Regelingen en voorzieningen
CODE 3.1.3.21
Wijziging Leidraad Invordering 2008 tekst + toelichting bronnen Staatscourant 2013, nr. 17703 28.6.2013 Staatscourant 2013, nr. 8366, d.d. 27.3.2013 Staatscourant 2012, nr. 26840, d.d. 28.12.2012 datum inwerkingtreding 1.1.2013 (Latere wijzigingen van de Leidraad in het kalenderjaar werken soms terug tot 1 januari, soms niet. Zie daarvoor het laatste artikel van elke wijziging van de leidraad.)
STAATSCOURANT
Nr. 17703 28 juni 2013
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Wijziging Leidraad Invordering 2008 26 juni 2013 Nr. BLKB2013/1158M Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd, onder meer in verband met de inwerkingtreding van de bijzondere uitstelfaciliteit ter zake van exitheffingen, een aanvulling op het beleid inzake kort uitstel van betaling voor ondernemers en het overgangsrecht in verband met het vervallen van de bijzondere uitstelfaciliteit voor conserverende aanslagen kapitaalverzekering eigen woning. De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 maart 2013, nr. BLKB2013/553M, wordt gewijzigd als volgt.
ARTIKEL I A Aan de laatste alinea van artikel 1.1.5 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Dit betekent onder meer dat als de belastingschuldige aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde twijfels zijn bij de verschuldigdheid van een onherroepelijk geworden belastingaanslag, de ontvanger desgevraagd de belastingaanslag marginaal toetst. Wanneer bij de marginale toetsing blijkt dat een belastingaanslag in materiële zin niet verschuldigd kan worden geacht, neemt de ontvanger voor een dergelijke aanslag geen invorderingsmaatregelen. Onder invorderingsmaatregelen worden niet alleen dwangmaatregelen zoals de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, maar ook de verrekening met belastingteruggaven begrepen. Genomen invorderingsmaatregelen draait de ontvanger zoveel mogelijk terug. Onder een onherroepelijk vaststaande belastingaanslag wordt in dit verband verstaan een belastingaanslag waartegen geen bezwaar of beroep meer open staat en waarvoor evenmin een ambtshalve beoordeling mogelijk is in verband met termijnoverschrijding.
B Na artikel 19.1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 19.1.8. Vordering ten laste van de echtgenoot Als de echtgenoot van de belastingschuldige recht heeft op gelden, penningen of periodieke betalingen die in de huwelijksgemeenschap vallen, dan kan de ontvanger een vordering ten laste van de echtgenoot doen. De bekendmaking van de vordering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen acht dagen na het doen van de vordering, te geschieden aan de belastingschuldige en de echtgenoot afzonderlijk.
C Vóór artikel 22bis.1 wordt een alinea ingevoegd, luidende: In aansluiting op artikel 22bis van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – uitzondering verplichte mededeling ex artikel 22bis, tweede lid, van de wet; – de onverkorte mededelingsverplichting; – de normale uitoefening van het bedrijf of beroep; – de reactietermijn van de ontvanger na een mededeling; – het overleg naar aanleiding van een mededeling ex artikel 22bis, tweede lid, van de wet.
D Artikel 25.4.2 wordt als volgt gewijzigd: a. In de eerste alinea, wordt ‘artikel 25.5.3’ vervangen door: de artikelen 25.5.3 of 25.6.2D. b. In de tweede alinea wordt in de laatste volzin ‘zakelijke karakter’ vervangen door: specifieke karakter.
1
Staatscourant 2013 nr. 17703
28 juni 2013
E Na artikel 25.7.5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 25a Uitstel van betaling exitheffingen In aansluiting op artikel 25a van de wet beschrijft dit artikel het beleid over de zekerheid die de ontvanger verlangt bij het verlenen van uitstel van betaling ter zake van exitheffingen. Artikel 25a.1. Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen Aan het uitstel van betaling voor exitheffingen kan de voorwaarde worden verbonden om zekerheid te stellen. De beoordeling of sprake is van voldoende zekerheid is een taak van de ontvanger. De ontvanger bepaalt dus bij het verlenen van uitstel van betaling voor exitheffingen of en tot welk bedrag de belastingschuldige zekerheid moet stellen. De hoogte van de zekerheid hoeft niet in alle gevallen gelijk te zijn aan het bedrag van de exitheffing. Naarmate het invorderingsrisico voor de ontvanger groter is, zal de mate waarin zekerheid wordt verlangd ook toenemen. Factoren die van invloed zijn op de omvang van de te stellen zekerheid zijn: – de verwachte duur van het uitstel: hoe langer het uitstel duurt, des te groter het invorderingsrisico; – het fiscale gedrag van de ondernemer in kwestie: is aan de aangifte- en betalingsverplichtingen voldaan; – de aard van de activa van de onderneming.
F Artikel 26.2.12 wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel A wordt de zinsnede ‘met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 57’ vervangen door: met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 58. b. In onderdeel B wordt de zinsnede ‘met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 50 en met het bedrag aan onderwijsretributie groot € 85,92’ vervangen door: met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 51 en met het bedrag aan onderwijsretributie.
G In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 49’ vervangen door ‘€35’ en wordt ‘€ 92’ vervangen door: € 75.
H Aan artikel 36.5.2 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een verzoek om kort uitstel van betaling voor ondernemers als bedoeld in artikel 25.6.2D wordt in beginsel niet aangemerkt als een melding van betalingsonmacht.
I Artikel 44b en artikel 44c wordt als volgt gewijzigd: a. Het opschrift komt te luiden: Artikel 44b. b. De zinsnede ‘op de artikelen 44b en 44c van de wet’ wordt vervangen door: op artikel 44b van de wet.
J In artikel 68 tot en met 72 wordt ‘op de artikelen 68, 69, 70, 71 en 72 van de wet’ vervangen door: op de artikelen 68, 69, 70, 70a, 70c, 71 en 72 van de wet.
K Artikel 74.3 wordt als volgt gewijzigd: a. In het opschrift en de eerste alinea wordt ‘artikel 25, zesde lid,’ telkens vervangen door: artikel 70b. b. In de tweede alinea wordt aan het slot van het tweede gedachtestreepje vóór de puntkomma toegevoegd: , zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, dan wel artikel 10bis.4, eerste lid. c. In de tweede alinea wordt aan het slot van het derde gedachtestreepje vóór de puntkomma toegevoegd: , zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, dan wel artikel 10bis.4, derde lid.
2
Staatscourant 2013 nr. 17703
28 juni 2013
L Het opschrift van artikel 78.1 komt te luiden: Doen van een verzoek in situaties die buiten de werking van de EU-Richtlijn 2010/24 vallen.
M Artikel 79.15, aanhef komt te luiden: Belastingdienst/Toeslagen past artikel 25, tweede lid, van de Awir in elk geval toe in de volgende situaties.
ARTIKEL II Het besluit van 14 februari 2005, nr. CPP2005/213M, Aanvangstijdstip uitstel van betaling voor conserverende aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001, 2002 en 2003, wordt ingetrokken.
ARTIKEL III Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2013, met dien verstande dat artikel I, onderdelen D, F en G, terugwerken tot en met 1 januari 2013. Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Den Haag, 26 juni 2013 De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.
3
Staatscourant 2013 nr. 17703
28 juni 2013
TOELICHTING De in artikel I, onderdeel A, opgenomen wijziging regelt dat de ontvanger onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen waarvoor geen ambtshalve herziening meer mogelijk is, desgevraagd marginaal toetst alvorens invorderingsmaatregelen te nemen. Deze verplichting vloeit voort uit het feit dat de ontvanger binnen de kader van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur opereert. Tot 1 januari 2010 was dit in het Besluit ambtshalve verlenen van verminderingen of teruggaven geregeld en was het de inspecteur die de regeling effectueerde.1 Hoewel de ontvanger op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nog steeds de verplichting tot marginale toetsing heeft in genoemde situaties, bleek hierover in de uitvoeringspraktijk onduidelijkheid te bestaan. Daarom wordt dit toegevoegd aan artikel 1.1.5. In artikel I, onderdeel B, wordt geregeld onder welke voorwaarden een vordering ten laste van de echtgenoot kan worden gedaan. Deze voorwaarden zijn op dit moment in de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders opgenomen, maar worden ter voorkoming van misverstanden overgenomen in de Leidraad Invordering 2008 (hierna: leidraad). Voor de toepassing van artikel 19.1.8 wordt het begrip echtgenoot beperkt tot gehuwden en geregistreerde partners. Ongehuwd samenwonenden, niet zijnde geregistreerde partners, vallen niet onder de werking van dit artikel. Artikel I, onderdeel C regelt dat artikel 22bis wordt voorzien van een inhoudsopgave. Dit was abusievelijk niet gebeurd bij de Leidraadwijziging van 22 maart 2013, waarin artikel 22bis werd geïntroduceerd. De in artikel I, onderdeel D, opgenomen wijziging hangt samen met de sinds 1 januari 2013 geldende regeling inzake kort uitstel van betaling voor ondernemers. Overeenkomstig het kort uitstel voor particulieren, kunnen ondernemers ook voor motorrijtuigenbelasting kort schriftelijk of telefonisch uitstel van betaling krijgen. Dit wordt sinds 1 januari 2013 ook zo toegepast, maar is abusievelijk niet in de Leidraadwijziging van 21 december 2012 opgenomen. Daarom wordt dit met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 hersteld. Daarnaast wordt in de tweede alinea de motivering voor het niet verlenen van uitstel ter zake van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en voor de belasting zware motorrijtuigen aangepast. Dit heeft te maken met de invoering van kort uitstel voor zakelijke belastingen als de loon- en omzetbelasting. Gesteld zou kunnen worden dat ook deze belastingen een zakelijk karakter hebben. Desondanks blijft het beleid ter zake van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en de belasting zware motorrijtuigen ongewijzigd, te weten in geen geval uitstel van betaling. Dit heeft te maken met het uitgangspunt dat deze belastingen moeten zijn betaald voordat men met het voertuig de weg op gaat. Artikel I, onderdeel E, bevat een uitwerking van het beleid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen. Deze uitstelfaciliteit is door het Hof van Justitie in de zaak National Grid Indus dwingend voorgeschreven.2 Als aan de voorwaarden van artikel 25a van de wet is voldaan, is de ontvanger dus verplicht om uitstel van betaling te verlenen. Dit in tegenstelling tot uitstel van betaling wegens betalingsproblemen van ondernemers, waar de beleidsvrijheid veel groter is (zie artikel 25.6.2, 25.6.2A en 25.6.2B). De wet biedt de ontvanger de ruimte om bij het vragen van zekerheid rekening te houden met de omstandigheden van het geval. Dit geldt zowel voor de hoogte als voor de vorm van de zekerheid die wordt gevraagd. Voor de vraag of voldoende zekerheid is gesteld, zal de ontvanger letten op de verhaalsmogelijkheden en andere elementen die het invorderingsrisico beïnvloeden. Deze factoren zijn opgenomen in artikel 25a.1. Als voorbeelden van makkelijk verplaatsbare en dus risicovolle activa, worden genoemd octrooien en vorderingen. De forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen die in artikel 26.2.12 zijn opgenomen, zijn niet meer actueel. Artikel I, onderdeel F, zorgt ervoor dat deze bedrage worden vervangen door de met ingang van 1 januari 2013 geldende bedragen. Dit gebeurt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013. Ook de in artikel 26.2.12 opgenomen onderwijsretributie is niet meer actueel. Aangezien dit bedrag kan worden afgeleid uit de regelgeving van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, wordt het verwijderd uit artikel 26.2.12. De bedragen van de normpremie in artikel 26.2.19 waren nog niet geactualiseerd naar de voor 2013 geldende bedragen. In artikel I, onderdeel G, wordt dit alsnog geregeld met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013. De in artikel I, onderdeel H, opgenomen wijziging maakt duidelijk dat een verzoek om kort uitstel van betaling in beginsel niet wordt geregistreerd als melding betalingsonmacht.
1 2
4
Besluit van 25 maart 1991, nr. DB89/735M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M. Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 november 2011, zaak C-371/10, National Grid Indus.
Staatscourant 2013 nr. 17703
28 juni 2013
De in artikel I, onderdelen I, J en K, opgenomen wijzigingen hangen samen met de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning die met ingang van 1 januari 2013 in werking is getreden. Bij die gelegenheid zijn de artikelen 25, zesde lid, (bijzondere uitstelfaciliteit voor de conserverende aanslag ter zake van de kapitaalverzekering eigen woning) en 44c (aansprakelijkheid van de kapitaalverzekeraar eigen woning ingeval een conserverende aanslag wordt opgelegd) van de wet vervallen. De inhoud van deze bepalingen is bij wijze van overgangsrecht verplaatst naar artikel 70b, respectievelijk artikel 70c van de wet. Abusievelijk was dit nog niet in de leidraad verwerkt. Dit gebeurt alsnog in artikel I, onderdelen G, H en I. Voor artikel 74.3 geldt hierbij het volgende. Zowel de conserverende aanslagen die zijn opgelegd op grond van het eigenwoningregime zoals dat tot en met 31 december 2012 gold, als de conserverende aanslagen die op grond van het nieuwe eigenwoningregime worden opgelegd, vallen onder de werking van artikel 70b van de wet. Zoals gezegd is die bepaling inhoudelijk gelijk aan het oude artikel 25, zesde lid, van de wet. Daarom is ervoor gekozen artikel 74.3 te laten staan en de verwijzing naar de wetsartikelen aan te passen. Om dezelfde reden blijven de artikelen 1g en 1h van de regeling eveneens hun werking houden. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 70a op te nemen. Dat gebeurt in artikel I, onderdeel J. Artikel 70a van de wet bevat overgangsrecht ter zake van de afschaffing van een aantal kleine belastingen en is met ingang van 1 januari 2013 ingevoerd bij gelegenheid van de Fiscale verzamelwet 2012. Abusievelijk was dit artikel echter nog niet opgenomen in de leidraad. Aangezien er geen beleidsregels op artikel 70a in de leidraad zijn gemaakt, wordt de bepaling toegevoegd aan de artikelen 68 tot en met 72. Artikel I, onderdeel L, bevat een wijziging die verband houdt met de implementatie van de Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PbEU 2010, L 84) per 1 januari 2012. De bepalingen die in artikel 78.1 zijn opgenomen zijn dus uitsluitend van toepassing in situaties die buiten de werking van EU-Richtlijn 2010/24 vallen. Artikel I, onderdeel M, bevat een redactionele aanpassing in artikel 79.15. Daar wordt nu nog abusievelijk gesproken over een tweetal situaties waarin wordt afgeweken van artikel 25, tweede lid, Awir. Het gaat echter om situaties waarin artikel 25, tweede lid, Awir in elk geval wordt toegepast. Artikel II bepaalt dat het besluit 14 februari 2005, nr. CPP2005/213M, Aanvangstijdstip uitstel van betaling voor conserverende aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001, 2002 en 2003, wordt ingetrokken. De reden hiervoor is dat inmiddels de systematiek zoals die in het genoemde besluit wordt beschreven, te weten aanvang 10-jaarsperiode na afloop van het kalenderjaar waarover de conserverende aanslag wordt opgelegd, is overgenomen in de wet. Daarmee heeft het besluit zijn belang verloren. Artikel III regelt de inwerkingtredingsdatum van de onderhavige Leidraadwijzingen. Deze datum wordt gesteld op 1 juli 2013. De wijzigingen die zijn opgenomen in artikel I, onderdelen D, F en G, werken terug tot en met 1 januari 2013. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting op de betreffende onderdelen.
5
Staatscourant 2013 nr. 17703
28 juni 2013
STAATSCOURANT
Nr. 8366 27 maart 2013
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Wijziging Leidraad Invordering 2008 22 maart 2013 Nr. BLKB2013/553M Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd in verband met de invoering van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 voor zuivere vormen van aankoopfinanciering. De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, nr. 122, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 december 2012, nr. BLKB 2012/1963, Stcrt. 2012, nr. 26840 wordt gewijzigd als volgt.
ARTIKEL I A Artikel 22.8.10 wordt als volgt gewijzigd: 1. De volzin ‘Daarnaast zijn er vijf situaties waarin geen sprake is van een terughoudend beleid, hoewel sprake kan zijn van reële eigendom van de derde in bovenbedoelde zin.’ wordt vervangen door: Daarnaast zijn er zes situaties waarin geen sprake is van een terughoudend beleid, hoewel sprake kan zijn van reële eigendom van de derde in bovenbedoelde zin. 2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: – Zaken waarvan de lessor fiscaal als eigenaar wordt aangemerkt terwijl de fiscale eigendom van die zaken op een eerder tijdstip krachtens een toen bestaande lease-overeenkomst – waaronder mede begrepen aankoopfinancieringscontracten op basis van verpanding van de verworven zaak – bij de huidige lessee heeft berust. B Na artikel 22.8.12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt.
Artikel 22bis Mededeling Artikel 22bis.1. Uitzondering verplichte mededeling ex artikel 22bis, tweede lid, van de wet 1. De verplichting tot mededeling, bedoeld in artikel 22bis, tweede lid, van de wet, geldt behoudens de in de wet genoemde gevallen bovendien niet indien de derde geen ander voornemen in de zin van artikel 22bis, tweede lid, van de wet heeft dan het afvoeren van een bodemzaak van de bodem van de belastingschuldige en: A. de bodemzaak in reële eigendom toebehoort aan de derde en om die reden op grond van artikel 22.8.10 van deze leidraad van de toepassing van het bodemrecht is ontheven. Waar op grond van artikel 22.8.10, laatste alinea, van deze leidraad, het bodemrecht niettemin kan worden toegepast, geldt de mededelingsverplichting onverkort. Of; B. 1°. ter zake van de verwerving van die bodemzaak volledige of nagenoeg volledige financiering door de derde is overeengekomen (aankoopfinanciering) waarbij ten behoeve van die derde een pandrecht als bedoeld in artikel 3:237, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek op de betreffende bodemzaak is gevestigd, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de verpanding een individuele bodemzaak betreft; b. de initiële vordering ter zake waarvan het pandrecht geldt, de aankoopsom of nagenoeg de aankoopsom van de individuele bodemzaak betreft; c. ter zake van de afbetaling van bedoelde vordering ten tijde van de verpanding een vast aantal termijnen is overeengekomen waarvan het beloop overeenkomt of nagenoeg overeenkomt met de economische levensduur van de bodemzaak; en d. het pandrecht van de derde-aankoopfinancier ten tijde van de vestiging ervan aantoonbaar een eerste pandrecht betreft dat ook tegen andere zekerheidshouders kan worden geldend gemaakt. Of; 2°. ter zake van de verwerving van die bodemzaak een financieringsvorm(aankoopfinanciering) is overeengekomen waardoor de juridische eigendom van die zaak ten tijde van het in het genoemde lid bedoelde handelen verblijft bij of is voorbehouden aan de derde. De onder 1°
1
Staatscourant 2013 nr. 8366
27 maart 2013
genoemde cumulatieve voorwaarden a tot en met c zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Voor ‘de individuele bodemzaak’, ‘een individuele bodemzaak’, ‘die zaak’, ‘de bodemzaak’ of ‘die bodemzaak’ zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel B, kan gelezen worden ‘het samenstel van bodemzaken die samen één zaak vormen’. 3. Voor ‘individuele bodemzaak’, ‘zaak’ of ‘bodemzaak’ zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel B, kan gelezen worden ‘verschillende bodemzaken die gezamenlijk en gelijktijdig verworven en geleverd of verpand worden’. Artikel 22bis.2. Onverkorte mededelingsverplichting In afwijking van artikel 22bis.1., eerste lid, geldt de mededelingsplicht voor de onder onderdeel B genoemde gevallen onverkort indien: a. ter zake van de financiering enige betalingsachterstand is ontstaan die ten tijde van het in artikel 22bis, tweede lid, van de wet bedoelde handelen meer dan vier maanden heeft voortgeduurd; b. de derde mede zekerheids- of eigendomsrechten op bodemzaken van de belastingschuldige heeft verworven welke niet uitsluitend strekken ter verzekering van vorderingen die voortvloeien uit de financiering van de verwerving (aankoopfinanciering) van de betreffende zaken; c. de aankoopfinanciering tot stand is gekomen na verloop van drie maanden na de initiële machtsverschaffing van de individuele bodemzaak aan de belastingschuldige; of d. ter zake van de bodemzaak een wederzijdse zekerheden-regeling is overeengekomen waarbij een derde-financier betrokken is. Artikel 22bis.3. Normale uitoefening van het bedrijf of beroep Onder handelingen die worden verricht in de normale uitoefening van het bedrijf of beroep van de belastingschuldige worden verstaan vervangingsinvesteringen of andere handelingen die nadrukkelijk in het teken staan van de continuïteit van het bedrijf of beroep van de belastingschuldige zoals dat bedrijf ten tijde van die handeling wordt gevoerd respectievelijk het beroep wordt uitgeoefend. Handelingen die plaatsvinden met het oogmerk zekerheid uit te winnen of te versterken, vinden niet plaats in de normale uitoefening van het bedrijf of het beroep. Artikel 22bis.4. Reactietermijn ontvanger na mededeling In het geval de ontvanger na ontvangst van een mededeling besluit geen beslag te leggen, stelt hij de derde daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. Ten aanzien van de behandelingstermijn van de mededeling houdt de ontvanger zoveel als mogelijk rekening met de hem ter kennis gebrachte gerechtvaardigde belangen van de belastingschuldige en van derden. Artikel 22bis.5. Overleg n.a.v. mededeling ex artikel 22bis, tweede lid, van de wet De derde die voornemens is zijn rechten uit te oefenen, dan wel een andere handeling te verrichten of te laten verrichten in de zin van artikel 22bis, tweede lid, van de wet, kan in overleg treden met de ontvanger teneinde overeenstemming te bereiken over de afhandeling van de mededeling. Hierbij zijn de uitgangspunten als beschreven in de artikelen 22bis.5.1. tot en met 22bis.5.3. van deze leidraad van toepassing. Artikel 22bis.5.1. Afkoop voorrecht of verhaalsrecht Op verzoek van de derde die de mededeling heeft gedaan, kan de ontvanger afzien van het leggen van beslag c.q. de vervolging van een naar aanleiding van de mededeling gelegd beslag op de betreffende bodemzaken, tegen betaling van een geldsom. Daarbij gelden de volgende voorwaarden: a. de geldsom is niet direct of indirect afkomstig uit het vermogen van de belastingschuldige maar wordt gefinancierd door een derde; b. het beloop van de aangeboden geldsom is ten minste gelijk aan de executiewaarde van de betreffende bodemzaken; en c. de ontvanger behoudt zich het recht voor het restant van de belastingschuld in te vorderen met alle middelen rechtens. Artikel 22bis.5.2. Reorganisatie en schuldsanering Op verzoek van de belastingschuldige of de derde die de mededeling heeft gedaan, kan de ontvanger afzien van het leggen van beslag c.q. de vervolging van een naar aanleiding van de mededeling gelegd beslag op de betreffende bodemzaken indien dit noodzakelijk is voor de instandhouding van
2
Staatscourant 2013 nr. 8366
27 maart 2013
de onderneming of van een deel van de onderneming. Wanneer de bedoelde instandhouding niet kan slagen zonder schuldsanering, is daarbij het bepaalde in de artikelen 26.3 of 73.6 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing. Waar op grond van deze artikelen zekerheidstelling wordt vereist, omvat die zekerheid tenminste de betreffende bodemzaken. Artikel 22bis.5.3. Reorganisatie en uitstel van betaling Op verzoek van de belastingschuldige of de derde die de mededeling heeft gedaan, kan de ontvanger afzien van het leggen van beslag c.q. de vervolging van een naar aanleiding van de mededeling gelegd beslag op de betreffende bodemzaken indien dit noodzakelijk is voor de instandhouding van de onderneming of van een deel van de onderneming. Wanneer de bedoelde instandhouding niet kan slagen zonder dat voor een bepaalde periode uitstel van betaling wordt verleend, is daarbij het bepaalde in de artikelen 25.6.1. tot en met 25.6.2B. van deze leidraad van overeenkomstige toepassing. In elk geval is voor het uitstel zekerheidstelling vereist, welke zekerheid tenminste de betreffende bodemzaken omvat.
ARTIKEL II Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2013. Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Den Haag, 22 maart 2013. De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers
3
Staatscourant 2013 nr. 8366
27 maart 2013
STAATSCOURANT
Nr. 26840 28 december 2012
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Wijziging Leidraad Invordering 2008 21 december 2013 Nr. BLKB2013/M Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. De Leidraad Invordering 2008 wordt gewijzigd onder meer in verband met aanpassing van wetgeving per 1 januari 2013 (bodemrecht en invoering nieuwe renteregeling). De Leidraad Invordering 2008, besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, Stcrt. 2008, nr. 122, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 juni 2012, nr. BLKB2012/1062M, Stcrt. 2012, nr. 13576 , wordt gewijzigd als volgt.
ARTIKEL I A In artikel 7a, eerste en enige volzin, wordt na ‘artikel 4:89’ ingevoegd: van de Awb. B In artikel 14.2.9, vierde alinea, vervalt in de tekst achter het eerste gedachtestreepje het woord ‘volledig’. C In artikel 19.2.1, eerste volzin, wordt na ‘invorderingsrente’ ingevoegd, luidende: belastingrente. D Artikel 22a en artikel 23 worden gewijzigd als volgt: a. Het opschrift wordt vervangen door: Artikel 22a Bijzonder verhaalsrecht in relatie tot autoverhuurbedrijven en leasemaatschappijen; b. De tweede volzin vervalt; c. Na artikel 22a.1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Artikel 23 Er zijn in deze leidraad op artikel 23 van de wet geen beleidsregels gemaakt. E Na artikel 25.2.7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Artikel 25.2.7A. Nadere voorwaarden bij herbeoordeling verleend uitstel Als de ontvanger bij het verlenen van het uitstel geen nadere voorwaarden heeft gesteld, kan hij uiterlijk binnen vier maanden vanaf de datum dat het uitstel is verleend voor het ingediende bezwaarschrift schriftelijk aan de belastingschuldige nadere voorwaarden stellen. De ontvanger maakt alleen gebruik van deze mogelijkheid in situaties dat de looptijd voor het afdoen van het bezwaarschrift in relatie tot de hoogte van het bestreden bedrag van de aanslag daartoe aanleiding geeft. Indien de belastingschuldige tijdig voldoet aan deze voorwaarden, continueert de ontvanger het uitstel. De ontvanger trekt het uitstel in als de belastingschuldige niet aan deze voorwaarden voldoet. F Artikel 25.4.3, laatste volzin, vervalt. G Artikel 25.5.3, onderdeel b, vervalt. H Na artikel 25.6.2 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende als volgt: 25.6.2A. Bijzondere omstandigheden betalingsregeling ondernemers
1
Staatscourant 2012 nr. 26840
28 december 2012
In bijzondere omstandigheden kan de ontvanger desgevraagd uitstel voor een langere periode verlenen of zonder dat voor het volledige bedrag zekerheid is gesteld. Daartoe moet de ondernemer aan de hand van een door een derde deskundige opgestelde verklaring (zie artikel 25.6.2B) het voor de ontvanger aannemelijk maken dat: a. het gaat om werkelijk bestaande betalingsproblemen; b. die betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn; c. die betalingsproblemen vóór een bepaald tijdstip zullen worden opgelost; en d. dat er sprake is van een levensvatbare onderneming. De ontvanger kan bij het verlenen van dit uitstel nadere voorwaarden stellen. Om bij onvoorziene tegenslagen de mogelijke verliezen voor de Staat te beperken, wordt zoveel als mogelijk is door de ontvanger zekerheid verlangt. De zekerheid kan ook omvatten een (bodem)beslag. Artikel 25.6.2B. Verklaring derde deskundige De verklaring van de derde deskundige bevat een beoordeling van de aard van de betalingsproblemen, gaat in op de aannemelijkheid van de bedrijfseconomische gezondheid van de onderneming, de haalbaarheid van het in de toekomst inlopen van de betalingsachterstand en geeft blijk van de waarneming van de aan dat oordeel ten grondslag liggende feiten en omstandigheden door de deskundige. Aan de derde deskundige worden geen formele eisen gesteld. Het kan bijvoorbeeld gaan om een externe consultant, een externe financier, een brancheorganisatie of de (huis)accountant. De ontvanger kan aan de verklaring van de derde deskundige ook eisen stellen. Artikel 25.6.2C. Geen uitstel voor ondernemers in verband met betalingsproblemen als al kort uitstel is verleend De ontvanger verleent in ieder geval geen uitstel van betaling als voor de belastingschuld waarvoor uitstel is gevraagd al uitstel op grond van artikel 25.6.2D is verleend, ongeacht of dit uitstel nog loopt of reeds is beëindigd. Artikel 25.6.2D. Kort uitstel van betaling voor ondernemers Ondernemers kunnen zonder nader onderzoek op schriftelijk of telefonisch verzoek kort uitstel van betaling krijgen. Dit uitstel bedraagt maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag. De voorwaarden die aan de ontvanger stelt aan dit uitstel zijn: a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend. b. Er staan ten name van de belastingschuldige geen belastingaanslagen open waarvoor dwangbevelen zijn betekend. c. Er staat geen vergrijpboete open. d. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere aanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend. e. Het verzoek betreft niet een voorlopige aanslag als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de wet die in meerdere termijnen betaald mag worden. I De artikelen 28.4, 28.5, en 28.7 vervallen. J Na artikel 28.6, wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Artikel 28a en artikel 28b Er zijn in deze leidraad op artikel 28a en artikel 28b van de wet geen beleidsregels gemaakt. K Artikel 32.3 wordt gewijzigd als volgt. a. Het opschrift wordt vervangen door: Belastingrente, heffingsrente en aansprakelijkheid. b. In de eerste volzin wordt na ‘heffingsrente’ ingevoegd: (over de tijdvakken tot en met 31 december 2012) en belastingrente (over de tijdvakken met ingang van 1 januari 2013).
2
Staatscourant 2012 nr. 26840
28 december 2012
L Na artikel 33.6 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende als volgt: Artikel 33.7. M Na artikel 34.8.3. wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende als volgt: Artikel 34.9. Latere brutering en inlenersaansprakelijkheid De inlener is ook aansprakelijk voor de loonheffingen die verschuldigd zijn als gevolg van een latere brutering. Een latere brutering kan zich bijvoorbeeld voordoen als blijkt dat de uitlener de nageheven loonheffingen niet op zijn werknemer(s) heeft verhaald en dus voor eigen rekening neemt. De loonheffingen die als gevolg van dit ’voor eigen rekening nemen’ verschuldigd zijn, worden aangemerkt als ’belasting ter zake van het werk’. N Na artikel 58.2 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende: Artikel 58.3. Invorderingsonderzoek tijdens faillissement In faillissement worden de belangen van de ontvanger - naast die van andere schuldeisers - feitelijk behartigd door de curator. Als de ontvanger een verzoek krijgt van de curator om een onderzoek in te stellen, moet het onderzoek in het teken van het invorderingsbelang staan. De ontvanger stelt geen onderzoek in als hij vermoedt dat de informatie er slechts toe strekt dat de curator de (niet fiscale) boedelschulden kan innen. O Artikel 73.2.2 wordt gewijzigd als volgt. a. Het opschrift wordt vervangen door: De WSNP is beëindigd met een schone lei. b. In de tweede alinea, tekst achter het eerste gedachtestreepje, vervalt ‘en’. c. In de tweede alinea, tekst achter het tweede gedachtestreepje, wordt de punt aan het slot vervangen door: ; en. d. In de tweede alinea wordt na de tekst achter het tweede gedachtestreepje aan de opsomming toegevoegd: – de bewindvoerder zelf tijdig relevante wijzigingen zoals bedoeld in artikel 17 Awir heeft doorgegeven, dan wel heeft bewaakt dat de belastingschuldige dit heeft gedaan. P Na artikel 73.2.2 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende als volgt: 73.2.3. De WSNP is beëindigd zonder schone lei of de schone lei is ingetrokken De WSNP kan ook eindigen zonder schone lei (artikel 358, tweede lid, Fw) en de reeds verstrekte schone lei kan worden ingetrokken (artikel 358a, eerste lid, Fw). In die situaties kan de ontvanger de invordering hervatten. 73.2.4. De WSNP is tussentijds beëindigd Als een schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd in de zin van artikel 350, vijfde lid, Fw, blijft omzetting in faillissement achterwege als er geen baten beschikbaar zijn. In die situatie geldt het invorderingsbeleid voor natuurlijke personen bij opheffing van een faillissement wegens gebrek aan baten (artikel 73.4.14). Q Artikel 73.5.7, tweede volzin, wordt gewijzigd als volgt. a. In de tekst achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘bewindvoerder’ vervangen door: schuldhulpverlener. Voorts vervalt ‘en’. b. In de tekst achter het tweede gedachtestreepje wordt de punt vervangen door: ; en. c. Na de tekst achter het tweede gedachtestreepje wordt aan de opsomming toegevoegd: – De schuldhulpverlener zelf tijdig relevante wijzigingen zoals bedoeld in artikel 17 Awir heeft doorgegeven, dan wel heeft bewaakt dat de belastingschuldige dit heeft gedaan. R Na artikel 79.3a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende als volgt: Artikel 79.3b. Toeslagschuld na de toepassing van de WSNP of MSNP Zie voor toeslagschulden na de toepassing van de WSNP of MSNP de artikelen 73.2.2, 73.2.3 en 73.2.4 onderscheidenlijk 73.5.7.
3
Staatscourant 2012 nr. 26840
28 december 2012
S Artikel 79 wordt gewijzigd als volgt. a. In de vierde volzin wordt ‘voorzitter van het managementteam’ vervangen door ‘directeur. b. In de zevende volzin wordt tussen het derde gedachtestreepje en het vierde gedachtestreepje ingevoegd aan de opsomming: – toeslagschuld na de toepassing van de WSNP en MSNP;. c. In de zevende volzin wordt, onder vervanging van de punt door een punt komma, aan het slot van het laatste gedachtestreepje, aan de opsomming toegevoegd: – uitbetaling toeslagen aan een derde die failliet is gegaan of dreigt te failleren. T Na artikel 79.14 wordt een artikel toegevoegd, luidende als volgt: Artikel 79.15 Uitbetaling van toeslagen aan een derde die failliet is gegaan of dreigt te failleren Belastingdienst/Toeslagen wijkt in de twee volgende situaties af van artikel 25, tweede lid, Awir: 1. Belastingdienst/Toeslagen is tijdig bekend met het feit dat ten aanzien van de derde het faillissement of surseance van betaling is uitgesproken. De betalingen aan deze failliete derde zullen worden stopgezet. 2. Belastingdienst/Toeslagen weet tijdig dat de Belastingdienst het faillissement van de derde heeft aangevraagd of dat de bestuurder van de betreffende instelling zijn eigen faillissement heeft aangevraagd. Belastingdienst/Toeslagen houdt de betalingen aan.
ARTIKEL II De volgende besluiten worden ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit: – Besluit van 29 januari 2001, nr. RTB2001/334M, Derdebeslag onder de belastingdienst in verband met voorlopige teruggaven inkomstenbelasting. – Besluit van 6 december 2001, nr. DGB2001/1010M, Voorwaardelijke kwijtscheldingen reeds betaalde aanslagen Schenking- en successierecht. – Besluit van 13 maart 2002, nr. DGB2002/1312M, Uitstel van betaling en verrekening van voorheffingen bij belastingaanslagen op grond van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 waarin te conserveren inkomen is begrepen. – Besluit van 27 april 2004, nr. DGB2004/1164M, Bedrijfsopvolging. – Besluit van 31 maart 2006, nr. CPP2006/507M, Aansprakelijk verzekeraars in verband met een inkomensvoorziening, een arbeids- of beroepspensioen, een loonbelastingstamrecht of een kapitaalverzekering eigen woning. – Besluit van 11 februari 2009, nr. CPP2009/239M, Terugbetaling van een voorschot in het kader van de inkomensafhankelijke zorgbijdrage. – Besluit van 25 mei 2009, nr. CPP2009/966M, Tijdelijke versoepeling van het invorderingsbeleid ten aanzien van ondernemers.
ARTIKEL III Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd. Den Haag, 21 december 2012 De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers
4
Staatscourant 2012 nr. 26840
28 december 2012
TOELICHTING De wijzigingen in artikel I, onderdelen A, B en D betreffen tekstuele verduidelijkingen. Met ingang van 1 januari 2013 (Belastingplan 2012) is een nieuwe renteregeling ingevoerd. In artikel I, onderdelen C, I, J en K zijn de wijzigingen als gevolg van deze nieuwe regeling opgenomen. Het beleid inzake uitstel van betaling naar aanleiding van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag is aangevuld met een regeling waardoor eenmaal verleend uitstel binnen vier maanden kan worden (her)beoordeeld op het punt van de te stellen zekerheid (Artikel I, onderdeel E). Met ingang van 1 januari 2013 is de regelgeving over het bodem(voor)recht gewijzigd. Naar aanleiding van deze wijzigingen (Belastingplan 2013) is er tijdens de parlementaire behandeling een aantal toezeggingen gedaan die leiden tot wijziging van deze leidraad. In Artikel I, onderdelen F, G en H zijn deze toezeggingen geconcretiseerd. In onderdeel H is het nieuwe uitstelbeleid voor ondernemers opgenomen. Onderdeel G is in dit verband opgenomen om geen onderscheid te maken tussen ondernemers met een omzetbelasting- of loonheffingenschuld (die vallen onder het kort uitstel voor particulieren (artikel 25.5.2 ) en ex-ondernemers met een dergelijke schuld. In artikel I, onderdeel L, wordt de disculpatie voor bestuurders geregeld. In artikel I, onderdeel M, wordt het beleid voor de inlenersaansprakelijkheid geregeld voor loonheffingen die verschuldigd zijn na latere brutering, overeenkomstig het beleid voor ketenaansprakelijkheid. In artikel I, onderdeel N, wordt ingegaan op de status van het invorderingsonderzoek van de ontvanger tijdens faillissement. Artikel I, onderdelen O en P, gegeven aan wat de ontvanger doet na beëindiging van de WSNP zonder schone lei, door intrekking of wanneer de WSNP tussentijds is beëindigd. Verder is de tekst aangepast aan een wijziging in de Awir. Dit geldt ook voor Artikel I, onderdeel Q. Voor toeslagschulden zijn verwijzingen opgenomen naar het invorderingsbeleid na WSNP en MSNP op grond van de leidraad (Artikel I, onderdeel R). In Artikel I, onderdelen S en T zijn opgenomen om aan te geven hoe de uitbetaling van toeslagen moet lopen als een kinderdagverblijf failliet is gegaan of dreigt te failleren. Artikel II bepaalt dat een aantal beleidsbesluiten wordt ingetrokken. De ingetrokken besluiten hebben hun belang verloren of bevatten geen beleid. Het besluit van 25 mei 2009, nr. CPP2009/966M, Tijdelijke versoepeling van het invorderingsbeleid ten aanzien van ondernemers, is door wijziging van de wet naar aanleiding van het Belastingplan 2013, opgenomen in dit besluit.
5
Staatscourant 2012 nr. 26840
28 december 2012