Promotieprojecten Drs. Marleen van Doorn en Drs. Mélou Janssen Ambulatorium Onderwerp: Therapeutische relatie en ouder-kind interacties als moderatoren van de effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angstige kinderen De cognitieve gedragstherapie van Bogels (2006) is een bewezen effectieve behandelmethode voor angstige kinderen en jongeren die veel toegepast wordt in Nederland. Ondanks de goede resultaten die bekend zijn uit onderzoek, bestaat er een grote variabiliteit in de uitkomsten van de behandeling. Om deze variatie te kunnen begrijpen is het belangrijk om te kijken naar de veranderingsprocessen gedurende de behandelperiode. Twee mechanismen die onderzocht zullen worden zijn de therapeutische relatie (affectieve relatie, overeenkomst over doelen) en de ouder-kind interactie. Doel van deze studie is om te onderzoeken of deze mechanismen de effectiviteit van de behandeling modereren. Er is een samenwerking aangegaan met Pro Persona Jeugd Nijmegen en Arnhem en met het Ambulatorium om zorg te dragen voor deelnemende cliënten voor dit project. Alle cliënten tussen de 8 en 12 jaar in deze instellingen worden gescreend op angst, waarna bij een hoge score ouders gebeld worden met de vraag om deelname aan het onderzoek. Tevens wordt er met behulp van adverteren in regionale kranten, benaderen van scholen en andere hulpverleningsinstellingen meer bekendheid aan het project gegeven. De therapeutische relatie wordt onderzocht door iedere week gedurende de 3 maanden in behandeling vragenlijsten te laten in vullen door cliënt en therapeut. De moeder-kind interactie wordt onderzocht door video-observaties in de thuissituatie middels een Nintendo Wii en een gesprekje over angst. Er zijn nu ongeveer 40 cliënten die deelnemen aan dit onderzoek en er wordt nog tot eind 2013 doorgegaan met het benaderen van cliënten. Het studyprotocol (2012) is gepubliceerd (http://www.biomedcentral.com/1471-244X/12/16). Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected] en
[email protected]
Drs. Lotte Hendriks Pro Persona Onderwerp: Kortdurende intensieve behandeling voor adolescenten met een Post Traumatische Stressstoornis (PTSS): een multiple baseline case studies design
1
Met behulp van een multiple baseline design worden de effecten van een korte Intensieve Trauma Behandeling (ITB) voor adolescenten (12-18 jaar) onderzocht. Deze nieuwe intensieve behandelmethode, gebaseerd op evidence-based technieken, biedt naast de behandeling van de getraumatiseerde adolescent, een parallel programma voor de primaire verzorgers om adaptief te leren omgaan met de getraumatiseerde jongere. De behandeling is specifiek bedoeld voor adolescenten met een PTSS na meervoudig inter-persoonlijk trauma. Het intensieve programma duurt één week, dit om behandeluitval door interfererende psychosociale stressoren te voorkomen en vermijdingsgedrag in korte tijd te verminderen, zodat de adolescent zo snel mogelijk zijn normale leven weer op kan pakken. Op dit moment vindt de werving voor deze studie plaats via drie fases. In de eerste fase worden, binnen verschillende behandelinstellingen, alle adolescenten tussen de 12 en 18 jaar gescreend op trauma exposure en klachten naar aanleiding hiervan. Vanuit deze screening worden adolescenten die meervoudig inter-persoonlijk getraumatiseerd zijn uitgenodigd voor een diagnostisch interview voor PTSS (fase 2). De adolescenten die in fase 2 gediagnosticeerd zijn met PTSS krijgen, wanneer zij dit willen, behandeling aangeboden (fase 3). Eerst werden enkele pilot-behandelingen uitgevoerd. Momenteel is de eerste adolescent in het kader van het onderzoek succesvol behandeld. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Drs. Karlijn Kindt Middelbare scholen Onderwerp: Evaluatie van een depressie preventie programma voor jongeren uit achterstandswijken Preventie van depressie is uitgeroepen tot prioriteit door het ministerie van gezondheid, welzijn en sport, en in het ZonMw preventie onderzoek. Tot nu toe is er nauwelijks aandacht voor preventie programma’s gericht op het voorkomen van depressie bij jongeren. Het Penn Resiliency Program (PRP), een universele op scholen gerichte preventie, is één van de meest onderzochte programma’s op dit gebied met veelbelovende resultaten. Echter, de sterkste effecten worden gevonden bij risico groepen (Stice et al., 2009). Doel van dit project is het om te testen of Op Volle Kracht, een op het PRP gebaseerd programma, effectief is op middelbare scholen met voornamelijk leerlingen uit achterstandswijken. In dit onderzoek doen 1324 leerlingen van 11 scholen uit heel Nederland mee, waarbij de helft van de leerlingen het programma krijgt en de andere helft controlegroep is. Het programma wordt gegeven tijdens de reguliere lessen door getrainde mentoren. Het project verloopt goed; de mentoren hebben Op Volle Kracht in het voorjaar 2012 gegeven. Voorafgaand en ook twee maal na het programma zijn er vragenlijsten afgenomen. In juni 2013 zal de vierde en laatste meting plaatsvinden, waarna de data geanalyseerd kan gaan worden. Als we goede effecten vinden, is Op Volle Kracht het eerste Nederlandse depressie preventie programma dat ook in de praktijk ingezet kan worden. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
2
Drs. Rianne van Niekerk Pro Persona Onderwerp: SPRING! Vroeg-signalering van angstsymptomen bij kinderen met een verhoogd risico op angststoornissen door middel van indirecte metingen Angststoornissen komen veel voor, beginnen vaak al op vroege leeftijd en vormen een groot risico voor psychopathologie op latere leeftijd. Terwijl de behoefte aan preventie en interventie groot is, is het lastig om kinderen die het risico lopen een angststoornis te ontwikkelen te identificeerden met behulp van vragenlijsten. Uit recent onderzoek blijkt dat door middel van indirecte metingen vertekeningen in de informatieverwerking, die in verband worden gebracht met angststoornissen, bloot gelegd kunnen worden. Doel van deze studie is het ontwikkelen en valideren van indirecte taken om hiermee kwetsbare kinderen, al voordat ze een angststoornis ontwikkeld hebben, te kunnen signaleren. Om de voorspellende waarde van de indirecte taken te bepalen zullen in een longitudinale studie kinderen van gezonde ouders met kinderen van ouders met een angststoornis vergeleken worden. We verwachten dat er eind dit jaar voldoende gezinnen mee doen aan het onderzoek om de inclusie te stoppen. Verder worden er dit jaar ook al vervolgmetingen afgenomen bij gezinnen die eerder met het onderzoek gestart zijn. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Drs. Sanne Rasing GGZ Oost Brabant Onderwerp: Evaluatie van een preventie programma tegen angst en depressie bij kinderen met verhoogd familiair risico Uit onderzoek blijkt dat kinderen van ouders met depressie of angst stoornissen een verhoogd risico lopen om ook deze stoornissen te ontwikkelen. Om de overdracht van angst en depressie van ouders naar kinderen te voorkomen is het daarom van belang preventie te richten op deze kinderen of jongeren. In deze studie wordt door middel van een randomized control trial de effectiviteit van een preventieprogramma gericht op jongeren met een verhoogd familiair risico op depressie en angst geëvalueerd. Er wordt een nieuw preventie programma ontwikkeld dat gericht is op enerzijds psychoeducatie over de problematiek van de ouders en anderzijds op het versterken van zelfvertrouwen en weerbaarheid en verminderen van emotionele distress. Middelbare scholieren worden gescreend op subklinische klachten en op het voorkomen van psychopathologie bij ouders. De outreachende zorg is noodzakelijk bij internaliserende problematiek, omdat deze adolescenten de weg naar de hulpverlening niet zelf vinden. Het preventie programma zal worden aangeboden op scholen om deelname laagdrempelig te houden. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
3
Drs. Maartje van Sonsbeek Pro Persona Onderwerp: De effectieve onderdelen van feedback van Routine Outcome Monitoring (ROM) in de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen Om de geestelijke gezondheidszorg inzichtelijk te maken, als onderdeel van evidence-based werken, en vooral om de zorg te ondersteunen en te verbeteren, wordt er zowel binnen als buiten Nederland steeds vaker gebruik gemaakt van Routine Outcome Monitoring (ROM). Hierbij worden cliënten voorafgaand, tijdens en na afloop van de behandeling systematisch bevraagd en worden de rapportages hiervan teruggekoppeld naar de behandelaar. Zodoende krijgt de behandelaar feedback over de behandeling. Vervolgens bespreekt de behandelaar deze feedback met de cliënt, zodat de behandeling tussentijds bijgestuurd kan worden. Het type feedback dat de behandelaar ontvangt blijkt het effect van ROM en daarmee de behandeling te beïnvloeden. Het is echter onbekend op welke manier feedback de behandelresultaten beïnvloedt en welke specifieke onderdelen van feedback hierin een rol spelen. Daarnaast wordt onderzoek naar feedback voornamelijk uitgevoerd bij volwassenen en in Amerika. De onderzoeksvraag van onze studie is daarom: Is feedback in de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen effectief? En zo ja, wat zijn de effectieve onderdelen van deze feedback? Onze studie vindt plaats binnen alle ambulante afdelingen Jeugd van Pro Persona en bestaat uit drie fasen. In de eerste fase wordt er een ROM-systeem ingevoerd, waarbij alleen voorafgaand en bij afsluiting van de behandeling wordt gemeten. Aan het eind van 2011 zijn alle jeugdteams in Arnhem, Ede en Tiel gestart met deze fase. In de zomer van 2012 zijn ook de teams in Nijmegen gaan deelnemen. In de tweede fase wordt er ook tijdens de behandeling gemeten. Dit betekent dat (afhankelijk van de leeftijd) jeugdigen en/of hun ouders elke twee maanden worden uitgenodigd om de vragenlijsten in te vullen. Vanaf 1 december 2012 zijn alle ambulante jeugdteams opgeschaald naar de tweede fase. Op deze manier is het mogelijk geworden om behandelingen (indien nodig) tussentijds bij te sturen. Momenteel wordt de derde fase van de studie voorbereid. Hierbij worden cliënten gerandomiseerd in drie verschillende feedbackcondities: (1) eenvoudige feedback over klachten en psychisch welbevinden, (2) feedback uit conditie 1 plús feedback over gebieden die de behandeling kunnen beïnvloeden met bijbehorende tips om de behandeling aan te passen, (3) feedback uit conditie 2 plús intervisie om gezamenlijk te bepalen hoe de behandeling aangepast kan worden. De verschillende feedbackcondities zullen rond de zomer van 2013 worden ingevoerd bij alle ambulante afdelingen jeugd. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
4
Drs. Manon van Starrenburg Ambulatorium Onderwerp: Studie (RCT) naar de effectiviteit en mogelijke werkende elementen van een groepspreventieprogramma voor basisschool kinderen met verhoogde angstklachten Angst en onzekerheid zijn problemen waar behoorlijk wat kinderen mee te maken hebben, en die van grote invloed kunnen zijn op hun functioneren. Er bestaan enkele bewezen effectieve programma’s om angstproblemen aan te pakken. Voor deze programma’s is weliswaar bekend dat ze werken, maar niet hoe ze precies werken. Eén van de bewezen effectieve programma’s tegen angstklachten bij kinderen is de “Dappere Kat”. In deze training, die gebaseerd is op Cognitieve Gedragstherapie (CGT), wordt met de kinderen gedurende 12 sessies gewerkt aan hun angstklachten, weerbaarheid en zelfvertrouwen. Als individuele training is deze effectief gebleken in zowel binnen als buitenland. Als groepstraining is het alleen in de VS onderzocht en effectief bevonden. Doel van dit onderzoek is tweedelig. Ten eerste bekijken hoe effectief het groepsprogramma is bij Nederlandse kinderen met milde angstklachten, zodat de Dappere Kat mogelijk ook preventief ingezet kan worden. Ten tweede proberen we er achter komen welke werkende elementen de angstklachten bij de kinderen doen verminderen. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Drs. Martine Weeland Pluryn Onderwerp: De effectiviteit van een korte interventie voor depressie bij jongeren met complexe problematiek binnen een residentiële behandelsetting Een combinatie van externaliserende- en internaliserende problematiek komt veel voor bij jongeren in de residentiële jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Problematisch is dat internaliserende symptomen vaak moeilijk (h)erkend worden en daardoor onvoldoende behandeld worden. Doel van de huidige studie is om 1) een systematische screening uit te voeren naar internaliserende problematiek bij jongeren binnen een residentiële behandelsetting; en 2) een gecontroleerde studie (RCT) uit te voeren naar de effectiviteit van een 6-weken durende groepsinterventie voor depressie. De interventie zal gebaseerd zijn op het laagdrempelige preventieprogramma ‘Op Volle Kracht’ en zal gegeven worden door groepsleiders en sociotherapeuten binnen de residentiële GGZ- en jeugdzorginstellingen. Er wordt onderzocht of deze interventiemethodiek effectief is, in hoeverre zij ook een preventieve werking heeft op jongeren zónder klinisch depressieve klachten is en of de effectiviteit afhankelijk is van de setting (GGZ vs. Jeugdzorg). Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
5
Klein en fijn projecten RU 2011-2012 Jorine Bos (begeleidster Anna Lichtwarck-Aschoff) Pro Persona Onderwerp: De invloed van co-morbide externaliserende problematiek op de overeenstemming tussen informatie over de ernst van de internaliserende problematiek Angststoornissen zijn, naast ADHD en ODD/CD, de meest voorkomende psychische stoornissen onder jeugdigen. Echter de problematiek wordt niet altijd herkend omdat het voor relatief weinig overlast zorgt in de omgeving (vergeleken met externaliserende problematiek). Aandacht voor deze haast onzichtbare problematiek is noodzakelijk omdat niet alleen de prevalentie cijfers afschrikken, maar de problematiek ook niet altijd herkend wordt door kinderen zelf, de ouders of leerkrachten. Daarbij is het eerder regel dan uitzondering dat er significante verschillende bestaan tussen de rapportages van de informanten. Het missen van een comorbide diagnose kan leiden tot een verergering van de internaliserende symptomen en een minder positieve behandelingsuitkomst op de lange termijn. Vanwege de genoemde redenen wordt in de huidige studie onderzocht of de aanwezigheid van externaliserende problemen de overeenstemming tussen informanten over de ernst van de internaliserende problematiek beïnvloedt. Met andere woorden, er wordt gekeken of de overeenstemming tussen verschillende beoordelaars wat betreft de angstklachten lager is als er sprake is van co-morbide externaliserende problematiek. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Willemijne Diggelen (begeleider Ignace Vermaes) Pluryn - Hoenderloo Groep Onderwerp: Is zelfcontrole dé verklaring voor het middelengebruik bij jongeren in de residentiële zorg? Achtergrond. In de huidige studie werd zelfcontrole en middelengebruik bij twee onderzoeksgroepen onderzocht. Gekeken werd of zelfcontrole een verklaring zou kunnen zijn voor middelengebruik bij jongeren in de residentiële zorg. Daarnaast werd het modererende effect van verblijf in een instelling op de relatie tussen zelfcontrole en middelengebruik onderzocht. Methode. Aan deze studie namen jongeren uit een residentiële groep (N=161) en controlegroep (N=428) deel. De leeftijd in de residentiele groep lag tussen 11-19 jaar (M=14.97, SD=1.75). In de controlegroep lag de leeftijd tussen de 14-17 jaar (M=15.21, SD=.60). De gegevens werden met behulp van zelfrapportage vragenlijsten verzameld. Lineaire en logistische regressieanalyses zijn uitgevoerd om de resultaten te berekenen. Resultaten. Uit deze resultaten werd duidelijk dat er significante verschillen zijn tussen de residentiële groep en de controlegroep. De residentiële groep rapporteerde meer alcohol-, tabaks- en cannabisgebruik dan de controlegroep. Ook rapporteerden zij een hogere zelfcontrole. Er was geen sprake van interactie. Dat betekent dat verblijf in een instelling de relatie tussen
6
zelfcontrole en middelengebruik niet beïnvloedt. Discussie. De gevonden resultaten komen grotendeels overeen met wat verwacht werd op basis van eerder onderzoek. In tegenstelling tot de verwachting bleek dat de residentiële groep een hoge zelfcontrole aangaven te hebben. Mogelijk dat in deze studie andere factoren een rol hebben gespeeld die van invloed waren op de mate van zelfcontrole. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Saskia Hageluken (begeleidster Anna Lichtwarck-Aschoff) Pro Persona Onderwerp: Na psycho-educatie schijnt de zon. De invloed van psycho-educatie op het welbevinden van jongvolwassenen met een autismespectrumstoornis In dit onderzoek werd onderzocht of psycho-educatie invloed zou hebben op het hebben van depressieve gevoelens op de korte dan wel lange termijn bij jongvolwassenen met een ASS. De verwachting was dat jongvolwassenen na het volgen van een psycho-educatiemodule (waarin ze kennis en inzicht in hun ASS zouden krijgen) zich bewust waren geworden van hun sterke en zwakke kanten waardoor zij op de korte termijn een toename aan depressieve gevoelens zouden rapporteren. Op de lange termijn werd verwacht dat de depressieve gevoelens juist af zouden nemen omdat de informatie dan geïnternaliseerd is en men geleerd heeft hoe om te gaan met de beperking in het dagelijkse leven. De data voor de analyses waren afkomstig van deelnemers en hun psycho-educatie partners uit twee cursusgroepen. In het najaar van 2011 en in het voorjaar van 2012 werd gedurende drie maanden een psychoeducatiemodule ASS gegeven aan de cursusgroepen binnen een geestelijke gezondheidszorginstelling in het oosten van het land. Ondanks de kleine steekproef zijn de hypothesen getoetst met behulp van Monte Carlo analyses. Uit de analyses bleek dat er een significante toename aan kennis over ASS was bij zowel de deelnemers als de PE-partners. Op de korte termijn was er geen sprake van verandering voor wat betreft een toename van depressieve gevoelens. Echter laat een significante groep deelnemers wel een afname van depressieve gevoelens op de lange termijn zien. Voor toekomstig onderzoek naar dit onderwerp zou gebruik gemaakt moeten worden van grotere, homogenere en gerandomiseerde onderzoeksgroepen om de generaliseerbaarheid van de resultaten te vergroten. Om de effecten van psycho-educatie voor jongvolwassenen met ASS te meten zou er gekeken moeten worden naar het aanvangsniveau van kennis over ASS en depressieve gevoelens zodat de psycho-educatie zich kan richten op de jongvolwassenen die aan het begin van de module nog weinig kennis en inzicht in hun ASS hebben. De verwachting is dat deze deelnemers het meeste profijt zullen hebben van de module. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
7
Jannie Hoogen (begeleidster Anna Lichtwarck-Aschoff) Ambulatorium Onderwerp: Kinderen met Probleemgedrag. Over de opvoedingsstress van moeders Probleemgedrag van kinderen vormt een belangrijke bron van opvoedingsstress bij ouders. In dit onderzoek is nagegaan wat de mate van opvoedingsstress was voor moeders van kinderen met internaliserend, externaliserend en comorbide probleemgedrag. De onderzoeksgroep bestond uit 59 moeders die zich hadden aangemeld bij een instantie voor jeugdhulpverlening voor hun kind in de leeftijd van 5 tot 15 jaar. Bij aanmelding hebben zij de Child Behavior Checklist (CBCL) en de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI-r) ingevuld. Aan de hand van de CBCL-scores zijn de moeders ingedeeld in de vier bovengenoemde groepen. Om na te gaan hoe de opvoedingsstress verschilde voor de vier groepen is voor de totale opvoedingsstress, het ouderdomein en het kinddomein van de NOSI-r een ANOVa uitgevoerd. Resultaten laten zien dat op het totale domein en het ouderdomein de opvoedingsstress van moeders van kinderen met externaliserend en comorbide probleemgedrag duidelijk groter is dan bij moeders van kinderen zonder probleemgedrag. Op het kinddomein blijkt dat moeders van kinderen met externaliserend en comorbide probleemgedrag beduidend meer opvoedingsstress ervaren dan moeders van kinderen zonder probleemgedrag en kinderen met internaliserend probleemgedrag. Geconcludeerd kan worden dat moeders in het algemeen en in hun rol als ouder meer opvoedingsstress ervaren wanneer kinderen externaliserend en comorbide probleemgedrag ervaren, dan wanneer kinderen geen probleemgedrag ervaren. Voor het kinddomein geldt dat de opvoedingsstress steeds toeneemt wanneer de aard van de problematiek verandert en daarmee de last voor de omgeving groeit. Beperkingen van dit onderzoek en implicaties voor de praktijk worden tot slot besproken. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Charlotte Kohler (begeleidster Nicole van As) Oosterpoort Onderwerp: Crisisinterventie: Implementatie Signs of Safety Stichting Oosterpoort is een instelling voor jeugd- en opvoedhulp in Noord Oost Noord-Brabant. In geval van een crisis in de opvoedingssituatie biedt het crisisinterventieteam van Oosterpoort Ambulante Spoedhulp in combinatie met Families First. Sinds oktober 2011 is de oplossingsgerichte benaderingswijze Signs of Safety geïmplementeerd binnen de crisisinterventie van Oosterpoort. Waar Ambulante Spoedhulp zich voornamelijk richt op het aanleren en versterken van opvoedingsvaardigheden bij ouders, is Signs of Safety een aanpak die zich richt op het bespreken, taxeren en vergroten van de veiligheid in gezinnen. Om de effectiviteit en de kwaliteit van de crisisinterventie van Oosterpoort te waarborgen is onderzoek naar de implementatie van Signs of Safety van belang. Uit dit onderzoek is gebleken dat Ambulante Spoedhulp wordt gekenmerkt door interventies als opvoedingsvaardigheden, het inzetten van de gedragskaart, het stellen van doelen en het bespreken van netwerkmogelijkheden. Signs of Safety wordt gekenmerkt door interventies als het maken van een framework, het opstellen van een veiligheidsplan, het tekenen van een genogram, het stellen van doelen, het inzetten van de schaalvraag, het vragen naar uitzonderingen, het bespreken van netwerkmogelijkheden en de tekenopdrachten de driehuizen en words and pictures.
8
Vervolgens is na gegaan op basis van welke criteria de crisismanagers een keuze maakten tussen Ambulante Spoedhulp of Signs of Safety. Uit het onderzoek is gebleken dat bij een Type 3 crisis, waarbij er sprake is van structurele meervoudige problematiek, er vaker wordt gekozen voor Signs of Safety. Daarnaast hangt de ernst van de crisis zoals deze wordt ingeschat door de crisismanager positief samen met de keuze voor Signs of Safety. Tevens kwam naar voren dat wanneer ouders een negatieve houding hebben ten opzichte van de hulpverlening er vaker werd gekozen voor Signs of Safety. Ten slotte is er gekeken naar de effectiviteit van Signs of Safety. Gekeken naar het percentage uithuisplaatsingen, terug naar huis plaatsingen, vervolghulp en netwerkberaden is er geen verschil tussen Ambulante Spoedhulp en Signs of Safety. De samenwerkingsrelatie met ouders werd door de crisismanagers beter beoordeeld binnen Signs of Safety trajecten. Ouders bleken bij zowel Ambulante Spoedhulp trajecten als bij Signs of Safety trajecten erg tevreden over de geboden hulp. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Ellen Oude Lenferink (begeleidster Nicole van As) Oosterpoort Onderwerp: Interventies van de methodiek Ouderbegeleiding bij Roldifferentiatie en de tevredenheid van ouders. Het ondersteunen van ouders bij het invullen van de nieuwe ouderrol na plaatsing van hun kind in een perspectiefbiedend pleeggezin In de pleegzorgpraktijk van Oosterpoort is het hulpverleningsproces van de ouderbegeleiding in beeld gebracht. Dit hulpverleningsproces is gericht op de begeleiding van ouders waarvan het kind langdurig uit huis is geplaatst. Middels huidig onderzoek is inzicht verkregen in de interventies van de methodiek Ouderbegeleiding bij Roldifferentiatie. Hierin staan drie thema’s centraal, namelijk Rouwverwerking en Roldifferentiatie, Ouder kind relatie en de Samenwerkingsrelatie tussen ouders en pleegouders. Daarnaast is de tevredenheid van de ouder over het hulpverleningsproces onderzocht. De interventies zijn geobserveerd en gecodeerd middels de ontwikkelde KIPORverrichtingenlijst gedurende 20 ouderbezoeken. Resultaten tonen aan dat verschillende algemene verrichtingen, zoals emotionele steun en invoegen en specifieke interventies, zoals het bezoek voor en nabespreken, de ouder een sterke rol toekennen en meerzijdige partijdigheid het vaakst worden ingezet tijdens de ouderbegeleiding. Bovendien is gebleken dat de tevredenheid van ouders over de ouderbegeleiding goed is. Voor ouderbegeleiders is er een objectief middel ontstaan, namelijk de KIPOR-verrichtingenlijst, welke gehanteerd kan worden gedurende het proces van Ouderbegeleiding bij Roldifferentiatie. Hierdoor wordt meer zicht verkregen op eigen handelen en kan de begeleidingsstrategie aangepast worden en deskundigheid en professionaliteit bevorderd worden. Een training tot Ouderbegeleider bij Roldifferentiatie wordt aanbevolen, mede om de verrichtingen die in mindere mate worden ingezet onder de aandacht te brengen. Toekomstig onderzoek zal de effectiviteit van de interventies moeten uitwijzen, zodat onderzocht kan worden welke specifieke interventies bijdragen in de ondersteuning aan de ouder. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
9
Anne Toebes (begeleider Ignace Vermaes) Pluryn - Hoenderloo Groep Onderwerp: Substance Use of Adolescents Living in Residential Care; Associations with Self-control and Vulnerability to Peer Pressure. Scientific research about the causes of the use of substances of adolescents living in residential care is lacking. The present study (N=161) investigated two explanations for the high amount of adolescent substance users with a mean age of 14,88 (SD = 2,11) living at a residential care setting situated in the Netherlands. First, self-control was hypothesized to have a negative relation with substance use. Second, sensitivity to peer pressure was hypothesized to have a positive relation with substance use. Third, sensitivity to peer pressure was expected to moderate the effect between selfcontrol and substance use. We controlled for the demographics of age, gender, educational level and severity of the problems. Logistic regression analyses reveals that only for the use of Cannabis, our first two hypotheses can be confirmed. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Ilke Zuijlen (begeleider Jan Willem Veerman) Ambulatorium Onderwerp: De Top Problems van Cliënt-jeugdigen en Ouders op het Ambulatorium Deze studie had als doel te onderzoeken of de Top Problems procedure een waardevolle aanvulling was in de hulpverlening op het Ambulatorium, sectie kinderen, jeugd en jongvolwassenen (KJJ), onderdeel van het Academisch Centrum Sociale Wetenschappen te Nijmegen. Er is nagegaan of de Top Problems procedure aanvullend was op het werken met de Child Behavior Checklist (CBCL), Youth Self Report (YSR) en Adult Self-Report (ASR) vragenlijsten (uitgegeven door Achenbach, 1991 en vertaald door Verhulst, van der Ende & Koot, 1996 en 1997). Ook is nagegaan of de Top Problems procedure valide was en of deze tot een betere classificatie van de problematiek leidde dan de classificatie via de CBCL/YSR/ASR vragenlijsten. Er hebben tien informanten aan het onderzoek deelgenomen, zeven cliënten en drie moeders. De cliënten waren vijf meisjes en twee jongens in de leeftijd van 13 tot 21 jaar (M = 16,7). De tien informanten hebben bij aanvang van de hulpverlening een top drie problemen opgesteld, welke gedurende de behandeling wekelijks gemeten zijn. De resultaten lieten zien dat van de twintig Top Problems die toegewezen konden worden aan één van de acht syndroomschalen, 75% van één van de syndroomschalen niet in het klinische gebied viel. Daarnaast bleek van de twaalf Top Problems die toegewezen konden worden aan één van de zes DSM schalen, 91,6% van één van deze DSM schalen niet in het klinische gebied te vallen. Ook werd er met de visuele inspectie en het getoetste effect (ES) van de Top Problems een grotere afname in de Top Problems zichtbaar dan met de Reliable Change Index (RCI) en het getoetste effect (ES) van de CBCL/YSR/ASR. Daarnaast is de Top Problems procedure valide gebleken. Tot slot konden 26,6% van de Top Problems van de cliënten en 57,1% van de Top Problems van moeders niet worden toegewezen aan de interne of externe classificatie van de CBCL/YSR/ASR. Geconcludeerd kan worden dat de Top Problems procedure een aanvulling is in de hulpverlening op het Ambulatorium. De Top Problems procedure is aanvullend op de CBCL/YSR/ASR vragenlijsten,
10
problemen worden gespecificeerd, geprioriteerd, direct gesignaleerd en de ernst van de problemen wordt bepaald. De wekelijkse metingen constateren een grotere afname in de problemen en geven zicht op het verloop van de problemen en de effectiviteit van interventies. Ook leidt de Top Problems procedure tot een betere classificatie dan de CBCL/YSR/ASR vragenlijsten, waarmee direct zicht wordt verkregen op de behandelmogelijkheden. De Top Problems procedure is valide gebleken. De CBCL/YSR/ASR is echter niet overbodig, deze omvat een brede range syndroomschalen en spoort comorbiditeit op. Een combinatie van beide is het meest waardevol gebleken voor de klinische praktijk. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Karlien Wilmer (begeleider Jan Willem Veerman) Entrea Onderwerp: Verklaringen voor non-respons in een onderzoek naar de effectieve onderdelen van feedback binnen de GGZ-Jeugd Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
11
Klein en fijn projecten RU 2012-2013 Janine Berends – van Raalte (begeleidster Floor van Santvoort) Pluryn Onderwerp: Co-morbide internaliserende problematiek bij jongeren die residentiële hulpverlening krijgen voor externaliserende problematiek Het onderzoek wordt uitgevoerd bij jongeren tussen de 10 en 18 jaar die bij de Hoenderloo Groep zijn opgenomen voor externaliserend probleem gedrag. Het gaat om jongeren die opgenomen zijn na 1 april 2012 tot en met 31 december 2012. Onderzocht wordt of er bij deze jongeren ook gekeken wordt naar internaliserend probleem gedrag omdat de comorbiditeit tussen externaliserend en internaliserend probleem gedrag groot is. Door middel van dossieronderzoek wordt dit onderzocht. Er wordt gekeken in de documenten: stamkaart, 1e hulpverleningsplan, documenten m.b.t. aanmeldingsrapportage en daarnaast wordt in het medische bescheiden gekeken naar het IQ en DSM-diagnoses. Bij ieder dossier vult men een vragenlijst in. Er zijn vragen over algemene gegevens, het sociale netwerk, de opvoedingsomgeving, internaliserend gedrag van de jongere, cognitief functioneren en hersenletsel, hulpverleningsgeschiedenis, problematisch gedrag van de jongere, problematiek van ouders, stressvolle gebeurtenissen en diagnostische gegevens. Door middel van de informatie uit de dossiers kan de vragenlijst worden ingevuld. Toestemming is gekregen vanuit de Hoenderloo Groep. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Joyce Berendsen (begeleidster Inge Bastiaanssen) Entréa Onderwerp: Pilot cliëntenfeedback in de semi-residentiële behandeling voor kinderen van 6-12 jaar De Youth-Outcome Questionaire-30 (Y-OQ-30) is een korte vragenlijst welke emotionele- en gedragsproblemen meet en in Amerikaans onderzoek meermalig bestempeld is als betrouwbaar, valide en gevoelig voor het meten van veranderingen bij cliënten tijdens een behandeling. In dit onderzoek wordt gekeken of de Y-OQ-30 ook ingezet kan worden in de semi-residentiële behandeling voor kinderen van 6 tot 12 jaar van Entréa, een jeugdzorginstelling in Nijmegen. Tevens wordt onderzocht of er verschillen zijn in het verloop van de behandeling tussen vier verschillende behandelgroepen. Naast de gebruikelijke voor- en nameting die al enige jaren wordt ingezet, kunnen behandelaars met deze maandelijks terugkerende cliëntenfeedback inzicht krijgen in het verloop van de behandeling en kunnen zij het veranderingsproces eventueel bijtijds bijsturen waardoor zij de kwaliteit van de behandeling kunnen verbeteren. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
12
Loesje Brand (begeleider Ron Scholte) Pactum Onderwerp: De betekenis van vrienden voor jongeren in gesloten jeugdzorg Binnen Pactum Residentieel is het huidige beleid het contact tussen jongeren binnen Pactum zoveel mogelijk tegen te gaan en stimuleren zij het hebben van een extern netwerk. Hier ligt echter geen wetenschappelijke onderbouwing aan ten grondslag (geen beleidsstuk). Pactum heeft gevraagd onderzoek te doen naar de invloed van vriendschappen binnen en buiten Pactum op de ontwikkeling, psychosociaal functioneren, van de jongere. Hierbij zal de invloed van het aantal en de kwaliteit van de vriendschappen onderzocht worden. Tenslotte wordt gekeken naar de modererende rol van de kenmerken van de vrienden in de relatie tussen vriendschappen en de ontwikkeling van de jongere. Dit wordt onderzocht door op twee meetmomenten de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ) en een vragenlijst over vriendschappen af te nemen bij jongeren die verblijven binnen de residentiële locaties. Er zullen naar schatting 80 jongeren in de leeftijd van 14 tot en met 18 jaar aan dit onderzoek mee doen. Bij deze jongeren is sprake van al dan niet gediagnosticeerde gedragsproblematiek en opvoedproblematiek. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Moniek van Buren (begeleidster Anna Lichtwarck-Aschoff) Pro Persona – Ede Onderwerp: De effecten van ouder groepen (psycho-educatie voor ASS en ADHD) op de ervaren opvoedingsbelasting Door een voor- en nameting wordt gekeken of er sprake is van een toename aan kennis en of de toegenomen kennis invloed heeft op de ervaren opvoedingsbelasting. Hierbij wordt ook gekeken naar de modererende rol van de mate aan probleemgedrag van het kind. Tenslotte wordt er gekeken naar de verbeterpunten van de psycho-educatie door een tevredenheidonderzoek te verrichten bij de ouders na afloop van de ouder groepen. De data zijn afkomstig van de participerende ouders van de psycho-educatie groepen. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Sonja Dijkstra (begeleidster Manon van Starrenburg) Ambulatorium Onderwerp: Ik doe dus ik durf: De mate van coping als voorspeller van angststoornissen bij basisschoolkinderen en het effect van leeftijd hierop Angststoornissen zijn één van de meest voorkomende stoornissen bij kinderen, en kunnen negatieve implicaties hebben wanneer deze onbehandeld blijven (o.a. verhoogde kans op depressies, sociaal isolement, slechte schoolprestaties). De manier waarop kinderen ambigue situaties (als potentieel
13
gevaarlijk of niet)en hun capaciteiten om hiermee om te kunnen gaan inschatten, heeft invloed op de mate van angst die het kind ervaart en de manier waarop het kind met deze situatie omgaat (copingstijl). Een actieve, probleemoplossende copingstijl wordt over het algemeen gelinkt aan een lage mate van angst, terwijl een passieve, vermijdende copingstijl samenhangt met een grote mate van (chronische) angstklachten. Binnen dit onderzoek wordt gekeken of een actieve copingstijl niet alleen angst in het algemeen kan voorspellen, maar ook de verschillende angststoornissen zoals gespecificeerd door de DSM-VI (Gegeneraliseerde angsstoornis, paniekstoornis, sociale angststoornis, obsessieve, compulsieve angststoornis, separatieangststoornis en specifieke angststoornis). Verwacht wordt dat er een negatieve samenhang is tussen actieve coping en de verschillende angststoornissen, maar dat deze groter zal zijn bij separatieangst, sociale angst en gegeneraliseerde angst. Ook wordt onderzocht of leeftijd een moderator is binnen de gevonden verbanden. Verwacht wordt dat de gevonden samenhang sterker zal zijn voor het jonge kind (7-10) dan voor het oudere kind (11-13) omdat deze volgens de literatuur minder gebruik maken van actieve coping en hiervoor meer afhankelijk zijn van hun omgeving. Voor dit onderzoek zijn vragenlijsten (waaronder CLSK en de SCAS die specifiek gebruikt zijn binnen dit onderzoek) afgenomen bij kinderen van verschillende basisscholen uit Noord-Brabant. Deze kinderen participeren in een groter onderzoek naar het preventief inzetten van een groepstraining bij kinderen met angstklachten. De gebruikte data is dan ook van dit onderzoek afkomstig. Uit de resultaten blijkt dat actieve coping slechts een significante samenhang vertoont met sociale angst en specifieke angst. Wanneer het effect van leeftijd middels regressieanalyse onderzocht wordt, blijkt dat deze een interactie-effect heeft op het verband tussen actieve coping en sociale angst en tussen coping en gegeneraliseerde angst. In beide gevallen is het negatieve verband anders dan verwacht sterker (en in het geval van gegeneraliseerde angst: aanwezig) voor het oudere kind. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat de participanten een relatief lage mate van angst rapporteren en dat coping een belangrijkere voorspeller van angst is voor oudere kinderen, omdat deze mogelijk voor geruststelling meer op zichzelf aangewezen zijn en hun angsten minder snel met anderen delen. In behandeling van kinderen met sociale en gegeneraliseerde angst lijkt het bij kinderen vanaf 10 jaar nog belangrijker te zijn om hun copingstijl in kaart te brengen en hierop in te spelen wanneer deze niet actief (maar passief/vermijdend) is. Deze resultaten suggereren dat de mate van actieve coping een voorspeller kan zijn van specifieke angst, sociale angst en gegeneraliseerde angst, en dat voor de twee laatstgenoemde angststoornissen geldt dat dit negatieve verband sterker is voor het oudere kind dan voor het jongere kind. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Laura van Westerloo (begeleidster Inge Bastiaanssen) Entréa - residentiële jeugdzorg voor 12-18 jarigen Onderwerp: Werkzame factoren van systeemtherapie als aanvullende interventie Het scriptie onderzoek vindt plaats binnen twee residentiële behandelgroepen voor jongeren van 12 tot 18 jaar oud. De residentiële behandeling is een hulpverleningssetting waar jongeren 24 uur per dag, 7 dagen per week verblijven. Een groot deel van de behandeling vindt plaats op de leefgroep. Bij de residentiële behandeling van Entréa wordt systeemtherapie ingezet als aanvullende interventie. In dit onderzoek wordt gefocust op de werkzame elementen van de systeemtherapie en of de therapie zo uitgevoerd wordt als bedoeld. De visie van systeemtherapie is om ouders zoveel mogelijk
14
bij de behandeling te betrekken, omdat dit de behandeling van jongeren kan bevorderen en versnellen. In dit onderzoek worden de werkzame elementen van de systeemtherapie gekoppeld aan de uitkomsten van de residentiële behandeling. Verandering van de problematiek van jongeren wordt maandelijks gemeten met de YO-Q30 vragenlijst. Ook wordt maandelijks een zelfopgestelde behandelvragenlijst afgenomen die informatie verschaft over de cliënttevredenheid en in hoeverre de werkzame elementen van systeemtherapie worden ingezet in de behandeling. Het onderzoek is een eerste verkenning naar het verloop van systeemtherapie in de residentie en hoe cliëntenfeedback kan bijdragen aan een beter verloop van de behandeling. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Lieke Wijnhoven (begeleider Jan Willem Veerman) GGZ Oost Brabant – Oss Onderwerp: Het effect van het depressie preventie programma ‘Op Volle Kracht’ (OVK) op angst- en depressiesymptomen onder adolescente KOPP-meisjes GGZ Oost-Brabant biedt kortdurende en langdurende psychische hulp aan kinderen, jongeren en volwassenen. Bij de GGZ worden vaak kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) aangemeld, die zelf ook al symptomen van angst of depressie laten zien. Kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP-kinderen) hebben een verhoogd risico om zelf ook angstklachten of depressieve klachten te ontwikkelen later in hun leven, door genetische invloeden, door (familiaire) omgevingsinvloeden maar ook door een interactie tussen genetische en omgevingsinvloeden. Adolescente KOPP-kinderen hebben daarbij een extra verhoogd risico, omdat adolescentie een periode vormt waarin er een verhoogde kans is op het ontwikkelen van een depressie of angststoornis, met name onder meisjes. Het is daarom van belang dat in deze doelgroep aandacht wordt besteed aan preventie van angst en depressie. “Op Volle Kracht” is een oorspronkelijk Amerikaans depressie preventie programma ontwikkeld voor kinderen en adolescenten tussen de 10 en 14 jaar, dat effectief is gebleken in het reduceren van depressieve klachten onder adolescente meisjes. Het algemene doel van de huidige studie is het onderzoeken van het effect van een depressie preventie programma (OVK) op angst- en depressiesymptomen van adolescente meisjes waarvan de ouders psychische problemen hebben. Daarbij is het eerste specifieke doel het onderzoeken van het verschil in ernst van angst- en depressieklachten tussen de KOPP-meisjes en de overige meisjes. Het tweede specifieke doel is het onderzoeken van het verschil in verloop en effect van OVK tussen de KOPP-meisjes en de overige meisjes. De verwachting is dat de ernst van de angst en depressieklachten onder de KOPP-meisjes groter is dan onder de overige meisjes, en dat OVK minder effectief zal zijn onder de KOPP-meisjes dan onder de overige meisjes. Wanneer dit inderdaad het geval is, is het belangrijk dat binnen de GGZ een effectief preventieprogramma wordt ontwikkeld en geïmplementeerd voor adolescente KOPP-kinderen, om transgenerationele depressie en angststoornissen te voorkomen. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
15
Tessa Wolthaus (begeleidster Inge Bastiaanssen) Entréa Onderwerp: Cliëntenfeedback in de (semi)-residentiële behandeling Bij Entréa wordt cliëntfeedback op dit moment gemeten, met een voor- en nameting, met behulp van de Child Behavior Checklist en Opvoedingsbelastingvragenlijst. Dit onderzoek wil de Youth Outcome Questionnaire-30 (Y-OQ-30) in gaan zetten om gedurende de behandeling, de emotioneleen gedragsproblemen maandelijks te meten, om erachter te komen hoe het verloop tijdens de behandeling eruit ziet. Participanten in dit onderzoek zijn jongens en meisjes, tussen 6-12 jaar, die van juli 2012 tot juni 2013 behandeling krijgen op een (semi)residentiële groep. Als duidelijk wordt hoe en wanneer er verloop in het behandelproces ontstaat, kan er eerder overleg plaatsvinden met ouder(s) en/of verzorger(s) en andere betrokkenen, zodat de behandeling tijdig kan worden bijgestuurd mocht dit wenselijk zijn. In de toekomst kan er dan efficiënter hulpverlening worden geboden, wat zorgt voor een beter doorstroombeleid. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Emmy Alberts (begeleidster Anna Lichtwarck-Aschoff) Pro Persona - Nijmegen Onderwerp: Groepsdynamica binnen een semi-gestructureerde groepsinterventie voor jongeren met internaliserende problematiek Focus is op de invloed die interventies van de therapeuten (bijvoorbeeld open versus gesloten) hebben op wat er gebeurd in de groep (bijvoorbeeld groep blijft praten versus groep valt stil). Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Bente Pasmans (begeleider Jan Willem Veerman) Oosterpoort – Oss Onderwerp: Wat houdt de module Crisishulp bij Oosterpoort in? Welke doelgroepen worden bediend met welke technieken? Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
16
Eva Pijnenburg (begeleider Ignace Vermaes) Pluryn - Hoenderloo Groep Onderwerp: Follow-up onderzoek naar het sociale ondersteuningsnetwerk van jongeren die De Hoenderloo Groep hebben verlaten Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Anne Steenhuis (begeleider Ignace Vermaes) Pluryn - Hoenderloo Groep Onderwerp: Follow-up onderzoek naar het sociale ondersteuningsnetwerk van jongeren die De Hoenderloo Groep hebben verlaten Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
17
Klein en fijn projecten HAN 2011-2012 Annelieke Cuijpers, Sabine Hannink, Lynn van Hooff, Esther Seesink en Melih Samson (begeleidster Mieke Spek) Pro Persona Onderwerp: Psycho-educatiemodule ASS voor normaal begaafde jongvolwassenen. Kwalitisme: (H)erken je kwaliteiten Bij Pro Persona wordt psycho-educatie gegeven aan jongvolwassenen met ASS. De methode die gebruikt wordt is oorspronkelijk ontworpen voor volwassenen. Daardoor sluiten niet alle behandelde thema’s even goed aan op de deelnemers van de module. Naar aanleiding van de vraag naar een leeftijdsspecifieke sessie voor jongvolwassenen (18 t/m 23) met ASS, is er een product ontworpen door de projectgroep voor Pro Persona. Bij het ontwikkelen van het product is, vanuit de literatuur, gekeken naar de wensen en behoeften van de deelnemers van de psycho-educatie module. Ook is er gekeken naar de wensen en kwaliteitseisen van de medewerkers van Pro Persona en er is overleg geweest met de medewerkers van de Academische Werkplaats over de totstandkoming van het product. De projectgroep heeft uiteindelijk een nieuwe sessie van psycho-educatie ontwikkeld. Deze sessie is specifiek gericht op jongvolwassenen met ASS met als thema zelfstandigheid. Daarbij staan losmaking van de ouders, autonomie en zelfredzaamheid centraal. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
18
Klein en fijn projecten HAN 2012-2013 Roshana Chhanai en Sevim Karada (begeleiders Joris van Veen en Floor de Leeuw) Pro Persona - Ede Onderwerp: Psycho-educatie autisme spectrum stoornissen Via de academische werkplaats Inside-Out is de vraag binnengekomen om onderzoek te doen bij Pro Persona Jeugd in Ede met als centrale vraag: Sluit de psycho- educatie training die bij Pro Persona aan opvoeders/ verzorgers van kinderen/ jongeren met autisme spectrum stoornissen (ASS) gegeven wordt goed aan bij de behoeften van de doelgroep? De psycho-educatie training die bij Pro Persona gegeven wordt bestaat uit vier bijeenkomsten. In elk bijeenkomst staat een thema over ASS centraal. Opvoeders/ verzorgers krijgen tevens een bijlage (literatuur) mee naar huis voor zelfstudie. Uit ons vooronderzoek (gesprekken met behandelaren van de psycho-educatiegroep, onderzoek bijlage, tevredenheidlijsten van ouders en observatie van de psycho-edcuatie bijeenkomst) is gebleken dat de literatuur in deze bijlage niet meer actueel, juist en duidelijk is. Tevens sluit de literatuur niet aan bij de inhoud van de bijeenkomsten. Om te kunnen aansluiten bij de wensen van de cliënt is in dit onderzoek onderzocht welke kennis over ASS minimaal overgebracht moet worden aan opvoeders/verzorgers met kinderen met ASS, zodat opvoeders/ verzorgers begrip kunnen krijgen, de stoornis kunnen accepteren en om kunnen gaan met het gedrag van hun kind. Om antwoord te krijgen op onze vraagstelling, hebben wij ervoor gekozen om literatuur- en praktijkonderzoek te verrichten. Hierbij hebben wij gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Wij hebben gespecialiseerde experts op het gebied van ASS geïnterviewd. Daarnaast hebben wij ouders geïnterviewd. Van deze interviews hebben wij transcripties gemaakt. Daaropvolgend hebben wij de gegevens gecodeerd. Met de resultaten van dit onderzoek willen wij de organisatie Pro Persona jeugd in Ede aanbevelingen geven, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de psycho-educatie training. Dit met als doel de bijlage (literatuur) beter te laten aansluiten bij de training. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected] of
[email protected]
Lisanne Gesthuizen, Naömi van Ijzendoorn, Daniëlle van Suntenmaartensdijk en Laetitia Zweers (begeleidster Renate Sluijs) Pactum jeugd- en opvoedhulp – Arnhem Onderwerp: Vriendschappen binnen Pactum. Handelen vanuit een gedeelde opvatting Wij hebben onderzoek gedaan binnen Pactum, een organisatie voor jeugd- en opvoedhulp. De opdracht is gericht op één van de residentiële hulpverleningsvormen die Pactum biedt, namelijk het Leerhuis. Hierbij is gekeken naar wat de pedagogische medewerkers nodig hebben bij de hantering van een richtlijn met betrekking tot vriendschappen tussen jongeren.
19
Uit onderzoek bleek dat er geen geschreven beleid aanwezig is met betrekking tot vriendschappen tussen jongeren. Ook is er verschil in de handelswijzen binnen het medewerkersteam. Wij hebben een bordspel ontwikkeld dat de mogelijkheid biedt om kennis en ervaring van de medewerkers te delen en hen bewust te laten worden van de beweegredenen als het gaat om de omgang met vriendschappen. Het bordspel dient als middel om binnen het team een richtlijn te formuleren. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
Mandy Harmsen en Anne Rodenrijs (begeleider Joris van Veen) Jongerenplatform Bureau Jeugdzorg & Zorgbelang Gelderland Onderwerp: Nazorg voor jongeren uit de jeugdzorg. Wat werkt? In het kader van het afstuderen voor onze studie pedagogiek, doen wij in opdracht van het Jongerenplatform Bureau Jeugdzorg een onderzoek over nazorg. Zorgbelang Gelderland heeft hierbij een ondersteunende rol. Onze vraagstelling luidt: Wat is goede nazorg op het gebied van wonen, werk/inkomen en vrije tijd en wat betekent dat voor de nazorg die de gemeente Barneveld biedt zodat ex-jongeren uit de jeugdzorg (18+), binnen hun mogelijkheden, zelfstandig kunnen functioneren? Voor het onderzoek zijn we onder andere met jongeren (18+) in gesprek gegaan die gebruik hebben gemaakt van jeugdzorg. De ervaringen en behoeftes van de jongeren staan centraal in het onderzoek. Met de resultaten van het onderzoek kunnen concrete aanbevelingen geformuleerd worden vanuit jongerenperspectief richting de gemeente Barneveld over de rol die zij hebben rondom nazorg nu en na de transitie van de jeugdzorg. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
July Peeters, Emmy Vullings en Jitske Wilken (begeleider Ron Scholte) Cycloop Eindhoven Onderwerp: Jongensvenijn: De jongenswereld van het pesten In opdracht van Cycloop en in samenwerking met de RU Nijmegen hebben drie Pedagogiek studenten van de HAN onderzoek verricht naar het pestgedrag onder jongens in de leeftijd van 11 t/m 16 jaar die les volgen binnen het vmbo. In dit kwalitatieve onderzoek stonden de acht rollen, zoals Wiseman deze beschreven heeft in haar boek ‘Queen Bees & Wannabes’ centraal. Naast het verduidelijken van de behoefte omtrent het opstellen van een anti- pest lespakket, zijn om die reden ook deze acht rollen op relevantie onderzocht. Het merendeel van de rollen komt overeen, echter zijn er twee rollen die significant afwijken van deze theorie. Aan de hand van vervolgonderzoek naar die rollen en het verduidelijken van de behoeften binnen havo en vwo, zal een lespakket opgesteld kunnen worden. Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
20
Fanny Fransen en Allissa Schaeffer (begeleider GGZ Oost Brabant: Emiel Dekker) GGZ Oost Brabant Onderwerp: Het effect van de pubergroep op zelfbeeld bij meiden met emotionele problemen Voor vragen en aanvullende informatie kunt u mailen naar:
[email protected]
21