IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
ZAADVERSPREIDING. Versie 2005-08-11
ZaadVerspreiding Deze lesbrief wordt u aangeboden door: I.V.N. afd. Hengelo Werkgroep schoolactiviteiten Tel.: 074- 2770390 1
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Inleiding. Als we het over plantenzaad hebben rijst de vraag waaróm planten zaad produceren. Het antwoord is eenvoudig: voor de voortplanting. Dit is natuurlijk juist, maar naast voortplanting is het vormen van zaad voor vele planten ook de enige manier om de winter door te komen. Éénjarige planten (bijvoorbeeld klaproos, springzaad, onze graansoorten) ontkiemen in het voorjaar uit zaad, groeien en vormen in nazomer of herfst weer zaad. De plant zelf gaat daarna dood. Het zaad overwintert. Het heeft geen last van bevriezing, omdat het weinig water bevat. Dankzij het zaad kunnen deze planten overwinteren.
Onthouden: planten vormen zaad voor de instandhouding van de soort. Het instandhouden van de soort door middel van zaad houdt in dat de plant: - zich kan vermenigvuldigen; - de winter door kan komen; - zijn verspreidingsgebied ( areaal ) kan uitbreiden. De eerste twee punten zijn al aan de orde geweest. Het derde punt, uitbreiding van het areaal, houdt in dat het zaad van planten over bepaalde afstanden vervoerd moet kunnen worden. We komen dan terecht bij de zaadverspreiding, het onderwerp van deze lesinformatie.
Voorbeelden van zaadverspreiding. In de natuur zijn een groot aantal technieken ontwikkeld om plantenzaden te verspreiden. Verscheidene zullen, gerangschikt, de revue passeren. A. Al in augustus toont de lijsterbes zijn felgekleurde oranje bessen. Deze oranje opvallende kleur trekt vogels aan die de bessen opeten. De naam zegt het al: het zijn vooral lijsterachtigen (bijv. de merels) die dat doen. Het vruchtvlees van de bes verteert in het vogellichaam. De pitten in de bes (de zaden) hebben een harde wand. Ze worden niet verteerd en komen met de uitwerpselen ergens op de grond. In onze parken, bossen en tuinen zijn talloze andere besdragende planten, bomen of heesters te zien, met verschillende kleuren bessen: wit, rood, oranje, donkerblauw en zwart. Deze kleuren hebben slechts één bedoeling: het lokken van vogels.
2
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
De gelderse roos heeft rode bessen, die tot in de winter aan de struiken blijven hangen en dan zeer goed opvallen. Rozebottels zijn rood of oranje gekleurd en ook de meidoorn heeft rood-oranje bessen. De vroege besdragers hebben vaak rode of oranje bessen, die goed tussen groene bladeren opvallen. Later in de herfst verschijnen meestal de blauwe en de zwarte bessen die beter tegen de herfstkleuren van het blad afsteken. We kunnen dan denken aan de vlierstruik met zijn blauw-zwarte bessen tegen de gele herfstbladeren. Sommige heesters ‘maken’ het helemaal: vroeg in de herfst zijn de bessen rood, later worden ze blauw of zwart ( sneeuwbal, exotisch ‘neefje’ van de gelderse roos en krentenboompje ). De sneeuwbes heeft witte bessen (‘klapbes’). In onze nieuwere parken (Presikhaaf, Immerloo) zijn veel, ook exotische, besdragende heesters aangeplant: - cotoneaster of dwergmispel (oranje-rode bes) - krentenboompje - sneeuwbal - berberissoorten Zelfs de zeer giftige taxus (bijnaam: venijnboom en boom des doods) laat haar zaden door vogels verspreiden. Het zaad zit half verscholen in een niet-giftige rode bes. Het giftige zaad passeert onaangetast het darmstelsel van de vogel. Proeven hebben uitgewezen dat ‘bes-zaden’ die het spijsverteringskanaal van vogels gepasseerd zijn, eerder en beter ontkiemen dan de andere zaden van dezelfde plant.
Onthouden: De besdragende planten, heesters en bomen laten hun zaden door vogels verspreiden. Zij hebben om hun zaden felgekleurde bessen, die de vogels moeten lokken. De bes is het ‘snoepje’, dat wordt opgegeten. De zaden komen dan in de uitwerpselen uitwerpselen overal op de grond terecht. B. In het najaar laten eiken, beuken en kastanjes hun bekende vruchten vallen. Aanvankelijk zitten deze vruchten goed beschermd, namelijk in een napje. Het napje van de eik is het ‘pijpje’ waar de eikel aan vast ( eerst in ) zat, het napje van de beuk is het vierkleppige doosje en dat van de kastanje is de stekelige bolster. Eik, beuk en tamme kastanje behoren dan ook tot de familie van de napjesdragers. De wilde of paardekastanje is er géén familie van! (familie paardekastanje) Zo gauw de napjes maar een beetje open zijn, komen eekhoorns, vlaamse gaaien en ook wel eksters de vruchten al halen, niet alleen om ze op te eten, maar ook om ze overal in het bos te begraven als wintervoorraad.
3
Lesbrief zaadverspreiding
beuk
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Eikels, kastanjes en beukennootjes worden door zeer veel dieren gegeten. Herten en reeën eten veel eikels en kastanjes. Wilde zwijnen wroeten de bosgrond om, op zoek naar eikels. Muizen zijn dol op eikels en beukennoten, terwijl veel zaadetende vogels het vooral op beukennoten hebben voorzien. Boomklevers en spechten klemmen vaak beukennoten tussen spleten in de schors van bomen om ze beter kapot te kunnen hakken (spechtensmidse). In de late herfst en in de winter ziet men vaak grote troepen vinken in beukenbossen op de grond scharrelen op zoek naar beukennoten. Maar deze zadeneters zijn meestal geen zadenverspreiders. De echte verspreiders zijn de eerder genoemde wintervoorradenaanleggers (vooral eekhoorn en Vlaamse gaai), die de voorraadjes overal begraven. Als deze voorraden bij schaarste moeten worden aangesproken, worden ze vaak niet teruggevonden. Het zaad ligt dan “klaar” om in het voorjaar te ontkiemen.
Onthouden: Dieren die wintervoorraden aanleggen van vruchten en zaden helpen vaak mee bij de zaadverspreiding. De eekhoorn en de Vlaamse gaai begraven eikels, kastanjes en beukennootjes. In de winter worden deze vaak niet meer teruggevonden, zodat ze in het voorjaar kunnen ontkiemen.
Vlaamse gaai begraaft eikel
C. De klis is een plant die nogal eens op ruigten voorkomt. De rode bloemen lijken wel wat op die van distels. Klis Aan de bloemhoofdjes zitten talloze weerhaakjes, die kunnen blijven zitten aan de vacht van dieren (of aan de kleren van de mensen). Zo komen de zaden die in de bloemhoofdjes zitten overal terecht.Er zijn vrij veel planten die op een dergelijke wijze hun zaden laten verspreiden. Bij het kleefkruid is de gehele plant met weerhaakjes bezet (let op de naam), waardoor hele stukken van de verdorde plant aan de vacht van voorbij lopende dieren blijven hangen. De vruchtjes zelf ‘kleven’ ook. Als je door kleefkruid loopt, zitten je broekspijpen vol met lastig te verwijderen vruchtbolletjes. Kleefkruid komt erg veel voor als ‘onkruid’ langs wegen, op bouwland, tussen kreupelhout enz.
4
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Bij het tandzaad, dat veel bij het water groeit, is alleen het vruchtje getand (let op de naam). Op elk vruchtje staan enkele naalden (tandjes) met weerhaakjes, waardoor deze vasthaakt ter verspreiding.
Onthouden: Sommige planten laten hun zaden verspreiden door middel van de vacht van dieren. Weerhaakjes zorgen ervoor dat plantendelen aan de vacht blijven hangen. Die weerhaakjes zitten aan de vruchtjes of aan de bloemhoofdjes, maar soms ook aan de gehele plant.
D. Als men de zaden van het viooltje bekijkt dan blijken deze een wit aanhangseltje te hebben. Deze voedzame aanhangsels zijn een lekkernij voor mieren. Deze zoeken de zaden op en slepen ze naar het nest, waarbij er onderweg heel wat verloren worden. Zo worden ze verspreid en het oppeuzelen van het aanhangseltje is de ‘beloning’ voor de mier. Bovenstaande geldt ook voor bijvoorbeeld de zaden van dovenetel, bosanemoon en stinkende gouwe.
Onthouden: Sommige zaden worden door de mieren verspreid. Er zit aan die zaden een zoet aanhangsel waar de mieren dol op zijn, het ‘mierenbroodje’.
E.
Bijna alle kinderen kennen de vruchtjes van de esdoorn: de bekende ‘helicoptertjes’ of ‘neusjes’. Ook weten ze wel waarom dat vruchtje een vleugeltje heeft: het kan dan ‘vliegen’ en de wind kan het wegblazen. Vele zaden hebben een dergelijke zweefinrichting. De valsnelheid wordt verminderd. Het duurt dus langer voordat het zaad op de grond komt. De kans op koersveranderingen is daardoor veel groter. De zaden van sparren en dennen hebben, net als de esdoorn, één vleugel. De kleine berkenzaadjes hebben twee vleugeltjes. Als zweefvliegtuigjes glijden ze over grote afstanden weg. Het iepenzaad is één en al vleugel.
5
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Bij de linde zit aan het stengeltje, waaraan de vruchtbolletjes hangen, een blaadje dat dienst doet als parachute. Paardebloemzaadjes hebben een parachute van zaadpluis: een harenschermpje aan een steeltje. Kilometers ver weg kunnen ze zweven. Populierenzaadjes hebben eenvoudig een bosje haar.
De klaproos heeft een vrucht met een ‘wind-strooi-inrichting’. Het vruchtje is een doosje met een dekseltje (doosvrucht). Bij rijping wordt het doosje hard en droog en springen er rondom onder het dekseltje kleine gaatjes open. Ook de vruchtsteel wordt droog en vooral veerkrachtig. Als de wind de steel buigt, veert deze met kracht terug, zodat de zaadjes uit de gaatjes van de doosvrucht worden geslingerd. Sommige planten hebben zulk licht zaad dat deze zonder meer door de wind kunnen worden verspreid (bijvoorbeeld vingerhoedskruid en toorts) Doosvrucht van klaproos
Onthouden: Heel lichte zaadjes worden door de wind verspreid. Sommige zwaardere zaden hebben een zweef- of vlieginrichting: vleugels, parachute, pluis. De klaproos heeft een ‘wind-strooi-inrichting’.
F. De vrucht van de waterlelie rijpt onder water, waarna het naar de bodem zakt. Daar zwelt het op en barst open zodat de zaden vrijkomen. Deze stijgen omhoog en drijven doormiddel van een met gas gevuld drijfvliesje rond. Nu kunnen ze zich drijvend verspreiden. Door een slijmlaagje kunnen ze bovendien Zaad waterleliie aan de poten van watervogels blijven hangen en nog eens extra verspreid worden. Zo ziet u dat één plant meerdere manieren van zaadverspreiding kan ontwikkelen.
Vrucht gele plomp
De zaden van de gele plomp worden eveneens door het water verspreid. Bij deze plant blijft niet het zaad maar de vrucht lange tijd ronddrijven voor deze uit elkaar valt. De zaden kunnen daarna naar de bodem zakken. Ook de els, die kan uitgroeien tot een grote boom, en veel langs de waterkant roeit, maakt gebruik van het water als verspreidingsmiddel: de zaden zijn oliehoudend en kunnen lang blijven drijven. Ook worden ze via het darmkanaal van vogels (vooral sijsjes) verspreid. Weer twee manieren dus. Ook de zaden van de gele lis zijn vettig zodat ze enkele dagen kunnen blijven drijven.
Onthouden: Zaden van water- en oeverplanten worden vaak door het water verspreid. De zaden of de vruchten zijn oliehoudend of met gas gevuld, zodat ze lang op het water kunnen drijven. Het waterleliezaad heeft nog een drijfvliesje.
6
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
G. In onze parken en bossen komt de laatste jaren steeds vaker het klein springzaad voor. Afkomstig uit Mongolië breidt deze soort zich bij ons in het wild steeds meer uit. De naam zegt het al: al de zaden springen weg. De langwerpige doosvrucht droogt bij rijpheid niet uit, maar bij de minste aanraking (bijvoorbeeld door een insekt) springen de vijf kleppen als bladeren uiteen en de zaden worden meters ver weg geslingerd. Hier verspreidt de plant zélf zijn zaden. Ook de reuzenbalsemien (een familielid van het springzaad uit VoorIndië), die nogal eens als sierplant in de tuinen voorkomt, heeft precies hetzelfde verspreidingsmechanisme. U begrijpt dat deze plant op deze manier gemakkelijk vanuit de tuinen verwildert.
Springzaad
De vrucht van het viooltje en de peulvruchten van bijvoorbeeld de brem en de lupine vertonen ook een soort 'springwerking'. Deze vruchten springen onder invloed van droogte al open. Bij warm en zonnig weer kan men de brem en de lupine horen 'knappen'. De peulen springen dan open en de zaden 'schieten' weg.
Peul lupine
Onthouden: Er zijn planten die hun zaden zelf verspreiden door middel van een 'schietinrichting'. Peulvruchten springen vaak met kracht open als ze zijn uitgedroogd. Hun zaden schieten dan weg. H. De grote weegbree, een algemene plant in Europa, kwam oorspronkelijk in Amerika niet voor. Toen de Europeanen zich er vestigden, verscheen ook de weegbree. Blijkbaar waren de zaden via de kleding of materialen meegekomen. De Europeanen verspreidden deze plant over de gehele wereld. De Indianen noemen de weegbree 'het voetspoor van de blanke'. Andersom is de waterpest, een overbekende waterplant, toevallig met een plantenzending uit Amerika in Europa terechtgekomen. Mensen verspreiden dus ook zaden en planten! Klit- en kleefvruchten worden door onze kleren verspreid. Wij gooien klokhuizen van appels en peren weg. Kinderen gooien met eikels en kastanjes naar elkaar. Voertuigen voeren ongemerkt zaden mee (in modder en zand aan auto's, treinen enz. Vooral langs spoorwegen en bij opslagplaatsen komen veel 'buitenlandse' planten (zogenaamde adventieven voor). Ook sier- en cultuurplanten worden door de mens verspreid.
7
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Onthouden: Ook de mensen verspreiden planten en plantenzaden. Vaak gebeurt dat niet opzettelijk. Het kan bijvoorbeeld komen door middel van onze kleren, door zand en modder aan voertuigen en het gooien met eikels.
Samenvatting. We gaan nu alle voorgaande omlijnde teksten onder elkaar zetten. Dit kunt u met uw leerlingen zonder veel moeite doen. Planten vormen zaad voor de instandhouding van de soort. De besdragende planten, heesters en bomen laten hun zaden door vogels verspreiden. Zij hebben hun zaden in felgekleurde bessen (vruchten) die de vogels moeten lokken. De bes is het 'snoepje' dat wordt opgegeten. De zaadjes komen dan met de uitwerpselen overal op de grond terecht. Dieren die wintervoorraden aanleggen van vruchten en zaden helpen vaak mee bij de zaadverspreiding. De eekhoorn en de Vlaamse \gaai begraven de eikels, kastanjes en bekennootjes. In de winter worden deze vaak niet meer teruggevonden. In het voorjaar kunnen ze dan ontkiemen. Sommige planten laten hun zaden verspreiden door de vacht van dieren. Weerhaakjes zorgen ervoor dat plantendelen aan de vacht blijven hangen. Die weerhaakjes zitten aan de vruchtjes of aan de bloemhoofdjes, soms ook aan de gehele plant. Sommige zaden worden door mieren verspreid. Er zit aan die zaden een zoet aanhangseltje, het 'mierenbroodje', waar de mieren dol op zijn. Heel lichte zaadjes worden door de wind verspreid. Sommige zwaardere zaden hebben een zweef- of vlieginrichting: vleugels, parachute, pluis. De klaproos heeft een 'wind-strooi-inrichting'. Zaden van water- en oeverplanten worden vaak door het water verspreid. De zaden of de vruchten zijn oliehoudend of met gas gevuld, zodat ze lang op het water kunnen drijven. De waterlelie heeft tevens een drijfvliesje. Er zijn planten die hun zaden zelf verspreiden door middel van vruchtjes met een 'schietinrichting'. Peulvruchten schieten vaak met kracht open als ze zijn uitgedroogd. Hun zaden schieten dan weg. Ook de mensen verspreiden planten en plantenzaden. Vaak gebeurt dat niet opzettelijk. Het kan bijvoorbeeld komen door middel van onze kleren, door zand en modder aan voertuigen en het gooien met eikels. Uit het bovenstaande kunnen een aantal regels, algemeenheden worden gehaald. Zaden worden verspreid door: a. Dieren (bes-etende vogels, vacht, verslepen of begraven); b. Wind (vleugels, parachute, pluis, gewicht); c. Water (drijven); d. Plant zelf (wegschieten); e. Mens (kleren, voertuigen, zaaien van landbouwgewassen).
8
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Waarom zaadverspreiding? In de inleiding werd reeds gezegd dat planten zaden vormen voor de instandhouding van de soort. Waarom wordt er nu zoveel 'moeite' gedaan om ze te verspreiden? Als dat niet zou gebeuren, zouden alle zaden rondom de moederplant vallen. Dat is niet handig, want: 1. veel moederplanten ontnemen de jonge kiemplantjes dan licht 2. de zaden komen dan allemaal op een zeer klein stukje grond terecht, waardoor de jonge plantjes elkaar danig in de weg zouden staan; slechts enkele (de ‘sterksten') zouden dat overleven. Het is noodzakelijk om aan deze vorm van concurrentie te ontkomen. Een andere belangrijke reden om zaden te verspreiden is het feit dat een bepaald plantendek niet altijd hetzelfde blijft. Ze verandert van samenstelling. Plantensoorten verdwijnen ter plaatse. Andere komen er voor in de plaats. Dit noemen we successie. Deze successie kan heel langzaam verlopen, maar soms ook zeer snel (in een paar jaar). Daarom moet een plant voor de instandhouding van de soort dus zorgen dat er ook zaden ver van de moederplant ontkiemen (uitbreiding van het verspreidingsgebied).
Ontkieming. Als de zaden verspreid zijn wil dat nog niet zeggen dat ze zullen ontkiemen. Dat doen ze pas als ze op een geschikte plaats terecht komenen. Een plant kan in verschillende toestanden voorkomen: 1. actief levend (groeiend, bloeiend en zaadvormend) 2. latent levend(rusttoestand) 3. dood. Latent leven vinden we bijvoorbeeld in zaden. We zouden kunnen zeggen dat zich in een zaad een ongeboren plantje, een embryo, in rustoestand bevindt. Dat embryonale plantje wordt door één of meerder zaadhuiden beschermd. Dat latente leven kan lang duren (niet onbegrensd). Sommige zaden kunnen jarenlang hun kiemkracht bewaren. Het embryo (de kiem) bestaat uit een worteltje, een stengeltje en één of twee blaadjes. Vaak zijn deze delen alleen maar in aanleg aanwezig. Tevens zit er in het zaad reservevoedsel (koolhydraten, eiwitten en vetten) in de vorm van één of twee zaadlobben. Bij tweezaadlobbige planten groeit het hele zaad mee omhoog en vormen de lobben tevens de eerste blaadjes. Een en ander is in de klas uitstekend te demonstreren met een aantal bruine bonen. Als u van een voorgeweekte bruine boon de zaadhuid afpeutert, valt hij uiteen in twee delen: de twee zaadlobben. Precies tussen de lobben in zit de kiem, het planten-embryo. Precies zo is dat bij pinda's. Als we gebrande pinda's eten en we halen het velletje, de zaadhuid, eraf, kunnen we de pinda in tweeën delen: de zaadlobben. Op één van de twee delen zoeken we naar het 'kaboutertje', de kiem. Met een aantal bruine bonen kunt u met de kinderen het ontkiemings- en eerste groeiproces volgen. U kunt de bonen laten kiemen op vochtige watten of op een natte spons. Een heel leuke manier is de volgende: u neemt een gladde glazen beker (geen jampot met een naar binnen buigende rand), die u geheel met watten vult; dan stopt u enkele bonen tussen de glaswand en de watten enkele centimeters onder de bekerrand; daarna giet u wat water over de watten zodat deze goed vochtig worden; dat laatste zult u nog enkele keren moeten herhalen.
9
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
U kunt ook een cilinderglas gebruiken. Hierin doet u een passend stuk, liefst gekleurd (tekent beter af) stuk vloeipapier. Dat zal zich ontrollen en zichzelf tegen het glas aandrukken. De bonen stopt u tussen vloeipapier en glas. Een laagje water op de bodem is voldoende. Water regelmatig aanvullen. Bij deze proef zien we het volgende gebeuren (laat de kinderen zelf per dag waarnemen en hun waarnemingen noteren): 1. De zaadhuid wordt rimpelig; ze neemt water op. 2. De zaadhuid trekt weer glad: ook de zaadlobben nemen nu water op (het latente leven wordt nu omgezet in actief leven). 3. De zaadhuid barst en het worteltje komt tevoorschijn. Dit kan groeien dankzij het voedsel in de zaadlobben. (Waarom verschijnt eerst het worteltje?) 4. Het stengeltje gaat groeien. 5. De zaadlobben ontvouwen zich. Ze dienen tevens als eerste 'blaadjes'. 6. Als de echte blaadjes gaan groeien verschrompelen de zaadlobben. De worteltjes kunnen nu al het benodigde voedsel opnemen, waarbij de blaadjes assimileren (koolzuurgas/zuurstof-uitwisseling). Nu zullen de plantjes spoedig doodgaan, want alleen op water kan ook een plant niet leven. Als u tegelijk met het begin van de proef ook een paar bonen in een pot met vochtige aarde heeft gezet, kunnen de kinderen het vervolg ook beleven.
Zet ook eens een paar bloempotten met kastanjes, eikels en beukennootjes in de klas. In een middelgrote pot niet meer dan 1 kastanje of 2 eikels of 3 beukennootjes. De kinderen zullen er veel plezier aan beleven en overeenkomsten zien met de boon. Ook graszaad zaaien is leuk. De kinderen zullen hierbij geen zaadlobben boven de grond zien komen, maar een kiemschede met de blaadjes daarin opgerold. Gras is namelijk een éénzaadlobbige plant.
Gekweekte eetbare vruchten en zaden. (I.V.N. sept. 1999) Tot de gekweekte en voor de mens eetbare vruchten en zaden behoren de graansoorten (familie der grassen), maar ook o.a. boekweit, koolzaad en mosterd. Van de eetbare graansoorten worden in ons land tarwe, rogge, gerst en haver verbouwd. Rijst en maïs behoren ook tot de graansoorten. Maïs wordt in ons land voornamelijk voor het vee verbouwd. De mens heeft de graanverbouw over alle daarvoor geschikte delen van de wereld verspreid.
10
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
Behalve van maïs lijken de graankorrels (dit zijn de vruchtjes van de plant ) veel op elkaar. Binnen in de korrel zitten de kiem en het kiemwit. Kiemwit is zetmeel, een soort koolhydraat. Het kiemwit wordt omhuld door het zaadhuidje, de aleuronlaag en de vruchtwand. De aleuronlaag die min of meer met de zaadhuid en de vruchtwand is vergroeid, is eiwitrijk en bevat veel vitamine B. Meel wordt gemaakt door de graankorrels te malen. Afhankelijk van de wijze van malen en zeven kunnen we verschillende soorten meel maken. Om het meel wit te krijgen worden vruchtwandje, zaadhuidje en de daarmee verbonden waardevolle aleuronlaag uitgezift, (de zemelen). Voor het bakken van witbrood wordt tarwemeel gebruikt waaruit de zemelen zijn verwijderd. In meel voor bruinbrood is een groot deel van de zemelen achter gebleven. Bruinbrood is dan ook veel gezonder dan witbrood. Gebruik: • gewone tarwe wordt gebruikt voor het bakken van brood, cake, koekjes, enz. een iets hardere tarwesoort voor macaroni, spaghetti, enz. • rogge voor roggebrood en knäckebröd. • gerst voor de productie van bier en veevoer. • haver als voer voor paarden en kippen voor mensen in de havermoutpap, muesli en ook in koekjes
inmaken Boekweit is geen echte graansoort. Het behoort tot de duizendknoopfamilie. Het vruchtje, een klein driehoekig nootje, bevat veel zetmeel en eiwit. Door de kleine oogsten en een arbeidsintensieve verwerking wordt boekweit vrijwel niet meer verbouwd. De nootjes (de vruchtjes) worden gebruikt voor kippenvoer en de gepelde en gebroken of gemalen zaden verwerkt men in pap en pannenkoeken Koolzaad en mosterd zijn olieplanten en behoren tot de kruisbloemenfamilie. De bloemen zijn geel en in de rijpe vruchtjes, die we hauwtjes noemen, zitten de olierijke zaden. De zaden van koolzaad bevatten ong. 40% olie. De zaden van mosterd ong. 25 - 30%.Koolzaad wordt verwerkt tot slaolie, in margarine, voor de zeepbereiding en in veevoeders. Van de mosterdzaden wordt tafelmosterd gemaakt. De zaden worden gebruikt bij het van augurken, zilveruitjes en visconserven. Al deze gewassen zijn éénjarige cultuurplanten en worden door de mens gezaaid en geoogst.
11
Lesbrief zaadverspreiding
IVN afd. Hengelo Werkgroep Educatieve activiteiten voor scholen
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Literatuur: 1. Landbouwgewassen. Ole Host e.a. Uitg. W.J. Thieme, Zutphen. 2. Informatie in woord en beeld over planten en struiken . G. den Hoed Uitg. Moussault, Amsterdam 3. Bomen en sruiken in de natuur. G. Amann Uitg. Zomer en Keuning, Wageningen 4. Bos en bomen. Walter Kümmerly Uitg. W. Gaade, Den Haag 5. Wat is dat voor een boom? Kosch Ruys Uitg. Thieme, Zutphen 6. Natuurleven in Nederland. Blijdestein Uitg. Wolters/Noordhoff, Groningen.
12
Lesbrief zaadverspreiding