliche Verantwortung; 3 – Seelsorge und Beratung; 4 – Bildung und Erziehung; 5 – Diakonie und Gesellschaftlichte Verantwortung; 6 – Mission und Ökumene; 7 – Leitung und Verwaltung. Elk Fachbereich is onderverdeeld in een aantal Fachgebiete. Zo behoren tot Fachbereich 1 de Fachgebiete Kerkmuziek en Cultuur, en tot het Fachbereich 3 de Fachgebiete Frauenarbeit en Krankenhausseelsorge. En voor wat betreft Fachbereih 6 is het goed te weten dat onder Ökumene in de eerste plaats verstaan wordt de relatie met de RK kerk (die in de KK Münster sterk vertegenwoordigd is) en vervolgens ook de interreligieuze dialoog met Joden en Moslims; en dat men onder Mission verstaat wereldwijde contacten zoals het contact met partnerkerken, zoals op de Filippijnen, het centrum voor Letlandse vluchtelingen en de migrantenkerken. Voor al deze specialisaties in de onderscheiden terreinen had men vakmensen uitgenodigd, uit de Landeskirche zelf maar ook uit het geheel van de EKD. Dat betekent dat we met een hoog gekwalificeerd gezelschap te maken hadden. Het versterkte slechts ons gevoel ergens bij betrokken te zijn geraakt waar we van te voren geen idee van hadden. De visitatie: Münster, kerk en stad, de oecumene. Wat de werkwijze betreft: elke morgen hadden we om 7.30 uur een bespreking die geopend werd met een meditatie door een van de aanwezigen, waarna er teruggeblikt werd op de werkzaamheden van de vorige dag. Vervolgens moest je de bijzonderheden die je opgevallen waren samenvatten in één zin. Deze moest opgeschreven worden en kregen een plaats op een bord, waar ze de hele week bleven hangen. Soms moest dat op een gekleurd strookje papier, rood, groen of geel, al naar gelang je opmerking negatief, positief of kritisch bedoeld was. Daardoor ontstond er een kleurrijk beeld van wat we meegemaakt hadden. Om een voorbeeld te geven van een dergelijke bijeenkomst: voor de zondagmiddag stond er een excursie gepland door de stad Münster. Daarbij bezochten we o.a. de St.Lambertini-kerk, waar aan de toren de getraliede kooien hangen waarin o.a. Jan van Leyden, één van de Wederdopers, zijn levenseinde had gevonden, maar ook de Friedenssaal in het Raadhuis, waar in 1648 de vrede (en ook het einde van de Tachtigjarige Oorlog) gesloten was. De vraag die ons de andere dag gesteld werd was: “Wat heeft de rondwandeling u gisteren geleerd voor de visitatie in de stad Münster?” Zat je bij die vraag eerst als met stomheid geslagen, later bleek wat de preses met zijn opmerking bedoelde, toen hij zei: “Wat betekenen die kooien voor de relatie met de RK kerk, dat zij er nu nog hangen? En wat zegt dat over de aard van de vrede? Getuigt dat niet van een antithese en verklaart dat misschien iets van de moeizame relatie tussen Katholieken en Evangelischen in Münster?” In dit verband is het van belang op te merken dat in de openbare vesperviering op donderdagavond in de (protestantse) Apostelkirche de RK bisschop van Münster, Bischof Dr.Felix Glenn, die uitgenodigd was om de preek te houden, hetzelfde thema aan de orde stelde en daarvan zei dat Katholieken en Evangelischen elkaar veel leed hadden aangedaan en dat langs die weg geen vrede te verwachten is. Hij
-9stelde tegenover die historische werkelijkheid de gedachte uit Romeinen 6 dat wij door de doop ingeplant zijn in de dood van Christus. En dat verbindt ons. Maar dat betekent dan ook het oude leven achterlaten en vanuit de opstanding een nieuw leven beginnen, ook in de kerkelijke relatie met elkaar. Het was dan ook een ontroerend moment toen na afloop van de preek onze preses en de bisschop elkaar ten overstaan van allen de vredesgroet gaven. In onze ogen een veelzeggend moment dat als een nieuw begin gezien kan worden. Typerend echter voor de openbare verhoudingen was het minimale bericht dat over deze kerkelijke ontmoeting in de pers verscheen. Geheel anders was de ontvangst de andere morgen in het theater van Münster. Daar had de kerkleiding naar aanleiding van de visitatie alle betrokkenen uitgenodigd, maar ook vele hoogwaardigheidsbekleders uit verschillende sectoren van de samenleving. Onder anderen de burgemeester van Münster, die ook een toespraak hield. In deze samenkomst kwam duidelijk naar voren dat de kerk in Duitsland een andere plaats in de maatschappij inneemt dan bij ons. Wij ervoeren hierin iets van het corpus christianum dat bij ons verloren is gegaan. Uitwerking van de visitatie Wat nu de afronding van deze visitatie betreft: zoals gezegd was het visitatieteam verdeeld over zeven vakgebieden. Van alle bezoeken die in dat kader werden afgelegd moest allereerst in één zin gezegd worden wat de kern was van onze ondervinding. Vervolgens moest er een Kurzfassung (van maximaal 2 bladzijden) en een Langfassung (van maximaal 4 bladzijden) gemaakt worden. Dit alles moest elk team in onderling overleg maken. Deze Kurzfassung werd vervolgens door alle aanwezigen besproken. Dat gebeurde vrijdagmiddag van 14.30 uur tot 21.00 uur. Daarbij ging het zeer kritisch toe. Want de bedoeling was een descriptieve weergave van onze ervaringen te geven. En die moest uitmonden in een aantal aanbevelingen (Empfehlungen) waarmee de kerkleiding zijn voordeel zou kunnen doen ten behoeve van een goed of beter functioneren van de verschillende werkgroepen. De indruk die wij bij de visitatiebezoeken hadden opgedaan werd bij deze gelegenheid alleen maar versterkt: deze visitatie is eerder gericht op de structuren van het kerkelijk werk dan op het welzijn van personen en het geleefde geloof. Anders gezegd: de bespreking bevestigde wat ons gaandeweg was opgevallen, dat deze wijze van visiteren eerder in de breedte werkt dan in de diepte. Daarmee wil niet gezegd zijn, dat deze visitatie oppervlakkig was. Dat bleek wel, toen zaterdagmorgen van al deze Kurzfassungen een samenvatting van 16 bladzijden werd gepresenteerd. Een klein team had tot diep in de nacht daaraan gewerkt. En dit geheel werd voorgelezen voor allen die bij de visitatie betrokken waren of daarin geïnteresseerd waren. De indruk daarvan was dat wij allen geconfronteerd werden met een indrukwekkend verhaal. Opmerkelijk was dat na afloop daarvan betrokkenen van de diverse werkgroepen in de gelegenheid waren met de visitatoren over dit eindresultaat te spreken. Mochten er bij die nabespreking vragen ter verheldering gesteld worden aan de visitatoren, opvallend was dat de adviezen werden overgenomen. Zo vrijblijvend als in onze situatie daar soms mee om wordt gegaan, was dat hier niet het geval. Zonder bindend te zijn, nam men deze Empfehlungen ter harte. Bijvoorbeeld: zo namen de verantwoordelijken in een Fachbereich meteen het initiatief tot het overleg waartoe zij opgeroepen waren. Dat
- 10 betekent dat de voortgang van het werk door deze visitatie een stimulerende impuls heeft gekregen. Leerpunten Toen wij daarna naar huis reden, keerden we terug met een heleboel indrukken en een hoofd vol gedachten. Enkele daarvan willen we in navolging van de methode die we daar hebben leren kennen onder woorden brengen. Het zijn de volgende aanbevelingen: A. voor de Landeskirche in Westfalen. Wij adviseren naast aandacht voor de structuren ook oog te hebben voor de spiritualiteit van de betrokkenen. Daartoe adviseren wij de Kreissynodalvorstand [KSV] (= de synode van KK Münster): 1) maatregelen te treffen die er toe leiden dat de theologische onderbouwing van kerkelijke activiteiten niet beperkt blijft tot een eigen Fachbereich, maar deze in de bespreking van de afzonderlijke vakgroepen (Fachgebiete) wordt betrokken; 2) maatregelen te treffen die de motivatie van de deelnemers aan de verschillende werkgroepen gaande kan houden; 3) maatregelen te treffen die beogen te voorkomen dat teveel werk op te weinig schouders rust. Tenslotte adviseren wij de KSV maatregelen te treffen die er op gericht zijn dat er een bredere spreiding van verantwoordelijkheden plaats vindt. B. voor de Protestantse Kerk in Nederland. Wij adviseren in overweging te nemen deze vorm van visiteren voor de ambtelijke bestuurslaag van onze kerk over te nemen. ds. W.G.Sonnenberg ds.W.L. van der Geer 060510
- 11 Spiritualiteit rond de dood in het kinderziekenhuis. Uit het visitatieverslag van een geestelijk verzorger. Wanneer je als geestelijk verzorger in het ziekenhuis komt te werken, sta je er niet van te kijken als je geconfronteerd wordt met andere geloofsbelevingen dan in de gemeente. Oorspronkelijke godsbeelden, ideeën over het waarom van lijden en dood veranderen onder de druk van een situatie waarin niets meer vanzelfsprekend is. Wat mij als geestelijk verzorger in een academisch kinderziekenhuis in de loop van de tijd echter wel verbaasde is wat er beleefd wordt aan bijzondere, spirituele ervaringen rondom het overlijden van kinderen. Moeders en vaders van allerlei levensbeschouwelijke achtergronden vertellen regelmatig over wat zij te midden van de gruwelijke realiteit van het moeten loslaten van hun kind aan de werkelijkheid overstijgende, bijzondere ervaringen opdoen. - Toeval? “ Toeval bestaat niet”zeggen velen boud. Dan doelen zij meestal niet op het feit van ziek- worden en sterven op zich. Niet veel mensen zien daar direct een hand van boven in. Wel maken zij tal van dingen mee die voor hen een dusdanige betekenis hebben, dat zij die niet aan het toeval willen toeschrijven. Dat kan zitten in het precies op het goede moment lezen van een tekst die je innerlijk diep raakt, mensen die je op het moment dat je ze nodig hebt op je pad komen, de data waarop belangrijke gebeurtenissen zich afspelen. - Velen noemen het hebben van voorgevoelens, een ‘diep weten in de mens’, dat het ‘zo’ zou gaan. Opvallend veel moeders vertellen dat zij ‘altijd al’, ‘vanaf de geboorte’ geweten hebben dat dit kind niet oud zou worden. Ook zijn er dromen en visoenen of langer aanwezige gevoelens van onbehagen die men toeschrijft aan een ‘voor – weten’ van de gebeurtenis. - Soms geven ouders aan dat zij het idee hebben dat zij de ziel zien gaan, ofwel bij het overlijden of even later. Daarbij wordt soms de stem van het kind gehoord die de achterblijver geruststelt. - In de periode na het overlijden ervaren opvallend veel ouders de aanwezigheid van hun kind, vaak met hun zintuigen. Zij zien hun kind, horen de stem of voetstappen., voelen een hand op hun schouder, ruiken zijn of haar geur. - Daarnaast maken zij talloze ‘rare’ dingen mee die voor hen een verwijzing zijn naar hun overleden kind. Het meest opvallend vind ik hoeveel mensen betekenis zien in het ongebruikelijk functioneren van elektrische apparaten. Of dat nu knipperende lichten zijn, of tv’s die plotseling aan of juist uit gaan, een cd die automatisch ’springt’ naar een lied dat grote betekenis heeft, etc. Er liggen in het dagelijks leven talrijke verbindingen met hun kind, die ouders voor hun gevoel overkomen. - Verschillende dieren staan symbool voor het kind. Dat kan de vlinder zijn, maar ook bepaalde vogeltjes, een libel. Meestal gaat het om een dierlijk wezen dat altijd al een link met de familie of het kind had. Dat dat symbool op beslissende momenten te zien is, heeft heel veel betekenis. Nu zou je de conclusie kunnen trekken dat dit een ‘normaal’ psychologisch proces is, van je niet neer willen leggen bij de keiharde feiten van je leven. Een veel gehoorde reactie op deze ervaringen is, dat de ouders dit ‘willen’ zien. Het
- 12 herhaaldelijk ervaren van het overleden kind zou kunnen wijzen op een stagnerend rouwproces, het ‘vast blijven zitten’ aan het overleden kind. De meeste ouders ervaren dat helemaal niet zo. Zij pakken in de loop van de tijd de draad van hun leven weer op. Zij voelen zich daar juist extra toe aangemoedigd door het kind dat niet alleen maar verleden tijd is, maar waarmee men een blijvende verbinding zegt te voelen. Juist die verbinding geeft troost en moed om verder te gaan. Overigens geldt dit alles niet uitsluitend voor ouders van kinderen. Ook ander traumatisch verlies kan dit soort ervaringen met zich meebrengen. De ervaringen komen voor bij gelovige en niet-gelovige ouders. Voor veel ouders gaat het juist om een concrete verwijzing naar God, aan wie het kind is toevertrouwd. De ‘hemel’ wordt iets waarvan men ‘overtuigd’ is. Opvallend is hoe vrijmoedig mensen daarover spreken. Die vrijmoedigheid ervaart men vaak niet in de kerk, waar net als in de maatschappij vreemd tegen deze ervaringen aangekeken wordt. Hoe men er ook over denkt, het gaat hier om ervaringen die tot de meest intieme, persoonlijke van het bestaan voor de betrokkenen horen. Mijn pleidooi is dat in de kerk vooral met openheid en zelfs nieuwsgierigheid naar deze ervaringen geluisterd wordt. Wellicht zetten zij deze of gene nog eens aan tot verdere reflectie op het voorkomen van deze ervaringen en de overeenkomsten met verschillende wonderlijke elementen in Bijbelse verhalen.
- 13 Dominee en gemeente uit elkaar: en dan? Van de vijfendertig predikanten die sinds het ontstaan van de Protestantse Kerk (2004) zijn losgemaakt van hun gemeente zitten er nog altijd dertig thuis. Hoe komt dat en wat kun je als kerkenraad doen in zo’n geval? In Zuid-Holland werd met succes een nieuw middel toegepast: spreek met elkaar af hoe je uit elkaar zult gaan en leg alles vast in een convenant. Dat geeft lucht. Losmaking Een predikant wordt losgemaakt van zijn/haar gemeente wanneer het Generaal college voor de ambtsontheffing oordeelt dat de predikant zijn/haar werk niet goed meer kan doen. Meestal zijn de spanningen tussen predikant en kerkenraad/gemeente dan zo hoog opgelopen, dat functioneren niet meer mogelijk is. De oorzaak ligt niet altijd alleen bij de predikant, maar de praktijk is wel dat deze meestal het veld moet ruimen. Het Generaal college voor de ambtsontheffing ontheft de predikant dan van zijn werkzaamheden. Pijnlijk proces Aan een losmaking gaat vaak een langdurig en pijnlijk proces vooraf. Als er ernstige problemen zijn in een gemeente stelt het regionale college voor de visitatie een onderzoek in. Haar rapport wordt ingediend bij het breed moderamen van de betreffende classicale vergadering, die beslist of zij de zaak voorlegt aan het generale college voor de ambtsontheffing (ordinantie 3-20). In bijna 90% van de gevallen oordeelt dit college dat er voor de predikant geen toekomst is in die gemeente. De predikant krijgt vervolgens – voordat hij/zij wordt losgemaakt - drie tot twaalf maanden de tijd om op zoek te gaan naar een andere gemeente. Hij/zij kan zelf ook om losmaking vragen, maar ondergraaft dan zijn eigen rechtspositie. Losmaking betekent uiteraard niet, dat iemand in een andere gemeente of functie niet adequaat zou kunnen functioneren. In dit opzicht is er geen verschil met andere beroepen. Heeft men fundamentele twijfels over de bekwaamheid van een predikant om predikantswerkzaamheden te verrichten, dan kan het generale college voor de ambtsontheffing zich de vraag stellen: is deze predikant sowieso wel geschikt om een gemeente te dienen? Als dat niet zo is, dan wordt die predikant van het ambt ontheven (ordinantie 3-21). Dat komt maar zeer zelden voor. Waarom komen predikanten niet weg? Waardoor lukt het zoveel predikanten niet om na een losmaking een andere gemeente te vinden? Er zijn verschillende redenen. In veel gevallen is de predikant tijdens het losmakingstraject al op non-actief gesteld. En indien de predikant niet is vrijgesteld van werkzaamheden (ord. 319), dan gebeurt dat meestal alsnog direct na een uitspraak van het generale college voor de ambtsontheffing. De mogelijkheid om dan goed in beeld te komen bij een andere gemeente wordt daardoor bemoeilijkt. De predikant ontbeert immers een platform. In veel gevallen functioneert de losmaking dus al voordat zij feitelijk van kracht wordt. De interesse van beroepingscommissies wordt in deze omstandigheden vaak in de kiem gesmoord.
- 14
De via internet verkregen informatie versterkt de ruis, die er rond een predikant is ontstaan. De wijze waarop kerkenraden soms met informatie omgaan, bijvoorbeeld via de publicatie van kerkenraadsverslagen, is sterk voor verbetering vatbaar. Bestuurlijke transparantie en de bescherming van de privacy van de predikant komen in onze wereld van het ‘world wide web’ gemakkelijk op gespannen voet met elkaar te staan. Daarom is het goed om te onderzoeken hoe losmaking en de onbedoelde neveneffecten ervan zijn te voorkomen. Convenant als oplossing Veel losmakingsprocedures veroorzaken diepgaande schade aan predikant, kerkenraad en gemeente. Om toch goed met elkaar om te gaan in zo’n periode is het gewenst goede afspraken met elkaar te maken en die vast te leggen in een convenant. In een flink aantal gevallen kan daarmee losmaking worden voorkomen, omdat de predikant op tijd elders een gemeente of werkkring vindt. Maar ook in gevallen waarin de problematiek tussen kerkenraad, gemeente en predikant te explosief is geworden, is het opstellen van een convenant raadzaam. Anders zijn er alleen maar verliezers. De imagoschade aan de predikant is groot en de teleurgestelde gemeente zit vaak met extra financiële lasten voor vervangende pastorale zorg, preekbeurten etcetera. In Zuid-Holland hebben we vanuit de ambtelijke colleges en binnen de ruimte die de kerkorde biedt goede ervaringen opgedaan met convenanten. Een convenant wordt afgesloten tussen kerkenraad en predikant. Beide moeten inzien dat een scheiding via deze weg de minst slechte oplossing is. De gemeente wordt daarover geïnformeerd. Ze hoeft daarover niet gehoord te worden, omdat het een onderlinge afspraak betreft. Die informatie kan zowel via een schrijven aan de gemeente als tijdens een gemeenteavond gegeven worden. Zorgvuldigheid is daarbij het devies. Wat staat er in? Allereerst is het noodzakelijk om de oorzaken van het uiteengaan in het convenant te benoemen. Als partijen dat niet samen kunnen doen, dienen de visies van predikant en kerkenraad op de scheiding afzonderlijk te worden opgenomen. Soms worden hieraan afspraken gekoppeld met opdrachten voor gemeente en/of predikant. Als evaluatiemoment wordt in de regel een termijn van een half jaar of een jaar afgesproken, waarna de kerkenraad zich soms het recht voorbehoudt om alsnog om losmaking te vragen. Uitgangspunt in een convenant is, dat de predikant zo snel mogelijk zal omzien naar een andere gemeente. Zolang de predikant aan de huidige gemeente verbonden is, staat zijn/haar rechtspositie niet ter discussie: hij/zij blijft in alle rechten en plichten predikant. Er worden dus geen financiële afspraken gemaakt ten voordele van de predikant. Wel kunnen er afspraken gemaakt worden over een beperking van werkzaamheden, zoals het niet meer oppakken van nieuw beleid. Hierbij gaat het om maatwerk, afhankelijk van de situatie.
- 15 Ervaringen In Zuid-Holland is in de afgelopen jaren, onder begeleiding van de regionaal adviseur classicale vergaderingen, twaalf maal een convenant vastgesteld. Zeven betrokken predikanten hebben een nieuwe gemeente gevonden. Vergeleken met losmaking (zonder meer, waarbij de predikant thuis komt te zitten) is dat een hoopvolle score. Een convenant sluit je pas af als de mogelijkheden om een conflict op te lossen uitvoerig besproken zijn door het regionale college voor de visitatie of het breed moderamen van een classicale vergadering. Het gaat echt om een aanvullende mogelijkheid, die inmiddels positief is besproken in het Generaal college voor de visitatie. Het is geen wondermiddel, maar een nieuwe mogelijkheid om het leven in een gemeente weer op orde te krijgen. Predikant en gemeente krijgen de ruimte om uit de benauwdheid een nieuwe toekomst te vinden. Zo’n mogelijkheid past bij de gemeente van Christus. Dr. Herbert E. Wevers, regionaal adviseur classicale vergaderingen Zuid-Holland Meer weten? Wie meer wil weten over het afspreken van een convenant bij losmaking van predikanten kan contact op nemen met Herbert Wevers, e-mail:
[email protected]. Een losgemaakte predikant vertelt… ‘Eerst zijn er spanningen tussen de kerkenraad en jezelf. Die lopen steeds verder op. Je verzet je, maar je vreest het ergste. Je slaapt er niet van. Je denkt aan doorgaan tot het einde, maar ook aan stoppen en aan losmaking. Komt het nog wel goed? Door losmaking zijn er alleen verliezers: de predikant is beschadigd en de gemeente moet voorlopig betalen. Het convenant biedt uitkomst. Je maakt afspraken om uit elkaar te gaan, zodat de kerkenraad, de gemeente en jijzelf weer verder kunnen. Je krijgt de ruimte om een andere werkkring te zoeken vanuit je gemeente en niet naast de gemeente. Zo blijf je een platform houden. Zo kun je gevonden worden. We zijn toch mensen van een weg, die verder loopt?’
- 16 Geanonimiseerd Convenant Uitkomst van de besprekingen en afspraken, die gemaakt zijn tussen de kerkenraad van de hervormde gemeente … en de predikant van de hervormde gemeente… Overwegingen: Op … werd ds…. bevestigd tot predikant van onze gemeente. Vanuit een diepe innerlijke overtuiging, die in deze jaren niet is veranderd, en met grote inzet en betrokkenheid heeft hij in onze gemeente gewerkt. Toch is de kerkenraad van mening dat hij niet meer op zijn plaats is als predikant van onze gemeente. In de afgelopen jaren groeide bij oud collega predikant… en bij kerkelijk werkerevangelist … het inzicht dat veranderingen in de eredienst, de catechese en de wijze van gemeente-zijn noodzakelijk waren in …. Ds… had daar een andere visie op. Deze verschillen van inzicht bleken niet te overbruggen. Ook door de wijze waarop deze veranderingen werden gerealiseerd ontstond er verwijdering tussen de werkers. De kerkenraad heeft geprobeerd oplossingen te vinden. Dat is niet gelukt. We constateren ook, dat het feit, dat de gemeente één kerkenraad heeft met twee predikanten aanleiding kan geven tot moeilijkheden. Binnen de kerkenraad ontstaat gemakkelijk voorkeur voor één van beide predikanten.Dat is gebeurd. In deze situatie groeide er kritiek op de inhoud van de verkondiging van ds… en de wijze waarop hij vorm geeft aan de eredienst. Dit alles heeft er toe geleid, dat de kerkenraad aan ds… heeft gezegd, dat hij hier geen toekomst heeft. Daarom verlangt de kerkenraad van hem, dat hij zich actief open stelt voor een beroep uit een andere gemeente. Hoewel hij er diep van overtuigd is, dat het in strijd is met zijn roeping naar … heeft ds… gezegd, dat hij zich hierbij neerlegt. Omwille van de eenheid van de gemeente komt hij aan dit verlangen van de kerkenraad tegemoet. Via de mogelijkheden, die de kerk geeft wil hij een beroep naar een andere gemeente ontvangen. Afspraken: Ds… blijft in alle rechten en plichten predikant van onze gemeente tot hij een beroep heeft ontvangen, kunnen aannemen en bevestigd is.
Ds… stelt zich terughoudend op ten aanzien van de vorming van nieuw beleid van de kerkenraad. Alleen op verzoek zal hij de kerkenraad adviseren en in onderling overleg beleid uitvoeren.
Ds… doet afstand van de taken, die hem als consulent toevallen.
De overwegingen en de afspraken worden op een gemeenteavond door de kerkenraad met de gemeente gecommuniceerd.
- 17 -
Slotoverwegingen: De kerkenraad heeft met moeite dit moeilijke besluit genomen. De kerkenraad beseft dat de situatie moeilijk is voor u als gemeenteleden, voor ds…, de overige werkers en hun respectievelijke gezinnen. De kerkenraad vraagt u om met hen deze pijn te dragen.
De Kerkenraad:
De Predikant:
- 18 Geanonimiseerd convenant tussen de kerkenraad van de gereformeerde kerk te … en ds… Overwegend: -
-
-
-
-
dat de kerkenraad en ds… constateren, dat het functioneren van ds… na een ruim 15 jarige verbintenis met de gemeente nu onvoldoende is om verder voldoende bij te dragen aan de opbouw van de gemeente, samen met de andere pastores, die aan de gemeente verbonden zijn dat de kerkenraad en ds… van mening zijn, dat zijn tijd in … er (geestelijk gesproken) op zit en dat ds… alles wat in zijn vermogen ligt zal doen om zo snel mogelijk een andere gemeente of een andere werkring te vinden dat de kerkenraad ds… ruimte wil geven tot 1-10-2009 om een andere gemeente of een andere werkkring te vinden en dat zij hem in geestelijke zin en zo nodig ook in materiële zin daarbij wil ondersteunen dat de kerkenraad overweegt een buitengewone visitatie aan te vragen wanneer ds… niet voor 1-10-2009 een andere gemeente of een andere werkkring weet te vinden dat ds… predikant blijft in alle rechten en plichten zolang hij in de gereformeerde kerk te … werkzaam is en daartoe bevoegde organen in de Protestantse Kerk in Nederland daar geen ander uitspraak over hebben gedaan
Afspraken: -
-
-
dat ds… ruimte krijgt binnen zijn werkzaamheden om naar een andere gemeente of ander werk te zoeken, zulks in overleg met de voorzitter van de wijkkerkenraad en in praktische uitwerking in overleg met de andere pastores en dat hij zijn werkzaamheden zal doen en eventueel zal kunnen aanpassen in overleg met de andere pastores dat dr.H.E.Wevers begeleiding zal geven bij het zoeken naar een andere gemeente of ander werk met behulp van de daartoe aangewezen organen van de Protestantse Kerk in Nederland dat kerkenraad en predikant de afspraken tussen hen gemaakt met de gemeente zullen communiceren
De kerkenraad voor deze: voorzitter: scriba:
De predikant:
- 19 Presentatie van een voorstel voor een protocol voor het opleggen van/met klem adviseren tot werkbegeleiding. Vanaf 2006 hebben het Generale College voor de Visitatie en het team van de Werkbegeleiding gewerkt aan een protocol voor een vorm van werkbegeleiding op verzoek in geval van bijvoorbeeld een conflict; een predikant kan uit zichzelf uiteraard om werkbegeleiding vragen, maar soms is het nodig dat hem of haar ook met klem wordt geadviseerd. Visitatoren krijgen regelmatig te maken met onvrede bij kerkenraden over de werkwijze of het gedrag van een predikant. Vaak komt die onvrede voort uit een conflictueuze relatie tussen die predikant en de kerkenraad of het moderamen of groepen in de gemeente, waarbij de schuld niet ligt bij één partij. Wel spelen aspecten in het optreden van de predikant daarbij een rol. Dat erkennen is niet altijd eenvoudig, zeker niet in de hitte van de strijd. Maar vaak is het verstandig als het moderamen of de kerkenraad begeleid worden in het reflecteren op hun functioneren en dat geldt ook voor de betreffende predikant. In dat laatste geval kan de werkbegeleiding een rol spelen. Om geen valse verwachtingen te wekken bij een kerkenraad of bij een predikant is het van belang tot een heldere werkafspraak te komen. Voor een goede relatie in de werkbegeleiding in geval van een conflict is het van belang dat de verschillende partijen meedoen in het formuleren van de aanleiding en een gewenst doel van de begeleiding. In het protocol wordt beschreven wat de bevoegdheden zijn en welke stappen gezet kunnen worden. De classis is de kerkelijke vergadering die bevoegd is zo’n beslissing te nemen. Dat kan een kerkenraad nooit alleen doen. Voor werkbegeleiding op verzoek is het noodzakelijk dat de predikant er mee instemt. Anders kan van leren geen sprake zijn. En dan gaat het vertrouwen verloren dat voor de werkbegeleiding als veilige leerplek noodzakelijk is. Visitatoren kunnen in dit alles een bemiddelende rol spelen. Daarom is het ook goed dat dit protocol bekend wordt bij alle visitatoren. In het protocol staat ook dat het nodig is dat aan het generale college voor de visitatie gerapporteerd wordt. Dat ervaringsmateriaal is nodig om te leren wat een zinvolle aanpak is en om te overwegen of kerkordewijziging nodig is. Stappenplan: 1. Buitengewone visitatie aanvragen. Op papier vastleggen wat het probleem is. door zowel de kerkenraad als de predikant. 2. Op grond van de visitatie en de gesprekken geven visitatoren een eigen beschrijving van problematiek en waarom en op welke wijze begeleiding nodig is. Ook andere begeleidingen (bijvoorbeeld van kerkenraad door gemeenteadviseur of RACV). Advies inwinnen bij Werkbegeleiding kan. Aanbevelingen worden besproken met de kerkenraad. 3. Indien de kerkenraad akkoord gaat de rapportage ook voorleggen aan predikant.
- 20 4. Als hij of zij instemt vraagt de betrokken predikant zelf werkbegeleiding aan en meldt dat aan visitatie. 5. Bij niet instemming: voorleggen aan het moderamen van de classis. Eventueel beroep op moderamen Generale Synode moet mogelijk zijn. 6. Indien de classis akkoord gaat met de aanbevelingen van de visitatie: meedelen aan predikant en aan werkbegeleiding. De predikant heeft de mogelijk e.e.a. aan te vechten bij het regionale college voor bezwaren en geschillen. Anders moet hij of zij de stap zetten naar werkbegeleiding of andere maatregelen overwegen, een therapeutisch traject bijvoorbeeld. 7. Werkbegeleiding overweegt of de begeleiding uitvoerbaar is in een gezamenlijk overleg van visitatie, predikant en werkbegeleiding. Er wordt een contract gesloten. De visitatie is de uitnodigende instantie. Als dit overleg niet lukt een ‘second opinion’ aanvragen bij het Generale College. 8. Contract en verslagen aan samenwerkende instanties opsturen. 9. Evaluatie na een jaar. In verband met het samenwerken van verschillende instanties verdient het aanbeveling de visitatie aan te wijzen als de verantwoordelijke voor het proces. Ter voorkoming van ongewenste ‘ruis’ in de gemeente kan informatie nodig zijn..
- 21 De positie van de geestelijke verzorging binnen instelling gezondheidszorg Inleiding : Het 4 - jaarlijks verslag van het Generale College voor de visitatie (GCV) is behandeld in de Generale Synode (GS) van 2007 en kreeg daar veel lof en aandacht – in dat verslag gaat het ook over het categoriaal pastoraat waaronder dat in de zorginstellingen. In het GCV komen vrijwel alle verslagen langs van visitatie aan geestelijk verzorgers in zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen, zorgcentra enz.). In een set verslagen van visitatie aan geestelijk verzorgers in het hele land die ik nog eens doorlas: Utrecht, Enschede, Groningen, Rotterdam, den Haag, Schoonhoven, Ridderkerk, Eindhoven, Dordrecht, Zeist, Barendrecht e.a. komen vaak klachten voort over de moeilijkheden van de geestelijk verzorger met het management, de zwakke positie in de instelling en de moeizame relatie met de zendende instantie d.i. de kerk, de plaatselijke gemeente. Uit het Synoderapport blijkt dat de GS de aanbevelingen die door het GCV zijn gedaan veelal heeft overgenomen met voorstellen voor maatregelen. Wat de geestelijke verzorging bedreigt is het volgende: 1. de gevolgen van de nieuwe ontwikkelingen in de zorg zoals vraaggestuurde zorg, indicatiestelling, andere financiering, registratie, verslaglegging van het zorgproduct ‘geestelijke verzorging’ 2. de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) 3. de transmuralisering. 4. de financiering 5. de fusies 1. Hoe zit het eigenlijk met de plek van een geestelijk verzorger in een instelling. Z/hij is in dienst van een instelling en heeft een arbeidsovereenkomst en een taakomschrijving. Ze worden i.h.a. goed beloond (FWG - schaal 60/65 voor academici, 50/55 voor HBO) Ze zijn geregistreerd als geestelijke verzorging bij de beroepsvereniging de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ). Hun rechtspositie is goed. Velen van hen hebben parttime banen. Zij geven blijkens onderzoeken aan het werk graag te doen. Er werken in de geestelijke verzorging 800 – 1000 mannen en vrouwen als professionals. Er zijn er nog veel meer in de geestelijke verzorging werkzaam, veelal als vrijwilliger, maar ook wel professioneel en niet goed opgeleid en alles er tussen in. Sommige instellingen stellen geestelijk verzorgers aan die niet de kwaliteit bieden die de wet beoogt, vaak uit financiële overwegingen maar ook gewoon omdat men
- 22 domweg niet weet dat er ook een wet is die erover gaat. Of dat men niet weet wat geestelijke verzorging is en dat het iets anders is dan kerkelijk pastoraat. Voor de goede orde: kerken betalen niets aan geestelijk verzorgers en dragen financieel niets bij aan geestelijke verzorging – dit in tegenstelling tot veel andere landen in Europa. (N.B. Dit werpt toch nog weer een ander licht op de scheiding kerk en staat: op dit punt zijn ‘kerk’- religie en staat nauw op elkaar betrokken). 2. Wat zegt de wet over de geestelijke verzorging Instellingen moeten op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen van 1996 samen met de zendende instanties de geestelijke verzorging waarborgen als onderdeel van de kwaliteit van zorg. In artikel 3 staat verwoord : “Voorzover het betreft geestelijke zorgverlening die verblijf van de patiënt of client in de instelling gedurende ten minste het etmaal met zich brengt, draagt de zorgaanbieder er tevens zorg voor dat in de instelling geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de patienten of clienten”. Dit is de zogenaamde institutioneel – temporele grondslag voor de financiering van de geestelijke verzorging. Daarmee behoort geestelijke verzorging tot de basisvoorwaarden van kwalitatief goede geestelijke zogverlening. Door middel van de Wet Klachtrecht Clienten Zorgsector hebben cliënten in zorginstellingen de mogelijkheid om te klagen indien er onvoldoende geestelijke verzorging beschikbaar is. Verder bepaalt de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorgsector dat de zorgaanbieder voor elk voorgenomen besluit over het algemeen beleid op het gebied van de geestelijke verzorging de Cliëntenraad in de gelegenheid moet stellen om advies uit te brengen.Het gaat hier om een verzwaard adviesrecht. Dat wil zeggen dat de zorgaanbieder in beginsel niet van het advies van de Clientenraad mag afwijken. Dit is belangrijk want hier ligt een aanknopingspunt voor de geestelijke verzorging én de kerk om een vuist te maken bij onterechte inkrimping van geestelijke verzorging in een instelling: mobiliseren van de cliënten. Toelichting De houding van de overheid tegenover geestelijke verzorging is vanaf 1988 (Rapport van de Commissie Hirsch Ballin ‘Overheid, godsdienst en levensovertuiging’) positief geweest. Deze positieve waardering kwam tot uitdrukking in de brede politieke consensus en in de standpuntbepaling van de overheid, dat de beschikbaarheid van geestelijke verzorging, als integraal onderdeel van kwaliteit van de te verlenen zorg, verzekerd moet zijn. Dat is tenslotte in de Kwaliteitswet wettelijk geregeld, op grond waarvan instellingen en inrichtingen kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor geestelijke verzorging, op straffe van passende maatregelen bij niet nakomen en dus overtreding van de wet.
- 23 Wie de Memories van Toelichting op de voorstellen voor de Kwaliteitswet en voor de Wet Geestelijke Verzorging naleest, kan niet anders dan tot de conclusie komen, dat de wettelijke eis van beschikbaarheid van geestelijke zorg in de instelling – zoals die uiteindelijk in art. 3 van de Kwaliteitswet is vastgelegd - bedoelt deze geestelijke verzorging in haar pluriforme aanbod te waarborgen en wel in voldoende mate. Als conclusie kan worden gesteld, dat art. 3 van de Kwaliteitswet bedoelt de beschikbaarheid van geestelijke verzorging verplicht te stellen als een adequaat, pluriform en voldoende aanbod van de kant van de instelling, waarbij de bestaande geestelijke verzorging niet mag worden aangetast, op straffe van sancties bij overtreding vanwege gehele of gedeeltelijke wegbezuiniging. Voor de geestelijke verzorging ontstaan vaak problemen als er een vacature komt. Een ander probleemgebied is de ouderenzorg. Zorgcentra (voormalige bejaardentehuizen) hebben geen of weinig traditie in het aanstellen of betalen van geestelijke verzorging in hun instellingen. Men verwacht wel dat de plaatselijke predikanten hun leden bezoeken – dat vinden die predikanten en plaatselijke gemeenten ook normaal - maar voor andere bewoners is vaak niets geregeld. (S)preekbeurten in belegde diensten worden niet of slecht betaald. ( Voorbeeld: twee huizen organiseren na elkaar diensten, de dominee gaat er dienst doen op vrijdag of zo en krijgt daarvoor € 25,-- ) 3. Financiering van de geestelijke verzorging. De financiering in de zorg wijzigt voortdurend. Het gaat ook om onvoorstelbaar grote bedragen die er een rol spelen: de gezondheidszorg vergt 10% van het BNP van Nederland. De geestelijke verzorging kost daarvan overigens maar een fractie, misschien 0,1 pro mille. Kort gezegd is de financiering van de geestelijke verzorging gelegen in de verblijfsfunctie. Daaraan is de geestelijke verzorging gekoppeld. Invoering van ZZP’s (zorgzwaartepakketten) en DBC’s (diagnose behandel combinaties) of zorgarrangementen speelt daarin geen rol en staat ook los van de verplichting van een instelling om geestelijke verzorging te leveren. Alle zorginstellingen vallen onder de Kwaliteitswet want is “Van toepassing op alle instellingen die een organisatorisch verband vormen dat strekt tot verlening van zorg” die wordt “verleend krachtens de zorgverzekeringswet en de AWBZ”. Geestelijke verzorging geldt ook voor extramurale zorg aan gehandicapten in door de instelling gehuurde of geëxploiteerde woningen (valt ook onder de verblijfsfunctie). Alle instellingen hebben budgetten die zij naar eigen beleid mogen besteden, mits binnen de marges van wat de wetgeving eist. Dat is voor een academisch ziekenhuis in een grote stad natuurlijk heel anders dan voor een zorgcentrum in een dorp. Maar in al die budgetten is ook geld beschikbaar voor geestelijke verzorging, zodat elke instelling kan voldoen aan de Kwaliteitswet Zorginstellingen.
- 24 Het verblijfscriterium is doorslaggevend (24 uur) voor de verplichting tot geestelijke verzorging voor allen. Ieder heeft immers een grondwettelijk recht om zijn/haar levensbeschouwing vorm te kunnen geven. Wie meer dan 24 uur afhankelijk is van een instituut wordt geacht dat (tijdelijk) niet te kunnen zodat deze burgers toegang tot geestelijke verzorging moeten hebben. Daarom moet het ook een pluriforme GEESTELIJKE VERZORGING zijn en niet alleen een christelijke. Daarom ook moeten geestelijke verzorgers opgeleid zijn om dat pluriforme aanbod te kunnen waarmaken. Over deze financiering bestaat veel onkunde, ook bij de managers van de instellingen. De wetgever heeft niet bedoeld dat geestelijke verzorging op indicatie berust. In juli 2006 heeft de staatssecretaris dat uitgangspunt nog eens bevestigd door de Uitvoeringstoets Geestelijke Verzorging en Minister Hirsch Ballin onlangs ook in een gesprek met de VGVZ . Al sinds 1988 (het rapport van de commissie Hirsch Ballin) heeft de overheid geregeld dat de geestelijke verzorging niet in het gedrang mag komen; het is geen gunst of sluitpost, maar onderdeel van de zorgverlening, gelijkwaardig aan andere vormen. Een zwak punt is dat een instelling met de kerk om de hoek een afspraak kan maken, maar daarmee nog geen deskundige geestelijke verzorging heeft, want die moet wel sluitend zijn volgens de wet en kan alleen maar met instemming van de cliëntenraad In alle gebruikersgidsen van het ministerie voor AWBZ gefinancierde instellingen staat dat geestelijke verzorging bij elk zorgzwaartepakket dient te worden aangeboden. 4. Waarom zijn er dan problemen? Nergens ligt vast hoe groot een formatie moet zijn voor een instelling, zoals dat vroeger als vuistregel wel werd gebruikt en dat per bed een bepaald bedrag gerekend werd. Of ook werd een andere maatstaf gebruikt: 0,5 formatie (fte) bij 100 of 150 bewoners, patiënten of cliënten, 1 fte bij 200 – 250; verschillend per zorgsoort. Dat systeem bestaat allang niet meer en instellingen worden al sinds 1989 gebudgetteerd. De instelling heeft budgetvrijheid en beslist zelf hoe het besteed wordt. Maar geestelijke verzorging moet, maar in welke omvang…? Het antwoord op die vraag hangt vaak af van de identiteit en traditie van de instelling Niet alle geestelijk verzorgers zijn goed in P.R. Ze hebben vaak kleine banen, vooral in de ouderen - en verpleeghuiszorg. A(cademische) ziekenhuizen en GGZ (Psychiatrie) hebben iets minder met problemen rond formatie te kampen. 5. Wat kan de kerk doen: Relatie kerk – geestelijke verzorging De geestelijke verzorging steunen De beleidscommissie vorm geven waarvan de Kerkorde spreekt.
- 25 Gebruik maken van de deskundigheid van geestelijk verzorgers op gebied van zieken - en ouderenpastoraat, kennis van ethische vragen e.d. Zorgen voor vrijwilligers Trachten een tripartiete overeenkomst te sluiten tussen kerk – instelling en geestelijk verzorger. Goede relaties opbouwen met zorginstellingen in het ressort (misschien soms ook als plaats van samenkomst voor een wijkgemeente waarbij beide partijen financieel voordeel kunnen hebben, zeker ook voor de kerk als het in stand houden van een eigen gebouw moeilijk wordt). 6. Tenslotte: kerkvisitatie: De visitatierapporten geven vaak geen goed beeld van wat de geestelijke verzorging is en wat de geestelijk verzorger doet. Ze bevatten klachten over directie en managers en over de afstandelijke kerk. Zeer zelden lees je iets over wat het effect is van de geestelijke verzorging voor cliënten en patiënten. Geestelijk verzorgers zijn meestal immers aangesteld voor alle bewoners en cliënten en patiënten. Bij het visitatiegesprek kan gevraagd worden: Zijn ze er blij met hem/haar als geestelijk verzorger en zijn/haar werk? Hoe reageren bewoners en de instelling op de diensten ? Hoe gaat de gevisiteerde om met de ethische vragen ? Hoe denkt hij/zij theologisch over de werkplek in de veelal neutrale setting? Hoe onderhouden zij zelf de relatie met de zendende instantie – zijn ze beschikbaar voor bovenwijkse taken om wijkpredikanten te steunen? Bezoeken zij de werkgemeenschap of de classis? Hoe doen ze aan deskundigheidsbevordering? Hoe bewaren zij het geloof, voortdurend oog in oog met vaak groot lijden en menselijk verdriet en tot welke manier van theologiseren en preken leidt dat? Wat is de inhoud van de pastorale gespreksvoering? Hoe is de communicatie van het evangelie met hen die niet gelovig of anders gelovig zijn? Volgens mij zijn dat de vragen (die zich laten vermenigvuldigen) die er toe doen voor kerkvisitatoren als zij geestelijk verzorgers bezoeken. Rapportage van dergelijke bezoeken bereiken dan groter diepgang dan de huidige vaak is. Dit artikel is een bewerking van het referaat van ds. Jaap Doolaard, lid van het GCV, gehouden op de vergadering van 20 januari 2010 van het Regionale College voor de kerkvisitatie in Utrecht.
- 26 Voorbeeldbrief aankondiging visitatie Geachte leden van de kerkenraad, Eens in de vier jaar wordt elke gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland gevisiteerd, zo bepaalt de kerkorde. Binnenkort is uw gemeente weer aan de beurt, vandaar deze brief. Hoewel we ons er van bewust zijn dat de reikwijdte van een visitatiebezoek slechts bescheiden kan zijn, verheugen wij ons er op u te ontmoeten. Visitatie is immers één van de mogelijkheden die de kerk heeft om het contact met de gemeenten op ambtelijke wijze te onderhouden. Het bijzondere er van is dat alle aandacht voor even geconcentreerd kan zijn op uw gemeente en op de vraag hoe u samen gemeente van Christus bent. De kerkorde geeft aan dat het bij ons bezoek om drie dingen gaat: - het geestelijk leven van de gemeente - de vraag hoe uw gemeente gehoor geeft aan haar roeping - en de vervulling van ambten en diensten. Het laatste betekent dat we graag horen hoe het bij u in de gemeente allemaal toegaat; hoe u alles georganiseerd hebt en gaande houdt. Dat hoeft en kan niet allemaal op één avond onder woorden gebracht te worden. Zinvoller is het wanneer u uit het beschikbare materiaal dat er in uw gemeente is een selectie maakt en ons die van te voren toestuurt. In de bijlage bij deze brief doen we een aantal praktische suggesties. Om iets te kunnen proeven van het geestelijk leven van uw gemeente lijkt het ons goed om een keer een kerkdienst in uw gemeente bij te wonen, gewoon als kerkganger tussen de anderen. Of zijn er volgens u andere gelegenheden om iets te ervaren van deze geestelijke kant, de geloofsbeleving van de gemeente als geheel? De kern van de visitatie ligt voor ons echter bij de vraag hoe u als gemeente gehoor geeft aan uw roeping. En dat heeft alles te maken met de vraag wat het voor u betekent om kerk te zijn. Deel van de wereldwijde gemeente van Christus, verbonden met vele andere gemeenten, en tegelijk heel concreet: kerk in …. We realiseren ons dat dit een grote, veelomvattende vraag is. En daarom stellen we u voor dat u hier van te voren over na denkt en een soort zelfevaluatie maakt. Een handreiking daarvoor sturen we als bijlage mee. Een visitatiebezoek bestaat uit meerdere onderdelen: een gesprek met de predikant(en) en/of kerkelijk werker(s), ieder afzonderlijk eventueel een ontmoeting met vertegenwoordigers van (belangrijke) werkgroepen een gesprek met de kerkenraad, zonder de predikant(en) en/of kerkelijk werker(s) een gesprek met de gehele kerkenraad. De kerkorde (ordinantie 10-5-5) gaat er van uit dat ieder kerkenraadslid daarbij aanwezig is een (kort) gesprek met gemeenteleden, die daar om vragen
- 27 Over enkele weken nemen we contact op met de scriba om afspraken te maken over dag, datum en tijd van het visitatiebezoek en om van u te horen op welke termijn u met de voorbereiding van één en ander denkt klaar te zijn. Van harte hopen we dat deze visitatie voor u ook aanleiding zal zijn tot een bezinning op uw roeping en taak. En dat we elkaar met open vizier in een houding van ontvankelijkheid kunnen ontmoeten, tot wederzijdse bemoediging. Met hartelijke groet en hoogachting, Visitatieteam Regionaal College voor de Visitatie in …… ……………, ouderling / diaken / ouderling-kerkrentmeester ……………, predikant Bijlage: handreiking t.b.v. de voorbereiding van de visitatie
- 28 Bijlage bij de brief aan de kerkenraad: handreiking t.b.v. de voorbereiding van de visitatie In de brief geven wij aan dat het, om ons goed op de visitatie aan uw gemeente te kunnen voorbereiden, voor ons van belang is om van te voren 1. een door u samen te stellen informatiepakket(je) over uw gemeente te ontvangen 2. te weten hoe, waar en wanneer we iets kunnen proeven van de geestelijke kant, de geloofsbeleving van de gemeente. En te horen wat u ons aanraadt. 3. een zelfevaluatie van u te ontvangen Wij verzoeken u ons de onder 1 en 3 gevraagde informatie tijdig, dat wil zeggen minimaal twee weken voor de visitatie, te doen toekomen. Een antwoord op vraag 2 ontvangen we graag zo snel mogelijk, omdat anders de tijd te kort kan zijn om daar nog daadwerkelijk uitvoering aan te geven. Concreet gaat het dus om een lijstje van kerkdiensten, waarin de eigen (wijk)predikant voorgaat en van eventuele andere bijeenkomsten, waarvan u denkt dat die zich er toe lenen om iets te ervaren van de geloofsbeleving van de gemeente. Hieronder vindt u een aantal suggesties voor de uitvoering van punt 1 en 3. Deze lijst is niet volledig en evenmin bedoeld om blindelings te volgen. U kunt dit opvatten als een handreiking, waar u een keuze uit kunt maken. Ad 1. Voor het samenstellen van een informatiepakket(je) kunt u o.a. denken aan: - organogram en taakverdeling binnen uw gemeente, - afspraken over de werkwijze van het moderamen en de kerkenraad, de relatie met de classis etc. - het meest recente beleidsplan, - de wijze waarop het pastoraat georganiseerd is (wie is waar verantwoordelijk voor) inclusief het pastoraat aan speciale doelgroepen als jongeren, ouderen, etc - informatie over organisatie en werkzaamheden van het college van diakenen - informatie over organisatie en werkwijze van het college van kerkrentmeesters - informatie over kinder- en jeugdwerk - twee tamelijk recente nummers van het kerkblad - indien u een website bezit, het adres daarvan - de laatste jaarrekening en begroting. Nog een ander idee: wij zouden het op prijs stellen om op de dag van de visitatie een aantal vertegenwoordigers van (verantwoordelijken binnen) de belangrijkste werkgroepen in uw gemeente te ontmoeten en met hen te spreken over hun werkzaamheden. Ziet u kans een gesprek te arrangeren tussen hen en ons als visitatieteam? Wellicht is het mogelijk om daar op de visitatiedag één à twee uur de tijd voor te nemen, zo tegen het eind van de middag, om ongeveer 17.00 uur.
- 29 Ad 3. De zelfevaluatie richt zich op de vraag hoe u als gemeente gehoor geeft aan uw roeping. Wij adviseren u om daarbij gebruik te maken van de drieslag, die veelal gebruikt wordt om aan te geven waaruit de roeping en opdracht van de gemeente bestaat1: - de (verborgen) omgang met God - liefde en zorg voor elkaar als gemeenschap - liefde en zorg voor de wereld om ons heen Een paar vragen om u op weg te helpen: Herkent u deze drieslag ook als essentieel voor kerk-zijn? Hoe beleeft de gemeente deze drieslag? En hoe is dat voor u als kerkenraad, die leiding geeft aan de gemeente en daarmee ook verantwoordelijkheid draagt t.a.v. deze drie aspecten? Op welke wijze kunt u hier vorm aan geven? Waar struikelt u over, als het om deze aspecten gaat? Zijn er dingen die u in verlegenheid brengen? Zo ja, welke en waarom? Leven er verwachtingen en/of idealen in uw gemeente als het om deze drieslag gaat? Of juist teleurstellingen? Hoe kijkt u aan tegen de samenhang van deze drie elementen? Heeft dat bijvoorbeeld gevolgen voor de (keuze van) liturgie en eredienst? Of voor diaconie en pastoraat? Of voor het jongerenwerk? In deze zelfevaluatie kunt u ook aangeven op welke thema’s, vragen of aspecten u graag nader in wilt gaan tijdens ons visitatiebezoek aan uw gemeente.
1
Deze drieslag is geïntroduceerd door dr. J. Hendriks, destijds docent gemeenteopbouw aan de VU. Auteur van o.a. Een vitale en aantrekkelijke gemeente, Kampen 1990; Terug naar de kern, Kampen 1995; Gemeente als herberg, Kampen 1999; Verlangen en vertrouwen, Kampen 2008.
- 30 Visitatie in lutherse gemeenten Binnen de lutherse traditie is visitatie een vertrouwd fenomeen. Tot de kerkvereniging in 2004 visiteerden leden van de Lutherse Synode ongeveer om de vier jaar alle gemeenten. Visiteren werd evenals in de Protestantse Kerk in Nederland ( PKN) ervaren als meeleven met de gemeenten, zodat het bestuur van de kerk niet alleen op de hoogte is van het wel en wee aan de basis, maar ook haar beleid erop af kan stemmen. De wijze waarop toen gevisiteerd werd, vertoont grote overeenkomst met nu. Dezelfde onderdelen als nu in de PKN kwamen aan de orde. Wel vond er expliciet een gesprek plaats met de organist en koorleider of cantor. Een reden daarvoor is dat deze functies als ambt worden ervaren en de personen in vaste dienst zijn van de kerkenraad. In de meeste gevallen worden ze bij hun aanstelling tijdens een kerkdienst gezegend. Muziek zoals orgelspel is in de orde van de dienst een vast onderdeel. Het verschilt per gemeente nog wel eens wanneer: na de overdenking, als prelude of postlude. Ook krijgt de gemeentezang veel aandacht. Van de cantor of koorleider wordt verwacht dat hij of zij bijhoudt wat er binnen de lutherse traditie leeft. Via de Stichting Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek kan de gemeente op de hoogte blijven van nieuwe composities. Ook is er jaarlijks een landelijke bijeenkomst, waar afgevaardigden van kerkkoren komen, die dit weer in kunnen brengen in hun eigen gemeente. Daarnaast worden er door de Stichting “Jeugdmuziekdagen”en “Jongerenmuziekweekends” voor jongeren georganiseerd, is er een “Werkweek voor Kerkmuziek” en een “Kerkkorendag”. Oude en moderne liturgische stukken worden op hoog niveau ingestudeerd en uitgevoerd. De meeste lutherse gemeenten zijn klein van omvang. De problematiek is te vergelijken met die van kleine dorpen. Een enkele gemeente groeit. De meeste gemeenten hebben bewust gekozen om als Evangelisch Lutherse Gemeente in de PKN voort te bestaan. Een aantal is verenigd en is dikwijls wijkgemeente van bijzondere aard geworden. In een enkel geval is er een hechte onderlinge lutherse samenwerking gegroeid tussen twee of meer lutherse gemeenten, al dan niet in een officieel samenwerkingsverband. De meeste lutheranen zijn oecumenisch ingesteld en daardoor is er in vrijwel alle gemeenten een vorm van samenwerking met PKN, Rooms Katholiek, Oud Katholiek, Anglicaans Doopsgezind en/of Remonstrants. Naast landelijke samenwerking zijn de lutheranen zich zeer bewust deel te zijn van een grote wereldkerk. Contacten met de Lutherse Wereld Federatie (LWF) worden door allen als waardevol beschouwd. De Nederlanders participeren zeer actief in de LWF. Daarnaast hebben vele gemeenten wereldwijde contacten met andere gemeenten. Van huis uit kent de lutherse traditie het “Priesterschap aller gelovigen”. Vanuit deze visie is naast kerkenraadsleden ieder gemeentelid op gelijkwaardige wijze mede verantwoordelijk voor de kerkdienst.
- 31 Het aantal ambtsdragers is in de kleine gemeenten zeer gering. Veel kerkenraden komen niet aan het kerkordelijke voorgeschreven minimum aantal en maken gebruik van bepaling Ord. 4.6.4. Een klein aantal leden heeft naast nadelen ook voordelen: de overleglijnen kunnen daardoor kort en krachtig zijn. Meestal ontbreekt er een moderamen en wordt er alleen als gehele kerkenraad vergaderd . Volgens de Kerkorde kan bij visitatie van een lutherse gemeente desgewenst een lutherse visitator worden ingeschakeld. (Ord.10.3.4) Dit moet niet als wantrouwen worden opgevat maar het is goed dat een visitator zicht heeft op het “lutherse”binnen de PKN. En een lutheraan zal dat goed kunnen aanvullen, omdat kennis over de lutherse traditie nogal eens ontbreekt bij anderen. Mocht er in de cluster geen lutheraan aanwezig zijn dan kan er een beroep op ondergetekende gedaan worden of een lutherse visitator uit aangrenzende regio. Voor bijzondere gevallen heeft de lutherse synode een klein aantal visitatoren beschikbaar. Eén van de taken van de visitatie is om te onderzoeken hoe binnen onze PKN de twee tradities, de Calvinistische en Lutherse naar elkaar toegegroeid zijn. Daarover zal in het Generaal College voor de Visitatie ( GCV) in het komende vierjaarlijks overzicht aan het Generaal College verslag doen. Over die samenwerking zijn in 2008 vragen gestuurd naar alle Regionale Colleges voor de Visitatie. Deze leidraad is dus bij alle visitaties noodzakelijk. Maar bij de weinige lutherse gemeenten in ons land onontbeerlijk. Hopende u globaal geïnformeerd te hebben over de lutherse gemeenten die u gaat visiteren, een zusterlijke groet Da A.E. Reichman-Scheffer, luthers lid van het GCV
- 32 Aanbod pastorale ondersteuning voor predikanten en kerkelijk werkers in zeer moeilijke omstandigheden, Aanleiding Wanneer een predikant of kerkelijk werker in zeer moeilijke omstandigheden terecht komt is niet altijd duidelijk op wie hij / zij een beroep kan doen voor pastorale ondersteuning. Soms zorgt de werkgemeenschap voor pastorale ondersteuning, soms doet een RACV-er dat of helpt het BM van een classis iemand aan een pastoraal vertrouwenspersoon. Met het oog hierop en om te voorkomen dat iemand pastoraal tussen wal en schip valt, stelt het Generale College voor de Visitatie in samenwerking met het Bureau Werkbegeleiding Predikanten en Kerkelijk Werkers van de Dienstenorganisatie een lijst op van pastores voor buitengewone omstandigheden. Gedacht kan worden aan zeer moeilijke persoonlijke omstandigheden, maar ook aan omstandigheden waarin een predikant of kerkelijk werker met de kerkelijke rechtspraak te maken krijgen. Hiervan is sprake wanneer een predikant in een situatie van losmaking terecht komt (KO O 3.21) of wanneer iemand te maken krijgt met een opzichtprocedure (KO O 10.9). Het is emotioneel zeer belastend en de consequenties kunnen zeer verreikend zijn. Ook datgene wat in de privé-sfeer speelt kan zeer zwaar belastend zijn en een gevoel van kwetsbaarheid geven. Dit kan overigens ook gelden voor predikanten die op eigen verzoek eervol uit het ambt ontheven zijn (KO O 3.26). Waar vindt iemand dan pastorale ondersteuning? De lijst met pastores voor buitengewone omstandigheden kan helpen die ondersteuning te vinden. Ervaringen die men kan tegenkomen Predikanten die niet uit eigen keuze worden losgemaakt van hun standplaats of die niet uit eigen keuze uit het ambt ontheven worden lopen tegen een aantal dingen op: hun vertrouwen in anderen wordt geschonden, ze verliezen hun maatschappelijke positie, hun zelfbeeld wordt geschonden en ze lijden gezichtsverlies ten opzichte van hun naaste omgeving, hun geloof en besef van roeping komen onder druk te staan, er doen zich praktische problemen voor (huisvesting; vermindering van inkomsten), er komt een moment van afscheid van de gemeente, er komt een leegte in het bestaan. Predikanten en kerkelijk werkers die met een maatregel van opzicht (tucht) te maken krijgen kunnen zich verongelijkt en boos voelen of juist met schuldgevoelens komen te zitten; hun zelfbeeld wordt geschonden, ze voelen zich in verlegenheid gebracht en geremd of geblokkeerd om weer aan het werk te gaan. Formeel gezien kan een kwestie afgedaan zijn (in juridische termen), maar de sociaal-emotionele kant van een maatregel van opzicht / tucht werkt nog lang na. Predikanten en kerkelijk werkers kunnen ook in de persoonlijke levenssfeer met zeer belastende problemen te maken krijgen waarover zij liever niet spreken met iemand die dichtbij hen staat in de werksituatie. Gedacht kan worden aan zware gezinsproblematiek (emotioneel en mentaal belastende zorg rondom kinderen), aan ernstige belastende echtscheidingsproblematiek of aan eigen gezondheidsproblemen
- 33 van de predikant / kerkelijk werker. Zeker als dit ook aan eigen geloofszekerheden raakt, kan dat een heel verwarrend en belastend gevoel zijn. In dergelijke situaties, waarin gevoel, geloof en werk op een belastende manier op elkaar inwerken, kan een pastor voor buitengewone omstandigheden een klankbord bieden aan de predikant / kerkelijk werker. Profiel pastor voor buitengewone omstandigheden - De pastor voor buitengewone omstandigheden is in de eerste plaats vertrouwenspersoon voor de betrokken predikant / kerkelijk werker. Eventueel kan de zorg zich ook uitstrekken naar de partner en het gezin. - De pastor voor buitengewone omstandigheden onderhoudt met name rond spannende momenten contact met de predikant / kerkelijk werker: bij het naderen van de zitting, op de dag van de zitting zelf en nadien rond de uitspraak van het betreffende college. - De pastor voor buitengewone omstandigheden biedt de predikant / kerkelijk werker een klankbord voor wat er aan gedachten en gevoelens leeft, zonder inhoudelijk in de zaak te treden (omdat die immers ter beoordeling aan anderen voorgelegd is). - De pastor voor buitengewone omstandigheden houdt ook na de uitspraak van het betreffende college contact met de predikant / kerkelijk werker, om te voorkomen dat deze zich aan zijn / haar lot overgelaten voelt. - De pastor voor buitengewone omstandigheden heeft ruime ervaring als predikant of kerkelijk werker in de Protestantse Kerk en is op de hoogte van de gang van zaken bij kerkelijke rechtspraak / rechtsprocedures. - De pastor voor buitengewone omstandigheden is in staat de predikant / kerkelijk werker wegen te wijzen voor verdere begeleiding en hulp, zowel binnen de kerk (Werkbegeleiding, Mobiliteitsbureau) als daar buiten (maatschappelijke instanties). - De pastor voor buitengewone omstandigheden heeft ambtsgeheim en doet geen mededeling aan derden over het contact met de predikant / kerkelijk werker, tenzij in samenspraak en met uitdrukkelijke toestemming. Concretisering De lijst met namen en adresgegevens van de pastores voor buitengewone omstandigheden wordt door het Generaal College voor de Visitatie opgesteld in overleg met het Bureau Werkbegeleiding Predikanten en Kerkelijk Werkers van de Dienstenorganisatie. Dit Bureau organiseert jaarlijks een instructiebijeenkomst voor de pastores voor buitengewone omstandigheden en vangt vanuit de pastores voor buitengewone omstandigheden signalen op die zo nodig vertaald worden naar beleidsinitiatieven. De lijst wordt via de Brede Moderamina van de Classicale Vergaderingen beschikbaar gesteld aan de werkgemeenschappen. De lijst wordt ook beschikbaar gesteld aan de Regionale Colleges voor de Visitatie en aan het Bureau Werkbegeleiding Predikanten en Kerkelijk Werkers van de Dienstenorganisatie. Wanneer een predikant / kerkelijk werker een beroep doet op een pastor voor buitengewone omstandigheden zal het contact in de regel plaatsvinden ten huize van de pastor voor buitengewone omstandigheden. slechts in uitzonderingsgevallen bezoekt de pastor voor buitengewone omstandigheden de predikant / kerkelijk werker die om zijn / haar hulp heeft gevraagd. Wanneer de reiskosten voor de
- 34 predikant / kerkelijk werker bezwaarlijk zijn, declareert deze de reiskosten bij de Classicale Vergadering. Eventuele reiskosten van de pastor voor buitengewone omstandigheden kunnen gedeclareerd worden bij het Bureau Werkbegeleiding Predikanten en Kerkelijk Werkers. Evaluatie Het Generale College voor de Visitatie draagt zorg voor de evaluatie van dit aanbod en voor het bijhouden van de lijst met pastores voor buitengewone omstandigheden. De uitkomst van deze evaluatie wordt jaarlijks in februari ingebracht in het overleg van de voorzitter en secretaris van het Generale College voor de Visitatie met het Mobiliteitsbureau en het Bureau Werkbegeleiding Predikanten en Kerkelijk Werkers van de Dienstenorganisatie. Tenslotte Wellicht ten overvloede: het initiatief voor het samenstellen van een lijst van pastores voor buitengewone omstandigheden ligt bij het Generale College voor de Visitatie. Dit College draagt zorg voor de werving van pastores voor buitengewone omstandigheden en stelt hen op de hoogte van de te volgen werkwijze en procedures door toezending van een Protocol Pastores voor Buitengewone Omstandigheden. De instructiebijeenkomsten worden verzorgd door het Bureau Werkbegeleiding. Utrecht, juni 2010 Overleg Generale College voor de Visitatie met Mobiliteitsbureau en Bureau Werkbegeleiding Predikanten en Kerkelijk Werkers.
- 35 Interimpredikanten In de rondzendbrief 2009 stond een kort artikel van de hand van de secretaris van het netwerk van interimpastores, het werkverband In Between, ds. Roel Knijff. In onderstaand artikel iets over interimpredikanten, vanuit het mobiliteitsbureau bekeken. Maten en soorten Sinds een aantal jaren kom je ze her en der tegen: interimpredikanten. Tot het moment dat de interimpredikant een kerkordelijke inbedding heeft gekregen (en daar is men druk mee bezig) is de term ‘interimpredikant’ geen formeel beschermde titel. Soms hoor ik dus ook dat die en die daar en daar werkt als interimpredikant….. Vanuit ons bureau (en de landelijke kerk dus) proberen we de naam interimpredikant uitsluitend te gebruiken voor die predikanten die de opleiding interim-predikant gevolgd hebben en daardoor ook gecertificeerd zijn. Dat zijn er totaal ruim 30. Van hen zijn een aantal landelijk aangesteld, die vervolgens door ons (de landelijke kerk, het mobiliteitsbureau) tijdelijk worden ‘uitgeleend’ (gedetacheerd zouden ze in de samenleving zeggen) aan die gemeente die er om vroeg. Daarnaast kom je dus nog anderen tegen, al dan niet daartoe opgeleid: predikanten die werken in deeltijd en er tijdelijk een ‘klusje’ in een naburige gemeente bij doen, beroepbare predikanten die als zodanig werken en daarmee hulpdiensten verrichten, predikanten met een volledige aanstelling die tijdelijk gedeeltelijk worden uitgeleend, emeriti die iets dergelijks doen, etc. In alle maten en soorten dus… Kenmerken Kenmerkend voor een interimpredikant (ik ga gemakshalve en voor de zuiverheid maar even uit van de groep opgeleide interimpredikanten) is dat hij/zij niet beroepen is door de betreffende gemeente (maar benoemd), dat het per definitie tijdelijk is (een afgebakende periode, afhankelijk van de situatie, meestal variërend van minimaal 3 maanden/half jaar tot maximaal 1 tot 2 jaar) en dat het altijd om specifiek benoembare taken (met een duidelijk omschreven doel) gaat. In de opleiding onderscheidden we met name een drietal soorten: - ‘rouwverwerker’ (iemand die helpt ‘af te kicken’ van een vorige predikant, die er bijvoorbeeld lang heeft gestaan, die idolaat vereerd werd of iets dergelijks en die samen met kerkenraad en gemeente ruimte maakt voor een nieuwe professional, rust creëert en nieuw toekomstperspectief biedt); - ‘beleidsontwikkelaar’ (iemand die de gemeente begeleidt in het ontwikkelen en implementeren van nieuw beleid of een groot veranderingstraject, door bijvoorbeeld samenvoeging van gemeenten, integratie van wijken etc.); - ‘conflictbemiddelaar’ (iemand die de betreffende gemeente helpt een conflictueus verleden te boven te komen). In genoemde situaties van rouw, verandering en conflict kan het zeer raadzaam zijn om van de mogelijkheid van een interimpredikant gebruik te maken. U kunt zich er ongetwijfeld op basis van uw ervaringen van alles bij voorstellen!
- 36 Een enkele keer gaat het overigens om overbrugging bij voortijdig vertrek of langdurige ziekte van een predikant, maar dan zijn het eigenlijk meer ‘hulpdiensten’ in kerkordelijke zin. Advies visitatie… Ik kan me heel goed voorstellen dat u als visitator (zowel regionaal als generaal) met enige regelmaat situaties tegenkomt waarin u denkt dat het heel goed en heilzaam voor de betreffende gemeente zou zijn dat er (al dan niet) na het (al dan niet gedwongen) vertrek van de huidige predikant voor een afgesproken tijd en met een afgesproken doel een interimpredikant zou komen. U kunt dat advies ook geven, omdat ze er ook zijn en we er graag aan willen meewerken, opdat het de gemeente goed ga! Contact
Voor nadere informatie over een interimpredikant (in alle maten en soorten!) kunt u contact opnemen met ds. H.J.Oortgiesen, hoofd mobiliteitsbureau predikanten en kerkelijk werkers/adviseur beroepingswerk, tel. 030-8801571 of via de email:
[email protected]
- 37 Adreslijst leden van het Generaal college voor de visitatie -
ds W.G. Sonnenberg (Wijnand), voorzitter Ben Goerionsingel 34, 6716 GJ EDE, tel. 0318-640197 / mobiel: 06-26642280
[email protected]
-
ds. K.A. Bakker (Klaas), vice-voorzitter secundus Salemate 29, 7006 CA Doetinchem, tel. 0314-354355 / mobiel: 06-53773685 e-mail:
[email protected]
-
ing. N.A. Becht (Nico), primus Binnenes 9b, 7981 BK Diever; tel. privé: 0521 - 593365 bedrijf: tel. 0521 – 593423, fax: 0521 – 593425 / mobiel: 06 – 53348166, e-mail:
[email protected]
-
ds. R. van den Beld Zoutmanlaan 1, 3742 PK Baarn, tel. 035-8885013 e-mail:
[email protected]
-
ds F. Buitink (Ferry), secretaris primus Klipper 62, 8802 NL Franeker; tel. 0517 – 397704 / mobiel: 06-27096020 e-mail:
[email protected]
-
ds. J.H. van Daalen (Hennie) secundus Lanecamp 54, 3861 LP Nijkerk, tel. 033-2464496 / mobiel: 06-38484554 e-mail:
[email protected]
-
ds J.J.A. Doolaard (Jaap), secundus Nelson Mandelalaan 132, 3707 KP Zeist 030 6910770 / mobiel: 06-53610209 e-mail:
[email protected]
-
ds. D. P. C. Looijen (Dick) secundus Pooortersdreef 76, 3824 DP Amersfoort, tel. 033-4611811 / mobiel: 06-44156979 e-mail:
[email protected]
-
Ds. A.P. van der Maas (Arie) Dorpsstraat 63, 4424 CW Wemeldinge, tel. 0113-621321 e-mail:
[email protected]
-
Mw. Drs A.E. Reichman-Scheffer (Toos) Boskleane 10, 9255 JH Tietjerk, 0511-431506 / mobiel: 06-27324871 e-mail:
[email protected]
- dhr. B.W. Vollmuller (Berend) secundus Baccarastraat 14, 1431 BR Aalsmeer, tel. 0297-360963 / mobiel: 06-22818762 e-mail:
[email protected] - Ds. J. Waagmeester (Jan) Rode Kruislaan 24, 6525 JP Nijmegen, tel. 024-3552156 e-mail:
[email protected]
- 38 -
mw. H. Wesselink-van Mourik (Riekie), secundus Koerheuvelweg 9, 3912 AA Rhenen, tel. 0317-613087 / mobiel: 06-27584013 e-mail:
[email protected]
Secretariële ondersteuning: -
E.H. Kerkkamp (Edo) Juridische Zaken en Colleges, Postbus 8397, 3503 RJ Utrecht, tel. 030-8801440 e-mail:
[email protected]
Overige adressen Bond van Nederlandse Predikanten Cornelis Houtmanstraat 2 3572 LV Utrecht tel. (030) 2716133 e-mail:
[email protected] Human Resource Management (HRM) Protestants Landelijk Dienstencentrum Bureau Begeleiding Predikanten Joseph Haydnlaan 2 A Postbus 8504, 3503 RM Utrecht secretariaat: tel. (030) 8801517 /8801505 e-mail:
[email protected] Beroepingswerk Aanspreekpunt: Ds. H.J. Ooortgiessen Protestants Landelijk dienstencentrum HRM, Bureau Begeleiding Predikanten Joseph Haydnlaan 2 A Postbus 8504 3503 RM Utrecht tel. (030) 8801571 (Ds. H.J. Oortgiessen) e-mail:
[email protected]