watra tyari udu dribi water draagt hout drijft
bonuseditie met vijfentwintig surinaamse gedichten, op 24 februari 2012 verschenen ter gelegenheid van de voorstelling crimmp_07 in ocw, podium voor kleinschaligheden, rotterdam. _samengesteld, gedrukt en gebonden door arnold schalks in een beperkte oplage van 61 exemplaren www.podiumocw.nl
vijfentwintig surinaamse gedichten uit de prakseri bangi/gedachtenbank
de prakseri bangi/gedachtenbank is een database van surinaamse poëzie die via de website van nieuwsblad de surinoemer kan worden geraadpleegd. _doel van dit door arnold schalks beheerde archief is de ontsluiting van onderbelichte surinaamse poëzie voor een zo breed mogelijk lezerspubiek. _de gedachtenbank bevat werk van 50 surinaamse dichters van 1939 tot heden. webadres nieuwsblad de surinoemer en de prakseri bangi/ gedachtenbank: www.desurinoemer.net
J. Schouten-Elsenhout -
1
Nieuwe morgen
Dorus Vrede -
2
Voor Sisi
Dorus Vrede -
3
Gyantifolo/Groenhartbloemen
Eugène W. Rellum -
4
O-dio
Edgar Cairo -
6
Het land van duizend dromen
Cándani -
8
Hij vaart over bedrieglijke...
Hans Faverey -
9
Ik sla een hoek om...
Glenn Sluisdom - 10 Mijn stad... Rudolf van Lier - 11 Ergens wonen Antoine A. R. de Kom - 13 Dit lege vliegveld ‘s nachts... Trudi Guda - 14 Waar zand... Dobru - 16 Wan/Eén Maku Karg - 18 Tussen de bomen... Bernardo Ashetu - 19 Waterdrager Bhai - 20 Khali pyala Hans Faverey - 21 De vijver ligt midden in het meer... Cheng Pao Shu - 22 XIX [Blakawatra] Chitra Gajadin - 23 Vrijheid van meningsuiting Jozef Slagveer - 24 Sibibusi/Plensregen Jit Narain - 26 Nu de druppels gevormd zijn... Shrinivási - 27 Er loopt regen... Bernardo Ashetu - 28 Hersteld Bea Vianen - 29 Nu sta ik op straat... Astrid Roemer - 30 Wend het gezicht niet af -... Antoine A. R. de Kom - 32 Ga op een stoel staan zeg iets...
– ~
GA op een stoel staan zeg iets tegen de ruiten zo van varen en een schip en praat wat van je af of weg dan bleef je zeker kijken in de verte wachten tot je jezelf kon zien lopen in het donker en de regen vonken die verwaaiend doven op de wind als zwermen kleine vogels nu het licht wordt draaien om dat grote witte schip. de boot drijft langzaam van de kade af. sta je daar achter de hoge ruiten? toe dan zeg nog iets ten afscheid. vrij naar keuze Antoine A. R. de Kom (1956) uit: chocoladetranen Amsterdam 2004
Nieuwe morgen In de druppels van de kleine regentijd o mijn liefje – op de diamanten wegen van de nacht zie ik je terug schrikken voor de donkere jaren in mijn leven. Je ontwaakte als een oude droom die weer tot leven kwam. Een vertrouwde neger die lag te slapen tussen de duistere paden van het leven, vloog op als een mug met koperen angel om leven te zoeken waar dat verborgen lag tussen zon en regen onder taaie luchtwortels: hoe wervelen ze in de wind en rukken de bomen heen en weer. Hand over hand wordt het hart gewonnen. Bloed houd het lichaam gevangen. Ach meisje, met je licht gezicht en je diepe ware liefde, je hebt je gewaagd op het gouden pad: een nieuwe morgen tussen faialobi-struiken vertaling: Jan Voorhoeve Johanna Schouten-Elsenhout (1910-1992) uit: Surinaamse gedichten. Rotterdam 1973
32
1
Voor Sisi Het oude bospad dat mij naar jouw rivier leidde is er nog Mijn voetafdrukken zijn droog en gebarsten De wortel van de gbé-gbé bij de oever - je geliefde plek is leeg De stralen van de late middagzon missen je naakte rug en dansen in het deinende water Soms, wanneer heimwee mij verteert meen ik je nog te zien bukkend over de vaat
wend niet het gezicht af – mijn moeder ook ik ben stukgewaaid maar afstand krimpt en er is geen ruimte zonder jou Astrid Roemer (1947) uit: NoordzeeBlues Breda 1985
Dorus Vrede (1949) uit: Otobanda / de andere oever Paramaribo 1992
2
31
WEND het gezicht niet af – mijn moeder ook ik ben stukgewaaid maar afstand krimpt en er is geen ruimte zonder jou wereldzeeën zijn bevaren kronkelpaden bezocht - helaas mijn vergezichten zijn als galjoenen geloogd door handen die eeuwen pagaaiden stroomopwaarts – mijn geliefden hebben roerloos gekoerst naar hun kusten mijn moeder het duel met de wind is als spiegels die breken het zoeklicht naar god om de nacht te ontmaskeren zijn schepen verbrand en de regen rent naakt achter mij waar jij doolt waait op het stof het verstopt onze nadagen het heult met de zon wij liggen verankerd – mijn moeder mijn voet is zeewaardig en de bruggen staan open en de zeilen staan bol wij zijn niet afgedreven – geen ogenblik gehavend zijn wij 30
Gyantifolo
(Saramaccaans)
Gyantifolo a bandyalio ndonu yënge kuma fotofaya Dee fisi ta dai odi Di libawatta hansé kuma wattagadu fesa Gyantifolo a bandyalio un maaka i tyako sonu nöö tyuba? Groenhartbloemen (vertaling)
Groenhartbloemen langs de rivier heldergeel als stadse lichten De vissen groeten je Het rivieroppervlak is mooi als feesten van watergoden Groenhartbloemen langs de rivier in welk teken sta je zonneschijn of regen? Dorus Vrede (1949) uit: Otobanda / de andere oever Paramaribo 1992 3
NU sta ik op straat met alles wat ik niet heb de bomen zijn geen bomen naar geld ruiken de bloemen achter het glas
Odi-o Odi-o. Na p’sa m’ e p’sa na Foto m’ e go. Odi-o. Odi-o. No warder’ mi na mi buba; m’ e wer’ en lek’ wan tapu-skin pangi... Odi-o. Odi-o. Te yu was’ blaka doti, y’ e go fen’ brenki gowtu... Odi-o.
daar komt de vierentwintig die is weer vol zegt een vrouw de tijd zit in haar kaken de winter is haar schoot
Bea Vianen (1935) uit: Cautal. Lionarons Paramaribo 1965
Eugène W. Rellum (1896-1989) uit: Oembra foe Sranan Paramaribo 1972
4
29
Hersteld
Odi-o.
Geheel hersteld van een langdurige ziekte liep hij over een smalle weg waar niets op was en niets omheen was, een weg zonder einde. Hij dacht, nu schuilt de zon in deze zoete regen want een parelende regen viel. Hij dacht eraan dat nu z’n bloed op was en dat over zijn gebeente bedriegelijke eeuwen zouden heengaan en verglijden. Bernardo Ashetu (1929-1982) uit: Dat ik zong Amsterdam 2007
Ik roei voorbij onderweg naar de stad. Odi-o. Odi-o. waardeer me niet naar mijn huid; ik draag haar als een grote omslagdoek... Odi-o. Odi-o. Als je zwarte aarde wast, zul je blinkend goud vinden... Odi-o. (odi-o: de algemene groet van de bosnegers)
vertaling: Michiel van Kempen uit: Spiegel van de Surinaamse Poëzie Amsterdam 1995
28
5
Het land van duizend dromen Zeg vriend, laten we gaan! Laten we varen, weg van hier naar ginds, het land van onze dromen. De tijd voor de verandering is nu gekomen; vol van stromend leven afmeren en gaan ...
ER loopt regen langs vele daken het spoelt door duistere riolen maar koelt niet mijn koortsige slapen. Shrinivási (1926) uit: Dilakar Paramaribo 1970
Sta niet te staan je handen slapend in je zakken, zonder de daad van ’t ontkomen, nacht & ontij te laten keren aan de wal van de verdrukte! Het leven wordt vanzelf een visioen van ijle luchten, verten die in zonneschichten dansen met hun ongrijpbare ideaal. Wie deze boot naar vrije oorden mist en duizend dromen in de duizend golven laat vergaan, zal zien hoe lage kusten overstromen.
6
27
NU de druppels gevormd zijn regent de regen het water druipt op de vleugels de veren los van elkaar vogel hoe lang wacht je op warmte gekrompen in de koude, bibberend verdwaald wat gebeurt er met je nest ouwe, je wist ‘t altijd zo goed
De waarheid zal als visser met z’n gifliaan toeslaan; de onmacht treft de roekeloze dromer: één school vissen één rivier, één vangst,
kind waar je bij bent moet ik bedelen mijn geest is gestorven de dood heeft mij niet gewild
als niet met sterke hand en frisse kracht, de peddel van een nieuw besef als wapen tegen het getij gekozen – wij varen, stroom opwaarts, de toekomst tegemoet.
het dak lekt maar laat ‘t stromen laat ‘t wegwassen mijn ijdele trots op ‘t nageslacht
Zeg vriend, de adem als korjaal ligt open.
Jit Narain (1948) uit: Mange ghat pe jiwan jhele: kahen naw samundar khewe/ Wie wil wonen op de oever: waarom koerst hij naar de zee. Den Haag 1984
26
Amsterdam, 16 april 1975 Edgar Cairo (1948-2000) uit: Powema di rutu Haarlem 1982
7
HIJ vaart over bedrieglijke wateren en scheurt de rug van de zee die geen oevers belooft Waar is zijn eiland van hoop dat hem ook in tegenspoed bekoort Op de dode spiegel voelt hij zich een visser in de leeggeroofde zee die nog de as van stervelingen meevoert maar nimmer heeft geproefd Tevergeefs probeert hij te ontkomen aan zijn laatste heimwee al bezint hij zich op een nieuwer land Cándani (1965) uit: Vanwaar je dacht te vertrekken sta je geplant Den Haag 1993
Plensregen plensregen kom en was ons lichaam plensregen kom bevrijd onze geest laat ons nieuwe kleren dragen plensregen kom laat ons werken aan een nieuw Suriname plensregen kom laat ons onszelf zijn plensregen kom kom, plensregen was het slaafse denken ver van ons weg was het weg plensregen kom was Suriname schoon! vertaling: Michel Berchem uit: Spiegel der Surinaamse Poëzie Amsterdam 1995
8
25
IK sla een hoek om. Zo bijt een beitel.
Sibibusi sibibusi kon kon wasi wi skin
Ik tref een hand aan. Zo verschrompelt een roos.
sibibusi kon kon fri wi kra mek’ wi weri nyun krosi sibibusi kon mek’ wi wroko na wan nyun Sranan sibibusi kon mek’ un de wi srefi sibibusi kon kon sibibusi wasi den someni katibo prakseri fu wi go farawe was’ den go sibibusi kon wasi sranan krin
Ik leer jagen op liefde. Zo hijgt een zaag, en ik zie de zee. Zo word ik oud. Houd ik mijn hart vast? Denk ik aan wierook? Zo huivert een hamer, kantelt een stad. Hans Faverey (1933-1990)
uit: Verzamelde gedichten Amsterdam 1993
Jozef Slagveer (1940-1982) uit: Sibibusi; powemas Paramaribo 1967 24
9
MIJN stad je vlamt je inwoners rennen als kleuren van een regenboog in je straten het is net of je traant van ellende mijn land wie stak je in zijn wanhoop Glenn Roy Sluisdom (1953) uit: Oen kondre e kré watrai Paramaribo 1973
Vrijheid van meningsuiting Donkere wolken boven het felle groen maken dit land ontroostbaar het regent niet één dag rumoerige gedachten kennen niet één stem niet één hardop Oplaaiend stof beneemt hier niet één keer de adem van het Gezag Chitra Gajadin (1954) uit: Opgravingen van je zelf Paramaribo 1994
10
23
XIX [Blakawatra]
Ergens wonen
De rivier slingert en kronkelt zodat je haast verdwaalt de plantengroei is welig terwijl de zon zijn warmte door de bomen straalt Ik zou willen vragen wie bij de vijver aan de bron de inkt in het helder water heeft gedaan en van waar die is gehaald vertaling uit het Chinees: W. L. Idema berijming: Harry Lapar
Cheng Pao Shu (1924) uit: Guangyitang yibai baizhounian jinian tekan Vereniging Kong Ngie Tong Sang Paramaribo 1980
22
Nergens meer thuis te zijn niet in het uur, niet in het land, geborgen was ik nimmer, maar thuis zijn ergens bleef een gegeven mogelijkheid. Waar zal ik wonen? Nog is het ouderhuis een pleisterplaats, van ver weet ik altijd de warme ramen blinkend in de nacht en elke heldere wind, fluistert even van het bestaan, maar de wereld werd mij aangewezen en ik kon niet meer blijven ook zegt de klok het uur aan, steeds indringender, het trieste uur van de voorgoed voorbijgegane dingen. In de verte ligt het land mijner geboorte te blakeren in de zon en riekt naar hout, een groot wijd land met donkere rivieren, maar de mensen, levend op open plekken tussen de bossen, wonen er te dicht op elkander en dekken elkaars horizonnen af. Ik zal er nog wel komen 11
en ook weer weggaan, mij losscheurend van de houtgeur, de regengeluiden, de onnaspeurlijke banen over de rivieren het stille beroep der armoede, de doodwaartszuigende overgave van buigzame vrouwen uit sluimer ontwakend in ambergeur in de late middagkoelte, van zoveel droomvertrouwde dingen. Dan komen weer de lange uren in het vliegtuig, eenzame vaarten langs de wolkenvelden eendere en andere tochten naar de meest verloren werelddelen, om steeds de verste reizen te besluiten starend over een laag land, waar trage, schuldbewuste wolken drijven, aarzelend zoekt de zon er een pad, maar schenkt soms dagen van steile stilte en licht-, wetend ik had elders toch niet kunnen blijven, mijn leven in plichten verliezen en proberen thuis te zijn in het huis mijner kinderen.
DE vijver ligt midden in het meer en lokt. Als ik in mijn kamer zit en ik wil bladeren horen, moet ik aan populieren denken, of populieren gaan horen daar waar ze zijn. Heb ik ooit een kastanjeblad horen vallen in mjn hoofd. Of viel ik daar ooit voorover in een vijver.
Hans Faverey (1933-1990) uit: Zijden Kettingen Amsterdam 1983
Rudolf van Lier (1914-1987) uit: Rupturen. G. A. van Oorschot Amsterdam 1974 12
21
khali pyala
(een leeg glas)
Ik ben een glas - leeg dat staat te wachten op een tafel, in een onbewoond vertrek. Ik heb geen verlangen, maar ben tevreden, als ik ooit iemand laven mag. Bhai (1935) uit: Vindu Paramaribo 1982
DIT lege vliegveld ‘s nachts een zanderij dit slaperige als dat warme wachten mompelden wat apparaten zwegen de gebouwen eigenwijs. en daar welja daar zijn we dan: twee oliedomme dronken vleugels bijna al dat net nog niet gesmoorde door de bomen snijdend licht het flitsen van een vonkend onderstel de vleugels lam en vlam gevat zulk stijgen ‘s nachts van zielen die als wolken drijven en vergaan als in de lucht vergeten deuren weer zijn blijven openstaan en kleine ronde raampjes gapen op hun kop de armen en wat rest van been en romp aan houtskool grenzen bijna al verkoold dat waren zij die jullie die
Antoine A. R. de Kom (1956) uit: chocoladetranen Amsterdam 2004
20
13
WAAR zand uitvloeit in zee, brekende lijn van hout en platte stenen, schrammen mangroven de lucht spiegelen oevers de vlucht van vogels Daar wonen wij. Hoe het groen zich uitschudt in kleuren, wilde ringen het bos, stervende geuren van hout, van vocht beslagen brons, gevlekte varen. Dit bos is de enige grond. Laten we binnengaan.
waterdrager Ik ben een waterdrager, slaags geraakt en ontevreden. Stoffig zijn de bloemen langs m’n weg, stoffig zijn ze en haast verwelkt. Ik was een minnaar van m’n mes trots was ik en nooit tevreden. Ik draag ‘t water als een prins, machteloos en ontevreden. Bernardo Ashetu (1929-1982) uit: Wortoe d’e tan abra Paramaribo 1974
Hoe het groen paradeert, een pauw over de heuvels grillig bewegen slangehout en ceder, gerucht van regen 14
19
TUSSEN de bomen die ik vluchtig zie zijn ook andere bomen die schuilen louter luisteren naar het fluisteren van de wind Die bomen kijken en zien hoe sommige ruziën en vechten alleen al om het licht van de zon In de schaduw van die bomen schuil ik
Maku Karg (1942) uit: De Ware Tijd Literair Paramaribo 22 juli 1995
18
tussen de bergen, een hese stem, land-inwaarts zeewaarts, de adem van een continent. Dit is de enige grond. Laten we binnen gaan. Alles hoort hier, Rivieren, bossen, zwampen, zoals het is. Trudi Guda (1940) uit: De geur van franchepane Paramaribo 1970
15
Wan
Eén
Wan bon someni wiwiri wan bon.
Eén boom zovele bladeren één boom.
Wan liba someni kriki ala e go wan se.
één rivier zoveel kreken alle op weg naar één zee.
Wan ede someni prakseri prakseri pe wan bun mu de.
Eén hoofd zovele gedachten gedachten om één soort heil
Wan Gado someni fasi fu anbegi ma wan Papa.
Eén God verscheiden te aanbidden maar één enkele Vader
Wan Sranan someni wiwiri someni skin someni tongo Wan pipel.
Eén Suriname zoveel soorten haar zovele huidskleuren zoveel aan talen Eén volk.
R. Dobru (1935-1983) uit: Wortoe d’e tan abra Paramaribo 1970
16
vertaling: Edgar Cairo
uit: Spiegel der Surinaamse Poëzie Amsterdam 1995
17
watra tyari udu dribi
– ~