EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 4.5.2015 COM(2015) 186 final 2015/0097 (NLE)
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst (Batterijen en accumulatoren)
NL
NL
TOELICHTING 1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
Om de vereiste rechtszekerheid en homogeniteit van de interne markt te waarborgen, dient het Gemengd Comité van de EER alle relevante EU-wetgeving zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan in de EER-overeenkomst op te nemen. 2.
RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING
Het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER (dat aan dit voorstel voor een besluit van de Raad is gehecht) beoogt de wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst, door Richtlijn 2013/56/EU van het Europees Parlement en de Raad1 erin op te nemen. De EER/EVA-landen stellen voor te voorzien in een vrijstelling voor Liechtenstein van artikel 17 van Richtlijn 2006/66/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2013/56/EU. Voor de geplande aanpassing wordt de volgende verantwoording gegeven. Bij artikel 17 van Richtlijn 2006/66/EG (als gewijzigd bij Richtlijn 2013/56/EU) worden de lidstaten verplicht te garanderen dat elke fabrikant is geregistreerd en dat deze registratie geschiedt volgens dezelfde procedurevereisten overeenkomstig bijlage IV bij Richtlijn 2006/66/EG. 1) De wettelijke situatie in Liechtenstein Krachtens het douaneverdrag van 1923 (Zollvertrag)2, dat op 1 januari 1924 van kracht werd, maakt Liechtenstein deel uit van het Zwitserse douanegebied. Volgens artikel 4 van het verdrag is de Zwitserse douanewetgeving, alsook andere Zwitserse federale wetgeving waarvan de toepassing voor een correct functioneren van de douane-unie noodzakelijk is, in Liechtenstein van toepassing. Het douaneverdrag is de enige wettelijke basis die het de Zwitserse douane-autoriteiten mogelijk maakt de Zwitserse douanewetgeving in Liechtenstein toe te passen. Liechtenstein heeft op dit gebied geen eigen wet- en regelgeving. Bovendien wordt Liechtenstein vanuit technisch douane-oogpunt en ook in de statistieken voor de buitenlandse handel ten gevolge van de douane-unie over het algemeen beschouwd als Zwitsers grondgebied en verschijnt het daarom in een internationale context meestal niet als afzonderlijk land in de douaneprocedures. Alle wetten, reglementen, administratieve regelingen, enz. van de douane-unie die via Zwitserland ook van toepassing zijn in Liechtenstein, worden in bijlagen opgesomd en in het Staatsblad van Liechtenstein (Liechtensteinisches Landesgesetzblatt) gepubliceerd, ten einde rechtszekerheid te garanderen voor de economische actoren in Liechtenstein. De bijlagen worden voortdurend geactualiseerd zodra er in de betreffende Zwitserse wet- en regelgeving wijzigingen voorkomen. 1
2
NL
Richtlijn 2013/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, wat het op de markt brengen van cadmiumhoudende draagbare batterijen en accu’s voor gebruik in draadloos elektrisch gereedschap en van knoopcellen met een laag kwikgehalte betreft, en houdende intrekking van Beschikking 2009/603/EG van de Commissie (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 5). Douaneverdrag van 29 maart 1923 tussen Zwitserland en Liechtenstein (Zollvertrag, ZV; LR 0.631.112).
2
NL
Dit betekent concreet dat de Zwitserse wet betreffende chemische stoffen van 15 december 2000 (Chemikaliengesetz vom 15. Dezember 2000) en de Zwitserse verordening betreffende de risicovermindering van chemische stoffen van 18 mei 2005 (Chemikalien-RisikoReduktionsverordnung vom 18. Mai 2005) evenzeer in Zwitserland en Liechtenstein van toepassing zijn. In bijlage 2.15 van de Zwitserse verordening betreffende de risicovermindering van chemische stoffen worden specifieke voorschriften voor batterijen neergelegd, zoals de verplichting tot het terugbrengen en terugnemen van batterijen, de vooruit te betalen verwijderingsheffing en de rapportageverplichting voor fabrikanten van batterijen. De Zwitserse regelgeving inzake batterijen stemt overeen met de Europese bepalingen. De wijzigingen van Richtlijn 2006/66/EG worden net als de bepalingen van Richtlijn 2013/56/EG nagevolgd. Aangezien de Zwitserse verordening betreffende de risicovermindering van chemische stoffen in Liechtenstein van toepassing is, valt de handhaving ervan met betrekking tot Liechtenstein gedeeltelijk onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de Zwitserse autoriteiten of van de organisaties die door de Zwitserse autoriteiten worden aangewezen (zie bijlage 2.15 nr. 6 van bedoelde verordening). De organisatie die door de Zwitserse autoriteiten is aangewezen ter inning van de heffingen voor de verwijdering van batterijen, is INOBAT (Interessenorganisation Batterieentsorgung). De bestaande Zwitserse rapportageverplichting houdt in dat de fabrikanten van batterijen bij INOBAT overeenkomstig de vereisten melding moeten maken van de hoeveelheid batterijen, waarbij meer bepaald het type batterijen en de verontreinigende stoffen moet worden gespecificeerd (zie bijlage 2.15 nr. 6.3 van de verordening betreffende de risicovermindering van chemische stoffen). De vereisten volgens het registratieformulier van INOBAT zijn nagenoeg dezelfde als die volgens bijlage IV bij Richtlijn 2006/66/EG (als gewijzigd bij Richtlijn 2013/56/EU). Volgens de geldende regelgeving hebben de fabrikanten van toestellen die batterijen bevatten, de mogelijkheid om te kiezen tussen INOBAT of derde partijen die de aansprakelijkheid voor de heffing en de rapportageverplichting op zich hebben genomen. Deze derde partijen zijn door een contract met INOBAT geliëerd. Bedrijven die niet aan hun registratieen rapportageverplichting voldoen, worden door INOBAT verplicht om zich te registreren op basis van gegevens die door de douane-autoriteiten worden geleverd. Het Zwitserse systeem vereenvoudigt de registratie, rapportage en de inning van heffingen, en garandeert tegelijk de volledige registratie van alle fabrikanten. 2) De economische relevantie van batterijen en accu's die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/66/EG in Liechtenstein vallen Volgens artikel 2 van Richtlijn 2006/66/EG is de richtlijn van toepassing op alle typen batterijen en accu's, ongeacht hun vorm, volume, gewicht, samenstelling of gebruik (met bepaalde uitzonderingen waarin is voorzien bij artikel 2, lid 2). Aangezien Liechtenstein een zeer klein land is van 160 km² en ongeveer 37.000 inwoners, zijn er kennelijk geen bedrijven gevestigd die batterijen vervaardigen. Gezien de beperkte omvang van het land en de relatieve grootte van de nationale markt lijkt er voor fabrikanten geen economisch belang te bestaan om batterijen en accu's te vervaardigen in Liechtenstein. Tot dusver zijn er slechts enkele (in totaal 16) bedrijven in Liechtenstein gevestigd die batterijen invoeren. Aangezien de Zwitserse registratieverplichting van toepassing is in Liechtenstein, werden deze bedrijven geregistreerd in het Zwitserse registratiesysteem.
NL
3
NL
Een eigen registratiesysteem zou voor Liechtenstein en de weinige importeurs van batterijen aldaar naar verluidt een onevenredige last creëren, meer bepaald in het licht van de marginale en puur formele afwijkingen tussen het Zwitserse en het Europese registratieformulier. Tegen deze achtergrond en rekening houdend met de wettelijke en feitelijke situatie als hierboven beschreven, verzoekt Liechtenstein om aanpassing van Richtlijn 2013/56/EU tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG. De aanpassing zoals voorgesteld door de EER/EVAlanden voorziet erin dat artikel 17 van Richtlijn 2006/66/EG, als gewijzigd, niet van toepassing is in Liechtenstein. 3.
JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast. De Commissie dient het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.
NL
4
NL
2015/0097 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst (Batterijen en accumulatoren)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, en artikel 218, lid 9, Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte3, en met name artikel 1, lid 3, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte4 (hierna "de EERovereenkomst" genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.
(2)
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer bijlage II bij de EER-overeenkomst betreffende technische voorschriften, normen, keuring en certificatie (hierna "bijlage II" genoemd) bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.
(3)
Richtlijn 2013/56/EG van het Europees Parlement en de Raad5 dient in de EERovereenkomst te worden opgenomen.
(4)
Bij Richtlijn 2013/56/EU van het Europees Parlement en de Raad wordt Beschikking 2009/603/EG van de Commissie6 ingetrokken, die is opgenomen in de EERovereenkomst en bijgevolg uit de EER-overeenkomst wordt geschrapt.
(5)
Gezien de specifieke wettelijke en feitelijke situatie in Liechtenstein dient artikel 17 van Richtlijn 2006/66/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2013/56/EU, niet op Liechtenstein van toepassing te zijn.
(6)
Bijlage II bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
3
PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6. PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3. Richtlijn 2013/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, wat het op de markt brengen van cadmiumhoudende draagbare batterijen en accu’s voor gebruik in draadloos elektrisch gereedschap en van knoopcellen met een laag kwikgehalte betreft, en houdende intrekking van Beschikking 2009/603/EG van de Commissie (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 5). PB L 206 van 8.8.2009, blz. 13.
4 5
6
NL
5
NL
(7)
Het door de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt dient gebaseerd te zijn op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage II bij de EER-overeenkomst, betreffende technische voorschriften, normen, keuring en certificatie, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De voorzitter
NL
6
NL