HOOFDSTUK 3 - MATERIALEN 0. LIJST VAN DE MATERIALEN WAARVAN HET VOORAFGAAND TECHNISCH NAZICHT MOET GEBEUREN DOOR EEN ERKENDE ONAFHANKELIJKE INSTANTIE VOORALEER DE MATERIALEN OP DE BOUWPLAATS AANGEVOERD WORDEN. 0.2. Producten onderworpen aan voorafgaande controle Wordt aangevuld als volgt: 12.4.2.2. Klokrooster 12.4.3. Rioolkolken 12.100 Dwarsrooster met afvoergoot in polyesterbeton
3. GROND 3. Monsterneming De hoeveelheid grond afkomstig van één en dezelfde winplaats wordt als één partij beschouwd.
4. AFDEKKINGSMATERIALEN VOOR BERMEN EN TALUDS 4. Monsterneming De bepalingen van sub. 3 - Monsterneming zijn van toepassing.
5. OPHOGINGS- EN AANVULLINGSMATERIALEN De bepalingen van sub.3 – Monsterneming zijn van toepassing. 6. BOUWZAND 6.2. Classificatie van bouwzand volgens toepassing. 6.2.16. ZAND VOOR VOEGVULLING VAN BESTRATINGEN. Het zand voor de voegvulling van bestratingen is wit zand. 7. STEENSLAG, ROLGRIND, RUWE STEEN EN BROKKEN PUIN. 7.1. Steenslag en rolgrind. 7.1.2.8. STEENSLAG VOOR CEMENTBETON VOOR GEBOUWEN EN KUNSTWERKEN Steenslag of grind, aangewend in beton voor de ter plaatse gestorte of geprefabriceerde constructiedelen, buizen ed. is gebroken en ongebroken grind, steenslag van porfier, harde zandsteen en harde kalksteen. 9. KALK. 9.1. Kalk voor het geschikt maken van grond als ophogings- en aanvullingsmateriaal. 9.1.1. ONGEBLUSTE KALK A. Aard en herkomst: Kalksoort EN 459-1 CL90-Q 40
De kalk heeft een behandeling ondergaan om stofemissie te beperken. B. Korrelverdeling: De rest op de zeef van 2 mm, uitgedrukt in percent van de droge massa van het zeefmonster < 5 %. (EN196-6) De rest op de zeef van 0,063 mm, uitgedrukt in percent van de droge massa van het zeefmonster < 70 %. Conventioneel gehalte aan calciumoxide (vrije CaO): > 85% (EN 459-2). C. Hydratatiesnelheid: Binnen 10 minuten wordt 60°C bereikt (EN 459-2).
10. VULSTOF VOOR KOOLWATERSTOFMENGSELS VOOR VERHARDINGEN 10.2. - Monsterneming. De hoeveelheid aanvoervulstof of teruggewonnen vulstof afkomstig van één en dezelfde win- of stapelplaats wordt als één partij beschouwd.
12. METAALPRODUCTEN 12.4. Onderdelen van gietijzer of van vormgietstaal 12.4.2.2. Klokrooster De klokrooster is een constructie met stankscherm voor het verzamelen van water in voetpaden en/of trottoirs. 12.4.2.2. BESCHERMING TEGEN CORROSIE. De bepalingen van sub. 12.4.1. zijn van toepassing.
12.4.2.3. Riooldeksel voor huisaansluitputje A. Bepaling, vorm en afmetingen. Het kader is steeds vierkant van vorm. Voor het deksel wordt er onderscheid gemaakt tussen: de ronde vorm voor de afdekking van putjes op hemelwaterafvoerleidingen; de vierkante vorm op de putjes van afvalwaterafvoerleidingen of gemengde waterafvoerleidingen. B. Kwaliteit gietijzer. Het gietijzer van het kader en dekseltje is minimum van de klasse EN-GJL-200 C. Identificatie. Bij volstrekte gescheiden waterafvoersystemen zijn in het kader van de putdekseltjes volgende benamingen ingegoten: - dekseltje geplaatst op putten van hemelwaterafvoerleidingen: RWA - dekseltje geplaatst op putten van afvalwaterleidingen: DWA - dekseltje geplaatst op putten van drainwaterafvoerleidingen: DRAIN Dekseltjes geplaatst op putjes van gemengde rioleringssystemen dragen geen benaming. 41
12.4.3. Rioolkolken. De rioolkolk is een vaste constructie dienstig voor afvoer van oppervlaktewater naar de riolering. A. Vorm en afmetingen. De toleranties in min en in meer zijn 10 mm voor de uitwendige afmetingen, aangegeven op de detailtekeningen. Voor de uitwendige afmetingen van de uitlaattuit wordt een tolerantie van 1 mm. toegelaten. De nominale dikte van de wanden, van de bodem, van de bovenplaat en van het stankscherm bedraag min. 12mm. De toleranties in min op die dikten bedragen 2 mm. B. Sterkte. De proefbelasting, waaraan de rioolkolk weerstand moet bieden, bedraagt 200 kN. C. Rooster. De rooster is uit nodulair gietijzer volgens ISO 1083 van de klasse 50.7. De roosterstaven staan haaks op of vormen een hoek van 45° met de as van de rijweg. De proefbelasting waaraan de rooster weerstand moet bieden, bedraagt 200 kN. Rioolkolken waarvan de rooster klinkt onder het verkeer, worden geweigerd. 12.4.3.. BESCHERMING TEGEN CORROSIE. De rioolkolken worden in de fabriek bedekt met 2 lagen koolwaterstofbindmiddel overeenkomstig aflevering X. 12.4.3. MONSTERNEMING. Ingeval de totale hoeveelheid min. 50st. bedraagt, wordt ze verdeeld in hoeveelheden van 50 st., met dien verstande dat de eventueel resterende hoeveelheid gevoegd wordt bij de laatst afgebakende hoeveelheid van 50 st., wanneer ze minder dan 25 st. bedraagt. Zoniet wordt ze als een afzonderlijke hoeveelheid beschouwd. De aldus uiteindelijk bekomen hoeveelheden worden als partijen beschouwd. Elke hoeveelheid rioolkolken kleiner dan 50 st., wordt als één partij beschouwd. Per partij wordt volgens het toeval één straatkolk beproefd. 12.4.4.. BESCHERMING TEGEN CORROSIE. De trottoirkolken worden in de fabriek bedekt met 2 lagen koolwaterstofbindmiddel overeenkomstig aflevering X. 12.4.4. MONSTERNEMING. Ingeval de totale hoeveelheid min. 50st. bedraagt, wordt ze verdeeld in hoeveelheden van 50 st., met dien verstande dat de eventueel resterende hoeveelheid gevoegd wordt bij de laatst afgebakende hoeveelheid van 50 st., wanneer ze minder dan 25 st. bedraagt. Zoniet wordt ze als een afzonderlijke hoeveelheid beschouwd. De aldus uiteindelijk bekomen hoeveelheden worden als partijen beschouwd. Elke hoeveelheid trottoirkolken kleiner dan 50 st., wordt als één partij beschouwd. Per partij wordt volgens het toeval één trottoirkolk beproefd.
42
13. GEOKUNSTSTOFFEN (geosynthetics - geofabrics) 13.2. Geotextiel F. Conventionele zandkorreldichtheid. De D90-waarde (maaswijdte) bedraagt ongeveer 0,2 mm.
20. HULPSTOFFEN VOOR MORTEL EN BETON De aannemer mag geen produkten met het cement mengen zonder voorafgaandelijke toelating van het Bestuur. De kwaliteit van de toe te voegen produkten wordt door het Bestuur nagegaan op kosten van de aannemer. Het gebruik van deze produkten mag geen aanleiding geven tot meerprijs voor het Bestuur. De aannemer mag het gebruik van deze produkten voorstellen tot verbetering van de verwerkbaarheid en de verdichting van het beton, de waterdichtheid van het beton of de mortels, de aanhechting bij herstellingen en/of om de hydratatiewarmte te verminderen.
23. BESTRATINGSELEMENTEN 23.2. Betonstraatstenen. 23.2.1. Kleurvaste betonstraatstenen. De aan te wenden betonstraatstenen zijn: - betonstraatstenen afkomstig van de opbraak; - 3-kleuren genuanceerde betonstraatstenen 220/110/100mm De nodige halve stenen dienen bijgeleverd te worden. Deze passtukken moeten verplicht in de fabriek vervaardigd worden en mogen niet voortkomen van gekapte stenen. De randen van het bovenvlak zijn licht afgeschuind. (voorzien van een vellingkant). Alle betonstraatstenen worden verplicht ingekort d.m.v.zagen.
24. BUIZEN EN HULPSTUKKEN VOOR RIOLERING EN AFVOER VAN WATER 24.1. Betonbuizen 24.1.1. ONGEWAPEND BETONBUIZEN ZONDER INWENDIGE DRUK - Bijzondere eisen aan het cement: 3-8. - Bijzondere eisen aan het steenslag: 3-7.2.8. - De ongewapende betonbuizen zijn minimum van de sterktereeks B - De wateropslorping bij onderdompeling mag voor elk proefstuk de 5% van de droge massa niet overschrijden. - Dichtingsringen: - rolringen zijn niet toegestaan - een rubberen afdichtingsring gelijktijdig ingestort bij het vervaardigen van de buizen. - een rubberen glijdichtingsring geplaatst ofwel in een passende groef in het spieof mofeinde van de buis ofwel gestut op het spie-einde van de buis. - de verbinding tussen de buizen en de prefabinspectieputten wordt op dezelfde manier uitgevoerd als tussen de buizen onderling. - alle buizen van eenzelfde diameter dienen door eenzelfde betonbuizenfabrikant te worden geleverd. 43
24.3. Grèsbuizen en hulpstukken. De grèsbuizen en de hulpstukken voor huisaansluitingen en voor de aansluiting van straatkolken zijn grèsbuizen van de reeks 34.
24.4. Kunststofbuizen en –hulpstukken. 24.4.2. PVC-buizen en –hulpstukken voor riolering. De pvc-buizen en de hulpstukken voor de aansluiting van straatkolken en de huisaansluitingen zijn pvc-buizen en hulpstukken van de reeks SN 8. De pvc-buizen en hulpstukken voor RWA-huisaansluitingen hebben een grijze kleur. De pvc-buizen en hulpstukken voor DWA-huisaansluitingen hebben een bruinrode kleur.
27. METSELSTENEN 27.1. Volle metselstenen De volle bakstenen zijn van het type “vorstbestendig”.
32. GEPREFABRICEERDE LIJNVORMIGE ELEMENTEN VAN BETON VOOR WEGENBOUW 32.1. Geprefabriceerde betonnen trottoirbanden Opstaande trottoirbanden zijn van het type IC2 Ingegraven borduren zijn van het type ID2 en ID4. De trottoirbanden voldoen aan de norm NBN B 21-411 voor wat betreft wateropslorping, druksterkte, afslijting en buigsterkte.
33. GEPREFABRICEERDE BETONNEN TOEGANGS- EN VERBINDINGSPUTTEN. Vorm en afmetingen Prefab betonnen inspectieputten met ruwe uitsparing zijn te voorzien van een verlaagde bodemplaat van ± 10 cm voor het verzekeren van de waterdichte omstorting met microbeton aan de onderkant van de in te storten buisleiding. De nieuwe PTV 101 (PROBETON 1998 is van toepassing). De ingestorte hijshulpstukken zijn volgens de reglementaire nota RN 012 van PROBETON. Geprefabriceerde inspectieputten worden geleverd mét stroomprofiel aangebracht in de fabriek onder BENOR- of Copro-garantie. Het aanbrengen van een stroomprofiel op de werf is niet toegestaan De omhulling van de wapeningen in het basisstuk en de reductieplaat is tenminste 40 mm (binnen- en buitenzijde). Dit is aan te tonen door de fabrikant. De aannemer zal binnen de 30 dagen na het aanvangsbevel en voor bestelling van de putten een afschrift van de BENOR-catalogus (met aanvullend attest) overmaken aan het studiebureau. 44
Stabiliteitsberekening De aan te nemen verkeerslasten zijn volgens NBN B 03-101. Controle tegen opdrijven met: grondwaterpeil = maaiveldpeil – 30 cm veiligheid tegen opdrijving = 1.1 wrijvingsloze grond Voor te leggen documenten De volgende documenten zijn door de fabrikant steeds voor te leggen: de fabricageafmetingen de geometrische kenmerken van de verbindingen en van de afdichtingsringen bijzondere aanvullende kenmerken: stabiliteitsberekening (cfr. goedgekeurde methode PROBETON) schikking en doorsnede van de wapening hijshulpstukken Deze gegevens zijn steeds individueel voor elke inspectieput te verstrekken. In de gevallen dat de producent houder is van het BENOR-keurmerk en de aangeboden inspectieput een “standaard-inspectieput” betreft, welke is opgenomen in de door PROBETON goedgekeurde “BENOR-CATALOGUS”, volstaat een kopie van deze BENOR-CATALOGUS, voor zover de wapeningstekeningen er integraal deel vanuit maken. De door de fabrikant ingestorte hijshulpstukken zijn mede te keuren door het keuringsorganisme. De fabrikant zal hiertoe een detailtekening en berekeningsnota ter goedkeuring aan het keuringsorganisme voorleggen. Bij elke levering van een inspectieput is door de fabrikant een hijshandleiding te voegen.
54. BEKLEDINGSMATERIAAL VOOR NIET-INWENDIG VERLICHTE VERKEERSBORDEN 54.1. Beschrijving. 54.1.1. Retroreflecterend bekledingsmateriaal voor bekleding van verkeersbord en folie type 2.
100. DWARSROOSTER MET AFVOERGOOT IN POLYESTERBETON. De afvoergoten in polyesterbeton zijn geprefabriceerd in een vaste en permanente fabriek gespecialiseerd in het vervaardigen van dergelijke producten. A. Vorm en afmetingen: De afvoerkanalen zijn samengesteld uit een opeenvolging van geprefabriceerde polyesterbetonelementen met een lengte van 1m. De elementen hebben een ingebouwd verval van min. 6 mm/m. De eindstukken zijn van een verticale wachtbuis diam. mm voorzien. De gootelementen zijn voorzien van gegalvaniseerde roosters. B. Sterkte. Polyesterbetonelementen: Belastingsklasse C250 Wateropslorping: < 1% Weerstand gegalvaniseerde roosters: 60 kN 45
101. GEPLASTIFICEERDE PAAL+ DRAADAFSLUITING. De paal+draadafsluiting is geprefabriceerd in een vaste en permanente fabriek gespecialiseerd in het vervaardigen van dergelijke produkten. A. Vorm en afmetingen: A.1. Palen: De steunpalen zijn gelaste ronde buispalen met een totale hoogte van 2.10m (voor afrasteringshoogte van 1,50m). De diameter van de palen bedraagt 48mm en een wanddikte van 1,5mm. Treksterkte van de buiswand bedraagt 320 à 510 N/mm2 (norm DIN 2394). De span- en tussenpalen zijn voorzien van een draadhouder op 40mm van de bovenrand van de paal. De draadhouder is vervaardigd uit met glasvezel versterkte polyamide en voorzien van een roestvrije kam. De palen zijn afgedicht met een kunststof dop. A.2. Gaas: Het betreft een geweven gaas met ruitvormige mazen. Het gaas is vervaardigd uit harde staaldraad met enkelvoudige torsie. Boven- en onderaan het vlechtwerk worden de draaduiteinden omgeplooid en in elkaar gehaakt. Maas diam.: 50mm Draaddiam.: 3,00 mm treksterkte draad: 650-850 N/mm2 A.3. Bevestiging: Volgende elementen dienen bijgeleverd te worden voor de bevestiging van de elementen: - span- en binddraden - spanbeugels - draadspanners - spanstaven - bovenbuis diam. 42mm A.4. Bedekkingsprocédé: De staaldraden zijn verzinkt en vervolgens geplastificeerd. De palen zijn in/ en uitwendig verzinkt (min. laagdikte 275 g/m2, beide zijden gecombineerd) volgens Euronorm 10147. Daarna wordt een adhesielaag aangebracht en worden ze geplastificeerd (polyester – min. 60 microns). A.5. Kleuren: Gaas: groen RAL 6073 Palen: groen RAL 6005
46
Voorafgaande noot ----------------------Bepalingen van toepassing op HOOFDSTUK IV tot en met HOOFDSTUK XII. ONGESCHONDEN BEWARING, EVENTUELE VERLEGGING EN TERUGPLAATSING VAN KABELS EN LEIDINGEN. De modaliteiten nopens het ten laste nemen van het bewaren en verplaatsen van nutsleidingen worden ondermeer gespecificeerd in art. 28 par.2 van het koninklijk besluit d.d. 26.09.1996, vermeld in hfdst.I – Algemene administratieve voorschriften en aangevuld met de bepalingen van het desbetreffend artikel in het bestek. - SPECIFIEKE KORTINGEN WEGENS MINDERWAARDE. 1. Voor funderingen verrekend per strekkende meter wordt eveneens een controle van het volume uitgevoerd. Voor de berekeningen van het volume worden de individuele afmetingen (dikte, breedte,…) beperkt tot 1,1 maal de nominale afmetingen. 2. Ongeacht het aantal geboorde kernen in een fundering, verharding of in lijnvormige elementen, zijn steeds de voorschriften van het standaardbestek 250 in verband met de gemiddelde resultaten van toepassing. Opmerkingen: 1) De opgegeven prijzen omvatten alle werkzaamheden vermeld in de beschrijvingen van de overeenkomstige werken, zoals opgenomen in het TB 250 (versie 2.1.) en onderhavig bestek behoudens deze onderdelen van de beschrijving waarvoor een afzonderlijke post voorzien is.
47
HOOFDSTUK 4 - ALGEMENE VOORBEREIDENDE WERKEN EN GRONDWERKEN 1. VOORBEREIDENDE WERKEN 1.1. Beschrijving. Benevens de sub.1.1. vermelde, worden ook de hierna vermelde werken gerangschikt onder de voorbereidende werken. - alle nodige veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van schade aan derden. - oprichting, inrichting en onderhoud van een personeelskeet. Alle voorbereidende werken waarvoor geen afzonderlijke post in de inschrijving voorzien is, worden geacht begrepen te zijn in de opgegeven prijzen voor alle overige posten van de opmetingsstaat.
1.1.2. Op-en afbraakwerken, al of niet voor hergebruik. In de ontstane putten wordt zand 3-6.2.2. gespreid en verdicht. Op aanduiding van het Bestuur worden gronden en materialen (cfr. artikel 33 van de administratieve bepalingen van het lastenboek), waarover het Bestuur wenst te beschikken, vervoerd naar en gestapeld of gestort op een stort of stapelplaats van het Bestuur en dit voor rekening van de aannemer. Materialen waarover het Bestuur niet wenst te beschikken worden vervoerd naar en gestort op stortplaatsen voor rekening van en te zoeken door de aannemer. De in de materialen waarover het Bestuur niet wenst te beschikken voortkomende afvalstoffen worden voor rekening van de aannemer afgevoerd en verplichtend gestort op door het Vlaamse Gewest vergunde stortplaatsen van inerte afval (klasse III). Vooraleer de werken aangevangen worden dient de aannemer aan het Bestuur de ligging van de vergunde stortplaatsen mede te delen. Tevens zal de aannemer de nodige stukken voortbrengen waaruit blijkt dat de afvalstoffen werkelijk naar deze vergunde stortplaatsen werden afgevoerd. 1.1.2.1. Insnijden, verbrokkelen van verhardingen. Voor het plaatselijk aanpassen van wegbermen en opritten, bestaat de kans dat t.h.v. deze opritten de verharding in KWS of cementbeton rechtlijning dient afgezaagd te worden. De kostprijs voor het rechtlijning afzagen van deze verhardingen dient inbegrepen te zijn in de opgegeven eenheids- of totaalprijs voor de opbraak van deze verhardingen. Enkel voor de zaagsneden in KWS- of cementbetonverhardingen van de rijwegen wordt een aparte post voorzien voor deze zaagsneden. 1.1.2.3. Opbreken van verhardingen. Het opbreken van zijbermen of wegen bestaande uit niet gebonden materialen, zoals steenslag, dolomiet,… worden niet afzonderlijk vergoed. De opbraak is begrepen in de prijs voor de aanleg van de desbetreffende fundering.
48
1.1.2.5. Opbreken of opvullen van buizen en kokers. De aannemer wordt verondersteld zich voor het indienen van zijn inschrijving voldoende op de hoogte te hebben gesteld van de aard van de uit te breken buizen, inspectieputten,… Derhalve zal de prijs voor het uitbreken ervan geenszins gewijzigd worden, welke ook de bij opbraak ondervonden moeilijkheden zijn. Zijn tevens in deze post inbegrepen: het in stand houden van de bestaande afwatering van de riool; het grondwerk, eveneens de erbij horende beschoeiing, bestempeling en grondwaterverlaging volgens 7-1.1.2.5. en 7-1.1.2.6. het aanvullen van de sleuven met zand 3-6.2.2 uitbraak van allerlei aansluitingen op de riolering; het toegankelijk houden van aanpalende eigendommen; het instandhouden van kabels en leidingen. Voor de uitbraak zullen geen kabels of leidingen verplaatst worden, ook al bevinden deze kabels of leidingen zich in de sleuf van de op te breken riolering. De instandhouding van deze kabels is een last van de aanneming. De aannemer mag mits voorafgaand akkoord van de leidend ambtenaar deze buizen opvullen overeenkomstig VII-9. In dat geval worden de inspectieputten afgebroken vanaf het maaiveld tot de bovenkant van de riolering. Deze werken worden verrekend in de post opbreken van buizen. Het opzoeken van de huisaansluitingen, eventueel door middel van een camera-inspectie is een last van de aanneming. Het opbreken van buizen omvat, ook het voorafgaandelijk reinigen van de buizen volgens 12-12.2. Het gebeurlijk opbreken van leidingen met een binnendiameter kleiner dan 300 mm m.i.v. bijhorende inspectieputten, allerhande aansluitingen, e.d. is, tenzij andersluidende bepalingen in de samenvattende opmetingsstaat, begrepen in de desbetreffende post van het grondwerk.
1.1.2.7. Op- en afbreken van massieven, constructies, kleine kunstwerken en afsluitingen. Het gebeurlijk opbreken van kleine kunstwerken met een inwendige doorsnede kleiner dan of gelijk aan 0,1m2 m.i.v. bijhorende inspectieputten, allerhande afsluitingen, e.d. is, tenzij andersluidende bepalingen in de samenvattende opmetingsstaat, begrepen in de desbetreffende post van het grondwerk. Het opbreken van kleine kunstwerken omvat eveneens: - het grondwerk voor de uitgraving; - het drooghouden vlgs.4-3.1.2.3.; - de instandhouding vlgs.4-3.1.2.4.; - de ongeschonden bewaring, de eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen vlgs.4-3.1.2.5.; - instandhouden van bestaande ontwatering.
49
2. DROOG GRONDVERZET 2.1.
Beschrijving Alle grondwerk dat niet uitdrukkelijk vermeld is in een post van de opmetingsstaat is een last van de aanneming. Dit geldt ook voor eventueel meerophogingen tengevolge van het inklinken van de ondergrond.
2.1.1. Materialen Wordt aangevuld als volgt: - zand voor onderfunderingen volgens 3-6.2.2. 2.1.2. Uitvoering. 2.1.2.2.A.
UITGRAVEN VAN ROTS EN/OF GROND Wanneer stukken hout, metselwerk, natuursteen, beton en dergelijke worden aangetroffen in de uit te graven grond, dan is het opbreken en wegruimen ervan begrepen in de grondwerken, tenzij deze stukken een omvang hebben van 0,5 m3 of groter; in dit geval worden ze verrekend onder een afzonderlijke post in de opmetingsstaat. Het opbreken en wegruimen van kabels en leidingen, aangetroffen in de uit te graven grond, is eveneens begrepen in de grondwerken. De inschrijvingsprijs omvat eveneens: - alle kosten wegens rendementsverlies - gebeurlijke kosten voor extra prestaties zoals zagen, doorbranden, enz… - verwijderen van het puin buiten de werf - supplementaire grondwerken, beschoeiing, bemaling
2.1.2.3. Ophoging Alle ophogingen worden uitgevoerd met zand volgens 3- 6.2.2.
2.1.2.8. Ongeschonden bewaring, eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen. Zonodig worden graafwerken in de onmiddellijke omgeving van nutsleidingen met de hand uitgevoerd, zonder bijkomende vergoeding. Hetzelfde geldt voor sonderingen. Eveneens kan de aannemer geen aanspraak maken op een meerprijs voor het met deze werkzaamheden gepaard gaande rendementsverlies.
2.2. Meetmethode voor hoeveelheden. - Voor de geprefabriceerde lijnvormige elementen dient in de eenheidsprijs van de fundering in schraal beton het droog grondverzet inbegrepen te zijn.
50
3. GRONDWERK VOOR BOUWPUTTEN. 3.1. Beschrijving 3.1.1. Materialen Wordt aangevuld als volgt: zand voor onderfunderingen vlgs. 3-6.2.2. 3.1.2. Uitvoering. 3.1.2.2. Aanvulling De aanvulling van alle bouwputten gebeurt met zand 3-6.2.2. 3.1.2.4. Instandhouding De aannemer wordt er de aandacht op gevestigd dat alle nodige bestempelingen beschoeiingen,… dienen voorzien te worden teneinde de te construeren bouwputten in stand te houden en schade aan de omliggende rijweg en/of kunstwerken te verhinderen.
5. GESCHIKT MAKEN VAN DE ZATE VAN DE OPHOGING EN VAN HET BAANBED IN UITGRAVING. 5.1. Beschrijving. 5.1.4. Geschikt maken, na uitgraving, door aanbrengen van aanvullingsmateriaal. 5.1.4.1. Beschrijving. 5.1.4.1.A. MATERIALEN Wordt aangevuld als volgt: zandcement vlgs.9.1. 5.1.5. Geotextiel 5.1.5.1. Beschrijving. 5.1.5.1.B. UITVOERING De plaatsen waar geotextiel dient gelegd te worden zullen door het opdrachtgevend bestuur bepaald worden tijdens de uitvoering der werken.
5.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Teneinde de hoeveelheden van de vervangen grond te kunnen bepalen zal de aannemer de leidend ambtenaar verwittigen vooraleer de aanvullingen te beginnen. Door opmeting op de werf zal het volume van de aanvulling bepaald worden om aldus de werkelijke hoeveelheid geleverde aanvullingsmaterialen te bepalen.
51
HOOFDSTUK 5 –
ONDERFUNDERINGEN EN FUNDERINGEN
3. ONDERFUNDERINGEN 3.3. Onderfundering typ II 3.3.1.2.B. DIKTE VAN DE LAGEN. De onderfundering type II wordt aangelegd met een dikte van 20cm. De onderfundering wordt aangelegd in één laag.
4. FUNDERINGEN 4.2. Steenslagfundering met niet-continue korrelverdeling. Voorafgaande noot: Aanbrengen van “MINDER-HINDER”-steenslagfundering. Per sectie mag er tegelijkertijd nooit meer dan ca. 100m onbereikbare straatlengte worden gehanteerd. Onmiddellijk na het aanbrengen van de riolering in de openbare weg wordt de onderlaag van de fundering aangelegd, zodat zij de basis vormt van de steenslagfundering conform art. I.B2-30 van het Ministerieel Besluit van 28.09.96. Deze dient zodanig aangelegd dat ze tegen een beperkte snelheid kan worden bereden. Het aanbrengen van deze laag dient de rioleringswerken op maximum 50m te volgen. Ingeval huisafvoeren of straatkolken aangesloten worden, wordt deze afstand tot 100 m. gebracht. Het in goede staat onderhouden van deze laag is een aannemingslast. De nominale dikte van deze “minder-hinder”-steenslag bedraagt als onderlaag standaard 25cm. De uitvoering is volgens de detailplans 49 en 51 van “Algemene wijzigingen en aanvullingen aan het STANDAARDBESTEK 250 VOOR RIO-PROJECTEN” van de nv. Aquafin. 4.2.1. Beschrijving. De aan te brengen “minder-hinder”-steenslag is - voor de onderlaag van het type I - voor de afwerklaag van het type II De voorkeur gaat uit naar het gebruik van COPRO-gecertificeerde gebroken betonpuinsteenslag. Enkel wanneer er geen of onvoldoende gebroken betonpuinsteenslag voorradig is mag nieuwe steenslag geleverd worden. 4.2.1.2.B. Dikte van de lagen. De “minder-hinder”-steenslag heeft als onderlaag een dikte van 25cm. Deze mag op volledige dikte in één laag worden geplaatst.
De tijdelijke “minder-hinder”-steenslag voor aanvulling van de onderlaag tot rijweg heeft een veranderlijke dikte afhankelijk van de opbouw van de wegverharding. 52
4.2.1.3. Wijze van uitvoering. “MINDER-HINDER”-STEENSLAG 1. ONDERLAAG De onderlaag is op een zo vlak mogelijk afgewerkte aardenbaan aan te brengen. In de prijs van de onderlaag dient vervat: - het wegwerken (uitvullen) van putten telkens deze hinderlijk zijn vanwege plasvorming; - het wegwerken van oneffenheden; - het verwijderen van grond, modder of slijk; De aannemer dient tijdens de uitvoering van de werken de rijweg zuiver te houden. 2. TIJDELIJKE STEENSLAGLAAG. Ter plaatse waar de verharding slechts over de breedte van de bouwsleuf wordt opgebroken is de onderlaag tot gelijk met de rijweg met steenslag tijdelijk uit te vlakken. Deze tijdelijke steenslag is voor het aanbrengen van de nieuwe verharding te verwijderen en af te voeren. 3. VERZEKERING TOEGANGEN T.H.V. OPRITTEN. Ter hoogte van elke oprit is op de plaatsen waar de verharding is opgebroken de toegang tot garages en bedrijven te verzekeren door het aanbrengen van tijdelijke steenslag onder helling voor het overbruggen van het hoogteverschil met de oprit. In de prijs van onderhavige steenslag is de verwijdering (eventueel meerdere keren) en afvoer te begrijpen, de waterafvoer te verzekeren e.d. 4. AFWERKLAAG Zodra de werkzaamheden het toelaten dient de afwerklaag op de onderlaag te worden aangebracht en afgewerkt. Voorafgaandelijke aan het aanbrengen van de afwerklaag zijn de putten en oneffenheden weg te werken, grond, modder en slijk te verwijderen e.d. 4.3.2. Meetmethode voor hoeveelheden. De onderlaag in m2. De tijdelijke steenslag voor uitvlakking tot rijweg in m2 De tijdelijke steenslag onder helling aan te brengen t.h.v. opritten per stuk.
4.11. Fundering van schraal beton. De schraalbetonfundering mag door de aannemer niet vervangen worden zoals vermeld in het standaardbestek 250.
53
4.11.1.2. Kenmerken van de uitvoering. 4.11.1.2.B. DIKTE VAN DE LAAG. De dikte van de schraal betonfundering wordt voorzien over een dikte van 15cm voor de (her)aanleg van de voetpaden en 20cm voor de heraanleg van de rijwegverhardingen. 4.11.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Voor het aanpassen van de wegbermen dient het grondverzet van de schraal betonfundering inbegrepen te zijn in de opgegeven eenheidsprijs van deze schraal betonfundering.
54
HOOFDSTUK 6 – VERHARDINGEN 3. BESTRATINGEN 3.4. Bestrating van betonstraatstenen. 3.4.1. Beschrijving. 3.4.1.2. Kenmerken van de uitvoering. 3.3.1.2.A. BED VAN DE BESTRATING De betonstraatstenen worden geplaatst op een bed van ternair zandmengsel. 3.3.1.2.D.DWARSHELLING VAN HET OPPERVLAK VAN DE BESTRATING De dwarshelling kan lokaal aangepast worden in functie van de hoogtepeilen van de aansluitende wegbermen of verhardingen. Dit zal gedurende de uitvoering door het Bestuur der Werken bepaald worden. 3.3.1.2.F. GAAFHEID VAN DE BESTRATING Het opvullen van openingen met cementmortel dient beperkt te worden tot gevels en afsluitingen. T.p.v. aansluitingen met lijnvormige elementen wordt de bestrating passend aangewerkt, derwijze dat er geen voegen zijn groter dan 5mm. Voegen van 3cm zijn slechts geoorloofd indien de hoogte van funderingen e.a. niet toelaten de bestrating meer passend aan te sluiten. 3.3.1.2.H. VOEGEN De voegvulling gebeurt met droog fijn scherp wit zand 0/1, dat in de voegen geveegd wordt tot volledige vulling ervan.
3.6. Bestrating van betontegels. 3.6.1. Beschrijving. 3.6.1.2. Kenmerken van de uitvoering. 3.6.1.2.A. Bed van de bestrating. De betontegels worden geplaatst op een zandcementbed. 3.6.1.2.F. Gaafheid van de bestrating. Ter plaatse van aansluitingen met lijnvormige elementen wordt de bestrating passend aangewerkt, derwijze dat er geen voegen zijn groter dan 5mm. Voegen van 3cm zijn slechts geoorloofd indien de hoogte van funderingen e.a. niet toelaten de bestrating meer passend aan te sluiten.
55
HOOFDSTUK 7 – RIOLERINGEN EN AFVOER VAN WATER A.
NIEUWE RIOLERINGEN
1. RIOLERING EN AFVOER VAN WATER AANGELEGD IN EEN SLEUF 1.1. Beschrijving Wordt aangevuld als volgt: - De fundering van alle buizen is in zandcement volgens fig. A (SB 250 – hfdst.7 blz. 2 waarbij b = 20cm en = 180°. 1.1.2. Uitvoering. 1.1.2.1. Grondwerk voor de uitgraving. Het grondwerk voor uitgraving van de sleuf en/of bouwput omvat eveneens: - Het uitgraven en verwijderen van eventueel aanwezige verlaten nutsleidingen. - Het in stand houden van de bestaande ontwatering en afwatering miv. de omlegging indien nodig. - Het voorkomen van waterstagnatie. - De overbreedte a voor de rioolbuizen is vlgs.7-1.1.2.1.A. . - Enkel de aannemer is verantwoordelijk voor schade welke eventueel zou aangebracht worden (bv. aan gebouwen) door het leggen van riolen en andere werken. Te dien einde kan de aannemer vooraleer de rioleringswerken aangevangen worden, door een meetkundige schatter van onroerende goederen, tegenspre-kelijke plaatsbeschrijvingen te laten opmaken van alle gebouwen, muren, afsluitingen, constructies,… langsheen het tracé der werken. De uitvoering van deze plaatsbeschrijvingen zijn echter niet verplicht. De kosten van deze plaatsbeschrijvingen komen ten laste van de aannemer. Deze staten dienen gedagtekend en ondertekend door de eigenaar(s) van het gebouw, aan de Bestuurder van de werken en aan de opdrachtgever voor het plaatsen van de buizen langsheen de betrokken eigendom, te worden voorgelegd. De afstand “a” is gelijk aan het grootste peilverschil tussen de bodem van de te graven sleuf langsheen het aanpalend gebouw en het natuurlijk maaiveld, vermeerderd met twee meter. De afstand “a” is minimum 5 meter. Bij aanwezigheid van grondwater op of boven het peil van de bodem van de sleuf wordt de afstand “a” op 20 m gebracht. Indien de nodige plaatsbeschrijvingen niet uitgevoerd zijn, mogen hetzij de rioleringswerken niet aangevangen worden, of worden zij ambtshalve stopgezet, waarbij de uitvoeringstermijn doorloopt. De plaatsbeschrijvingen worden uitgevoerd volgens de bepalingen van 9-22. en zijn een last van de aanneming; 1.1.2.2. Fundering en/of omhulling van de buizen. Bij de uitvoering van de verdichting van de omhulling rond de buizen mogen geen spanningen en/of vervormingen ontstaan in de buizen, haar moffen, haar dichtingen die de toelaatbare waarden overschrijven. De omhulling van de gresbuizen gebeurt d.m.v. zand 3-6.2.02. 1.1.2.2.D. VERDICHTING De verdichting is zodanig dat bij controle met de lichte slagsonde de indringing per laag van 10 cm. 40 mm/slag. 56
1.1.2.3. Leggen van de buizen. Voor de plaatsing van de buizen zijn spie- en mofeind van de buis met borstel te reinigen. Er mag onder geen enkel voorwendsel met een mechanisch werktuig op de kruin van de buis worden gedrukt, noch bij het leggen, noch bij het van hoogte positioneren, noch bij het in elkaar trekken van de buizen. Het perfect in mekaar trekken of duwen van de buis dient op een dergelijke wijze te geschieden dat: - de krachtverdeling over de omtrek van de buis gelijkmatig gebeurt; - er geen schade, vervormingen of te hoge spanningen in of aan de buis of mof worden geïnduceerd. - Het in elkaar trekken of drukken van de buizen dient “zuiver axiaal” te gebeuren, waarbij geen hoekverdraaiing tussen beide buizen mag worden vastgesteld. 1.1.2.4. Aansluiting op de inspectieput. 1.1.2.4.A. VOOR BUIZEN EN HULPSTUKKEN VOLGENS 3-24.1./-24.3/-24.4 OF -24.5 Buisaansluitingen met ingestorte korte buisstukken. Korte buisstukken voor juist inplanting van inspectieputten en kunstwerken. Voor de juiste inplanting van inspectieputten of kunstwerken binnen de voorziene grondverwervingszone op privaatpercelen (zie eisen cfr Art. 2-9.1.) zijn door de aannemer volgens noodzaak (meerdere) korte buizen te plaatsen. De aannemer zal hiertoe voor elk rioolvak een buizenplan opstellen en aan de hand hiervan het nodige aantal korte buizen voorzien om werfstilstand te voorkomen. De hieraan verbonden meerkosten voor levering en plaatsing van de nodige bijkomende korte buisstukken zijn een last van de aanneming.
1.1.2.6. Grondwerk voor aanvulling van de sleuf en verdichting. Alle sleuven worden aangevuld met zandcement. 1.1.2.6.A. AANVULLING Bij aanvulling van de bouwsleuf onder de rijweg zijn de bepalingen inzake gebruik aard en verdichting van deze gronden van art. 4-3.1.2.3. van toepassing. 1.1.2.6.B. VERDICHTING EN/OF DRAAGKRACHT De verdichting van de aanvulling tot 1m boven de buis, dient met lichte verdichtingsmachines te gebeuren, zodat enerzijds de vereiste verdichting wordt bereikt en anderzijds er geen schade aan de buis, geen vervormingen, geen te grote spanningen in de buis of de mof worden berokkend.
57
1.1.2.7. Drooghouden van de sleuf. Voorafgaande nota: Volgende preventieve maatregelen dienen te worden genomen voor, tijdens en na de bemalingswerkzaamheden: - er wordt rekening gehouden met een maximale differentiële zetting van 2cm bij een verhanglijn van 1/500. Er worden om de ca 200m peilbuizen geplaatst. De resultaten van de controles dienen te worden vastgelegd in het dagboek der werken. - indien er grotere dan toegelaten afwijkingen optreden moet er worden gestopt met de bemalings- en of funderingswerkzaamheden en dient contact opgenomen te worden met de verzekeraar; - indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan is er uitsluiting van dekking in de ABR-polis van de daaruit voortvloeiende schade. Beschrijving. Het bemalen van veenlagen is niet toegestaan. Iedere installatie die wordt opgesteld en aanleiding kan geven tot een grondwaterverlaging dient uitgerust te zijn met een debietmeter. De opgepompte hoeveelheid grondwater gedurende de termijn van ingebruikstelling van de installatie dient te worden geregistreerd. Dit als last van de aanneming. Deze registratie dient door de aannemer te worden bijgehouden. Een kopie van de registratie dient op het einde van de werken aan de leidend ingenieur te worden overhandigd. Volgende preventieve maatregelen dienen te worden genomen voor, tijdens en na de bemalingswerkzaamheden: - er wordt rekening gehouden met een maximale differentiële zetting van 2cm bij een verhanglijn van 1/500. Er worden om de ca 200m peilbuizen geplaatst. De resultaten van de controles dienen te worden vastgelegd in het dagboek der werken. - indien er grotere dan toegelaten afwijkingen optreden moet er worden gestopt met de bemalings- en of funderingswerkzaamheden en dient contact opgenomen te worden met de verzekeraar; - indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan is er uitsluiting van dekking in de ABR-polis van de daaruit voortvloeiende schade. Ter hoogte van woningen (indien woningen in een straal van 50 m rond de pomp) dient de bemalingsinstallatie geluidsarm te werken (geluidsisolerende omkasting van de pompen). De aannemer is gelast de gronddoorlatendheidsfactor (k-waarde) te bepalen voor de aanvang van het plaatsen van de grondwaterverlagingsinstallatie op basis van de resultaten van grondonderzoek. Vooraleer de werken aan te vangen, detailleert de aannemer en dit per vak, hoe hij de grondwaterverlaging wil uitvoeren. Hiertoe dient de aannemer de nodige documenten en gegevens over te maken aan de leidend ambtenaar met betrekking tot de werking van de eventuele grondwaterverlagingsinstallatie, Het betreft in het bijzonder: een beschrijving van de toegepaste grondwaterverlaging een bepaling van de globale grondwaterdoorlaatbaarheid aan de hand van de resultaten van het grondonderzoek de diepte der grondwaterverlaging en de bijhorende grondwaterverlagingskromme de wijze waarop de grondwaterverlaging werd berekend, met vermelding van de basishypothesen (in het bijzonder bij software op basis van eindige differenties of 58
eindige elementen). de zettingskromme, grafisch voorgesteld i.f.v. de grondwaterverlaging. Deze documenten zijn uiterlijk 30 dagen vóór de start van de bemalingswerken over te maken. De aannemer dient de nodige maatregelen te treffen om de absolute zetting te beperken. Voor bemalingswerken in de omgeving van spoorwegen en gebouwen dient de helling van de zettingskromme te worden beperkt tot maximaal 1/500 teneinde de differentiële zettingen te beperken en de absolute zetting kleiner te houden dan 2 cm. De grondwaterverlaging wordt derwijze uitgevoerd dat elke schade aan aangelanden vermeden wordt. De aannemer past desnoods zijn uitvoering aan (bvb. retourbemaling, …. ) om te voorkomen dat er zich ontoelaatbare zettingen zouden voordoen t.p.v. bestaande constructies. Al de nodige maatregelen voor het voorkomen van ontoelaatbare zettingen zijn begrepen in de kosten voor het drooghouden van de sleuf of bouwputten. Nadat de bemaling in een bepaalde bron definitief is stopgezet en de filter- en zuigbuis zijn verwijderd, dient het boorgat te worden gedicht. In geval waterputten, boorputten, drinkwaterputten e.d. door de grondwaterverlaging droog komen te staan, dient de aannemer, als last van zijn aanneming, ervoor te zorgen dat de betrokken aangelanden van het nodige drinkwater worden voorzien. CONTROLES OP GRONDWATERVERLAGING Op iedere plaats, aangeduid door de leidend ambtenaar, dient de aannemer piëzometrische buizen te plaatsen. De piëzometrische buizen bestaan uit : buizen van hard-pvc met minimum di 40mm; buizen met spie- en mofverbinding (minimum 5 cm diep) welke door een passend kleefmiddel aan elkaar worden gehecht; buizen met waterdichte verbindingen; onderste deel van de piëzometrische buis en het deel ongeveer halverwege (en op iedere plaats waar het noodzakelijk wordt geacht) is omgebouwd tot een filterbuis van l m lengte voorzien van perforaties verdeeld over de volledige omtrek; buizen waarvan het benedeneind puntvormig is afgesloten. De piëzometrische buizen worden geplaatst in : een boorgat met diameter van ongeveer 25 cm tot een peil van 1 m beneden het door de aannemer voorgestelde peil overeenkomstig de afmalingskromme. in geval piëzometrische buizen droog komen te vallen of wanneer het boorwater verloren gaat tijdens het boren van het boorgat voor de piëzometrische buis dient een nieuwe piëzometrische buis te worden geplaatst op een plaats aan te duiden door de leidend ambtenaar. Na plaatsing van de hard-pvc-buizen wordt het nodige draineerzand of kift aangebracht en dit tot - 50cm beneden het maaiveldpeil piëzometrische buizen, gelegen in wegverhardingen worden aan het boveneind afgewerkt met een straatpot, voorzien van luchtgaatje piëzometrische buizen gelegen buiten de wegverhardingen kunnen met een eenvoudige dop met luchtgaatje worden afgedekt. De aannemer houdt gedurende de volledige duur der bemaling een bedrijfsklaar waterpeilmeettoestel ter beschikking dat voldoet aan volgende voorschriften : elektrische meting (met ingebouwde batterij) verklikkerlicht bij het aanmeten van het waterpeil
59
elektrische kabel voorzien van een duidelijke lengteschaal met spoel voor het opwinden van de kabel. Het opmeten der waterstanden in de peilbuizen moet door de aannemer dagelijks gebeuren tot de stationaire toestand is bereikt, nadien dient het wekelijks te gebeuren. De resultaten van deze metingen worden door de aannemer ingeschreven in een daartoe aangelegd register en door de aannemer op profiel gezet. Per peilpunt wordt zo'n grafiek opgemaakt met vermelding van : - datum en gemeten peil van het grondwater - voorgestelde peil overeenkomstig de voorgestelde afmalingskromme De aannemer controleert ten allen tijde het debiet dat weggepomt wordt. Op eenvoudige vraag wordt een afdruk aan de leidend ambtenaar overhandigd. Iedere vastgestelde afwijking van de normaal te verwachten evolutie der grondwaterpeilen wordt onmiddellijk aan de leidend ambtenaar gemeld. CONTROLES VAN ZETTINGEN Op iedere plaats, aangeduid door de leidend ambtenaar, dient de aannemer het nodige toezicht te houden op de zettingen van gebouwen en andere constructies. Op de aangegeven plaatsen zal de aannemer een getuige en/of meetbout plaatsen welke dagelijks worden ingemeten tijdens de actieve periode der bemaling en tijdens de uitvoering van de bouwsleuven en bouwputten. Bij stationaire toestand zijn wekelijkse metingen voldoende. De nauwkeurigheid van de inmetingen bedraagt 0,3mm/s, waarbij “s” de lengte in km is van de afstand waarover het peil van het ref. punt wordt overgebracht. De resultaten van de inmetingen worden door de aannemer op grafiek (datum - peil) gemaakt en bij iedere werfvergadering of op eenvoudige vraag aan de leidende ingenieur overgemaakt. In kritieke gevallen kunnen er bijkomende inmetingen worden gevraagd. CONTROLES VAN DE SCHEURVORMING Op iedere plaats, aangeduid door de leidend ambtenaar, dient de aannemer het nodige toezicht te houden op de scheurvorming van gebouwen en andere constructies. Op de aangegeven plaatsen zal een getuige worden aangebracht waarop plaats en datum worden aangebracht en in voorkomend geval datum breuk van de plaaster worden opgetekend. Aan weerszijde van scheuren, die reeds duidelijk openstaan wordt een nagel of referentielijn aangebracht. Tijdens de actieve periode van het bemalen en tijdens het uitvoeren van bouwsleuven en bouwputten wordt de afstand tussen deze referenties dagelijks ingemeten. Bij stationaire toestand zijn wekelijkse inmetingen voldoende.
Deze metingen worden door de aannemer op profiel (tijd - breedte) opgetekend en bij iedere werfvergadering of op eenvoudige vraag aan de leidend ambtenaar overgemaakt.
1.1.2.8. Instandhouding van de sleuf. Alle sleuven gelegen binnen de invloedszone van gebouwen, wegen en andere constructies zijn verplichtend vertikaal te beschoeien over de volledige diepte van de uitgegraven sleuf en over de volledige lengte van de uitgraving. Hiertoe is door de aannemer een beschoeiing te gebruiken welke een aktieve druk op de aangrenzende grond uitoefent (=Continue beschoeiing, al dan niet gronddicht). Er is geen voorafgraving of grondontspanning buiten de 60
beschoeiing toegestaan). Er dient een continue beschoeiing aangewend wanneer de afstand tussen de as van de sleuf en de aanliggende bebouwing kleiner is dan tweemaal de sleufdiepte. Alle beschoeiingssystemen moeten trillingsarm worden aangebracht en verwijderd. 1.3.
Controles
1.3.7. Verdichting van de aanvulling. Per deelvak worden 3 proeven uitgevoerd. Voorafgaandelijk aan deze proeven zal de aannemer zelfcontroles uitvoeren. De aannemer dient de zelfcontroles uit te voeren in elk deelvak met de lichte slagsonde. De resultaten dienen door de aannemer geregistreerd te worden en ter beschikking gesteld te worden aan de aanbestedende overheid ten laatste bij het aanvatten van het volgende deelvak. Indien de resultaten niet tijdig worden afgeleverd dan wordt de boete toegepast per streng volgens I-Art. 20§4. De boete wordt toegepast per niet uitgevoerd slagsonde. 1.3.10.Visuele onderzoeksmethodes: De aannemer dient als last van de aanneming: de buisleidingen grondig te reinigen en volledig vrij te maken van slib, materiaalresten e.d. de waterafvoer te verzekeren zonder stagnatie van water in de leidingen; het bovenstrooms water tijdelijk op te houden en te verpompen naar een ander riool gedurende de inspectie. de leidingen goed te ventileren en gastdetectie apparatuur ter beschikking te stellen 1.4.
Specifieke kortingen wegens minderwaarde
1.4.1. ONNAUWKEURIGHEID VAN HET LENGTEPROFIEL VAN DE RIOLERING Bij de waarde van RN moet bovendien steeds het verlies aan berging worden bijgeteld. Het verlies aan berging wordt gelijkgesteld met 750 EURO x m3 niet aangelegde berging (riolering, putten en kunstwerken). Voor de berekening van deze minwaarde worden de toekomstig aan te sluiten rioolstrengen eveneens mee in rekening gebracht. Het bestuur kan afzien van de minwaarde bij een grotere diepteligging (alleen als de collector/riolering technisch en hydraulisch aanvaardbaar is) als alle meerkosten als gevolg van de diepere aanleg ten laste van de aannemer zijn. Voor de hierna vermelde afwijkingen kunnen door de leidende ingenieur, op voorwaarde dat de leiding technisch en hydraulisch aanvaardbaar is, als beoordelingscriteria voor de berekening van de minderwaarde of weigering van een deelvak, volgende bijzondere maatstaven gehanteerd worden voor afwijkingen buiten de toegelaten toleranties van SB 250: 1. afwijking in “+” ( = grotere diepteligging) zonder nadelige invloed op het stroomafwaarts deelvak: geen minwaarde, maar ook geen aanrekening toegelaten van meerkosten voor inspectieputten of diepere aanleg van collectoren of rioleringen. 2. afwijking in “-“ ( = mindere diepteligging) zonder tegenhelling, gekoppeld aan een kleiner verhang bovenstrooms en technisch en hydraulisch aanvaardbaar: minwaarde gelijk aan 2x het bedrag van de minhoeveelheid aan grondwerk (uitgraving + aanvulling) verhoogd met bedrag gelijk aan procentueel verlies aan berging (gebaseerd op totale kostprijs van betreffende vak, inspectieputten inbegrepen). 3. afwijking in “+” ( = grotere diepteligging) en gestremde waterafvoer (stroom61
afwaartse bok hoger gelegen dan stroomopwaartse bok): onder voorwaarde dat de leiding hydraulisch aanvaardbaar is en de buisleiding over het te laag gelegen deel wordt uitgevlakt of de aanslibbing aanvaardbaar is bij kleine diameter van buisleidingen, is de minwaarde gelijk aan het bedrag berekend op basis van het procentueel verlies aan berging (zie hoger onder punt 2). 4. afwijking in “-“ ( = mindere diepteligging) met tegenhelling of gestremde bovenstroomse waterafvoer (stroomopwaarts aanvangspeil te hoog): onder voorwaarde dat de leiding technisch en hydraulisch aanvaardbaar is (over het vak in tegenhelling en/of het uitgevlakte stroomopwaartse vak of aangeslibd leidingvak), is de minwaarde gelijk aan 2x het bedrag van de minhoeveelheid aan grondwerk (uitgraving + aanvulling) vermeerdert met het bedrag gelijk aan het procentueel verlies aan berging over dit rioolvak + gebeurlijk het aangesloten rioolvak. Bij de hiervoor omschreven afwijkingen zijn bij de berekening van de minwaarden de toekomstige aan te sluiten rioolstrengen eveneens mee in rekening te brengen.
3. INSPECTIEPUTTEN 3.1.
Geprefabriceerde inspectieputten van beton of grès
3.1.1. Beschrijving. 3.1.1.2. Uitvoering. 3.1.1.2. B. Fundering: De fundering is in zandcement volgens 9-1 op min. 20 cm dikte. De fundering wordt aangelegd tot 10 cm voorbij de inspectieput 3.1.1.2.C. Basiselement: Het aanbrengen van een gepast stroomprofiel gebeurt verplicht in de fabriek. 3.1.1.2.J. Aansluiten van bestaande leidingen. Uitvoering van aansluitingen van bestaande en/of nieuwe leidingen d.m.v. ruwe uitspaaropening in de wand van de inspectieput is toegelaten, op voorwaarde dat de afdichting van de opening rond de buizen gedicht wordt met een krimpgecompenseerde opgietmortel van art. 3-72. 5. AANSLUITINGEN AAN DE RIOLERING 5.1.
Beschrijving
5.1.2. Uitvoering. Voor de aansluitingen (zowel huisaansluitingen als aansluitingen straatkolken) dient de aannemer het detail van iedere aansluiting (lengte – aantal hulpstukken, …) nauwkeurig bij te houden en de plaats waar deze aansluitingen uitgevoerd werden, aan te duiden op afzonderlijke grondplannen. Tevens dient de aannemer voor de huisaansluitingende formulieren in te vullen (in drievoud per aan te sluiten eigendom), welke hem door de Bestuurder der werken ter beschikking worden gesteld. Deze formulieren geven plaats en diepteligging weer van de aansluiting evenals de in rekening te brengen lengte van de aansluiting, aard en aantal hulpstukken, enz… Per huisaansluiting dient verder een digitale foto bijgevoegd te worden bij het dossier. Benevens de aansluiting van alle bestaande aflopen (dakwater, afvalwater, kelderaansluitingen), dient de aannemer alle aansluitingen uit te voeren, die hem door het Bestuur der Werken gevraagd worden, ttz. wachtaansluitingen, kelderaansluitingen e.a. en dit volgens de eenheidsprijs van de inschrijving. 62
5.1.2.2. Fundering en/of omhulling van de buizen. Wordt aangevuld als volgt: De fundering en de omhulling van de gresbuizen gebeurt met zandcement volgens 9-1. De fundering en de omhulling van de pvc-buizen gebeurt met zand 3-6.2.02. De aanvulling is steeds zand 3 – 6.2.02.
5.2. Meetmethode voor hoeveelheden. De aannemer dient de aansluitingen steeds uit te voeren volgens de kortste lengte. De hulpstukken mogen slechts geplaatst worden wanneer dit strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de aansluiting. Voor de pvc- en gresbuizen en alle hulpstukken worden afzonderlijke posten voorzien voor de buizen, fundering, omhulling en aanvul. Voor de fundering en omhulling in zandcement wordt voor de hulpstukken een lengte in rekening gebracht van 0,50m per hulpstuk. Voor straatkolken mogen slechts 3 hulpstukken aangewend worden tenzij door de aannemer kan worden aangetoond dat plaatselijke omstandigheden (bvb nutsleidingen, …) het gebruik van meerdere hulpstukken verrechtvaardigt. De kostprijs voor de afvoer en verwerking van de uitgegraven gronden t.g.v. de huisaansluitingen zijn inbegrepen in de eenheidsprijs van de aansluitingsbuizenen hulpstukken ongeacht of deze gronden als bodem of bouwstof kunnen aangewend worden buiten de kadastrale werkzone. 5.3. Controles De vakken voor de technische keuringen a posteriori worden voorafgaandelijk aangeduid volgens de verkeersmogelijkheden op tenminste 1/10 van de aansluitingen.
6. RIOLERINGSONDERDELEN 6.1. Straatkolken en/of trottoirkolken 6.1.1. Plaatsen van straatkolken en/of trottoirkolken. 6.1.1.1. Beschrijving. 6.1.1.1.B. UITVOERING 6.1.1.1.B.2. Fundering De fundering is in zandcement vlgs. 9-1, min. dikte 20cm, en 10cm breder dan de buitenafmeting van de straatkolken. 6.1.1.1.B.3. Plaatsing. De straatkolk wordt derwijze geplaatst dat de rooster opendraait tegen het verkeer in.
63
6.10. Afvoergoot in polyesterbeton. 6.10.1. Beschrijving. Afvoergoot in polyesterbeton omvat: het grondwerk voor de bouwput het maken van een fundering het plaatsen van de afvoergoot in polyesterbeton met rooster 6.10.1.1. MATERIALEN De materialen zijn: zand voor schraal beton voor funderingen van gebouwen en kunstwerken volgens. 3-6.2.13. steenslag of rolgrind voor schraal beton vlgs.3-7.1.2.4. cement volgens 3-8. hulpstoffen voor mortel en beton vlgs.3-20. afvoergoot in polyesterbeton met rooster vlgs.3-100. 6.10.1.2. UITVOERING 6.10.1.2.A. Grondwerk. Het grondwerk is volgens 4-3. 6.10.1.2.B. Maken van de fundering. De elementen worden op een schraal betonfundering vlgs.9-2. geplaatst volgens aanduiding detailtekening. 6.10.1.2.D. Plaatsing. De elementen worden in en achter elkaar geplaatst in de orde van de nummers en volgens de zin van de pijl die op iedere zijwand aangeduid is. De bovenzijde van de elementen wordt 1 cm lager geplaatst dan de aansluitende verharding. De elementen worden derwijze geplaatst dat er noch in grondplan noch in lengteprofiel oneffenheden zijn groter dan 5mm gemeten met een rei van 3 m. A. Grondwerk voor de bouwputten. Het grondwerk voor de bouwputten is overeenkomstig 4-3. De aanvulling rond de elementen gebeurt met schraal beton vlgs.4-2. B. Verbinding van de afvoergoot met de afvoerleiding. De verbinding van de afvoergoot met de afvoerleiding naar de riool is waterdicht
6.10.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Afvoergoten in polyesterbeton worden opgemeten per strekkende meter. 6.10.3. Controles. 6.10.3.1.Dikte van de fundering. De dikte van de fundering wordt gemeten in de bouwputten op willekeurige plaatsen in het 64
vak. 6.10.3.2. Druksterkte van de fundering. De druksterkte van de fundering wordt gecontroleerd zoals aangegeven in art.9-2.
6.11. Klokroosters. 6.11.1. Beschrijving. De klokrooster omvat: het grondwerk voor de bouwput; het maken van de fundering en van het aansluitputje; de verbinding aan de afwateringsleiding; in- en uitwendig cementeren en teren van het metselwerk van het verbindingsputje. plaatsen van de klokrooster 6.11.1.1. MATERIALEN De materialen zijn: zand voor schraal beton voor funderingen van gebouwen en kunstwerken volgens 3-6.2.13. zand voor metselmortel volgens 3-6.2.10 zand voor bepleisteringen volgens 3-6.2.11. steenslag of rolgrind voor schraal beton volgens 3-7.1.2.4. cement volgens 3-8. metselstenen volgens 3-27. aanmaakwater volgens NBN B15-102 gietijzeren klokrooster vlgs.3-12.4.2.2. 6.11.1.2. UITVOERING 6.11.1.2.A. Grondwerk. Het grondwerk is volgens 4-3. 6.11.1.2.B. Maken van de fundering. De fundering is in beton C20/25 vlgs.9-3. op min.20cm dikte en met als afmetingen 80 x 80cm 6.11.1.2.D. Plaatsing. De klokrooster wordt geplaatst op een gemetst ontvangputje, binnenafmetingen 30 x 30cm, dikte 1 steen, en op de plaatsen gedurende de uitvoering door het Bestuur der werken aan te wijzen. A. Cementering van metselwerk. De cementering van metselwerk is volgens 4-6. B. Bescherming met teer. De bescherming met teer is volgens 4-7. 65
C. Grondwerk voor aanvulling. Het grondwerk voor aanvulling is volgens 4-3.1.2.2. met dien verstande dat als aanvullingsmateriaal zand voor onderfundering volgens 3-6.2.2. gebruikt wordt. 6.11.2. Meetmethode voor hoeveelheden. De klokroosters (ontvangputje inbegrepen) worden per stuk in rekening gebracht.
8. DRAINERINGEN EN INFILTRATIEVOORZIENINGEN. 8.1. Beschrijving 8.1.1. Materialen. - steenslag of rolgrind volgens 3-7 – kaliber 7/14 8.1.2. Uitvoering. 8.1.2.2. FUNDERING VAN DE DRAINEERBUIZEN VAN ZANDCEMENT OF SCHRAAL BETON De fundering bestaat uit schraal beton met een dikte van 10 cm.
8.1.2.2. BEDEKKING VAN DE DRAINEERBUIZEN MET DRAINEERMATERIAAL Het draineermateriaal is steenslag of rolgrind met korrelmaat 7/14.
20. WATERDICHTING VAN LEKKENDE VOEGVERBINDINGEN DMV POLYURETHAAN INJECTIEHARSEN VOORAFGAANDE NOTA De dichtingswerken mogen slechts in aanwezigheid van de afgevaardigde van het bestuur worden uitgevoerd. De aannemer dient bij de uitvoering rekening te houden met de nodige veiligheidsmaatregelen, in-zonderheid inzake toxiciteit van de gebruikte producten, inbegrepen de reinigingsproducten. Door de aannemer dichtingswerken is aan het bestuur op naam van het project een 10-jarig garantiebewijs af te leveren m.b.t. de verzekering van de waterdichtheid.
66
HOOFDSTUK 8: LIJNVORMIGE ELEMENTEN 1. TROTTOIRBANDEN (BORDUREN), TROTTOIRBANDEN-WATERGREPPELS EN SCHAMPKANTEN 1.2. Geprefabriceerde betonnen trottoirbanden en trottoirbanden-straatgoten. 1.2.1. Beschrijving. Opstaande trottoirbanden dienen opgevoegd met cementmortel; ingedolven borduren worden niet opgevoegd. 1.2.1.2. Uitvoering. De trottoirbanden worden geplaatst op een fundering in schraal beton en gestut met schraal beton volgens aanduiding der detailtekening. Het schraal beton beantwoordt aan de bepalingen van art.5-4.11. van het bestek. De voegen tussen de trottoirbanden worden volgezet en opgevoegd met cementmortel, bevattende 450 kg cement per m3 zand. Te dien einde wordt bij het plaatsen op het vrijstaand eindvlak van de laatst geplaatste trottoirband cementmortel aangebracht vooraleer er de volgende trottoirband tegen te plaatsen; de breedte van de voegen is begrepen tussen 5 en 10 mm. Ingedolven borduren worden 1cm lager geplaatst dan de aansluitende verharding. Rechte hoekstukken van trottoirbanden worden uitgevoerd met prefab hoekstukken van trottoirbanden. T.p.v. knikpunten in grondplan in het tracé der trottoirbanden worden telkens 2 trottoirbanden schuin onder de vereiste hoek gezaagd. 1.2.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Rechte hoekstukken van trottoirbanden worden verrekend per stuk.
3. KANTSTROKEN EN WATERGREPPELS 3.4. Kantstroken en watergreppels in betonstraatstenen. 3.4.1.BESCHRIJVING 3.4.1.3. WIJZE VAN UITVOERING De betonstraatstenen worden geplaatst op een fundering van schraal beton volgens 5-4.11.met tussenplaatsing van een laag ternair zandmengselbed van 2cm dikte. De voegen tussen de betonstraatstenen zijn tussen 3 en 5mm breed.
67
HOOFDSTUK 9 – ALLERHANDE WERKEN 1. ZANDCEMENT 1.1. Beschrijving 1.1.2. Uitvoering. De toleranties op de aangegeven afmetingen bedragen 20 % voor de individuele afmetingen en 0 % voor het gemiddelde. 2. SCHRAAL BETON 2.1. Beschrijving. Wordt aangevuld als volgt: Het grondwerk voor bouwputten volgens 4-3. 2.1.2. Uitvoering. De toleranties op de op de plannen aangegeven afmetingen bedragen 20% voor de individuele afmetingen en 0% voor de gemiddelde resultaten. 2.3. Controles. Iedere betrokken post van de opmeting vormt één vak. 3. BETON 3.1. Beschrijving 3.1.1.Materialen Het beton is aan te maken met: bijzonder cement volgens 3-8 bijzonder eisen aan steenslag volgens: 3-7.1.2.8. BELANGRIJKE OPMERKINGEN: Bij toepassing van beton welke niet onder BENOR-kenmerk op de werf kan worden geleverd en gestort (zie onder art. 9-3.3.) is bij kunstwerken enkel het HSR-cement CEM I-HSR-LA toegelaten. Tenzij anders bepaald in het bijzonder bestek dient er steeds gebruik gemaakt te worden van een HSR-LA cement. Bij gebruik van prefab-onderdelen in beton, zijn onderdelen als: schachten, wanden e.d. volgens PTV 101 breeddakplaten (predallen) volgens PTV 202 De toepassing van opgietmortel krimpcompenserende aangietmortels is volgens 3-72 3-74. Alle beton dient geleverd te worden onder de bescherming van het BENOR-keurmerk. Wapeningsstaal is van de kwaliteit BE 500B (voor staven) of DE 500 BS of BE 500 S (voor wapeningsnetten)
68
3.1.2. Uitvoering 3.1.2.3. Druksterkte De vermeldingen onder A. Beton voor gewapend en ongewapend beton en B. Beton voor niet-gewapend hellings- en vullingsbeton, worden vervangen door de onderstaande tabel. Tenzij in het bijzonder bestek een afwijking wordt opgenomen, dient voor alle gewapende betonconstructies het betontype voor omgevingsklasse EE3 + EA3 toegepast te worden met de aanvullende eisen zoals vermeld in onderstaande tabel. Toepassing
Minimum SterkteKlasse
Gewapend of ongewapend beton
Omgevingsklasse
Werkvloeren, omhullingen van leidingen, e.d. Uitvullingsbeton in aanraking met rioolwater, e.d. Beton voor in de grond gevormde funderingspalen Beton voor prefab heipalen Beton voor prefab welfels in gebouwen met lage luchtvochtigheid Stortklaar beton voor gebouwen met lage luchtvochtigheid Beton in aanraking met niet agressief water Beton in aanraking met rioolwater
C 8/10
OB
E0
C 30/37
OB
EE3 + EA2
C 25/30
GB
EE2 + EA1
C 35/45 C 25/30
GB GB
EE2 + EA1 EE2
S3
C 30/37
GB
EE3 + EA2
S3
C 35/45
GB
EE3 + EA3
S3
Consistentie
Aanvullend e eisen
(2)
(1) (2) (3) (4) (1) (2) (3) (4)
(1) cement met minimaal sterkteklasse 42,5 toe te passen, of sterkteklasse 32,5 enkel voor cementtype CEM V/A (S-V) mits toepassing van minimaal 365 kg cement per m³ beton. (2) een hoogsulfaat bestendig cement met laagalkaligehalte (HSR-LA) conform NBN B 12108 en 109 (3) Voor vloeren mag een consistentieklasse S4 worden gebruikt (4) De criteria voor weerstand tegen wateropslorping volgens bijlage O van de normen NBN 206-1(2001) en de NBN B 15-001 (2004) zijn van toepassing 3.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Het grondwerk voor de uitvoering van alle funderingszolen dient inbegrepen te zijn in de opgegeven eenheidsprijs van het beton. 4. METSELWERK VAN METSELSTENEN 4.3. Controles Iedere betrokken post van de opmeting vormt één vak.
69
6. CEMENTERING VAN METSELWERK 6.1. Beschrijving Wordt uitgevoerd op alle oppervlakken van het metselwerk, zowel voor de vlakken in aanraking met de grond als voor de andere vlakken.
7. BESCHERMING VAN DE CEMENTERING 7.1.
Beschrijving Wordt uitgevoerd op alle oppervlakken waarop een cementering uitgevoerd wordt en in aanraking met de grond.
20. REGIEWERKEN 20.1. Beschrijving Teneinde een aantal niet te voorziene werken te kunnen uitvoeren worden een aantal uren geschoolde arbeider, vrachtwagenkipper en graafmachine. 20.1.1. Uitvoering De vrachtwagen heeft een minimum laadvermogen van 20 Ton. In de vrachtwagen en de graafmachine zijn geleider en brandstof inbegrepen. 20.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Alleen de effectief op de werf gewerkte uren kunnen in rekening worden gebracht. Het vervoer van en naar de werf zal niet verrekend.
21. PVC-WACHTBUIZEN 21.1. Beschrijving Het plaatsen van wachtbuizen in PVC behelst: - de uitgraving van de sleuf - de fundering en aanvulling van de sleuf met zand 3 – 6.2.2. - het plaatsen van de PVC-buizen en de voegafdichting - het leveren en plaatsen van trekdraad in nylon die weerstaat aan een trekkracht van 1 kN. - het leveren en plaatsen van stoppen aan de uiteinden van de wachtbuis - het markeren van de plaats waar de wachtbuis geplaatst werd op de borduur - de werken die van voornoemde afhangen of ermee samenhangen zoals: - het drooghouden van de sleuf - de instandhouding van de sleuf - de ongeschonden bewaring, de eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen - de verwijdering, het vervoer en het wegbrengen van materialen - de levering, het vervoer en het aanbrengen van materialen. 21.1.1. Materialen De materialen zijn: - grond volgens 3 – 3 - buizen en hulpstukken voor riolering en afvoer van water volgens 3 - 24.4.2. - afdichtingsringen volgens 3 – 25 - zand voor onderfunderingen volgens 3– 6.2.2.
70
21.1.2. Uitvoering De bepalingen van 7-1.1.2. zijn van toepassing. De buizen worden geplaatst op een fundering van zand 3 – 6.2.2. van 10 cm dikte, de aanvul van de buizen gebeurt met zand 3 – 6.2.2. De wachtbuizen worden volkomen horizontaal geplaatst op een diepte van 80 cm (Belgacom), 100 cm (aardgas en electriciteit) of 120 cm (waterleiding) onder de verharding. 21.2. Meetmethode voor hoeveelheden In de opgegeven eenheidsprijs dient het grondwerk, het leveren en plaatsen van de wachtbuizen voorzien te zijn. Enkel de effectief geplaatste lengte wachtbuizen wordt verrekend en wordt uitgedrukt in m. 21.3. Controles De bepalingen van 7 – 1.3. zijn van toepassing, doch niet de controle van de waterdichtheid (7 – 1.3.5.)
22. (HER)PLAATSEN VAN DRAADAFSLUITING 22.1. Beschrijving Het (her)plaatsen van draadafsluiting behelst: - de nodige grondwerken; - het construeren van de nodige funderingsvoeten; - het (her)plaatsen van de draadafsluiting - de werken die van voornoemde afhangen zoals: - het drooghouden van de sleuf en het treffen van maatregelen om de bestaande waterafvoer te verzekeren; - de ongeschonden bewaring, de eventuele verlegging en terugplaatsing van kabels en leidingen; - de verwijdering, het vervoer en het wegbrengen van materialen; - de levering, het vervoer en het aanbrengen van materialen. 22.1.1. Materialen. De materialen zijn: - funderingsbeton C25/30 volgens 9-3. - paal + draadafsluiting vlgs.3-101 of komende van de opbraak 22.1.2. Uitvoering. Na uitvoering van het grondwerk (vlgs.4-3.) worden de nodige funderingszolen voorzien voor het plaatsen van de geplastificeerde palen. De draadafsluiting wordt d.m.v. de nodige verankeringselementen vastgemaakt aan de palen zodanig dat een stijve constructie wordt bekomen. De draadafsluiting wordt volkomen verticaal geplaatst. Afwijkingen groter dan 1cm worden niet toegestaan. De aanbevelingen van de leverancier dienen strikt gevolgd te worden.
71
22.2. Meetmethode voor hoeveelheden. Voor het leveren en plaatsen van de draadafsluiting dient een eenheidsprijs per strekkende meter opgegeven te worden. De lengte van de effectief geplaatst draadafsluiting wordt in rekening gebracht. Zodoende dienen alle onderdelen (bevestigingsmiddelen, palen, …) voor het construeren van een volledig afgewerkte en stabiele draadafsluiting inbegrepen te zijn in de opgegeven eenheidsprijs.
23. LEVEREN EN PLAATSEN VAN GRIND 23.1. Beschrijving Op de plaatsen waar de bestaande opritten niet meer behoorlijk aansluiten met de nieuwe wegberm, moeten deze opritten aangepast en(of) bijgewerkt worden. Dit zal gebeuren door het spreiden en profileren van steenslag 7/14 dat met zand wordt afgestrooid. Het aanpassen van opritten behelst: - het gebeurlijk uitvoeren van afgraving - het spreiden van steenslag - het afstrooien met zand - het profileren en verdichten 23.1.1. Materialen De materialen zijn: -
Steenslag 7/14 volgens 3-7.2.10
-
Zand als vulmateriaal volgens 3-6.2.12
23.1.2.Kenmerken van de uitvoering Na het aanpassen en bijwerken moet de oprit zonder moeilijkheden kunnen gebruikt worden door de voertuig(en) van de betrokken aanpalende. Bij het uitvoeren van de aanpassingswerken zal de aannemer de richtlijnen volgen die de leidende ambtenaar hem zal geven. 23.1.3.Wijze van uitvoering De aanpassing omvat gebeurlijk het uitvoeren van uitgraving volgens 4-2.1.2.02 wanneer de bestaande oprit hoger mocht liggen dan de nieuwe wegberm. Deze uitgraving kan zowel grond als steenstorting omvatten. De steenslag 7/14 wordt gespreid hetzij op de uitgegraven oppervlakte, hetzij op de bestaande steenslagverharding van de oprit. De dikte van het gespreide steenslag zal gegrepen zijn tussen 5 en 15cm. Nadat het gespreide steenslag is geprofileerd en enigszins verdicht, wordt het afgestrooid met zand dat moet dienen voor het vastleggen van de steenslagkorrels. Het afgestrooide steenslag wordt verdicht met behulp van een trilplaat zodanig dat de steenslag wordt verdicht met behulp van een trilplaat zodanig dat de steenslag vastligt en de voertuigen daarin geen sporen achterlaten. 23.2. Meetmethode voor hoeveelheden Het steenslag wordt in rekening gebracht per vierkante meter aangelegde grindverharding. Het zand voor het afstrooien wordt niet afzonderlijk vergoed en dient in de opgegeven eenheidsprijs inbegrepen te zijn. 72
HOOFDSTUK 10 – SIGNALISATIE 1. VERTICALE VERKEERSTEKENS. 1.1. Beschrijving 1.1.1. Materialen Wordt aangevuld als volgt: - verkeerstekens afkomstig van de opbraak. 1.1.2.Uitvoering. Na uitvoering der werken dienen de uitgebroken verkeersborden herplaatst of (worden nieuwe borden geplaatst) volgens aanduiding van het Bestuur der werken en dit na kontaktname met de politie. In de opgegeven eenheidsprijs dienen alle grondwerken, de wederaanvul met zand 3-6.2.2. en de sokkel in beton begrepen te zijn.
3. SIGNALISATIE VAN WERKEN. 3.1. Gemeenschappelijke bepalingen. 3.1.4. Signalisatieplan. Overeenkomstig 1-3.2. art. 4§2. moet de aannemer de werfsignalisatieplan voor de verschillende werkfasen, met inbegrip van de wegomleggingen, ter goedkeuring voorleggen aan de aanbestedende overheid. De toelating of het politiebesluit voorzien in art. 78.1.1. van het KB van 01/12/1975 wordt bij de bevoegde overheid aangevraagd op basis van de goedgekeurde werfsignalisatieplans. 3.1.5. Betaling werfsignalisatie. - De werfsignalisatie is een aannemingslast. - Voor de signalisatie van de wegomleggingen en signalisatie verschillende van de werkzone worden in de meetstaat verschillende posten voorzien. - Enkel de effectief geplaatste signalisatieborden zullen verrekend worden. Indien dezelfde signalisatieborden in verschillende fasen worden aangewend, zullen deze borden slechts éénmaal in rekening gebracht worden.
73
Opgemaakt door: Ingenieursbureau D’Hauwer & Van Der Schueren bvba Valleistraat 75 9402 Meerbeke
Meerbeke, augustus 2011
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Gezien en goedgekeurd door de gemeenteraad van Ninove in zitting van
i.o. voor de Secretaris
de gedelegeerde schepen
P. Van Wijnendaele
H. Evenepoel
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Gezien en goedgekeurd door Aquafin in opdracht van Rio-P
74
BIJLAGE I :
BEREKENING OPBRAAK (FORFAITAIR)
75
BIJLAGE II :
GRONDVERZETBEREKENING
76
BIJLAGE III :
TECHNISCH VERSLAG
77
BIJLAGE IV: GEGEVENS VOOR WERFBORD
78
BOUWHEER :
AQUAFIN i.o.v. RioP DIJKSTRAAT 8 2630 AARTSELAAR
TEL: 03/450.45.11
IN SAMENWERKING MET :
STADSBESTUUR NINOVE CENTRUMLAAN 100 9400 NINOVE
TEL: 054/31.32.33
(XXX) (NINOVE) KOSTPRIJS DER WERKEN :
(XXX) EUR
AANNEMER :
NAAM AANNEMER (XXX) LOGO
STRAAT + NR POSTCODE + GEMEENTE
TEL: (XXX)
79
80