Jan van der Kluit
Vrouwenverhalen Zwangerschap en kraamverzorging in de loop der tijr
'Dnverschillig met welke beschaving men te doen heeft: de positie van de vrouw is altijd een index van het beschavingspeil. Die positie laat zich het best beoordelen aan de hand van de zorg die de vrouw ten deel valt tijdens zwangerschap en kraambed': Zo begint Howard W. Haggard zijn boek "Devils, Drugs and Doctorc". ' Al is deze uitspraak wat ongenuanceerd, Haggard geeft wel duidelijk aan, dat er een groot verschil was tussen de behandeling van zwangeren en kraamvrouwen bij primitieve volkeren en de verleende zorg tijdens de hoogtepunten van de Egyptische, Griekse en Romeinse beschavingen.
De Primitieven. Bij de primitieven beschouwde men kinderen krijgen als een natuurlijk gebeuren. Men stond daar vrij onverschillig tegenover, ook al was de geboorte veelal omgeven met bepaalde riten, die per regio sterk konden verschillen: baden in koud water en direct weer aan het werk, boete doen door te "roosteren" voor een gloeiend heet vuur, bevallen onder zang en muziek enz. We moeten hierbij niet alleen denken aan toestanden uit de prehistorie. Het artsen-echtpaar de Jonge-Veenland meldde in 1953, dat het op het Indonesische eiland Alor, ten noorden van Timor nog voorkwam, dat de dukun op de buik van de vrouw ging zitten als de bevalling niet wilde v l ~ t t e n .W ~ e kunnen wel aannemen, dat barende vrouwen vanaf de oertijd nooit geheel van hulp verstoken zijn geweest. Vrouwen, die zelf al kinderen hadden zullen als "ervaringsdeskundigen" hun buurvrouw wel hebben bijgestaan. Sommige van die vrouwen gingen regelmatig helpen bij bevallingen en zo ontstond het beroep van vroedvrouw. In de bijbel worden de Joodse vroedvrouwen Sifra en Pua in Exodus 1 :l 6 met name genoemd. Zij krijgen de opdracht van de pharao van Egypte alle zonen van
'
Hebreeuwse vrouwen na de geboorte onmiddellijk te doden. Meisjes mochten blijven leven. In de Statenvertaling van 1618-1 61 9 lezen we: Wanneer gij de Hebreïnnen i n het baren helpt, en ziet ze op de stoelen, is het een zoon, zoo doodt
Afb. 1 : Vruchtbaarheidsgodin tijdens de bevalling in zittende houding (k 650-5700 V.C.), Ankara, Archeologisch Museum. Uit ref. 4.
Howard W. Haggard, Van medicijnman tot geneesheer, vertaald en bewerkt door Dr.Mr.Dr.W.Schuurmans Stekhoven, 1951, C.J.A.Ruys, Amsterdam, pag.15. Cuus en Baukje de Jonge-Veenland, Alor en Timor 1953-1 956, Walburg Pers, Zutphen, pag.76 en 101.
hem...enz. Deze vertaling van de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst i s echter zeer dubieus. In plaats van stoelen kan vertaald worden met "stenen.'. In de 20"' eeuwse vertaling van het Nederlands Bijbel Genootschap vinden we die vermelding van de stoelen dan ook niet terug. M. Stol wijst er op, dat ook bij de oude Babyloniërs beschreven staat, dat de vrouwen bij de baring op twee stenen hurkten of knielden. De vertaling met Er zijn tal van "stoelen" is gewoon oude afbeeldingen waar duidelijk blijkt, dat duizenden jaren lang de bevalling in zittende of geknielde houding plaats vond. De oudste weergave betreft een beeldje van een vruchtbaarheidsgodin, die een kind baart, gezeten in een stoel (afb.1). Het werd gevonden bij een opgraving in Çatal Huyuk in Turkije en dateert uit de periode 6500-5700 V. C.^
E ~ pte Y De toestanden tijdens de oude Egyptische beschaving vormen een ander verhaal. Er zijn tal van papyri (het plantaardige materiaal, waar de oude Egyptenaren hun teksten op noteerden) be--J waard ge, , -
. . d *
. ,.
bleven met medische en verloskundige voorschriften. Bijvoorbeeld de zogenaamde papyrus Smith, die dateert van 1700 V.C. of de papyrus Ebers van 600 V.C. Volgens Haggard konden de vroedvrouwen in Egypte zo nodig de hulp inroepen van de priesters. Al 3000 jaar voor Christus beperkten de priesters zich niet tot het afsmeken van de hulp van de goden maar verleenden zij ook werkelijk actieve hulp bij een bevalling, zoals heelkundige ingrepen, verloskundige handgrepen, instrumenten om een dood kind te verwijderen, toediening van geneesmiddelen, ook al bestonden deze laatste uit niet veel meer dan laxerende stoffen en braakmiddelen.' De positie van de vrouw tijdens de bevalling blijkt ook hier uit een aantal afbeeldingen. O p een muur van de tempel van Kom Omro aan de Nijl wordt de koningin afgebeeld tijdens de bevalling in een halfzittende houding op een ver-
#
,
Afb. 2: Tempel van Kom Ombro aan de Nijl, Vrouw in halfzittende houding op een verloskundige stoel. Achter haar chirurgische instrumenten. Uit ref. 4. I
M.stol, Zwangerschap en geboorte bij de Babyloniers en in de Bijbel, 1983, Ex Oriente Lux, Leiden, pag.57-58
A.S.Lyons/R.J.Petrucelli, Medicine, An Illustrated History,1987. Abrarns,New York, pag.21, afb.4
Haggard, pag.22-23.
Achter haar zijn een aantal chirurgische instrumenten afgebeeld (afb.2).6
De Grieken Bij de oude Grieken was de geneeskunde in handen van de priesters van de god Aesclapius. In de zesde eeuw voor Christus werd de eerste aan Aesclapius gewijde tempel gebouwd. In totaal zijn de resten van 63 van deze tempels gevonden. De bekendste en best bewaarde is die bij Epidaurus uit 360 V.C. Het symbool van Aesclapius, twee slangen, gewonden om een staf, kennen we nog als het veelvuldig gebruikte artsenembleem. In deze tempels werden de patiënten in een diepe slaap gebracht. In hun dromen werden zij dan door de genezing brengende Aesclapius bezocht. Howard schrijft, dat twee groepen patiënten in de aan Aesclapius gewijde tempels (Aesculapeia geheten) niet werden toegelaten: stervenden en barenden. De eerste groep liet men aan hun lot over, de barenden werden aan de hulp van de vroedvrouwen overgelaten.' Onder invloed van Griekse wijsgeren zoals bij voorbeeld Pythagoras werd de band tussen geneeskunde en religie losser. Eigen waarneming en onderzoek kregen de overhand. Het was in die periode dat Hippocrates (460-377 V.C.), de vader der geneeskunde, optrad. De geschriften van Hippocrates zijn samen met andere schrijvers uit die periode samengebracht in het zogenaamde Corpus Hippocraticum. Het geschrift bevond zich in de bibliotheek, die in de vierde eeuw voor Christus door Ptolomaeus, een veldheer van Alexander de Grote, was gesticht in Alexandrië, waar talloze geschriften over de Griekse wetenschap en kunst werden samengebracht. De bibliotheek ging in vlammen op in 642 toen de Arabieren onder aanvoering van kalief Omar Alexandrië veroverden. In de bewaard gebleven kopieën van het Corpus Hippocraticum zijn ook gegevens te vinden over vrouwenziekten en verloskunde, een mengsel van accurate waarnemingen en inaccurate veronderstellingen,
aldus Lyons. Hoofdligging van de baby bij de bevalling wordt als normaal beschreven. Stuitligging werd gecorrigeerd. Men dacht echter, dat het kind zelf de bevalling in gang zette. Bij de bevalling knielt de vrouw of zij neemt plaats op een stoel. "Zaad-van de linker eierstok levert een meisje op, van de rechter een jongen.' Ook hier wordt de verloskundige stoel dus weer vermeld. Er bestonden ook leerboekenlinstructies voor vroedvrouwen.
+_
V y o n s c.s.pag 100, atb.157
Haggard, pag.25. Lyona c.s , pag.2 13
W a g g a r d , pag.29-30.
De Romeinen In de periode, dat de Grieken bezig waren een systematische uitoefening van de geneeskunde op te bouwen, was daar bij de Romeinen nog geen sprake van. Merkwaardig overigens, want op het gebied van de openbare gezondheidszorg waren ze hun tijd ver vooruit: aquaducten, openbare toiletten, riolering enz. De patriciërs hadden vaak een slaaf, die als arts optrad en de familie moest adviseren. Artsen waren dan ook niet erg in aanzien! Dat belette Griekse artsen niet zich vanaf omstreeks 40 V.C. in Rome te vestigen. Geleidelijk aan lukte het hen om daar hun positie te veroveren. Een van de beroemdste was Soranus van Ephese (_+98128), die een leerboek heeft geschreven voor vroedvrouwen, dat tot in de 16de eeuw is gebruikt. Hij voerde ook weer de "kering op de voet'. in om bij dwarsligging van het kind de bevalling mogelijk te maken.'
De Middeleeuwen In de Middeleeuwen volgde een verval van de in de oudheid door de Grieken verworven medische kennis. Het Romeinse Rijk was ten onder gegaan. Met de opkomst van het Christendom maakten "waarneming, onderzoek en conclusies" plaats voor "openbaring". Ziekte werd toen gezien als een gevolg van bezetenheid door de duivel of een straf van God. D e kennis van Hippocrates en Soranus bestond nog wel, maar alleen in de beslotenheid van de kloosterbibliotheken. De Dominicaan Albertus Magnus heeft een handleiding geschreven voor vroed-
vrouwen, de Kerk gaf edicten uit, waarin hun beroep werd geregeld, maar die regelingen waren niet gericht op een betere verzorging van moeder en kind, maar hadden ten doel het leven van het kind lang genoeg te verlengen, dat het nog gedoopt kon worden. We weten niet veel van het peil van de vrouwen, die in die tijd als vroedvrouw optraden, noch van de methoden, die zij toepasten. Ze stonden niet hoog aangeschreven. Het waren vaak ruwe, ongeletterde vrouwen. Drankzucht was een veelvuldig voorkomend verschijnsel. Bovendien waren de middeleeuwse steden sterk vervuild. Riolering bestond nog niet. Stinkend afval, ongedierte en vliegen vormden een bron voor alle mogelijke infecties. Geen gunstige omstandigheden voor een ongestoord verloop van zwangerschap en kraambed.
De zestiende eeuw Dank zij de bibliotheek in Alexandrië hadden ook de Arabieren kennis genomen van de Griekse medische kennis. Rhazes en Avicenna waren beroemde Arabische geneesheren. Hun geschriften kwamen door de veroveringen van de Arabieren ook in Spanje terecht. Daar heeft de Joodse wijsgeer en arts Maimonides in zijn jonge jaren ongetwijfeld de gelegenheid gehad zich in hun werken te verdiepen totdat zijn familie omstreeks 1180 uit Spanje vertrok..Zo drong de Arabisch-Joodse geneeskunde van Spanje uit op naar West-~uropa." Pas zo omstreeks 1500 kwam er een beweging op gang, die de geneeskunde en de verloskunde probeerde op een meer rationele basis terug te brengen. Een eerste symptoom was een boek van Eucharius Roeslin uit Worms, dat in 1513 verscheen: Der Carten der Frauen unter der Niederkunft u n d der Hebamrnen (De tuin der vrouwen tijdens de Bevalling en der Vroedvrouwen). Het boek werd geschreven op verzoek van Catharina, gravin van Brunswijk en was bedoeld o& de onwetende vroedvrouwen een handleiding te verschaffen om veiliger en efficiënter te werken. Het bevatte weinig 'O
Afb. 3: Verloskundige stoel volgens Roeslin uit ref. 1.
nieuws. De inhoud was een mengsel van Griekse opvattingen en middeleeuws bijgeloof, maar het heeft toch veel goeds tot gevolg gehad. Roeslin had zelf vermoedelijk nog nooit een bevalling bijgewoond, want dat was in die tijd aan mannen streng verboden! En zowaar: Roeslin geeft een tweetal afbeeldingen van de verloskundige stoel (afb.3 en 4)! O p dit onderdeel geen principiële wijziging in de laat-
Afb. 4: Verloskundige stoel in gebruik, reproductie uit "Der Carten der Frauen" van Roeslin uit ref. 1.
G.A.Lindeboorn, Inleiding tot de Geschiedenis der Geneeskunde, 1985, Rodopi, Amsterdam, pag.83-86
ste 7000 jaar! In de 16de eeuw was de Fransman Ambroise Paré (151 0-1 590) wel de meest op de voorgrond tredende figuur, die trouwens het meest bekend is geworden als legerarts. Hij kreeg zijn opleiding in het bekende Hôtel Dieu in Parijs. Het was ook Paré, die de "kering op de voet" weer invoerde, die door Soranus 1400 jaar eerder in Rome al was gepropageerd, maar in de Middeleeuwen in onbruik was geraakt. In de tijd van Paré werd in Hôtel Dieu ook een vroedvrouwenschool gesticht." Het in zittende houding bevallen was overigens niet alleen in West-Europa en rond de Middellandse Zee gebruikelijk. Een middeleeuws beeldje toont Tlazolteoti, de godin der Azteken uit Mexico, die hurkend bevalt van een kind (afb.5). l2
En in Zutphen? Ook in onze eigen stad treffen we in die jaren de eerste aanwijzingen aan, dat er aandacht werd besteed aan het werk van de vroedvrouwen. In de stadsrekening van 153 1-1532 werd voor het eerst een jaarlijks traktement toegekend van vier philipsgulden aan een niet met name genoemde wysemoeder (vroedvrouw). Dat duurde zes jaar. Pas in 1556 kreeg ene wysemoeder Byecken (ook wel gespeld Bijken en Bieken) weer een jaarlijks traktement, nu zelfs al zes gulden! Er was één officiële stadsvroedvrouw, maar er werkten meer vroedvrouwen in de stad. O p 18 juni 1569 verschijnen vier vroedvrouwen voor de schepenen Arndt Berck en Jasper Kloeck: moyen Byecken i n d Anna oer doichter, moer Cerritken i n d Else van Karvell. Zij moesten onder ede verklaren, dat zij alle vrouwen, die in de kraam kwamen binnen 24 uur zouden melden bij de kapelaan of de pastoor van hun parochie. Als zij hierin nalatig zouden zijn konden ze uit hun ampt worden ontzet. Een taakomschrijving van de stadsvroedvrouw werd niet aangetroffen. Waarschijnlijk was zij verplicht voor haar traktement de arme vrouwen gratis te helpen. Nergens werden vermeldingen aangetroffen welke eisen werden gesteld aan haar kennis en vaardigheid. Werd de bekwaamste tot stadsvroedvrouw benoemd of de goedkoopste?Wel is duidelijk, dat de kerk op de hoogte wilde zijn om de pasgeborenen te kunnen dopen!13
De zeventiende eeuw
Afb. 5: Tzazolteotl, godin der Azteken tijdens de bevalling, Pre-ColumbianArt, Durnbarton Oaks, Washington DC, uit ref. 4 "
Haggard, afb. pag.22 en 23, pag.35, 42, 44.
"
Lyons, pag.48, afb.65.
"
).van der Kluit, Ziek zijn in Zutphen, 1997, Zutphen, pag.50.
In deze eeuw veranderde er nogal wat. William Harvey publiceerde in 1628 zijn ontdekking van de menselijke bloedsomloop. Antoni van Leeuwenhoek uit Delft vervaardigde de eerste microscopen. Reinier de Graaf ontdekte de follikels met de eicellen in de vrouwelijke eierstokken. Inmiddels begon de weerstand tegen de aanwezigheid van mannen bij de bevalling af te nemen, waardoor de chirurgijns de gelegenheid kregen hulp te bieden. Academisch opgeleide geneesheren deden niet aan "handwerk. Wanneer ze al te hulp werden geroepen adviseerden zij
slechts, maar de uitvoering werd aan de chirurgijn overgelaten! N u mannen zich met de verloskunde bezig gingen houden verschenen er ook diverse geschriften. In Frankrijk schreef François Mauriceau ( 1 6 3 7 - 1 7 0 9 ) over ziekten bij vrouwen rond zwangerschap en bevalling, Des maladies des femmes grosses et accouchées. In Engeland beschikte de familie Chamberlen over een soort hefboom, die gebruikt werd in gevallen, waar de geboorte van het hoofd van het kind moeilijkheden opleverde (het zogenaamde beklemde hoofd). De familie Chamberlen hield die hefboom zorgvuldig geheim, want dat apparaat bracht veel gewin! In 1 6 7 3 heeft Chamberlen vergeefs getracht het instrument voor 1 0 . 0 0 0 pond te verkopen aan Mauriceau. Nederland speelde bij de ontwikkeling van de verloskunde ook een vrij belangrijke rol. In Amsterdam beschikte Hendrik van Roonhuysen ook over een instrument, het Roonhuysiaansch Geheim geheten. Mogelijk heeft hij dit geheim van de familie Chamberlen gekocht. Een belangrijk man was ook Hendrik van Deventer (1 6 5 1 1 7 2 4 ) , de schrijver van het leerboek Nieuw Ligt der Vroetvrouwen.14 De verloskunde was dus aanvankelijk nog geheel in handen van de weinig deskundige vroedvrouwen. Vrouw Schrader was een gunstige uitzondering. Zij oefende in Dokkum van 1693 tot 1 7 4 5 een verloskundige praktijk uit. Zij deed 4000 bevallingen, die zij nauwkeurig te boek stelde. Slechts 90 kinderen (ruim 2 %) werd dood geboren en slechts 1 5 ( 0 , 2 6 '10) van de kraamvrouwen i s overleden. In een aantal gevallen heeft zij daarbij ook de hefboom, de verloskundige haak, gebruikt. Meestal werd in dergelijke gevallen toch wel de hulp van een chirurgijn ingeroepen. Zij spreekt nergens over een verloskundige stoel of baringsstoel. Wel schrijft vrouw Schrader meermalen dat zij haar op het bedde ~ e r l o s t e . 'De ~ stoel was dus niet meer algemeen gebruikelijk.
In Zutphen De tachtigjarige oorlog had de stad vele problemen bezorgd. Veel schade, vele do"
den, mede door het uitbreken van pestepidemieën. Zutphen was totaal verarmd. De wederopbouw kon pas beginnen nadat Prins Maurits in 1 5 9 1 Zutphen definitief op de Spanjaarden had veroverd. In 1 5 9 3 was er nog maar één wysemoeder over in Zutphen. Waarschijnlijk in verband met haar zware taak werd haar normale traktement van zes gulden verdubbeld! Pas in januari 1 5 9 8 kwam er versterking, een zekere Jenneken, die ook 1 2 gulden traktement kreeg. Tot overmaat van ramp i s Anna Huieshaven een half jaar later overleden. Het duurde tot 1 6 0 3 tot Jenneken hulp kreeg van een collega. De weduwe Anna van Helmont-Bieken bood zich aan als stadsvroedvrouw, maar dat ging niet door. Waarschijnlijk om geld uit te sparen! Zij mocht als vroedvrouw in Zutphen werken op voorwaarde, dat zij bereid was bevallingen te doen in huizen waar de pest heerste. Wanneer zij in een met pest besmet huis hulp verleende, mocht zij geen andere vrouwen helpen. Omdat zij hiertoe bereid was kreeg zij vier gulden per jaar. Zo kwam de magistraat wel heel voordelig aan een tweede wysemoeder. Waarom het stadsbestuur in 1610 weer twee andere vroedvrouwen aanstelde i s niet duidelijk. Agnes Bijken en Jacoba Kemerlink, de vrouw van de goudsmid Obbekinck, werden beiden benoemd, maar het traktement van twaalf gulden moesten ze maar delen. Het was nog steeds armoe troef! Pas in 1627 kwam er een derde vroedvrouw, Megteld, de vrouw van Herman Hiddink, terwijl Anneken Nijentimps in 1 6 2 9 Agnes Bijken opvolgde. De financiële positie van de stad was kennelijk weer wat op peil gekomen. In 1 6 3 0 werd het salaris van de dames gelijkgetrokken en vastgesteld op 18 (!) gulden per jaar. Vijf jaar later lezen we eindelijk iets over de toelatingsprocedure. Driesken Hendriks, de huisvrouw van E. Schult kreeg toestemming haar ambagt hier te exerceren. Zij was door de stadsdoctor en de stadschirurgijn geëxamineerd. Maar zij kreeg geen gage. Blijkbaar vond men drie stadsvroedvrouwen genoeg. Vrije vesti-
Lindeboom, pag.193-194. M.l.van Lieburg, Memory Boeck van de Vrouwens, 1984, Rodopi, Amsterdam
ging werd wel toegestaan, maar geneesheer en chirurgijn moesten wel een onderzoek instellen naar haar bekwaamheid. Helaas lezen we niets over de eisen, die daaraan werden gesteld, noch over de toegepaste methoden. Wel is duidelijk, dat ook in Zutphen mannen een rol gingen spelen in de verloskunde. Medicus en chirurgijn namen examen af. Dat zij ook werkzaam waren in de verloskunde lezen we nergens. Hun kennis zal niet (mede) hebben berust op praktische ervaring! Wilden zij toestemming krijgen in Zutphen te werken, dan moesten de vroedvrouwen ook een eed afleggen. Kinderen van ongehuwde moeders hadden de speciale aandacht van het stadsbestuur. In 1664 moesten zij op hun eed beloven elke zaterdag bij een van de secretarissen een briefje in te leveren wanneer er een onecht kind was geboren, met de namen van de vader en de moeder! In 1669 werd een tweetal wysemoeders in de raad ontboden. Zij kregen een waarschuwing: wanneer hun hulp werd ingeroepen mochten zij die niet weigeren of uitstellen, tenzij ze elders bij een andere vrouw met een bevalling bezig waren. Tal van vroedvrouwen worden in de loop van de 1 Tdeeeuw in de annalen vermeld zonder vermelding van veel opvallende zaken. Het aangeven van onechte kinderen baarde de raad nog steeds zorgen. Dreiging met ontslag of verbanning maakte kennelijk geen indruk. Het stadsbestuur kon toch niet alle wysemoeders wegsturen! Daarom werd in 1690 bepaald, dat niet-aangeven bestraft zou worden met een boete van 10 gulden. Dat de kwestie van de onechte kinderen zoveel aandacht kreeg lag weer bij de kerkelijke autoriteiten, maar nu van protestantse zijde! De predikanten deden in 1695 hun beklag over het pausdom alhier (...) in het excerceren van haer religie en over de wijsemoeders, die onechte kinderen ten doope presenteren zonder getuigen en zonder voorkennis van de predikanten. De kerkstrijd was nog lang niet ten einde! De vroedvrouwen werden bedreigd met inhouding van hun traktement als zij zich niet aan de voorschriften hielden!Ib
'9 van der . Kluit, pag "
De achttiende eeuw De eeuw, waarin Herman Boerhaave (1668-1 738) de Leidse Universiteit internationaal tot groot aanzien bracht. De eeuw, waarin Lady Montague, de vrouw van de Engelse gezant in Constantinopel, haar zoontje liet inenten met het menselijke pokkenvirus en Edward Jenner in Engeland de koepokinenting ontdekte. O p verloskundig gebied werden hulpmiddelen en methoden verder ontwikkeld en beproefd. Soms kwam men daarmee nog niet veel verder. De keizersnede (sectio caesaria) bijvoorbeeld werd in de oudheid al wel toegepast, maar uitsluitend wanneer de vrouw al was overleden. Dat Julius Caesar hiermee ter wereld zou zijn gebracht moet volgens velen naar het rijk der fabelen worden verwezen. De Franeker hoogleraar Abraham Cyprianus heeft zich beroemd gemaakt door al in 1694 een vrouw met de keizersnede te verlossen van een dood kind. Het was een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, die al 20 maanden van te voren was ontstaan. De vrouw herstelde. Maar verder was men hiermee terecht zeer terughoudend. Het was een levensgevaarlijke operatie in die tijd. Een zeer begaafd man was Petrus Camper (1722-1 789), die onder meer hoogleraar was in Franeker, Amsterdam en Groningen. In 1773 trok hij zich terug op het landgoed van zijn vrouw Klein-Lankum bij Franeker. O m de keizersnede te vermijden was een Fransman Sigault op het idee gekomen de schaambeenvoege door te snijden (symphyseotomie). Dat sprak Camper wel aan. Zelf heeft hij de schaambeensnede nooit toegepast, maar de chirurgijn J. Damen uit Den Haag heeft op aanwijzing van Camper de ingreep tweemaal met succes uitgevoerd.17 Ik verheug me in het bezit van een exemplaar van Naauwkeurig ONDERWYS in de VROEDKUNDE, ten dienste van vroedvrouwen en jonge konst-oefenaars, geschreven in 1771 door Jan de Reus uit Harlingen, die in opdracht van de magistraat meer dan twintig jaar het Ampt van Vroedvrouwen had onderwezen. Het lo-
85, 88-90, l15-1 18.
C.A. Lindeboom, Geschiedenis van de Medische Wetenschap in Nederland, 1972, Haarlem, Fibula-Van Oishoeck, pag.99, 110.
vende voorwoord is geschreven door niemand minder dan Petrus Camper. Zij waren al bijna twee en twintig jaar vrienden! Opmerkelijk is, dat Camper in dit voorwoord uitdrukkelijk vermeldt, dat de schrijver zorgvuldig vermeid hadde de Vroedvrouwen, gemeenlijk a l te stout om zwaare dingen te onderneemen, Werktuigen in de hand te geeven, die Moeder o f Kind zouden konnen beledigen. Het gebruik van instrumenten werd dus aan de chirurgijns overgelaten, vooral als zij zich gespecialiseerd hadden en zich vroedmeester konden noemen. Bij de voorbereiding op de bevalling raadt Jan de Reus aan de aanstaande moeder op het zo genaamde Kortbed te leggen. Dat was een ingewikkelde constructie van drie stoelen, een leunstoel waarop de vrouw in halfzittende houding werd gezet met een peluw en kussens. Daarvoor kwamen dan nog twee stoelen, die een beetje uit elkaar moesten staan zodat het Staartbeentje niet gedrukt worde. De stoelen werden met banden aan elkaar vastgemaakt. Nog steeds het principe van de verloskundige stoel! Maar in een voetnoot somt De Reus nog andere mogelijkheden op: Andere vrouwen worden op haar bed, rustbank, ledikant, o f ook wel staande verlost. Zomrnige op daartoe gemaakte stoelen, nog andere o p den schoot o f op de kniën, van een Man o f Vrouwspersoon, enz. Mauriceau had al honderd jaar eerder aangeraden bevallingen op bed te doen plaats vinden en Vrouw Schrader deed dat al zo'n 50 jaar eerder, maar De Reus was er nog niet aan toe! Overigens bevat het leerboek tal van aanwijzingen, die w i j vandaag nog van harte onderschrijven.
Hoe ging het in Zutphen? Helaas zijn we ook in de 1gdeeeuw niets tegengekomen over de toegepaste handgrepen, instrumenten of "stoeien". We lezen alleen over een dreigend tekort aan vroedvrouwen omstreeks 1710. In zijn ijver dit tekort aan te vullen haalde de magistraat zich nog een flinke rel op de hals. O p 15 maart 1709 werd Trijntje IJpes, huisvrouw van Sjoerd Douwes uit Leeuw-
arden tot stadsvroedvrouw benoemd. Ruim anderhalf jaar later ontstond er in de Raad een discussie over haar. Zij was voor het een of ander vergrijp in Leeuwarden door de scherprighter (de beul) gegeseld en daarna vijf jaar opgesloten in het tuchthuis. Er waren inlichtingen ingewonnen en het Hof van Friesland had het verhaal schriftelijk bevestigd. De magistraat besloot Trijntje met onmiddellijke ingang te ontslaan. Maar toen ontstond er een pressiegroep onder (de vrouwen van?) de burgers: Trijntje was duidelijk erg populair en er gingen vele stemmen op, dat zij weer moest worden aangesteld. Ruim een jaar later ging het stadsbestuur door de knieën. Trijntje IJpeswerd in haar functie hersteld en kreeg het jaar achterstallig traktement alsnog uitbetaald! In de loop van deze eeuw ging het salaris van de stadsvroedvrouwen wel geleidelijk omhoog. Dat zal enerzijds veroorzaakt zijn door het feit, dat het nogal eens moeilijk was vacatures te vervullen. Anderzijds moesten de vroedvrouwen vóór hun benoeming bij de toen gebruikelijke door de stadsmedicus en -chirurgijn gehouden visitaties blijk geven van voldoende opleiding en ervaring. Meer opleiding moest betaald worden! Was het traktement in 1709 nog 75 gulden per jaar, in 1765 was het al 250 gulden! De stad Zutphen wilde zo langzamerhand de medische voorzieningen op het terrein van de verloskunde gaan uitbreiden: een vroedmeester moest er komen, een chirurgijn die zich op de verloskunde en de daarbij gebruikte instrumenten en operatieve ingrepen had gespecialiseerd. Zutphen was de hoofdstad van het Kwartier van Zutphen van het Hertogdom Gelre en op de kwartiersvergadering van de Staten van Zutphen kwam de stad met het voorstel het aantal praeceptoren (docenten) op de Latijnse School in Zutphen te beperken tot drie en geen vierde praeceptor meer te benoemen. Het Kwartier betaalde 375 gulden per jaar voor het traktement van deze vierde praeceptor. De stad Zutphen voegde daar vijftig gulden huurvergoeding aan toe. De
Zutphense vertegenwoordigers stelden voor dit geld te bestemmen voor de honorering van een chirurgijn-vroedmeester. De Staten gingen akkoord. Er kwamen advertenties in de Leidsche en Amsterdamsche Nederduitsche, als in de Keulsche Fransche Kouranten en op 1 maart 1773 werd Christianus Marinus Bugge van der Boge, stadsvroedmeester in Haarlem, in Zutphen benoemd tot Stads Eerste Chirurgijn en Vroedmeester. Drie maanden later kreeg hij op voorstel van de stad Zutphen van de Staten van het Kwartier van Zutphen zelfs een aanstelling als lector aan gymnasium van deze Graafschap om onderwijs te geven in de chirurgie en de vroedkunde. In die functie nam hij ook de opleiding van vroedvrouwen ter hand. Bugge van der Boge heeft zich als graafschapschirurgijn en -vroedmeester zeer verdienstelijk gemaakt. Hij heeft een schema opgesteld voor de Graafschap in welke plaatsen zich vroedvrouwen zouden moeten vestigen om in het hele gebied zo goed mogelijk verloskundige hulp te kunnen bieden. H i j kwam uit op 33 vroedvrouwen, waarvoor hij een examenregeling opstelde, een instructie voorstelde en ook hun honorering. Ook in deze instructie werd weer de nodige aandacht besteed aan de kinderen van ongehuwde moeders. De vroedvrouwen moesten proberen er achter te komen wie de vader van de baby was en dat doorgeven. Hun taak werd bovendien uitgebreid. Halfjaarlijks moesten de namen van alle geboren kinderen aan de Officier worden gemeld. Ook nu weer de bepaling, dat zij een vrouw i n arbeid zijnde, niet mochten verlaten. Maar helaas, de verdienstelijke Bugge van der Boge vroeg per 1 mei 1782 ontslag. Hij was benoemd tot Anatomi Chirurgi en artis obstetrici Lector, Stadt operateur, Stadsvroedmeester en Stadschirurgijn te Haarlem. Daar kon Zutphen niet tegen op en Bugge van der Boge keerde op zijn basis terug. In augustus werd hij opgevolgd door Adam Godfried Klose, die voordien chirurgijn-majoor was geweest in het regiment van Baden-Durlach. Hij zou bijna l8
].van der Kluit, pag.168-172, 175-1 77
veertig jaar in Zutphen werken. In 1793 kwam er bij de Raad een klacht binnen over Klose. De Heeren van den Gerichte stelden een onderzoek in. Johanna Wesseldijk- Geels, die buiten de Marspoort woonde zou tijdens de bevalling onvoldoende hulp hebben gehad van Klose, waardoor zij was overleden. Klose had verklaard, dat hij zo rigoureus zou hebben moeten ingrijpen, dat zij daarbij zou zijn overleden. O m een aanklacht te voorkomen had hij daarvan afgezien en de afloop aan de werking der natuur over gelaten. Toch was de Raad niet tevreden. Klose was niet bij de kraamvrouw gebleven, maar was van tijd tot tijd gaan kijken en daar werden (terecht!) aanmerkingen op gemaakt.18
Negentiende eeuw De geneeskunde maakte grote vorderingen in deze periode. Pasteur ontdekte de bacteriën en vaccineerde tegen hondsdolheid, Robert Koch ontdekte de verwekkers van tuberculose en cholera, de Amerikaanse tandheelkundige W.T.G. Morton de narcose, Wilhelm Conrad Röntgen introduceerde de röntgenstralen enz. In de verloskunde was het Philipp Ignaz Semmelweis, een Hongaar, die de belangrijkste ontwikkeling in de l gdeeeuw op zijn naam schreef. De verloskundige tang en de keizersnede betekenden al een grote stap vooruit, maar de kraamvrouwenkoorts eiste in de kraamklinieken vele, vele slachtoffers. In 1846 werd Semmelweis assistent aan de verloskundige kliniek van het Allgemeines Krankenhaus in Wenen, waar studenten hun opleiding kregen in de verloskunde. Het viel hem op, dat vele vrouwen overleden aan kraamvrouwenkoorts. In de nieuwe kliniek daarnaast, waar de vroedvrouwen werden opgeleid was de sterfte veel lager. H i j kwam tot de ontdekking, dat de studenten ook een cursus anatomie volgden en zo uit de sectiekamer met onvoldoende of zelfs ongewassen handen de vrouwen op de verloskundige afdeling inwendig onderzochten. Semmelweis voerde een verplichte desinfectie in met
chloorkalk voor de studenten de vrouwen onderzochten. De sterfte daalde van 1 1,4 OIO in 1846 tot 1,37 % in 1848!19
In Zutphen veranderde er tijdens de Bataafsche Republiek en de Franse bezetting ook een heleboel. Het toezicht op het functioneren van de werkers in de gezondheidszorg werd opgedragen aan de Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzicht. De chirurgijns werden heelmeesters genoemd. Voor het behalen van de bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunde, heelkunde en verloskunde werden afzonderlijke examens afgelegd. Die Plaatselijke Commissies hadden vooral tot taak de bestrijding van de wijdverspreide kwakzalverij. Maar ook het toezicht op de apotheken en de vroedvrouwen hoorden erbij. Jaarlijks moesten de vroedvrouwen en ook de vroedmeesters verslag uitbrengen aan de Commissie over de bevallingen, waarbij zij assistentie hadden verleend. Deze verslagen zijn over een periode van meer dan veertig jaar (1821-1 863) bewaard gebleven. In die jaren zijn er in Zutphen in totaal 15 vroedvrouwen, twee vroedmeesters en één doctor medicinae et artis obstetricae (bevoegd voor geneeskunde en verloskunde) werkzaam geweest. Ze brachten verslag uit over 12.339 bevallingen. In nog geen 5 % van de gevallen was er sprake van een abnormaal verloop van de bevalling. Daarbij moeten we ons wel de vraag stellen of de vroedvrouwen altijd dezelfde criteria aanlegden bij de beslissing of een bevalling al of niet normaal was verlopen. Wat wel juist zal zijn i s het aantal bevallingen, waarbij de kraamvrouw is overleden nl. zes, 0,05 %!!. Semmelweis bereikte in zijn in de verloskunde gespecialiseerde kliniek in Wenen 1,37 %. De meeste vermelde oorzaken van overlijden zijn duidelijk te herkennen. Maar er werd geen enkel geval van kraamvrouwenkoorts vermeld!! Dat er in al die veertig jaar geen enkel geval van kraamvrouwenkoorts zou zijn l9
Lindeboom, Geschiedenis der Geneeskunde, pag. 249-250.
'O
J. van der Kluit, pag. 299.
"
l. van der Kluit, pag. 228-229, 246-247.
voorgekomen in Zutphen en naaste omgeving is niet waarschijnlijk, maar dat het hoogstens enkele gevallen betrof i s wel aannemelijk. N u i s uit het onderzoek van Semmelweis gebleken, dat de dodelijke ziekte vooral voorkwam in de klinieken. Ook in andere landen was dat geconstateerd. De geneesheren wisten nog niets van de wijze van infectie bij kraamvrouwenkoorts en beseften niet, dat zij zelf de bacteriën van de ene op de andere kraamvrouw overbrachten. Achteraf bekeken was het maar goed, dat de provisoren, de bestuurders, van het Oude en Nieuwe Gasthuis (ONG) in Zutphen weigerden vrouwen voor een bevalling op te nemen, behalve wanneer dat in uitzonderlijke gevallen om medische redenen noodzakelijk zou zijn. Het O N G was voor zieken, niet voor gezonde kraamvrouwen! Pas in 1915 i s men daar van afgestapt, maar toen was alles over het ontstaan van kraamvrouwenkoorts al bekend.20 Uiteraard ging het niet altijd goed met de vroedvrouwen. Petronella Van Beest, verlaten huisvrouw van Hercules Teerink werd in 1805 benoemd, maar zes jaar later komt zij in moeilijkheden omdat zij door een slechte conduite en het onmatig gebruik van sterken drank zich geheel onbekwaam maakt om hare functie als vroedvrouw te kunnen waarnemen. Zij werd geschorst. De jaren daarna werd zij telkens weer toegelaten na een periode, waarin zij de drank had laten staan, maar even zo vaak ging het weer mis. O p de . Meimarkt van 1813 had de commissaris van politie haar zelfs moeten laten opsluiten vanwege verregaande dronkenschap, maar drie maanden later deed dezelfde commissaris een goed woordje voor haar, want zij was de beste vroedvrouw van de stad! Petronella Teerink-van Beest heeft nog een poosje in Noord-Holland gezeten, maar in 1816 kwam zij weer terug en heeft weer een paar jaar haar werk in Zutphen hervat. In 1820 is zij overleden.'l De chirurgijn-vroedmeesters gingen trouwens ook niet altijd vrijuit. Omstreeks 1817 had de vroedvrouw Berendiena Harmsen uit Steenderen klachten over
ene heer Snijder uit Hengelo, die 's avonds om acht uur door haar te hulp was geroepen in verband met een afwijkende ligging van het kind. Snijder kwam anderhalf uur te laat en zei, dat alles goed was en ging vervolgens tot de volgende ochtend acht uur naar een castelijn Berend Hiddink. O m tien uur bleek het kind te zijn overleden! In februari 1839 was het de Zutphense stadsdokter Klose zelf, die de toestand van een kraamvrouw verkeerd beoordeelde. Hij werd op 2 februari geroepen door de Warnsveldse vroedvrouw S. Iliohan-Wastenecker omdat een bevalling niet wilde vorderen. Klose kwam niet maar liet medicijnen voor krampen bezorgen. O p 4 februari was het kind nog niet geboren. Klose werd verzocht zelf te komen kijken. Hij kwam op het midden van de dag en zei na onderzoek, dat de verlossing nog niet kon geschieden. De zesde februari werd Klose weer geroepen omdat de vrouw deerlijk benauwd was. O m negen uur 's avonds zei Klose met onaangename woorden, dat het geen tijd van verlossen was. Vroedvrouw Iliohan heeft toen met toestemming van een diaken en door bemiddeling van de burgemeester een andere vroedmeester, de heer Thurkow, ingeschakeld, die de bevalling met een tang beëindigde, maar het kind werd dood geboren. Thurkow rapporteerde het voorval aan de Plaatselijke Commissie, maar de voorzitter Dr. Stork legde het geval ter zijde: het rapport was niet geadresseerd en bevatte geen officiële klacht tegen Klose en zo ging het de doofpot in! Anderzijds bevindt zich in het archief ook een uitvoerig verslag uit 1821 van een door Klose verrichtte bevalling O p tien foliovellen vertelt hij over een vrouw, die na een ongeval zeven jaren tevoren een jaar lang een ring had gedragen. Door allerlei ontstekingsreacties was een normale bevalling niet mogelijk. Door een incisie (insnijding) heeft Klose toen de bevalling toch nog mogelijk gemaakt. Gezien het uitvoerige verslag zal hij wel trots geweest zijn op zijn prestatie en dat was ook wel terecht! J van der Kluit, pag. 300-302
Naast de diaconale zorg van de diverse kerkgenootschappen ontstonden er in de 1gdeeeuw ook onder de burgerij organisaties, die zich richten op de zorg voor moeder en kind. Dat begon al nadat ons land bij Frankrijk was ingelijfd. Keizer Napoleon richtte in 181 1 bij Keizerlijk Decreet de Societé Maternelle op. Maar hij was kennelijk niet meer zo populair in ~ i t p h e n want , d e burgers van Zutphen stortten geen cent in het door de keizer gestichte fonds! In 1828 verging het het Genootschap van Moederlijke Liefdadigheid, dat onder bescherming stond van Hare Majesteit de Koningin, veel beter. O p verzoek van Gedeputeerde Staten van Gelderland zette de gemeente f 400.- op de begroting en jaarlijks werden er inzamelingen gehouden ten bate van behoeftige kraamvrouwen. Bovendien was er een Gezelschap van jonge Dames onder de naam Concordia, dat de nodige kledingstukken vervaardigde. Het Genootschap van Moederlijke Liefdadigheid verstrekte dekens, kleding voor moeder en kind brandstof en voedsel. In de "Gids voor Maatschappelijk Werk te Zutphen" van 1940 wordt het Genootschap nog steeds vermeld!22
En verder? De verloskunde ontwikkelde zich verder en profiteerde zoals de hele geneeskunde van de ontwikkelingen in de chirurgie, de infectiebestrijding, het röntgenonderzoek enz. enz. In 1865 kwam Thorbecke met een totaal nieuwe wetgeving: geen genees-heel- en verloskundigen meer, maar artsen, vroedvrouwen, apothekers en het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. In het begin van de 20'" eeuw deden de specialisten hun intrede in Zutphen. De stormachtige ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog passen ook niet goed meer in deze verhalen: antibiotica, echo's, vruchtwateronderzoek, kunstmatige inseminatie zijn maar een paar voorbeelden. Maar dit i s wel een historisch en geen verloskundig tijdschrift!