Wind in Voorst
Een verkenning naar de mogelijkheden van windenergie in Voorst
6 maart 2015
1
Voorwoord
Door energiebesparing en het opwekken van lokaal geproduceerde duurzame energie wil EnergieRijk Voorst (ERV) bereiken dat in 2030 de uitstoot van CO2 die wordt veroorzaakt door het (indirect) gebruik van fossiele brandstoffen in de gemeente Voorst, met 50% wordt gereduceerd. Op dit moment zijn zonne-‐energie en windenergie de meest belovende toepassingen van duurzame energie in Nederland. ERV realiseert zich dat haar doelstelling niet alleen met zonne-‐energie kan worden behaald. Daarom is er voor gekozen ook de mogelijkheden van windenergie in de gemeente Voorst te onderzoeken. We beseffen dat windmolens niet onomstreden zijn. Niet iedereen kan het uitzicht op zo´n paal met wieken waarderen. Het gaat, zoals zo vaak, om de afweging van voor-‐ en nadelen. We zijn blij met het initiatief van de Stedendriehoek om energiecoöperaties in de gelegenheid te stellen een onderzoeksmethodiek toe te passen die de bereidheid van burgers als uitgangspunt neemt. Het gaat om de methode ‘Met Frisse Wind’, uitgedacht door de coöperatie LochemEnergie. Met deze methodiek onderzoeken we de mogelijkheden voor de aanwezigheid van windmolens in Voorst. Een werkgroep van tien leden van ERV heeft zich hier het afgelopen half jaar over gebogen. Daarbij ondersteund door een procesbegeleidster en diverse professionele externe deskundigen. De werkgroep heeft veel kennis opgedaan over techniek, financiering, locatiekeuze en participatievormen. Het voorliggende verslag is de eerste uitkomst van dit onderzoeksproces. Doel van dit rapport is om het bestuur van EnergieRijk Voorst en haar leden op de hoogte te stellen van de uitkomsten van het onderzoek op basis waarvan zij een besluit kan nemen om het onderzoek te vervolgen. Het bevat de resultaten van de eerste fase van het onderzoek. In de hoofdstukken zijn de eerste uitkomsten van het onderzoek naar mogelijke locaties, participatie, financiering en de visie op windenergie beschreven. De bijlagen bevatten aanvullende informatie voor degene die meer wil weten. Er is veel documentatie over windenergie voorhanden en externe deskundigen zijn beschikbaar om specifieke vragen te beantwoorden. Coöperaties in omliggende gemeenten (Brummen, Zutphen, Lochem, Apeldoorn) zijn ook actief en passen eveneens de methode ´Met Frisse Wind´ toe. In de zoektocht naar geschikte locaties komen we elkaar tegen. Op dit moment wordt een traject ingezet om te kijken of we elkaars initiatieven kunnen versterken. Dit verslag is een eerste stap in onze zoektocht. We zullen onze bevindingen uitdragen en onderzoeken of er draagvlak is (en zo ja, onder welke condities) voor windenergie in de gemeente Voorst. Joop Hasselman Voorzitter EnergieRijk Voorst
2
1. Inleiding Even voorstellen: EnergieRijk Voorst EnergieRijk Voorst is een energiecoöperatie in de gemeente Voorst die een bijdrage wil leveren aan een duurzame toekomst. Dit doet zij door in te zetten op een transitie, een verandering, in de wereld van de energie. Daarmee beoogt zij tegemoet te komen aan de huidige behoefte, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in het gedrang te brengen. EnergieRijk Voorst is voortgekomen uit een burgerinitiatief. Inwoners uit Voorst die een bijdrage willen leveren aan een beter ‘energiemilieu’. Zij wil samen met haar inwoners en bedrijven komen tot een substantiële energiebesparing en wil de benodigde energie lokaal en groen opwekken. Doel EnergieRijk Voorst Duurzame energieproductie in de gemeente Voorst • • Minder afhankelijk zijn van fossiele en nucleaire energiebronnen • Minder afhankelijk zijn van de grote energiebedrijven. • Meer regie over de eigen energievoorziening en –rekening • Door energiebesparing en het opwekken van lokaal geproduceerde duurzame energie wil EnergieRijk Voorst (ERV) bereiken dat in 2030 de uitstoot van CO2 die wordt veroorzaakt door het (indirect) gebruik van fossiele brandstoffen in de gemeente Voorst, met 50% wordt gereduceerd. Wij realiseren ons, dat daarmee nog een lange weg te gaan is, maar we zijn er van overtuigd dat het lukt als we het volgende doen! • Bewustwording bevorderen bij Voorstenaren over het eigen energiegebruik • Voorstenaren helpen om zelf bij te dragen aan een lokale duurzame energievoorziening • Actief verminderen van het energieverbruik • Actief produceren van duurzame energie Onze uitgangspunten daarbij zijn, dat we: • De lokale economie zoveel mogelijk stimuleren door ook lokale ondernemers te betrekken • De samenwerking tussen bewoners, ondernemers en organisaties bevorderen • Er voor zorgen dat iedereen in de gemeente Voorst kan meedoen Aanleiding: nationale en regionale inzet op duurzame energie De provincie Gelderland heeft met het Rijk afspraken gemaakt over opwekking van duurzame energie met inzet van windmolens. In totaal 230 MW, dat komt neer op circa 75 windmolens. Een deel daarvan is al gerealiseerd, een deel van de molens bevindt zich in de project-‐ of bouwfase en een deel moet nog ontwikkeld worden. De provincie wijst gebieden aan waar parken gerealiseerd moeten worden maar geeft ook ruimte aan burgerinitiatieven die zich inzetten voor hernieuwbare energie. De bestuursregio Stedendriehoek heeft de ambitie om in 2030 als eerste regio van Europa, energieneutraal te zijn. Zij stimuleert lokale energiebedrijven om hierin een aandeel te leveren. Daarvoor is zij het project ‘Uitrol Met frisse wind’ gestart. Het project is genoemd naar de methodiek die hierbij wordt ingezet. In totaal worden vijf coöperaties in dit project ondersteund met kennis en inzet van middelen om te komen tot een visie op windenergie binnen hun eigen ‘grondgebied’. Behalve EnergieRijk Voorst doen daar ook de coöperaties LochemEnergie (Lochem), ZET (Zutphen), EBEM (Brummen) en DeA (Apeldoorn) aan mee. EnergieRijk Voorst had in het bestuur het denken over windenergie al in gang gezet en kent dan ook net als de andere coöperaties een eigen besluitvormingstraject en hanteert een eigen koers.
3
Doel: verkenning naar de haalbaarheid van een windmolen in Voorst Doel van het project is te onderzoeken of realisatie van een windmolen door ERV in Voorst haalbaar is. De resultaten van deze verkenning zijn opgenomen in deze rapportage. Het is een eerste verkenning en dus geen business case en geen bedrijfsplan dat aangeeft op welke wijze de exploitatie van een windmolen kan worden ingericht. Het bevat echter wel voldoende ingrediënten om tot een eerste afweging te komen. Aanpak: van onderop door burgers gefaciliteerd door de overheid De verkenning, waarbij de methode ‘Met frisse wind’, ontwikkeld door LochemEnergie, is ingezet, is uitgevoerd door een projectgroep met nagenoeg het voltallig bestuur van ERV en een zestal leden van ERV. Deelnemers kiezen een thema waaraan zij een bijdrage willen leveren en zo ontstaan de subwerkgroepen. Deze groepen hebben onderzoek gedaan naar de molen zelf (grootte, mogelijkheden, nadelen, etc.), de locatiemogelijkheden, de financiële haalbaarheid en participatiemogelijkheden. In gemeenschappelijke bijeenkomsten zijn de resultaten gedeeld en zijn verbanden tussen de verschillende onderdelen gelegd. Deze onderdelen hangen namelijk nauw met elkaar samen. De grootte van de molen en het aantal molens bepaalt namelijk de opbrengst en de locatiekeuze is medebepalend voor de kosten van een windmolen, etc. De projectgroep is hierbij ondersteund door verschillende externe adviseurs. Over de mogelijke locaties heeft een verkennend gesprek plaatsgevonden met de gemeente Voorst.
Leeswijzer Het rapport dat voor u ligt, bevat het resultaat van deze verkenning. Het document start met de visie op windenergie in Voorst (hoofdstuk 2). In de daaropvolgende hoofdstukken vindt u de resultaten van het financiële onderzoek (hoofdstuk 3) en de participatiemogelijkheden in hoofdstuk vier en tenslotte het locatieonderzoek in hoofdstuk vijf. In de bijlage is een kaart met potentiële locaties opgenomen.
4
2. Waarom een windmolen in Voorst?
Windenergie van en voor Voorst Investeren in windenergie maakt het mogelijk om meer in de eigen energiebehoefte te voorzien. De exploitatie van een windmolen levert ook (een kleine) winst op. Hiermee kunnen maatschappelijke projecten worden gefinancierd die de sociale vitaliteit van de kern(en) versterken. Te denken valt aan projecten voor sport-‐ en muziekverenigingen, dorpsfestiviteiten, onderhoud aan gemeenschappelijke voorzieningen, etc. Daarnaast levert het werken aan een gezamenlijk project zoals een windmolen, een bijdrage aan de sociale cohesie van het dorp. De gemeenschap zet zich in voor een gezamenlijk doel waar iedereen profijt van kan hebben. De inwoners dragen niet alleen de lasten van de molen maar hebben dus ook profijt van de molen!
Wij nemen onze verantwoordelijkheid Het gebruik van fossiele brandstoffen heeft als nadeel dat het leidt tot uitstoot van CO2 wat tot opwarming van de aarde leidt en daarmee tot klimaatverandering met alle gevolgen van dien. Sommige fossiele brandstoffen, met name kolen, belasten het milieu ook nog met fijn stof en zware metalen, die beide blijvende schade tot gevolg kunnen hebben voor mens en dier. Ook zijn fossiele brandstoffen op den duur eindig. De voorraden raken een keer op. Daarom is er een energietransitie nodig: een overgang van fossiele naar duurzame energiebronnen. Overheden en bedrijfsleven zijn tot nu toe niet in staat gebleken deze overgang te realiseren. Daarom zijn overal in Nederland burgerinitiatieven gestart door mensen die daaraan zelf een bijdrage willen leveren. Burgers en lokale bedrijven werken daarbij samen en dat is wat ERV ook doet. ERV werkt aan energiebesparing, een betere inzet van zonne-‐energie en onderzoekt ook de mogelijkheid van een of meer windmolens – op Voorster grondgebied of eventueel gezamenlijk met onze directe buren wanneer dat beter, efficiënter, kansrijker is. Energie uit eigen achtertuin als hulpmotor voor de lokale economie Eén windmolen trekt niet direct de lokale economie uit het slop maar levert hier wel een bijdrage aan. In de eerste plaats doordat particulieren en bedrijven de door de energiecoöperatie geproduceerde windstroom afnemen waardoor het geld binnen de gemeenschap blijft i.p.v. dat het naar de energiebedrijven gaat. In de tweede plaats is de windmolen voor lokale investeerders (bedrijven en burgers) een mooi beleggingsobject. Zij kunnen een hoger rendement op het geïnvesteerde vermogen ontvangen dan sparen bij een bank oplevert. Daarnaast kan de investering ook winst opleveren. Als in de toekomst de stroom van fossiele bronnen duurder wordt en de prijs voor windstroom blijft gelijk, levert dit een kostenbesparing op voor de afnemers van de windstroom. De stroomprijs van de eigen molen is ook niet onderhevig aan de grillen van de markt. Die bepaalt de energiecoöperatie zelf. De coöperatie zorgt er tevens voor dat zoveel mogelijk inwoners kunnen profiteren van lokaal/regionaal opgewekte groene stroom (dus niet alleen leden). En bij realisatie en onderhoud van de molen wordt gekeken of lokale ondernemers een bijdrage kunnen leveren. Slimme mix Wanneer energiebesparing even buiten beschouwing wordt gelaten, wordt de doelstelling van ERV bereikt door het plaatsen van 240.0001 zonnepanelen of door de bouw van 8 a 9 windmolens. Beide vergen veel ruimte want 240.000 zonnepanelen beslaan 36 hectare en als je rekening houdt met de 1
Particulieren en bedrijven in gemeente Voorst gebruiken samen jaarlijks ca 95.600.000 kWh (uit: Ambitie ERV in cijfers, concept GPM). Als we 50% daarvan duurzaam willen opwekken is dat dus ca 48.000.000 kWh. Een zonnepaneel van 250WP levert ruim 200 kWh/jaar dus we hebben dan 240.000 zonnepanelen nodig. Uitgaande van 3 MW molens (die in onze omgeving per stuk jaarlijks 5700 MWh leveren, zie 3.1) heb je daarvoor 8,4 windmolens nodig.
5
wettelijke hinderzone van windmolens heb je voor 8 windmolens nog veel meer oppervlakte nodig2. Gelukkig kunnen die hectares goed met sommige andere functies worden gecombineerd: zonnepanelen passen prima in de bebouwde omgeving (daken van huizen of bedrijven), windmolens zijn goed te combineren met landbouwkundig gebruik van het gebied waar ze staan. Eenzijdig inzetten op zon of wind is niet slim omdat inzet op alleen zon of alleen wind je kwetsbaar maakt. Als de zon niet schijnt, kunnen de molens altijd nog draaien en andersom geldt dat ook. In de praktijk zal de doelstelling van ERV (in 2030 50% van de eigen energie behoeft duurzaam opwekken) alleen bereikt worden door naast het toepassen van energiebesparing te kiezen voor een slimme mix aan duurzame productiemethoden. De keuze voor windenergie is dan ook een pragmatische. Bij het kiezen van de ideale (haalbare en betaalbare) mix zijn we niet blind voor toekomstige technische ontwikkelingen en/of een efficiëntere productie van energie in andere gebieden of met andere methoden. Een windmolen in Voorst kent ook nadelen Een windmolen in je achtertuin heeft ook nadelen. Je kunt een molen niet verstoppen achter een boom, het is altijd zichtbaar. En door de beweging die de wieken maken, trekt het ongewild de aandacht, Een windmolen die draait, produceert geluid. Daar is wet-‐ en regelgeving voor gemaakt waarbij minimale afstanden zijn opgenomen om bewoners te beschermen tegen geluidsoverlast. De geluidscontour hiervoor ligt op 47 decibel (dB). Ter vergelijking, het gemiddelde geluid in een woonkamer ligt op 41 dB. Omdat elke 3 dB betekent dat het geluid 2 keer luider wordt, is het geluid van een windmolen 4 keer zo “hard” als dat in een woonkamer. Een andere vergelijking: een normale vaatwasser (dus niet een stille of heel stille) produceert tussen de 45-‐50 dB. Sommigen vinden dat zo’n geluidsniveau wel mee valt maar anderen zullen het als hinderlijk ervaren. Als de zon schijnt, ontstaat er schaduw, ook bij een windmolen. Alleen bij een windmolen beweegt de schaduw door het draaien van de wieken. We noemen dat slagschaduw en dat is hinderlijk. Dit kun je gedeeltelijk oplossen door de molen tijdelijk stil te zetten als er sprake is van slagschaduw op bepaalde plaatsen zoals op de woning. Als nadeel kan ook genoemd worden dat vogels en vleermuizen tegen de wieken vliegen en daardoor overlijden. Een rij-‐opstelling windmolens veroorzaakt per kilometer ongeveer even veel slachtoffers als 1 kilometer autoweg. Of je dat veel of weinig vindt is persoonlijk, maar er is niet veel aan te doen. Behalve dan dat je er voor moet zorgen dat windparken zich niet in vliegroutes van trekvogels bevinden want op zijn best gaan vogels daaromheen vliegen en wordt de af te leggen weg daardoor langer. Natuurlijk neemt ERV de bezwaren serieus. Naar de effecten van een windmolen zal ook onderzoek worden gedaan.
2
2
2
Een gemiddeld zonnepaneel is 1,5 m groot, 240.000 panelen beslaan dus 1,5*240.000 = 360.000 m = 36 hectare. Een molen met een mast van 100 meter heeft een (geluids)contour met een straal van 400 m. De oppervlakte 2 van die cirkel is 3,14*(400) = 51.000 m2 = 51 hectare. Losstaand vergen 8 molens dus circa 400 ha, staan ze bij elkaar dan is de oppervlakte kleiner.
6
3 Financiën
Uit onderzoek blijkt dat een windmolen rendabel te exploiteren is. Er zijn veel gegadigden om de financiering, realisatie en exploitatie op zich te nemen als er een geschikte plek is voor een windmolen. Daaronder zijn commerciële partijen maar ook coöperaties als de Windvogel die bereid zijn om windmolens te realiseren/mee te investeren in samenwerking met lokale energiecoöperaties. De mate van winstgevendheid is afhankelijk van veel factoren. Met een door Europe’s Energy Point BV ontwikkeld rekenmodel is daar een goed beeld van verkregen. Voor tientallen variabelen zijn in dit model basisaannames gedaan (in het vervolg het 'basismodel' genoemd). Maar met elk van die variabelen, of combinaties van variabelen, is ook te variëren. De variabelen die de meeste invloed hebben op het rendement zijn hierna weergegeven. 1. Vollasturen De gemeten windsnelheden fluctueren tussen de jaren maar er is geen opwaartse of neerwaartse trend. De windsnelheden in de regio Voorst zijn ca. 5% lager dan de basisaanname (Enschede) in het gehanteerde model en bedragen gemiddeld ca. 5,3 m/s op een hoogte van 100 meter. Om die windsnelheid te halen is het wel belangrijk dat de molen uit de buurt blijft van het Veluwemassief of opgaande bebouwing want die houden de wind tegen. Er zijn dus regionale verschillen in windsnelheid. Die kunnen deels opgevangen worden door te kiezen voor een hogere of lagere molen (ashoogte). Voorst zit op oosterlengte 6. Uit onderzoek uitgevoerd door bureau Bosch en van Rijn kun je hier rekenen op circa. 2000 vollasturen3. Dit is het gemiddeld aantal uren dat de molen zal draaien. Door het aantal vollasturen te vermenigvuldigen met het vermogen van de molen (bijv. 3MW) kan de jaaropbrengst worden berekend. In de basisaanname in het model is dit voorzichtigheidshalve naar beneden bijgesteld tot 1900 vollasturen. Een windmolen met een vermogen van 3 MW zal in onze omgeving ongeveer 5700 MWh opleveren, voldoende voor ongeveer 1500 huishoudens. 2. Jaarlijkse kostprijsstijging van reguliere stroom Een molen van 3 MW, een exploitatieperiode van 25 jaar en een aanloop en afbreek-‐periode van 2 resp. 1 jaar kan, gebruikmakend van subsidie (zie punt 3), in onze omgeving een gemiddelde winst opleveren van ca. € 275.000 per jaar. De kostprijs per kWh is dan € 0,095. Het variabele deel van de kostprijs van reguliere stroom ligt tussen de 6,5-‐8,5 eurocent, zeg €0,075 per kWh, 2 eurocent lager dus. Niettemin rendeert de molen omdat in het basismodel een jaarlijkse kostprijsstijging van reguliere stroom wordt aangenomen van 3% terwijl de kostprijs van stroom van de molen gelijk blijft. De kostprijs van reguliere stoom haalt die van de molen dus na verloop van tijd in. 3. Subsidie De prijs die een consument betaalt voor stroom bestaat uit de volgende onderdelen: productiekosten (verhoogd met een winstmarge voor producent en energieleverancier), belastingen en kosten van netbeheer. De best passende subsidieregeling is de SDE-‐subsidie. Voor stroom van windmolens krijgt de producent ongeveer 5 cent aan subsidie. Deze regeling geldt voor een periode van 15 jaar waarbij de subsidie afhangt van de prijsontwikkeling van de reguliere stroom. De producent en/of de leverancier kan door deze regeling de stroom van een windmolen voor een concurrerende prijs aanbieden aan de consument. Bovendien worden de leningen voor de molen afbetaald in de eerste 15 jaar; daardoor is de kostprijs (voor onderhoud aan de molen) in de resterende 10 jaar slechts circa € 0,025 per kWh. Een andere subsidieregeling is de zogenaamde Postcoderoosregeling. De eindgebruiker ontvangt zelf rechtstreeks een korting op de energiebelasting van circa 0,09 € per kWh. Belangrijk is dan dat alle afnemers in dat gebied moeten wonen. Voor afnemers van buiten de postcoderoos geldt het voordeel niet en wordt de stroom daardoor een stuk duurder. 3 Spreek uit als: Vol-‐last-‐uren
7
Zeker als gekozen wordt voor meerdere locaties voor windmolens is het beter gebruik te maken van de SDE-‐regeling, omdat dan ook investeerders en eindgebruikers aangetrokken kunnen worden, die niet in het gebied van de postcoderoos wonen. Een combinatie van beiden is niet mogelijk. Conclusie: Uit het verrichte financieel onderzoek blijkt dat de subsidie en het stijgen van de reguliere energieprijs met minimaal circa 3% jaarlijks noodzakelijk zijn voor een sluitende business case. 4. Verlengen afschrijvingsperiode Het verlengen van de afschrijvingsperiode blijkt geen belangrijke sturingsvariabele te zijn. En ook de plaatsing van de molens t.o.v. elkaar (in elkaars windschaduw bij overheersende windrichting) blijkt niet bepalend te zijn, hoewel het uiteraard wel enig effect heeft. 6. Capaciteit Belangrijke stuurvariabele is wel de capaciteit van de molen (2, 3 of 4 MW). Dit beïnvloedt de kostprijs per kWh slechts in beperkt mate maar heeft uiteraard wel veel effect op het te verwachten totale rendement. Hoe groter de molen, hoe hoger het rendement. 7. Rente De interne rentevoet in het project is het rendement (bijvoorbeeld in het basisgeval is dat 11%) op je investering. Bij het berekenen van dit interne rendement is in het rekenmodel als uitgangspunt gekozen dat je aan het einde van de rit (dus na 25 jaar) alle winst hebt uitgekeerd en dus niets meer in kas hebt maar ook geen schulden meer hebt. De rentestand voor aan te trekken leningen (bank of particuliere investeerders) is een belangrijke variabele en ligt veel lager. 8. Aantal molens Gevoelig punt is ook of je een parkje bouwt of een solitaire molen. Bouwen in een parkje met meerdere molens is vooral gunstig als er inkoopvoordeel voor de molens wordt gerealiseerd. Ook een gezamenlijk ingekochte aankoppeling op het 10 kV net drukt de kosten maar in mindere mate. 9. Rendement/korting voor leden en investeerders Voor leden die investeren in een windmolen zijn er verschillende mogelijkheden voor een financiële tegemoetkoming. Te denken valt bijvoorbeeld aan: • rente krijgen op die investering (deze is hoger dan wanneer geld op de bank wordt gezet); • een bepaalde korting (bijvoorbeeld 10%) krijgen op de energieprijs (voor een gemiddeld gezinsgebruik komt dat op 10% x €0,075 cent x 4000 kWh) levert circa €30,-‐ per jaar. De hoogte van deze te geven korting bepaalt in belangrijke mate of de molen rendabel is of niet; • mogelijkheid op winstdeling van de gemiddelde jaarlijkse winst € 273.000 (basismodel) maar dan met het geven van een maximale korting voor meefinancierende leden. De kosten van de leningen van de niet-‐leden zijn dan al betaald. NB: Bij maximaal uitkeren vervalt uiteraard de mogelijkheid een deel van de winst te investeren in maatschappelijke doelen en/of professionele krachten in ERV. 10 Vergoedingen Niet iedereen is blij met een windmolen. Er zijn mensen die daadwerkelijk hinder ondervinden en/of financiële schade leiden. In de praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen direct omwonenden in een straal van bijvoorbeeld 800-‐1000 meter en de overige bewoners in de omgeving van de windmolen. Aan degene die dichtbij wonen en hinder ondervinden kan een vergoeding worden aangeboden, de hinder wordt gecompenseerd. Dit kan op verschillende manieren: -‐ Profitregeling: jaarlijkse vergoeding of korting op de stroomrekening -‐ Financiële participatie door de gemeenschap: de gemeenschap wordt de mogelijkheid geboden om in de windmolen financieel te participeren (aandelen, obligaties, leningen) -‐ Fonds: de winst wordt in een fonds gestort waaruit maatschappelijke projecten worden gefinancierd.
8
4 Participatiemodellen Tweedeling in de financiële modellen De financiële participatiemodellen worden doorgaans in de volgende twee vormen onderscheiden: 1 Participatie met risico en zeggenschap Van oorsprong zijn het vooral agrariërs en andere ondernemers die deze participatievorm hanteren en het initiatief nemen tot plaatsen van een windmolen op eigen grond. Vandaag de dag zijn het ook burgers die het initiatief nemen om een windmolen te realiseren. Zij willen dan ook kunnen participeren. Een initiatief moet een juridische entiteit hebben om te kunnen handelen (leningen aangaan, vergunningen aanvragen, etc). Vaak wordt voor één van de volgende rechtsvormen gekozen: stichting, coöperatie, maatschap, VOF, CV, BV of NV. Een mooi voorbeeld is de eigen coöperatie ERV. 2 Participatie met weinig risico en geen of beperkte zeggenschap Weinig risico maar dan ook weinig zeggenschap. Dat staat centraal bij deze vorm van participatie. Vaak gaat het alleen om de inleg van gelden met als oogmerk daar weer meer uit te halen. De verbondenheid met de windmolen of de organisatie die de windmolen in eigendom heeft is gering. Gebruikelijke financieringsvormen daarbij zijn een fonds, lening, aandelen of obligaties. Voorbeelden hiervan zijn Windpark Burgervlotbrug in Zijpe (obligaties), Windpark Noordoostpolder (aandelen), Fonds Meewind (deelnemen in het fonds waarbij uitkering van jaarlijks dividend plaatsvindt na bouw van het windpark). De keuze voor een rechtsvorm of een financieringsvorm is niet zwart-‐wit. Er zijn vele combinaties mogelijk. Zo kan een coöperatie een BV beheren die een windenergieproject uitvoert, gefinancierd door lidmaatschap en leningen. De keuze voor de basis is van belang, een coöperatie, een vereniging, etc. Afhankelijk van de ontwikkelingen kunnen verschillende rechtsvormen hun intrede doen. Dat kan overigens ook betekenen dat er voor specifieke rechtsvormen wordt gekozen omdat daardoor risico’s beter worden afgedekt of omdat een externe financier dat verlangd. In bijlage 1 zijn de verschillende vormen in schema’s weergegeven. Niet financiële modellen Met het bouwen en exploiteren van een windmolen is veel geld gemoeid. Daarom ligt daar ook vaak de nadruk op en komen we al snel terecht bij financiële participatiemodellen. Bij een coöperatieve molen spelen meer argumenten dan alleen de financiële (zie hoofdstuk 3). Daarom is het goed om te kijken of inwoners ook op een andere manier kunnen participeren dan alleen met financiële middelen. Zo kan afgesproken worden dat leden van de coöperatie mee beslissen over de bestemming van de winsten afkomstig van de molen, ongeacht of zij hebben bijgedragen aan de financiering van de molen. Wie mogen er mee doen? Binnen de coöperatie kan onderscheid worden gemaakt in de investeerders (burgers, bedrijven, publieke instituties die subsidies verstrekken) en de afnemers. Zij kunnen allemaal lid zijn van de coöperatie met dezelfde rechten. Zij hebben echter wel verschillende motieven om aan te haken. De een denkt aan winstmaximalisatie, de ander wil groene stroom en de derde is lid en steunt het algemene doel van de coöperatie. Maar ook combinaties zijn mogelijk. Als coöperatie moet je aan verschillende regels voldoen om niet aangemerkt te worden als financiële instantie die een vergunning van de AFM nodig heeft.
9
Dit zijn: a. De coöperatie moet in de statuten hebben staan dat zij bestaat om te voorzien in de behoeften van haar leden. b. Mensen die investeren moeten lid zijn c. De leden hebben zeggenschap i.e. ze kiezen het bestuur en besluiten over de rendementen d. Er is volledige transparantie voor de leden. Daarnaast kun je aanvullend spelregels opstellen m.b.t. de verschillende partijen. Moet je als lid in de gemeente Voorst wonen? Moet je diensten afnemen als je lid bent? Mag je als investeerder buiten de gemeente Voorst wonen? En zo zijn er nog meer (principiële) vragen waarop antwoorden moeten komen. Aan te bevelen is wel om de spelregels voor alle leden te laten gelden, ongeacht het motief achter het lidmaatschap. Onze voorkeur Hoe het participatiemodel er precies uit komt te zien is nog niet duidelijk. Wel is helder dat ERV een coöperatie is met zeggenschap voor de leden. Burgerbetrokkenheid is het grootst als de burger ook veel zeggenschap krijgt en zelf keuzes kan maken over zaken die spelen. Als ERV eigenaar en exploitant van de windmolen is, beslissen de leden wat er met de winst gebeurt. Nederland telt inmiddels 15 windcoöperaties met één of meer windmolens. Een eventueel besluit over de wijze waarop participatie zal plaatsvinden, wordt genomen in de tweede fase van het onderzoek wanneer ook het draagvlak in Voorst wordt gepeild.
10
5 Locaties, wet-‐ en regelgeving Vier potentiële locaties in Voorst Bij een eerste verkenning naar de haalbaarheid van realisatie van een windmolen in Voorst hoort ook het onderzoek naar een geschikte locatie. Vanwege nationale-‐ en lokale wet-‐ en regelgeving zijn niet alle ‘lege plekken’ in het land geschikt om een windmolen te plaatsen. De volgende wetten spelen hierin een rol: omgevingswet, natuurbeheerwet, flora-‐en faunawet, monumentenwet en de waterwet. Deze wetten vormen de harde kaders voor de uitsluiting van windmolens. Naast de harde criteria zijn er ook zachtere criteria die van invloed zijn op de locatiekeuze voor een windmolen. Deze criteria kunnen voor omwonenden of andere belangengroepen wel aanleiding zijn voor het indienen van bezwaren. Dit zijn onder andere verspreide woonbebouwing, waardevolle landschappen, open gebied, hoge drukleiding en aardgas, radar. Om inzicht te krijgen in de mogelijke locaties voor een windmolen, is gebruik gemaakt van kaartmateriaal dat in het kader van de ontwikkeling van de methodiek ‘Met frisse wind’ is vervaardigd4. Alle belemmeringen zijn in beeld gebracht op topografische kaarten waardoor duidelijk wordt wat wel en niet kan. Daarnaast is gebruik gemaakt van een Quick Scan uitgevoerd door Bosch en van Rijn. Uit dit locatieonderzoek blijkt dat er in Voorst vier potentiële locaties zijn waar plaatsing van een windmolen mogelijk zou kunnen zijn. Dit zijn: • ten zuiden van de VAR, in de nabijheid van een nieuw te vestigen tuinbouwbedrijf; • IJsselstraat, aan de overzijde van Zutphen op Voorster grondgebied, in de directe nabijheid van mogelijke locaties op Zutphens grondgebied; • Locatie Broekstraat, langs de spoorlijn, aansluitend aan de Apeldoornse locatie Leigraaf; • Locatie Holtweg, in de nabijheid van de A1; In bijlage 2 is een kaart opgenomen waarin de zoekgebieden voor de locaties zijn weergegeven. Wat als een “goede” locatie wordt gezien, is deels objectief vast te stellen maar deels ook niet. Ook wijzigen de opvattingen soms naar verloop van tijd. Dat geldt ook voor de resultaten van het door ERV uitgevoerde onderzoek en het onderzoek van Bosch en van Rijn. Eén van de belangrijkste belemmeringen die niet is opgenomen in wet en regelgeving of beleid, is het ontbreken van draagvlak in de omgeving. Menig windinitiatief komt uiteindelijk bij de Raad van State te liggen. Dat is niet wat we willen. Zonder draagvlak uit de omgeving is het plaatsen van een windmolen voor ERV dan ook geen optie. Onderzoek naar draagvlak is een belangrijk onderdeel in het vervolgonderzoek. De hieronder beschreven belemmeringen zijn in het onderzoek betrokken en hebben vooralsnog geen negatief effect op de hiervoor genoemde potentiële locaties. Harde belemmeringen5 Aaneengesloten woonbebouwing Vanwege geluid en slagschaduw mogen windmolens niet te dicht bij woningen staan. Het Activiteitenbesluit stelt dat er geen geluidsonderzoek hoeft plaats te vinden wanneer een afstand van 4 keer de ashoogte wordt aangehouden. Voor woningen die zich wel binnen deze afstand tot de molen bevinden (4 keer de ashoogte) maar waarvan de eigenaar/bewoner deelnemer is in het project, hoeft ook geen onderzoek plaats te vinden. Dan wordt de woning niet als een woning ‘van 4 Kaartmateriaal N. Verkade, in overleg met de gemeente Voorst. 5 Informatie verkregen uit Onderzoek Bosch en Van Rijn in opdracht de Regio Stedendriehoek: Regionale QuickScan Windenergie d.d. 23-‐7-‐2010. 11
een derde’ beschouwd, maar als onderdeel van ‘de inrichting’. De woning is dan geen geluidsgevoelige bestemming. Rondom aaneengesloten woonbebouwing is een cirkelvormige zone met een straal van 400 meter (vier keer ashoogte van 100 meter) getrokken. Binnen deze zone zijn windmolens niet toegestaan. Wegen Gebieden langs auto-‐, spoor-‐ en waterwegen zijn als locatie voor windmolens uitgesloten. Om deze gebieden te kunnen definiëren zijn beleidsregels opgesteld waarin de minimale afstand tussen windmolen en weg en spoor zijn opgenomen. Deze afstanden zijn als volgt: • Rijkswegen, wieklengte afstand: 45 meter • Spoorwegen, wieklengte + 5 meter + 2,85 meter afstand: 52,85 meter • Waterwegen wieklengte afstand tot de vaargeul: 45 meter. Laagvliegroutes Door Gelderland loopt de laagvliegroute ‘noord-‐zuid’ van Defensie. Sinds 2002 is het gebruik hiervan door Defensie opgeschort. De bouwhoogtebeperking van 40 meter blijft echter gelden totdat definitief over de toekomst van de route besloten is. Plaatsing van windmolens in dit gebied is derhalve uitgesloten. De route bevindt zich niet boven Voorster grondgebied. Waardevolle open gebieden Het streekplan onderscheidt enkele waardevolle open gebieden. Dit zijn karakteristieke open gebieden van tenminste 300-‐400 hectare. Ruimtelijke ingrepen die de openheid van het gebied aantasten, zoals het plaatsen van windmolens, zijn hier niet toegestaan. Bestaande windmolens Locaties waar al windmolens staan, zijn uitgesloten. Bestaande of geplande windmolens kunnen wel aanleiding zijn om in het verlengde daarvan te kijken naar nieuwe locaties voor windmolens die aansluiten bij het bestaande project. Dit geldt bijvoorbeeld voor de locatie ter hoogte van Zutphen waar op het industrieterrein al drie molens staan. Ook moet rekening worden gehouden met initiatieven in de directe omgeving m.b.t. windmolens. Archeologische monumenten In de regio Stedendriehoek ligt een aantal archeologische monumenten. Deze gebieden zijn uitgesloten voor het plaatsen van windmolens. In Voorst heeft dit niet tot uitsluiting van mogelijke locaties geleid. Natuurwaarden In wet-‐ en regelgeving is vastgelegd dat de volgende aan natuur gerelateerde gebieden worden uitgesloten voor windmolens: • Ecologische hoofdstructuur. • Vogel-‐ en habitatrichtlijn gebieden. • Natura-‐2000 gebieden. • Weidevogelgebieden. • Stiltegebieden. Hoogspanningsleidingen Vanwege externe veiligheid en transportzekerheid dient er tussen windmolens en hoogspanningsleidingen een afstand van ‘wieklengte + 5 meter’ aangehouden te worden. In Voorst zijn wel hoogspanningsleidingen aanwezig,
12
Vliegveld Teuge Rondom vliegveld Teuge gelden bouwhoogtebeperkingen. Deze beperkingen zijn van toepassing tot op een afstand van circa 5100 meter van het vliegveld. Het gebied waarvoor dit geldt, beslaat een groot deel van het grondgebied van de gemeente Voorst. Dat beperkt de mogelijkheden. Zachte belemmeringen Zachte belemmeringen worden gevormd door wet-‐ en regelgeving die mogelijk een belemmering vormen voor het plaatsen van windmolens, maar die plaatsing niet op voorhand uitsluit. In veel gevallen is het zo dat de potentiële locatie ter toetsing moet worden voorgelegd aan een externe partij of dat medewerking van een externe partij noodzakelijk is. Verspreide woonbebouwing Er bestaat de mogelijkheid om inwoners van een windpark financieel te laten deelnemen in het project, waardoor de woning niet als geluidsgevoelige bestemming wordt bestempeld (zie hoofdstuk 4). In de praktijk blijkt echter dat het aantal mensen dat kan en wil deelnemen beperkt is. Daarom is rondom verspreide bebouwing in het buitengebied een aandachtsgebied van 360 meter aangehouden en is bij het bepalen van potentiële locaties gezocht naar locaties met zo min mogelijk verspreide woonbebouwing in de buurt. Hoge druk aardgastransportleidingen Vanwege externe veiligheid en transportzekerheid dient er tussen windmolens en hoge druk aardgastransportleidingen een afstand te worden gehandhaafd. Deze afstand is niet wettelijk vastgelegd, maar de Gasunie hanteert een zogenaamde High-‐Impact zone van ‘ashoogte + 1/3 wieklengte’. Op basis van locatie specifiek onderzoek en in overleg met de Gasunie is het mogelijk om kortere afstanden aan te houden. De High-‐Impact zone is daarom als zachte belemmering opgenomen. Landschappelijke waarden De plaatsing van windmolens in de onderstaande gebieden die vallen onder landschappelijke waarden is niet direct uitgesloten, maar aanvullend onderzoek zal moeten uitwijzen of de impact van windmolens in deze gebieden acceptabel is: • Waardevol gebied • Open gebieden (niet hetzelfde als “Waardevolle open gebieden”) • Nationaal landschap Invloedsgebied radar Plaatsing van windmolens binnen het invloedsgebied van radar kan verstoringen voor de radarontvangst opleveren. Plaatsing van windmolens is in het invloedsgebied van radar niet uitgesloten, maar er zal overleg moeten plaatsvinden met de eigenaar van de betreffende radar (Defensie of Inspectie voor Verkeer en Waterstaat).
13
Nadere afweging van de locaties EnergieRijk Voorst wil en moet een eigen afweging maken over de uiteindelijke geschiktheid van de locaties. Hiervoor zullen de diverse locaties in een vervolgstap nader onderzocht moeten worden en moeten keuzes gemaakt worden. Een eerste belangrijke stap daarin is onderzoek naar grondposities. Zonder een fatsoenlijke grondpositie kun je niets bouwen. In de zomer van 2014 werd duidelijk dat het College in Voorst geen warme voorstander van windenergie binnen de gemeentegrenzen is. Tegelijkertijd bleek uit parallelle onderzoeksprojecten bij de buurtgemeenten dat sommige potentiële locaties dicht bij elkaar liggen. Dit nodigt uit om te onderzoeken of bepaalde locaties gezamenlijk door meerdere coöperaties ontwikkeld kunnen worden. In oktober 2014 is gestart met een verkenning van deze mogelijkheid.
14
COLOFON Datum: Opdrachtgever: Opstellers: Bijdrage: Werkgroep: Foto's:
Maart 2015 Bestuur EnergieRijk Voorst Henk Vos, Joop Hasselman, Wim Braakhekke (ERV) Karin Komdeur (KomdeurConsultancy) Nick Verkade (Verkade Local Energy Support) kaartmateriaal Joop Hasselman, Henk Vos, Otto Hettinga, Ben Horstink, Oskar Schneider, Wim Braakhekke, Rommie Eisma, Kittie Bosman, Eddie Bosman Nanda Gilden (locaties 1, 2 en 4)
15
Bijlage 1. Participatiemodellen
16
17
18
Bijlage 2. Locatiekaart
1. Holtweg
19
2. VAR-‐zuid
3. Locatie Broekstraat
4. IJsselstraat
20