Bijlage Besluiten naar aanleiding van de adviezen van de vakinhoudelijke lerarenverenigingen over de voorgestelde examenprogramma’s havo/vwo 2007 Algemeen: Oriëntatie op studie en beroep De lerarenvereniging voor het vak Nederlands (VLLT, sectie Nederlands), stelt voor, het uit de huidige examenprogramma’s overgenomen onderdeel Oriëntatie op studie en beroep als afzonderlijk verplicht domein te laten vervallen. Deze suggestie wordt in deze vorm niet overgenomen. Het domein wordt dus gehandhaafd. Echter, in de praktijk blijkt wel, dat het formuleren van een eindterm op dit gebied, een eis waaraan de leerling moet voldoen, hoe globaal ook een dergelijke eindterm, weinig zin heeft. De eindterm komt daarom te vervallen. Dat betekent feitelijk, dat de opdracht aan de school om er, ook binnen afzonderlijke vakken, aandacht aan te besteden blijft, maar dat op dit gebied niet een formele eis meer aan de leerling wordt gesteld. Nederlands Het voorgestelde examenprogramma is inhoudelijk niet veranderd. Het is aangepast aan de nieuwe uitgangspunten: globalisering en meer ruimte voor scholen. De lerarenvereniging (VLLT) heeft een aantal wensen naar voren gebracht, waarop wordt gereageerd als volgt: (1) Geen onderscheid maken tussen havo en vwo bij argumentatie in het domein Leesvaardigheid: ook de havo-leerling moet deze vaardigheden beheersen. (Het verschil moet worden aangebracht in niveau en aard van de teksten in het examen). Reactie: deze suggestie wordt overgenomen. De relatie met de tekst bij het domein Argumentatieve vaardigheden wordt nader bezien. (2) Verduidelijken, dat het bij het domein Mondelinge taalvaardigheid gaat om een keuze die de school kan maken uit de drie aangegeven vormen. Reactie: deze suggestie wordt overgenomen. (3) Verduidelijken, dat bij het domein Schrijfvaardigheid het gaat om alle drie genoemde vormen (die zijn niet ter keuze): uiteenzetting, beschouwing en betoog. Reactie: deze suggestie wordt overgenomen. (4) Aangeven bij het onderdeel Schrijfvaardigheid dat het gaat om vormen van gedocumenteerd schrijven. Reactie: deze suggestie wordt overgenomen. (Dat wil niet zeggen, dat de verplichting van het schrijfdossier weer wordt opgenomen: dit behoort tot de didactische voorschriften die vervallen). (5) Aangeven dat de bij het domein Literatuur te lezen werken moeten behoren tot de Nederlandse literatuur. Reactie: deze suggestie wordt overgenomen – de te lezen werken moeten oorspronkelijk in het Nederlands zijn geschreven. (6) Aangeven dat de bij het domein Literatuur te lezen werken een persoonlijke selectie van de kandidaat zijn, net als nu. Reactie: deze suggestie wordt overgenomen.
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
1
(7) Bij Literatuur het onderdeel literatuurgeschiedenis ook verplichten voor het havo. Reactie: deze suggestie wordt overgenomen. Dit past in de actuele gedachte van een canon. Het moet echter niet leiden tot nieuwe overladenheid. De te formuleren eindterm zal aan de school veel ruimte moeten geven om tot een eigen invulling te komen. Moderne vreemde talen Het voorgestelde examenprogramma is inhoudelijk niet veranderd. Het is aangepast aan de nieuwe uitgangspunten: globalisering en meer ruimte voor scholen. NB: er zullen ook nog examenprogramma’s voor de zgn. startersvakken worden geformuleerd, geheel overeenkomstig de voorliggende modellen. De programma’s voor startersvakken zijn bedoeld voor leerlingen die met de desbetreffende taal pas in de bovenbouw beginnen. In haar advies merkt de VLLT op dat er, behalve bij het onderdeel literatuur, geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen havo en vwo. Er wordt ook geen onderscheid meer gemaakt tussen de verschillende talen. Op het niveau van het geglobaliseerde examenprogramma is dat inderdaad zo. Dat vloeit voort uit het feit, dat nu eenmaal bij het onderwijs in de vreemde talen het neerkomt op het aanleren van een aantal vaardigheden die in alle soorten van onderwijs hetzelfde zijn. Het onderscheid (in niveau) zal echter worden aangebracht in de specificaties (uiterlijk maart 2006 zullen die beschikbaar zijn, uitgedrukt in termen van het Europees Referentiekader). De VLLT ziet ook voor zichzelf – terecht – een taak in de handhaving van het niveau. Voor het specifiek genoemde onderdeel ‘een verslag schrijven’ dat op dit moment alleen voor Engels vwo geldt, zal worden aangegeven dat dat zo blijft. De VLLT meent verder, dat centraal moet blijven geregeld wat de weging centraal examen/schoolexamen is (namelijk: ze tellen even zwaar in de bepaling van het eindcijfer) en wat de weging van de verschillende onderdelen binnen het schoolexamen moet zijn. De weging ce/se blijft centraal geregeld (dit is vastgelegd in het Eindexamenbesluit). Er worden echter niet meer landelijke gedetailleerde voorschriften vastgesteld voor de weging van onderdelen en soorten toetsen binnen het schoolexamen: overeenkomstig de uitgangspunten van autonomie en deregulering moet dit aan de scholen worden overgelaten. Er kunnen echter wel afspraken over worden gemaakt (zie de rol van VLLT) en/of er kunnen suggesties worden gedaan in de specificaties die door de SLO voor het schoolexamen worden gepubliceerd. De VLLT vindt nader beraad nodig over de vraag, of in het domein Literatuur een vorm van literatuurgeschiedenis ook voor het havo kan worden opgenomen. Zie daarvoor ook bij Nederlands.Voor de moderne vreemde talen is een algemene verplichting niet aan de orde (dat is ook niet de strekking van het advies). De nu in het examenprogramma gegeven ruimte voor eigen keuzes maakt het echter de scholen mogelijk dit in het programma op te nemen.
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
2
Klassieke talen Het voorgestelde examenprogramma is inhoudelijk niet veranderd. Het is aangepast aan de nieuwe uitgangspunten: globalisering en meer ruimte voor scholen. Wat wel is veranderd, is dat de stof van het schoolexamen zeer radicaal is beperkt, zodanig dat dit geen enkel kernonderdeel van het vak meer omvat. Adviezen zijn uitgebracht door de lerarenvereniging VCN en door de VCKT, de commissie die onder verantwoordelijkheid van de CEVO de thema’s voor het centraal examen omschrijft. Het eerste advies is dat, zoals nu, het schoolexamen de kernonderdelen van het vakgebied (taalreflectie, tekstreflectie, cultuurreflectie) moet omvatten (met dien verstande dat, zoals nu, het vertalen van een ongeziene passage optioneel is – die vaardigheid komt in elk geval in het centraal examen aan de orde) (VCN, VCKT). Deze suggestie wordt overgenomen. Het tweede advies is, dat de (globale) omschrijving van de minimale omvang en aard van het centraal examen en schoolexamen gehandhaafd moet blijven. Daarvoor wordt een tekstvoorstel gedaan (VCN). Deze suggestie wordt overgenomen voor het schoolexamen (de precieze tekst wordt in de uitwerking nader bezien). Voor het centraal examen kan dit onderdeel zijn van de specificaties die de CEVO vaststelt. Tenslotte wordt voorgesteld, de huidige onderdelen taalreflectie, tekstreflectie en cultuurreflectie (en zelfstandige oordeelsvorming), zonder daardoor iets inhoudelijk te veranderen, samen te nemen in twee nieuwe domeinen. Daardoor wordt beter recht gedaan tegelijk aan het streven naar globalisering en naar dat van nauwkeurigheid. Daarvoor wordt een tekstvoorstel gedaan (VCKT). Deze suggestie (met het tekstvoorstel) wordt overgenomen. Klassieke culturele vorming Het voorgestelde programma is inhoudelijk niet veranderd. Het is aangepast aan de nieuwe uitgangspunten: globalisering en meer ruimte voor scholen. VCN en VCKT adviseren het toevoegen van twee zeer algemene domeinen aan het examenprogramma. Deze suggestie wordt niet overgenomen. Het betekent een formele verandering die inhoudelijk niets toevoegt (zoals de VCN ook zelf stelt). Natuurkunde, scheikunde, biologie De examenprogramma’s zijn gebaseerd op de huidige. Het belangrijkste verschil is, dat niet meer alle examenstof in het centraal examen in de orde komt, maar dat net als bij praktisch alle andere vakken al het geval is, de examenstof wordt verdeeld tussen centraal examen en schoolexamen. Daardoor wordt overladenheid vermeden en wordt ruimte geschapen voor scholen voor meer aantrekkelijk onderwijs in deze vakken (overeenkomstig het advies van de KNAW terzake, ‘Ontwikkeling van talent in de tweede fase’, juni 2003, aan de Tweede Kamer gezonden bij brief van 15 september 2003,
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
3
OCW0300707). De lerarenvereniging NVON heeft laten weten in te stemmen met de invulling die in de voorstellen daaraan is gegeven. Bij scheikunde en biologie is men tevreden met de ruimte die op deze manier geboden wordt. Van de totale examenstof komt 60% aan de orde in het centraal examen. Dat geeft, zo stelt de NVON, bij scheikunde ook de mogelijkheid voor scholen om mee te doen met de in gang gezette schoolexperimenten voor de ontwikkeling van nieuwe scheikunde (datzelfde zou gelden voor de wat later in gang gezette vernieuwing bij biologie). Bij natuurkunde is de situatie iets anders. Bij dat vak zijn er nogal wat leraren die bezwaar hebben tegen de verdeling van de stof tussen centraal examen en schoolexamen. De vernieuwingsimpuls is bij dat vak, zo lijkt het, ook niet zo krachtig als bij scheikunde en biologie. Ook voor dat vak is een vernieuwingscommissie ingesteld, maar anders dan bij scheikunde en biologie is er nog geen eerder breed gedragen stuk waarvan deze commissie uit kan gaan. De CEVO heeft daarenboven ook een alternatief voorstel voor natuurkunde naar voren gebracht, dat naar de mening van de CEVO binnen de kaders van de nu nog te handhaven vakinhouden een beter opgebouwd centraal examen mogelijk maakt. In dat alternatief omvat het centraal examen 75% in plaats van 60% van de stof. Daarbij is de gedachte, zo is in de gesprekken die CEVO daarover heeft gevoerd, van de zijde van de NVON naar voren gebracht, dat deze regeling dan als overgang zou kunnen gelden naar een inhoudelijk vernieuwd examenprogramma waarin de stof van het schoolexamen een groter deel van het geheel zou omvatten. Op grond van een en ander wordt gekozen voor dat alternatief. Algemene natuurwetenschappen Het voorgestelde examenprogramma is gebaseerd op het huidige. Keuzemogelijkheden voor de school maken het mogelijk waar nodig differentiatie aan te brengen, bij voorbeeld al naar gelang het profiel dat het betreft. Leraren blijken zich in hoofdlijnen hierin te kunnen vinden, zo heeft de NVON laten weten (een inconsequentie bij de integratie van algemene natuurwetenschappen in de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie in het havo, waarop leraren wezen, zal worden rechtgezet). Economie Het voorgestelde programma is inhoudelijk niet veranderd (een geheel nieuw programma is in ontwikkeling). Het is aangepast aan de nieuwe uitgangspunten: globalisering en meer ruimte voor scholen. In dat kader is de examenstof verdeeld over centraal examen en schoolexamen, net als bij de andere sociale en culturele vakken. Het centraal examen gaat dus niet meer over alle stof: een deel komt aan de orde in het schoolexamen. De lerarenvereniging VECON zegt in te stemmen met de ruimte die ontstaat door de verdeling van de stof over centraal examen en schoolexamen. De VECON stelt echter voor, dit toch vooralsnog niet te implementeren, maar dit te doen bij invoering van het inhoudelijk vernieuwde programma, dus wat later dan per 2007. Deze suggestie wordt niet overgenomen. Het is niet duidelijk wat, gegeven de instemming met het principe van de verdeling, dit uitstel zou opleveren. Integendeel: de inhoudelijke vernieuwing op de wat langere termijn kan juist worden bevorderd door in het programma per 2007 ruimte te scheppen (zie ook bij scheikunde). Die ruimte kan o.a. worden gebruikt om al onderdelen van de vernieuwing te
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
4
beproeven, of met andere woorden de vernieuwing meer geleidelijk in te voeren. Bovendien stelt de VECON, dat er organisatorische problemen zouden kunnen ontstaan als de inhoudelijke vernieuwing ná 2007 snel zou volgen op de beperkte aanpassing in 2007. Maar dat is dan juist een argument om al in 2007 meer ruimte te geven in het examenprogramma: in de overgangssituatie kan dan gemakkelijker maatwerk worden geleverd. De VECON betwijfelt ook voor economie of scholen wel voldoende stof in het schoolexamen aan de orde zullen stellen. Zie daarvoor hieronder bij management en organisatie. Management en organisatie Het voorgestelde programma is inhoudelijk in slechts zeer beperkte mate aangepast. Het is verder aangepast aan de nieuwe uitgangspunten: globalisering en meer ruimte voor scholen. Het geven van meer ruimte aan scholen door niet 100% maar 60% van de stof in het centraal examen op te nemen wordt door de VECON afgewezen, omdat het leidt tot verschillen tussen scholen. De reactie daarop is, dat de suggestie om (bijna) alle stof in het centraal examen op te blijven nemen wordt afgewezen. Verdeling van de stof geeft ruimte voor eigen keuzen en inhoudelijke en didactische vernieuwing op maat. Bij de overige sociale en culturele vakken is overigens verdeling van de stof sinds jaar en dag de normale situatie (met dit verschil dan nog dat het in het algemeen bij de andere vakken minder dan 60% van de stof is die in het centraal examen aan de orde komt). Het schoolexamen valt bovendien onder het toezicht van de inspectie en tenslotte zijn en worden voor dat schoolexamen kwaliteitsinstrumenten ontwikkeld. De positie van het centraal examen blijft overigens voor het overige onveranderd. Zie ook bij economie. De VECON betreurt, dat de verplichting om in het schoolexamen een praktische opdracht op te nemen zou vervallen. Dat zou ten koste gaan van de aandacht voor vaardigheden. Wat vervalt zijn echter alleen de diverse vormvoorschriften voor het schoolexamen. Dat betekent niet, dat er geen praktische opdrachten meer zullen zijn. De inhoudelijke voorschriften blijven immers bestaan en die noemen nog steeds algemene en vakspecifieke vaardigheden: die kunnen veelal alleen worden getoetst in de vorm van praktische opdrachten. De VECON merkt verder op, dat de specificaties voor het centraal examen worden vastgesteld door de CEVO met een rechtstreekse inbreng van leraren, terwijl de specificaties voor het schoolexamen door de SLO worden vastgesteld zonder overleg met het veld. Dat laatste wordt betreurd en de VECON trekt er de conclusie uit dat de overheid de inhoud van het schoolexamen niet belangrijk vindt. De veronderstelling is in de eerste plaats feitelijk niet geheel juist. De betrokkenheid van het onderwijsveld wordt bij de specificaties van het schoolexamen anders vorm gegeven, maar die betrokkenheid is er wel, in de vorm namelijk van de zgn. veldadvisering die regulier in de structuur van de SLO is opgenomen. Een geringere directe inbreng van leraren is vervolgens heel goed te rechtvaardigen. De specificaties voor het schoolexamen zijn immers - anders dan die voor het centraal examen - niet dwingend. Ze zijn slechts een voorbeeld dat door de daarin deskundige professionele instelling vanuit die deskundigheid ter beschikking komt voor leraren/scholen. Die kunnen daarover geheel zelfstandig oordelen en hun eigen keuzen maken. Het deskundige voorbeeld van de professionele instelling en het autonome oordeel van leraren/scholen moeten juist niet al te zeer met elkaar worden verknoopt: dan wordt geen recht gedaan aan de onderscheiden verantwoordelijkheden.
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
5
Geschiedenis Het examenprogramma is gebaseerd op dat voorgesteld door de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming (De Rooy). Het omvat – naast een domein dat vakspecifieke vaardigheden omschrijft (Historisch besef) – twee grote domeinen: Oriëntatiekennis en Diachronische thematieken. Dat laatste domein omvat thema’s die ‘door de tijd heen’ aan de orde worden gesteld. Dat is een element dat ook in het vigerende examenprogramma voorkomt. Dat werkt immers ook met afzonderlijke thema’s. De kern van het voorstel De Rooy is dan ook het andere domein: de Oriëntatiekennis. Die kennis is omschreven in de vorm van tien perioden (die ook voorkomen in de kerndoelen van primair onderwijs en onderbouw: doorlopende leerlijn) met daarbij genoemde kenmerkende aspecten. Daardoor wordt dus weer het historisch overzicht in het geschiedenisonderwijs hersteld: een canon. De organen die het voorstel van de CHMV in de algemene vorm hebben gegoten van de examenprogramma’s havo/vwo 2007 (CEVO/SLO/Cito), stellen voor dat het centraal examen betrekking zou hebben op een of twee onderwerpen uit de Diachronische thematieken en het schoolexamen op de Oriëntatiekennis. Daarmee zou het centraal examen weinig verschillen van het huidige. Ook dat omvat (slechts!) twee onderwerpen die vrij willekeurig worden gekozen. Juist op dat systeem is veel kritiek. De kern van het voorstel van de CHMV is het herstel van een vorm van historisch overzicht. Dat sluit heel goed aan bij de behoefte die er is aan een canon en dat moet dus ook in het centraal examen aan de orde komen. Daarover bestaat overeenstemming met professor De Rooy en met het Instituut voor Geschiedenisdidactiek. Het wijkt echter – en dat is zoals gezegd de bedoeling – af van het huidige systeem waarin losse beperkte onderwerpen in het centraal examen aan de orde worden gesteld die van tevoren uitgebreid inhoudelijk zijn beschreven. Het is nog niet duidelijk hoe deze nieuwe vorm van centrale examinering in de praktijk vorm kan krijgen. Er loopt op dit moment daarvoor een experiment/pilot op een aantal scholen. De resultaten daarvan zijn nog niet bekend. Daarom wordt de omschrijving in het examenprogramma vooalsnog: “Het centraal examen omvat de Oriëntatiekennis (met de vaardigheden van het domein Historisch besef). Tot een nader te bepalen datum kan worden bepaald [door de minister], dat het centraal examen betrekking heeft op twee diachronische thema’s (met de vaardigheden van het domein Historisch besef).” Als deze bepaling wordt toegepast, dan wordt de inhoud van het schoolexamen dienovereenkomstig aangepast: het omvat dan de Oriëntatiekennis en voor het vwo daarnaast nog ten minste drie diachronische thematieken (zie verder). Dit besluit wijkt dus af van het voorstel dat door CEVO/SLO/Cito is gedaan: dat voorstel is niet in overeenstemming met de kern van de voorstellen van de CHMV en (dus) ook in strijd met de canongedachte. De lerarenvereniging VGN stemde in zijn advies overigens in met genoemd voorstel. De VGN nam bovendien feitelijk afstand van de voorstellen De Rooy door daarenboven voor te stellen, dat weliswaar in naam in het schoolexamen de Oriëntatiekennis wel aan de orde zou komen, maar dat dit ook weer zou kunnen in de vorm van een koppeling aan diachronische thema’s. Dat zou in de praktijk kunnen betekenen, dat ook het schoolexamen in zijn geheel weer uit een beperkt aantal losse thema’s zou kunnen bestaan en dus de overzichtskennis nog steeds feitelijk helemaal zou ontbreken. Dat is, gelet op redelijke maatschappelijke wensen, niet gewenst. De voorstellen van de Commissie De Rooy kenden al een groot politiek en maatschappelijk draagvlak en de urgentie van
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
6
invoering daarvan , naar letter en geest, is sindsdien alleen maar groter geworden. De voorstellen ‘De Rooy’ passen uitstekend in de gedachte van een canon. Bovendien zijn voor geschiedenis in de nieuwe profielvoorstellen meer studielasturen gereserveerd dan nu: in het havo zelfs aanzienlijk. Die grotere ruimte is juist bedoeld om de overzichtskennis ook daadwerkelijk weer mogelijk te maken. Wordt die echter niet gebruikt, dan leidt dat vanzelfsprekend ertoe, dat scholen ondanks de grotere ruimte die de regelgeving voorziet, juist minder lesuren voor geschiedenis zullen uittrekken: de eisen bij andere vakken zijn immers hoger dan bij een tot een beperkt aantal thema’s geminimaliseerd examen geschiedenis. Op een andere wens van de VGN kan wel worden ingegaan. De VGN stelt voor, de Diachronische thematieken (die in het schoolexamen aan de orde komen) niet, zoals in het voorstel van de CHMV, met naam te benoemen, maar de keuze van de onderwerpen aan de scholen te laten. Dit voorstel wordt overgenomen, het past in het uitgangspunt de scholen meer keuzemogelijkheden te geven waar dat kan. Alleen het aantal van de diachronische thematieken zal worden aangegeven: voor vwo tenminste vijf, voor havo tenminste twee. Dat is één minder dan in de voorstellen van de CHMV. Deze beperking is bedoeld om, samen met het hogere aantal studielasturen, voldoende ruimte te scheppen voor de overzichtskennis en voor nog een aanvullend domein. Dat aanvullende domein is het onderwerp Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie. Dat is als verplicht onderwerp opgenomen in het examenprogramma op departementale aanwijzing. Het is ontleend aan het oorspronkelijke voorstel van de commissie CHMV voor het zgn. combinatievak ‘geschiedenis en maatschappijleer’. Nu dat vak niet wordt ingevoerd, wordt het grootste deel van de voorgestelde inhoud (‘burgerschapsvorming’) opgenomen in het vak maatschappijleer (het voor alle leerlingen verplichte vak). Het zou echter jammer zijn als daarmee een historische benadering van deze onderwerpen alleen onderdeel zou zijn van de overzichtskennis. Het onderwerp is van een zo groot zelfstandig belang in een schoolvak geschiedenis, dat het als afzonderlijk onderwerp in het examenprogramma wordt opgenomen. Tenslotte: een aantal suggesties van de VGN voor kleine aanvullingen op de omschrijving van de eindtermen wordt bij het formuleren van de definitieve tekst nader bezien. Maatschappijleer Voor het vak in het gemeenschappelijke deel (voor alle leerlingen verplicht) is het examenprogramma ontleend aan dat voorgesteld door de CHMV (De Rooy) voor het toen nog voorziene zgn. combinatievak ‘geschiedenis en maatschappijleer’ (zie bij geschiedenis). Kern daarvan is burgerschapsvorming: de onderwerpen zijn Rechtsstaat, Parlementaire democratie, Verzorgingsstaat, Pluriforme samenleving. Voor het (grotere) vak in het profieldeel/vrije deel is het voorgestelde examenprogramma ontleend aan het huidige. Het verschil zit daarin, dat volgens het huidige programma het centraal examen drie onderwerpen omvat (één dat elk jaar wordt geëxamineerd – Politieke besluitvorming – en twee die rouleren), terwijl in het voorstel het centraal examen twee vaste onderwerpen omvat: Politieke besluitvorming en Criminaliteit en rechtsstaat. De lerarenorganisatie NVLM bepleit het handhaven van drie onderwerpen. Dit voorstel wordt overgenomen. Het derde onderwerp zal zijn Massamedia.
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
7
Daarmee wordt dus niet het voorstel overgenomen van de NVLM om ook het systeem van roulerende onderwerpen in het centraal examen te handhaven. De voordelen van het systeem van vaste onderwerpen zijn vooral: duidelijkheid en gelijkwaardigheid van de examens van jaar tot jaar. In de praktijk echter zullen alle drie de genoemde onderwerpen een tijdelijk karakter hebben, omdat, mede op verzoek van de NVLM, een geheel nieuw examenprogramma zal worden ontwikkeld. Een ander punt dat nog achteraf van verschillende zijden naar voren is gebracht, is dat van het aantal domeinen in het schoolexamen. In de voorgestelde examenprogramma’s is dat aantal voor vwo en havo gelijk. Dat is, zo concluderen betrokkenen achteraf, niet logisch. Uitgaande van een aantal van drie domeinen in het centraal examen voor zowel vwo als havo, wordt na nader overleg besloten tot drie (verplichte) domeinen in het schoolexamen voor vwo en twee (verplichte) domeinen voor havo. Aardrijkskunde Het examenprogramma is gebaseerd op de voorstellen die een commissie van het KNAG heeft gedaan voor een geheel nieuw examenprogramma. De verdeling van de stof tussen centraal examen en schoolexamen is echter anders. De lerarenvereniging (afdeling onderwijs van het KNAG) adviseert, dit weer meer in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke voorstellen. Dat betekent concreet in de eerste plaats, dat het domein dat betrekking heeft op een concreet gebied weer in het centraal examen wordt opgenomen. Met dat principe wordt ingestemd. Zoals bij geschiedenis periodisering (weer) de kern wordt van het programma (en niet thema’s), zo is bij aardrijkskunde de regionalisering (en niet thema’s) de kern van het schoolvak, zo is de argumentatie van het KNAG. Die kern moet in het centraal examen zichtbaar zijn. Anderzijds wordt het onderwerp (subdomein) Geografisch onderzoek (vwo) opgenomen in het schoolonderzoek, zoals in de oorspronkelijke voorstellen. De argumentatie van het KNAG dat dit onderwerp zich naar zijn aard niet leent voor centrale examinering wordt gedeeld. Met als uitgangspunt bovenstaande benadering, hebben alle betrokkenen (CEVO, SLO, KNAG) zich nader beraden. Dit heeft geleid tot een voorstel voor een verdeling centraal examen/schoolexamen dat zeer dicht in de buurt komt van het oorspronkelijke voorstel van de KNAG-commissie. Dat voorstel wordt overgenomen. Om daarbij nieuwe overladenheid te voorkomen, zullen enkele eindtermen iets worden aangepast, zo is afgesproken. Tenslotte brengt het KNAG de wens naar voren, om de eindtermen minder te globaliseren door de gebieden waarom het gaat ook concreet in het examenprogramma te noemen en dit dus niet te doen in de uitwerkingen/specificaties. Dat is echter niet in overeenstemming met het oorspronkelijke voorstel van de KNAG-commissie zelf. Dat gaat er namelijk juist van uit, dat de concrete gebieden na verloop van tijd worden vervangen door andere: dat geeft nu juist aan, dat het uitwerkingen betreft die niet in het examenprogramma zelf thuishoren. Filosofie Het examenprogramma is gebaseerd op het huidige. De lerarenvereniging VFVO stemt ermee in. Een aantal detailopmerkingen zal in de uitwerking worden bezien. Informatica
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
8
Het voorgestelde examenprogramma is gebaseerd op het huidige. De globalisering maakt voor scholen een snellere aanpassing mogelijk binnen dit zich snel ontwikkelende vakgebied. De lerarenvereniging I&I stemt in met het voorstel.
Kunstvakken De voorgestelde examenprogramma’s zijn gebaseerd op de bestaande. Het betreft het nieuwe vak ckv 2,3 en de traditionele vakken op het gebied van beeldende vormgeving en muziek. De scholen mogen kiezen welke vakken ze aanbieden. Voor ckv 2,3 adviseren de organisaties van de leraren in de kunstvakken om bij deze nieuwe examenprogramma’s de bestaande facultatieve centraal aangeboden toets nu om te zetten in een formeel centraal examen. De CEVO heeft laten weten dat dit, op grond van de ervaringen, nu inderdaad mogelijk is. Dit voorstel wordt overgenomen. Voor de traditionele vakken adviseren de organisaties om bij het praktische werk het ‘doelgerichte werkproces’ toe te voegen (dit heeft betrekking op beeldende vormgeving). Ook dit advies wordt overgenomen. Lichamelijke opvoeding 1 en 2 De voorgestelde examenprogramma’s zijn gebaseerd op de bestaande. Zij hebben de instemming van de lerarenvereniging KVLO. Enkele door de KVLO voorgestelde kleine tekstuele wijzigingen bij lichamelijke opvoeding 2 worden overgenomen.
g/vo/beleidvo/tweede fase/vakontwikkeling/besluiten examenprogramma’s na adviezen
9