KBC PRIVATE BANKING
s trategie l ex tra editie bij Academy News N r. 2 l l Europlus Strategie l l Globale Strategie l
Zwart/wit versie
Quadri druk: gebruik van pantone warm gray 9
STRATEGIE E c o n o m i s c h s c ena r i o
De beleggingsstrategie van KBC Private Banking steunt op een toekomstscenario: dat wat het meest waarschijnlijk wordt geacht. Concreet komt dat neer op een portefeuille met accent op Europa (Europlus strategie, zie pag. 7) en een internationaal representatief gespreide portefeuille (Globale strategie, zie pag. 8). De keuze tussen beide is louter een kwestie van smaak. Voelt u iets voor een overwicht van de thuismarkt of niet? A priori valt niet uit te maken welke portefeuille van beide op lange termijn het beste zal presteren, noch is het risico fel verschillend.
2
Eén jaar later Begin 2009 stond de financiële sector, en bij uitbreiding de hele wereldeconomie, nog aan de rand van de af grond. 2010 werd ondertussen ingezet onder een heel ander gesternte. Zowel de financiële sector als de we reldeconomie zette de voorbije negen maanden een op vallende remonte neer. Voorlopende indicatoren laten veronderstellen dat die positieve trend ook de komende maanden aanhoudt. Het mondiale economische herstel en de herleving op de financiële markten was zo sterk dat de jongste weken al geruchten opdoken over verhitting en vroege exit strategieën van centrale banken. Dat soort geruchten kan de komende maanden worden ondersteund door gunstige macro-economische cijfers: de economische groei is fors aan het versnellen, de inflatie veert duidelijk op en in de VS komen er de volgende maanden ander half miljoen banen bij. Maar, elk van die cijfers is tijdelijk vertekend. Het belang rijkste deel van de mooie groeicijfers is te danken aan de voorraadcyclus en fiscale stimuli. De hogere inflatie is louter een gevolg van de olieprijsstijging in het voorjaar van 2009 en de extra Amerikaanse arbeidplaatsen kade ren in de tienjaarlijkse volkstelling (en zijn heel tijdelijk). In de klassieke industrielanden is het nog veel te vroeg voor ongerustheid over de eventuele neveneffecten van een te krachtig herstel. Integendeel, zonder de tijdelijke fac toren blijft het herstel voorlopig nog erg mager en kwets baar. Daarom is het fout te veronderstellen dat het herstel in de tweede jaarhelft van 2009 de voorbode zou zijn van een snelle terugkeer naar de bloeiperiode van 20042007. Dit is voorbijgaan aan het feit dat de recessie de economie drastisch heeft gewijzigd. De crisis heeft aan de fundamenten van de bloeiperiode 2004-2007 ernstige schade toegebracht. Aangestuurd door een politiek van lage rente, vlot be schikbaar geld en stijgende huizenprijzen scheerde de consumptie in de periode 2004-2007 hoge toppen.
B E L E G G I N G S IM P L IC A T I E S
Aan de kredietgedreven consumptie kwam met het uit breken van de huizen- en bankencrisis abrupt een einde. Maar ondertussen was het onheil geschied. De schuld van de particuliere gezinnen, vooral in de VS, heeft gi gantische proporties aangenomen. Op zich bestaan er geen absolute grenzen waar de totale schuld binnen een economie niet boven kan. Toch kan de recente crisis worden geïnterpreteerd als een waarschu wing dat het groeimodel, gebaseerd op schuldopbouw, niet onbeperkt houdbaar is. Er bestaat een kans dat op korte termijn wordt teruggegrepen naar dat groeimodel. In dat geval zou de economie sneller op toerental raken, maar dat dreigt weinig meer te zijn dan de aanloop naar een nieuwe crisis. De weg naar evenwichtige, duurzame economische groei loopt – voor landen als de VS, het VK en verschillende eurolidstaten – langs een jarenlange schuldafbouw, vooral door overheden en gezinnen. Zul ke saneringsinspanningen zullen de komende jaren op de groei wegen.
Opkomende regio’s in betere papieren Traditiegetrouw waren de conjunctuurschommelingen in de meeste opkomende economieën doorheen de huidige cyclus heel wat meer uitgesproken dan in de klassieke industrielanden. Door de verregaande exportafhankelijk heid kregen heel wat opkomende economieën tijdens de crisis harde klappen te verwerken, maar ze veerden de voorbije kwartalen ook gevoelig sterker op. Bovendien wordt het herstel in de opkomende landen van Azië en Latijns-Amerika niet overschaduwd door belangrijke structurele problemen. Dat moet zich voor die opkomen de economieën vertalen in mooiere groeiperspectieven. Belangrijk daarbij is dat ze een structurele verschuiving van de huidige exportgeoriënteerde groei naar meer bin nenlandse groei zouden moeten doormaken. Op dat vlak zijn er al duidelijke positieve signalen, maar er blijft hoe dan ook nog een erg lange weg af te leggen. Consumen ten in de opkomende Aziatische economieën zijn wel in staat om te consumeren, maar het ontbreken van een sociaal vangnet maakt dat ze tot veel sparen worden ge dwongen. Dit neemt niet weg dat het belang van deze regio in de wereldeconomie in de komende jaren gestaag zal blijven toenemen. 1
Marktoverzicht Klimaat voor aandelen blijft gunstig – niet tegenstrijdig met lage groei Ondanks het forse herstel van de aandelenmarkten in 2009, blijft het klimaat op de beurzen ook in 2010 gun stig. Volgende factoren zijn daarbij van belang: de lage rentevoeten, het verbeterde economische klimaat, aan vaardbare waardering, de toestroom aan liquiditeiten en vooral de gunstige ontwikkeling van de bedrijfswinsten. Op het eerste gezicht lijkt deze positieve houding tegen over aandelen haaks te staan op de meer gematigde kijk op de economische groei. Aandelen hebben het meeste baat bij een relatief lange periode van matige economi sche groei en lage rente. Een te sterke economische her opleving zou ertoe kunnen leiden dat centrale bankiers de rente te snel en te sterk zouden verhogen.
Bedrijfswinsten maken het verschil Tegen een achtergrond van positieve groei, lage rente, beperkte kostendruk oogt de ontwikkeling van de be drijfswinsten de komende kwartalen zeer positief. Positieve groei: in de komende jaren (2010/2011) zal de wereldeconomie groeien met ca. 4%. Dit is vooralsnog geen terugkeer naar de recordcijfers van 4,5% – 5% uit de periode 20042007, maar toch meer dan behoorlijk. Dit is vooral te danken aan de Opkomende landen met gemiddeld veel hogere groeicijfers dan in de Westerse economieën. Lage rente: er zal in 2010 veel worden gespeculeerd over een ‘nor malisering’ van de geldmarktrente (dat stemt overeen met een tarief van 3,5% à 4%), maar de kans dat deze ook werkelijk wordt doorgevoerd, is uiterst klein. De Fe deral Reserve zal eerst geleidelijk aan de maatregelen van de “quantitative easing1” wegnemen. Pas nadat de ar beidsmarkt zich op een aanvaardbaar niveau heeft her steld, kan aan renteverhoging worden gedacht. Beperkte kostendruk = hogere winstmarges: de omzetstijging zal positief zijn, maar veeleer beschei den. Op het vlak van margeontwikkeling valt wel een sterke expansie te verwachten, vooral dankzij forse
vergroting van de geldvoorraad door een centrale bank door middel van de aankoop van effecten zoals staatsobligaties.
3 Nr. 10 l 29 MEI 2009
STRATEGIE Ma
r
k
kostenbesparing. De combinatie van cyclische productivi teitswinst en loonmatiging zorgt voor een nominale da ling van de arbeidskosten. Die tendens is volop aan de gang. In de VS lagen de nominale loonkosten in het der de kwartaal maar 2,5% hoger dan een jaar eerder, terwijl per arbeidsduur 4% meer werd geproduceerd. De publi catie van de derde kwartaalcijfers bevestigen in die zin.
Obligatierente – eerst aarzelend, dan wat lager
o
v
e
r
z
i
c
h
t
gewezen. China heeft immers al een eerste renteverho ging doorgevoerd en Zuid-Korea en India lijken ook die weg op te gaan. De eerste renteverhogingen kunnen de aandelenmarkten fel beroeren en, wetende dat beleggers grote posities hebben ingenomen, zou dit kunnen zorgen voor een verhoogde volatiliteit. Inspelen op de groeidy namiek in deze regio doen we via westerse bedrijven die een groot deel van hun omzet realiseren in deze markten, de zogenaamde ‘global leaders’.
De obligatiemarkten lopen traditioneel een aantal maan den vooruit op de renteverhogingen door de centrale banken. De eerste renteverhogingen door de Fed en de ECB ver wachten we begin 2011. De obligatierente zal in 2010 nog lang rond de huidige niveaus blijven schommelen, om pas tegen het einde van het jaar te gaan stijgen. In het besef dat de economische groei in het tweede halfjaar toch magerder uitvalt dan in het eerste, kan de obligatierente eerst nog wat lager.
Om de komende maanden toch ook in voldoende mate te profiteren van het verdere beursherstel bouwen we ook de technologiesector op. Het is namelijk vooral in deze sector dat zich momenteel de meeste en grootste positieve winstverrassingen voordoen.
2010 wordt dus een overgangsjaar waarin de jarenlange trend van dalende obligatierente plaats maakt voor een trend van stijgende rente. Bij een normale groei van 2%, een inflatie van 2% en een beleidsrente van 3,5 à 4% hoort een obligatierente van 5,5%. Misschien zelfs meer, want in het Westen zijn de overheidsfinanciën behoorlijk ontwricht.
Daarnaast kiezen we voor bedrijven die marktleider zijn in hun domein of niche. Zij hebben de meeste prijszettings macht en vooral bij hen kan de margeverruiming het sterkste doorzetten.
Activaklassen Aandelen verder opbouwen De voornaamste reden om in de komende kwartalen aandelen verder op te bouwen, komt vooral uit de posi tieve verwachtingen van de evolutie van de bedrijfswin sten. Gezonde marges, dankzij forse inkrimping aan kos tenzijde (lagere loonkost, lagere rentelasten en lagere afschrijvingen ) zullen de winstgroei aansturen.
Beleggen in groei maar met defensief accent. De groei zal de komende jaren laag zijn. Daarom kiezen we vanuit strategisch oogpunt op wat langere termijn voor regio’s waar de kansen op groei het hoogste zijn, namelijk de Opkomende landen in het Verre Oosten, met China op kop. Op korte termijn, vanuit een tactische be nadering, is het inbouwen van enige voorzichtigheid aan
4
t
In Europa geven we de voorkeur aan hoge dividenden. Deze hebben een belangrijk aandeel in de verwachte re turn en zijn een barometer voor de financiële gezondheid van het bedrijf.
Cash is out. Grondstoffen – uitgezonderd olie – ook. We houden absoluut geen cash in een beleggingsporte feuille aan. Rendement levert het alvast niet op. Er zijn voldoende mogelijkheden in de markt om de reserve vol ledig te benutten. Uiteraard kunnen andere overwegin gen een rol spelen in het al dan niet aanhouden van een reserve. Als er ergens sprake is van een zeepbel is het in de grond stoffenmarkten. Het betreft vooral metalen (zeker goud), niet olie. Grondstoffen zijn normaliter laatcyclisch. In deze her stelfase hebben de prijzen buitengewoon vroeg op het herstel gereageerd. Als het duidelijk wordt dat de conjunctuur (en dus ook de wereldvraag naar grondstoffen) in de loop van 2010 gaat vertragen, is een negatief effect op de prijzen niet uit te sluiten. De voorraden lopen op. Er zit veel speculatief kapitaal in de markt.
Obligaties: Centraal-Europa Centraal-Europa kreeg rake klappen tijdens de voorbije financieel-economische crisis. Tussen de zomer van 2008 en maart 2009 verloren de Tsjechische kroon, de Hongaarse forint en de Poolse zloty respectievelijk 28%, 38% en 53% tegenover de euro. Vanaf het voorjaar van 2009 begon de crisissfeer op te lossen en klaarde het economische klimaat op. De uitvoer trekt opnieuw aan en als het conjunctuurher stel ook in het eurogebied vaste vorm krijgt, zal de uit voer opnieuw een voortrekkersrol vervullen. Toen het eurogebied tussen 2001 en 2003 jaarlijks gemiddeld met nauwelijks 1,4% groeide, zorgde de snelle toename van hun marktaandeel ervoor dat de regio jaarlijks gemid deld met 3,3% groeide. De Tsjechische en Poolse Centrale Banken hebben het voorbije jaar geleidelijk de beleidsrente verlaagd om de groei te ondersteunen. Ook de Hongaarse Centrale Bank was al in staat de monetaire teugels te vieren. Haar be leidsrente is gedaald tot onder het tarief van voor de noodingreep in november 2008. Het herstel op de wisselkoers- en obligatiemarkten kwam later en trager op gang dan bv. in de markt van bedrijfs obligaties of de markt van obligaties uit de Opkomende markten. Maar het gaat snel. Sinds hun dieptepunt in maart 2009 noteren de HUF, CZK en PLN al 15 tot 20% hoger. Het beleid kan zich nu opnieuw richten op een even wichtige groei en inflatie en de toetredingsvoorwaarden tot de EMU. Hun munten kunnen terugkeren naar de oude verhoudingen tegenover de euro. De Poolse zloty heeft het meeste potentieel. Centraal-Europese obligaties bieden dus nog potentieel.
Bedrijfsobligaties Maken nog steeds een substantieel deel uit van het obli gatieluik, maar minder uitgesproken. De kans dat bedrijfsobligaties in 2010 dezelfde return opleveren als 2009 is uitgesloten. Het kredietrisico van bedrijfsobligaties wordt weliswaar nog altijd behoorlijk vergoed maar veel minder uitge sproken dan een jaar geleden.
In de nasleep van het Lehman-debacle bereikte de premie voor het kredietrisico op Europese bedrijven in maart 2009 een piek van ruim 500 basispunten t.o.v. de risico vrije rente. Sindsdien daalde de premie sterk, tot 150 ba sispunten. Een eventueel verdere premiedaling zal zeer beperkt zijn. Een spread van 100-150 basispunten is wel licht een kritische drempel.
Munten Meer onzekerheid over de dollar, maar ook over de euro Er zijn meer argumenten voor een stijging van de Ameri kaanse dollar dan voor een daling. Een redelijke waardering bedraagt 1,10 à 1,20 USD/EUR Bij een goedkope dollar winnen de VS aan concurrentie kracht. De Fed voert een geloofwaardiger – in ieder geval trans paranter – beleid dan de ECB. In Griekenland, Ierland … zijn de overheidsfinanciën to taal ontwricht. Geruchten en speculatie over ratingverla gingen, schuldherschikkingen, IMF-interventies, gedwon gen uitstap uit de EMU … kunnen negatief afstralen op de euro.
Regio’s & sectoren Binnen de algemene sectorstrategie blijven we geleidelijk aan verder winst nemen op cyclische sectoren zoals mijn bouw en kapitaalgoederen. Deze aandelen zijn al te ver vooruitgelopen op het economische herstel en hun waar deringen zijn in historisch perspectief relatief duur. We herbeleggen in hoofdzaak defensief met het oog op een matige groeiverwachting voor de komende jaren. De fa voriete defensieve sectoren zijn energie en nutsbedrijven. Binnen de ruimere energiesectoren voeren we wel een accent door naar de grote oliebedrijven, omdat deze laat ste zijn achtergebleven op de stijgende olieprijs. Om de komende maanden toch ook in voldoende mate te profiteren van het verdere beursherstel bouwen we ook de technologiesector op. Het is namelijk vooral in deze sector dat zich momenteel de meeste en grootste positieve winstverrassingen voordoen. Binnen de regio’s hebben we een voorkeur voor de VS boven Europa.
5 Nr. 10 l 29 MEI 2009
Het argument van margeverruiming en dus positieve win stevolutie is gebaseerd op de flexibiliteit van de arbeids markt en dat speelt vooral in de VS. Margeverruiming is ook meer een zaak van defensieve dan van cyclische sec toren. Defensieve sectoren maken een substantieel groter deel uit van de Amerikaanse beursindex dan van de Euro pese. Daartegenover staat wel dat de Europese aandelen goedkoper gewaardeerd zijn dan de Amerikaanse.
Veel projecten van hernieuwbare energie zijn al rendabel vanaf een olieprijs van 50 USD/vat. De sector staat nog in haar kinderschoenen en groeit ex plosief. De terugval van de olieprijs heeft ook de waardering van bedrijven in deze branche aangetast.
Het geloof in Azië als groeiregio in de wereld blijft over eind. Maar ook hier zijn we niet blind voor mogelijke risi co’s. Het is vooral het (te) soepele Aziatische muntbeleid dat tot nadenken stemt. In combinatie met een krachtiger herstel kan dat op termijn uitmonden in nieuwe zeepbel len. Op basis van de beschikbare indicatoren is dat van daag nog niet merkbaar, maar de risico’s van nieuwe zeep bellen en de potentiële verregaande gevolgen van het uiteenspatten daarvan, zijn niet te veronachtzamen. De Chinese overheid nam dan ook al maatregelen om de kre dietverlening af te remmen, terwijl in India expliciete rente verhogingen voor vrij binnenkort op de agenda staan. Beleggen in Azië doen we in de eerste plaats via westerse bedrijven die een groot deel van hun omzet realiseren in de opkomende markten, de zogenaamde ‘global leaders’.
In de portefeuilles besteden we extra aandacht aan be drijven die marktleider zijn in hun domein of niche. Deze bedrijven zijn vooral in staat tot sterke margeverruiming omwille van hun prijszettingsmacht. Ze halen een be langrijk deel van hun omzet uit de emerging markets, de sterkste groeipool van de wereld. Bijkomend pluspunt is dat deze bedrijven noteren op de veel minder volatiele westerse beurzen.
Energie We gaan uit van een scenario van verder aantrekkende olieprijzen. Olievoorraden zijn beperkt en worden jaar na jaar schaar ser. Bijkomend olieaanbod moet in toenemende mate van buiten de OPEC komen, meestal uit politiek onstabiele gebieden. Investeringen in bijkomende productiecapaciteit gebeu ren pas wanneer de olieprijs duurzaam boven de margi nale productiekost van het laatste conventionele exploita tieproject stijgt. De olieprijs kan dus moeilijk lange tijd onder 75 dollar per vat blijven noteren. We overwegen de Energiesector en Nutsbedrijven. De oliemaatschappijen zijn achtergebleven op de stijging van de olieprijs in 2009. Waarderingen houden rekening met veel lagere olieprijzen dan de huidige. Het dividendrendement is riant (gemiddeld 5,1% in Europa) en stabiel. Ook Nutsbedrijven zijn een achtergebleven sector met een aantrekkelijk dividendrendement. Elektriciteitsprijzen zijn gekoppeld aan de aardgasprijzen. Die hebben de olieprijsstijgingen niet gevolgd. Een in haalbeweging dringt zich op. We kiezen ook voor bedrijven uit de sector van Alterna tieve Energie.
6
Global leaders = groei en defensief
Dividend Een gemiddeld Europees aandeel (uit de MSCI Europe In dex) biedt een dividendrendement van 4,4%, terwijl de obligatierente 3,5% bedraagt. Dit is geen statistische scheeftrekking, maar een ruim verspreid marktgegeven. Ook al staat het dividend wel eens ter discussie, voor de markt als geheel schept het toch kansen. Voor overnemers: de kasstromen (= dividenduitkering van het over te nemen bedrijf) kunnen een groot deel van de financieringskost dekken. Voor buy-and-hold beleggers: een betere (elk jaar stijgend in een tempo van 5 à 10%) optie dan in de markt van vastrentend staatspapier. In een economische omgeving waarin nog lang niet alle risico’s zijn geweken, beschikken ‘high dividendbedrijven’ over belangrijke troeven: stabiele kasstromen en een lage schuldgraad.
Technologie Een aantal evoluties binnen de technologiesector verster ken de overtuiging dat de IT-uitgaven in de komende ja ren aanzienlijk zullen groeien. In 2009 hebben bedrijven de investeringen uitgesteld. Het waren vooral de consu menten die via aankopen van o.m. smartphones, note books en software de omzet ondersteunden. De techno logische evolutie, vooral op het vlak van o.a. mobiele internettoepassingen, gaat snel. De bedrijven kunnen niet aan de zijlijn blijven en het zal goedkoper zijn om te investeren in nieuwe toepassingen dan om de bestaande systemen te onderhouden. De algemene capaciteitsbe zetting in de sector is in vergelijking met andere industrie takken al sterk gestegen, wat maakt dat er ruimte voor verdere margeverruiming zal zijn.
EUROPLUS STRATEGIE G l o bale all oc at ie – E u r oplu s – feb ruari 2010 Zeer defensief
defensief
Allocatie Wijz. Aandelen 13% Obligaties 43% Vastgoed 0% Alternatieve beleggingen 0% Liquiditeiten 44% Het aandelenrisico wordt volledig ingevuld door aandelen met kapitaalbescherming.
Benchmark 10% 40% 0% 0% 50%
dynamiscH Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
Wijz. +1% -1%
Benchmark 43% 43% 5% 4% 5%
Allocatie 34,9% 9,7% 40,2% 6,2% 2% 7% 0% 0%
Wijz.
Benchmark 39,8% 9,8% 35,6% 5,8% 1,8% 4,9% 2,1% 0%
Aandelenportefeuille: sectorale spreiding Energie Basismaterialen Industriële sectoren Cycl. consumentengoederen Niet-cycl. consumentengoed. Gezondheidszorg Financiële sectoren Informatietechnologie Telecomoperatoren Nutsbedrijven
Allocatie 28,5% 63% 5% 2% 1,5% 30% 13,5%
Wijz.
Benchmark 24% 63% 5% 3% 5%
Allocatie 70% 23% 5% 2% 0% 10% 65%
Wijz. +2% -2%
Benchmark 60% 25% 5% 5% 5%
Zeer dynamiscH Allocatie 51% 42% 5% 2% 0% 20% 41%
Aandelenportefeuille: regionale spreiding EMU Eurosatellieten Noord-Amerika Japan Centraal-Europa Z.O. Azië Latijns-Amerika Andere
Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
Allocatie 12,3% 4,3% 8,6% 7,4% 8,5% 10,5% 22,4% 11,5% 4,9% 9,7%
Wijz.
Benchmark 10,6% 8,1% 10,2% 9,0% 9,3% 7,9% 23,4% 9,5% 6,0% 6,1%
Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
Spreiding obligatieportefeuille (Dynamisch) Allocatie
Wijz.
Benchmark
EUR Overheidsobligaties Bedrijfsobligaties Converteerbare obligaties Geïndexeerde obligaties USD Overheidsobligaties Bedrijfsobligaties Converteerbare obligaties Opkomende markten JPY Eurosatellieten Dollarsatellieten Centraal-Europa Andere
‘Naar gelang van het risicoprofiel en de beleggingsvoorkeuren van de cliënt kan een afwijkende portefeuille worden geadviseerd’.
0% 27,5% 22,5% 10%
57,5% 7,5% 5% 5%
0% 10% 5% 7,5% 0% 2% 1% 12,5% 2%
2,5% 2,5% 0% 5% 5% 4% 1% 5% 0%
7
GLOBALE STRATEGIE Gl o bale all o c atie – E u r oplus – juni 2009 – Wereldwijd – februari 2010 Globale allocatie Zeer defensief Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
defensief Allocatie 22% 34% 0% 0% 44%
Wijz.
Allocatie 51% 45% 2% 0% 2%
Wijz.
Benchmark 20% 30% 0% 0% 50%
dynamiscH Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
Allocatie 16,1% 15% 49,3% 7,9% 0,2% 8,2% 0% 3,3%
Wijz.
Benchmark 14% 14,1% 45,9% 8,3% 1,6% 7,1% 3% 6%
Aandelenportefeuille: sectorale spreiding Energie Basismaterialen Industriële sectoren Cycl. consumentengoederen Niet-cycl. consumentengoed. Gezondheidszorg Financiële sectoren Informatietechnologie Telecomoperatoren Nutsbedrijven
Allocatie 27% 67% 2% 0% 4%
Wijz.
Benchmark 24% 63% 5% 3% 5%
Allocatie 74% 22% 2% 0% 2%
Wijz.
Benchmark 60% 25% 5% 5% 5%
Zeer dynamiscH Benchmark 43% 43% 5% 4% 5%
Aandelenportefeuille: regionale spreiding EMU Eurosatellieten Noord-Amerika Japan Centraal-Europa Z.O. Azië Latijns-Amerika Andere
Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
Allocatie 11,9% 6,2% 11,4% 8,6% 8,3% 10,6% 17,9% 14,1% 3,9% 7%
Wijz.
Benchmark 11,7% 8,3% 10% 8,8% 9,6% 8,9% 21,6% 11,8% 5% 4,4%
Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieve beleggingen Liquiditeiten Met kapitaalbescherming Zonder kapitaalbescherming
Spreiding obligatieportefeuille (Dynamisch) Allocatie
Wijz.
Benchmark
EUR Overheidsobligaties Bedrijfsobligaties Converteerbare obligaties Geïndexeerde obligaties USD Overheidsobligaties Bedrijfsobligaties Converteerbare obligaties Geïndexeerde obligaties Opkomende markten
64,5% 10% 7,5% 5%
75% 7,5% 5% 5%
5% 2% 0% 6%
2,5% 0% 0% 5%
Afdekking muntrisico in de obligatieportefeuille Allocatie 60% 60% 60%
USD JPY GBP
Wijz.
Benchmark 60% 60% 60%
Rente- en wisselkoersposities in de obligatieportefeuille EUR USD JPY GBP CAD SEK
Spreiding Mod. Duration Benchmark Muntallocatie Renteallocatie Benchmark Portefeuille 48% 40% 46% 6,1 6,1 25% 27% 28,5% 5,4 5,6 12,5% 8,5% 2,5% 6,2 6,2 5% 5% 4,5% 9 9 2,5% 2,5% 0,5% 7,1 7,1 1% 4% 3% 5,6 5,6
DKK NOK CZK PLN HUF Portefeuille
Spreiding Mod. Duration Benchmark Muntallocatie Renteallocatie Benchmark Portefeuille 1% 1% 1% 5 5 0% 1% 0% 4,5 4,5 1% 3% 6% 5,3 5,6 2,5% 6,5% 6,5% 4,3 4,5 1,5% 1,5% 1,5% 3,9 4,1 6 5,9
‘Naar gelang van het risicoprofiel en de beleggingsvoorkeuren van de cliënt kan een afwijkende portefeuille worden geadviseerd’.
8