Premie verordening WWB, IOAW-Z 2012
Premie verordening WWB, IOAW/Z 2012 Artikel 8 lid 1 sub a WWB; artikel 35 IOAW‐Z
Gemeente Culemborg Stadswinkel Team inkomen 2012
Premieverordening WWB, IOAW/Z
De raad van de gemeente Culemborg, overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, sub a, Wet werk en bijstand (WWB), van artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Iaow) en van artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (Iaoz) regels moeten worden vastgesteld met betrekking tot het ex artikel 7 WWB, en artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, gelet op de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en artikel 149 van de Gemeentewet besluit: vast te stellen: de Premieverordening WWB, IOAW/Z 2012 met terugwerkende kracht tot 01 januari 2012 in te trekken: de gewijzigde Premieverordening Wet Werk en Bijstand 2004 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 2. Deze verordening verstaat onder a. WWB: Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375), zoals deze nadien is of wordt gewijzigd; 2
Premieverordening WWB, IOAW/Z
b. c. d. e. f.
g. h.
i.
j.
k.
l. m.
n.
o. p.
q.
r.
Ioaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers; Ioaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen; WSW: Wet Sociale Werkvoorziening; vervallen; Uitkeringsgerechtigde: persoon ouder dan 27 en jonger dan 65 jaar die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de WWB, de Ioaw of de Ioaz; Bbz 2004: Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004; Anw‐er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen; Niet‐uitkeringsgerechtigde (nugger): een persoon als bedoeld in artikel 6 sub a. van de wet, die als werkloos werkzoekende staat ingeschreven bij het Centrum Werk en Inkomen. Belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden; Aanvrager: de personen in de leeftijd van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, genoemd in artikel 10 lid 1 en 2 van de WWB onderscheidenlijk artikel 5 lid 1 Ioaw en artikel 5 lid 1 Ioaz; en artikel 2 van het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen 2004; Werknemer in gesubsidieerde arbeid: werknemer als bedoeld in artikel 10, lid 2 van de WWB; Doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, lid 1 sub a. van de WWB door burgemeester en wethouders ondersteuning kan worden geboden en inwoner van de Gemeente Culemborg zijn; Ondersteuning: voorzieningen bedoeld in artikel 7, lid 1 sub a van de WWB of artikel 34 IOAW/Z; een instrument binnen een plan van aanpak dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen; Voorliggende voorziening: de voorziening zoals genoemd in artikel 5 sub e van de WWB; Algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in het kader van de WSW en werk dat gewetensbezwaren oproept; Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht; Vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie; 3
Premieverordening WWB, IOAW/Z
s.
t.
u. v. w. x.
Reïntegratietraject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door burgemeester en wethouders aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid; Plan van aanpak: een individueel plan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of deelname aan maatschappelijke / sociale activiteiten; Wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon dat van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten; Premie: een voorziening zoals bedoelt in artikel 7 en 8 van de WWB; Peildatum: de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de WWB. Gehuwden (of daarmee gelijkgestelden): is alleen van toepassing op IOAW/Z uitkeringgerechtigden.
4
Premieverordening WWB, IOAW/Z
Hoofdstuk 2. De verstrekking van activeringspremies Artikel 2. Uitstroompremie 1. De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt (hierbij inbegrepen een dienstbetrekking in WSW verband), als zelfstandige inkomsten verwerft of andere vormen van algemeen geaccepteerde arbeid verricht ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste een jaar ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet, de WWB, het Bbz 2004, de Ioaw of de Ioaz, ontvangt een éénmalige premie van hetgeen is vastgesteld in artikel 31 lid 2 sub j (per 01‐07‐2011 € 2267,‐). 2. Degene die arbeid in dienstbetrekking, anders dan gesubsidieerde arbeid, aanvaardt ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien, en die in de periode onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding gesubsidieerde arbeid heeft verricht, ontvangt een éénmalige premie van € 1.500,‐. Uitzondering hierop vormen de personen die ten tijde van het aanvaarden van de gesubsidieerde arbeidsplaats niet in Culemborg woonachtig waren. 3. De premie wordt slechts verstrekt bij een dienstverband van langer dan zes maanden. 4. Er bestaat geen recht op een premie als binnen een periode van 24 maanden voorafgaande aan het moment van uitstroom al eerder een uitstroompremie op grond van de Premieverordening is verstrekt. Artikel 3. Premie deeltijdarbeid Vervallen in verband met wat in artikel 31 lid 2 sub r WWB is bepaald. Artikel 4. Werken met behoud van uitkering Burgemeester en wethouders kunnen aan de uitkeringsgerechtigde die in het kader van een traject onbetaalde arbeid verricht een premie toekennen conform artikel 31 lid 2 sub k van de WWB. De premie bedraagt € 125,00 per periode van drie maanden waarin de arbeid wordt verricht. De premie kan
5
Premieverordening WWB, IOAW/Z
maximaal op een periode van zes maanden betrekking hebben. De premie wordt éénmaal per jaar en achteraf op aanvraag verstrekt. Artikel 5. Kostenvergoeding vrijwilligerswerk 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de uitkeringsgerechtigde een kostenvergoeding voor het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten verstrekken, niet zijnde activiteiten zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 sub c WWB (plicht tot tegenprestatie) . De vergoeding wordt slechts toegekend indien burgemeester en wethouders voor het verrichten van de activiteiten vooraf toestemming hebben verleend en voor zolang de activiteiten het verkrijgen van betaalde arbeid niet verhinderen of bemoeilijken en voor zover er geen kostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 sub k. van de wet van de organisatie of organisaties waarbij het vrijwilligerswerk wordt verricht, is of wordt ontvangen. Voorwaarden voor het verkrijgen van de vergoeding zijn: a. de uitkeringsgerechtigde is naar verwachting binnen een periode van een jaar niet bemiddelbaar in het kader van het verkrijgen van betaalde arbeid; b. de uitkeringsgerechtigde verleent alle medewerking aan een met hem overeengekomen plan van aanpak of aan anderszins met hem overeengekomen of aan hem opgelegde activeringsactiviteiten; c. de activiteiten worden gedurende tenminste acht uren per week verricht; d. de activiteiten hebben gedurende tenminste zes aaneengesloten maanden plaatsgevonden. e. mensen met een psychische of lichamelijke beperking die niet kunnen voldoen aan voorwaarden in c en d, ontvangen een vergoeding waarvan de hoogte door middel van individueel maatwerk wordt vastgesteld. 2. De hoogte van de kostenvergoeding is afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden en zal door burgemeester en wethouders worden vastgesteld op basis van de volgende richtlijnen: a. Om voor de vergoeding in aanmerking te komen moet minimaal zijn voldaan aan de eisen zoals gesteld in lid 1, sub a tot en met d. De vergoeding die daaruit volgt bedraagt € 364,‐. b. Bij een taakomvang van minimaal 16 uur en maximaal 23 uur kan een vergoeding worden toegekend van € 514,‐. c. Bij een taakomvang van de activiteiten van 24 uur of meer kan een vergoeding worden toegekend van maximaal € 764,‐. 6
Premieverordening WWB, IOAW/Z
3.
De kostenvergoeding is maximaal gelijk aan de maximum bedragen als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub k. van de WWB juncto artikel 7 lid h Regeling WWB en wordt vastgesteld conform het bepaalde in lid 2.
Artikel 6. Schending inlichtingenplicht Er bestaat geen recht op een premie of vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 2 tot en met 5 indien niet is voldaan aan de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de wet of als bedoeld in artikel 13 van de Ioaw of de Ioaz. Artikel 7. Cumulatie van inkomstenvrijlating en premies 1. Het totaal dat in een kalenderjaar op grond van deze verordening aan inkomensvrijlatingen, premies en/of onkostenvergoeding wordt verstrekt bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31, lid 2 sub j van de WWB. 2. Vervallen. 3. De hoogte van de premieverstrekking als bedoeld in artikel 4 en 5 kan maximaal € 850,‐ per jaar bedragen Artikel 8. Aanvraag en samenvoeging 1. Belanghebbende dient na afloop van het kalenderjaar, doch uiterlijk tot 1 juli van het volgende kalenderjaar, een aanvraag in voor de premies of kostenvergoeding als bedoeld in artikel 2 , 4 en 5. 2. Indien het recht op meerdere premies of kostenvergoedingen is vastgesteld wordt het bedrag in één bedrag uitbetaald. 3. Belanghebbende ontvangt inzake de beoordeling van de premie(s) of kostenvergoeding eens per jaar een beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 9. Overgangsbepalingen Het overgangsrecht als bedoeld in artikel 78 WWB is van toepassing. 7
Premieverordening WWB, IOAW/Z
Hoofdstuk 3. Slotbepalingen Artikel 10. Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 11. Beleid Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen. Artikel 12. Indexering Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de hoogte van de premies en onkostenvergoedingen opnieuw vaststellen. Artikel 13. Onvoorziene situaties In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders. Artikel 14 Voorlichting Burgemeester en wethouders zullen potentiële aanvragers jaarlijks op de hoogte brengen van aanvraagmogelijkheden en van de uiterste datum van een aanvraag. Artikel 15. Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als de Premieverordening WWB, IOAW/Z 2012. 8
Premieverordening WWB, IOAW/Z
Artikel 16. Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 Aldus besloten in de vergadering van de Raad, gehouden op 10 mei 2012 De griffier P.J. Peters
De voorzitter R. van Schelven
9
Premieverordening WWB, IOAW/Z
Toelichting op de premieverordening Algemeen De Wet Werk en Bijstand, de Ioaw en de Ioaz schrijven voor dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt op het terrein van het bieden van steun bij re‐integratie. In zijn algemeenheid is of wordt dit neergelegd in de re‐ integratieverordening. Uit vereenvoudigingoverwegingen en vanwege het feit dat de gemeente reeds jarenlang een premieverordening kent, is de regelgeving met betrekking tot het verstrekken van activeringspremies in een aparte verordening onder gebracht. Artikelsgewijze toelichting. Artikel 2. Uitstroompremie Lid 1, 3 en 4 Indien uitkeringsgerechtigden een baan aanvaarden dienen zij veelal in verband daarmee extra kosten te maken. Te denken valt aan kosten op het terrein van representatie (kleding, schoeisel), lichaamsverzorging of de aanschaf van een fiets. Ook door de werkgever niet te vergoeden reiskosten kunnen hiertoe worden gerekend. De in dit artikel genoemde premie dient er toe dat uitkeringsgerechtigden niet in een situatie komen te verkeren dat het moeten maken van deze kosten verhinderen dat een baan wordt aanvaard. De uitstroompremie dient er toe hen te bewegen toch een baan te aanvaarden. De premie is op basis van artikel 31 lid 2 sub j van de WWB gemaximaliseerd (01‐07‐2011: 2267,‐). Het beleid van Culemborg is erop gericht langdurig werklozen te voorzien van een stevige prikkel om werk te aanvaarden, derhalve is gekozen voor het maximale bedrag van het relevante artikel. De premie is ook toegankelijk voor mensen die er in slagen uit de uitkeringsituatie te geraken door het starten van een bedrijf of vormen van algemeen geaccepteerde arbeid. De arbeidsmarkt is in de achterliggende jaren sterk geflexibiliseerd en heeft dito arbeidsconstructies opgeleverd. Met name in de ambulante handel, in de zorg (bijv. het inhuren van een familielid op basis van het persoonsgebonden budget). De volgende zaken zullen dan aantoonbaar op schrift moeten worden gemaakt; ‐ Ingangsdatum en mogelijke periode van de arbeidsrelatie; ‐ minimum aantal arbeidzame uren; ‐ aard van de werkzaamheden; ‐ beschrijving (gezags)verhouding aanbieder en aanvaarder van de arbeid; ‐ het (periodieke) honorarium. ‐ Overige zaken die de arbeidsrelatie kenmerken. 10
Premieverordening WWB, IOAW/Z
Voorwaarden van de uitstroompremie Om voor een uitkering in aanmerking te komen moet de uitkeringsgerechtigde ouder dan 27 jaar zijn en gedurende een aaneengesloten periode van 12 maanden op een uitkering ingevolge de WWB of inkomensvoorziening ingevolge Ioaw of Ioaz zijn aangewezen. Daarmee wordt ook voorkomen dat een korte werkloosheidsduur (steeds opnieuw) wordt beloond. Vervolgens ontstaat het recht op de uitstroompremie pas nadat de inkomensverwerving een zekere periode (minimaal 6 maanden) heeft geduurd. In ieder geval moet er geen uitkering nodig zijn geweest en het moet handelen om legale inkomstenverwerving. In de achterliggende 24 maanden is niet eerder een uitstroompremie verstrekt. Het premie‐instrument is gericht op het aanvaarden van meer duurzame vormen van arbeid. De premie wordt slechts verstrekt indien er sprake is van een langerdurend dienstverband. Moet men nadien ter voorziening in de kosten van levensonderhoud opnieuw een beroep op de wet doen, dan kan pas na een periode van twee jaar, gerekend vanaf het moment van uitstroom weer een premie worden verstrekt. Gezinsleden en Gehuwden Bij het verwerven van een volledige inkomensverwerving door één van de gezinsleden is de afhankelijkheid van een uitkering tot een einde gekomen. Het doel uitstroom is gerealiseerd. Wie van de gezinsleden het inkomen verwerft is niet relevant. Bovendien hebben alle gezinsleden in principe de arbeidsverplichtingen. Degene die het inkomen verwerft, wordt daarvoor beloond met een uitstroompremie van € 2.115,‐. Voor IOAW/Z gerechtigden geldt bovenstaande alleen wanneer er sprake is van gehuwden of daarmee gelijkgestelden niet voor andere inwonenden. Lid 2 Uitstroom uit gesubsidieerde arbeid wordt ook beloond met een uitstroompremie, gelet op het beleid op het verminderen van het aantal gesubsidieerde banen. Deze uitstroompremie bedraagt € 1.500,‐‐. Daarnaast geldt het principiële uitgangspunt dat gesubsidieerde arbeid geen doel op zich is, maar een middel om tot de reguliere arbeidsmarkt toe te treden. Het instrument van de uitstroompremie kan hieraan een bijdrage leveren. Artikel 3. Premie deeltijdarbeid De premie deeltijdarbeid is vervallen in verband met de invoering van artikel 31 lid 2 sub r WWB waarin een vrijlating is geregeld gedurende 30 11
Premieverordening WWB, IOAW/Z
maanden voor rechthebbenden. Deze vrijlating sluit aan op de wettelijke vrijlating van 6 maanden zoals die is geregeld in artikel 31 lid 2 sub n WWB. Artikel 4. Werken met behoud van uitkering In het kader van een re‐integratietraject kan gedurende een periode van 1 jaar, zo nodig te verlengen met zes maanden, met behoud van uitkering arbeid worden verricht. Met dit artikel wordt qua premie verstrekking daarbij aangesloten. Voor aanvraag en samenvoeging van premies wordt verwezen naar artikel 9. Artikel 5. Onkostenvergoeding vrijwilligerswerk Uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen in het geval zij vrijwilligerswerk verrichten een vergoeding van de in verband daarmee gemaakte onkosten ontvangen. Het verrichten van het betreffende vrijwilligerswerk mag het verkrijgen van betaalde arbeid dan wel de deelname aan andere activeringsactiviteiten niet verhinderen. Een van de organisatie of organisaties reeds ontvangen of nog te ontvangen onkostenvergoeding dient vanzelfsprekend op de van gemeentewege verstrekte vergoeding in mindering te worden gebracht. Het moet gaan om vrijwilligerswerk van een redelijke omvang. Als ondergrens geldt een gemiddelde van 8 uren per week waarbij het werk gedurende tenminste zes aaneengesloten maanden heeft plaatsgevonden. Van de uitkeringsgerechtigde kan worden gevraagd om een verklaring van de organisatie waarbij het vrijwilligerswerk wordt verricht betreffende de aard, de duur en de omvang van de activiteiten over te leggen. De hoogte van de vergoeding is gedifferentieerd en wordt hoger naarmate de activiteiten voor de organisatie meer dagen in beslag nemen. Artikel 6. Schending inlichtingenplicht Er bestaat geen recht op een premie indien er in relatie tot het verkrijgen van inkomsten, een dienstbetrekking en/of de daarmee verband houdende werkzaamheden sprake is geweest van schending van de informatieplicht. In deze situaties heeft de uitkeringsgerechtigde er uitdrukkelijk blijk van gegeven geen premie(s) nodig gehad te hebben om tot uitstroom te geraken. Artikel 7. Cumulatie van inkomstenvrijlating en premies Lid 1 Artikel 31, lid 2 sub j. van de WWB regelt dat een premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling tot ten hoogste € 2.267,‐ per kalenderjaar (prijspeil 01 juli 2011) in het kader van de middelentoets niet tot 12
Premieverordening WWB, IOAW/Z
de middelen van de uitkeringsgerechtigde wordt gerekend. Qua maximering wordt in deze verordening daarbij aangesloten. Voor wat betreft de IOAW/Z is deze premievrijlating terug te vinden in het Inkomensbesluit Volksverzekeringen en Sociale Voorzieningen bij artikel 2:8 en 2:9. Artikel 8. Aanvraag en Samenvoeging Om de eenvoud in de uitvoering te bevorderen wordt er éénmaal per jaar een integraal onderzoek gedaan naar het recht op één of meerdere premies en vrijlating van inkomsten of vergoedingen. Betrokkene heeft hiervoor de mogelijkheid tot 1 juli van het volgende jaar een aanvraag in te dienen. Het is aannemelijk te achten dat betrokkenen voor datum 1 juli over de relevante bewijsstukken van het achterliggende jaar kan beschikken, bijvoorbeeld stukken van de Belastingdienst, jaaropgaven, enz. In artikel 31, lid 2 sub j. van de WWB is bepaald dat er per kalenderjaar slechts éénmalig een premie kan worden toegekend. Tevens kan in het kader van de fiscale wetgeving jaarlijks onbelast éénmalig een premie worden verstrekt. Daarop aansluitend wordt geregeld dat, indien tijdens een kalenderjaar ingevolge meerdere artikelen een premie wordt verstrekt, deze premies gelijktijdig worden uitbetaald. Betrokkene dient dus zelf een aanvraag in te dienen, waarop conform de Algemene Wet Bestuursrecht beschikt wordt. Tegen het besluit staat derhalve bezwaar en beroep open. Artikel 9. Overgangsrecht In het kader van het overgangsrecht is artikel 78 WWB van toepassing. Dit houdt in dat bij op 31 december 2011 lopend recht de meest begunstigende regeling voor belanghebbende zal worden gehanteerd. Artikel 12. Indexering Wanneer burgemeester en wethouders de hoogte van de premies en onkostenvergoedingen opnieuw vaststellen dan dragen zij er zorg voor dat het verschil in hoogte niet meer bedraagt dan het percentage waarmee het minimumloon is verhoogd in de periode gelegen tussen de vorige verhoging en het moment dat de verhoging opnieuw wordt vastgesteld. Artikel 13. Onvoorziene omstandigheden De Wet Werk en Bijstand is nieuwe wetgeving waarbij zich in de uitvoering een aantal onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen. Het betreft tevens 13
Premieverordening WWB, IOAW/Z
zaken die ten tijde van de vervaardiging van onderhavige verordening zijn te voorspellen, maar die zich moeilijk laten vervatten in een kaderstellend artikel. Ten gunste van de cliënt kan dan nader worden besloten.
14