Promotiereglement 2009
Where innovation starts
Promotiereglement 2009
1
Inhoud Inleiding Hoofdstuk I. Algemene bepalingen Art. 1 en 2
2
Hoofdstuk II.
De toegang tot de promotie
Art. 3, 4 en 5
4
Hoofdstuk III.
De aanwijzing van de leden van de kerncommissie
Art. 6, 7 en 8
6
Hoofdstuk IV.
De goedkeuring van het proefschrift of -ontwerp De toelating tot de verdediging van het proefschrift of -ontwerp
Art. 9 en 10
8
Hoofdstuk V.
De promotiecommissie
Art. 11 t/m 14
10
Hoofdstuk VI.
Het proefschrift of -ontwerp en de stellingen
Art. 15 t/m 21
12
Hoofdstuk VII.
De verspreiding van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp
Art. 22
15
Hoofdstuk VIII.
De promotieplechtigheid
Art. 23 t/m 27 16
Hoofdstuk IX.
De Cum Laude regeling
Art. 28
Hoofdstuk X.
De bi-promotie
Art. 29 t/m 32 20
Hoofdstuk XI.
Geschillenregeling
Art. 33 t/m 35 21
Hoofdstuk XII.
Overgangs- en slotbepalingen
Art. 36 t/m 37 23
Tijdschema voorbereiding promoties Beknopte toelichting bij het promotiereglement Protocol promotiezitting
3
18
24 26 30
2
Inleiding Het navolgende promotiereglement is vastgesteld op 22 juni 2009 door het College voor Promoties van de Technische Universiteit Eindhoven en treedt in werking op 1 september 2009. Bij vragen of onduidelijkheden wordt aangeraden tijdig informatie in te winnen bij het Bureau voor Promoties en Plechtigheden. Contactgegevens vindt u op de achterzijde van deze brochure.
Promotiereglement 2009
3
Hoofdstuk I: Algemene bepalingen Art. 1. In dit reglement wordt verstaan onder: universiteit: Technische Universiteit Eindhoven; faculteit: een faculteit van de Technische Universiteit Eindhoven; promovendus: degene, die krachtens het bepaalde in artikel 7.18, lid 2 of 3 resp. art. 17a.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (verder WHW te noemen) toegang heeft tot de promotie; hoogleraar: een hoogleraar benoemd aan een Nederlandse universiteit of de Open Universiteit dan wel aan een buitenlandse universiteit, daaronder tevens begrepen de oud-hoogleraar van de universiteit die ingevolge artikel 9.19, lid 3 WHW nog beschikt over het recht als promotor op te treden; promotor: de als zodanig door het College voor Promoties met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.18, lid 4 en 5 en artikel 9.19, lid 3 WHW aangewezen hoogleraar of oud-hoogleraar; copromotor: de als zodanig door het College voor Promoties aangewezen persoon; proefschrift: een wetenschappelijke verhandeling over een bepaald onderwerp, dan wel een aantal afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen, die alle of voor een gedeelte reeds openbaar zijn gemaakt; proefontwerp: een ontwerp dat tot stand is gekomen met gebruikmaking van geëigende vaktheoretische kennis en methodieken, voorzien van een wetenschappelijke verantwoording en documentatie; decaan: de voorzitter van het bestuur van een faculteit als bedoeld in art. 9.12 lid 2 WHW. College voor het College als bedoeld in art. 9.10 WHW. Promoties: Art. 2.
Met betrekking tot het besprokene in niet openbare bijeenkomsten als bedoeld in dit reglement alsmede tot het besprokene tijdens de behandeling van een geschil, als bedoeld in hoofdstuk XI van dit reglement, zijn de daarbij betrokkenen tot geheimhouding verplicht.
4
Hoofdstuk II. De toegang tot de promotie Art. 3. 1. Tot de promotie heeft, ingevolge artikel 7.18 WHW, toegang ieder, aan wie de graad Master is verleend op basis van het met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een masteropleiding in het wo, dan wel van een door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als zodanig aangemerkte masteropleiding in het hbo, danwel van een geaccrediteerde post-initiële masteropleiding in het wo dan wel het hbo. 2. Naast de personen aan wie de in lid 1 bedoelde graad is verleend heeft, ingevolge artikel 17a.18 WHW, toegang tot de promotie ieder: * die in het bezit is van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen, verbonden aan een opleiding met een studielast van ten minste 168 oude punten of 240 ECTS punten danwel * die, wat betreft opleidingen met een studielast van meer dan 168 oude punten of 240 ECTS punten genoemd in artikel 7.4 derde lid WHW, een examen met goed gevolg heeft afgelegd, waarmee een deel van de opleiding dat ten minste 168 oude studiepunten of 240 ECTS punten bedraagt, wordt afgesloten. 3. In bijzondere gevallen kunnen personen met een andere opleiding dan de hierboven bedoelde tot de promotie toegang verkrijgen middels een besluit tot ontheffing van deze opleidingseis door het College voor Promoties1. Art. 4. 1. De promovendus dient een verzoek om toegang tot de promotie in bij het College voor Promoties. Bij indiening van het verzoek legt de promovendus het cv, de publicatielijst en het getuigschrift over waaruit blijkt dat de in art. 3 lid 1 bedoelde graad is behaald respectievelijk het in art. 3 lid 2 bedoelde getuigschrift of een gewaarmerkt afschrift daarvan, danwel het bewijsstuk van het in artikel 3, lid 3 bedoelde besluit tot ontheffing van de opleidingseis. 2. De promovendus ondersteunt zijn verzoek om toegang tot de promotie met een korte omschrijving in het Engels van zijn promotiewerk, de daarbij gebruikte methodieken en de relevant geachte resultaten. 3. In geval van een dubbelpromotie wordt bij het verzoek om toegang aangegeven voor welk deel van het proefschrift of -ontwerp welke promovendus in het bijzonder verantwoordelijk is. 1
Zie voor de procedure hieromtrent de “Beknopte toelichting bij het promotiereglement”.
Promotiereglement 2009
5
4. Bij het verzoek om toegang tot de promotie wordt de bereidverklaring gevoegd van de hooglera(a)r(en) om als promotor(en) op te treden. Tevens wordt door de promotor(en) een voorstel gedaan voor de samenstelling van de gehele kerncommissie als bedoeld in hoofdstuk III. 5. Het cv en de publicatielijst van de promovendus worden toegevoegd aan het verzoek. Art. 5. 1. Het College voor Promoties beslist binnen één maand (de periode begin juli tot midden augustus niet meegerekend) na indiening van het verzoek als bedoeld in artikel 4. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de promovendus, de promotor(en) en de andere leden van de kerncommissie. 2. Indien de goedkeuring aan het verzoek als bedoeld in artikel 4 wordt onthouden, wordt dit schriftelijk gemotiveerd, meegedeeld onder verwijzing naar de geschillenregeling opgenomen in hoofdstuk XI van dit reglement.
6
Hoofdstuk III. De aanwijzing van de leden van de kerncommissie Art. 6. 1. Het College voor Promoties wijst na overleg met de betrokkene een hoogleraar uit de universiteit als eerste promotor aan. Deze aanwijzing geschiedt gelijktijdig met het besluit over de toegang als bedoeld in artikel 5 van dit reglement. 2. Het College voor Promoties wijst eventueel ook een tweede promotor aan. 3. De promotor heeft tot taak de promovendus bij de totstandkoming van het proefschrift of -ontwerp te begeleiden. 4. In geval een hoogleraar van een andere universiteit bij wijze van uitzondering door het College voor Promoties wordt aangewezen als eerste promotor, wijst het College voor Promoties een hoogleraar van de universiteit als tweede promotor aan. 5. De faculteit waarin de eerste promotor werkzaam is, respectievelijk de faculteit van de tweede promotor indien de eerste promotor niet aan de universiteit is verbonden2, wordt in dit reglement aangehaald als de betrokken faculteit. 6. Eervol ontslagen hoogleraren behouden nog gedurende vijf jaren het recht als promotor op te treden. Art. 7. 1. Het College voor Promoties kan eventueel één of twee copromotoren aanwijzen. Dit geschiedt gelijktijdig met het besluit over de toegang als bedoeld in artikel 5 van dit reglement. Indien twee promotoren worden aangewezen kan er hooguit een copromotor worden aangewezen. 2. Als copromotor kan een hoogleraar uit de universiteit worden benoemd, dan wel een al dan niet bij de universiteit werkzame wetenschappelijke onderzoeker of ontwerper, die de titel van doctor mag voeren en deskundig is op het gebied waarop het onderwerp van het proefschrift of -ontwerp zich richt. 3. De copromotor heeft tot taak de promotor(en) bij te staan bij de begeleiding van de promovendus.
Onder “verbonden aan de universiteit” kan ook worden verstaan: een hoogleraar die uiterlijk vijf jaren daarvoor aan de universiteit verbonden is geweest, maar inmiddels werkzaam is bij een andere universiteit of met emeritaat is. 2
Promotiereglement 2009
7
Art. 8. 1. Het College voor Promoties wijst nog drie of vier leden van de in te stellen kerncommissie aan, waarvan twee van buiten de universiteit en één of twee van binnen de universiteit. De aanwijzing geschiedt gelijktijdig met het besluit over de toegang als bedoeld in artikel 5 van dit reglement. 2. De promotor(en), de eventuele copromotor(en) en de drie of vier leden bedoeld in lid 1 vormen de kerncommissie. 3. De eerste promotor, of de tweede promotor, indien de eerste promotor niet aan de universiteit verbonden is, stelt de kerncommissie voor aan de decaan. De kerncommissie beoordeelt namens de universiteit de kwaliteit van het voorgestelde proefschrift. Nadat de decaan zich overtuigd heeft van de adequaatheid van de samenstelling van de kerncommissie, geeft hij een positief advies. 4. De kerncommissie bestaat uit tenminste vijf personen, waaronder een promotor (uit de universiteit) zonder of met een of twee copromotoren, of twee promotoren (waarvan tenminste een uit de universiteit), zonder of met een copromotor en drie of vier leden. 5. De tabel hieronder geeft de mogelijke samenstellingen van de kerncommissie weer.
Samenstelling Kern- en Promotiecommissie in tabelvorm Promotor(en) Co-promotor(en) Externe leden Lid TU/e
1 0 2 2
1 1 2 1
1 2 2 1
2 0 2 1
2 1 2 1
Kerncommissie
5
5
6
5
6
Voorzitter
1
1
1
1
1
6
6
7
6
7
Overige leden (facultatief ), inclusief adviseurs
2
2
1
2
1
8
Hoofdstuk IV. De goedkeuring van het proefschrift of -ontwerp De toelating tot de verdediging van het proefschrift of -ontwerp Art. 9. 1. De promovendus zendt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het in artikel 5, lid 1 bedoelde bericht de tekst van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp aan de leden van de kerncommissie. 2. De leden van de kerncommissie kunnen de tekst van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp onder voorbehoud goedkeuren en daarbij voorstellen tot wijziging en/of aanvulling van de tekst doen. Als een voorstel tot wijziging en/of aanvulling van de tekst niet wordt overgenomen door de promovendus, overlegt de decaan van de betrokken faculteit met beide partijen. 3. De (eerste) promotor maakt schriftelijk zijn goedkeuring over het proefschrift of -ontwerp kenbaar aan de promovendus, de decaan van de betrokken faculteit en het College voor Promoties. 4. De (eerste) promotor vermeldt bij het verlenen van de goedkeuring, zoals bedoeld in lid 2, uitdrukkelijk het oordeel van de overige leden van de kerncommissie. 5. Ingeval van een negatief oordeel van een lid van de kerncommissie kan dit lid niet op die grond van zijn lidmaatschap worden ontheven. Het bewaken van het niveau van het doctoraat brengt met zich mee dat men zich in een dergelijk geval tegen de toekenning van het doctoraat verzet en hiervan de decaan van de betrokken faculteit onverwijld op de hoogte stelt. 6. Indien één of meer leden van de kerncommissie negatief oordelen omtrent het manuscript, wordt het besluit tot goedkeuring genomen in een door de decaan van de betrokken faculteit voorgezeten vergadering van de kerncommissie, met meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Degenen die de vergadering niet kunnen bijwonen brengen voor de vergadering schriftelijk en beargumenteerd hun stem uit aan de voorzitter. Bij het staken van de stemmen wordt de toelating geacht te zijn geweigerd. 7. Als het College voor Promoties gerede twijfel heeft aan de kwaliteit van de beoordeling van het proefschrift door de kerncommissie, dan kan het College deze goedkeuring intrekken en overgaan tot instelling van een nieuwe kerncommissie om het proefschrift opnieuw te laten beoordelen.
Promotiereglement 2009
9
Art. 10. 1. Nadat de goedkeuring, bedoeld in artikel 9, lid 3, is verleend, stelt de Rector Magnificus het tijdstip en de plaats van de promotie vast na overleg met de promotor(en), de eventuele copromotor(en) en de promovendus. 2. Het tijdstip, bedoeld in lid 1 ligt ten minste twee maanden (de periode begin juli tot midden augustus niet meegerekend) na datum van goedkeuring, bedoeld in artikel 9, lid 3. 3. Direct na de in artikel 9, lid 3 bedoelde goedkeuring moeten van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp de voor- en achterkant van het titelblad aan de Rector Magnificus ter goedkeuring worden aangeboden, de Engelse samenvatting met boven de tekst de vermelding van de Engelse titel van het proefschrift of -ontwerp en het curriculum vitae van de promovendus worden aangeleverd. Op de achterkant van het titelblad wordt vermeld dat goedkeuring aan het proefschrift of -ontwerp is verleend door de promotor(en), onder vermelding van de naam/namen van de promotor(en) en indien van toepassing de naam/namen van de copromotor(en). Het is niet toegestaan om na de goedkeuring op de voor- en achterkant van het titelblad wijzigingen aan te brengen, noch in de inhoud, noch in de lay-out. 4. Nadat de goedkeuring, bedoeld in artikel 9, lid 3 en artikel 10, lid 3 is verleend, kan het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp worden vermenigvuldigd.
10
Hoofdstuk V. De promotiecommissie Art. 11. 1. Het voorstel tot samenstelling van de promotiecommissie wordt door de eerste promotor ingediend bij het College voor Promoties; het voorstel behoeft het positief advies van de decaan van de betrokken faculteit. 2. Het voorstel bedoeld in lid 1, wordt ingediend gelijktijdig met de melding van de goedkeuring van het proefschrift of -ontwerp aan het College voor Promoties als bedoeld in artikel 9, lid 3. 3. Het College beslist binnen één maand (de periode begin juli tot midden augustus niet meegerekend) na indiening van het voorstel. De beslissing wordt schriftelijk medegedeeld aan de promotor(en), de overige leden van de commissie en de promovendus. Art. 12. 1. De promotiecommissie bestaat uit: a. de voorzitter, aangewezen op grond van artikel 13, lid 1; b. de promotor(en); c. de copromotor(en); d. de leden, aangewezen op grond van artikel 8, lid 1; e. eventueel een of twee overige leden; f. eventueel adviseurs als bedoeld in artikel 14. 2. De personen genoemd onder a en b dienen hoogleraar te zijn. De personen genoemd onder c kunnen hoogleraar zijn of zijn gerechtigd de titel doctor te dragen. De personen genoemd onder d en e dienen: * hoogleraar aan een universiteit in binnen- of buitenland te zijn; * of universitair hoofddocent aan een Nederlandse of associate professor aan een buitenlandse universiteit te zijn; * of niet verbonden te zijn aan een universiteit, maar anderszins naar het oordeel van het College voor Promoties over voldoende bekwaamheid te beschikken om in de commissie zitting te hebben, zoals Dr.habil. Ten behoeve van aanwijzing tot lid van de kern- of promotiecommissie van deze zgn. “deskundige” dient de eerste promotor een met redenen omkleed voorstel in, met daarbij een curriculum vitae en een publicatielijst van betrokkene. Eervol ontslagen hoogleraren kunnen tot vijf jaren na hun ontslag zitting hebben in de commissie zoals genoemd onder d of e. 3. Tenminste de helft van de stemhebbende leden van de kerncommissie dient hoogleraar te zijn.
Promotiereglement 2009
11
4. De in lid 1 onder a, b, d en e genoemde personen zijn stemhebbend lid van de commissie. Indien een copromotor hoogleraar of uhd is aan een Nederlandse universiteit is hij eveneens stemhebbend lid van de promotiecommissie. Indien hij daar aan niet voldoet maakt hij met raadgevende stem deel uit van de commissie. De totale promotiecommissie, de adviseurs als bedoeld in artikel 14 inbegrepen, bestaat uit ten hoogste 8 personen van wie tenminste 5 stemhebbende leden. 5. Tenminste de helft van de personen uit de promotiecommissie, de eventuele adviseurs als bedoeld in artikel 14 inbegrepen, dient verbonden te zijn aan de universiteit. 6. Op voorstel van de (eerste) promotor en met instemming van de Rector Magnificus en de decaan van de betrokken faculteit kan het College afwijken van het bepaalde in lid 4 en 5. Art. 13. 1. De Rector Magnificus of degene die door het College voor Promoties is aangewezen, is voorzitter van de promotiecommissie. 2. Eén van de bij de universiteit werkzame leden van de promotiecommissie, in onderling overleg daartoe aangewezen, is secretaris van de promotiecommissie. Art. 14. 1. Het College voor Promoties kan op voorstel van de eerste promotor en op eigen gezag adviseurs aan de promotiecommissie toevoegen. 2. In geval adviseurs aan de promotiecommissie worden toegevoegd op gezag van het College voor Promoties wordt tevoren overleg gepleegd met de eerste promotor. 3. De adviseurs nemen deel aan het beraad van de commissie; zij hebben daarin een raadgevende stem.
12
Hoofdstuk VI. Het proefschrift of -ontwerp en de stellingen Art. 15. 1. Het proefschrift kan bestaan uit hetzij een wetenschappelijke verhandeling over een bepaald onderwerp, hetzij een aantal afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen, die alle of voor een gedeelte reeds openbaar zijn gemaakt. 2. Onder een proefontwerp wordt verstaan een ontwerp dat tot stand is gekomen met gebruikmaking van geëigende vaktheoretische kennis en methodieken, voorzien van een wetenschappelijke verantwoording en documentatie. Het proefontwerp dient een oorspronkelijke bijdrage te leveren aan het verder ontwikkelen van bestaande wetenschappelijke kennis. 3. In geval het proefschrift of ontwerp bestaat uit een bundeling van afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen, dan wel deelontwerpen, moet aan de volgende vereisten worden voldaan: a. De verschillende wetenschappelijke verhandelingen danwel deelontwerpen dienen onderling met betrekking tot een bepaald onderwerp voldoende samenhang te vertonen en te zijn voorzien van een samenvattend hoofdstuk. b. In geval van één of meer van de verhandelingen danwel deelontwerpen door verscheidene auteurs is/zijn geschreven danwel vervaardigd, is vereist dat wordt aangegeven welke delen op de daadwerkelijke bijdrage van de promovendus zijn gebaseerd. 4. Aan het proefschrift of -ontwerp wordt toegevoegd: a. een kort curriculum vitae; b. een door de eerste promotor goedgekeurde samenvatting in het Engels met boven de tekst de vermelding van de Engelse titel van het proefschrift of -ontwerp; c. het door de Rector Magnificus goedgekeurde titelblad. Art. 16. 1. In geval van gezamenlijk onderzoek of ontwerp kan het resultaat hiervan tot een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp van twee promovendi leiden, mits voldaan is aan de voorwaarden dat: a. elke promovendus een zelfstandige, afgrensbare en voor de promotie toereikende bijdrage heeft geleverd, een en ander ten genoegen van ieders promotor(en); b. elke promovendus de persoonlijke verantwoording op zich neemt, zowel voor een als zodanig aan te geven deel van het proefschrift of -ontwerp als voor de samenhang van het geheel;
Promotiereglement 2009
13
c. in een inleiding op het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp wordt aangegeven, voor welk deel van het proefschrift of -ontwerp welke promovendus in het bijzonder verantwoordelijk is; d. de in artikel 10, lid 3 bedoelde vermelding op de keerzijde van het titelblad voor ieder van de promovendi wordt aangegeven; e. elke promovendus het vereiste aantal stellingen aan het proefschrift of -ontwerp toevoegt als wordt gekozen voor het toevoegen van stellingen. 2. In geval van een gezamenlijk proefschrift of -ontwerp als bedoeld in het vorige lid gelden de procedures en voorschriften van dit reglement voor elke promovendus afzonderlijk. 3. Wanneer in bovengenoemde situatie de verdediging van het proefschrift of -ontwerp in één zitting plaatsvindt, en de personele bezetting van de promotiecommissie van beide promovendi overeenkomt, is er sprake van een “dubbelpromotie.” (Zie voor aangepast protocol onder “Protocol promotiezitting”) Art. 17. 1. Aan het proefschrift of -ontwerp kunnen stellingen worden toegevoegd. Als stellingen worden toegevoegd dienen, naast de stellingen over het proefschrift, ten minste zes van de stellingen géén betrekking te hebben op het onderwerp van het proefschrift of -ontwerp. Vier van deze stellingen dienen wetenschappelijk-technisch van aard te zijn en twee van algemeen maatschappelijke aard. Een stelling dient de mening van de promovendus te verwoorden en mag derhalve niet uitsluitend uit een citaat bestaan. 2. Stellingen dienen zodanig van inhoud te zijn dat discussie erover met de promotiecommissie mogelijk is. 3. De stellingen zijn zo mogelijk voorzien van literatuurverwijzingen of bronvermeldingen. 4. Nadat de stellingen door de eerste promotor zijn voorzien van een verklaring dat hij verdediging mogelijk acht, zendt de promovendus zijn stellingen tenminste zes weken voor de promotiedatum ter goedkeuring aan de Rector Magnificus (via het Bureau voor Promoties en Plechtigheden). De Rector Magnificus ziet er op toe dat stellingen niet onnodig kwetsend zijn voor personen of groepen van personen en geen afbreuk kunnen doen aan de reputatie van de universiteit.
14
Art. 18.
Het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp en de daaraan toegevoegde stellingen worden geschreven in het Nederlands, Engels, Frans of Duits of met goedkeuring van het College voor Promoties in een andere taal. In alle gevallen wordt daaraan een vertaling van de titel en een samenvatting van de inhoud in het Engels, met boven de tekst de vermelding van de Engelse titel van het proefschrift of -ontwerp, toegevoegd.
Art. 19.
Het proefschrift, dan wel de documentatie behorend bij het proefontwerp dient te worden gedrukt3.
Art. 20.
Het is niet toegestaan advertenties in het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp op te nemen.
Art. 21.
Het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp mag dankbetuigingen bevatten, mits in bescheiden vorm, een en ander in overleg met de eerste promotor.
3
Voor voorwaarden hieromtrent kan contact opgenomen worden met het
Bureau voor Promoties en Plechtigheden.
Promotiereglement 2009
15
Hoofdstuk VII. De verspreiding van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp Art. 22. 1. De gedrukte versie van het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp en de eventuele stellingen moeten uiterlijk vier weken voor de promotiedatum aan de voorzitter van de promotiecommissie en elk der tot de promotiecommissie behorende personen worden toegezonden; indien aan dit vereiste niet wordt voldaan, kan de datum van de promotie op gezag van de Rector Magnificus worden verschoven. 2. De promovendus draagt eveneens zorg voor de verdere verspreiding van het proefschrift, dan wel van de documentatie van het proefontwerp met inachtneming van de daarvoor geldende richtlijnen4.
4
Zie ook de “Beknopte toelichting bij het promotiereglement”.
16
Hoofdstuk VIII. De promotieplechtigheid Art. 23. 1. De promotie vindt in het openbaar plaats ten overstaan van de promotiecommissie als bedoeld in artikel 12. 2. Ieder die wenst te opponeren en geen deel uit maakt van de promotiecommissie, moet daartoe ten minste drie weken voor de promotiedatum schriftelijk een verzoek indienen bij de Rector Magnificus onder vermelding van het onderwerp van de vraag of anderszins met redenen omkleed. 3. Een opponent, zoals bedoeld in lid 2, dient zelf gepromoveerd te zijn. 4. De Rector Magnificus deelt aan degene die het in lid 2 bedoelde verzoek heeft ingediend, mede of hij al dan niet toestemming verleent. Art. 24.
De Rector Magnificus, zijn plaatsvervanger of degene die daartoe door het College voor Promoties is aangewezen, zit de openbare zitting voor waarin het proefschrift of -ontwerp en de eventuele stellingen worden verdedigd. De voorzitter stelt de volgorde vast volgens welke geopponeerd zal worden. De zitting begint met een presentatie van ongeveer 10 minuten door de promovendus, waarna allereerst de leden en eventuele adviseurs van de promotiecommissie opponeren (ongeveer 10 minuten elk) en daarna, als de tijd dit toelaat, de (co-) promotoren.
Art. 25. 1. De verdediging eindigt één uur na aanvang van de openbare zitting en geschiedt in het Nederlands, Engels, Frans of Duits. 2. Indien het proefschrift of -ontwerp door meer dan één persoon is voorbereid geschiedt de verdediging door ieder van hen volgens het in het eerste lid bepaalde. Art. 26. 1. De promotiecommissie neemt namens het College voor Promoties, na schorsing van de openbare zitting, de beslissing over de verlening van de graad doctor in een besloten vergadering. 2. De beslissing over de verlening van de graad doctor wordt genomen, rekening houdend met de beslissing van de kerncommissie als bedoeld in artikel 9 en de verdediging van het proefschrift of -ontwerp en de eventuele stellingen door de promovendus, zonodig door stemming. Indien de stemmen staken wordt de graad doctor niet toegekend.
Promotiereglement 2009
17
Art. 27. 1. De voorzitter deelt, na heropening van de openbare vergadering, de beslissing als bedoeld in artikel 26 lid 2 aan de promovendus mede. 2. Ten bewijze dat de graad doctor is toegekend ontvangt de gepromoveerde een in het Nederlands opgesteld getuigschrift, ondertekend door de (waarnemend) Rector Magnificus, de promotor(en) en eventueel de copromotor(en). 3. Aan de promovendus kan op zijn verzoek een in het Engels, Duits of Frans opgestelde verklaring worden verstrekt, waarin staat dat betrokkene aan de universiteit gepromoveerd is, met vermelding van (co)promotor(en), titel van het proefschrift of -ontwerp en datum van de promotie.
18
Hoofdstuk IX. De Cum Laude regeling Art. 28. 1. Bij de in artikel 9 lid 3 vermelde schriftelijke goedkeuring over het proefschrift of -ontwerp kan de eerste promotor, namens en met instemming van de overige leden van de kerncommissie, schriftelijk en met redenen omkleed, voorstellen het doctoraat Cum Laude toe te kennen. Het verrichte promotieonderzoek moet van een uitzonderlijk hoge kwaliteit zijn en met een uitzonderlijke mate van zelfstandigheid uitgevoerd zijn. Dit in het Engels opgestelde voorstel is voorzien van de namen van vier deskundigen, niet behorend tot de promotie- commissie, die benaderd kunnen worden om hun oordeel te geven over het promotieonderzoek. 2. Over een dergelijk voorstel wordt de Cum Laude Commissie gehoord. Deze commissie wordt voorgezeten door de Rector Magnificus en bestaat verder uit negen hoogleraren van de universiteit, voor een periode van vier jaren benoemd door het College voor Promoties. De leden kunnen één maal worden herbenoemd. 3. De Cum Laude Commissie toetst de voorstellen op de volgende elementen: * is er een helder gesteld doel en hoe wordt dat doel al dan niet bereikt; * is er evident sprake van vernieuwend onderzoek; * is de tekst duidelijk en to the point geschreven; * wat is de eigen bijdrage van de promovendus aan het proefschrift of -ontwerp; * welk impact heeft het proefschrift of -ontwerp op het vakgebied; * is er sprake van een uitstekende analyse. Van belang is verder of gepubliceerd is in toonaangevende tijdschriften en of de promotie binnen de daarvoor gestelde termijn is afgerond. 4. De Cum Laude Commissie dient, met maximaal één stem tegen, in te stemmen met het voorstel, anders is het verworpen. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. 5. Het besluit van de Cum Laude Commissie wordt uiterlijk één week voor de promotie ter kennis gebracht aan de leden van de desbetreffende promotiecommissie.
Promotiereglement 2009
19
6. De promotiecommissie beslist na afloop van de verdediging bij schriftelijke stemming over het voorstel Cum Laude toe te kennen, nadat het besluit tot het verlenen van de doctorstitel is genomen. Bij de stemming over het Cum Laude mag er maximaal één stem tegen zijn. Stemonthoudingen zijn niet toegestaan. 7. Bij de gehele procedure wordt door alle betrokkenen strikte geheimhouding in acht genomen. 8. Indien de mogelijkheid bestaat dat het Cum Laude wordt toegekend, worden er twee getuigschriften gereed gemaakt, één met en één zonder de vermelding “cum laude”. Het niet gebruikte getuigschrift wordt na de beraadslaging onmiddellijk vernietigd. De uitgebreide procedure is beschikbaar op www.tue.nl/promoties.
20
Hoofdstuk X. De bi-promotie Art. 29.
Op grond van een overeenkomst tussen de universiteit en een buitenlandse universiteit kan een promovendus aan elk van beide universiteiten promoveren. De voorwaarden waaronder een dergelijke promotie kan plaatsvinden worden in deze overeenkomst nader geregeld.
Art. 30. De voorwaarden als bedoeld in artikel 29 betreffen in ieder geval de volgende onderwerpen: * het onderzoek wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van twee promotoren, in elk land één; * het proefschrift of –ontwerp wordt als eerste aan de universiteit verdedigd voor een gemengde promotiecommissie, evenredig samengesteld uit leden namens beide universiteiten; indien gewenst door de buitenlandse universiteit kan daar een tweede verdediging plaatsvinden; de Rector Magnificus kan (onder voorwaarden) toestemming verlenen van die regel af te wijken; * het proefschrift of -ontwerp wordt geschreven in het Engels; * de voorbereidingstijd van het proefschrift of -ontwerp wordt in elkaar afwisselende perioden evenredig verdeeld tussen beide universiteiten. Hiervan mag alleen onderbouwd afgeweken worden. Art. 31.
Voorzover niet anders is bepaald in de overeenkomst als bedoeld in artikel 29 vindt de bi-promotie bij de universiteit plaats op grond van de bepalingen van het promotiereglement van de universiteit.
Art. 32.
Ten bewijze dat de verlening van de graad doctor is geschied op grond van een bi-promotie wordt op het in artikel 27 bedoelde getuigschrift vermeld dat deze promotie in samenwerking met de andere universiteit geschiedt.
Promotiereglement 2009
21
Hoofdstuk XI. Geschillenregeling Art. 33. 1. Indien tijdens de voorbereiding van de promotie een geschil ontstaat dat niet in onderling overleg tot een oplossing kan worden gebracht, verleent de decaan van de betrokken faculteit, op verzoek van een der partijen, zijn bemiddeling. Indien de decaan lid is van de kerncommissie verricht zijn plaatsvervanger deze taak. 2. De decaan van de betrokken faculteit brengt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand, schriftelijk advies uit aan alle betrokkenen. 3. Indien deze bemiddeling niet binnen een maand tot overeenstemming leidt, kan één of elk der partijen zich schriftelijk wenden tot de Rector Magnificus. Art. 34. 1. De Rector Magnificus stelt de zaak in handen van het College voor Promoties, met het verzoek om een commissie van beroep in te stellen. 2. De commissie van beroep bestaat uit tenminste drie hoogleraren, door elk der partijen één aan te wijzen, alsmede de Rector Magnificus danwel een lid van het College voor Promoties. 3. De commissie kan uitgebreid worden indien de Rector Magnificus dit noodzakelijk acht. Art. 35. 1. De commissie van beroep hoort alle betrokkenen en brengt binnen zes weken advies uit aan het College voor Promoties in de vorm van een met redenen omkleed conceptbesluit. Bij dit conceptbesluit wordt rekening gehouden met de belangen van de promovendus en de verantwoordelijkheid die de (co)promotor(en) en de decaan uit hoofde van hun taak dragen. 2. Het College voor Promoties wijkt van het advies van de commissie van beroep slechts af om zwaarwegende redenen. 3. Het College voor Promoties brengt zijn gemotiveerd besluit ter kennis van partijen.
22
Promotiereglement 2009
23
Hoofdstuk XII. Overgangs- en slotbepalingen Art. 36.
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de (waarnemend) Rector Magnificus.
Art. 37.
Dit reglement is vastgesteld in de vergadering van het College voor Promoties, gehouden op 22 juni 2009.
24
Tijdschema voorbereiding promoties Tijd
Actie/besluit
Door
Ruim vooraf Tenminste zes maanden voor de gewenste promotiedatum Spoedig daarna Ruim twee maanden voor de gewenste promotiedatum Tenminste zes weken voor de promotiedatum
Verzoek om ontheffing van de promovendus/ opleidings eis voor kandidaten met een beoogd promotor buitenlandse vooropleiding en verzoek om principe besluit voor kandidaten met een hbo opleiding oude stijl
3.2
Verzoek om toegang indienen promovendus/ (formulier I): promotor * Beschrijving van het onderzoek incl. gebruikte methodes * Bereidverklaring promotor * Voorstel samenstelling kerncommissie * Cv en publicatielijst
4.1
4.4 4.4 4.5
Bevestiging besluit tot toegang
5.1
rector
Kerncommissie keurt proefschrift of promotor -ontwerp goed en eerste promotor stelt promotiecommissie voor (formulier II + bijlagen) Evt. voorstel Cum Laude promotor Datum promotie wordt definitief rector Goedkeuring voor- en achterkant rector titelblad Bevestiging goedkeuring samenstelling rector promotiecommissie Eventuele stellingen voorleggen aan promovendus rector
Artikel
4.2
9.3 en 11.1 28.1 10.1 10.3
11.3 17.4
Promotiereglement 2009
Tijd
Actie/besluit
Tenminste vier weken voor de definitieve promotiedatum
Toezending van het proefschrift/ promovendus 22.1 documentatie proefontwerp en de en evt. stellingen aan de leden van de 22.2 promotiecommissie, overigen en bibliotheek
Eén week Toezending besluit Cum Laude voor de commissie aan de leden van de promotiedatum promotiecommissie
Door
25
rector
Artikel
28.5
26
Beknopte toelichting bij het promotiereglement Het promotiereglement TU/e is gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de WHW. De bevoegdheid om als promotor op te treden komt volgens de WHW toe aan een hoogleraar van een Nederlandse universiteit of van de Open Universiteit dan wel van een buitenlandse universiteit of een bijzonder hoogleraar. Ook oud hoogleraren kunnen binnen vijf jaar na eervol ontslag, als promotor optreden. Oud hoogleraren behouden gedurende vijf jaar het recht om als stemhebbend lid van de commissie op te treden (WHW art. 9.19, lid 3). Daarna wordt het stemhebbend lidmaatschap alleen nog bij grote uitzondering verleend. Het College voor Promoties benoemt per commissie maximaal één persoon als “deskundige” (niet zijnde hoogleraar of uhd). Deze deskundige dient zelf gepromoveerd te zijn. Het betreft hier altijd een deskundige van buiten de universitaire gemeenschap. Ud’s kunnen niet als “deskundige” aangewezen worden; indien men een ud een functie in een promotiecommissie wil geven kan aanwijzing als copromotor of als adviseur overwogen worden. Ook voor anderen die niet benoembaar zijn als lid van de promotiecommissie en bij uitstek deskundig zijn op (een deel van) het gebied dat het proefschrift of -ontwerp beslaat, bestaat de mogelijkheid tot aanwijzing als adviseur. Indien een promotor die niet aan de universiteit verbonden is (gastpromotor) wordt aangewezen, wijst het College voor Promoties als tweede promotor een hoogleraar van binnen de universiteit aan die dan onder meer behulpzaam kan zijn bij de promotieprocedure van deze instelling. De combinatie van een eerste en tweede promotor van buiten wordt alleen bij uitzondering toegestaan door het College voor Promoties. Omdat het systeem van goedkeuring van het proefschrift grotendeels gebaseerd is op het vertrouwen in de promotoren (eerste en tweede), is het ongewenst als beiden niet (of niet meer) werkzaam zijn aan de universiteit. Het betreft die gevallen waarbij de eerste of tweede promotor niet verbonden is aan de universiteit en de tweede of eerste promotor, (uiterlijk vijf jaar daarvoor) wel verbonden is (geweest) aan de universiteit, maar inmiddels werkzaam is bij een andere universiteit of met emeritaat is, danwel beide promotoren (uiterlijk vijf jaar daarvoor) verbonden zijn (geweest) aan de universiteit, maar inmiddels werkzaam aan een andere universiteit of met emeritaat. In alle voorkomende gevallen wordt door het College voor Promoties aan de decaan een aparte schriftelijke motivatie gevraagd. Het cv van de promovendus, inclusief publicatielijst, wordt toegevoegd aan het verzoek om toegang tot de promotie. Deze toevoeging kan in het geval van ongewone situaties (met name bij buiten promovendi die onbekend zijn aan
Promotiereglement 2009
27
de universiteit) een waarschuwingssignaal geven en aanleiding zijn tot grotere oplettendheid bij de decaan. De promovendus dient zelf te zorgen voor dit cv. Het College voor Promoties kan om inzage van het cv verzoeken aan de decaan. Bij twijfel zal de decaan aan de eerste promotor vragen om het korte cv van een buitenlid van de promotiecommissie. Het College voor Promoties kan om inzage van het cv verzoeken aan de decaan. Van een definitief proefschrift of ontwerp is pas sprake, nadat de kerncommissie de in artikel 9, lid 3 en 4 bedoelde beslissing heeft genomen. Het is van het grootste belang dat alle betrokkenen bij de promotie zich houden aan de voorgeschreven termijnen. Het bij het promotiereglement opgenomen tijdschema biedt een goed hulpmiddel om die termijnen te volgen. De belangrijkste beslispunten zijn: * het besluit van het College voor Promoties tot toegang tot de promotie, alsmede de aanwijzing door dit College van de promotor(en) en copromotor(en), alsook de aanwijzing van nog drie leden van de in te stellen kerncommissie; * de goedkeuring door de promotor(en) van het proefschrift of ontwerp en aanvaarding daarvan als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap, alsmede de beslissing door de promotor(en) dat de promovendus, gezien het proefschrift of ontwerp, kan worden toegelaten tot de verdediging; * de verlening van de graad doctor, al dan niet Cum Laude door het College voor Promoties, na de verdediging van het proefschrift of -ontwerp en de eventuele stellingen ten overstaan van de promotiecommissie, bestaande uit tenminste 5 stemhebbende leden (zie artikel 12.4). Belangrijk in dit verband is ook artikel 22.1 dat de Rector Magnificus het recht geeft op eigen gezag de datum van de promotie te verschuiven, indien het proefschrift of de documentatie van het proefontwerp in definitieve vorm niet tijdig aan alle leden van de promotiecommissie wordt gezonden. In artikel 3, lid 3 wordt gesproken over het besluit tot ontheffing van de opleidingseis. Het College voor Promoties laat zich in deze adviseren door de desbetreffende Doctoraal of Master examencommissie. Deze kan zich desgewenst laten (pré)adviseren door de Secretaris Toelatingscommissie en/of via deze door de NUFFIC. Het College voor Promoties heeft de Rector Magnificus gemandateerd tot het nemen van de bedoelde besluiten.
28
Aangetekend dient te worden dat personen met een buitenlandse vooropleiding welke in “eigen” land geen toelating tot de promotie zou geven, ook aan de universiteit in de regel niet zullen worden toegelaten. In zeer uitzonderlijke gevallen (met Nederlandse of buitenlandse vooropleiding) zal de Rector Magnificus daartoe gemandateerd door het College voor Promoties een kleine commissie aanwijzen die zich in voorbereidende zin buigt over de vraag of eventuele toelating gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Hierover besluit uiteindelijk het College voor Promoties. Het College voor Promoties zal daarbij de examencommissie van de betrokken faculteit horen. Aan personen die een Nederlandse hbo opleiding oude stijl hebben gevolgd wordt geadviseerd ruim van tevoren, bij voorkeur vóór de feitelijke start van het promotieonderzoek of ontwerp een “principe toelating” te vragen. Uitgangspunt hierbij is dat volgens de WHW iemand met een hbo opleiding oude stijl in principe toegelaten kan worden tot de promotie. Van belang is daarbij dat de kandidaat over voldoende ervaring met wetenschappelijk onderzoek beschikt om de promotie tot een goed einde te brengen. Op basis van het curriculum vitae, een publicatielijst en een aanbeveling van de beoogd promotor kan de haalbaarheid van deze toelating vooraf beoordeeld worden. In artikel 22.2 (verspreiding van het proefschrift of documentatie van het proefontwerp) wordt gesproken over de daarvoor geldende voorwaarden. Deze luiden samengevat: * de promotiecommissie; * faculteit (aantal nader te bepalen in overleg met de promotor); * bibliotheek: 3 exemplaren (bestemd voor het ruilverkeer); * 3 exemplaren voor het Bureau voor Promoties en Plechtigheden; * 2 exemplaren bestemd voor persvoorlichting; * digitale versie proefschrift voor de bibliotheek (alleen met toestemming promovendus). Voor informatie betreffende ISBN-nummer voor proefschriften, zie www.tue.nl/promoties.
Promotiereglement 2009
29
Vertrouwelijke bedrijfsinformatie kan in een vertrouwelijke bijlage bij het proefschrift of –ontwerp worden opgenomen. Deze vertrouwelijke bijlage maakt geen deel uit van het formele proefschrift of –ontwerp en maakt geen deel uit van de beraadslagingen in de kern- respectievelijk promotiecommissie en dus ook niet van de beoordeling van het proefschrift of –ontwerp. Het is toegestaan om logo’s van wetenschappelijke organisaties en/of onderzoeksscholen op te nemen in het proefschrift, mits in bescheiden vorm en in ‘zwart-wit’.
30
Protocol promotiezitting Het protocol vindt plaats zonder of met 2 paranimfen. 1. Kleding Hoogleraren: dames: toga, baret, witte blouse, donker kostuum, zwarte schoenen; heren: toga, baret, donker kostuum, wit overhemd, grijze das, zwarte schoenen. Niet hoogleraren: dames: donker kostuum, witte blouse; heren: donker kostuum of jacquet, wit overhemd; pedel: toga, baret, grijze das. Promovendus en paranimfen: dames: donker kostuum, witte blouse; heren: rokkostuum. N.B. Voor alle betrokkenen die afkomstig zijn uit het buitenland geldt dat kleding die gedragen zou worden bij een vergelijkbare gelegenheid in eigen land, ook bij een promotie aan de universiteit is toegestaan. 2. Beeld- en geluidsopnamen Het is toegestaan tijdens de verdediging beeld- of geluidsopnamen te maken, mits dit niet hinderlijk is (dat wil zeggen niet rondlopen, behalve bij de uitreiking). 3. Verloop van de plechtigheid a. Twintig minuten voor de aanvang van de zitting: bijeenkomst van de promotiecommissie in, hetzij Commissiekamer 4 (niveau -1) bij een promotieplechtigheid in Collegezaal 4, hetzij Commissiekamer 5 (niveau -1) bij een promotieplechtigheid in Collegezaal 5 van het Auditorium. De voorzitter stelt de volgorde vast, waarin door de leden en eventueel door anderen zal worden geopponeerd. b. De pedel wijst de eventuele paranimfen, die de promovendus vergezellen, plaatsen aan in de zaal achter de promovendus. Voor degene die vanuit de zaal opponeert, wordt eveneens een plaats gereserveerd op de eerste rij.
Promotiereglement 2009
31
c. Vlak voor de aanvang van de promotiezitting: de commissie begeeft zich, voorafgegaan door de pedel, in de volgende volgorde naar de zaal waar de promotie zal plaatsvinden: voorzitter en secretaris, promotor(en), eventuele copromotor(en) en een lid et cetera. De promovendus, de eventuele paranimfen en de overige aanwezigen staan op bij het binnen¬treden van de promotiecommissie. d. De voorzitter van de promotiecommissie opent de zitting. Hij verzoekt de promovendus achter de katheder plaats te nemen. De paranimfen begeven zich naar hun plaatsen schuin achter de promovendus. De promovendus krijgt eerst de gelegenheid een beknopte uiteenzetting betreffende zijn promotieonderzoek te geven (maximaal 10 minuten). De voorzitter van de promotiecommissie geeft het woord beurtelings aan een opponent (teneinde bedenkingen te uiten of een vraag te stellen) en aan de promovendus (om de opponent te antwoorden). De promovendus spreekt de opponenten als volgt aan: “hooggeleerde opponent” (hoogleraar), “zeergeleerde opponent” (niet hoogleraar). De promotor en copromotor worden aldus aangesproken door de promovendus: “hooggeleerde promotor” c.q. “zeergeleerde copromotor”. De leden van de promotiecommissie spreken de promovendus aan met: “geachte promovendus”. e. Na een uur kondigt de pedel aan: “Hora est”. De voorzitter van de promotiecommissie verzoekt de promovendus in de zaal plaats te nemen en geeft te kennen dat de commissie zich zal terugtrekken voor nader beraad. De commissie verlaat hierop de zaal. f. Nadat het beraad is afgerond keert de commissie, voorafgegaan door de pedel, terug naar de zaal in de volgende volgorde: voorzitter en secretaris, promotor(en), eventuele copromotor(en) en een lid et cetera. g. De voorzitter van de promotiecommissie heropent de vergadering en verzoekt de promovendus voor de tafel te gaan staan. De paranimfen stellen zich aan weerszijden van de promovendus op. De voorzitter van de promotiecommissie deelt mee dat het College voor Promoties heeft besloten de promovendus de graad van doctor, al dan niet Cum Laude, te verlenen.
32
h. De (eerste) promotor promoveert de promovendus tot doctor. De commissie en de mensen in de zaal zitten; eerste promotor, “jonge” doctor en eventuele paranimfen staan. De (eerste) promotor houdt een korte toespraak. i. De voorzitter van de promotiecommissie feliciteert de “jonge” doctor namens het College voor Promoties en wijst op de rechten en plichten verbonden aan de doctorsgraad. De (eerste) promotor is gaan zitten. Alleen de “jonge” doctor en eventuele paranimfen wordt verzocht om in de zaal plaats te nemen. De zitting wordt gesloten door de voorzitter van de promotiecommissie als de “jonge” doctor weer zit. j. De promotiecommissie verlaat de zaal, voorop gegaan door de pedel. De pedel haalt daarna de “jonge” doctor op. 4. Verloop van de plechtigheid in geval van een dubbelpromotie De promotiezitting duurt in het geval van een dubbelpromotie inclusief beraad ruim 2 uur. Deze promoties dienen om 15.00 uur aan te vangen. Om 14.30 uur voorbespreking commissie, de duur van de voorbespreking is ongeveer een half uur. Om 15.00 uur beknopte uiteenzetting betreffende promotieonderzoek; per promovendus 5 minuten, na elkaar. Om 15.10 uur verdediging promovendus die het eerst het woord krijgt 45 minuten (andere promovendus neemt plaats op de voorste rij). Om 15.55 uur kondigt de pedel het einde aan van de verdediging door de promovendus die het eerst het woord kreeg. De voorzitter van de promotiecommissie nodigt de “eerste” promovendus uit om te gaan zitten (voorste rij) en de “tweede” promovendus om plaats te nemen achter het katheder. De duur van deze verdediging is ook 45 minuten. Desgewenst kan tussen de verdediging van de “eerste” en de “tweede” promovendus de zitting kort geschorst worden. Om 16.40 uur kondigt de pedel aan: “Hora est”. De voorzitter van de promotiecommissie verzoekt de “tweede” promovendus in de zaal plaats te nemen en geeft te kennen dat de promotiecommissie zich zal terugtrekken voor nader beraad (duur 20 à 30 minuten). Om ongeveer 17.00 uur worden de “jonge” doctoren toegesproken.
Informatie Bureau voor Promoties en Plechtigheden Hoofdgebouw 0.28 Telefoon: 040 247 5505 / 5520 www.tue.nl/promoties