Gemeenteblad 512
De raad van de gemeente Voorst,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 december 2013, nummer Z13-02784_2013-46895,
besluit:
vast te stellen het:
Beleidsplan schuldhulpverlening gemeente Voorst 2013
-1-
INHOUDSOPGAVE 1.0 1.1
Inleiding Leeswijzer
3 3
2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Wat is schuldhulpverlening Historische ontwikkelingen Stadsbank Apeldoorn Gedragscodes Schuldhulpverlening nu Instrumenten Belanghebbenden Perspectief
4 4 4 5 5 6 6
3.0
Wetgeving
7
4.0 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3
De aanpak De kosten Andere aanpak De stappen Budgetbeheer De oude wijze van dienstverlening De nieuwe wijze van dienstverlening Aanvullende opties tot vermindering van dienstverlening
8 8 8 9 11 11 12 13
5.0
Kaderstelling
14
-2-
1.0 Inleiding Dit is het eerste beleidsplan schuldhulpverlening gemeente Voorst. De gemeenteraad is vanaf 1 juli 2012 op grond van artikel 2 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verplicht een beleidsplan vast te stellen voor de duur van maximaal vier jaren. De invoering van deze wet impliceert voor de gemeenten namelijk de wettelijke taak ondersteuning te bieden bij financiële problemen van hun inwoners. In het beleidsplan geeft de raad in ieder geval aan: 1. Welke resultaten de raad in de door het plan bestreken periode wenst te behalen. 2. Welke maatregelen de raad en het college nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de integrale schuldhulpverlening wordt uitgevoerd. 3. Het maximaal aantal weken dat de gemeente nastreeft met betrekking tot de in artikel 4, eerste lid, genoemde periode. 4. Hoe schuldhulpverlening aan gezinnen met inwonende minderjarige kinderen wordt vormgegeven. Naast de verplichtende bepalingen heeft de raad de bevoegdheid te regelen onder welke voorwaarden het college de verzoeker verplicht over een basisbankrekening te beschikken. Na de vaststelling van de beleidskaders (hoofdstuk 5), stelt het college de uitvoeringsregels vast. De gemeente Voorst laat de schuldhulpverlening al enige jaren uitvoeren door de Stadsbank te Apeldoorn. De Stadsbank voldoet aan de kwaliteitsnormen die Voorst stelde en wil blijven stellen aan de uitvoering van de schuldhulpverlening in de gemeente Voorst. Om dat te verduidelijken bevat dit eerste beleidsplan enkele passages over de ontstaansgeschiedenis van die bank en de betekenis daarvan voor de schuldhulpverlening, ook in de gemeente Voorst. Uit die passages volgt dat de Stadsbank ook aan de wettelijke kwaliteitseisen en eisen (gedragscodes) vanuit de branche voldoet. De Stadsbank heeft de vragen om hulp van klanten uit de gemeente Voorst, die afhankelijk waren of dreigden te worden van schuldhulpverlening, altijd conform de daarover gemaakte afspraken afgehandeld. De gemaakte afspraken houden in dat een klant uit Voorst behandeld wordt als een klant uit Apeldoorn. Een aanpak die over en weer bevalt bij alle betrokkenen. Redenen genoeg om deze aanpak te continueren. Dit beleidsplan is daarom gebaseerd op het Apeldoornse plan voor schuldhulpverlening. De inzet voor de looptijd van dit plan is dat elke aanvrager tijdig en goed geholpen wordt. Tevens dient elke klant zo snel mogelijk te beseffen dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn financiële situatie. Hulp om die situatie zo nodig te verbeteren, kan niet blijvend en niet altijd gratis zijn. Aan de kostenkant is het doel dat de geïndexeerde kosten niet stijgen en als de kans zich voordoet, dalen. In paragraaf 2.4 is de inzet meer gespecificeerd via de beschikbare instrumenten. 1.1 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd wat schuldhulpverlening is, welke instrumenten gebruikt worden en hoe de huidige praktijk er uit ziet. In hoofdstuk 3 wordt de nieuwe wet samengevat en in hoofdstuk 4 worden de mogelijkheden belicht voor een aanpassing van de huidige praktijk aan de nieuwe financiële ruimte. In hoofdstuk 5 worden de kaderstelling en plandoelen beschreven.
-3-
2.0 Wat is schuldhulpverlening In dit hoofdstuk wordt besproken wat schuldhulpverlening is en hoe die wordt uitgevoerd. Het uitgangspunt is dat de Stadsbank Apeldoorn de schuldhulpverlening voor de gemeente Voorst blijft doen. Dit hoofdstuk bevat de inleiding op de meer concretere uitwerkingen in de volgende hoofdstukken. 2.1 Historische ontwikkelingen Stadsbank Apeldoorn De Stadsbank werd op 1 januari 1856 opgericht onder de naam ‘De Hulpbank’. Het doel was: ‘Nijvere ingezetenen tot bevordering van hun welstand in de uitoefening van enig bedrijf of beroep door geldelijk voorschot te ondersteunen, waardoor betrokkenen leerden zuinig, spaarzaam en werkzaam te zijn.’ Later werd als doel toegevoegd: geld van betrokkenen zeker en voordelig te bewaren. In 1952 werd de “Gemeentelijke Volkscredietbank” opgericht om burgers op een verantwoorde wijze geld te laten lenen. Kredietverlening was de primaire taak. Nevendoelen waren overkreditering tegen te gaan en aan schuldsanering te doen. In de jaren vijftig en daarna veranderde de naam, afhankelijk van de ontwikkelingen eerst in Gemeentelijk Kredietbank en later in Stadsbank. Dat in die jaren al commercieel werd gedacht blijkt uit het plan om hypotheken als winstgevend product op te nemen. Aan de commercialisering kwam in 2000 een einde. De Ceteco-affaire in Zuid Holland leidde tot de invoering van de wet Financiering decentrale overheden (Wet FIDO). Deze wet regelde ondermeer dat de Stadsbank nog slechts kredieten mocht (en mag) verstrekken aan kredietnemers: a. met een inkomen tot maximaal 130% van het minimumloon en aan b. kredietnemers die om diverse redenen als leeftijd, verblijfsstatus, kredietverleden etc. niet terecht kunnen bij een handelsbank. De Stadsbank beschikt nog steeds over die mogelijkheden. Het afgelopen decennium is schuldhulpverlening wel meer en meer de primaire taak geworden. Kredietverlening kan daarbij ondersteunend werken. 2.2 Gedragscodes Doordat de Stadsbank lid is van de NVVK1 zijn de gedragscodes van die vereniging, waaronder de Gedragscode Schuldregeling (1979), van toepassing op de producten van de Stadsbank. Deze code is de basis voor schuldregelingen in Nederland en een borg voor de schuldeisers. Zij weten daardoor dat een voorstel tot schuldbemiddeling aan bepaalde eisen voldoet. Zo worden bijvoorbeeld alle schuldeisers gelijk behandeld. In 2008 ging de schuldhulpverlening ‘nieuwe stijl’ van start met als aspecten: Preventie om mensen financieel bewust te maken en te voorkomen dat zij onverantwoorde schulden aangaan (stabilisatie). Ondersteuning bij schulden die nog niet problematisch zijn (gedrag en competenties). Stabiliseren van de financiële situatie van de klant en financiële vaardigheden aanleren (schulden oplossen). Wat betekenen deze aspecten procesmatig? Tijdens de stabilisatieperiode worden de inkomsten en uitgaven in evenwicht gebracht. Dat gaat via vragen als: zijn alle minimaregelingen aangevraagd en wordt de auto verkocht als deze niet noodzakelijk is voor het werk. Ook mogen er geen nieuwe schulden ontstaan en moeten de vaste lasten betaald worden. Een instrument hiervoor is budgetbeheer. Gedrag en competenties staan voor de zorg dat mensen duurzaam financieel zelfredzaam worden. Het is daarbij van belang dat zij de vaardigheden leren om zelf hun financiën te beheren. Instrumenten hiervoor zijn budgetbegeleiding, een budgetcursus volgen en/of adviesgesprekken met een klantmanager voeren. Als blijkt dat iemand niet in staat is deze vaardigheden aan te leren, 1
Nederlandse vereniging van volkskrediet
-4-
bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke beperking, dan kan beschermingsbewind worden aangevraagd. Naast financiële vaardigheden aanleren, wordt ook aandacht besteed aan problemen die schulden veroorzaken, bijvoorbeeld een verslaving. Schulden oplossen is een wezenlijk onderdeel van de schuldhulpverlening. Opties daarvoor zijn een minnelijk traject, een betalingsregeling, herfinanciering, saneringskrediet of schuldbemiddeling. Indien het niet lukt tot een minnelijk traject te komen, dan kan een gerechtelijk traject via de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) uitkomst bieden. De gedragscodes vormen kwaliteitsnormen. In dat kader past de melding dat de Stadsbank is gecertificeerd volgens de “NEN 8048 Schuldhulpverlening”. De certificatie impliceert: a. transparantie en verdere professionalisering van de schuldhulpverlening, b. meer zekerheid over het schuldhulpverleningsproces voor zowel de cliënt als de schuldeiser, c. een toetsbaar systeem waarbinnen organisaties die voldoen aan de eisen in de norm kunnen worden onderscheiden van organisaties die hier niet aan voldoen. Een bijkomend voordeel hiervan is dat malafide en incompetente organisaties van de markt worden geweerd. 2.3 Schuldhulpverlening nu De schuldhulpverlening is vanaf 2009 gericht op de totstandkoming en/of het behoud van (duurzame) financiële stabiliteit van burgers en ondernemers die moeite hebben om met hun inkomen rond te komen. Deze visie is nog steeds actueel en blijft van kracht. Schuldhulpverlening is dus niet alleen een kwestie van mensen even helpen om hun financiële situatie op orde te krijgen. Schulden hebben vaak een achterliggende oorzaak en als die niet wordt aangepakt, ontstaan er snel weer nieuwe schulden. Goede schuldhulpverlening draagt ook bij aan de bestrijding van armoede en geeft mensen meer mogelijkheden om actief deel te nemen aan het sociale en maatschappelijke leven. De Voorster schuldhulpverlening is, zoals al is aan gegeven, onder gebracht bij de Stadsbank Apeldoorn die is gevestigd in het Activerium te Apeldoorn. 2.4 Instrumenten De Stadsbank beschikt over de volgende instrumenten om vorm te geven aan de schuldhulpverlening. a. Preventie gericht op onverantwoordelijk financieel gedrag voorkomen. b. Budgetbegeleiding en advisering over de financiële situatie van de klant. De Stadsbank begeleidt de klant en leert hem een nieuw uitgavenpatroon aan. Het doel is dat de klant uiteindelijk zijn financiën zelfstandig en op verantwoorde wijze kan beheren. c. Budgetbeheer in de vorm van ondersteuning bij het beheer van het inkomen. De Stadsbank ontvangt het inkomen en verzorgt de noodzakelijke betalingen zodat geen nieuwe schulden ontstaan. Budgetbeheer maakt vaak onderdeel uit van een schuldregeling of schuldsanering. d. Schuldbemiddeling tussen de klant, de schuldeisers en anderen. Er wordt geen krediet verleend en de schuld wordt gedurende een periode van drie jaren zoveel mogelijk afgelost op basis van de aflossingscapaciteit van de klant. Na drie jaren vervalt, zoals met de schuldeisers is afgesproken, het niet afgeloste deel van de schulden. e. Een saneringskrediet verstrekken om een percentage van de schulden, zoals afgesproken met de schuldeisers, af te lossen. Het niet afgeloste deel van de schulden vervalt. Het krediet moet in maximaal drie jaren worden afgelost. f. Een wettelijk traject (WSNP) starten als een minnelijk traject is mislukt. In deze situatie wordt de zaak overgedragen aan de rechter. De rechter beslist of iemand tot de wettelijke regeling wordt toegelaten. Is dit het geval, dan wordt een saneringsplan opgesteld waarin de aflossing van de schulden wordt geregeld. Een klant kan daarna weer met een schone lei beginnen. g. Beschermingsbewind instellen. Indien iemand door persoonlijke omstandigheden (lichamelijk of psychisch) zijn financiële zaken niet kan regelen, kan dit instrument uitkomst -5-
bieden. De geldzaken van betrokkene worden dan overgedragen aan iemand anders (onder bewindstelling). 2.5 Belanghebbenden Elke inwoner van de gemeente Voorst van 18 jaar en ouder kan belanghebbende zijn, ongeacht de aard en zwaarte van de problematiek. Iemand die maandelijks moeilijk rond kan komen, kan dus ook belanghebbende worden. Met een dergelijke belanghebbende wordt vaak de keuze gemaakt om korte tijd het financieel beheer over te nemen. 2.6 Perspectief De afgelopen jaren namen de aanvragen om steun zowel in aantal als in complexiteit toe. Bovendien stellen schuldeisers zich steeds harder op. De Stadsbank kan in die situaties als intermediair naar oplossingen zoeken en zo nodig schuldregelingen treffen. Het doel is schuldsituaties oplossen. Is de situatie daar te slecht voor, dan zoekt de Stadsbank naar manieren om de maatschappelijke kosten zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast groeit het aantal werklozen en het aantal aanvragen. Ook de buffers dalen en/of raken op. Een andere ontwikkeling is dat het gemiddelde bedrag aan schulden en het aantal schuldeisers per hulpvrager toeneemt. Tevens verandert de doelgroep. Voorheen waren de klanten vooral mensen met een uitkering of een laag inkomen. Nu komen ook mensen uit de hogere inkomensgroepen een beroep doen op schuldhulpverlening. Zo steeg het percentage mensen met inkomen dat een beroep doet op schuldhulpverlening landelijk van 18% in 2008 naar 40% in 2010. Nog een andere ontwikkeling is dat het aantal schuldenaren met problemen op meerdere leefgebieden toe neemt. Veel burgers maken gebruik van schuldhulpverlening. Sommigen laten alleen hun bankzaken beheren en anderen gaan voor het volledige wettelijke product. Het motto in dit verband is dat iedereen welkom is bij de Stadsbank. Het is verstandiger op tijd hulp te vragen dan te lang en te veel lasten zelf te dragen.
-6-
3.0 Wetgeving De op 1 juli 2012 in werking getreden Wet gemeentelijke schuldhulpverlening heeft een effectievere gemeentelijke schuldhulpverlening tot doel. Een belangrijke maatregel daarbij is de wettelijke inbedding van de taak van gemeenten op het terrein van de integrale schuldhulpverlening. Voorop in de wet staat dat drempels, die participatie van burgers in gevaar brengen of belemmeren, voorkomen en weg genomen dienen te worden. Een problematische schuld is een belemmerende factor voor (volwaardige) (arbeids)participatie. Daarom staat een samenhangend schuldhulpverleningsaanbod voorop. De aanpak van de Stadsbank als blijvende partner van de gemeente Voorst betekent dat deze wet weinig gevolgen zal hebben voor de bestaande aanpak. De wet is kort en praktisch en regelt de verplichting voor de raad tot vaststelling en actualisatie van een beleidsplan (maximaal voor vier jaren) voor integrale schuldhulpverlening aan inwoners van de eigen gemeente. Dit is dus het eerste plan met kaders op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Het gevolg is bepalingen gericht op de voorkoming van schulden die niet betaald kunnen worden en bepalingen over de oplossing van toch ontstane financiële problemen. De omstandigheden die op enigerlei wijze in verband kunnen staan met de financiële problemen zijn zeker ook van belang. Voorbeelden zijn psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de gezondheid, een verslaving of de gezinssituatie. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan. De hoofdlijn is dat het college binnen vier weken in gesprek is met een aanvrager om de hulpvraag vast te stellen. In een aantal situaties dient de hulpvraag binnen drie dagen vast gesteld te zijn. Het gaat dan om zaken als een woningontruiming, de beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, of water of de opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering. Een middel in dit verband wordt een verzoek aan de rechtbank om een afkoelingsperiode (het moratorium2) af te kondigen voor een periode van maximaal zes maanden. Met het mortuarium voorkomt het college dat de schuldeiser tot verhaal op de goederen en tot opeising van goederen van de schuldenaar over kan gaan. Van de hulpvrager mag verwacht worden dat hij alle noodzakelijke inlichtingen verstrekt en dat hij zijn medewerking verleent. Ook regelt de wet dat andere bestuursorganen of instanties de benodigde informatie verstrekken. In de Wet op het financieel toezicht is in samenhang met de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de basisbankrekening geregeld. Dat is een bankrekening waarop men niet rood kan staan en die speciaal bedoeld is voor mensen die een schuldhulpverleningstraject aangaan.
2
Het moratorium is wettelijk verankerd in artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit artikel is nog niet in werking
getreden.
-7-
4.0 De aanpak In dit hoofdstuk is geregeld hoe de financiële maatregelen verankerd worden en dan op zodanige wijze dat het wettelijk vereiste minimumniveau in stand blijft. De maatregelen gaan over de afbakening van de doelgroep tot alleen gemotiveerde klanten en de duur en intensiteit van budgetbeheer. Tevens zijn de maatregelen gericht op beleid dat betaalbaar uitgevoerd kan worden. Met deze keuzes komt een eind aan de ambitie ‘iedereen schuldenvrij’. 4.1 De kosten Per 1 januari 2012 heeft het Rijk twintig miljoen euro per jaar bezuinigd op het gemeentefonds door de tijdelijke rijksmiddelen schuldhulpverlening vervallen te verklaren. Net als andere gemeenten dient de gemeente Voorst zijn aanpak hierop af te stemmen. Daarvoor zijn verschillende keuzen, of kiezen een mix daaruit, mogelijk. Welke keuzes zijn er? De deur voor groepen als recidivisten en fraudeurs voor drie jaren of langer sluiten. Huishoudens met een inkomen boven een bepaalde grens uitsluiten van schuldhulpverlening. Maximaal inzetten op de betrokkenheid van vrijwilligers en/of zelfwerkzaamheid (afhankelijk van iemands mogelijkheden zelf papieren te ordenen, saldi op te vragen, et cetera). Ondersteunende (maar dure) producten beperken of afschaffen. Voorbeelden hiervan zijn budgetbeheer of een beperkte inzet van het middel schuldpreventie. Een eigen bijdrage heffen voor specifieke producten (budgetbeheer) of voor hele trajecten (bijvoorbeeld voor de hoge inkomens). De diensten en producten (veel) gerichter inzetten (maatwerk). Voor veel van deze maatregelen geldt dat het maar de vraag is hoe hoog de werkelijke besparing zal zijn. Hier is onderzoek naar gedaan en de belangrijkste onderzoeksconclusie is dat de baten van schuldhulpverlening ruim twee keer zo hoog zijn als de uitgaven. Bij inwoners met een bijstandsuitkering die gebruik maken van schuldhulpverlening is gebleken dat de uitkeringsduur gemiddeld vier tot twaalf maanden korter duurt dan zonder schuldhulpverlening. (Rapport ‘Klantprofielen voor schuldhulpverlening’ van Regioplan/Hogeschool Utrecht; zie ook hierna.) Meer concreet geldt voor de mogelijke keuzes het volgende. Bepaalde groepen schuldenaren uitsluiten of bepaalde diensten of producten afschaffen, zijn keuzes die weliswaar tot een besparing op de uitgaven voor schuldhulpverlening zullen leiden, maar zij leiden niet automatisch tot minder uitgaven als gevolg van schuldsituaties. Dat doel is eigenlijk alleen te realiseren door het aantal nieuwe schuldsituaties te beperken door de inzet van schuldpreventie en vroegsignalering. Tevens zal dit leiden tot maximering van de effectiviteit en efficiency van schuldhulpverlening. In de Voorster begroting wordt jaarlijks het beschikbare budget, na indexatie, opgenomen. 4.2 Andere aanpak Het doel is de doelgroep van de schuldhulpverlening nauwkeuriger te bepalen met als doel meer effectiviteit bereiken. Een primair uitgangspunt is participatie bereiken. Het middel daarbij is het inkomen van betrokkenen op orde brengen en balans aanbrengen in hun inkomsten en uitgaven. Daarnaast geldt het uitgangspunt dat we per individueel dossier inzetten op het maximaal haalbare met als doel een gunstiger verhouding in de kosten/baten. Deze aanpak is volgens het eerder genoemde rapport haalbaar als er vooraf serieus wordt gekeken naar de motivatie en vaardigheden van schuldenaren. De start van de andere aanpak ligt in vragen als: Is een schuld überhaupt regelbaar? Is de hulpvrager werkelijk gemotiveerd? Zijn er voldoende vaardigheden om het traject succesvol af te leggen? Deze vragen worden hierna verder uitgediept. Ook hierbij is het al genoemde rapport ‘Klantprofielen voor schuldhulpverlening’ van Regioplan/Hogeschool Utrecht als bron gebruikt. (Delen van de tekst van het rapport zijn geheel of nagenoeg geheel overgenomen.)
-8-
Steeds vaker zit achter aanvragen om schuldhulpverlening een taaie multiproblematiek. Deze constatering in combinatie met het gegeven dat een belangrijk deel van de trajecten uiteindelijk niet leidt tot een situatie waarin schuldenaren duurzaam uit de problematische schulden raken, vraagt om een aanpak waarin er meer aandacht is voor het gedrag van schuldenaren. Wie bieden we wel en wie bieden we geen dienstverlening aan? Bij de beantwoording van deze vraag zijn twee variabelen van belang. Ten eerste gaat het om de regelbaarheid van het schuldenpakket. Niet alle schulden komen in aanmerking voor een schuldregeling. Onder andere een boete die nog betwist kan worden, komt niet aanmerking. Het is juridisch namelijk niet mogelijk een schuldregeling met (gedeeltelijke) kwijtschelding te starten. De regelbaarheid van een schuldpakketsituatie speelt bij circa 5% van de aanvragen om schuldhulpverlening. Ten tweede gaat het om de regelbaarheid van het gedrag van de schuldenaar. Onder ‘regelbaarheid’ van het gedrag wordt hier verstaan de mate waarin iemand zich kan en wil houden aan de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een schuldregeling te doorlopen. De intentie om bepaald gedrag te vertonen en de wijze waarop die intentie is opgebouwd zijn daarbij essentieel. Deze factor speelt bij ±95% van de aanvragen die niet tot succesvolle schuldhulpverlening leiden. In een aanpak die enerzijds tot doel heeft schuldregelingen te treffen en anderzijds te voorkomen dat schuldenaren later opnieuw in problematische schulden raken, moeten het gedrag en de benodigde gedragsverandering van de schuldenaar dus centraal staan. Twee elementen zijn essentieel in de verandering van gedrag, namelijk de motivatie om te veranderen en de vaardigheden om het gewenste gedrag te vertonen. Aan de motivatie ligt een drietal elementen ten grondslag, waarbij de eerste twee punten van algemene aard zijn en laatste punt per casus wordt bezien. Iemands houding bij het besef dat de schuldenaar zelf verantwoordelijk is voor de oplossing van een problematische schuldsituatie. Het vertrouwen van de schuldenaar in zichzelf om het gewenste gedrag te vertonen. Zijn vaardigheden en weerbaarheid om te veranderen zijn van kardinaal belang. De reactie van personen uit de omgeving van de schuldenaar door diens gewijzigd gedrag. (Hoe normaal is het om problematische schulden te hebben?). 4.3 De stappen Via een effectieve en efficiënte werkwijze wordt vastgesteld wat de schuldensituatie van de schuldenaar is. Om te beginnen worden eerst de regelbare en niet-regelbare schulden geïnventariseerd. Van belang daarbij zijn de volgende factoren. Hoe gemotiveerd is de schuldenaar? Motivatie is cruciaal en niet compensabel. Van een groot deel van de schuldenaren is de motivatie twijfelachtig c.q. onduidelijk. Wat dan dus eerst moet gebeuren, is de schuldenaar motiveren tot gewenst gedrag. In hoeverre beschikt de schuldenaar over de benodigde vaardigheden? Een groot deel van de schuldenaren beschikt niet over de benodigde vaardigheden. De inzet op verbetering van de vaardigheden is voor deze groep dus van essentieel belang. Hoe leerbaar is de schuldenaar? Gebreken aan vaardigheden en leerbaarheid kunnen gecompenseerd worden door een instrument als bewindvoering of door ondersteuning vanuit het eigen netwerk. Welke vaardigheden heeft de schuldenaar in zijn sociale netwerk? Door te werken met klantprofielen, waarin de motivatie en de vaardigheden van schuldenaren centraal staan, is een efficiëntere en effectievere schuldhulpverlening haalbaar. Het is van belang dat een schuldhulpverlener zo snel mogelijk kan beoordelen wat in een individuele situatie het hoogst haalbare is. Daarbij is het van belang te voorkomen dat de profielen te star worden toe gepast. Een te starre hantering van de profielen impliceert namelijk het risico dat schuldenaren te snel buiten het systeem vallen. Op basis van zijn bevindingen stelt de schuldhulpverlener daarna vast wat een schuldenaar zelf kan en moet doen en welke ondersteuning de gemeente zal moeten bieden. Heel concreet betekent dit ook dat de klantmanager afweegt, zonder te star te worden, of -9-
een schuldenaar al dan niet wordt toegelaten tot een traject of een traject kan blijven volgen om een schuldregeling te treffen. Werken met klantprofielen biedt daarnaast de mogelijkheid een gerichter aanbod te doen dat past bij de schuldensituatie, motivatie en vaardigheden van schuldenaren. De onderzoekers onderscheiden de volgende maten van succes van schuldhulpverlening: Minimaal: interventies zoals een huisuitzetting of –afsluiting voorkomen. Midden: (verdere) escalatie voorkomen en/of duurzame stabiliteit creëren terwijl de schulden blijven bestaan. Maximaal: de situatie realiseren dat de schuldenaar weer schuldenvrij wordt en blijft. Deze aanpak zal er uiteindelijk toe leiden dat in veel gevallen minder zware en ook goedkopere instrumenten kunnen worden ingezet. Het percentage schuldregelingen dat succesvol wordt afgesloten stijgt en het percentage schuldenaren dat recidiveert neemt af. Een afstemming van de dienstverlening op de specifieke mogelijkheden en situaties van individuele klanten vergt overigens ook dat steeds weer bezien moet worden of de klant uitsluitend vanuit schuldhulpverlening kan worden ondersteund of dat een meer integraal aanbod moet worden gedaan. Indien dat laatste het geval is, zal ook de inzet van instrumenten en interventies integraal moeten plaatsvinden. De schuldensituatie vaststellen is vrij eenvoudig en objectief te doen. De vaardigheden en motivatie vaststellen zijn echter ingewikkelder om te doen en dit kan een subjectief karakter hebben. In opdracht van het Ministerie van SZW is daarom een screeningsinstrument ontwikkeld waarmee vaardigheden en motivatie van klanten getoetst kunnen worden. De klantprofielen worden vertaald zodat deze passen in een betrouwbaar en valide screenings- en diagnose-instrument. De Stadsbank werkt met dit screeningsinstrument. Daarnaast past de Stadsbank het ondersteuningsaanbod aan en maakt de bank goede afspraken over de inzet van personeel en de samenwerking met maatschappelijke instellingen. Met dat laatste moet ook de meer integrale dienstverlening aan schuldenaren bevorderd worden. Alleen dan kan werken met motivatie- en vaardighedenprofielen leiden tot een verbeterde schuldhulpverlening met positieve effecten voor alle betrokkenen. Toch zullen er situaties zijn, waarin het voor zowel de schuldenaar als de schuldeiser beter is om geen poging te doen een schuldregeling te treffen. Die situaties spelen als schuldenaren onnodige teleurstellingen bespaard kunnen worden en/of crediteuren graag snel willen weten waar ze aan toe zijn. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een schuldeiser zo snel mogelijk wil kunnen bepalen wat te doen met de vordering. In de kaderstelling wordt deze nieuwe aanpak rondom motivatie en leerbaarheid als uitgangspunt genomen voor het aanbieden van schuldhulpverlening. Uiteraard wordt daarbij extra aandacht besteed aan de schuldenaren die moeilijk of niet in staat zijn zich blijvend aan afspraken te houden, bijvoorbeeld bij psychische stoornissen en/of verstandelijke beperkingen. 4.4 Budgetbeheer Onder budgetbeheer worden de activiteiten van de Stadsbank verstaan waarbij de klant zijn inkomsten cedeert aan de Stadsbank. De Stadsbank betaalt hieruit een aantal benoemde lasten. Het restant van het geld is voor de klant. Hij betaalt er zijn levensonderhoud van en eventuele andere lasten. Het aantal klanten dat gebruik maakt van budgetbeheer is groot. Gemiddeld maakt een klant ook lang gebruik van deze dienstverlening. In dit hoofdstuk wordt een noodzakelijke en nieuwe wijze van dienstverlening ingevoerd. Deze noodzaak vloeit voort uit de schaarser wordende middelen. De eerste oplossing om daarmee om te gaan, is focussen op de efficiëntie en effectiviteit van de schuldhulpverlening. Primair gaat de klantmanager na of de redenen om tot schuldhulpverlening te komen voldoende en goed genoeg zijn. Zo ja, dan is schuldhulpverlening mogelijk. De klantmanager treedt daarna terug. De Stadsbank bepaalt na een positieve indicatie de dienstverlening met de grootste toegevoegde waarde. In dat kader kan de Stadsbank schuldeisers vragen een uitspraak te doen of maakt de - 10 -
Stadsbank schuldbemiddeling mogelijk. Verder houdt de Stadsbank de klant vanaf het begin voor dat schulden oplossen een traject is waarin de klant zelf aan het werk moet. De klantmanager richt zich dan ook alleen op de ondersteuning van klanten die zich zelf niet kunnen redden. Daartoe geeft hij waar nodig (budget)advies om verdere schulden te voorkomen. Ook geeft de klantmanager aan dat niet of onvoldoende mee werken kan leiden tot beëindiging van de ondersteuning of dat een tweede of derde kans verloren gaat. De Stadsbank koerst verder gericht op afname van het aantal klanten. Het eerste middel daartoe is focussen op die mensen die echt hulp nodig hebben. Voor hen wordt de toegekende dienstverlening afgestemd op de noodzaak tot ondersteuning. Omdat budgetbeheer via de Stadsbank een tijdelijk instrument moet blijven, wordt de dienstverlening gelijktijdig gericht op uitstroom naar zelfstandigheid. Een ander middel is alleen dienstverlening aanbieden aan klanten met regelbare schulden die over voldoende vaardigheden en motivatie beschikken. De overige klanten krijgen geen schuldhulpverlening meer. Zij krijgen dus ook geen aanvullende ondersteuning als dat nodig is en dat geldt ook voor klanten die (nog) geen problematische schulden hebben. Zij zullen hun financiële problemen zelfstandig moeten oplossen. Deze aanpak betekent dat de Stadsbank een soort administratiekantoor wordt. Hierna komen zeven maatregelen aan de orde die tot doel hebben de zelfredzaamheid van de klant te stimuleren. In het verlengde daarvan is het de bedoeling de door- en uitstroom van budgetbeheer toe te laten nemen. Voordat de nieuwe wijze van dienstverlening wordt besproken, komt eerst de huidige wijze van dienstverlening via budgetbeheer basis, middel, totaal en zorg aan de orde. 4.4.1 De oude wijze van dienstverlening 1. Basis De Stadsbank beheert in ieder geval de kosten van huur/hypotheek, energie en de ziektekostenverzekering. De betalingen gaan op basis van het vastgestelde budgetplan. De klant krijgt zijn leefgeld per maand uitbetaald. Dit proces vindt nagenoeg geautomatiseerd plaats. De kosten in 2013 bedragen € 24,-- per maand. 2. Middel De Stadsbank doet dezelfde betalingen als bij ‘basis’. Daarnaast realiseert zij één reservering. De acties passen binnen het vastgestelde budgetplan. De klant krijgt zijn leefgeld per maand uitbetaald. Dit proces is grotendeels geautomatiseerd, deels handwerk. De kosten in 2013 bedragen € 47,-- per maand. 3. Totaal De Stadsbank verricht dezelfde betalingen als bij basis en een onbeperkt aantal andere. Ook nu is het vastgestelde budgetplan leidend. De klant krijgt zijn leefgeld per week uitbetaald. Hij beslist of de Stadsbank voor hem reserves aanlegt voor onvoorziene uitgaven of als spaarpot. Dit proces is deels geautomatiseerd en vergt arbeidsintensief handwerk, zeker voor het spaarpotje. De kosten in 2013 bedragen € 69,-- per maand. 4. Zorg Deze vorm is bedoeld voor situaties met een meervoudige problematiek en impliceert veelal dat de verantwoording van de klant (gedeeltelijk) wordt overgenomen. De Stadsbank brengt de financiële huishouding op orde en realiseert een netwerk rondom de klant. De arbeidsintensiviteit maakt dat de kosten in 2013 € 99,-- per maand bedragen. 4.4.2 De nieuwe wijze van dienstverlening - 11 -
Het nieuwe beleid is gebaseerd op zelfredzaamheid en ondersteuning voor alleen klanten die het echt nodig hebben. Dat doel is vooral te realiseren door de inzet van schuldpreventie en vroegsignalering. Om de nieuwe aanpak te laten slagen, worden de volgende maatregelen, gebaseerd op de oude aanpak, genomen. Maatregel 1: Klanten met voldoende financiële vaardigheden gaan betalen Als uit de indicatie van de Stadsbank blijkt dat er geen noodzaak (meer) is voor dienstverlening dan betaalt de klant bij afname daarvoor. Maatregel 2: Maximale doorlooptijden vaststellen Een schuldhulpverleningstraject is gericht op financiële zelfredzaamheid. Bestaande schulden moeten afnemen en hanteerbaar worden gemaakt. Het traject kent drie fasen. a. De fase voor de schuldregeling Budgetbeheer basis, middel of totaal is mogelijk. De maximale termijn is negen maanden. b. De fase tijdens de schuldregeling Budgetbeheer basis, middel of totaal is mogelijk, maar afbouw naar een lager regime is noodzakelijk. Ondersteuning via budgetbegeleiding en/of vrijwilligers is mogelijk. De termijn eindigt op de einddatum van de schuldregeling. c. De fase na de schuldregeling Budgetbeheer basis of middel is mogelijk. De termijn is maximaal zes maanden na het einde van de regeling. De uitstroom vindt plaats via budgetbegeleiding en/of vrijwilligers. Maatregel 3: Sturen op door- en uitstroom van klanten zonder schuldhulpverleningstraject Het beleid is gericht op de doorstroom van klanten naar een lager regime van budgetbeheer en naar uitstroom. Daartoe wordt de opstelling van de klant jaarlijks getoetst op de volgende punten. a. Leerbaarheid Ontwikkelt de klant de benodigde vaardigheden en heeft hij de stappen gezet die nodig zijn om uit te stromen naar een lager regime? De klant krijgt zo nodig ondersteuning via budgetbegeleiding en/of een vrijwilliger. Wil de klant meer dienstverlening dan volgens de Stadsbank noodzakelijk is, dan is dat alleen mogelijk als de klant voor de geboden dienstverlening minus de kosten van geïndiceerde dienstverlening betaalt. b. Stabiliteit Is de klant stabiel genoeg om zijn afspraken na te komen en is hij in staat de budgetbeheerder zijn werk te laten doen? Is er op tijd voldoende inkomen, werkt de klant mee in het aanleveren van noodzakelijke facturen? Vragen die nodig zijn om de stabiliteit te kunnen bepalen. Slaagt de klant er niet in te voldoen aan de eisen van stabiel handelen, dan dient hij te betalen voor de dienstverlening. Ook mogelijk is dat de dienstverlening terug wordt gebracht naar basis en dat het budgetbeheer eenzijdig wordt stop gezet. Maatregel 4: Afschaffen budgetbeheer zorg De afschaffing van deze vorm van budgetbeheer heeft geringe consequenties. De meeste klanten komen in aanmerking voor ‘totaal’ of komen in aanmerking voor beschermingsbewind. Het maatwerk dat de gemeente in de financiële ondersteuning van klanten verrichtte, neemt af. Maatregel 5: De invoering van een inkomensgrens voor budgetbeheer Klanten die een inkomen hebben boven 120% van het sociaal minimum gaan betalen voor budgetbeheer. Er is een hardheidsclausule. Maatregel 6: Geen budgetbeheer voor recidivisten Aan klanten die drie maal in twee jaar tijd het schuldhulpverleningstraject verwijtbaar hebben beëindigd, wordt de toegang tot de schuldhulpverlening voor een periode van twee jaren ontzegd. De toegang tot budgetbeheer wordt voor minimaal één jaar ontzegd als de klant verwijtbaar niet heeft voldaan aan de voorwaarden of zelf om beëindiging van budgetbeheer heeft gevraagd. Er is een hardheidsclausule. Maatregel 7: Rol vrijwilligers De Stadbank zet al jaren vrijwilligers in. Zij werken bijvoorbeeld mee bij de ordening van de schulden. Wordt budgetbeheer geïndiceerd, dan kan de klant ondersteuning van een vrijwilliger - 12 -
krijgen. Het aanbod om gebruik te maken van een vrijwilliger doet de Stadsbank ook als het budgetbeheer beëindigd wordt en/of aan het einde van de budgetcursus. 4.4.3 Aanvullende opties tot vermindering van dienstverlening De dienstverlening kan verder versoberd worden door de “zachte” en/of de “harde” dienstverlening te verminderen. Zachte dienstverlening De dienstverlening bestaat uit werken aan het gedrag en de competenties van de klant. Door eerst aan de vaardigheden te werken en de klanten te begeleiden bij de aanvraag van een schuldregeling, neemt de kans van slagen van de schuldhulpverlening toe. In de afgelopen jaren is het succespercentage bij deze aanpak gestegen van 20 naar 55%. Stoppen met de zachte dienstverlening betekent dat de kans van slagen van de schuldhulpverlening af gaat nemen en dat de bijdragen van de schuldeisers gaan dalen. Daarnaast leren klanten geen (financiële) vaardigheden meer. De kans is dan groot is dat er in de toekomst weer financiële problemen ontstaan. Harde dienstverlening Deze dienstverlening gaat over schulden regelen. Inkrimping van de harde dienstverlening betekent dat de Stadsbank slechts voor een financieel advies toegankelijk is en niet voor schuldbemiddeling. Een verdere versobering van het budgetbeheer De mogelijkheden tot verdere versobering liggen onder andere bij snijden in de regimes van budgetbeheer. De meest vergaande vorm daarvan is de dienstverlening beperken tot alleen basis. Een andere optie is budgetbeheer alleen nog aanbieden aan klanten met een schuldregeling. Het nadeel hierbij is een voortdurende en verhevigde schuldenproblematiek. Die situatie ontstaat zodra een groot deel van het klantenbestand bestaat uit klanten met veel en grote problemen. Zij hebben geen financiële vaardigheden en zullen die op korte termijn ook niet krijgen. De ultieme aanpak Een maximale afname van dienstverlening is mogelijk door de Stadsbank alleen in te schakelen voor curatieve dienstverlening. Alleen klanten met grote schulden krijgen nog ondersteuning naar een schuldregeling. Het proces is via strakke procedures en gedragsvoorschriften vastgelegd. Houdt een klant zich er niet aan, dan is uitstroom de enige optie. Verder is ondersteuning van de Stadsbank alleen maar mogelijk als er, op de korte termijn, ook een schuldregeling mogelijk is. Het is een scenario waarbij alle ‘franje’ ontbreekt. Voor het budgetbeheer geldt dan dat er alleen nog ruimte is voor klanten met grote schulden. Het budgetbeheer is in die situatie een noodzakelijk instrument voor de regeling van schuldhulp, een voorwaarde die door schuldeisers wordt gesteld. Een gevolg is dat budgetbeheer voor dak- en thuislozen afgebouwd moet worden en dat geldt ook voor zorgmijders, mensen met langdurige (psychiatrische) problemen, etc. Kortom: budgetbeheer voor blijvers, die ‘te goed’ zijn voor beschermingsbewind, wordt afgeschaft.
- 13 -
5.0 Kaders en doelen Om te kunnen bepalen hoe de gemeente Voorst onder de nieuwe wetgeving met de schuldhulpverlening verder wil, is deze kadernota gerealiseerd. De kaders waar hiervoor al sprake van was, zijn samengevat in dit hoofdstuk. 1. De raad van de gemeente Voorst wil duurzame financiële stabiliteit voor burgers en ondernemers die moeite hebben om van hun inkomen rond te komen. De raad zet daarvoor voorlichting, schuldhulpverlening en budgetbeheer als instrumenten in. 2. Preventie is gericht op schulden en stijgende schulden voorkomen. 3. Schuldhulpverlening en budgetbeheer worden ingezet zodra redelijkerwijs voorzienbaar is dat een inwoner en/of ondernemer a. langdurig moeite heeft zijn schulden te betalen; b. in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. 4. Schuldhulpverlening en budgetbeheer dienen te leiden tot maatwerk. Budgetbeheer is bedoeld als ondersteunend instrument bij schuldhulpverlening. 5. Het college regelt dat de instrumenten schuldhulpverlening en budgetbeheer operationeel zijn. 6. Het college beslist over de noodzaak tot inzet van de middelen en mag die bevoegdheid mandateren. 7. De dienstverlening in het kader van schuldhulpverlening en budgetbeheer begint niet, c.q. wordt gestaakt als de belanghebbende burger of ondernemer onvoldoende gemotiveerd is en/of geen verantwoordelijkheid neemt voor de eigen financiële omstandigheden. 8. Het instrument budgetbeheer kent diverse vormen en intensiteiten, die worden afgeleid uit het bepaalde in dit beleidsplan. 9. Aan burgers met een inkomen van meer dan 125% van het sociaal minimum wordt bij het toekenningbesluit een inkomensafhankelijke bijdrage opgelegd. 10. Toekenning van budgetbeheer tegen volledige vergoeding van de werkelijke kosten is op aanvraag mogelijk, mits de aanvrager zich vooraf bereid verklaart de kosten daarvan te betalen. 11. Het college regelt a. dat een aanvraag om schuldhulpverlening binnen tien werkdagen na indiening voor het eerste wordt besproken met de aanvrager en b. hoe en wanneer de belanghebbende zijn inkomen cedeert aan een door het college aan te wijzen instantie. 12. Elke aanvrager wordt tijdig en naar omstandigheden (maatwerk) geholpen. 13. Elke klant beseft dat hij zelfredzaam moet worden en verantwoordelijk is voor de eigen financiële situatie. 14. De kosten van schuldhulpverlening, inclusief indexering, blijven gedurende de looptijd van dit plan op hetzelfde niveau.
Twello, 10 maart 2014
De raad, drs. B.J.M. Jansen griffier
drs. J.T.H.M. Penninx burgemeester
- 14 -