KABINET
DB-vergadering 10-05-2011
Agendapunt K3a
Onderwerp Coalitieakkoord 2011-2015; Meer Limburg, minder overheid Portefeuillehouder(s) J.J. Schrijen Afdeling Bestuur en Communicatie Bestuursprogramma Pagina 7, 4e bullet Waterbeheersplan Niet van toepassing Programma begroting Bestuur, externe communicatie en belastingen Routing Dagelijks bestuur Commissie ABA Commissie MFB Commissie WS Algemeen bestuur
10 mei 2011 – – – –
Voorstel Bespreken.
Toelichting Zoals bekend hebben PVV, CDA en VVD eind vorige week overeenstemming bereikt over een coalitieakkoord voor de periode 2011-2015. Het coalitieakkoord is u gisteren reeds per e-mail toegezonden. Voor de waterschappen zijn de navolgende passages uit het coalitieakkoord relevant: Pagina 10 Voor het leveren van diensten aan de gemeenschap (landschap en natuur) en voor bovenwettelijke maatschappelijke prestaties (o.a. diergezondheid, dierenwelzijn, milieu- en waterbeheer) worden agrarische ondernemers gecompenseerd. Pagina 14 Met betrekking tot milieubeleid beperkt de Provincie zich tot haar wettelijke taken. Hierbij wordt vastgehouden aan het bestaande kwaliteitsniveau van handhaving. Onderzocht moet worden in hoeverre uitvoerende diensten, zoals vergunningverlening, handhaving en
110691/WIJ – KABINET
1/3
KABINET
wegbeheer in afstemming met de gemeenten en waterschappen kunnen worden uitgevoerd en/of verzelfstandigd. Er komen twee Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) voor toezicht en handhaving bij bedrijven op het gebied van milieu, waar ook de provinciale Wabo-taken in worden ondergebracht. Overige (beleids-)advisering en vergunningverlening voor het Wabotaakveld blijft bij de gemeente. Pagina 14 Wij houden het Rijk aan de gemaakte afspraken dat de beveiliging van Limburg tegen overstroming van de Maas een rijksverantwoordelijkheid is, dat de 1 op 250-norm voor de hoogwaterbescherming spoedig wordt gerealiseerd en dat het Rijk zijn financiële verplichtingen in dat kader nakomt. Het Rijk is primair verantwoordelijk voor de hoogwaterbescherming rond de Grensmaas. Nu er vertraging bij de grindwinning dreigt, acht de coalitie het des te noodzakelijker, dat het Rijk het afgesproken beschermingsniveau in 2017 zo optimaal mogelijk bereikt. Verder wordt met kracht de gebiedsontwikkeling Ooyen-Wanssum ondersteund. Het Rijk zal worden aangesproken op haar verantwoordelijkheid in deze. Indien nodig kan een voorfinancieringsconstructie worden ontwikkeld. Pagina 16 De provincie wil in samenwerking met partners zoals gemeenten en waterschappen een regionale bestuurslaag vormen met visie en bestuurskracht, die sturing geeft aan de ontwikkeling van Limburg. Pagina 16 Wij stellen het samenwerken met onze partners voorop. Natuurlijk met onze bestuurlijke partners: gemeenten en waterschappen. Pagina 19 We voegen de beide Limburgse waterschappen samen om op die wijze een efficiencyslag en lagere lasten voor de burger te bewerkstelligen. Tevens kan daarmee de samenwerking in de waterketen in Limburg organisatorisch worden versterkt.
./.
Met name het gestelde op pagina 19 omtrent samenvoeging van de beide waterschappen is verrassend. Verrassend, omdat Gedeputeerde Staten eind 2008 op basis van het rapport 'Evaluatie Waterschapsbestel Limburg' van 8 december 2008 van bureau Berenschot hebben geconcludeerd dat in afwachting van de uitkomst van verschillende lopende ontwikkelingen wijziging van het waterschapsbestel op dat moment niet aan de orde was, maar dat in 2013 zou kunnen en moest worden bezien wat op termijn van 2015 de meest optimale inrichting van het bestel zou zijn. Een en ander is bij brief van 16 december 2008 meegedeeld aan Provinciale Staten. Deze brief treft u ter informatie hierbij aan. Daarnaast staat het (imperatief) gestelde op pagina 19 op gespannen voet met het bepaalde omtrent fusies van waterschappen in het onlangs aan de Tweede Kamer aangeboden Bestuursakkoord Water, ‘Water met Vuur’: De waterschappen zijn in de achterliggende decennia voortdurend opgeschaald om berekend te blijven op hun taken. Dit proces van opschaling is naar verwachting niet ten einde. Opschaling is echter geen doel op zichzelf, doelmatigheidswinst staat voorop. Dit kan betekenen dat de forse opgaven op het terrein van het waterbeheer soms leiden tot intensivering van samenwerking zonder wijziging van structuur en soms tot samenvoeging van
110691/WIJ – KABINET
2/3
KABINET
waterschappen. In dat licht geven waterschappen en provincies samen vorm aan initiatieven voor verdere opschaling. De secretaris/directeur,
ing. J.M.G. In den Kleef
110691/WIJ – KABINET
3/3
Coalitieakkoord 2011 - 2015 Meer Limburg, minder overheid
PVV - CDA – VVD
6 mei 2011
2
Vooraf De uitslag van de verkiezingen van 2 maart 2011 heeft het politieke landschap in Limburg flink veranderd. PVV, CDA en VVD hebben deze heldere boodschap van de Limburgse kiezers begrepen en hebben dit tot uitdrukking gebracht in dit coalitieakkoord. Bij de onderhandelingen over een coalitieakkoord voor de periode 2011 - 2015 werd al snel duidelijk dat de programma’s, alsmede het draagvlak van de partijen PVV, CDA en VVD de meeste aanknopingspunten bieden voor een stabiele coalitie. Een coalitie van de drie grootste partijen, die het meeste recht doet aan de wens van de kiezer. Het vertrouwen dat daarbij naar elkaar werd uitgesproken blijkt uit de gemaakte afspraak dat partijen op onderdelen de vrijheid hebben van mening te verschillen (“argree to disagree”). Uit dit coalitieakkoord spreekt dan ook respect voor elkaars standpunten en gedrevenheid om gezamenlijk de belangen van Limburg zo goed mogelijk te dienen. Een gedoogconstructie is niet aan de orde. Wij beschouwen Limburg als een uitermate kansrijke regio. We bouwen voort op economische lijnen uit de afgelopen coalitieperiode, stellen ons beleid op onderdelen fors bij en hebben oog voor een vernieuwende aanpak. Ons motto daarbij is: Meer Limburg minder overheid! De samenleving staat voorop. Een samenleving die mee gaat in de snelle ontwikkelingen, maar die tegelijkertijd trots is op haar tradities. Een samenleving die zorg en leefbaarheid hoog in het vaandel heeft, maar die ook op een innovatieve manier de economische ontwikkeling tot bloei weet te brengen. Een samenleving die mag rekenen op de overheid. Geen overheid die overheerst, maar een overheid die initieert, stimuleert en ondersteunt. Daarbij past een slagvaardig bestuur. Een bestuur dat, met een compact en slagvaardig apparaat, een brug weet te slaan naar de burger. Want ook al opereert het provinciaal bestuur doorgaans op een abstract niveau, de vraag die wij ons voortdurend zullen stellen is: wat merkt de burger hiervan? In dit coalitieakkoord spreken wij uit dat wij ons zullen inzetten voor één Limburg, waarbij regionale verschillen het gevoel van eenheid niet belemmeren. Daarbij zullen wij oog hebben voor de bijzondere internationale ligging van onze provincie. Het landelijke regeerakkoord is duidelijk over de toekomstige rol van de Provincie als middenbestuur. De nieuwe coalitie wil, uitgaande van het belang van een goed en leefbaar vestigingsklimaat voor burgers en bedrijven, vanuit de kerntaken ook aandacht houden voor en verbinding houden met de sociale en culturele kwaliteit van Limburg. De kwaliteiten van Limburg hebben nu eenmaal geen baat bij een bestuur als een monopoliespel, waarin enkel woningen, bedrijventerreinen en financieel gewin op de voorgrond staan.
3
Deze coalitie ziet de Provincie als een bestuurslaag, die gemeenten, maatschappelijke partners, verenigingen, bedrijfsleven en burgers zelf laat schitteren. De Provincie zal met gepaste bescheidenheid op de achtergrond opereren en alleen waar nodig op de voorgrond treden. De uitdagingen waarvoor wij ons de komende jaren gesteld zien treden wij met nieuw elan en met een hecht team vol vertrouwen tegemoet. Wij nodigen iedereen in Limburg, burgers en bedrijven, gemeentelijke partners en maatschappelijke organisaties, uit om samen met ons de schouders te zetten onder de ontwikkeling van een trotse, eensgezinde Limburgse samenleving waarin het goed leven is!
4
I. Zorg, Leefbaarheid en Veiligheid Zowel in de zorg als in de directe leefomgeving zien we dat het overnemen van de verantwoordelijkheid door de overheid en diverse instituties ertoe heeft geleid, dat de burgers op afstand zijn komen te staan. Terwijl de maatschappelijke ontwikkeling steeds meer naar grootschalige systemen groeit, zoeken mensen herkenbaarheid en aanspreekbaarheid dichtbij in hun wijk. Vooral waar de bevolking krimpt, wordt de druk op kleinschalige maar integrale (zorg)voorzieningen in de wijk nog groter. Bovendien zijn er bepaalde delen van in het bijzonder de stedelijke gebieden waar burgers bovenmatig worden geconfronteerd met werkloosheid, overlast en criminaliteit. Op basis van samenspraak met de gemeenten en andere stakeholders wil de coalitie een programma ontwikkelen, dat op draagvlak kan rekenen. Het programma beschrijft een gerichte integrale aanpak in wijken en dorpen, om daar waar problemen zich voordoen, samen met alle betrokkenen in een wijk, tot structurele oplossingen te komen. De leefbaarheid in Limburg is ook gediend met een breed en toegankelijk pakket van mogelijkheden op het gebied van cultuur en sport. De Provincie Limburg doet in verhouding met andere Provincies veel aan cultuur. De eigenheid van Limburg verdient dat ook. Sport heeft naast een economische waarde en een bijdrage aan de positieve uitstraling van een regio ook een belangrijke rol in het binden en verbinden van mensen en in het bevorderen van een gezonde leefstijl. Openbaar vervoer is cruciaal voor leefbaarheid en goede bereikbaarheid van voorzieningen. Er zijn provinciebreed in totaal 30 subsidieregelingen en 4 afzonderlijke subsidieverordeningen. Het aantal regelingen wordt teruggebracht. Armoedebeleid hoort niet tot de taken van de Provincie. 1. Zorg Demografische ontwikkelingen ofwel vergrijzing en ontgroening staan volop in de aandacht. In Limburg gaat dit proces sneller dan in andere delen van het land. Dit heeft voor alle beleidsvelden in de politiek consequenties, maar wat betekent dit nu voor de zorg? Zorg voor mensen in Limburg is ook een zorg voor de Provincie. We constateren op het vlak van gezondheid grote afwijkingen van Limburg ten opzichte van landelijk gemiddelde. Een gezonde Provincie heeft ook een positieve uitstraling op het vestigingsklimaat. De omvang van de beschikbare beroepskrachten in de zorg zal fors dalen. De verzorgers en verplegers, die nodig zijn voor de zorg, kunnen we in de toekomst niet meer “leveren”. Reden genoeg om naast onze beperkte medebewindstaak extra aandacht aan zorg te besteden. Om binnen haar mogelijkheden een antwoord te bieden op deze zaken zal de Provincie de volgende zaken oppakken: De Provincie zal zich inzetten voor een goede verbinding tussen onderwijs en zorg, samenwerking tussen professionele en informele zorg en activiteiten in de zorg die gericht zijn op innovatie (nieuwe ideeën) en gemeenschapszin.
5
Hierbij ligt het primaat bij de gemeenten. De Provincie kan stimuleren en tijdelijk faciliteren en bovendien de rijksoverheid op haar verantwoordelijkheid wijzen. Door aan te sluiten op de lopende initiatieven van de Stuurgroep Zorg in Zuid Limburg verzekeren we ons van meet af aan van voldoende draagvlak. We constateren dat in Zuid Limburg de problematiek in de zorg in relatie met de daling van de bevolkingsomvang op dit moment vol in de aandacht staat. Ook voor andere delen van de Provincie zoeken we aansluiting bij voorbeeldprojecten (zoals Bösdael, Reuver), die nieuwe oplossingen bieden voor het behouden en versterken van zorgvoorzieningen, dichtbij mensen met een goede kwaliteit. Nieuwe innovatieve projecten en best practices in de ouderenzorg, wijkverpleegzorg, thuiszorg, beschikbaarheid van huisarts, decentralisatie van bepaalde vormen van ziekenhuiszorg en acties op het terrein van ziektepreventie willen we ondersteunen door middel van een innovatiefonds zorg en leefbaarheid. Projecten dienen op de volgende uitgangspunten gericht te zijn: herstel van bereikbaarheid, van toegankelijkheid en van het menselijk contact en beperking van bureaucratie. 2. Maatschappelijke organisaties Wij zullen de subsidievoorwaarden bij de regeling voor Maatschappelijke organisaties zodanig afstemmen, dat deze organisaties de van de Provincie ontvangen middelen in lijn met onze uitgangspunten inzetten. De coalitie wil de maatschappelijke organisaties die het vrijwilligerswerk ondersteunen, versterken ook waar het bereik nu nog tekort schiet. Door de provinciale organisaties te ondersteunen maakt de Provincie het ook mogelijk dat de ondersteuning van het lokale niveau een extra impuls krijgt. Direct na de start van de nieuwe coalitie zal de Provincie met de maatschappelijke organisaties die nu provinciale subsidie ontvangen, in gesprek gaan om hun beleid te evalueren en hen daarna mee te delen óf en indien ja, op welke manier de Provincie de organisaties zal ondersteunen. Duidelijke communicatie in dit proces is van cruciaal belang. De Provincie zal de organisaties twee jaar voorafgaand aan eventuele afschaffing of vermindering van subsidies op de hoogte stellen, zodat de organisaties voldoende tijd hebben om hun beleid aan te passen. 3. Jeugdzorg Een bijzondere verantwoordelijkheid draagt de Provincie op het terrein van de jeugdzorg. De provinciale coalitie heeft de ambitie om in goed overleg met cliëntenorganisaties, instellingen en gemeenten een toekomstbestendige en betaalbare Jeugdzorg neer te zetten. Niet afwachten welke keuzes in Den Haag worden gemaakt, maar nu al beginnen met de transitie van minder provinciale tweedelijns zorg naar een betere gemeentelijke eerstelijnszorg. Het is onze intentie om de jeugd die op zorg is aangewezen, zoveel mogelijk te ontzien en daartoe in de komende periode een tweetal uitdagingen aan te gaan: • Een goede overgang van deze taak naar de Limburgse gemeenten realiseren, met als doel een efficiënte en effectievere jeugdzorg met minder wachtlijsten, minder bureaucratie en minder overdrachtsmomenten.
6
•
Elke structuurverandering zal met knelpunten gepaard gaan, zeker onder het huidige financiële gesternte. Om de operatie goed te laten verlopen, stellen we incidenteel een bedrag ter beschikking aanvullend op de reguliere middelen die we van rijkswege ontvangen. Deze middelen zullen nadrukkelijk gericht zijn op vernieuwing en verbetering van de (eerstelijns) jeugdzorg en niet ingezet worden om de landelijke bezuinigingen op te vangen. Over de benutting van dit bedrag maken we in de vorm van prestatiecontracten harde afspraken met de huidige en/of andere instellingen.
4. Leefbaarheid De ruimtelijke ordening heeft een grote invloed op de leefbaarheid in kernen en wijken. In het regeerakkoord wordt toezicht en regie op de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting gedecentraliseerd naar de Provincies. Dit gaat samen met het zoeken naar maatregelen om krimpregio’s nieuwe impulsen en ontwikkelingsmogelijkheden te geven. In Midden en Zuid Limburg behoeft en krijgt de herstructurering extra aandacht. De vervangingsopgave als gevolg van de veranderende bevolking- en huishoudensamenstelling krijgt bijzondere aandacht in de bestuurlijke afsprakenkaders op basis waarvan de provinciale woonvisie en regionale woonvisies worden gemaakt. De wooncomponent staat niet op zich, maar wordt nadrukkelijk benaderd vanuit de keten wonen-welzijn-zorg. We zetten in op een betere sociale cohesie op alle niveaus, die binnen een wijk actief zijn. De Provincie blijft actief zoeken naar mogelijkheden om Limburgers elkaar te laten helpen en goed burgerschap te tonen. Het is voor de samenleving van belang dat mensen eigen verantwoordelijkheid nemen. De maatschappelijke stage van scholen in het voortgezet onderwijs kan, via een verbindende functie van de Provincie, ingezet worden in vrijwilligerswerk in de (ouderen-) zorg. We onderschrijven het belang van een voor alle burgers bereikbaar en snel ICT-netwerk. Onze rol als Provincie bepalen wij na presentatie en beoordeling van de uitkomsten van de lopende studies. Daarnaast willen wij de mogelijkheden om het zogenaamde burgernet (via GSM) verder uit te breiden ondersteunen. 5. Veiligheid Een leefbare omgeving is vooral ook een veilige omgeving. Naast de reguliere taken van de Provincie bij rampenbestrijding, maasbeveiliging en milieuhandhaving willen we de veiligheid in wijken en dorpen vergroten. De Provincie kan een toegevoegde waarde hebben, vooral daar waar veiligheid en leefbaarheid elkaar raken of daar waar de Provincie kan bijdragen (investeren) aan het versterken van de (infra)structuur; denk hierbij aan de regionale veiligheidshuizen, het meld- en coördinatiecentrum. Ook zetten we in op beter toezicht, handhaving en samenwerking in de veiligheidsketen. Primair moeten de gemeenten een grotere veiligheid in wijken en dorpen zien te bereiken door integraal regionaal samen te werken. Ook het aangaan van (veiligheid-) convenanten tussen de actoren in de veiligheidsketen kunnen en zullen we ondersteunen. Om een betere leefomgeving in de wijken te bereiken zal de provincie daar waar nodig ondersteuning gaan bieden aan gemeenten. Dit kan in de vorm van ondersteuning van
7
pilotprojecten, met als doel de resultaten versneld over de Provincie te verspreiden. Hierbij kan worden gedacht aan de bestrijding van hennepteelt, grensoverschrijdende drugscriminaliteit, inbraakpreventie, loverboyproblematiek, veilig ondernemen, geweld tegen hulpverleners, overlast in nachtelijke uren. Ook hiervoor zal het eerder genoemde zorg en leefbaarheidfonds beschikbaar komen. De verkeersveiligheid blijft ook onder de aandacht van de nieuwe coalitie. We bouwen voort op de ingeslagen koers van het ROVL, waarbij gedragsbeïnvloeding voorop staat. 6. Openbaar vervoer Een belangrijke taak van de Provincie is de zorg voor een goed gespreid net van openbaar vervoer. Openbaar vervoer is een publieke functie, die weliswaar bedrijfsmatig gestuurd en bewaakt moet worden, maar ook overal op redelijke afstand en redelijke frequentie beschikbaar moet zijn. Ter vergroting van de veiligheid willen we dat overlast en vandalisme in het OV wordt aangepakt. De Provincie moet dit afdwingen via afspraken met de concessiehouder. Op het moment dat de OV chipkaart volledig in Limburg is ingevoerd, zal een duidelijk tarievenstelsel worden bepaald, met specifieke aandacht voor speciale tarieven voor de doelgroepen MBO scholieren tot 18 jaar en 65+ ers. We zullen gaan onderzoeken of nieuw openbaar vervoer nodig is. Het onderzoeken dan wel uitbreiden van lightrail verbindingen in bepaalde gebieden van Limburg kan een optie zijn om de bereikbaarheid van dorpen en steden te optimaliseren. Bovendien zal dit nieuwe vervoer waaronder lightrail verbindingen de toeristen, die naar Limburg komen, daar brengen waar toeristische trekpleisters zijn gerealiseerd cq. mogelijke ontwikkelingen staan gepland. We willen de komende jaren toewerken naar een nieuwe concessieverlening, die maximaal aan deze wensen tegemoet komt. 7. Kunst en cultuur De provincie voelt zich verantwoordelijk voor de culturele infrastructuur; de ruggengraat van de Limburgse cultuur. Koren, harmonieën, fanfares en schutterijen vormen daarbij de basis. De basis kan echter niet zonder een sterke bovenbouw op muzikaal vlak. Daarom zal de Provincie verenigingen steunen, die bovenlokale culturele uitdagingen aangaan, bijvoorbeeld aanhakend bij Maastricht Culturele Hoofdstad, en daarmee de basis sterk houden of nog sterker maken. Mede met het oog op Maastricht Culturele Hoofdstad zal de Provincie ook de euregionale samenwerking zowel voor basis als top bevorderen. Steun kan worden gegeven door middel van bijvoorbeeld een verlenging van de evenementensubsidieregeling. Instellingen worden meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid en er wordt meer gekeken naar publieksbereik en verweving met omgeving en samenleving. Met individuele en incidentele subsidies op het terrein van cultuur wordt terughoudend omgegaan. Het aantal regelingen wordt teruggedrongen. In het licht van de aankomende rijksbezuinigingen, die forse consequenties zullen hebben voor de gehele cultuurwereld, achten wij nauwere samenwerking voor cultuurplaninstellingen noodzakelijk. Aan de hand van de keuzes van het Rijk,
8
die naar verwachting vóór de zomer 2011 bekend zullen zijn, zullen er keuzes worden gemaakt hoe daar in Limburg mee om te gaan. De voorgenomen investering in een zichtdepot voor het Bonnefantenmuseum wordt heroverwogen. Limburg is rijk aan monumenten. Monumenten die niet alleen het verleden van onze Provincie tot uitdrukking brengen, maar die ook vandaag de dag onze eigen identiteit accentueren. Het is er de Provincie veel aan gelegen om deze monumenten in stand te houden. We willen ons concentreren op rijksmonumenten en op bepaalde gebieden, die archeologisch het meest interessant zijn. Zonder cofinanciering van de zijde van Provincie en gemeenten, kent het Rijk geen subsidie toe. De komende periode zijn extra middelen nodig om de restauratieachterstand weg te werken. Zowel voor monumenten (met name hergebruik) als voor archeologie wordt het instrumentarium van de WRO steeds belangrijker. Gezien haar belangrijke rol in die wet, zal de Provincie hier zwaarder op inzetten de komende jaren. 8. Huizen De diverse huizen (Sport, Zorg, Kunsten) hebben de laatste jaren hun meerwaarde bewezen. Met de doorontwikkeling is ook het takenpakket - bewust en onbewust- gegroeid. De Huizen zullen de komende periode extern onafhankelijk worden geëvalueerd. De basis van deze evaluatie vormen de kerntaken waarvoor de Huizen ooit in het leven zijn geroepen evenals de taken, die naar aanleiding van provinciale besluitvorming zijn toegevoegd. Kosten en maatschappelijke rendementen worden tegen elkaar afgewogen. Bij een eventuele disbalans zal het takenpakket op die onderdelen (financieel) worden herijkt. Hierbij ligt de focus meer dan in het verleden op de daadwerkelijke meerwaarde van activiteiten voor de Limburgse burger en vrijwilliger. Daar waar sprake is van een te grote overhead, zal deze worden teruggebracht. 9. Sport Wij streven naar een actief accommodatiebeleid in combinatie met de uitvoering van de vigerende sportnota 2008 – 2012 en de ontwikkeling van de Sportzone Limburg. Sportzone Limburg is een epicentrum voor breedtesport, talentontwikkeling en topsport. Actieve sportbeoefening achten wij een groot goed voor de gezondheid, maatschappelijke participatie en opvoeding van kinderen. Dat willen wij bereiken door, in samenwerking met de gemeenten, een in de gehele Provincie geldige sportkaart voor leerlingen in het basisonderwijs te introduceren, die een gereduceerd lidmaatschap van een erkende sportvereniging mogelijk maakt. Ook voor andere doelgroepen overwegen wij extra impulsen.
9
II.
Economie
In een open wereldeconomie is versterking van het concurrentievermogen van de Limburgse economie essentieel. Limburg beschikt over een goede uitgangspositie door bedrijven en sectoren die wereldwijd opereren en exporteren, een gunstige ligging (as Rotterdam - Eindhoven - Venlo Ruhrgebied) en een goed vestigingsklimaat. De ambitie is deze positie voor de toekomst uit te breiden en te versterken en de concurrentiekracht van Limburg te versterken. Ondernemerschap en innovaties zijn daarbij de sleutelbegrippen. De overheid geeft richting aan deze ambitie door een faciliterend beleid op het gebied van bijvoorbeeld infrastructuur en ruimtelijk beleid en stimulerend beleid ten aanzien van onderwijs, arbeidsmarkt en regeldruk. Daarnaast kan de Provincie door middel van een financiële bijdrage innovaties of nieuwe combinaties helpen te realiseren en samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid stimuleren. 1. Economie De economische speerpunten voor onze Provincie zijn Life Sciences, AgroFood, Chemie, Nieuwe Energie, Logistiek, High Tech Systems, Hoogwaardige diensten en Retail en toerisme. Voor de eerste drie thema’s neemt de Provincie, aan de hand van de innovatieagenda, de campus- en clusterontwikkeling samen met het bedrijfsleven, onderwijs- en kennisinstellingen en gemeenten actief ter hand. Concreet zullen we de Chemelot Campus, Maastricht Health Campus en Greenport Campus stevig doorontwikkelen. We willen daarbij de eerste twee genoemde campusontwikkelingen nauwer inhoudelijk en ten aanzien van positionering en acquisitie laten samenwerken. Bij de ontwikkeling van bovengenoemde speerpunten wordt maximaal aangehaakt bij het nationaal topgebiedenbeleid van het kabinet en de Brainport 2020-agenda en wordt de verbinding gezocht met Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule Aken (RWTH). Ter versterking van de onze concurrentiekracht wordt een fonds gecreëerd. Het midden- en kleinbedrijf (MKB) is de motor voor onze economie. Zij creëren de meeste banen en vormen een onlosmakelijke schakel in onze economische structuur. De innovatiekracht van het MKB en de koppeling met onderwijs- en kennisinstellingen verdient extra aandacht van de overheid. Het MKB verdient ook meer kansen bij aanbestedingen door de overheid. Cluster- en raamcontracten worden teruggedrongen en de omzeteisen zijn niet onnodig hoog. Als een bedrijf met succes een aanbestedingsprocedure heeft doorstaan, moet de erkenning voor meerdere jaren zijn geregeld. Ten behoeve van het innovatieve MKB komt een nieuw fonds beschikbaar, gericht op de financiële ondersteuning van innovatieprojecten, hoofdzakelijk bestaand uit revolverende innovatieleningen en in mindere mate uit voorliggende subsidies voor de eerste fasen(n) van innovatieprojecten. De uitvoering hiervan wordt samen met de uitvoering van het huidige innovatiefonds gelegd bij het LIOF. De subsidies worden zo veel als mogelijk via een revolverend fonds verstrekt, zodat succesvolle innovaties zich terugbetalen. Om het aantal investeringen binnen onze Provincie te vergroten willen we de acquisitiekracht van Limburg versterken. Om de effectiviteit van de inspanningen op het vlak van regionaal economische structuurversterking te verhogen en de slagkracht te vergroten, is meer samenhang, regie en bundeling noodzakelijk. De bovengenoemde speerpunten zijn daarbij leidend. De regionale ontwikkelingsmaatschappij NV Industriebank LIOF wordt een centrale rol toebedeeld.
10
Uitgangspunt is dat als gevolg van de decentralisatie van het economisch beleid het LIOF onder de bevoegdheid van de Provincie komt te liggen. De rolverdeling tussen de Provincie en de uitvoeringsorganisatie LIOF wordt scherper en zal worden gebaseerd op een prestatiecontract. Bezien zal worden welke gevolgen dit heeft voor de inzet van provinciale fte’s op het vlak van economie. Gestreefd zal worden naar een efficiënte en aan elkaar complementaire verdeling van taken en werkzaamheden zonder overlap tussen LIOF en Provincie. We willen in navolging van de drie Zuid-Limburgse steden initiatieven ondersteunen om te komen tot meer samenhang en sturing in het (bovenlokaal) economisch beleid in de gehele Provincie. In het licht van de eerder beschreven rol is een participatie van het LIOF in bedrijventerreinen naar de toekomst niet wenselijk. Toerisme is een sterke en vitale sector binnen de Limburgse economie. Wij zetten in op kwaliteitsimpulsen voor de toeristische sector (verblijfstoerisme, recreatietoerisme, kooptoerisme) en een groei van de klantwaarde. Er komt daarbij speciale aandacht voor het wegnemen van ruimtelijke belemmeringen voor de (water-) recreatiesector en de ontwikkeling van de Maasplassen in Midden Limburg. Grote bestaande en nieuw te ontwikkelen attracties worden waar mogelijk gesteund. De Nederlandse AgroFood- en Tuinbouwsector bekleedt een internationale koppositie en is onderdeel van de oplossing voor de (inter)nationale uitdagingen rond voedselzekerheid, energie, duurzaamheid en innovatie. Het Innovatiecentrum voor Agro en Logistiek te Venlo kan een belangrijke rol spelen in het behouden van deze positie. De agrarische sector is belangrijk voor onze economie en voor de inrichting en het karakter van ons buitengebied. De sectoren binnen de agrarische sector verschillen sterk van elkaar. Wij willen de komende jaren ruimte bieden aan een moderne, toekomstgerichte agrarische sector, met inachtneming van de onlangs met de LLTB vastgestelde verklaringen van Roermond. Deze houden in dat wordt ingezet op een zuinig ruimtegebruik ten gunste van de landbouw en de gewenste kwalitatieve versterking van de veehouderij. Innovaties en vernieuwingen volgen elkaar snel op en de overheid zal daarop moeten inspelen met haar ruimtelijk beleid. De glastuinbouwconcentratiegebieden en Landbouw Ontwikkelinggebieden (LOG’s), waar grootschalige intensieve veehouderij moet worden geconcentreerd, vormen het middelpunt van vernieuwingen in de sector. Dat wil niet zeggen dat we buiten deze gebieden elke ontwikkeling afwijzen. Ook voor kleinschalige (familie- en gezinsplus-) agrarische bedrijven buiten de ontwikkelgebieden blijft een toekomst. Nieuwe initiatieven rondom de (verbrede) landbouw, zoals agrotoerisme en de promotie van streekproducten, juichen wij nadrukkelijk toe. Voor het leveren van diensten aan de gemeenschap (landschap en natuur) en voor bovenwettelijke maatschappelijke prestaties (o.a. diergezondheid, dierenwelzijn, milieu- en waterbeheer) worden agrarische ondernemers gecompenseerd. Voor een goed ondernemers- en vestigingsklimaat zijn goede bedrijventerreinen van belang. Voor zowel de ruimtelijke kwaliteit, de economie als de vastgoedwaarden van ondernemers zijn investeringen op die terreinen van belang. Kwalitatief aantrekkelijke, goed bereikbare bedrijventerreinen zijn een belangrijke vestigingsfactor om ons bedrijfsleven in de Limburgse economie te verankeren. De Provincie zal zich ook de komende jaren inspannen om de veroudering van bedrijventerreinen tegen te gaan en te revitaliseren of herontwikkelen waar nodig en mogelijk. Wij geven daarbij, zonder onze ogen te sluiten voor schaalvergroting en moderne eisen van
11
bedrijven, de prioriteit aan het revitaliseren van de bestaande bedrijventerreinen boven het realiseren van nieuwe bedrijventerreinen. 2. Onderwijs en Arbeidsmarkt Arbeidsmarktbeleid is een verantwoordelijkheid van gemeenten, met een bijzondere rol voor centrumgemeenten. Om onze economische ambities waar te maken hebben we goede arbeidskrachten nodig. Nu en in de toekomst. We moeten jonge mensen vasthouden, nieuw talent naar de Provincie toehalen en de zogenaamde ‘stille reserves’ aanspreken. Daarbij is in de nabije toekomst iedereen nodig. We kunnen ons de luxe niet veroorloven om mensen af te schrijven voor de arbeidsmarkt. Bij schaarste op de arbeidsmarkt wordt eerst gekeken naar de stille reserves in Limburg. De Provincie moet inzetten op meer leerwerkplaatsen, zodat ook lageropgeleiden sneller aan de slag kunnen en zodat sneller voorzien wordt in de behoefte aan gekwalificeerd personeel. Onderwijs moet aansluiten op de arbeidsmarkt om de kwaliteit te vergroten. Er komt meer aandacht voor kennisvalorisatie ten behoeve van het bedrijfsleven, vooral het midden- en kleinbedrijf (MKB), en voor samenwerking tussen ondernemers en onderwijsinstellingen. Investeringen in onderzoek en innovatie zijn onmisbaar voor de toekomst van Limburg. Gezamenlijk met de instellingen (UM, Fontys/Has, OU, HSZuyd) de gemeenten en het bedrijfsleven nemen we de uitvoering van de Hoger Onderwijsagenda Limburg ter hand, gekoppeld aan de economische kansen en speerpunten van onze Provincie. Het hebben van voldoende maar ook voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten is van groot belang om onze economische positie te versterken. Het is van groot belang dat we hoogwaardige kenniswerkers, maar ook geschoold personeel op MBO-niveau en ambachtslieden voor Limburg weten te behouden en weten te winnen. De Provincie ondersteunt de groei van hoogwaardig onderwijs. Speciale aandacht gaat daarbij uit voor Zorgonderwijs op alle niveaus. 3. Duurzaamheid Duurzaamheid heeft een sterke relatie tot economie. De schaarste van grondstoffen, de energieproblematiek en de veranderende vraag van de consument dwingen ondernemers ten aanzien van hun producten anders om te gaan met het milieu. Voor ondernemers en regio’s liggen daar kansen om door middel van innovaties en toepassing van nieuwe technieken een voorsprong te nemen op deze veranderingen. Het provinciale beleid op het terrein van duurzaamheid is dan ook in grote mate innovatiebeleid. De overheid kan daarbij een rol spelen bij het stimuleren en participeren in innovaties. Daarnaast kan zij als ‘launching customer’ meehelpen met het op de markt brengen van nieuwe duurzame en innovatieve producten. Bestaande regelingen op het gebied van duurzaamheid worden heroverwogen. Regelingen die het gebruik van zonne-energie gunstig beïnvloeden en die het gebruik van aardwarmte bevorderen steunen we, mits ze voldoende economisch rendement opleveren. 4. Limburg positioneren als sterk merk Wij willen Limburg in internationaal verband vermarkten als een aantrekkelijke regio om te wonen, werken en recreëren. Daarmee willen wij de Provincie een duidelijk imago en profiel geven, inclusief een stevig relatiemanagement.
12
Topevenementen op het terrein van sport en cultuur kunnen het imago en de economie van Limburg ondersteunen. De Provincie zal dan ook een beperkt aantal sterke evenementen ondersteunen, acquireren dan wel initiëren. Het WK Wielrennen in 2012 is daarvan een voorbeeld. In dat kader willen wij Limburg ook goed positioneren in en optrekken aan het Olympisch Plan 2028 op terreinen als wielrennen, paardensport. De uitdaging is om topevenementen niet alleen in cultureel of sportief opzicht tot een succes te maken, maar ook in economisch opzicht. Onder strikte voorwaarden, zoals het draagvlak onder alle lagen van de bevolking, de actieve betrokkenheid van de amateurkunsten, daadwerkelijke verbinding tussen basis en top, het aantal betrokken vrijwilligers, de effecten op de innovatieve bedrijvigheid, en de spin-off op een financieel duurzame structuurversterking, gaan wij voor Maastricht als Culturele Hoofdstad 2018 (MCH). Meer dan tot op heden zal daarbij worden gekeken naar en gestuurd worden op de economische effecten voor de regio (maatschappelijke kostenbaten analyse). MCH moet toegankelijk zijn voor een breed publiek en geen elitair karakter dragen. Wij zullen voorts een go - no go moment inbouwen voorafgaand aan het aanbieden van het bidbook in 2013. De Wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade 2012 zal het toonbeeld zijn voor de promotie van de tuinbouw in Nederland en de toepassing hiervan in de Regio Venlo. Op (economische) kansen op en rondom de Floriade wordt actief ingespeeld en de bereikbaarheid wordt gewaarborgd. Het lopende project ‘Regiobranding’ wordt voor 2012 geëvalueerd en doorontwikkeld naar een aanpak voor geheel Limburg. Die nieuwe aanpak zal gericht zijn op de branding van het merk Limburg met oog voor de regionale accenten. Er wordt nauwer samengewerkt met de toeristische promotieorganisaties en andere marketingorganisaties binnen Limburg. De Provincie zal de lobby in Den Haag, Brussel en op andere podia sterk, maar sober en doelmatig organiseren en waar nodig en mogelijk aanvoeren.
13
III. Fysiek beleid Het fysieke domein is voor ons een van de drie belangrijkste gebieden, waar de Provincie voor Limburg en haar inwoners het verschil kan en moet maken. Dit past in het nieuwe aangescherpte profiel dat met het Rijk is overeengekomen. We onderscheiden taken op het gebied van ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling, aanleg en onderhoud van infrastructuur, volkshuisvesting en wonen, milieu en water en natuur en plattelandsontwikkeling. 1. Wonen en Ruimte. In de komende periode kan een algemene herziening van het Provinciaal Omgevingsplan (POL) aan de orde zijn. Wij zien het POL als een instrument en niet als een doel. Daar waar in het huidige POL aanvullende provinciale regelgeving aan de orde is zullen wij toewerken naar een maximale deregulering. De toetsende en de ontwikkelende rol van de Provincie worden daarbij met elkaar in balans gebracht. Een ontwikkelingsgerichte rol op ruimtelijk gebied kiezen we selectief voor die locaties in Limburg waar een integrale aanpak vanwege het grote economische belang noodzakelijk is om een ontwikkeling maximaal te faciliteren. We denken dan aan de gemeenschappelijke campusontwikkeling (Chemelot / Health Care Campus, Greenport). Voor specifieke locaties en projecten benutten wij waar nodig de expertise van het provinciale grondbedrijf in de sfeer van transacties, vastgoedconstructies en strategische verwerving. De grootste opgave voor de komende jaren is de herstructureringsopgave op het gebied van volkshuisvesting. Wij streven in het verlengde van de adviezen van diverse commissies naar meer sturing op het punt van de volkshuisvesting en volgen ook het advies ten aanzien van een gedifferentieerde benadering per regio, waarbij provinciale rol en bijdragen aansluiten bij wat per regio nodig is. Overigens zetten we in op een maximale benutting van ons beschikbare wettelijke instrumentarium om de woningmarkt in Limburg kwantitatief en kwalitatief in overeenstemming te brengen met de vraag. We hebben daarbij oog voor regionale accentverschillen, maar kiezen voor een generieke Limburgse aanpak met aandacht voor de specifieke woonwensen van jongeren (waaronder studenten en startende kenniswerkers) en ouderen (levensbestendige woningen). Voorts achten wij een menswaardige huisvesting van seizoensarbeiders, die een bijdrage leveren aan de Limburgse economie van belang. Dit kan zowel op het erf van de werkgever of in de directe omgeving. Wij zullen onze rol oppakken in samenwerking met andere stakeholders, zoals woningcorporaties, beleggers, banken en particuliere woningbezitters. Bovendien willen wij in goede afstemming met de woningcorporaties in Limburg het bestaande transformatiefonds, dat als vliegwiel kan dienen voor aanvullende middelen van Rijk en gemeenten, versterken. De resterende ambitie om woningkavels in het kader van de Ruimte voor Ruimte-regeling te realiseren wordt opnieuw bekeken in relatie tot het woningprogramma in het reconstructiegebied (Noord- en Midden-Limburg). Er komt geen nieuwe regeling Ruimte voor Ruimte na afloop van de huidige.
14
2. Bereikbaarheid en infrastructuur We zetten maximaal in op bereikbaarheid van Limburg via weg, rail, water en lucht. Grensoverschrijdend openbaar vervoer conform de Euregionale railagenda vormt een onderdeel van die ambitie. Samen met andere grensprovincies, belanghebbende steden en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu willen wij komen tot bindende afspraken over grensoverschrijdend treinverkeer. De intercitylijnen moeten via een landelijke concessie doorrijden tot aan de dichtstbijzijnde HSL-stations (Düsseldorf, Aken, Luik), waarbij de volle ondersteuning vanuit de Provincie wordt georganiseerd. De Provincie zorgt zelf voor de regionale concessie, die moet voorzien in bediening door middel van regionale (grensoverschrijdende) lijnen. Een goed bereikbaar Limburg is in het belang van onze economie of het nu het verkeer van mensen, goederen of diensten betreft. Daarom willen we de voorwaarden voor de multimodale logistieke functie van Venlo en Sittard-Geleen versterken. Samen met Rijkswaterstaat streven we naar optimalisatie van binnenhavens in Limburg. We zullen de al in gang gezette grote investeringen in ons wegennet met voortvarendheid maar met groot kostenbewustzijn afronden. We doelen hierbij in het bijzonder op de Buitenring Parkstad, de Greenportlane en de bestaande afspraken rondom de A2-passage in Maastricht. Verder zullen we het initiatief doorzetten voor het ontwikkelen van de N280 Roermond - Weert, en een verbeterslag voor de N270 en N271, waarbij rekening wordt gehouden met inpassing en draagvlak. Hierbij willen we maximale versnelling van vergunningprocedures bewerkstelligen. Bij het Rij dringen we aan op de optimalisering en versterking van de Oost-West verbinding via de A67 en de verdere verbreding van de A2. We streven naar een stevig fundament voor Maastricht Aachen Airport en groeimogelijkheden voor de toekomst. 3. Milieu en water Met betrekking tot milieubeleid beperkt de Provincie zich tot haar wettelijke taken. Hierbij wordt vastgehouden aan het bestaande kwaliteitsniveau van handhaving. Onderzocht moet worden in hoeverre uitvoerende diensten, zoals vergunningverlening, handhaving en wegbeheer in afstemming met de gemeenten en waterschappen kunnen worden uitgevoerd en/of verzelfstandigd. Er komen twee Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) voor toezicht en handhaving bij bedrijven op het gebied van milieu, waar ook de provinciale Wabo-taken in worden ondergebracht. Overige (beleids-)advisering en vergunningverlening voor het Wabo-taakveld blijft bij de gemeente. Wij houden het Rijk aan de gemaakte afspraken dat de beveiliging van Limburg tegen overstroming van de Maas een rijksverantwoordelijkheid is, dat de1 op 250-norm voor de hoogwaterbescherming spoedig wordt gerealiseerd en dat het Rijk zijn financiële verplichtingen in dat kader nakomt. Het Rijk is primair verantwoordelijk voor de hoogwaterbescherming rond de Grensmaas. Nu er vertraging bij de grindwinning dreigt, acht de coalitie het des te noodzakelijker, dat het Rijk het afgesproken beschermingsniveau in 2017 zo optimaal mogelijk bereikt.
15
Verder wordt met kracht de gebiedsontwikkeling Ooyen-Wanssum ondersteund. Het Rijk zal worden aangesproken op haar verantwoordelijkheid in deze. Indien nodig kan een voorfinancieringsconstructie worden ontwikkeld. Uitgangspunt is dat grindwinning in Limburg na afloop van het project Grensmaas wordt beëindigd. Zandwinning is onder bepaalde omstandigheden, na een maatschappelijke kostenbaten analyse (mkba) bespreekbaar. 4. Natuur en plattelandsontwikkeling Natuur en groen zijn belangrijk voor Limburg, maar dit mag niet doorslaan in dogmatisch denken of behoudzucht. In het ontwikkelen van natuur moet beleving door burgers mede van invloed zijn. Wij conformeren ons aan de lijn die het Rijk hanteert met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Uitgangspunt is dat natuurcompensatie binnen de EHS plaatsvindt. Als Provincie nemen wij geen aanvullende maatregelen met betrekking tot de Natura 2000 gebieden. We willen inzetten op slimme ontwikkelingen, die niet alleen de taakstelling dichterbij brengen maar ook passen bij regionale ambities en kansen. Te denken valt aan inbreiding van nieuwe natuur en particulier beheer, die ook passen binnen de agrarische bedrijfsvoering. Bestaande regelingen als de stallensloopregeling en de oud-glasregeling worden binnen de bestaande kaders voortgezet met het oog op de bevordering van de kwaliteit van het platteland.
16
IV. Bestuur en Financiën 1. Middenbestuur Het motto van ons coalitieakkoord “meer Limburg, minder overheid” is in onze bestuurlijke aanpak en onze financiële huishouding verankerd. We houden vast aan een sobere en duurzame begrotingsdiscipline. We zullen ons bestuurlijk, bewust van onze positie tussen Rijk en gemeenten in, als middenbestuur richten op onze kerntaken en daar een doelmatig financieel beleid aan koppelen. Middenbestuur staat voor ons voor het over en weer behartigen van rijks- en gemeentelijke doelen en veronderstelt vooral een dienstbare houding. Tegelijkertijd behartigt de Provincie zelf inhoudelijke ambities en belangen op regionaal niveau, die door de verkiezing van Provinciale Staten democratisch gelegitimeerd zijn. Op die terreinen heeft de Provincie een eigenstandige positie. Op verschillende beleidsterreinen speelt het provinciebestuur telkens een andere rol. Soms als partner of investeerder, soms als subsidiënt en soms als hogere bestuurslaag. Het middenbestuur komt naar voren daar waar gemeenten en Rijk niet tot uitvoering komen. Bovenregionale, provinciale en provincieoverschrijdende zaken moeten worden opgepakt en in een bepaalde vorm (publiek, privaat of publiek/privaat) in ontwikkeling worden gebracht. Te denken valt aan Maastricht Culturele Hoofdstad, Campussen, Maasbeveiliging, Branding. Wij streven daarbij naar optimale bestuurlijke samenwerking en onderling vertrouwen. Voor ons betekent middenbestuur ook midden in de samenleving staan. Wij willen samen met partners resultaten bereiken voor en in de Limburgse samenleving, waarbij wij gebruik willen maken van de kennis, ervaring en eigen initiatieven van die partners. Wij hebben als ambitie om de trots die onze burgers bij Limburg voelen om te zetten in een trotse en toonaangevende positie in Nederland. Wij zijn daarbij optimistisch over de kansen en de toekomst van de Provincie. De Provincie wil in samenwerking met partners zoals gemeenten en waterschappen een regionale bestuurslaag vormen met visie en bestuurskracht, die sturing geeft aan de ontwikkeling van Limburg. Als overheid willen wij een partner zijn in regionale, nationale en internationale netwerken. Om vanuit onze visie deze ambitie waar te maken is een cultuuromslag nodig én een sterkere communicatie. 2. Eén Limburg De Provincie wil op een eenduidige en integrale manier werken. Limburg is een sterke Provincie wanneer alle lokale bestuurlijke schakels sterk zijn. De Provincie is vanuit haar rol geschikt om op een verbindende wijze de regie te voeren bij het oplossen van bovenregionale problemen. Wij stellen het samenwerken met onze partners voorop. Natuurlijk met onze bestuurlijke partners: gemeenten en waterschappen. Maar ook met maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers. Hierbij sluiten wij aan op de bestaande regionale samenwerkingsverbanden. De doelen die wij gezamenlijk willen realiseren, bepalen de manier waarop wij samenwerken. De Provincie heeft een belangrijke rol ten aanzien van de bestuurskracht van gemeenten. Wij willen gemeenten als ‘eerste overheid’ voor veel burgers maximaal in hun kracht zetten en ondersteunen
17
bij hun bestuurskracht en samenwerking. Gemeentelijke herindeling komt alleen van onderaf tot stand. De Provincie heeft een actieve rol bij de oplossing van bestuurlijke en financiële knelpunten.
3. Besturingsfilosofie Als nieuw bestuur hanteren wij een aantal principes:
•
We streven naar een open, transparante en slagvaardige bestuursstijl. Dit betreft zowel de verhouding tussen Provinciaal Bestuur en samenleving als de verhouding tussen GS en PS.
•
We concentreren ons op de door ons vastgestelde kerntaken, zijn bescheiden in onze ambities als provinciale overheid en vervullen een ambassadeursfunctie naar de samenleving.
•
We concentreren ons op bestuurlijke hoofdlijnen en op afbouw van overbodige regels.
•
We streven een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheid tussen bestuurders en ambtelijke organisatie na, met duidelijke mandaten voor de ambtelijke top.
De leden van Gedeputeerde Staten overleggen voor benoeming een Verklaring Omtrent Gedrag en ondergaan een integriteitstoets. Provinciale Staten zullen worden versterkt met een eigen controlefunctie, de begrotingscyclus is uitgangspunt voor onze wederzijdse agendabepaling. Wij handhaven het openbaar declaratieregister voor bestuurders en stellen een openbaar subsidieregister in. Hierin staat welke organisatie hoeveel geld van de Provincie ontvangt. Deze registers worden actueel bijgehouden op de website van de Provincie. Bestaande lidmaatschappen en deelnamen aan tal van overlegstructuren, verenigingen en samenwerkingsverbanden worden kritisch bekeken. Bij nieuwe initiatieven hanteren wij de onlangs vastgestelde openbare Governance-code. Ten aanzien van de regiofondsen bouwen wij de komende jaren voort op de investeringsagenda’s die per regio zijn opgesteld. Nu in de afgelopen periode regionaal verankerde structuren zijn gerealiseerd, kan de Provincie meer afstand gaan betrachten en de voorzittersrol verwisselen voor een participerende rol. Waar een beroep op een bijdrage wordt gedaan zal de Provincie de uit de agenda’s voortkomende projecten beoordelen. We zetten in op het versoberen en efficiënter maken van de bestuurlijke structuur van de Euregio’s. We zetten met kracht onze sobere en doelmatige lobby in Den Haag en Brussel voor de belangen van de Limburgse burgers door. De Commissaris der Koningin is als boegbeeld van de Provincie bij
18
uitstek geschikt om de Limburglobby profiel te geven, met overigens een proactieve houding van alle leden van GS.
4. Organisatie en Communicatie We onderschrijven de uitgangspunten van het reorganisatievoorstel Toekomstvast Limburg, en de daarin geformuleerde uitgangspunten om tot een slanke, proactieve en daadkrachtige organisatie te komen. Onze inzet is om burgers, organisaties en ondernemingen in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de ontwikkeling van Limburg en de kernprojecten, die daarbij een rol moeten spelen. Dit proces van gemeenschappelijke agendavorming vindt nu te fragmentarisch en schoksgewijs plaats. Het communicatiebeleid wordt herzien. We streven naar een centraal gestuurde, uniforme aanpak gekoppeld aan een taakstellende besparing op aantallen nieuwsbrieven, symposia en congressen. In het brede scala van mogelijkheden voor burgerparticipatie zullen we bij zwaarwegende thema’s die de gehele provincie betreffen en waar de Provincie bevoegd is, het raadgevend referendum mogelijk maken. De provinciale organisatie zelf moet efficiënt, effectief en burger- en klantgericht werken. 5. Financiën Wij zijn voor een qua omvang bij onze ambitie passend, transparant bestuur, dat effectief en kostenbewust werkt voor de burger. De Provincie zal geen rijkskortingen of eventueel falen van het Rijk compenseren. Kortingen op doeluitkeringen zullen in beginsel door de Provincie één op één worden doorvertaald naar dat betreffende beleidsterrein. De Provincie zal werken met een meerjarig duurzaam sluitende begroting en, ook wanneer er geen noodzaak is tot bezuiniging, voortdurend sturen op efficiency en effectiviteit van het uitgegeven belastinggeld. De Provincie zet zich te allen tijde in om Europese middelen, rijksmiddelen en investeringen vanuit het bedrijfsleven naar Limburg te halen. De opcenten op de motorrijtuigenbelasting zullen in de komende periode met 10% worden verlaagd (exclusief inflatiecorrectie). Provinciale subsidie is niet vanzelfsprekend. We zullen met ingang van de nieuwe coalitieperiode daarom periodiek ons subsidiebeleid op nut en noodzaak beoordelen. Uitgangspunt voor gesubsidieerde organisaties is dat ze subsidies gebruiken waar ze voor bedoeld zijn en hun subsidiegeld niet aanwenden om te procederen tegen democratisch genomen besluiten.
19
De druk van administratieve lasten en regels voor bedrijven en burgers gaat omlaag. We voegen de beide Limburgse waterschappen samen om op die wijze een efficiencyslag en lagere lasten voor de burgers te bewerkstelligen. Tevens kan daarmee de samenwerking in de waterketen in Limburg organisatorisch worden versterkt. We gaan efficiënter werken, minder taken oppakken en nieuwe samenwerkingsverbanden met gemeentelijke taken opzetten. Daardoor kunnen we de formatie van de Provincie in vier jaar tijd terugbrengen met 185 fte. De formatievermindering zal gebeuren door middel van natuurlijke afvloeiing dan wel herplaatsingen, die leiden tot efficiencywinst. Aangezien de gedeputeerden van de PVV geen gebruik maken van een dienstauto met chauffeur, kan het aantal dienstauto’s worden teruggebracht van 6 naar 4. De inhuur van externe expertise wordt teruggebracht en gemaximeerd op het niveau van 2009.
20
Financiële ruimte 2011-2015
V3 7-4-2011 2012
2013
2014
2015
Bestedingsruimte 2012-2015
Resultaat ná bestemming volgens financiële ruimte begroting 2011-2015
18,8
23,4
37,4
47,4
127,0
Effect brief BzK 29-3-2011 inzake verdeelmodel provinciefonds
14,0
14,0
14,0
14,0
56,0
1 Basispad budgettaire ruimte 2012-2015
32,8
37,4
51,4
61,4
183,0
2 Ombuigingen en efficiency
5,0
10,0
15,0
20,0
50,0
A Structurele ruimte 2011-2015 (1+2)
37,8
47,4
66,4
81,4
233,0
3 Vrijval Escrow Essent (info per 7-4-2011)
57,7
4 Inzet reserve Essent-middelen (surplus)
25,0
5 schrappen zichtdepot Bonnefanten
3,8
B Incidentele ruimte 2011-2015 (3+4)
C Budgettaire ruimte 2012-2015 (structureel (A) + incidenteel (B))
Aangescherpt profiel oplopend van 5 in 2012 naar structureel 20 in 2015
57,7 25,0
25,0
25,0
100,0
86,5
25,0
25,0
25,0
161,5
124,3
72,4
91,4
106,4
394,5
6 Lastenverlichting opcenten (scenario eenmalig 10% incl. indexering)
-7,8
-10,6
-10,7
-10,9
-40,0
7 Innovatiefonds MKB
-3,0
-4,0
-4,0
-4,0
-15,0
8 ICT
-1,3
-1,3
-1,3
-1,3
9 WK Wielrennen
-1,5
3,8
D Intensiveringen en bestedingen 2012-2015
-5,0 -1,5
10 Intensivering provinciale rol Zorg en Leefbaarheid
-10,0
-10,0
-10,0
-10,0
11 Concurrentiekrachtfonds
-10,0
-10,0
-10,0
-10,0
-40,0
12 Bereikbaarheid en infrastructuur (Rail, OV en reservering N280)
-50,0
-5,0
-20,0
-40,0
-115,0
13 Landschap, Natuur en Monumenten
-10,0
-10,0
-10,0
-10,0
-40,0
14 Transitiefonds volkshuisvesting
-12,5
-12,5
-12,5
-12,5
-50,0
15 Transitie Jeugdzorg
-2,0
-2,0
-2,0
-2,0
-8,0
16 Regiobranding Limburg
-1,2
-1,2
-1,2
-1,2
-4,8
17 Nieuwe Tranche Limburgse Energiesubsidie
-2,0
-2,0
-2,0
-2,0
18 Eenmalige reservering ombuigingen en formatiereductie
-6,0
Totaal bestedingen
E Restant budgettaire ruimte (C-D)
-40,0
-8,0 -6,0
-117,3
-68,6
-83,7
-103,9
-373,3
7,1
3,9
7,8
2,6
21,2
21
Toelichtende tekst bij schema met middelen: -
-
-
Kortingen op doeluitkeringen/decentralisatie-uitkeringen worden opgevangen binnen het betreffende beleidsterrein De financiële paragraaf van het coalitieakkoord zal deel uitmaken van de voorjaarsnota (behandeling 23 juni) in de vorm van een begrotingswijziging 2011. De eerste volledige uitwerking door het college van GS vindt plaats in de begroting 2012 Per ‘intensivering’ (nr 6 t/m 18) zal vóór 1 november 2011 een eerste uitwerking in de vorm van een kort ‘kernblad’ worden geschreven over het beoogde doel en besteding van deze middelen
22
Portefeuilleverdeling Portefeuille 1,7 PVV Leefbaarheid Zorg en welzijn Jeugdzorg Veiligheid incl. ROVL Handhaving Sport (Sportzone) Mobiliteit en hoofdinfrastructuur Volkshuisvesting Openbaar vervoer Provinciale wegen
Portefeuille 1,7 CDA Monumentenzorg Kunst en cultuur Mediabeleid Bedrijfsvoering excl. Fin. Huisvesting, provinciale gebouwen Ruimtelijk beleid Vergunningen Milieu- en waterbeleid, duurzaamheid Natuur en landschap Bodemsanering Zandmaas, Grensmaas Ontgrondingen
Portefeuille 1 VVD Economie Onderwijs en arbeidsmarkt Financiën Grondbedrijf Floriade
Portefeuille CdK Public Affairs Internationalisering Bestuurlijke organisatie Communicatie IPO
200900239
provincie limburg aterschap
0 9 JAN. 2009 Provinciale Staten van Limburg Ter afd aan
Sec l ' ""Tir-;r.. t".y-n
Cluster LGW Faxnummer (043) 389 76 43 Ons kenmerk 2008/44662 Bijlage(n) 1
Atgedafjri d.d.
Behandeld Doorkiesnummer Uw kenmerk Maastricht
H. ter Heegde (043) 389 76 32 16 december 2008
Onderwerp Evaluatie waterschapsbestel
Provinciale Staten hebben op 13 december 2002 besloten tot herziening van het waterschapsbestel in Limburg. Daarbij hebben Provinciale Staten een motie aangenomen waarbij aan ons werd opgedragen om: •
een open evaluatie te houden van de herziening van het waterschapsbestel, zulks binnen 5 jaar na die herziening;
•
een onderzoek te starten naar voordelen, nadelen en haalbaarheid van 'één all-in' en 'één all-in plus';
•
de resultaten van het onderzoek naar de varianten als referentiekader te betrekken bij de evaluatie.
Onderstaand informeren wij u over de wijze waarop wij uitvoering hebben gegeven aan deze motie. Evaluatieonderzoek Het huidige waterschapsbestel is op 1 januari 2004 tot stand gekomen. Aan de motie moest derhalve vóór 31 december 2008 uitvoering worden gegeven. Om te voorkomen dat de aanloopproblemen van de nieuwe waterschapsorganisatie zouden worden geëvalueerd, hebben wij ervoor gekozen om de evaluatie uit te voeren aan het einde van de daarvoor in de motie gestelde termijn. De feitelijke uitvoering van de evaluatie hebben wij aan bureau Berenschot opgedragen. Dit heeft geresulteerd in het bijgesloten evaluatierapport.
081126-0022
Praat mee over Limburg! www.limburg.nl/burgerforum
Bezoekadres: Limburglaan 10 NL-6229GA Maastricht
Postbus 5700 NL-6202 MA Maastricht
[email protected]
Tel + 31 (0)43 389 99 99 Fax + 31 (0)43 361 80 99 www.limburg.nl
Bankrekening Rabobank 13.25.75.728
Bereikbaar via: Lijn 1 (richting De Heeg) Lijn 3 (richting Heugem) Lijn 53 (richting Gulpen) Lijn 57 (richting Gulpen)
provincie limburg Omdat bedoelde motie geen evaluatievragen of inhoudelijke criteria bevat waaraan de evaluatie moet voldoen, zijn door ons de evaluatievragen geformuleerd als vermeld in het evaluatierapport. Algemene en overkoepelende evaluatievraag is of de in het PS-besluit van 13 december 2002 gehanteerde weging van de vier varianten voor het waterschapsbestel en de onderbouwing van de gemaakte keuze voor de variant 2+ op dit moment, in het licht van de huidige feiten en kennis, nog valide zijn. Zouden de huidige inzichten tot een andere weging van de argumenten leiden? Omdat in het besluit van 13 december 2002 de verschillende varianten, ook één all-in en 1+2, zijn afgewogen, levert een evaluatie van 2+ op de vermelde wijze (zijn de argumenten voor de keuze voor die variant nog valide?) automatisch ook een onderzoek naar de voor- en nadelen en haalbaarheid van één all-in en 1+2 op. Ook wordt op die wijze het onderzoek naar één all-in en 1+2 automatisch betrokken bij de evaluatie, zoals gevraagd in de motie. Inhoud evaluatierapport In het evaluatierapport worden de volgende conclusies getrokken. •
De huidige inzichten omtrent 1 all-in geven geen aanleiding tot een andere keuze dan 2+.
•
Ten opzichte van zes jaar geleden is vooral het belang van samenwerking met waterschappen en andere partners toegenomen. Samenwerkingsopgaven hebben meer nadruk gekregen. De waterketen, gebiedsgericht werken, samenwerking in het kader van een verbeterde bedrijfsvoering en de specifieke kenmerken van het stroomgebied vereisen echter wel allemaal samenwerking op een ander schaalniveau.
•
Een discussie over een herziening van het Limburgse waterschapsbestel is daarom geen middel om te komen tot een meer doelmatige en doeltreffende aansturing en uitvoering van provinciaal integraal waterbeleid. Naar de mening van Berenschot dient de discussie over de toekomst van het waterschapsbestel zich toe te spitsen op de relatie tussen het optimale schaalniveau en het samenwerkingsvraagstuk en niet zozeer op de structuur van het bestel.
•
De huidige variant scoort beter dan de 1 all-in variant op de valide argumenten: ontwikkeling waterketen en draagvlak. o
De huidige variant biedt nog steeds een beter kader voor verdere ontwikkeling van de waterketen dan de 1 all-in variant.
o
De huidige variant kan rekenen op veel draagvlak bij de waterschappen. Er is bij de waterschappen geen draagvlak voor wijziging van het waterschapsbestel op korte termijn. Wel lijkt er bereidheid te bestaan om op termijn, als de ontwikkelopgaven van de Kaderrichtlijn Water bij zijn en de eerste generatie nieuwe waterschapsbestuurders heeft gewerkt, een discussie te voeren over de toekomstige inrichting van het waterschapsbestel.
Bovenstaande conclusies leiden in het rapport tot de volgende aanbevelingen. •
Focus voor de verdere optimalisatie en professionalisering van het watersysteem en de waterketen niet op de discussie over de 1 all-in variant. Een dergelijke wijziging in organisatiestructuur werkt in onze ogen belemmerend voor het proces van totstandkoming van verdergaande samenwerking in de waterketen.
081126-0022
2
provincie limburg •
Bepaal een strategie om de actoren in de waterketen te prikkelen om werk te maken van verdergaande samenwerking. Mogelijk kan hiervoor de landelijke benchmark rioleringen (2009) dienen. Er blijven nu efficiencyvoordelen liggen waarvan de burgers, gebruikers kunnen profiteren.
•
Wees alert op de toekomstvastheid van het waterschapsbestel op de langere termijn (2015). Blijf hiervoor de landelijke ontwikkelingen in het denken over de institutionele verhoudingen tussen verschillende overheidslagen volgen. Maak over enkele jaren de balans hiervan op en overweeg dan de mogelijke consequenties hiervan voor het Limburgse waterschapsbestel.
•
Blijf investeren in het stimuleren van samenwerkingsgerichtheid op uitvoerend niveau en korte lijnen op bestuurlijk niveau.
Standpunt naar aanleiding van het evaluatierapport Naar aanleiding van het evaluatierapport hebben wij het volgende standpunt ingenomen. Geen wijziging van het waterschapsbestel In het rapport wordt geconcludeerd dat de huidige inzichten omtrent 1 all-in geen aanleiding geven tot een andere keuze dan 2+. Aangegeven wordt dat de huidige variant beter scoort dan de 1 all-in variant op de argumenten ontwikkeling waterketen en draagvlak. Verder is vermeld dat het huidige waterschapsbestel (2+) naar behoren functioneert. Uit het vermelde in het rapport concluderen wij dat er op dit moment geen aanleiding is tot wijziging van het waterschapsbeste!. De toekomstige inrichting van het waterschapsbestel bezien Het standpunt dat er op dit moment geen aanleiding is tot wijziging van het waterschapsbestel wordt tevens ondersteunt door het feit dat er een aantal ontwikkelingen zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het waterschapsbestel. Het is naar ons oordeel niet raadzaam om vooruitlopende op die ontwikkelingen te besluiten tot wijziging van het waterschapsbestel. Als het waterschapsbestel nu zou worden gewijzigd ontstaat het risico dat het nieuwe bestel niet toekomstvast is en na korte termijn weer aangepast zou moeten worden. Bedoelde ontwikkelingen, zoals grotendeels ook aangegeven in het evaluatierapport, zijn de volgende: •
•
Bij de recente wijziging van de Waterschapswet is een nieuw kiesstelsel ingevoerd. Dit stelsel houdt, in grote lijnen, in dat de zeggenschap van de categorie ingezetenen wordt vergroot waarbij voor die categorie een lijstenstelsel (in plaats van het vroegere personenstelsel) is ingevoerd. De waterschapsverkiezingen van november 2008 zijn de eerste die zijn gehouden op basis van het nieuwe kiesstelsel. De wijzigingen in bestuurssamenstelling hebben mogelijk betekenis voor het waterschapsbestel. Het Rijk heeft aangegeven dat zij de hiervoor bedoelde verkiezingen zal evalueren. Daarbij zullen zaken spelen als het opkomstpercentage. Niet ondenkbaar is dat naar aanleiding van deze evaluatie ook weer discussie wordt gevoerd over de bestuurssamenstelling (bij de recente wijziging van de Waterschapswet was er met name in de Eerste Kamer kritiek op de geborgde zetels, die als ondemocratisch werden ervaren).
081126-0022
provincie limburg Over enkele jaren zal voor de opgaven voortvloeiende uit Kaderrichtlijn Water en Waterbeheer 21 e eeuw het accent voor de waterschappen verschuiven van beleidsontwikkeling en planvorming naar uitvoering. • De schaalvergroting van gemeenten zal naar verwachting voortzetten. De waterschappen krijgen daardoor minder gemeenten als samenwerkingspartner. Naar verwachting zal ook de kennis en professionaliteit van de gemeenten op het beleidsterrein water toenemen, hetgeen voor de waterschappen een taakverlichting kan inhouden. • Op dit moment wordt er op stroomgebiedsniveau (bovenprovinciale schaal) samen gewerkt voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Er zijn vanuit het Rijk signalen dat deze samenwerking zou moeten worden verbreed naar andere wateronderwerpen. •
De uitkomst van voormelde ontwikkelingen en de betekenis daarvan voor het waterschapsbestel in Limburg is op dit moment nog uiterst onzeker. Aantekening verdient daarbij dat een belangrijk deel van de ontwikkelingen op landelijk niveau spelen en dat beslissingen daarover ook landelijk zullen worden genomen. De invloed van de provincie daarop is beperkt. Uiteraard is het raadzaam om bovenbedoelde ontwikkelingen te blijven volgen. Wij willen in 2013 de balans op te maken: wat zijn de resultaten van de ontwikkelingen en welke consequenties moeten daaraan worden verbonden voor het Limburgse waterschapsbestel. In 2013 zijn naar verwachting de bedoelde ontwikkelingen in ieder geval voor een groot deel uitgekristalliseerd. Zo is bijvoorbeeld de bestuursperiode van de nieuwe waterschapsbesturen in 2012 afgelopen. Op basis van de ervaringen uit die bestuursperiode kan worden bezien of aan de wijzigingen in bestuurssamenstelling betekenis moet worden toegekend voor het waterschapsbestel. Dit leidt tot de conclusie dat wijziging van het waterschapsbestel op dit moment niet aan de orde is, maar dat in 2013 kan en moet worden bezien wat op termijn van 2015 de meest optimale inrichting van het bestel zou zijn. Hoe het opmaken van de balans in 2013 vorm moet worden gegeven, zullen wij vastleggen in een nog op te stellen plan van aanpak. Ons standpunt houdt dus geen principiële en definitieve afwijzing van wijziging van het waterschapsbestel of de variant één all-in in. Op dit moment zien wij geen aanleiding voor wijziging van het waterschapsbestel, maar wij willen de uitkomst van verschillende lopende ontwikkelingen afwachten voordat over een eventuele wijziging van het waterschapsbestel wordt beslist. Impuls voor samenwerking in de waterketen Een argument om in 2002 te kiezen voor het huidige bestel, 2+, was dat daarmee de samenwerking in de waterketen het meest zou worden gefaciliteerd. Immers de verplichte samenwerking op het gebied van zuiveringsbeheer, de +, leidt ertoe dat het zuiveringsbeheer op afstand van de waterschappen wordt geplaatst. Een volgende stap, het onderbrengen van het zuiveringsbeheer in een waterketenbedrijf of andere vorm van samenwerking in de waterketen, is dan niet meer zo groot.
081126-0022
provincie limburg Zoals in het rapport te lezen valt, is samenwerking in de afvalwaterketen in de afgelopen jaren van de grond gekomen. Dit betreft samenwerking tussen waterschap en één of enkele gemeenten. Meestal worden dan (eenmalige) afspraken gemaakt om de investeringen in rioleringsbeheer en zuiveringsbeheer onderling af te stemmen. H Samenwerking in de waterketen in brede zin (samenwerking/afstemming tussen riolering, zuivering èn drinkwaterproductie) is beperkt tot stand gekomen. Op operationeel vlak wordt samengewerkt tussen het Waterschapsbedrijf Limburg en Waterleiding Maatschappij Limburg (bijv. op gebied van storings- en onderhoudsdienst), maar een waterketenbedrijf of andere structurele vorm van samenwerking is niet gerealiseerd. Reeds in 2002 was onze overtuiging dat samenwerking in de waterketen belangrijke voordelen kon opleveren, met name op het vlak van kostenbesparingen. Onze inzichten hierover zijn niet gewijzigd. Wel kan geconstateerd worden dat de meeste winst in de afvalwaterketen (riolering-zuivering) te behalen zal zijn. Landelijk is ook in het Bestuursakkoord Waterketen 2007 door Rijk en koepelorganisaties de afspraak gemaakt dat de betrokken regionale overheden in ieder geval voor de afvalwaterketen een permanente, structurele samenwerking tot stand zullen brengen waarbij de afvalwaterketen wordt beheerd 'als ware er sprake van één systeem en één verantwoordelijke partij'. Afgesproken is dat de waterschappen daarvoor het initiatief nemen. De provincies hebben een stimulerende en faciliterende rol op zich genomen. Gelet op de afspraken uit het Bestuursakkoord Waterketen 2007 zullen wij in overleg met de partners in de waterketen bezien of samenwerking een extra impuls kan worden gegeven door de reeds gerealiseerde samenwerking in de afvalwaterketen meer te structureel te maken of verder te verbreden naar samenwerking in de waterketen.
Gedeput
voorzitter
se<
081126-0022
van Limburg,