VKK Zwolle .Maandbericht
Thema's van het kerkelijk jaar
Advent Kerstmis Oud en nieuw Maria Lichtmis Lijdenstijd en Pasen Hemelvaart Pinksteren Zomertijd
Michaël Begin kerkelijk jaar: loslaten opnieuw beginnen Allerheiligen en Allerzielen Heiligen
Advent Advent, een tijd van verwachting Een tijd van verwachting is altijd een bijzondere, een spannende tijd. Het is een tijd, waar je mogelijk een enigszins vaag beeld hebt van wat je verwacht. Maar het heeft geen zekerheid. Zoals een kind dat het verlanglijstje in de schoen heeft gelegd, zodat Sinterklaas weet wat de verlangens zijn? Of als je zwanger bent, hoe het kind zal zijn, of het gezond is, op wie het lijkt, hoe het zich zal ontwikkelen etc. Maar wat verwachten wij met Kerstmis? Zelf vind ik de Adventstijd prachtig verwoord in het eeuwenoude lied: ‘Het daget in den Oosten’. Dit lied werd geschreven door de Duitse componist en schoolmeester Melchior Vulpius; zijn oorspronkelijke naam was Melchior Fuchs (hij leefde van 1570-1615). Hij gebruikte voor dit lied de melodie van het lied ‘Christus der ist mein Leben’. Hij schreef vooral voor de Lutherse Kerk. De eerste vier strofen van dat lied zouden als het ware elk een week kunnen voorstellen, en de laatste, de vijfde, het moment van Kerstmis.
‘Het daget in den Oosten, het licht schijnt overal, Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal’.
Een zonsopgang is een prachtig gebeuren en ook een mooi symbool. In deze strofe is pas sprake van het eerste licht dat de horizon in het oosten kleurt. De zon zelf is nog volledig onder de horizon. Dan zien we dat het Oosten met een hoofdletter geschreven staat. Het betekent dus niet alleen de windstreek, maar ook nog iets anders. Ook onze kerk – en heel veel kerken – is georiënteerd of gericht op het oosten. De plaats waar het licht ‘uit zichzelf’ ontstaat. Met licht bedoelen we dan vaak ‘inzicht’. Het komt aan het licht. Symbolisch duidt het op de eeuwige Christus, wiens bestaan in het bewustzijn van de mens begint te dagen. ‘De duisternis gaat wijken, van d’eeuwenlange nacht; Een nieuwe dag gaat prijken, met ongekende pracht’. Het gaat gebeuren, maar het is nog niet zover. De aankondiging is er, maar het is nog niet gerealiseerd. Als je eenmaal een zonsopgang gezien hebt weet je, dat die tijd vanaf de eerste aankondiging tot de zon echt boven de horizon komt, heel lang duurt, wel een uur soms, maar dat het echt opkomen een kwestie van vijf minuten is. Het lijkt wel of de zon dan een sprongetje maakt. In de periode daarvoor kunnen er als het ware vuur- en lichtflitsen vanuit de lichtgloed in de nog donkere hemel opschieten. Zo is het ook met inzicht, je zoekt en weet: er moet iets zijn, je hebt er flitsen van gezien, maar je kunt er niet de hand op leggen, het is nog te vaag. Maar je weet ook, als je in jezelf blijft pogen er vat op te krijgen, dat er een moment komt dat je dat gaat lukken. Het inzicht sluimert nog, een eindeloze tijd waarin je helemaal geen idee had, dat er zoiets als bewustzijn bestond. ‘Wij die gebonden zaten, in de schaduw van de dood, Van ’t Eeuwige Licht verlaten, begroeten ’t morgenrood’. Deze strofe duidt op een desolaat gevoel, een gevoel dat je van God en mens verlaten bent, en helemaal alleen in een diepe duisternis wandelt, zonder enig richtingsbesef. Dan ontwaar je, tot je grote opluchting, het morgenrood en kun je je richting bepalen. Dood kan de symbolische betekenis hebben van ‘niet weten’. Als je geen idee hebt dat er iets is, of, anders gezegd, als dat wat er is geen herkenning in je oproept, dan is het er, voor jou, op dat moment, niet. Leeft het niet, is het dood. Tot het moment dat je eraan toe bent, dan kun je het inzicht begroeten als een bevrijding uit een gevangenschap. ‘De zonne, voor wier stralen, het nacht’lijk duister zwicht, En die zal zegepralen, is Christus, ’t Eeuwig Licht’. Dan wordt nu de symbooltaal duidelijk. De zon staat symbool voor Christus. Hij is het die het nachtelijk duister van ‘niet weten’ doet verdwijnen, Het is het Christus-bewustzijn dat over de aarde is geworpen, zoals in het Evangelie van Thomas, logion 10, staat geschreven: “Ik heb het vuur op de wereld geworpen en zie, ik waak tot het opvlamt in de mens”. Deze strofe verwijst naar het moment dat het eeuwige Licht van het Christus-bewustzijn in de mens zal zegepralen of, zoals Thomas het verwoordt: opvlamt in de mens. ‘Het daget in den Oosten, het licht schijnt overal, Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal’.
Het vijfde couplet is gelijk aan het eerste; maar nu we de voorgaande strofen goed in ons hebben laten doorwerken, kan het een begin van een nieuwe cyclus op een hogere trede op de ladder van bewustzijn inluiden. Hij, de Christus, in de figuur van Jezus, wiens geboorte wij met Kerstmis vieren, komt de volken troosten; Hij zal eeuwig in ons leven. Wies Kuiper
Gaudete, de derde zondag van Advent Gaudete! Gaudete!, Christus est natus… is de tekst van een kerstlied uit de 16e eeuw. De term ‘Gaudete’ is ontleend aan een vers uit de Brief van Paulus aan de Filippenzen (4:4), waarin de apostel Paulus de gemeenschap oproept tot vreugde: Verblijd u in de gemeenschap van de Heer te allen tijde! De Heer is nabij. Overwin alle bezorgdheid en laat in uw aanbidding en gebed samen met het dankoffer al wat gij te vragen hebt bekend worden bij God. Het begin van deze tekst geeft een jubelende adventsstemming weer, vol verwachting. Aan het eind van deze tekst verandert dat en worden we aan het ‘werk’ gezet: ‘Laat al wat gij te vragen hebt bekend worden bij God’. Heel kort gezegd is ‘vragen bekend maken bij God’: bidden. In de Mis komen veel gebeden voor, het zijn prachtige teksten en het is mooi om die met elkaar als gemeenschap te bidden. Het is een gezamenlijke bijdrage voor het vormen van een kanaal waardoor de goddelijke energie naar de aarde kan komen. Maar hoe doen we dat met onze eigen persoonlijke vragen? Die vragen kunnen heel universeel zijn zoals de vraag om gezondheid, voorspoed, oplossingen voor problemen waar we mee te maken hebben. .. Toch lijkt het of Paulus die vragen hier niet bedoelt maar juist die heel persoonlijke vragen die we moeilijk onder woorden kunnen brengen of vragen die nog onbewust in ons leven. Hoe kunnen we dan toch die vragen bekend maken bij God?
Een aanwijzing vinden we in de Bijbel: “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader in het verborgene (Mattheus 6:6)”. Die binnenkamer wordt ook wel het mystieke hart genoemd. Dat mystieke hart is niet ons fysieke hart, maar heeft wel overeenkomende kwaliteiten zoals warmte, liefde en vreugde. Het is moeilijk het mystieke hart te omschrijven maar soms kun je het voelen als de bron in ons van waaruit alles ontstaat, het middelpunt waar hemel en aarde samenkomen, onze diepste kern waar we het beeld en gelijkenis van God zijn. De bron die ook met andere dimensies te maken heeft en die stiller, ruimer en dieper is dan alles wat ons omringt. Om die bron te voelen kunnen we stil worden, ons even terugtrekken uit de drukte, uit het rumoer van onze dagelijkse werkelijkheid. In die stilte kan God ons ontmoeten of, zoals we het in de Mis (vlak na de vredesgroet) bidden: ‘O Gij die ons door dit sacrament genadiglijk voert tot wonderbare en mystieke gemeenschap met U…’ Ja en dan, als we in die stilte verblijven kan er een woord of een zin in ons opborrelen maar soms is de stilte zelf het gebed en bevat alle vragen die we bekend willen maken bij God. Carla Brinksma
Advent De adventstijd is een mooie, glanzende tijd, een tijd vol verwachting. De verwachting klopt ook in het hart van kinderen. Zelfs de volwassenen willen meespelen in de mythe van Sinterklaas en Santa Claus. Advent betekent letterlijk: God komt naar ons toe. Het is een tijd van puurheid: het oorspronkelijke Licht waar we vandaan komen komt naar ons toe. Het is een feesttijd van de oorspronkelijke ziel: witter dan sneeuw. Het lijkt ook een drukke tijd. Al doe je niets, er lijkt veel te gebeuren. Er zijn veel adventsbijeenkomsten. We verwachten gezamenlijk het kind, het kind dat nog niet geboren is. Als je in verwachting bent heb je behoefte aan schoonmaken en aan het klaarmaken van de omgeving van het nieuwe kind. De kerkelijke kleur van deze periode is paars, de kleur van zuivering, inkeer en bezinning. In het kerkelijk jaar is de zuivering en de vernieuwing al eerder ingezet met het Michaëlsfeest. We vierden daarna het feest van Rafaël, de genezende, reinigende aartsengel. Rond Allerheiligen en Allerzielen konden we ervaren hoe de geestelijke wereld ons naderde. De zondag voor de advent bracht ons naar de Rode Poort, waarin het grandioze visioen van de Hoogbejaarde en de naderende Zoon werd getoond. Christus bevestigt daarin opnieuw het Koningschap. De Hoogbejaarde, de Eeuwige die altijd Is, zetelt boven de beweeglijke wereld, met macht en wijsheid. De Zoon die een onverwoestbare heerschappij heeft wordt voor Hem geplaatst. Christus is de altijd komende. In Hem zijn wij de mensenzonen. Gaande door de tijd ontwikkelen wij, al lijkt het soms tergend langzaam, een innerlijke grootheid. Wij ontvangen daartoe steeds nieuwe impulsen die ons nieuwe kansen geven. De adventstijd is dan ook de tijd van de komende mensenzonen. Zuivering, inkeer en bezinning bereiden ons voor op het komen van het Kind uit de geestelijke wereld, het Kind dat wordt aangekondigd door de aartsengel Gabriël. Die bezinning brengt ons ook naar de Moeder. Wij kunnen de draden van onze schepping terug volgen, naar hun oorsprong, de Moeder waaruit wij zijn voortgekomen door de bevruchting door de Geest. Wij kunnen ons
proberen terug te brengen tot de prima materia waarin een geheim, nieuw leven begint, dat een nieuwe toekomst zal brengen. Het leven dat door de kosmische Christus geschonken is. Dat ons plaatst in de tijd. De Moeder geeft ons ruimte en diepte. "We moeten een Maria worden, om Christus te kunnen ontvangen." In haar is een mysterie dat in vele godsdiensten is uitgedrukt. Zo staat bijvoorbeeld onder het gesluierde beeld van de godin Neith: "ik ben degeen die is, was en zijn zal, niemand der stervelingen heeft mijn kleed opgelicht en het kind dat ik gebaard heb, is de zon". Als je in verwachting bent dan wordt er met je meegeleefd. Iedereen wil weten hoe je je voelt. Maar toch wil je soms alleen zijn met je meest intieme gevoelens, al voeling hebben met het kind en je openstellen voor wat het nodig heeft. Zo is het ook als wij in geestelijke verwachting zijn: het is allerpersoonlijkst, het is opnieuw aangeraakt worden, een vernieuwing van ons innerlijk. Het is daarom dat we ons proberen te zuiveren. Daarbij kunnen we ook denkbeelden betrekken die ons vroeger dierbaar waren maar die ons nu hinderen. Het is het luisteren naar je innerlijke stem, die zegt wat je moet doen. Het kan voelen als een wakker geschud worden. Het is als het worden van de maagdelijke rots, onaangeraakt, met daaromheen de geest, die een verborgen licht draagt, en een geheime boodschap fluistert van opwindend nieuw leven.
Naar boven
Kerstmis
KERSTGEDACHTEN O God, deze nacht is heilig Door het ware Licht dat elke duisternis doorbreekt. Moge dit Licht in ons leven ons leiden En ons doen delen in Zijn Vrede. Door Christus onze Heer. Amen. (Collectegebed voor het hoogfeest van Kerstmis) Elke belangrijke gebeurtenis heeft een goede voorbereiding nodig. De periode van voorbereiding op het Kerstfeest is de Advent. Gedurende die periode richten wij ons op de geboorte van het Licht. Het Christus-Licht, het innerlijke Licht, het Licht dat ons de ervaring geeft wie we in wezen zijn. Wij bereiden ons voor op de komst van de “Christus in ons” door middel van vier thema’s die ieder gedurende een week in ons hart alle aandacht krijgen. Om de groei van dat Licht gestalte te geven ontsteken we iedere zondag een kaars aan de Adventskrans, met een passende gedachte daarbij. De thema’s van deze zondagen zijn de navolgende: onderscheidingsvermogen, zelfvergetelheid, liefde en juist handelen. Dit zijn de basiskwaliteiten die aanwezig moeten zijn in ons, wil het Licht met volle helderheid in ons kunnen stralen.
Onderscheidingsvermogen ontwikkelen is de eerste opdracht. Leren onderscheiden wie of wat je in wezen bent en daar alle aandacht aan geven. Net als bij het leren van een vreemde taal is het ook hier zaak de basisbeginselen van die taal heel goed te leren. Het basisbeginsel van de “innerlijke” taal is onderscheidingsvermogen. Pas als je dat, in elk geval gedeeltelijk, onder de knie hebt, kun je je met vrucht en met volle overgave bezighouden met “zelfvergetelheid” en “Liefde” om dan uiteindelijk vanuit deze kwaliteiten te komen tot “juist handelen”. Dat is de weg waarop Jezus, en ook alle grote Heiligen en Meesters, ons is voorgegaan. Eigenlijk is het niet de komst van de Christus in ons die wij vieren, want de Christus is er al lang, die is er al vanaf onze geboorte. Maar de herinnering, het bewustzijn daarvan zijn we bij het dieper indalen in de materie, bij onze geboorte, kwijtgeraakt. Toch hebben we er een niet definieerbaar verlangen naar. Zo’n verlangen kun je alleen maar hebben als er nog een stukje van die herinnering aanwezig is, dat we dan opkweken als een zeldzaam plantje, een bloempje, nog in de knop, dat we angstvallig beschermen tegen de harde, nog koude lentewind, of dat we symbolisch uitbeelden door de geboorte van het kind Jezus, een kwetsbare pas geboren baby, geboren in moeilijke omstandigheden, in een stal of grot waar ook dieren schuilen. Het zijn allemaal symbolen van een pril begin. Soms verbeelden we het ook door de altijd groen blijvende spar of den, waarin het licht van de kaarsjes zich weerspiegelt in de glimmende ballen, en daardoor een prachtig beeld geeft van de kosmos. In zo’n atmosfeer klinken de eerste woorden van het Evangelie van Johannes: “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is door Hem ontstaan en buiten Hem is er niets ontstaan. Wat ontstaan was had leven in Hem, en het leven was het licht van de mensen”. Nu, duidelijker kan het niet gezegd worden. Het Woord, de trilling, de energie van God is in ons en buiten ons, zoals het water in de vis is en buiten hem (vis is voor 90% water). Of zoals het in het Geheime Boek van Johannes wordt verwoord: “De Vader maakte de Moeder van het Al zwanger van zijn vonk in het zuivere licht dat de onzichtbare Geest omgeeft, en Zij baarde een lichtvonk die geleek op het gelukzalig licht, maar in grootheid daaraan ongelijk was. Dit is de enig geborene van de Vader-Moeder, die verschenen is”. Dit zijn zulke moeilijk te begrijpen zaken, dat wij daar niet met ons gewone denkvermogen bij kunnen komen. We willen dat echter wel, dus moeten we het in gemakkelijker taal vertalen, en dat doen we met de taal van de symbolen. Symbolen verwijzen naar iets en tegelijk verbinden ze iets. Als het zonlicht volop in de kamer schijnt en je steekt een kaars aan, dan zie je dat lichtje bijna niet. Om dat licht te zien wacht je tot het donker wordt. Daarom vieren wij de geboorte van het licht in de donkerste tijd van het jaar, bij zonnestilstand, als dat uiterlijke zonlicht zover mogelijk bij ons vandaan staat, zodat het makkelijker is voor ons om het innerlijke licht te onderscheiden van het uiterlijke. Dan kunnen we ook het kleine zelf vergeten, omdat we ons op het hoogste Zelf richten, en kan er een begrip van ware Liefde in ons opbloeien. Dat maakt het mogelijk om vanuit die Liefde Gods plan op aarde te verwezenlijken. Dat is het ware Kerstfeest, waarnaar wij op weg zijn en dat wij stukje bij beetje trachten te verwezenlijken. Wies Kuiper
VOLKOMEN DONKERTE OP AARDE, DAAR KOMT HET LICHT: DE STER VAN BETHLEHEM! Die zur Wahrheit wandern, wandern allein, keiner kann dem Andern
Wegbruder sein… Christian Morgenstern (1871-1914) “…keiner kann Wegbruder sein”. De weg naar waarheid gaat dan wel ieder voor zich, maar we zijn wel met z’n allen op weg. We hebben elkaar nodig om groei een kans te geven en tot volle bloei te komen. Een beeldverhaal is heerlijk voedsel (herkenning) voor wie op weg is. Oerbeelden laten je in de volle diepte voelen en raken aan oerherinneringen uit je ziel. De lichtspelen zijn daar een voorbeeld van. Ook dit jaar worden ze weer uitgevoerd door ouders en leerkrachten van de Vrije School. Drie verhalen met verborgen lagen die ervoor zorgen dat er altijd weer iets nieuws te ontdekken is. Al kijkend of spelend begrijp je lang niet elk woord of beeld. Het is immers een confrontatie met een denken waarvan wij verwijderd zijn geraakt. Ongemerkt raakt je denken in kwantitatieve vormen verstrikt en je verliest de kwaliteit. Ik kan intens voelen hoe het materialisme de kwaliteit verduistert. Niet het materialisme als kapitalisme, maar een diep in de mens doordringende levensvisie, die zich onbewust in je nestelt en je uitlevert aan de nuchterheid van het leven, aan de overtuiging dat materie de enige realiteit in de wereld is. De meetbare wereld. De wereld van tijd en ruimte. De spelen bieden een venster op een andere dimensie. Een dimensie die met het hoofd, het denken niet te vatten is. Het verstand is immers veel te klein, te beperkt om het alomvattende te kunnen uitdrukken. Het beleven maakt het mogelijk om kwaliteiten opnieuw te ontdekken. Beeldverhalen hebben verschillende lagen. Het letterlijke verhaal. Dat wat je letterlijk ziet, wat letterlijk gesproken of voorgelezen wordt. Bij de lichtspelen zijn dat achtereenvolgens: het Paradijsverhaal, het verhaal van de geboorte van Christus en het verhaal van de drie koningen die het kind zoeken. Deze verhalen veronderstel ik bekend. Dan is er een laag waarin het verhaal jou iets vertellen wil. Dat ligt verborgen in het letterlijke verhaal. Tot slot is er nog een laag waarin het verhaal iets doet met jou. Het verhaal haakt ergens aan. Soms ook te herkennen aan ontroering, blijdschap of een prikkeling van irritatie. Er zijn natuurlijk nog veel meer lagen. Zoals een historische laag, maar die vind ik voor beeldverhalen niet zo interessant. Er blijft dan soms weinig van het verhaal over (de kwantitatieve benadering). Wat willen de beelden van de lichtspelen ons vertellen: Het Paradijsverhaal: De ‘val’. Steiner spreekt hierover als ‘Het is een noodzakelijk gebeuren’. Het gaat over onze individuatie en ons ‘bewust' worden van de aardse omgeving. Dat werkt zich uit in goed en kwaad. Hoe wij uit de geesteswereld geraakten. Eva is de eerste die haar taak opvat: Het ontvangende, het dragende. In de appel die ze Adam aanbiedt, gaat Adam ook het proces van individuatie aan. Zij zegt als het ware: ‘Word nu ook aards’. Het Kerstspel (herdersspel): De verlichting. Het ontvangen van het licht dat uit de geestelijke wereld komt. Volkomen donkerte op aarde. Daar komt het licht: De ster van Bethlehem. Het gaat over de eerste inwijding: de geboorte. Deze gaat gepaard met een besef van ‘Ik kan niet langer blijven zoals ik ben’. Daarna volgen andere wijdingen (doop, verheerlijking op de berg, kruisiging, opstanding enz.). Ons mensen wachten verschillende inwijdingen, waar wij allemaal een keer doorheen gaan. Met een inwijding verstevigt zich iets in ons. Christus helpt ons, onszelf te helpen. De eerste inwijding is dat je in jezelf een verlichting ervaart. Je hebt wel een bewustzijn van goed en kwaad (Paradijs), maar nu komt er iets nieuws: De verlichting van bovenaf. Iets buiten jezelf wat je optilt. Het tilt de hele mensheid op (de engelenscharen bevestigen het immense belang). Ook de mens heeft een bepaalde taak in de kosmos te vervullen. Het Driekoningenspel: Bij een inwijding word je erkend door een hiërarchie van hoger ingewijden. Je wordt erkend, en gefeliciteerd door de drie koningen. Zij hebben heldervoelendheid en voelen de enorme ‘intelligentie’. Herodus vertegenwoordigt de materie die niet meekomt. Het terugtrekken van de materie. Het bewustzijn gaat naar de vader toe. Maar is verbonden met de stof. Dit raakt het nu kwijt. De duivel bevordert de terugkeer. Het zich omhoog strevende leven is zich bewust van de zwaarte (Ahriman). Daar trekt het licht van de inwijding voorbij. Je hebt de Ahrimanische krachten nodig om je bewustzijn te krijgen. Zo kun je weer omhoog stijgen. Zonder Ahriman ga je als mens te vroeg terug. Dat is niet de bedoeling.
Wat doet het verhaal met mij: Dit jaar speel ik mee in het Paradijsspel. Het is een heerlijk spel om te spelen. Ik speel de rol van God Vader. De duivel speelt zijn spel onder mijn neus. Ik zie, ik hoor en voel (als God) wat er voor mijn ogen gebeurt. De duivel tergt mij tot het uiterste. Mijn maag draait zich ervan om. En ik Astrid voel mij totaal machteloos. Een zeer herkenbaar gevoel. Het wringt aan alle kanten. Ik speel niet Astrid. Ik ben God Vader. Ik ben AL-MACHTIG en grijp in: ‘Pak u weg, satan, gij hellehond…’. Zo zal ik de rol ook moeten gaan voelen. We hebben gelukkig nog een aantal weken te oefenen. Het is een goede rol om te oefenen. In het Paradijs rusten de twee polen Adam en Eva in volkomen eenheid, in absoluut evenwicht en een toestand van rust, in elkaar. Er is volheid, tevredenheid, verliefdheid en er is overvloed. Alles wordt gezien (gegroet), benoemd en doet mee. Niets valt af of raakt in de verdrukking. Een heerlijk gevoel. Herkenbaar in mijn leven, maar dan slechts in momenten. Wanneer Adam en Eva uit elkaar getrokken worden, komen zij, ondanks hun zielsverwantschap, tegenover elkaar te staan. Het stroomt niet meer. Toch blijft de eenheid, hoever ze ook van elkaar verwijderd zijn, tussen hen bestaan, wanneer zij de wil van God willen volgen. En zo vinden zij elkaar in het spel niet veel later weer terug en gaan samen verder op pad. Ik denk daarbij aan mijn ‘zielsverwante’ omgeving die een stukje pad samen met mij opgaat. Dat geeft vertrouwen. Ik voel hoe mijn bewustzijn niet in zijn paradijselijke oertoestand verkeert en, hoewel redelijk totaal onbewust van deze oertoestand, hunker ik naar een terugkeer naar de eenheid die ik meedraag in mijn geest en die wordt opgeroepen met deze beelden. Wees welkom! Astrid Untersalmberger
Kersttijd, engelentijd….
Vorige week ging ik naar Het Catharijneconvent in Utrecht waar een lezing over engelen was. Omdat ik al bezig was met een stukje over engelen wat niet wilde vlotten leek me die lezing een goed idee. Direct de eerste dia was zo prachtig, dat ik er niet op uitgekeken raakte: de negen engelenkoren van Hildegard von Bingen. ( Dit plaatje kun je in kleur op internet vinden:www.gartenfische.com) Het is eigenlijk de hele gemeenteavond van september, die over de engelenhiërarchieën ging, in één beeld samengevat. Maar ook de volgende uitspraak die ik hoorde : ‘Je zou kunnen zeggen dat God zich uitdrukt in de volheid van engelen die zich op hun beurt weer uitdrukken in menselijke zielen’ is hier in beeld gebracht. De dia: God zelf verschijnt als een lichtende kring in het centrum. Een godheid zonder beeldvoorstelling, alleen weergegeven door het levendige licht. En vanuit dat lichte centrum verschijnen alle engelen, in de dia steeds zichtbaarder uitgedrukt, totdat ze uiteindelijk voor ons mensen herkenbaar worden. En daar, in die buitenste regionen, bevinden zich ook de engelen die Greetje Vermeulen-van Rijswijk in haar schilderijen zichtbaar maakt. Dat ze nog boven de seizoentafel hangen komt goed uit,want de kersttijd is voor veel mensen toch ook een engelentijd: de aankondigingen aan Maria en Elizabeth, het engelenkoor bij de herders in de kerstnacht en de vele engelenliederen die we in die tijd zingen maken de aanwezigheid van de engelen tastbaar. Engelen, zij brengen mij terug bij de basis waarin ik als kind engelen heel gewoon vond. Vaak ben ik aan het begin van de H. Mis nog te druk in mijn hoofd, maar soms hoor ik de priester heel duidelijk zeggen : “en ik bid onze hemelse Vader zijn heilige Engel te zenden om voor ons een geestelijke tempel te bouwen, die dienen zal om Zijn kracht en Zijn zegen uit te storten over Zijn volk”… Ik realiseer me op zo’n moment dat engelen niet alleen in de kersttijd, maar altijd een schakel zijn tussen God en mensen en zo de basis vormen in onze verbinding met God. We verlangen ernaar om ook werkelijk iets van die goddelijke wereld te ervaren. Soms hebben we het gevoel dat het even lukt, maar meestal hebben we een tussenstap nodig om ontvankelijk te kunnen zijn voor die goddelijke werelden. Zo’n tussenstap kan iets zijn wat je raakt: een zonsopgang, een natuurervaring, een herinnering, een emotie, een icoon, muziek, een schilderij, een goed gesprek, een ontmoeting, een beeld of een gebed dat zo maar opwelt. Je voelt dan dat er meer is dan wat we met onze zintuigen waarnemen. Woorden schieten te kort… En dan probeer ik hier iets over Gabriël te zeggen, omdat zij de aartsengel is die zich in deze periode kenbaar en voelbaar maakt: Ik lees in een boek over aartsengelen: “Gabriël vertegenwoordigt het voorbereiden van de vrouwelijke kwaliteit van de aarde op het ontvangen van een nieuw wezen”. In dit citaat is het verhaal van Jezus’ geboorte in beeld gebracht. Bijzonder is dat we daar elk jaar weer een nieuwe dimensie in kunnen ervaren. Misschien kunnen wij het wel nooit helemaal bevatten. De bovenstaande tekst over Gabriël raakt me ook op een andere manier. Het zijn de
woorden: vrouwelijke kwaliteit, aarde en ontvangen, die zich niet zo makkelijk laten definiëren. Onze zoektocht in de kerk naar het vrouwelijke is daar voor mij een duidelijk voorbeeld van. Terug bij de ‘engelen van Greetje’: de indruk die het kijken naar ‘de beschermengel’ bij me achterlaat is: een grote warme aanwezigheid. Een aanwezigheid waar je niet omheen kunt en die door kleur en harmonie lijkt te zeggen: Ik ben er altijd, in en om jou heen…
Het onderste schilderij met als titel ‘Engelen’ is veel kleiner en de vormen zijn bescheidener. Het lijkt of deze engelen meer van een afstand toekijken. Carla Brinksma
Luister mijn ziel hoe thans de engelen zingen, Over de aarde, land en zee...
Oberufer kerstspelen Midden in de winternacht, ging de hemel open… De Lichtspelen worden ieder jaar in de Vrije School Michaël gespeeld door ouders en leerkrachten. Spelen die iets willen zeggen over een werkelijkheid áchter de werkelijkheid. Een venster naar díe werkelijkheid die van alle tijden is; oerbeelden worden zichtbaar en beleefbaar gemaakt. Als je
vaker kijkt, ontdek je iedere keer iets nieuws. In het Drie Koningenspel heb ik de rol van schriftgeleerde. In dit spel spiegelen de tegenpolen zich: licht en donker. Ik voel op het moment een sterke behoefte om me met de donkere kant uiteen te zetten. De schriftgeleerde werd mij geïntroduceerd als vertegenwoordiger van de kennis zonder liefde, gevoel, intuïtie; de pure hoofdof boekenkennis. Alles beneden het hoofd mag niet meedoen. Het Drie Koningenspel is het verhaal van het bezoek van de koningen aan Herodes. Zijn angst speelt hem parten. En voor wie ben je dan ontvankelijk, wanneer er vragen spelen met een groot eigen belang?: de koningen met wijsheid en hun verlangen naar het licht? De duivel die zeer duidelijk steeds het boze wil? Of de schriftgeleerden die hun kennis van de profetieën met een vanzelfsprekende arrogantie als een weten onder de aandacht brengen, nl. dat Christus de koning in Bethlehem wordt geboren? De kennis die voor iedereen hoorbaar is, is tegelijk een ‘geheime’ leer. Herodes wil en kan het niet horen. Hij reageert op de schriftgeleerden door ze weg te sturen (een onbewuste reactie op hun arrogantie?). Misschien verstaat hij hen wel, maar dat veronderstelt niet automatisch een juist handelen: het dienen van de ‘goddelijke’ wil. Kwaliteiten als verdedigen, niet-spreken voor de (lieve) vrede, scoren, oordelen, moraalpreken, controle willen hebben, verhullen (met de mantel der liefde), enzovoort. kunnen zowel positief als negatief gebruikt worden, afhankelijk van de intentie waarmee ze worden ingezet: angst òf liefde. Dienen ze het eigen belang òf het grotere plaatje? Wanneer het onderscheidingsvermogen, ingegeven door angst, afneemt is het in de praktijk allemaal niet zo helder. Het al dan niet handelen wordt altijd beantwoord. De natuurlijke gang van zaken geeft een antwoord en hervindt zijn evenwicht in een zuiveringsproces. Herodes is ten einde raad. In zijn verwarring grijpt de duivel zijn kans. In het spel is de duivel heel concreet, maar zo concreet is het in de levende werkelijkheid natuurlijk niet. De stemmen die je hoort, waar komen ze vandaan? Herodes krijgt een ingeving van de duivel die hem van achteren ‘aanvalt’. Wat opvallend is, is dat de koningen, met hun wijsheid en wetenschap in hun zoektocht naar, en aanbidding van het Christuskind, Herodes niet kunnen bereiken. Je zou denken dat daar wel iets vanaf zou stralen in hun ontmoeting. Maar dat is dus niet zo. Herodes verstaat de boodschap van de koningen wel degelijk. Hij roept ze zelfs terug. Hij weet dat ze ‘gelijk’ hebben. Maar dat is juist het probleem; hij moet zijn positie redden. Dat is wel herkenbaar. Die ontmoeting voedt slechts zijn angst. Zo zien we dat het boze zijn loop heeft en er van buitenaf niets doordringt tot Herodes om dat tij te keren. Het heeft zijn eigen licht nodig; een weg die een ieder individueel gaat. In opdracht van Herodes, die luistert naar de duivel, volgt de kindermoord. En vervolgens gaat hij ten onder aan zijn waanzin. Het mooie is, dat ondanks alle ellende, met een verlangen naar de zachte, oneindig diepe liefdeskracht, de geboorte van het nieuwe leven evenzo haar loop heeft en even onaantastbaar is. In de kern zit het licht dat op zichzelf staat, zonder dat het iets anders nodig heeft. Ondanks alle inspanningen om de geboorte te voorkomen, wordt het Christuskind midden in een donkere nacht gewoon geboren. Het zelfstandig zoekende op de toekomst gerichte denken zal het belangrijkste blijken. Evenals de eenvoudige Herders vinden de Koningen het Christuskind! Als mijn kompas niet werkt en ik de verbinding niet wil of aankan, verloopt mijn weg als in het verhaal. Ieder sprankje leven en creativiteit wordt aanvankelijk gedood en ik ga onder in duisternis. Maar wij hebben een ‘herinnering’ aan waar wij vandaan komen. Het drukt zich uit in een verlangen dat zich niet laat onderdrukken. Het lijkt soms een einde-loos wachten, een actiefpassief wachten, tot de natuur het overneemt en een sprankje, een glimpje licht weer ervaarbaar wordt. Je wordt naar het nieuwe leven toe geademd. Guus Meeuwis zingt over de geboorte:“Het verstand laat ons alleen.De natuur neemt het weer over en geeft ons het gevoel alsof we kunnen toveren. En dan is alles anders, zomaar midden in de nacht blijkt het leven zoveel mooier. Zóvéél mooier dan ik dacht” Vind je het leuk om één of meerdere spelen te bezoeken? Iedereen is welkom! Lokatie: Vrije School Michaël, Bachlaan 8, Zwolle. Paradijsspel: 14 december om 17.00 uur. Kerstspel: 19 december om 17.00 uur en 20.00 uur. Driekoningenspel: 22 januari om 19.00 uur. Astrid Untersalmberger (Anita en Astrid spelen mee in het Paradijsspel en het Driekoningenspel. Red.)
KERSTMIS Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven Men noemt Hem Wonderbaar, Raadsman, Sterke God: Eeuwige Vader, Vredevorst. De grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn: Om Zijn rijk te sterken met gerechtigheid van nu tot in der eeuwigheid… Bovenstaande tekst is afkomstig uit het Graduale van Kerstmis. Het Graduale (letterlijk ‘tredezang’) werd in oude tijden gezongen vanaf de trede (‘gradus’) van een verhoog, dat terzijde van het altaar stond. In het Graduale wordt vaak de inhoud van een bijzondere feestdag aangegeven. Zo ook hier. In de eerste zin is sprake van de geboorte van een kind, en daarna worden alle kwaliteiten van dat kind benoemd. In de lezingen wordt het bekende verhaal verteld van de volkstelling, de weg naar Bethlehem, de geboorte in de grot, de herders en de koningen. Een prachtig verhaal overigens, maar niet echt oorspronkelijk. Ook Mithras en Boeddha werden uit een maagdelijke moeder geboren in een grot. Belangrijker is de vraag: “Wat heeft zo’n verhaal ons te zeggen?”. Laten we vooral niet zeggen: “Wat heeft dit verhaal ons in deze tijd nog te zeggen?”. Het is een tijdloos verhaal, uit een bewustzijnslaag waar ook sprookjes en mythen ontstaan. Je zou het eventueel het collectieve onderbewustzijn kunnen noemen. In die bewustzijnslaag kun je niet met gewone woorden uitdrukken wat je zou willen zeggen. Dat kan alleen maar op symbolische wijze, en dat is een prachtige manier, want dan kan iedereen het horen en verstaan op zijn eigen wijze. Iedereen kan dan horen spreken ‘in zijn eigen taal’, zoals dat ook op Pinksteren het geval was. Het is het voorrecht van de mens om in beelden te kunnen denken. Beelden die verwijzen naar iets wat het beeld overstijgt. Belangrijk in het Kerstverhaal is bijvoorbeeld, dat er sprake is van een Ster. Een Ster die door de Wijzen was gezien en die hun de weg wees. Ook de herders hoorden de engelen zingen toen zij in de nacht, onder de sterrenhemel, de wacht hielden bij hun schapen. In de nacht ben je je niet bewust van alles wat er om je heen gebeurt. De schapen, de mensen dus, sliepen, maar hun geestelijke leiders waakten over hen. Schapen zou je kunnen zien als mensen met niet veel meer dan een dierlijk bewustzijn; niets wetend van hun ingeboren Goddelijke vonk. Maar in de door sterren verlichte nacht werden zij wel gewekt door de herders en gingen naar de grot van de geboorte, de grot van Inwijding. Daar werd het prille begin van geestelijke bewustwording ervaren. Gesymboliseerd door de geboorte van een kind, maar ook wel als de geboorte van het Licht. In wezen wordt daar niet zomaar een kind geboren, maar dat kind, dat licht, wordt IN ons, de gehele mensheid, geboren. Het was in die tijd dat de tweede straal dominant werd in de kosmos en in de mens; en die tweede straal, de straal van Liefde en Wijsheid, staat dan ook centraal in onze dienst in het midden van het Altaar, op het tabernakel. Nu, zo´n tweeduizend jaar later, zal de tijd aan gaan breken dat er een andere straal dominant gaat worden, waarschijnlijk de zevende, de straal van ‘Ordening’, ook wel ‘Geordende Dienst’ genoemd.
Na de Consecratie worden wij elke zondag opnieuw opgeroepen om die Ster te volgen. Dat bezingen wij, na het ingetogen “Innig aanbidden w’Uw verborgen Pracht…”, uitbundig: O komt, gij getrouwen, met jubelende vreugde, stralend van Liefde naar Bethlehem. Bethlehem betekent: Huis van het brood. Het brood dat voor het Leven van de Christus staat, dus het leven van het Christusbewustzijn in ons, dat brood, dat Leven, nemen wij tot ons, tezamen met Zijn bloed, Zijn Liefde. Wij hebben boven het Altaar ook een ster hangen. Symbool van de volledig bewuste, heilige mens. Je zou ook kunnen zeggen: de hoogst Ingewijde, die Meesterschap heeft verkregen over de lagere lichamen. Bedoeld om ons telkens weer eraan te herinneren, waar we naar toe moeten, waartoe wij voorbeschikt zijn. Deze ster lijkt wel van hetzelfde materiaal als de kaarsenstandaards en het kruis, maar dat is niet zo: deze laatste zijn van koper, maar de ster is van goud, dat wil zeggen: verguld... Daarmee ook in de materie aangevend, dat ze een heel hoog principe vertegenwoordigt. De Ster, die door de Wijzen of de Koningen herkend wordt, die van hun kaliber is, is ook in ons – zij het soms nog versluierd – aanwezig. Moge de beleving van het Kerstgebeuren ons allen tot zegen zijn. Wies Kuiper DE NACHTMIS Wij kunnen de Nachtmis van Kerstmis omschrijven als een volmaakte mogelijkheid om het jonge, het nieuwe goddelijke Licht, dat ieder jaar opnieuw op ongeveer deze tijd geboren wordt, naar het menselijke bewustzijn hier beneden over te brengen, het Licht dat het bewustzijn, het waakbewustzijn zal vernieuwen, de nieuwe verwachting, de nieuwe hoop op heerlijkheid, die uitgaat naar een juister streven, een beter jaar. Wanneer men aan die jonge glorie, de nieuwe heerlijkheid denkt, die op het ogenblik de wereld vervult, dan kan men zich er alleen maar over verwonderen, waarom het voor ons niet mogelijk is daar meer van te maken, zo al-doordringend is zij, zo ieder onderdeel van alle wezens en van de wereld vervullend… Zij is zo lieflijk, zo rein, zo onschuldig, zo argeloos, dat men haar niet kan weigeren, noch weerstaan; men moet haar aannemen, evenals het bloempje dat een klein kind ons aanbiedt… Uit ‘De hemelse machten achter het kerkelijk jaar’, prof. priester J.E. van der Stok z.g. In het kerstverhaal is alles anders dan de mensen verwachten. Het begint in de natuur: de herders horen engelengezang. De te verwachten koning is een kind dat wordt geboren in een stal en niet in een paleis. Drie onbekende koningen maken een verre reis uit het oosten om het kind eer te bewijzen. Vanuit het kleine, het onbekende, is een enorme wereldkerk ontstaan. Het nieuwe komt altijd onverwacht, onafhankelijk van de georganiseerde mensheid. De figuren van het kerstverhaal werken binnen in ons. Wij kunnen ons voelen als de bedremmelde herders die de stal binnenschuifelen om het kind te bezoeken. Archetypisch zijn daar de figuren van Jozef en Maria. Het gaan naar die stal is ons heimwee naar ons eeuwig huis, het huis van onze ziel, ons oorspronkelijk huis, waar wij als kinderen kunnen zijn, argeloos en vol vreugde. Met Kerst voelen we ons thuiskomen. We geven ons lichaam rust, met goed eten. Er heerst vriendelijkheid, vrolijkheid, gezelligheid, broederschap. We zoeken onze familie op, geven elkaar cadeautjes en zijn geneigd goed te zijn voor onbekenden. Het verstand denkt even niet in termen van scheiding, maar van eenheid. We laten onze intuïtie de vrije loop met sprookjes, legenden, mythes en met de natuur. Het komt voort uit een grote gift vanuit de geestelijke wereld, een aanraking van liefde in onze ziel. Die aanraking stelt ons ook in staat om ons verder te ontwikkelen in "de dingen Mijns Vaders".
Kerstmis is ook een feest van reflectie op de problemen in de wereld. Problemen die inherent zijn aan de ontwikkeling van ons mensen en die wachten op een vernieuwing om opgelost te worden. Verleden jaar werden wij opgeschrikt door de maatschappelijke aanscherping van religieuze verschillen. Nu wordt ons duidelijk dat het niet zozeer gaat om verschillen in religie, maar om extremisme dat die verschillen uitbuit. Extremisme als bedreiging van kwetsbare nieuwe ontwikkelingen in wederzijds begrip. De Boeddha predikte juist de gulden middenweg en het vermijden van extremen. Dit jaar werden wij tevens geconfronteerd met vele natuurrampen in de wereld. Daarbij wordt ons medeleven op de proef gesteld. In tijden van crisis wordt van ons gevraagd te handelen zonder dat wij veel gelegenheid hebben voor nadenken of overleg. De figuren van het kerstverhaal, geconfronteerd met het Kerstkind, wijzen ons daarbij de weg. Een weg van handelen in liefde en in integriteit. Aan ons wordt de mogelijkheid geboden om in crisistijd aan onze integriteit te werken en daarbij de integriteit van anderen te respecteren, waarbij we ons voortdurend kunnen wenden tot Christus, onze wijze raadsman. Negentig procent van de vooruitgang moet door onszelf komen, de rest wordt ons geschonken, meestal onverwacht vanuit de geestelijke wereld. Integer handelen komt meer voort vanuit het hart dan vanuit het hoofd. De geboortegrot is als de holte van ons hart waarin wij Christus kunnen ontvangen. Wij kunnen de wereld daarin oproepen en haar plaatsen voor het Christuskind. Wij kunnen ons voelen als Maria, het werk doen in de wereld dat voor handen komt, werk dat soms onvoorspelbaar is. We kunnen Maria zijn voor het groeiend Christuskind in de ander en onverwachte goedheid brengen. Een crisis hoeft niet ver weg te zijn. Ze kan ook plaats vinden in onszelf. Wanneer we vastzitten in onze relaties, of in onze denkwereld, met herbergen vol van sombere gedachten. Wanneer we de wereld om ons heen groot en bedreigend op ons af voelen komen, geen liefde meer voelen of God niet meer ervaren. We kunnen dan vragen om het Kerstkind, het argeloze kind, dat ons hart kan verlichten. Zonder reden, zonder vergoeding. Een kind dat vrij in en uit mag gaan, zonder iets te hoeven kopen. Wij mogen nieuwe mensen worden, in vrijheid. Gert Jan van der Steen
KERSTFEEST IN INDIA Kerstmis kun je het beste thuis vieren in je vertrouwde omgeving, maar soms kan dat niet, en bij mij kan dat de laatste jaren regelmatig niet. Ook dit jaar zal ik niet in onze Zwolse Sint-Michaëlkapel aanwezig zijn. Ik zal namelijk bij bepaalde vergaderingen in Adyar (Chennai, het vroegere Madras) in India vertoeven. Chennai kent niet veel Christenen, maar toch vind je in die periode ook in de grote winkels kerststallen. Ook bij Christelijke kerken natuurlijk. In een deel van Chennay – Chennai is een heel grote stad, met 3½ miljoen inwoners, maar met de randgemeenten mee wel 16 miljoen – staan een paar kerken, nagenoeg op het strand. Deze hebben grote kerstgroepen. Bij een ervan stond destijds een kribbe met kindje dat elke keer een nieuwe slinger met bloemen omgehangen kreeg; daar mocht degene die dat wilde een of mee bloemen afhalen. Dennengroen zoals bij ons is daar niet. De belangrijkste kerk is de Sint-Thomasbasiliek. Men neemt aan, dat de apostel Thomas bij zijn missiewerk naar het Oosten is gegaan, en dat hij onder die basiliek begraven ligt. Deze staat niet op het strand, maar redelijk dicht bij het Theosofisch Centrum. Dan is er nog de Saint Mary Church, die in het oude gedeelte van het Engelse Ford staat, vlak bij de haven. Dit bedehuis heeft een halfrond dak van bakstenen, wel meer dan een halve meter dik. De kerk was ook ooit een soort schuilplaats, wanneer er vanuit zee met de toenmalige loden kanonskogels geschoten werd. Op het Theosofisch Centrum, dat een heel groot park/bosachtig terrein vormt, staan kerken van verschillende achtergronden, zoals een Hindoe-tempel, een Boeddhistische tempel, een Jaintempel, een Moskee en een Vrij-Katholieke kerk. Het aantal vaste gemeenteleden is nogal klein
maar tijdens de Conventie, die er altijd tijdens de Kerstdagen wordt gehouden, zijn er meestal zo’n 1100-1200 mensen op het terrein; een aantal van hen wil dan ook graag naar de Nachtmis. Meestal zijn er wel een of meer priesters of bisschoppen in die dagen. Behalve vorig jaar, toen was ik er de enige priester; maar omdat de kerk daar tot de andere groep VKK behoorde, mocht ik er, als vrouw, niet in de dienst voorgaan. Vanzelfsprekend wilde ik ook niets provoceren. Overigens heb ik nog nooit in het Engels gecelebreerd en preken in die taal heeft evenzeer z’n moeilijkheidsgraad. Lange tijd is er een Nigeriaan als vaste priester geweest. Hij werkte daar op de uitgeverij, maar op een gegeven moment moest hij terugkeren naar zijn eigen land. Hij kreeg namelijk geen werkvisum meer. Het valt niet mee om daar priester te zijn. Hosties kun je er wel krijgen, maar bijvoorbeeld de kooltjes om de wierook op te branden zul je zelf voor moeten zorgen. Dan zie je een hele plank vol met die zwarte rondjes die in de zon liggen te drogen. Het klimaat leent zich niet voor veel kleding. De celebrerende priester draagt een dunne witte lange broek, met daarover een soutane en een heel dunne kazuifel. En natuurlijk is hij blootsvoets. Iedereen doet zijn/haar sandalen uit voor hij/zij de kerk binnengaat; trouwens, je doet je schoenen altijd uit, als je er welke woning, tempel of kerk dan ook betreedt. Ga je weer weg, dan is het naarstig zoeken geblazen, maar meestal zijn de schoenen of slippers van niet-inwoners van India zo afwijkend, dat je je eigen schoeisel makkelijk terugvindt. Ik herinner me een Cubaanse bisschop, die de Nachtmis zou opdragen, maar…hij had nog nooit in het Engels gecelebreerd. Er is toen flink geoefend (en gelachen). De daaropvolgende Nachtmis waarin hij voorging, heb ik op een klein keyboard begeleid. Bepaalde andere gedeelten, zoals die voor en na de dienst, die tijdens de communie en die bij het wieroken, werden opgeluisterd door een voortreffelijke pianiste uit Singapore, die overigens wel enige moeite had met het orgeltje… Een andere keer waren er veel Finnen. Die hadden met elkaar afgesproken, dat ze hun “Kerstmutsen” mee zouden nemen, en ja hoor, daar hoorde je ze aankomen met hun belletjes aan hun rode mutsen die ze nota bene gedurende de hele dienst ophielden. Heel bijzonder is, dat tijdens zulke internationale vieringen de liturgische taal wel het Engels is, maar dat de vaste gebeden vaak door iedereen in de eigen taal worden gezongen. Doordat de gebouwen op het terrein niet goed afsluitbaar zijn, is er steeds veel ongedierte in de kerk. Ook loslopende honden geven zo af en toe acte de présence, maar eens was er zelfs een slang, en die moest eerst toch wel even worden weggevangen… Het is een heel aparte sfeer tijdens zo’n Nachtmis, met al die nationaliteiten. Soms wel veertig! De kerk is dan ook helemaal vol, wat zo tussen de 150 en 200 mensen betekent. Allemaal vieren zij de geboorte van het Licht van bewustzijn, verbeeld door de geboorte van het Kerstkind. Zo’n ervaring in India maakt heel veel goed, wanneer je je eigen sfeer en omgeving wellicht mist. Je voelt je dan echt “Wereldburger”! Wies Kuiper Naar boven
Oud en nieuw HET OUDE EN HET NIEUWE (deel 1) Met Oud en Nieuw worden wij ons bewust van de cyclus van leven. Zoals er zoveel cycli zijn: het bewonen van een huis, een baan, een project, een vriendschap of relatie, een opleiding, een geheel leven, aardse en kosmische cycli. Het einde van een cyclus brengt ons een gevoel van tijdloosheid. De eeuwigheid komt om de hoek kijken. Wij worden meer beschouwelijk en hebben de neiging om terug te kijken. We
evalueren. Letterlijk: wij bepalen de waarde van een achterliggende periode. Je zou het bewustwording kunnen noemen. Zo’n eindejaarstijd is duidelijk aangegeven. Maar er zijn andere cycli waar we doorheen gaan, die niet zo bewust zijn afgebakend. Zij spelen zich in een diepere laag af. De afgelopen jaren hebben zich een aantal trends aangediend in de manier van kijken en evalueren van ons leven. Het woord “vernieuwing” valt steeds vaker, gepaard met het besef dat we het oude eerst bewust moeten hebben gemaakt, voordat we aan het nieuwe kunnen beginnen. Zo was er al een tijd aandacht voor de evaluatie van onze levensloop, in zijn verschillende cycli. Nieuw is de aandacht voor “de uitzuivering” van een grotere periode die meerdere levens in beslag neemt. Belangstelling hiervoor hangt samen met het gevoel van sommigen, dat er het einde van een cyclus nadert die met “het jaar 2012” wordt aangeduid. Sommigen nemen dit jaartal letterlijk, anderen meer symbolisch. We kunnen ons afvragen hoe deze trends zijn te plaatsen in een religieus bewustzijn en hoe we dit bewustzijn voedend kunnen laten werken. In onze levensloop lijkt het soms alsof we twee stappen vooruit doen en één achteruit. Van die stap achteruit leren we wel het meeste. Het is de schaduw van de dingen die het contrast zichtbaar maakt. Na afloop van dit leven evalueren we zelf, met hulp van anderen, ons leven en gaan na wat we hebben bereikt, en wat we hebben laten liggen. Het zijn meestal geen doelen die op een concreet materieel niveau liggen. Zij gaan meer over de manier waarop wij leven, het verder ontwikkelen van een gave, het verkrijgen van inzicht, het omgaan in liefde met het leven en het verbeteren van de wereld. Dat alles in tegenwerking van de aardse traagheid en zwaarte. Soms hebben we angst voor de evaluatie, of hebben we een gevoel van onmacht. Maar wij oordelen onszelf. Uiteindelijk nemen we onszelf de maat, en niet iemand anders. Daarom is een regelmatige evaluatie van belang. Het einde van het jaar is daar goed voor. We kunnen vragen stellen als: wat wilde ik, wat is er gebeurd, wat wil ik nu, hoe kan ik dit beter bewaken. Leer ik genoeg van wat mij overkomt, van de manier waarop ik met anderen en de wereld omga, is dit wat ik wilde toen ik op aarde kwam? Vanzelf komen dan de nieuwe voornemens om anders te gaan leven. Een mooi voorbeeld is de omgang met een verslaving, zoals aan roken. Legio mensen nemen zich voor om op 1 januari te stoppen met roken. Slechts een deel zal het lukken. Het begrip van verslaving kunnen we ver doortrekken. Onze verslaving aan gedragspatronen, onze reacties op mensen. Het gaat mede om het ontwikkelen van geestelijke lenigheid en inzicht. Het ontwikkelen van ongehechtheid. We kunnen besluiten om het leven als een theaterstuk te zien of eraan deel te nemen. Dat kunnen we doortrekken naar het Goddelijk leven. Willen we dit zien als een ver-van-mijn-bed-show of als een leven waaraan wij deelhebben? Op elk moment kunnen wij kiezen hoe wij ons willen binden, maar ook hoe wij ons kunnen losmaken, reflecteren, inzicht verwerven en opstijgen om geestelijke vernieuwing te ontvangen. Opdat we overal kunnen functioneren als een geestelijke kracht, die we in de wereld kunnen verspreiden. Om misschien met een glimlach naar onze aardse neigingen te kijken, als die van een kind. Wij zijn “de handen en voeten van God”. Wij wensen elkaar op Nieuwjaarsdag lichamelijke gezondheid toe, maar geestelijke gezondheid is een veel grotere rijkdom. Spiritueel geluk is tijdloos. Het OUDE EN HET NIEUWE (deel 2) Op aarde lijken tijdloosheid en eeuwigheid vaag, zonder invulling. Maar bij het beëindigen van een cyclus kunnen we ervaren dat we deel uitmaken van een groter geheel, met grotere cycli. Die ervaring heeft grote consequenties voor je manier van denken. Je kunt niet zomaar ergens uitstappen. Als je verandert, dan veranderen de dingen met je mee; niet alles blijft bij het oude. Een verandering van jouw bewustzijn staat niet op zichzelf. Wij zijn opgenomen in een groter bewustzijn, dat voor ons nog onbewust kan zijn. Wij benoemen dat soms als de grote Moeder, die wij, al naar de werkingssfeer, verschillende namen geven. De Moeder heeft een zuiverende werking. Zij kan opnemen wat is afgevallen, iets wat uit het gewone leven is gegaan, uit de normale cyclus. Iets wat vergeten wordt, soms verdrongen. De werking van de Moeder staat buiten de tijd. Zij was er al vóór de schepping, voor het begin der tijden. Zij vormt om en plaatst terug in de tijd. Het is het proces van emanatie en terugkeer, de weg van Christus. Zo kunnen wij
Oud en Nieuw óók zien. De Moeder neemt het oude op en geeft geboorte aan het nieuwe. Daar tussenin is het tijdloos. De Adventsperiode lijkt ook tijdloos, van de eeuwigheid, waarin de geboorte van het Kind in de tijd zich langzaam aandient. Ten dele onbewust. “Uitzuivering” betekent: verder worden opgenomen in het Goddelijk leven; de geest laten doordringen in onszelf, in onze omgeving. Tegenwoordig wordt algemeen gesproken over Karma, waardoor alles bij hetzelfde blijft en wij de cycli van vele levens vervolgen. De wens tot bewuste uitzuivering houdt in, dat wij op een bewuste manier Karma zouden willen laten oplossen. Hoe zouden we dat kunnen doen? Door onze bemoeienis en binding kan het leven soms niet verder en komen wij niet verder in onze bewustwording. Je doolt dan rond in eindeloze herhaling. Er is een mooie volksvertelling uit Rusland, genaamd “De peetzoon”, die Tolstoi heeft opgeschreven. Zij volgt hier in het kort. De peetzoon mag in een prachtig kasteel wonen. Hij mag echter één kamer niet openen. Als hij dit toch doet, ziet hij een troon en een scepter. Gezeten op de troon pakt hij de scepter. Daarop wijken de wanden en heeft hij zicht op de gehele wereld, tot in het kleinste detail. Hij ziet allerlei onrecht gebeuren en met zijn scepter corrigeert hij de gebeurtenissen. Echter, het wordt daardoor alleen maar erger. De natuurlijke processen worden verstoord. Hij moet hiervoor boeten door een boomstam in drieën te zagen en de stukken te verbranden. De verkoolde stukken moet hij in de grond steken en steeds water geven. Het water moet uit een verre rivier komen en hij kan het water alleen vervoeren in zijn mond. Zo gaan jaren voorbij en hij wordt bekend als een heilig man, maar de stukken houtskool blijven verkoold. De mensen brengen hem, als heilig man, eten en vragen hem raad. Hij raakt daaraan gewend en langzamerhand ook gehecht. Een rover verschijnt en de peetzoon wordt bang dat de mensen hem geen eten meer zullen brengen. Hij bezweert de rover om zich te bekeren, maar deze dreigt hem te vermoorden. Een tweede keer roept hij hem, nog steeds angstig, op om berouw te hebben, maar zonder resultaat. Dan komt de derde keer, waarin de peetzoon zover is dat hij alleen nog maar met God omgaat en niets meer van de mensen nodig heeft. Hij zegt tegen de rover: “God houdt van je”. Dit raakt de rover diep en hij komt tot inkeer. Daarna beginnen de drie stukken hout uit te botten. Het is een diepgaand sprookje. Wij hoeven onze medemensen niet de les te lezen, volgens onze normen, maar zouden hen lief kunnen hebben. Wij doorbreken daarmee een cyclus. Wij worden dan bewust van het Goddelijk leven dat diep in ons verborgen ligt. “Wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen”. Als wij het oude leven kunnen overzien, doorzien en daarvan afscheid kunnen nemen, dan zal ons een nieuw, hoger leven worden geschonken, met meer vrijheid. De Boeddha sprak al van het bereiken van het nirwana, een tijdloze, gelukkige sfeer. Een deel van het Goddelijk bewustzijn waarin wij worden opgenomen. Het Evangelie benadrukt daarbij de rol van de liefde. De eeuwige liefde die opnieuw naar de aarde gaat, op een steeds andere manier. Het nieuwe jaar kan anders beleefd worden. Een nieuwe cyclus kan anders beleefd worden. Wij kunnen ons aan het nieuwe leven overgeven. Het wordt ons opnieuw geschonken. Wij kunnen God danken voor het leven dat ons draagt. Het menselijk leven dat Goddelijk is Gert Jan van der Steen Naar boven
Maria Lichtmis MARIA LICHTMIS Ave Maria, gij oceaan der ruimte, Gij die als morgenster de zeeën lichten doet, Houdt ons omvangen in ’t licht van uwe liefde: Heil U, o Moeder Gods, Maria, wees gegroet!
(gezang 102, mgr. A.G. Vreede) De feestdagen die wij in onze Kerk door het jaar heen vieren hebben vaak een drievoudige betekenis: een mystieke, een esoterische en een kosmische. Daarbij zijn ze ook nog vaak symbolisch te duiden. Een bijzonder feest is het feest van Maria Lichtmis, waarvan de officiële naam is: “Opdracht van Onze Heer in de Tempel”. Het wordt gevierd op 2 februari, of op de eerste zondag daarna. De dienst begint heel sober in de paarse kleur. Geen bloemen of andere voorwerpen op het altaar, alleen de straalkaarsen en het kruis staan er. Na de Bezinning op de Wijsheid begint de dienst tot en met het Asperges. Daarna wordt een tafeltje met kaarsen voor het altaar gezet. De priester besprenkelt deze kaarsen met wijwater, loutert en zegent ze. Deze kaarsen worden vervolgens aan alle aanwezigen uitgedeeld. Deze korte ceremonie eindigt met het volgende gebed: “Heilige Heer, die het Licht der wereld zijt; Verleen dat, gelijk wij U op deze dag met glorie hier in uw aardse Tempel ontvangen, het Licht van Uw Heilige Tegenwoordigheid ook immer helder in de Tempel van ons hart moge branden”. De gemeente antwoordt met “Amen”. De priester keert zich naar de gemeente en zingt: “Laat ons uitgaan in vrede”. De gemeente antwoordt: “In de Naam van de Heer”. Priester en wieroker verlaten de kerk. De dienaren zetten de bloemen en ander toebehoren weer op het altaar. Vervolgens worden alle kaarsen in de kerk en van alle gemeenteleden aangestoken. In de sacristie wordt de paarse liturgische kleding vervangen door witte kleding . De priester komt binnen, met de monstrans en (daarin) de geconsacreerde Hostie, voorafgegaan door de wieroker. De monstrans wordt op het tabernakel gezet en bewierookt. Daarna wordt de priester omgekleed (koormantel af en kazuifel aan) en begint de Mis met “Broeders en Zusters, laat ons nu onze Tempel grondvesten”. Wat zou dit nu kunnen betekenen? Wat kan zo’n rituaal ons zeggen? Dit feest is het laatste en afsluitende feest van de Kerstperiode. Het zou gezien kunnen worden als een samenvatting van deze gehele periode. In het boek “Esoterisch Christendom” van Annie Besant lees ik: “Wanneer de kosmische stof die ons zonnestelsel, of misschien wel ons melkwegstelsel of het gehele kenbare universum, moet vormen, afgescheiden is van de oneindige oceaan van stof die de ruimte vult, stort de derde Persoon van de H. Drievuldigheid – de H. Geest – Zijn leven in deze stof uit om haar te belevendigen, opdat zij kort daarop vorm kan aannemen. Zij wordt dan samengetrokken, en er wordt vorm aan gegeven door de tweede Persoon van de H. Drievuldigheid, de Logos, of de Christus die zich opoffert door de beperkingen van de stof op zich te nemen, door de “Hemelse Mens” te worden in wie alle vormen bestaan, bewegen en zijn. Dit is het kosmische verhaal, dat in mysteriën wordt uitgebeeld”. In de Bijbel spreekt men dan van “De Geest Gods zweefde over de wateren”. De kosmische wateren. Bisschop G.W. Leadbeater schrijft hierover: “Het is het gevolg van deze grote uitstorting van de derde Persoon of derde Logos, dat de levenskracht in de kosmische maagdelijke stof doordringt en er verschijnselen van, voordien latente, aantrekking en afstoting gaan ontstaan. Eerst wanneer dit werk van de Geest gedaan is, kan de tweede Logos, de kosmische Mystieke Christus, het kleed van stof op zich nemen”.
Inderdaad, de schoot van de Maagd binnendringen, in de nog maagdelijke stof die nog niets heeft voortgebracht. Deze stof was belevendigd door de H. Geest die de Maagd overschaduwde en er Zijn leven in stortte en deze aldus voorbereidde om het leven van de tweede Logos te ontvangen, die deze stof als het voertuig van Zijn kracht nam. Dit kun je zien als de maagdelijke geboorte van deze tweede Logos of mystieke Christus. De kosmisch belevendigde oceaan der ruimte wordt ook wel Mare of Maria genoemd, zoals wij zingen in “O oceaan der ruimte” (zie boven). Wanneer we nu kijken vanaf het begin van de Advent tot Kerstmis, dan zouden we deze periode kunnen beschouwen als de afbakening en belevendiging door de derde Logos. Met Kerstmis vieren wij het vorm krijgen, de geboorte uit de Maagd van de tweede Logos, als een pril begin van fysiek leven en bewustwording; nu, na 40 dagen, moet dat volgroeid zijn. De ceremonie van Maria Lichtmis In een ceremonie zoeken wij beelden om datgene te ervaren wat wij niet met het verstand kunnen begrijpen. Het is erg belangrijk voor ons, omdat een goede ceremonie een afspiegeling is van het gebeuren in de kosmos, maar die afspiegeling vindt ook plaats in de Tempel van ons eigen hart. De eerste binnenkomst Alles was nog onvoorbereid. Dan volgt de voorbereiding door alles te ordenen, een plaats te geven en de lichten te ontsteken, de belevendiging. Daarna volgt de binnenkomst van de monstrans met de Hostie, symbool van de Christus, die binnengedragen wordt in de belevendigde maagdelijke stof. Dat is het moment van schepping. De schepping van vormen en hun relatie met elkaar. Het Kerstmoment, waarin wij leven. En wat is nu de toekomstverwachting? Daar kun je natuurlijk lang over filosoferen; maar uiteindelijk moeten wij gaan groeien naar de voleinding, die verbeeld wordt in het feest van Maria Tenhemelopneming, waarin alles weer terugkeert naar haar punt van uitgang en daar weer opnieuw verenigd wordt. Wies Kuiper
HET FEEST VAN DE OPDRACHT VAN ONZE HEER IN DE TEMPEL
“Veertig dagen oud wordt Christus de tempel van Jeruzalem binnengedragen om daar evenals iedere eerstgeborene van Israël aan de Heer te worden opgedragen,” zo lees ik in een oud kerkboek, waarin onder meer de evangelist Lucas wordt geciteerd (2: 22-36): “De oude Simeon en Hanna, een profetes, waren erbij aanwezig, evenals moeder Maria. Simeon had een godsspraak ontvangen van de H. Geest, dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Toen de ouders het kindeke Jezus in de tempel binnenbrachten, nam Simeon de kleine in zijn armen en verkondigde Gods lof aldus: “Uw dienaar laat gij, o Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd, dat gij voor alle volkeren hebt bereid, een Licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël”. ” Overweging in het voornoemde kerkboek: Hij die de hemelen niet kunnen omvatten, komt binnen in een tempel van hout en steen. Maria draagt in haar armen de Zoon, die verwekt werd vóór de Morgenster. De eeuwige Wetgever is onderdanig aan zijn eigen wet. Dit zijn in het kort de motieven van het mysterie des Heren, dat dit feest ons voor ogen stelt. Het geheim van Christus’ opdracht in de tempel is een nieuw aspect van het mysterie van zijn menswording. De vóór eeuwigheid geboren Zoon wordt rondgedragen als een klein kind. Na de
besnijdenis te hebben ondergaan onderwerpt het zich ook aan het voorschrift, dat alle mannelijke eerstgeborenen uit Israël moesten worden vrijgekocht. Aan de liturgische uitbeelding van het feest van Maria Lichtmis (een der oudste Mariafeesten) heeft priester Wies in dit nummer van ons kerkblad ruimschoots aandacht geschonken, met name aan de plechtige kaarsenwijding, de processie, de gebedsteksten en het blijde licht van de kaarsen, waardoor Christus wordt verzinnebeeld. Hendrik S. de Bruin
MARIA LICHTMIS Het is zichtbaar in de natuur, dat de zon vroeger op is en later weer onder gaat. Heldere blauwe lucht met vorst, ijskristalletjes aan bomen en struiken. IJzel op de stoep en ijs om te schaatsen. De Kerstspullen zijn opgeruimd en de laatste kransjes worden opgesmuld. Tijd voor verandering en schoonmaak. Zowel innerlijk als uiterlijk. Het oliebollenvet kan er afgeschaatst worden. Februari komt er aan en niet voor niets is dit de vastenmaand. (Februare betekent reinigen.) Het is tijd om de ruiten te wassen, zodat wij alle leven buiten waar kunnen nemen en de zon binnen kunnen laten. De eerste sneeuwklokjes zijn gesignaleerd. Tegen alle zwaartekracht van de aarde in richten zich uit het zaad en de bolletjes groene stengels omhoog. De verborgen bloem komt tot bloei door lucht, licht en warmte van de zon. Het is daarom dat in de school Moeder Aarde op de seizoentafel staat. Tussen de plooien van haar rok slapen de wortelkindjes, die straks met hun mooie gekleurde kleertjes naar buiten komen. Het prentenboek van Sibille von Olfers laat heel mooi het levende beeld van Moeder Aarde zien. Maria Lichtmis vieren we 40 dagen na Kerstmis. 40 dagen vóór Kerstmis begon het lichtfeest van Sint Maarten. Op dit feest lopen de kinderen met prachtige lantaarns in de al duister wordende herfsttijd. Een uitgeholde koolraap of pompoen, met vaste hand versierd en draagbaar gemaakt. De ‘knol’ staat symbool voor zonnewarmte, groei, bloei, kracht en kleur en vuur door de warmte van de zomerzon. Wij maken er een verbinding mee door in deze vruchten ruimte te maken door ze uit te hollen, zodat het licht zich met ons kan verbinden. Het licht in de lantaarn blaast natuurlijk uit, als we het niet uit de wind houden en de kaars kan op zijn. Het vraagt iets van de menselijke wilskracht om het lichtje brandende te houden. Het licht kan zich dan met óns verbinden. Het zonlicht kan zich verinnerlijken in onze harten. Vol verwachting dragen wij het licht naar het midden van de winter. Daar wordt ons hart vol licht geopend voor het Kerstkind. De nieuwe kiem voor ons levenslicht. Als het goed is, zijn wij sterker uit de strijd gekomen. Vol van enthousiasme kunnen we stralend het voorjaar tegemoet zien. En omdat de uiterlijke zon weer sterker wordt, kunnen wij het kaarslicht missen. Met het feest van Maria Lichtmis op 2 februari gaan we in de klassen de laatste kerstkaarsjes branden. En brengen het licht naar buiten, als symbool voor de terugkerende groeikrachten. Maria Lichtmis wordt al eeuwenlang gevierd en heeft zijn wortels al in voorchristelijke tijden. Zolang de zon opgaat werden begin februari feesten gevierd ter ere van de opstanding in de natuur. Februari was oorspronkelijk de laatste maand van het jaar. Er werd feest gevierd, feest van de nieuwe zon. De belangrijkste factor van warmte en vruchtbaarheid.
Dit proces werd in veel culturen uitgedrukt in verering van een vrouwengestalte. In Egypte de maangodin Isis. Bij de Grieken Demeter. In het Midden Oosten de Grote Moeder of Magna Mater. In het Verre Oosten Kuan Yin of Kwannu. Bij de Germanen Freya, godin van de vruchtbaarheid of aardekracht. Zij draagt ook de erenaam Libera (= vrije). Het is ook de Vrouw Holle uit de sprookjes. Zij vertolkt de verbinding tussen hemel en aarde. Zij verschijnt in verschillende gedaanten aan de mensen. Waar haar voet de aarde raakt, is alles gezegend met vruchtbaarheid, komt alles tot bloei. In haar onderaardse rijk beschermt zij de ongeboren zielen. Zij geleidt de gestorvenen vlak na de dood. Zij beloont op strikt rechtvaardige wijze het goede en straft het kwaad. In het sprookje van Grimm krijgt het vlijtige meisje goud, maar het luie kind een ketel vol pek over haar heen. In de 4de eeuw werd het voorchristelijke natuurfeest verbonden met het christelijke feest van Maria Lichtmis. De moeder van Jezus, Maria, krijgt in onze christelijke cultuur een plek. Volgens de Joodse Wet moest een vrouw die gebaard had, 40 dagen na de bevalling een reinigingsoffer brengen in de tempel. Een mannelijke eerstgeborene moest dan aan God worden aangeboden. Jozef en Maria gingen dit doen in de tempel bij priester Zacharias (Lukas 2:22-39). In vele kerken wordt Maria Lichtmis gevierd ter ere van de Moeder Maria, draagster van Licht. Op de Vrije School brengen wij brandende kaarsjes naar buiten om onze eigen hartewarmte aan de aarde te schenken uit dankbaarheid, dat zij ons weer nieuw leven schenkt. Een vereringsfeestje voor onze grote levende Moeder Aarde! Anita te Velde Maria Lichtmis De opdracht van het kind Jezus in de tempel wordt in het Westen beschouwd als een Mariafeest. In het Oosten is deze dag eerder aan de Heer gewijd, want daar wordt het gezien als het feest van de ontmoeting. In de gestalte van de oude Simeon - én in die van de vaak geheel vergeten hoogbejaarde Hanna - ontmoet de mensheid Christus, de Heer. Wij richten ons dan op Maria, Onze Lieve Vrouwe, zoals ze in liefde en toewijding wordt genoemd. Haar zoon wordt door Johannes de evangelist gezien als het ‘licht der wereld'. Maar in de evangeliën wordt over Maria zelf heel weinig vermeld. Wát er staat vermeld is in een paar zinnen weer te geven. Alles wat zij hoort over dit nieuwe licht, 'dat bewaart zij in haar hart', 'grondt' dit, en geeft er een basis voor; zij helpt bij het veranderen van 'water in wijn' tijdens een bruiloft in Kana, een dorp in Galilea. Dit is op te vatten als symbool van de beleven-diging van de materie door de geest. En zij staat aan de voet van het kruis, draagt daarmee ook bij aan de latere opstanding van haar zoon. Uit andere, bijbelse oud-testamentische bronnen en uit het collectieve onderbewuste van de mensheid ontstaat een wat ander beeld van Maria. Zij is daarin de goddelijke moeder, 'wereldmoeder', ook koningin van de engelen en behoedster der wereld, die mede door haar tot wording is gekomen. In dit laatste is zij de goddelijke wijsheid die gepersonifieerd beeldend wordt verwoord (in Spreuken 8:23, 27-30): 'zij bouwt zich een huis', 'zij richt haar zeven zuilen op' en staat daarin naast God bij de schepping der wereld; en is innerlijk drijvende kracht tot harmonie. Over haar wordt in de oud-testamentische wijsheidsboeken in mystieke taal gesproken als adem van de macht van God; de zuivere uitstorting van de glorie van de Almachtige; beeld van God. De kerk eert haar in de Mariafeesten; die omvatten het gehele kerkelijk jaar en dus niet alleen de eerste helft, zoals bij Christus. Misschien wordt zij daarom ook verbonden geacht met de
schepping. Of anders gezien: haar feesten verwijzen meer naar de zielsaspecten van de mens, zoals de ziel een overweldigend gevoel kan ervaren dat iets nieuws en groots tot openbaring gaat komen (de aankondiging van de aartsengel Gabriël), en de ervaring van die openbaring zelf (Kerstmis) en ook het afstaan daarvan ten dienste van de mensheid (Maria Lichtmis). Met Maria Lichtmis wordt 'het licht van de ziel' - in de persoon van de goddelijke mens, de Heer van Licht - door de vertegenwoordiger van God bij de openbaring of bij de schepping (dat is dus Maria) gebracht voor het Aangezicht van God. De ziel van de mens wordt gebracht voor het Aangezicht van God; met Maria Lichtmis als het ware in de tijd geplaatst. Maar in wezen is het steeds zó: evenals Maria is ook de zielbeelddrager van God, al is het nog maar zeer ten dele, tot aanschijn gekomen. (Uit Maandbericht kerkgemeente Arnhem, februari 2003, Mgr. Frank den Outer)
Van Maria Lichtmis naar Pasen Maria Lichtmis en Pasen: Twee feesten die al eeuwenlang gevierd worden en die hun wortels hebben in voorchristelijke tijden. Zolang de zon opgaat werden begin februari feesten gevierd ter ere van de opstanding in de natuur. De mensen beleefden vroeger intens hoe het nieuwe leven, de lichtkracht uit het duister van de aarde, Moeder Aarde, omhoog kwam. Moeder Aarde houdt in de midwintertijd de adem in, om in de stilste concentratie de geboorte van het nieuwe leven te volbrengen, waardoor de natuur – tegen de zwaartekracht in – in haar opstanding omhooggestuwd wordt door de warmte van de zon. Door de culturen heen hebben de mensen dit proces in een vrouwengestalte vereerd:
in Egypte in de maangodin Isis; bij de Grieken Demeter; in het Midden-Oosten de ‘Grote Moeder’, Magna Mater; in het Verre Oosten Kuan Yin of Kwannu; in West-Europa de ‘Virgo Paritura’, de Maagd die baren zal; in de Germaanse mythologie Frija, godin van vruchtbaarheid
In
de vierde eeuw werd het voorchristelijke, natuurlijke feest verbonden met het Christelijke feest van Maria Lichtmis.Je kunt zeggen, dat door de eeuwen heen de verering van de voornoemde vrouwengestalte is vereenzelvigd met de verering van Moeder Aarde die het nieuwe licht opdraagt aan de schepping. Het gaat om ónze aarde die ons voedt, die ons leven schenkt. Zij is het beeld van ons bezielde lichaam als draagster van de lichtende geestkrachten die wij de wereld willen schenken. Ook in het Paasfeest gaat het om die geestkrachten die door een proces van afsterving en verinnerlijking weer tot nieuw leven kunnen komen. In tegenstelling tot de data van het Michaëlsfeest en Kerstmis, die vastliggen, wisselt de datum van Pasen elk jaar. Zo beweeglijk als de constellatie van zon, maan en aarde is, zo beweeglijk is de Paasdatum: wanneer de aarde in haar baan het lentepunt heeft bereikt, de maan daarna vol geworden is, valt op de zondag , die daarop volgt, Pasen. Dit gegeven geeft op z’n minst twee aanwijzingen voor het meebeleven van Pasen: de beweeglijkheid en de kosmische afhankelijkheid. Als we kijken naar de Stille Week: de weg van Palmpasen via Golgotha naar Paasmorgen, dan zien we daar de sterk geconcentreerde beweging: de weg van oud leven, via de dood tot nieuw
leven. De uiterlijke zon (Christus met Palmpasen) gaat een weg naar de dood (Goede Vrijdag) om daarna als innerlijke zon weer op te staan. Opvallend is dat in de Stille Week ook elke dag een eigen karakter heeft, dat verwijst naar de invloed van de planeten die op de bewuste dag werkzaam zijn. De gebeurtenissen in deze laatste week van Jezus’ leven op aarde hangen hiermee samen. Maandag: in de tempelreiniging wordt een eind gemaakt aan al het oude verstarde, alles wat niet echt is wordt de deur gewezen. Dinsdag: Marsdag de dag van de strijd. Het gevecht door middel van woorden met farizeeërs en schriftgeleerden. Jezus geeft daarin ook het geheime wapen voor deze strijd: de Liefde. Woensdag: Mercurius vertegenwoordigt het zoeken naar balans, de metamorfose en de genezing. Het wikken en wegen tussen onze binnenwereld en buitenwereld: tussen de toewijding van Maria Magdalena en het verraad van Judas. Donderdag: Jupiter: de nieuwe wijsheid in verband met het Laatste Avondmaal. Dat moment, dat toen plaatsvond, zal uiteindelijk verleden, heden en toekomst verbinden. Vrijdag: Venus: vruchtbaarheid en allesomvattende liefde, de liefde die zelfs de dood overwint op Golgotha. Zaterdag: Saturnus: met de loden zwaarte van het graf. De opstanding begint al te gloren. Zondag: de Paaszon breekt door en verdrijft alles wat beklemmend en remmend werkt. Zo kunnen we met het Paasfeest, wanneer alles in de fysieke natuur om ons heen zich opricht, die opstandingkrachten buiten ons én in ons beleven. De beelden worden ons aangereikt vanuit de natuur, vanuit de geschiedenis en vanuit het mysterie van Golgotha, maar waarom het gaat is de vraag: wat gaan we ermee doen voor onze persoonlijke ontwikkeling of voor de ontwikkeling van de mensheid? Carla Brinksma
HOE ONTSTOND DE NAAM ‘MARIA LICHTMIS’? Het feest van Maria Lichtmis op 2 februari wordt al vanaf de vierde eeuw luisterrijk in de Oosterse Kerk gevierd. De oorspronkelijke benaming luidde: ‘het feest van Maria’s zuivering’. Deze zuivering was een ritueel joods gebeuren, dat zij als jonge moeder in de tempel onderging. Liturgisch gezien ligt de nadruk echter op de Opdracht van de pasgeboren Jezus in de tempel en daarbij op de ontmoeting met de grijze Simeon, die het Kind in zijn armen nam en volgens de evangelist Lucas (2, 22-35) Gods lof verkondigde met de woorden: “Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan; mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd, dat Gij voor alle volkeren hebt bereid, een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël”. Dankzij de woorden van Simeon is de traditie ontstaan om voor de H. Mis op Maria Lichtmis veel kaarsen aan te steken en in sommige kerken ook lichtprocessies te houden. De betekenis van de naam ‘Lichtmis’, die al in het vroege Middelnederlands voorkomt (‘Lichtmessedach’), zal dus duidelijk zijn. Hendrik S. de Bruin
Maria Lichtmis Met Maria Lichtmis wordt de kerk gebaad in het licht van de uitgedeelde kaarsen. Wij steken die kaarsen bij elkaar aan. Wij nemen die kaarsen mee naar huis en kunnen die daar verder branden. Wij kunnen het licht in ons opnemen en dat verder uitstralen in de wereld. We horen en lezen het regelmatig: “Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen”. Licht wordt alleen door licht herkend. Licht kan niet door duisternis worden aangewakkerd.
Het licht binnen onze medemens kan niet worden aangewakkerd door duisternis. Het heeft ons eigen licht nodig. Wij kunnen een medemens niet helpen door eigenbelang, dwang, verdediging, twist en plichtplegingen. Wij kunnen hem of haar alleen helpen door het licht dat in ons is. Door vriendelijk te spreken, met begrip, aandacht en de ander geheel vrij latend om zich zelf te ontwikkelen. Het is niet mogelijk de oorsprong van het licht aan te wijzen. Je reist mee met het licht, je bent er in. Je kunt er mee naar de oorsprong gaan, maar die is deel van jezelf. Er is een eenvoudige stelling die zegt dat niet alles van iets anders afhankelijk kan zijn. Er moet iets zijn wat op zichzelf bestaat, zonder iets anders nodig te hebben. Zoiets is het geval met het licht. Het is de moeite waard om daarmee op goede voet te staan. Daarmee ben je onaantastbaar. Met dit licht steken we de lichten van onze medemensen aan, zodat de samenleving één grote zee van licht kan worden. Pr. Gert Jan van der Steen
Naar boven
Lijdenstijd en Pasen
PASEN De Quadragesima-tijd of Veertig-dagentijd wordt afgesloten met een aantal indrukwekkende dagen, zoals Witte Donderdag, waarin wij in de ochtenddienst de instelling van de Eucharistie, dus het zogeheten ‘Laatste Avondmaal’, gedenken. Bijzonder is dat op die ochtend twee grote hosties geconsacreerd worden, waarvan er een bedoeld is voor plaatsing in de monstrans voor het komende jaar, beginnende met het H. Lof op Paaszaterdagavond. Om 20.00 uur is die dag de avondplechtigheid met de ‘ontluistering’ van het altaar. Op Goede Vrijdag gedenken wij de mysteriën van de kruisiging. Dat doen we door een gesproken completen, de kruisverering en een overdenking als meditatief moment. Paaszaterdag is de dag waarop we het nieuwe Licht verwelkomen. Op die avond wordt alles nieuw gemaakt. Het nieuwe Licht, vuur, wijwater, en ten slotte de Paaskaars, die tot op Hemelvaartsdag gedurende alle diensten brandt. In die periode eten de Joden het ongedesemde brood, dat wij nu nog kennen als matzes, omdat het oude zuurdesem moest worden weggegooid en het altijd een paar dagen duurt, voordat nieuw zuurdesem gebruikt kan worden. Vandaar de nieuwe hostie in de monstrans. Het geeft een diep gevoel van eenwording met het Paasmysterie, als je al deze diensten mee kunt maken, die dan uiteindelijk leiden tot het Paasfeest. Pasen is het feest van de opstanding. De Bijbel (Mattheus 38) verhaalt dat in de ochtend van die dag waarop de drie vrouwen, Maria Magdalena, Maria de Moeder en Maria de zuster, naar het graf gingen, en zagen dat de zeer zware steen was
weggerold en dat het graf leeg was. Een engel zat op die steen en zei: “Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft”. De vrouwen wilden dit nieuws aan de anderen gaan vertellen, maar zie, Jezus kwam hen tegemoet.
In het Evangelie van Filippus [21], in de Nag Hammadi-geschriften, probeert Filippus hetzelfde uit te drukken in andere woorden, nl.: Zij die zeggen: “De Heer is eerst gestorven en toen opgestaan”, die dwalen. Want Hij is eerst opgestaan en toen gestorven. Als iemand zich niet eerst de opstanding verwerft, kan hij niet sterven! Alleen als God in hem gaat leven, kan hij* sterven. Met hij* wordt dan bedoeld het oude wezen. Dat lijken woordspelingen, maar dit is wel wat we proberen te verbeelden in de Goede of Stille Week. Op Witte Donderdag waarop Jezus zei: “Dit is Mijn Lichaam en dit is Mijn Bloed”, en dat vervolgens aan allen gaf, was dat het moment van transformatie van de leerlingen; zij waren één met Jezus, een hoge staat van bewustzijn, maar die kun je niet vol blijven houden, zolang je nog in het lichaam bent, dus daarna “vielen de leerlingen in een gat”, zoals wij dat nu zouden uitdrukken. Het was gebeurd, maar ze waren weer terug op aarde, en het voelde leeg en koud. Als je dan naar jezelf kijkt en zegt: “Deze ervaring wil ik opnieuw en dan voor altijd”, dan moet je je lichaam offeren ter wille van de geest. Omdat het begin van Witte Donderdag het feest van het bewustzijn van de eenheid met God symboliseert, en dus van de opstanding, kon Jezus sterven. En wij met Hem. Als die opstanding niet in dit aardse leven tot je gekomen is, of verworven is, of ervaren is, dan is er gewoonweg niets wat kan sterven. Want sterven betekent het loslaten van het stoffelijke of fysieke lichaam, maar als er niets is wat dat lichaam vasthoudt, kan er ook niet iets zijn wat het los kan laten. Dan is het leven in dit lichaam iets, zonder enige betekenis. Daarom zegt Filippus [63] ook: “Zolang we nog in deze wereld zijn, moeten we alles doen om de opstanding te verwerven, opdat wij, als wij het vlees afleggen, in de Rust aangetroffen mogen worden, en niet in het ‘midden’ geraken, want velen verdwalen onderweg”. Daarbij kun je je natuurlijk afvragen, wat Filippus bedoelt met het ‘midden’ waarin je kunt verdwalen. Je zou hierbij bijvoorbeeld kunnen denken aan de astrale gebieden, het gebied waarin zich de gevoelsprocessen afspelen, ook wel
kamaloke genoemd, de begeertewereld, de lagere gebieden van het astrale gebied, ook wel Hades genoemd bij de Grieken. De plaats waar alle begeerten moeten uitgewerkt worden, of het karma onder ogen gezien moet worden, maar als je in het leven de opstanding bereikt hebt, schijn je daar moeiteloos doorheen te gaan. (Dit gebied heeft niets te maken met wat wel ‘de hel’ wordt genoemd.) Dan kunnen wij onze spirituele weg vervolgen naar Hemelvaart, het moment dat de Paaskaars, symbool van het Opstandingslichaam, gedoofd wordt, omdat het zijn uiteindelijke bestemming heeft bereikt. Wies Kuiper
PASEN De Quadragesima-tijd of Veertig-dagentijd wordt afgesloten met een aantal indrukwekkende dagen, zoals Witte Donderdag, waarin wij in de ochtenddienst de instelling van de Eucharistie, dus het zogeheten ‘Laatste Avondmaal’, gedenken. Bijzonder is dat op die ochtend twee grote hosties geconsacreerd worden, waarvan er een bedoeld is voor plaatsing in de monstrans voor het komende jaar, beginnende met het H. Lof op Paaszaterdagavond. Om 20.00 uur is die dag de avondplechtigheid met de ‘ontluistering’ van het altaar. Op Goede Vrijdag gedenken wij de mysteriën van de kruisiging. Dat doen we door een gesproken completen, de kruisverering en een overdenking als meditatief moment. Paaszaterdag is de dag waarop we het nieuwe Licht verwelkomen. Op die avond wordt alles nieuw gemaakt. Het nieuwe Licht, vuur, wijwater, en ten slotte de Paaskaars, die tot op Hemelvaartsdag gedurende alle diensten brandt. In die periode eten de Joden het ongedesemde brood, dat wij nu nog kennen als matzes, omdat het oude zuurdesem moest worden weggegooid en het altijd een paar dagen duurt, voordat nieuw zuurdesem gebruikt kan worden. Vandaar de nieuwe hostie in de monstrans. Het geeft een diep gevoel van eenwording met het Paasmysterie, als je al deze diensten mee kunt maken, die dan uiteindelijk leiden tot het Paasfeest. Pasen is het feest van de opstanding. De Bijbel (Mattheus 38) verhaalt dat in de ochtend van die dag waarop de drie vrouwen, Maria Magdalena, Maria de Moeder en Maria de zuster, naar het graf gingen, en zagen dat de zeer zware steen was weggerold en dat het graf leeg was. Een engel zat op die steen en zei: “Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft”. De vrouwen wilden dit nieuws aan de anderen gaan vertellen, maar zie, Jezus kwam hen tegemoet.
In het Evangelie van Filippus [21], in de Nag Hammadi-geschriften, probeert Filippus hetzelfde uit te drukken in andere woorden, nl.: Zij die zeggen: “De Heer is eerst gestorven en toen opgestaan”, die dwalen. Want Hij is eerst opgestaan en toen gestorven. Als iemand zich niet eerst de opstanding verwerft, kan hij niet sterven! Alleen als God in hem gaat leven, kan hij* sterven. Met hij* wordt dan bedoeld het oude wezen.
Dat lijken woordspelingen, maar dit is wel wat we proberen te verbeelden in de Goede of Stille Week. Op Witte Donderdag waarop Jezus zei: “Dit is Mijn Lichaam en dit is Mijn Bloed”, en dat vervolgens aan allen gaf, was dat het moment van transformatie van de leerlingen; zij waren één met Jezus, een hoge staat van bewustzijn, maar die kun je niet vol blijven houden, zolang je nog in het lichaam bent, dus daarna “vielen de leerlingen in een gat”, zoals wij dat nu zouden uitdrukken. Het was gebeurd, maar ze waren weer terug op aarde, en het voelde leeg en koud. Als je dan naar jezelf kijkt en zegt: “Deze ervaring wil ik opnieuw en dan voor altijd”, dan moet je je lichaam offeren ter wille van de geest. Omdat het begin van Witte Donderdag het feest van het bewustzijn van de eenheid met God symboliseert, en dus van de opstanding, kon Jezus sterven. En wij met Hem. Als die opstanding niet in dit aardse leven tot je gekomen is, of verworven is, of ervaren is, dan is er gewoonweg niets wat kan sterven. Want sterven betekent het loslaten van het stoffelijke of fysieke lichaam, maar als er niets is wat dat lichaam vasthoudt, kan er ook niet iets zijn wat het los kan laten. Dan is het leven in dit lichaam iets, zonder enige betekenis. Daarom zegt Filippus [63] ook: “Zolang we nog in deze wereld zijn, moeten we alles doen om de opstanding te verwerven, opdat wij, als wij het vlees afleggen, in de Rust aangetroffen mogen worden, en niet in het ‘midden’ geraken, want velen verdwalen onderweg”. Daarbij kun je je natuurlijk afvragen, wat Filippus bedoelt met het ‘midden’ waarin je kunt verdwalen. Je zou hierbij bijvoorbeeld kunnen denken aan de astrale gebieden, het gebied waarin zich de gevoelsprocessen afspelen, ook wel kamaloke genoemd, de begeertewereld, de lagere gebieden van het astrale gebied, ook wel Hades genoemd bij de Grieken. De plaats waar alle begeerten moeten uitgewerkt worden, of het karma onder ogen gezien moet worden, maar als je in het leven de opstanding bereikt hebt, schijn je daar moeiteloos doorheen te gaan. (Dit gebied heeft niets te maken met wat wel ‘de hel’ wordt genoemd.) Dan kunnen wij onze spirituele weg vervolgen naar Hemelvaart, het moment dat de Paaskaars, symbool van het Opstandingslichaam, gedoofd wordt, omdat het zijn uiteindelijke bestemming heeft bereikt. Wies Kuiper
Gebedenboek met afbeelding van het Heilig Avondmaal
Een foto van de feestelijke Palmpasenrondgang BELOKEN PASEN VALT DIT JAAR OP ZONDAG 11 APRIL De zondag na het hoogfeest van Pasen wordt al sinds mensenheugenis Beloken Pasen genoemd. Het woord beloken is volgens het Middelnederlands Woordenboek het voltooide deelwoord vanbeluken, oftewel: sluiten. Met Beloken Pasen, dus de Eerste Zondag na Pasen, wordt het Paasoctaaf afgesloten. De officiële naam van deze dag is Dominica in albis (depositis of: deponendis), oftewel de Zondag
van de (afgelegde of: af te leggen) witte doopkleren, een benaming die ons herinnert aan de oude traditie om de catechumenen op Paaszondag te dopen. Een andere naam voor Beloken Pasen is Quasimodo-zondag, genoemd naar het eerste woord in de (Latijnse) vertaling van 1 Petrus 2:2 (Quasimodo geniti infantes): ‘Weest als pasgeboren kinderen begerig naar de geestelijke, onvervalste melk, die u wasdom zal schenken ter zaligheid. Gij hebt immers al geproefd van de zoetheid des Heren’ (Willibrordvertaling). Hendrik S. de Bruin
Het kruisigen Er is een gezegde: Jezus wordt opnieuw gekruisigd. Het kan echter sterker: veel mensen voelen zich elke dag gekruisigd. Door hun medemensen. Het lijkt wel of kruisigen is ingebouwd in de aard van de mens. Misschien is dat ook wel logisch: er is een natuurlijke tegenstelling tussen ontwikkeling en traagheid. Zodra zich iets in beweging zet treedt er wrijving op, door weerstand. Kosmisch gezien kruisigt de Christus zichzelf op het kruis van de materie, opdat het heelal zich zal kunnen ontwikkelen. Hij begeeft zich bewust in dichtere gebieden om die ontvankelijk te maken voor de Geest, die kan indalen om ons te verheffen. In orthodox taalgebruik: Christus wordt gekruisigd opdat wij zullen leven. Alle leven is in ontwikkeling. Hoe dichter de gebieden in de stof, hoe moeizamer, maar ook hoe dieper de ervaring en hoe groter de overwinning. Christus, als de Zoon van de H. Drievuldigheid, weet van tevoren wat de gevolgen zijn van de indaling in de stof. Uit liefde geeft Hij zich. Zijn heilig leven golft door het heelal. Het daalt in tot de diepste duisternis en raakt alles aan. Overal ontstaat weerstand door het begin van beweging. Die weerstand moet overwonnen worden. Dat moet van binnenuit gebeuren. Dat kan als de stof bewust wordt. Zoals in de gelijkenis van de Verloren Zoon: “Ik zal opstaan en tot de Vader gaan.” De weg naar huis is daarmee een kruisweg. Dat klinkt dramatisch. Maar het hangt er vanaf of we het kruis lijdzaam ondergaan of dat we kunnen leven met de wetmatigheid en kunnen genieten van elke overwinning op ons kleine zelf. Elke kleine overwinning brengt vreugde, ruimte en licht. Hogere gebieden gaan voor ons open met meer liefde en dankbaarheid, die zich vertalen naar dienstbaarheid aan de medemens.
Gert Jan van der Steen De Stille Week
In de dagen voor Pasen worden oeroude mysteriën gevierd, die de voorbereiding vormen tot de Opstanding van de Heer. In de mysteriën gaat het steeds om innerlijke processen, transformaties, die uiteindelijk leiden tot de opstanding van de Universele Mens in ieder individu. Natuurlijk is het voor velen moeilijk om zich op de werkdagen van de Stille Week vrij te maken. Maar in onze Kerk, waar naast het gedenken van de historische, evangelische Christus veel ruimte is voor de innerlijke, gnostische Christus, is het bijwonen van de diensten van de Stille Week heel belangrijk. Op Witte Donderdag herbeleven wij de instelling van het Heilig Sacrament des Altaars (de viering van het Avondmaal).Tijdens de feestelijke H. Mis zal het Allerheiligst Sacrament uitgesteld worden.
. Op dit schilderij van Dirk Bouts (plm 1410-1475) zien we hoe in die tijd geen historische maar eigentijdse voorstellingen van het Avondmaal gemaakt werden. Het mysterie werd niet als een historisch gebeuren beleefd, maar in het nu.
Aan de vooravond van zijn kruisiging vraagt Christus zijn discipelen met hem het brood te breken. ‘Doe dit zovaak gij dit doen zult tot mijn gedachtenis, in Mijn Naam’. En tot op de dag van vandaag breken ook wij het brood, symbool van Zijn Lichaam, dat door zijn lijden is heengegaan en deel heeft gehad aan Zijn alomvattende liefde. In dit Lichaam kon Hij de dood overwinnen en verrijzen uit de dood. ’Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem’. Christus wordt daarmee deel van ons innerlijk zelf. Niet alleen als herinnering aan een groot Leraar die 2000 jaar geleden leefde, maar als een levende en lichtende bron in ons wezen. Volgens het oude gebruik zal bisschop Peter Baaij tijdens de H. Mis op Witte Donderdag in de kathedrale kerk (Rietzangerlaan in Den Haag) de H. Oliën wijden, die bijvoorbeeld gebruikt worden bij de doop en de genezingsdiensten. In de avond wordt het Heilig Lof gevierd, gevolgd door de onttakeling van het altaar. De verlatenheid treedt in, de deur van het lege tabernakel blijft geopend. Na een stille meditatie verlaten we allen zwijgend het kerkgebouw.
vangen liefde.
Op Goede vrijdag gedenken wij de kruisiging van de Heer. “Wie Mij wil volgen, moet mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen”. “Wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het redden”. Tijdens de dienst op Goede Vrijdag is er uiterste soberheid. Hier staat het offer van al het persoonlijke centraal. Alleen als het persoonlijke geheel zwijgt kunnen we hopen een glimp op te mogen van het Universele Leven en kanalen zijn van universele
Paaszaterdag: ochtend- en avonddienst Paaszaterdag begint met de gesproken dienst van de Prime. In de avond is er de indrukwekkende dienst van de Paaswake: Het Licht van de Opstanding (de Paaskaars) wordt ontstoken aan het universele Licht en Vuur. Pasen Alles is nieuw. De Heer is waarlijk opgestaan! Je kunt ook zeggen: alles is volledig. In de verrezen Heer zien we de Volledige Mens. De innerlijke Heer is met ons en de komende weken zullen in de evangelie- en epistellezingen Zijn verheven leringen over de onsterfelijke ziel gelezen worden. Pr. Ronald Engelse
(met dank overgenomen uit het Maandbericht van de kerkgemeente Rotterdam en aangepast voor de kg. Zwolle) De Paascyclus De periode die dit Maandbericht omvat is de gehele Paascyclus. Op 6 februari beginnend met Aswoensdag, en eindigend op 30 maart bij Beloken Pasen. Pasen valt dit jaar vroeg, zeggen we dan. Op 23 maart. Dat is zo ongeveer de vroegst mogelijke datum. Pasen heeft geen vaste datum. Het valt op de zondag na de eerste volle maan in de Lente. Nu is het Lentepunt 21 maart, dat valt nu op Goede Vrijdag, en dan moet het dus op Goede-Vrijdagavond of -nacht of op Paaszaterdag volle maan zijn. De laatste datum voor Pasen is ongeveer 23 april. Reken maar na. Stel dat het op 21 maart net iets voorbij volle maan is, dan duurt het ongeveer 27 dagen (de maancyclus is 28 dagen) voor het weer volle maan is, en stel dat het dan in het ongunstigste geval zondagavond of maandag is, dan komen er bij die 27 dagen nog eens 6 bij, dat is dus 33 dagen na 21 maart, en als ik dan goed reken, kom ik uit op 23 april. Wat moeten we in deze tijd eigenlijk nog met kosmisch gerelateerde feesten? Kunnen we die niet op vaste data zetten? Dat is toch veel handiger? Je kunt ook zeggen: wat een geluk dat we nog oog hebben voor de kosmos, want we zijn daar een afspiegeling van, denk maar aan de Hermetische wet: Zo boven zo beneden, zo buiten zo binnen. Wij zijn een deel van die kosmos, en wij functioneren het best als wij de relatie met de kosmos begrijpen en ermee samenwerken. De Hermetische wetten spelen in de kosmos, in de wereld en in de mens. Niet in een van die gebieden, maar in alle drie. Dit betekent dat ook Hemelvaart en Pinksteren kosmos-gerelateerde feesten zijn, want die vallen respectievelijk 40 en 50 dagen na Pasen. Maar hoe zit dat dan met Kerstmis? Dat valt toch ook op een vaste dag? Dat is waar, maar die dag wordt bepaald door de zonnecyclus. Kerstmis valt in de tijd dat de zon stilstaat op de Steenbokkeerkring, dat duurt ongeveer 7 dagen. Ons jaar is berekend naar de stand van de zon, en doordat Kerstmis een Zonnedatum is, lijkt het een vaste datum, 25 december, maar ook die datum kan op alle dagen van de week vallen. Ook in het Boeddhisme is de eerste volle maan in de lente een feestdag, Wesak genaamd. Waarom is die volle maan zo belangrijk? Eén uitleg zou kunnen zijn, dat tijdens nieuwe maan, dat is dus 14 dagen ervoor – de maan staat dan tussen de aarde en de zon in – het mystieke huwelijk tussen zon en maan plaatsvindt. Tijdens de daarop volgende volle maan worden de zaden uit dat mystieke huwelijk over de aarde uitgestrooid. Zaden die in de nieuwe lente worden gezaaid om in de herfst, ten tijde van het Michaëlsfeest, vrucht te dragen. Soms is dit grote kosmische gebeuren makkelijker te begrijpen of in te voelen door in plaats van ‘Zon’ geest te zetten, in plaats van ‘Maan’ ziel en in plaats van ‘Aarde’ lichaam. Dan breng je het wat dichter naar je toe. Maar voordat het zover is, hebben we een tijd van voorbereiding te gaan. Aan het einde van de Kerstcyclus werden we ons bewust van de drie Koningen; ook door middel van de feestdagen van de doop in de Jordaan en de verheerlijking van onze Heer worden wij door deze mythische of symbolische beelden die verwijzen naar de hogere gebieden waarop de mens, in de figuur van Jezus, bewust kan zijn, op het spoor gezet van het begrip van onze hogere vermogens. En weet kan hebben van zijn ware innerlijke wezen. Maar dan komt het proces van loslaten van die aardgebondenheid, maar dat gaat niet vanzelf. Je kunt het niet zomaar van je afschudden, je moet er helemaal doorheen. Je zou dat kunnen zien als de nacht van de ziel. Al datgene waar je van geweten hebt, en dat zich nu niet meer wil openbaren, doet in je dat intense verlangen ontstaan het opnieuw te mogen ervaren. Dan komt Palmpasen, Op die dag herdenken wij dat Jezus Jeruzalem binnen reed, gezeten op een ezel. Jeruzalem, Stad van Vrede, symbool van het hoogste. De heilige Franciscus spreekt van Broeder Ezel, als het dienstbare lichaam. Ook nu zou het kunnen verwijzen naar het volledig onder controle hebben van het lagere, het zelfzuchtige, het ego, of de persoonlijkheid. Dan speelt je ik-je niet meer de eerste viool. Als je zover bent, dan
kun je de Stad van Vrede binnengaan en dan zullen de palmtakken van de overwinning (op jezelf) je deel zijn. Dan kun je op Witte Donderdag de transsubstantiatie van brood en wijn vieren, het lichaam en bloed, als het Goddelijke leven en de Goddelijke liefde. Wij laten op Goede Vrijdag het ego sterven op het kruis, de vier, getal van de materie. Om daaruit te verrijzen . Als het lichaam, en dus ook de materie, begraven is, kan de ziel en later ook de geest zich vrij maken, en kan op Paaszaterdag het nieuwe Licht in de kerk binnengedragen worden. Het is op dat moment dat we met recht kunnen zeggen: “Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond”. En wij zijn ons daarvan bewust. Het gezamenlijk vieren van de liturgie van de Goede Week is een heel goede voorbereiding op het Paasfeest, het feest van de Opstanding. Dit feest is dan weer als het ware de springplank om te komen tot Hemelvaart en Pinksteren. Je kunt dit zien als een mysterieverhaal, als een mythe of een sprookje. Via het gewone denken heb je geen toegang tot deze taal. Die taal is niet iets wat je leren kunt door je hoofd, je verstand te gebruiken, maar je moet daardoorheen, naar de taal van het hart, het gevoel, de intuïtie. Juist door het jaar in jaar uit opnieuw doorleven van dit grote mysterie, groeit het vermogen om daaraan deel te hebben
Wies Kuiper
We get to carry each other “We're one, but we're not the same One love, one blood, one life You got to do what you should With each other, sisters and brothers. But we're not the same We get to carry each other, carry each other”… U2 en Mary J. Blige Bono en Mary zingen het krachtig: Je hebt je eigen dingen te doen, je moet je eigen weg gaan, maar je kunt elkaar daarbij dragen. Soms kom je moeilijke, verstarde delen van jezelf tegen, die uitzichtloos lijken. Je voelt je verdrietig, bang en alleen. Onverwacht gaan er in die periode mensen een stukje met je mee. Mensen die het echt oprecht met je menen. Die dat niet werkende stuk helemaal niet erg vinden en onbewust of bewust mee helpen dragen en dat ook kunnen verdragen. Een hele kunst: Niet iedereen kan de pijn van een ander verdragen, de juiste
woorden vinden of goed luisteren. Wat remt en je verder af laat dalen is dat je jezelf in zo’n periode tegenvalt. Dat je maar niet in staat lijkt er doorheen te komen. Je voelt je zo kwetsbaar. Je diskwalificeert jezelf, vindt jezelf zo onmogelijk. Je wilt niet zielig gevonden worden (zelfmedelijden). Zo veel tranen, zo negatief. Zo wil je je niet laten zien. Je stralende kant wil je mee voor de dag komen, maar de donkere liever niet. Vorig jaar in zo’n echte paasperiode zei een goede vriendin: “Wie zegt dat die donkere kant niet gezien mag worden? Waarom mag dat deel niet gezien worden? Wie zegt dat niet juist dat stuk heel waardevol is in het elkaar kennen? In het kunnen en durven delen? Wie weet help je mij er wel mee. Wie weet geeft het mij een fijn gevoel om jou te mogen helpen. Misschien is het juist wel heel waardevol, maken we juist op zo’n moment contact. Misschien kan ik niets voor je betekenen. Is dat erg?”. Bijzonder toch, zulke woorden. Ik voelde me gedragen. Dat is niet meer weg gegaan. Dat voel ik nog steeds zo. Daar ben ik heel erg dankbaar voor. Eigenlijk zit iedereen in het proces van het zoeken naar het wezenlijke. We voelen onbewust allemaal wel die zin van het zoeken naar iets wat nog verborgen is, maar de kiem van nieuw leven bevat. Met Pasen gaan we met de kinderen eieren zoeken juist om die diepe symbolische betekenis die het zoeken heeft. Als klein meisje keek ik er ieder jaar naar uit. Mooie geverfde eieren. Eenmaal aan het zoeken was de lol er voor mij snel af en vond ik het eigenlijk helemaal niet zo leuk. De anderen om mij heen waren beter in het vinden. Ik kon, voor mijn gevoel, niet goed zoeken. Hoe meer je vindt, hoe leuker het is. Zolang je niets vindt, zoek je zo in het luchtledige. Dan raakte ik van binnen in lichte paniek. Dat weet ik nu nog. Dat gevoel helpt natuurlijk niet om iets te vinden. Bijna liever opgeven en genoegen nemen met het niet vinden, dan verder zoeken met dat ondefinieerbare gevoel (niet weten waar het te kunnen vinden) . Gelukkig kwam dan mijn moeder of iemand anders die je precies op het goede moment een aanwijzing gaf (vlak voor het afbreken, het instorten)…dan vond ik zelf een ei. Geweldig! In één keer, alle narigheid weg. Trots was ik op mijn eitjes. Wel of niet veel gevonden, na afloop kreeg iedereen een chocolade eitje: beloning voor het zoeken! De ‘grotere’ levensprocessen ervaar ik net zo. Dan is het soms ook een kunst om te gaan of te willen blijven zoeken. Het willen zoeken als basis om het wezenlijke te kunnen ontdekken. In het boekje van de Kleine Prins staat het zo omschreven: “Bij jou kweken de mensen vijfduizend rozen in één tuin,” zei het prinsje, “en ze vinden daarin niet wat ze zoeken”. “Nee, dat vinden ze niet”, antwoordde ik. “En toch zouden ze kunnen vinden wat ze zoeken in één enkele roos of in een beetje water”. “Ja, dat is zo,” antwoordde ik. En het prinsje voegde eraan toe: “Maar ogen zijn blind. Met het hart moet men zoeken”. “Vaarwel," zei de vos. "Dit is mijn geheim, het is heel eenvoudig: alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar. Astrid Untersalmberger
De Witte Kruisiging
Als ik in de boekenkast het boek van Chagall tegenkom valt mijn oog op het schilderij ‘De Witte Kruisiging’. Chagall heeft zelf nooit zijn schilderijen becommentarieerd of uitgelegd, dus ik moet zelf op zoek naar wat het mij te zeggen heeft. Het verbaast me dat ik ernaar blijf kijken, want eerlijk gezegd heb ik altijd een hekel gehad aan beelden van de kruisiging. ‘Zoiets hang je niet op, het is al erg genoeg om eraan te denken,’ dacht ik als kind. Toch blijf ik naar De Witte Kruisiging kijken. Wat zie ik dan? Wat raakt me daarin zo? (Helaas is deze afbeelding in zwart-wit, maar in de koffiekamer is ze zichtbaar in kleur.) Ik zie: allereerst veel chaos, huizen in brand, vluchtende mensen, mensen met de handen voor de ogen, een moeder die haar kind beschermt, huisraad op de grond. En daar midden in die ontreddering, in een bundel van licht uit den hoge, de Gekruisigde. Om Zijn hoofd een aureool van licht. Datzelfde aureool ook om de menora. Er zijn in die duistere angstige chaos drie lichten die verband houden met elkaar: het Licht van boven, het Licht van Christus en het licht dat ikzelf kan aansteken, de menora. Kan ik het ook omdraaien? Als ik mijn licht ontsteek zie ik geen lijdende, maar een verlichte Christus die baadt in het Licht van boven…
En dan een paar kunstwerken ‘van eigen bodem’. Twee werken van Greetje van Rijswijk. Ze heten ‘De Vijgeboom 1’ en ‘De Vijgeboom 2’. Ze zijn prachtig van kleur en reliëf. Zelf vertelt ze hierover: “Ik heb ze vorig jaar in deze tijd gemaakt. Ik word altijd geïnspireerd door de Bijbel en dan ontstaat er iets”. Het valt me op dat de figuur die bij de vijgenboom staat niet Jezus is, maar een maar een vrouw. Hoe is de tekst uit de Bijbel ook alweer? Mt. 21,18-22 ’s Morgens vroeg, toen Hij weer naar de stad ging, kreeg Hij honger. Hij zag één enkele vijgenboom langs de weg staan en ging erheen, en Hij vond er niets dan blad aan. Hij zei tegen die boom:“Laat er nooit meer vrucht uit jou voortkomen!” De vijgenboom verdorde onmiddellijk.
Op het eerste gezicht een boute uitspraak van Jezus: Hij vervloekt een boom. De bedoeling van een vervloeking is dat er iets stopt en wel direct...... Maar wat? De gebeurtenis vindt plaats vlak voor de tempelreiniging, waarin het gaat om het materialisme in het handelen te zuiveren. Bij de olijfboom is Jezus alleen met zijn discipelen. Het gaat hier om een diepere betekenis. De verbondenheid van de mensen met de geestelijke wereld was niet vruchtbaar meer. De mensheid moest toegroeien naar een Ik-bewustzijn, een Zelfbewustzijn van waaruit zij contact kan maken met de geestelijke wereld. Dat was de verandering die ruim 2000 jaar geleden in gang werd gezet. Priester Johan Pameijer schrijft in zijn boeken over de betekenis van de vijgenboom: ‘De vijgenboom is net als de olijfboom een mystiek gewas, dat staat voor een bepaald bewustzijnsniveau. De olijf en de vijg zetten als het ware de toon van de hele schepping. In Genesis is sprake van twee bomen in het paradijs, de levensboom en de boom van kennis van goed en kwaad. Voor wie verder wil lezen: ‘Waarheid achter woorden’, blz. 28. In zijn boek ‘Symboliek in de evangeliën’ gaat Johan Pameijer er nog dieper op in.
Tot slot nog even terug naar het werk van Greetje: Ik zie een vrouw gericht op de olijfboom, in ge- dachten verzonken. Het lijkt of ze afscheid neemt. Het oude werkt niet meer, maar was haar dierbaar: zo is ze geworden wie ze nu is. In dat proces van verandering en omvorming heeft het vrouwelijke een belangrijke functie. Carla Brinksma
De Stille Week De Stille Week is een van de belangrijkste periodes van het kerkelijk jaar. Je kunt je afvragen welke zin het heeft om je in het ontluikende voorjaar bezig te houden met lijden en sterven. Ja, natuurlijk wél met het daaropvolgende Pasen dat uitbundig wordt gevierd: de opstanding, het terugkerende licht. Het wordt anders wanneer je bedenkt dat je niet alleen verbonden bent met het natuurlijk leven, maar ook met het Goddelijk leven. We zijn daar vóór en ná dit aardse leven meer bewust mee verbonden dan hier op aarde. We hebben gekozen om ons te verbinden met deze aarde, voor onze eigen ontwikkeling en voor die van anderen. Onze ervaring is dat het leven op aarde zwaar
kan zijn, moeizaam, maar dat er ook gelukkige momenten zijn. Er is lijden op aarde, we beleven het zelf of we beleven het mee bij anderen. En graag willen wij inzicht krijgen in de oorzaken er van, het lijden een plaats geven, het daarmee meer hanteerbaar maken. Dit is geen intellectuele bezigheid. Het is een beleven van diepe waarheden. Daarvoor is de Stille Week ook bedoeld. Het evangelie gaat over liefde en vrijheid. Jezus maakt duidelijk dat wijzelf in staat zijn om keuzes te maken. Wij kunnen toegeven aan aardse traagheid en daarmee aan binding, of ons wenden tot het licht en liefde door ons heen laten schijnen naar de aarde en naar onze medemensen. In het eerste geval zullen de dingen ons overkomen en ervaren we steeds het kruis. In het tweede geval kruisigen wij het licht in de materie en laten het leven opbloeien. In de Passietijd hebben we de mogelijkheid om het leven en sterven van Jezus mee te beleven. Wij worden opgenomen in de Passie van de Heer. Als we goed opletten, dan ervaren we dat Jezus geen slachtoffer was. Hij wist dat dit alles ging gebeuren, het lag opgesloten in de orde der dingen, in de werking van aardse traagheid, vijandschap, egoïsme en verraad. Elk mogelijk moment benutte Hij om het licht te laten schijnen, anderen te bemoedigen en inzicht te geven. Om uiteindelijk op Paasochtend zich als heerser over de dood bekend te maken. Christus, in de persoon van Jezus, gaat voorop in de grote worsteling van de mensheid naar méér licht, meer menswaardigheid en meer Goddelijk bewustzijn. "Ik ben met u tot aan het einde van de wereld." Ook in de Stille Week, wanneer wij met Hem meegaan en ons bewustzijn met dat van Hem verenigen. Gert Jan van der Steen De Quadragesimatijd De Kersttijd eindigt op 2 februari met het feest van Maria Lichtmis, of op de eerste zondag erna. Dat betekent dit jaar: op 8 februari. Of, misschien duidelijker, Maria Lichtmis is het laatste feest dat nog binnen de Kerstkring valt. Zoals u weet valt het Paasfeest altijd op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Vorig jaar viel Pasen heel vroeg, toen gingen we bijna direct over naar Aswoensdag, maar in de kerkelijke kalender zijn drie “rode “zondagen opgenomen en als Pasen laat valt, dan kunnen ze alle drie gebruikt worden. Dit jaar valt Pasen op 12 april en is er slechts plaats voor twee van die zondagen, namelijk op 15 februari Sexagesima met als thema: de H. Geest als heiligmaker, en op 22 februari Quinquagesima met als thema de H. Geest als het vuur der Liefde. Deze zondagen zijn speciaal gewijd aan de H. Geest, en dan wordt ook het Graduale van Pinksteren gezongen. Pinksteren is bij uitstek het feest van de H. Geest, de derde Persoon van de H. Drievuldigheid, de H. Geest, die bij uitstek in staat is ons door zijn licht te onderwijzen, te troosten en te bemoedigen. Ook voordat de Advent begon was er een “rode” zondag. Zowel de Advent als de Quadragesimaof vastentijd zijn tijden van voorbereiding van zuivering, van inkeer tot je diepste zelf, en van het minder energie geven aan het altijd maar aandacht vragende lichaam. De kracht van de H. Geest is in die periodes heel belangrijk. Juist die kracht kan ons helpen om die omkering van onze aandacht tot stand te brengen en vooral ook vast te houden. Op 25 februari is het Aswoensdag en daarvóór is het carnaval. Tijdens die periode kan aan de verlangens en de eisen van het lichaam alle aandacht gegeven worden. Maar op Aswoensdag is dat afgelopen en is het de beurt aan de geest om alle aandacht te krijgen. Het lichaam blijft echter wel zeuren om die aandacht . De kracht van de H. Geest is dan erg nodig en gelukkig is er dit jaar plaats voor twee van die zondagen. Quadragesimatijd betekent 40 dagen tijd. Toen ik dat eens natelde bleken het 46 dagen te zijn. Gelukkig vond ik bij bisschop Leadbeater de oplossing. De zondagen blijven als feestdagen gelden en dan mogen de teugels even iets losser zijn, maar ze tellen dan niet mee als vastendagen. In de allereerste jaren van het Christendom schijnt de vastentijd bestaan te hebben uit 40 uren, maar dat betekende dan ook volledig vasten. Later is dat veranderd in de 40 dagen. Die tijd heeft te
maken met de 40 dagen dat Jezus in de woestijn was, waarna hij op de proef gesteld werd. Hij slaagde glansrijk voor die proef. Hij was niet meer ontvankelijk voor allerlei aardse en fysieke verleidingen. Hij kon in symbolische zin na die 40 dagen het lichaam offeren of loslaten, dat op het vierkant van de materie was vastgenageld. De zondagen in de Quadragesima-tijd geven ons elk een thema mee voor de daaropvolgende weken. Die thema’s zijn: zelfonderzoek, beheersing van de tong, inzicht, geestelijke verkwikking; en nederigheid. Daarna volgt Palmzondag. De zondag met het thema geestelijke verkwikking wordt ook wel zondag Laetare genoemd. Dat betekent: Verheug u. We zijn dan over de helft. De hele Quadragesima-tijd is een paarse periode. Paars is de kleur van zuivering en vergeestelijking. Maar op zondag Laetare zou de liturgische kleur rose mogen zijn. Onze kerk heeft geen kazuifel in die kleur, maar in de bloemen op het altaar kan het wel worden uitgedrukt. Zo gaan we door het jaar heen van het ene feest naar het andere, mijlpalen van onze geestelijke reis naar bewustwording. Wies Kuiper
Vasten is bidden met lichaam en ziel Vasten was voor mij geen traditie, kwam er vanuit de ‘gezondheidswereld’ mee in aanraking. We deden het wel eens een keer, omdat we het gevoel hadden dat het wel gezond was. Vasten, ondertussen werken en eten koken voor de kinderen. Het voelde naderhand wel prettig, maar ook als een zware klus. Het kwam er niet meer van. Pas tijdens een moeilijke periode waarin ik het gevoel had ‘vast te zitten’ kwam ik weer op het idee om te gaan vasten. Maar nu ergens buitenshuis onder begeleiding. Het werd een training onder leiding van een boeddhist en een franciscaan. Ze gaven, tussen het mediteren door, om de beurt een korte overdenking. En aan het eind van de week ‘braken’ we de vasten door het breken van het brood. En vierden we tezamen in een meditatieruimte de eucharistie, in een kring op een meditatiekussen. Toen ik naar huis reed kreeg ik het gevoel: ik ben wel in de wereld, maar niet van de wereld. Ik vergeet die eerste keer nooit. Sinds die tijd heb ik elk jaar gevast: onder leiding van een arts, met veel wandelen, samen met een groepje vrouwen, elkaar ondersteunend, met een therapeut in de prachtige natuur van Terschelling, alleen in een hutje op de hei en vorig jaar gewoon thuis. En elke keer was het een verrassing: na een paar dagen voel je je een ‘ander’ mens. Ik probeer in een paar steekwoorden samen te vatten wat je tijdens de vasten kunt ervaren: reiniging, loslaten, nieuwe energie, pijn, weldadige leegte, afzien, helderheid, ruimte, retraite, beheersing, en zoals in een van de intenties staat: geestelijke verkwikking… Het lijkt mij mooi om met een paar gemeenteleden te onderzoeken hoe we de vasten vorm kunnen geven in onze kerk: Uffelte is natuurlijk een prachtige plek en voor alle zekerheid hebben we al een tijd gereserveerd: 30 maart tot 4 april. De titel van dit stuk komt uit een boek van Anselm Grün. Misschien kunnen we dat boek erbij gebruiken. Wie kan op maandagavond 9 februari? Als je niet kunt, maar wel belangstelling hebt: tel. 0384547238 Carla Brinksma
WITTE DONDERDAG EN GOEDE VRIJDAG Het verhaal, in het kort. Jezus ging met zijn leerlingen het Pascha-feest vieren in een zaal in Jeruzalem. Het Pascha-feest is een herinnering aan de vlucht uit Egypte. Toen moesten de Joden de deurstijlen bestrijken met het bloed van een geslacht lam, want dan gingen de plagen aan hen voorbij, in dit geval de zevende: de dood van de eerstgeborene. Zij moesten ongedesemd brood eten, omdat er geen tijd was om het te laten rijzen. Zuurdesembrood heeft 6-8 uur nodig om te rijzen, en zij moesten bepakt en bezakt klaar staan om, als het zover was, meteen weg te kunnen gaan. Dat vierde men jaarlijks met elkaar; het Paaslam was geslacht en het ongezuurde brood, een soort pannenkoeken, werd gebakken, gebroken en in olie met kruiden gedoopt gegeten. Jezus brak het brood en sprak de woorden die wij zo goed kennen uit het Consecratiegebed: “Neemt en eet, dit is Mijn Lichaam”; eveneens gaf Hij de beker met wijn rond met de woorden: “Drinkt allen hiervan, want dit is de kelk van Mijn Bloed”.Tijdens die maaltijd zei Jezus tegen de leerlingen: “Een van jullie, die met mij het brood in de schotel met olie heeft gedoopt, zal mij verraden”. Iedereen ging dus vragen: “Was ik het, Heer”, maar Jezus gaf geen antwoord. Na de maaltijd gingen zij naar de Hof van Olijven om te bidden. De leerlingen bleven aan de voet van de berg, alleen Petrus en de zonen van Zebedeus gingen mee naar boven. Even verder bleven die ook achter en Jezus ging alleen verder. Hij bad: “Vader, als het mogelijk is, laat dan deze kelk aan mij voorbijgaan”.Intussen waren de leerlingen in slaap gevallen en Jezus vroeg hun: “Kunt gij dan niet één uur met mij waken?”. Dat gebeurde tot twee maal toe. Intussen ontvangt Judas veertig zilverlingen voor zijn verraad; hij wijst de soldaten waar Jezus is. Later zal hij die zilverlingen, in wanhoop en schuldbesef voor wat hij gedaan heeft, in de tempel gooien. Maar omdat het “bloedgeld” is, kan het niet meer in de schatkist terug, en kocht men er de akker van de pottenbakker van, om de doden te begraven. Dan komen in het donker de soldaten en nemen Jezus na wat schermutselingen mee. Gedurende de nacht wordt Hij bespot, gegeseld en met doornen gekroond. Intussen verloochent Petrus hem drie maal, door te zeggen dat hij Hem niet kent. In de ochtend wordt Hij voor Pilatus geleid; die wast zijn handen in onschuld, vraagt nog aan het volk wie hij vrij moet laten: Jezus of Barabbas. Waarbij voor Barabbas wordt gekozen. Dan geeft Pilatus Jezus over aan de Joden en die willen Hem kruisigen, maar er is haast bij, want dat moet allemaal afgelopen zijn voordat de zon ondergaat, want dan begint de sabbat. Jezus was fysiek te zwak om het kruis de berg op te slepen en Simon van Cyrene, een vreemdeling, moet hem helpen. Boven aangekomen wordt Jezus op het kruis genageld, en na enige uren sterft Hij. Voor zonsondergang wordt Hij van het kruis gehaald en in een nieuw stenen graf gelegd. Voor de ingang rolt men een zware steen.Wat zou dat voor ons kunnen betekenen? Met andere woorden: wat is de symbolische of metafysische waarde van dit verhaal? Jezus zei al tegen zijn leerlingen: “Jullie vertel ik alles zoals het is, maar aan de grote menigte vertel ik het in gelijkenissen”. Welnu, het bovenstaande verhaal zou je kunnen zien als een uitleg in gelijkenissen. Nu proberen we te komen tot: Het verhaal achter het verhaal Het is het verhaal van de reis door het leven van de mens, dus van ons allemaal, en van zijn of haar groei tot Mens, tot de Goddelijke Mens. Laten wij ons Jezus en zijn leerlingen voorstellen als delen van ons zelf. Jezus was het hoofd van de groep. Het hoogste beginsel in de Mens, de Godsvonk, het Hoger Zelf, Atma. Het Goddelijke in de mens weet alles, weet ook dat het lichamelijke het Goddelijke zal verraden en verloochenen. Toch is het Goddelijke zo met het lichamelijke verbonden, dat ook Jezus vraagt om niet van het stoffelijke gescheiden te worden. Hij ziet erg op tegen al die fysieke pijn die Hem zal worden aangedaan. Hij nam Petrus, Johannes en Jacobus (de zonen van Zebedeus) met zich mee, een eindje bergopwaarts. Belangrijk is, dat deze drie leerlingen aanwezig waren bij de verheerlijking op de berg en bij de
opwekking van het dochtertje van Jaïrus.Zij zijn aanwezig bij belangrijke gebeurtenissen. De namen van deze drie leerlingen hebben een metafysische betekenis: Petrus, die eigenlijk Simon heet, maar later Petrus is genoemd. Petrus betekent sterkte, kracht, geloof, terwijl Simon betekent de horende, de spiritueel ontvangende, misschien meer de intuïtieve mens.Johannes: barmhartig, genadig, mededogend.Jacobus: de mentale mens.Jezus nam deze hogere kwaliteiten mee de berg op, en liet de lagere kwaliteiten achter. Maar ook deze geestelijke of spirituele vermogens waren niet in staat het allerhoogste bewust te volgen (zij waren in slaap).Judas zou je kunnen zien als de bewaker van het fysieke leven, de levenskracht, levenselementair.Als je zo kijkt naar de plaats waar dit zich allemaal afspeelt, dan blijkt dat de voet van de Olijfberg de plaats van de olijfpers was. De pers die de zuivere olijfolie scheidde van de schillen, de pulp. Het geeft de strijd weer die ontbrandt in het bewustzijn als het Hoger Zelf, of de Godsvonk wordt gezien als de Waarheid. Dat is de strijd van de ziel op het moment dat deze inziet dat alles wat van de wereld is moet worden losgelaten. Zij wordt als de olijven uitgeperst en alleen het hoogst waardevolle wordt bewaard. Je zou kunnen zeggen: “Dat gaat mee met Jezus de berg op”. Maar ook dat is, hoewel zuiver, toch nog materie en kan niet mee transcenderen. Jezus zal de weg door de fysieke dood heen helemaal moeten gaan.En inderdaad, dan wordt Hij gevangengenomen door toedoen van Judas, het levenselementaire, dat probeert het lichaam in stand te houden door Hem over te leveren: met het idee dat, wanneer Hij die hoge aspiraties loslaat, dat gevaar geweken is. Maar Jezus kiest voor het behoud van Zijn geestelijk leven ten koste van Zijn fysieke leven. En dan volgt het verhaal dat zich afspeelt in de gevangenis. Vernedering, verachting, verloochening van het hogere in de gevangenis van de stof, het lichaam, en je aangedaan in het aardse leven. In het verhaal duurt het een nacht, maar het staat symbool voor het gehele aardse leven. We spreken dan ook wel in mystieke termen over “de nacht van de Ziel”, en die kan in de aardse tijd heel lang duren. Dan wordt Hij voor Pilatus gebracht, de rechter. Deze ziet geen kwaad in Hem, en zijn vrouw had hem al gewaarschuwd, en hij wast zijn handen in onschuld. Maar hij moet wat met de menigte doen, en het was de gewoonte om bij hoge feestdagen een gevangene vrij te laten, dus hij vraagt: “Wie willen jullie dat ik vrij laat: deze Jezus of Barabbas?”… Het volk kiest voor Barabbas. Maar de betekenis van deze naam is : bar – zoon, abba – vader. Zij kiezen dus voor de Zoon van de Vader, ten koste van de fysieke Jezus.Het volk zijn wij ook zelf, wij kiezen voor de Zoon van de Vader, onze Godsvonk, Hoger Zelf, Atma, ten koste van het lagere, materiële, fysieke. Als je dan helemaal door die verbinding met de materie bent heengegaan, daarvan alle geneugten ook hebt beleefd, dan pas kun je het loslaten.Je hebt het kruis (het getal 4 staat voor de materiële wereld) naar boven gesjouwd, wel met behulp van Simon van Cyrene (Simon, de luisterende naar de woorden van de geest, Cyrene komt van Syrië); metafysisch gaat het om de leer van het hart.Ook dat is een deel van ons zelf. Die kracht hebben we nodig om op te stijgen naar Golgotha, de schedelplaats. Op de top van onze schedel, of eigenlijk iets daarboven, bevindt zich ons hoogste chakra, de 1000-bladige lotusbloem. Toen dat kruis van de materie, die een horizontale kracht is, werd opgericht, kon die materie worden losgelaten. Jezus was er helemaal doorheen gegaan, en had door deze daad de materie verhoogd. Bij de kruisiging waren alle leerlingen ver weg. Alleen Maria de Moeder, Maria Magdalena en later Johannes waren daar aanwezig. Dezen waren in staat hun innerlijke kracht, ook wel kundalini-kracht genoemd, tot op die hoogte te ervaren. Zij stellen dan ook de hoogste aspecten van de mens voor. Vervolgens wordt Jezus, voordat de nacht valt, van het kruis afgenomen, en in een nieuw graf gelegd door toedoen van Jozef van Arimatea. Ook deze naam spreekt weer boekdelen. Een spiritueel zeer rijk mens met een hoog geestelijk bewustzijnsniveau. Ook dat is een deel van ons zelf, misschien ons Hoger Zelf te noemen? Dat alles moest natuurlijk gebeuren, voor de nacht viel. “De nacht van de Ziel” was ten einde. Bijzonder is ook dat gesproken wordt van een nieuw graf dat uit de rotsen is gehouwen, waarin Jezus gelegd wordt. Een soort grot dus, wat mij doet denken aan de geboortegrot. Nieuw, er was dus nog niet iemand in begraven, het graf was nog maagdelijk. Daar heeft Hij ongeveer dertig uren gelegen, voordat bleek dat Hij verrezen was, maar zover gaat dit verhaal nu niet… Wies Kuiper
De legende van de drie hazen Een boeddhistisch sprookje Iedere dag gingen drie hazen tot God bidden teneinde hun hartenwens vervuld te zien: eens in de hemel te mogen worden opgenomen. De eerste haas had een bruin vel, de tweede was wit gevlekt, de derde was wit en heette Sneeuw. De drie hazen waren erg aan elkaar gehecht, en wat de een deed deden de anderen ook. Vele uren waren aan het gebed gewijd, maar om niet te verhongeren moesten ze toch ook voor hun voedsel zorgen. In drie grotten leefden zij zo vele jaren hun godvruchtig leven. Hun gebeden reikten tot in de hemel en God besloot hun vroomheid te belonen. Hoewel Hij hen kende, wilde Hij hen toch op de proef stellen. Dus sprak Godvader tot de maan: “Je hoeft vannacht pas om twaalf uur te schijnen, ga dus voor die tijd het Himalayagebergte in, zoek de drie hazen op en vraag aan iedere haas iets om je honger te stillen. Als je bij alle drie geweest bent, kom je bij mij en breng dan verslag uit”. De maan gehoorzaamde en ging het eerst naar de bruine haas. Die maakte zijn maal klaar en toen hij zag dat de maan voor zijn hol stond, vroeg hij hem vriendelijk het met hem te delen. De maan bedankte hem en ging naar de tweede haas. Toen die hoorde dat er iemand aankwam, riep hij opgewekt “Welkom, vriend!”. Toen de maan gezegd had waarvoor hij kwam zei de haas: “Graag zou ik u iets te eten geven, maar ik heb vandaag te lang gebeden en daardoor vergat ik voor voedsel te zorgen. Als u even wacht, haal ik iets”. En toen hij een en ander bij elkaar had gezocht, gaf hij alles aan de maan. Daarna, als laatste, kwam de maan bij de derde haas, Sneeuw geheten. Hij moest een hele tijd aankloppen, maar eindelijk kwam de haas, die in diep gebed verzonken was geweest, naar buiten en begroette hem. “Ik zoek iemand die me wat eten kan geven,” zei de maan, “na die verre tocht over de besneeuwde bergen ben ik moe en hongerig”. “Rust eerst wat uit,” zei Sneeuw, “íntussen zal ik zien of ik u iets kan bezorgen.” De maan hurkte neer bij de ingang van de grot. Intussen zocht de haas in zijn voorraadkamer. Maar o wee, sedert dagen had hij geen voedsel meer verzameld, zo diep was hij in gebed verzonken geweest. Sneeuw dacht aan een spreuk: ‘Hij die een gast niet herbergt, zijn honger niet stilt en zijn dorst niet lest, heeft vergeefs tot God gebeden’… Wat moest de arme haas nu beginnen? In dit moeilijke ogenblik kreeg hij een verlossende inval. Hij ging naar binnen, ontstak een vuur en nodigde zijn gast uit het zich bij de koesterende vlammen gemakkelijk te maken. Daarna zei hij: “Heer, ik heb de laatste dagen zoveel gebeden, dat ik geen voedsel kon zoeken en dus heb ik niets in huis wat ik u zou kunnen voorzetten”. Toen antwoordde de maan boos: “Dan ga ik maar weer en bij je vuur wil ik ook niet zitten”. “O, blijft u alstublieft!” riep Sneeuw. “Is het u hetzelfde wat voor vlees ik u voorzet?” De maan antwoordde: “Nu ik zie hoe serieus je het meent, zal ik elke soort vlees eten die je me voorzet”. “Goed,” zei Sneeuw blij, “maar omdat ik niet anders bezit dan mezelf, zal ik mijn eigen lichaam in het vuur werpen, dan hebt u een maal om uw honger te stillen.” “Nee,” riep de maan verschrikt, “nee, niet doen!” Het was echter al te laat: voordat de maan het kon verhinderen, was de haas al
in de vlammen gesprongen. Geen kreet weerklonk, de zelfgekozen dood werd door geen enkel geluid begeleid. Na deze derde ervaring vloog de maan terug naar de hemel. Daar vond hij echter in de schoot van God een mooie witte haas. God sprak: “Aanschouw deze haas, o maan, die zichzelf offerde en voor u in het vuur sprong. Hoe zal ik zijn zelfopoffering belonen?”. Toen vroeg de maan: ”Heer, wil mij dit haasje tot vriend en levensgezel geven. Ik zal het altijd bij me houden, waar ik ook heenga”. “Uw bede zij ingewilligd,” antwoordde de Vader. “Als ge uw glans op de aarde doet neerstralen, laat dan de haas met u glanzen, zodat alle mensen hem kunnen zien en een voorbeeld kunnen nemen aan zijn vroomheid en zijn zelfopoffering”. Sinds die dag kun je de haas in de maan zien…
PASEN Na een voorbereidingstijd van 40 dagen, een tijd die we ook wel de Quadragesimatijd of Vastentijd noemen, volgt het hoogfeest van Pasen.
In die veertig dagen hebben wij ons in wekelijkse stadia, beginnend met Aswoensdag, voorbereid op het grote hoogfeest door middel van thema´s als zelfonderzoek, beheersing van de tong, inzicht, geestelijke verkwikking en nederigheid, om dan aan te komen bij Palmzondag en vervolgens bij de vieringen van de Goede Week. In de getallenleer is het getal 4 het getal van de materie, het platte vlak, en 10x4 is een “hoger octaaf” hiervan. Wat hiermee gezegd wil zijn is, dat wij ons gedurende die tijd door de materie heen worstelen, om er ten slotte bovenuit te kunnen stijgen. Het platte vlak te verlaten en groeien naar de vijf, de top van de piramide. In het oude spraakgebruik werd alles wat met het getal 4 of 40 of 400 etc. werd bedoeld, eenvoudigweg “zonde” genoemd. Materie en zonden en dood waren min of meer synoniem. Als je dit in gedachten houdt is het makkelijker om de teksten die in deze tijd worden gelezen, te verstaan. In zowel het Collectegebed als in het speciale Graduale en de Prefatie voor Pasen wordt dit elke keer weer opnieuw verwoord. Bijvoorbeeld in dit gedeelte van het Collectegebed: “…want in de glorieuze overwinning die erdoor gesymboliseerd en herdacht wordt hebt Gij ons de onfeilbare getuigenis geschonken, dat het goede ten slotte het kwade zal overwinnen en dat de dood (lees: de materie) slechts de toegangspoort is tot de onuitsprekelijke luister van het eeuwige leven in U, o nimmer ondergaande Zon van gerechtigheid”. Of, in een zin in het Graduale: “Christus, opgewekt uit de doden, sterft niet meer; de dood (lees: de materie of zonde) kan Hem niet overheersen. Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven: en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode”. (Het woordje “der” voor het woord zonde is een ouderwetse dativus, derde naamval, de betekenis daarvan zou je nu verwoorden als “aan de zonde”.) Of in de speciale Prefatie voor Pasen: “Maar het meest zijn wij verplicht U te loven voor de glorierijke verrijzenis van Uw Zoon, Jezus Christus onze Heer, Die door Zijn mystieke dood en verrijzenis de belofte ons gaf van het eeuwige leven”. Wat men hier in mystieke termen tracht uit te drukken zou je kunnen zien in diezelfde getallensymboliek, dat Jezus in zijn Christusnatuur het vlak van de vier is ontstegen en op weg is naar de vijf, de top van de piramide. Deze vijf, in de vorm van een vijfpuntige ster, hangt ook boven ons altaar, en is het symbool van de heilige of heel geworden mens, de mens die zich volledig bewust is van het goddelijke in het menselijke.
In het Epistel van Pasen krijgen wij opnieuw deze Boodschap aangereikt. Dit Epistel is genomen uit de Eerste Brief van de apostel Paulus aan de Corinthiërs, te beginnen met hoofdstuk 15 vers 12. Probeer dit eens als voorbereiding op deze hele vieringencyclus van de Goede Week en Pasen voor u zelf te lezen. Hier zijn een paar korte zinnen: “Maar zal iemand vragen, hoe verrijzen de doden? Met wat voor lichamen? Ook wat gij zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat gij zaait is slechts een graankorrel”… Verder: “Zo is het ook met de opstanding van de doden: wat gezaaid wordt in vergankelijkheid, wat verrijst in onvergankelijkheid”… Een natuurlijk lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. Zoals er een natuurlijk lichaam bestaat, bestaat er ook een geestelijk lichaam, want dit vergankelijke moet met een geestelijk lichaam worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid. Een Gezegend Pasen toegewenst! Wies Kuiper DE PAASPREEK VAN DE HEILIGE JOHANNES CHRYSOSTOMOS “Zo iemand vroom en Godminnend is, laat hij genieten van deze schone en stralende plechtigheid. Zo iemand een goedwillende dienaar is, laat hij vol vreugde binnentreden in de vreugde van zijn Heer. Zo iemand zich met het vasten heeft afgetobd, mag hij nu zijn beloning in ontvangst nemen. Zo iemand vanaf het eerste uur heeft gearbeid, mag hij vandaag het hem toekomende loon ontvangen. Zo iemand na het derde uur is gekomen, dan mag hij vol dankbaarheid feestvieren. Zo iemand na het zesde uur is binnengegaan, laat hij dan niet aarzelen: hij zal immers geen schade lijden. Zo iemand pas op het negende uur is aangetreden, laat hij dan toetreden zonder ook maar te weifelen. Ja, zelfs wanneer iemand pas te elfder ure is gekomen, laat hij dan niet bang zijn vanwege zijn traagheid: de Heer toch is mild en aanvaardt de laatste zowel als de eerste. De Heer brengt zowel rust aan degene die te elfder ure aankwam als aan hem die vanaf het eerste uur heeft gewerkt. De tragen betoont Hij zijn ontferming, de eersten omringt Hij met zijn zorg. De een geeft Hij datgene wat hem toekomt, de ander schenkt Hij om niet. Hun werken aanvaardt Hij. Over de goede bedoeling is Hij verheugd. De daad eert Hij, het goede voornemen prijst Hij. Bent u nog niet allemaal binnengegaan in de vreugde van uw Heer? Eersten en laatsten, neem uw loon in ontvangst. Rijken en armen, dans met elkaar. Strengen en lichtzinnigen, vier deze Dag der dagen. Jullie die gevast hebben en jullie die niet gevast hebben, verheug je vandaag. De tafel is zwaar van de spijzen, kom er allemaal van genieten. Er is een overvloed van vers eten, laat niemand hongerig weggaan. Kom allemaal genieten van het feestmaal van het geloof. Kom allemaal genieten van de rijkdom van de goedertierenheid. Niemand klage over zijn armoede, want voor allen is het Koninkrijk opgestraald. Niemand mag over zijn fouten jammeren, want uit het Graf is de vergeving opgebloeid. Niemand zal ook de dood meer vrezen, want de dood van de Verlossen heeft ons vrijgemaakt. Toen de Dood Hem vastgreep, heeft Hij die vernietigd. Waar is, o Dood, uw prikkel? Waar, o Hades, uw prooi? Opgestaan is Christus, en gij zijt terneergeworpen. Opgestaan is Christus, en gevallen zijn de demonen. Opgestaan is Christus, en de engelen en aartsengelen verheugen zich. Opgestaan is Christus, en leven heerst alom.
Opgestaan is Christus, en geen dode is er meer in het graf. Want Christus, die is opgestaan uit de doden, is de Eerste geworden onder de ontslapenen. Hem zij de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen. Amen.” (Tijdens de Paasmetten, die voorafgaan aan de viering van de Plechtige Paasnachtliturgie in de Russisch-Orthodoxe Kerk, wordt deze preek van de H. Johannes Chrysostomos (345-407), patriarch en kerkvader, door de diaken gezongen.) WAT BETEKENT HET WOORD ‘PASEN’? Het Nederlandse woord ‘Pasen’ (Drents: Paosen; Fries: Peaske) is afgeleid van het Hebreeuwse ‘Pascha’. Dit woord verwijst naar het feest der ongezuurde broden (matses), ter herdenking van de uittocht uit Egypte (Deut. 16:1-3; Ex. 12:1-30; Lev. 23:5-8; Num. 28:16-25 en Deut. 16:4-8). De viering van het joodse Pascha begint op Seideravond, waarop in de huiselijke kring lamsvlees, ongezuurd brood en bitter kruid (cichorei, andijvie, waterkers en zuring) wordt gegeten, dit laatste ter herinnering aan de bittere slavernij in Egypte (Ex. 12:8). Het Laatste Avondmaal is waarschijnlijk geheel en al volgens het ritueel van de Seideravond verlopen. Evenals het christelijke Pasen staat het joodse Pascha in het teken van de overwinning op dood en ondergang. De joden herdenken immers de doortocht door de wateren van de Rode Zee en het ontkomen aan de dodelijke dreiging van de Egyptenaren. Hendrik S. de Bruin
Pasen: “Zie, ik maak alle dingen nieuw” De opstanding met Pasen is de glorie van de Kerk. Met Pasen wordt alles vernieuwd. Er gaat dan een bevrijdende kracht door de schepping die vrijheid schenkt en die als verlossend ervaren kan worden. Pasen is tegelijk een kosmisch feest en een feest in het innerlijk van de mens. De aarde lijkt dan weer met de hemel verbonden te worden. Op een andere manier dan met Kerstmis. Toen daalde de hemel op aarde neer. Met Pasen is de Zoon opgestaan en opent een weg naar de hemel. Een weg die wij na Hem en met Hem kunnen gaan. Op ons halfrond deelt de natuur in de vernieuwing, “als trouw de goede lente keert”. Planten en bomen steken zich in een nieuwe tooi. De oude natuurvolkeren wachtten elk jaar in angstige spanning of het leven zich zou vernieuwen. Zij weefden hun mythologieën over de goede en kwade Goden die daarvoor steeds opnieuw een gevecht leverden. Je kunt Pasen daarmee zien als een feest van cyclische vernieuwing. Maar het gaat verder. Je kunt Pasen ook zien als het feest van het aanboren van nieuwe mogelijkheden die er daarvoor niet waren, die hooguit in ons sluimerden. Met het aanbreken van het nieuwe Licht op Paaszaterdag wordt gezegd: “Het leven was het licht der mensen”. Het leven zelf wordt vernieuwd. Het leven dat er al was wordt vernieuwd. Het leven krijgt daarmee hogere kwaliteiten, het vormt een nieuwe bedding voor hogere manifestaties van de Geest. Christus leidt deze evolutie. Hij is daarvan de Weg. Hij brengt die Weg naar nieuwe hoogten en verbreedt haar voor de velen die de Weg willen bewandelen. De vastentijd is er om de zijpaden die wij geneigd zijn te bewandelen te vermijden teneinde de essentie van de Weg te ervaren. Wij volgen Jezus op zijn weg in de aardse duisternis. Hij wordt steeds verder gevangen gehouden door de afgescheidenheid en de hoogmoed van de heersende machten. Wij volgen zijn gang naar het kruis. De symboliek van dit alles heeft een werkelijkheidswaarde die ons diep kan doordringen. Alles kunnen loslaten gaat diep. Het daarna overgeven vormt de eerste kiem van blijdschap en van nieuw leven. Een verhoogd leven, verrijkt door diepere geestelijke krachten dan die wij eerst voor mogelijk hadden gehouden. Het wordt een leven vanuit de geest, met meer eeuwigheidswaarde dan daarvoor. Ons geestelijk
lichaam bouwt zich verder op en zal nieuwe impulsen ontvangen die ons als volstrekt nieuw voorkomen. Dat gaat het verstand te boven. Wij kunnen van tevoren dan ook niet aangeven waartoe dit ons brengt. Het leidt in ieder geval tot meer spontaan handelen, tot meer bezieling, tot grotere overgave aan het Goddelijk bewustzijn, waaruit deze gehele schepping is voortgekomen. Gert Jan van der Steen
Van eieren zoeken naar het Godsmysterie
Soms doe je dingen uit gewoonte en sta je niet altijd stil bij het waarom. Een van mijn zonen drukte mij daar weer eens met mijn neus op, toen hij een paar jaar geleden aankondigde met Pasen thuis te komen. Hij zei daarbij: “Bij jullie komt de Paashaas toch langs, hè?”. Het was natuurlijk een grap, want hij was inmiddels 24 jaar, maar zijn glinsterende en verwachtingsvolle ogen zetten me aan het denken. En in gedachten ging ik terug naar al die jaren dat ik eieren verstopt had en dat toch een beetje onzin vond. Die Paashaas vond ik een beetje nep, vergeleken met Sinterklaas. Ja, wel leuk voor de kinderen, maar wat had het met Pasen te maken? En toen schoot opeens het zinnetje “Zoekt en gij zult vinden” ( Mattheus 7:7) door mijn hoofd. En ik begreep dat je met zo’n simpele traditie toch een basis legt voor iets wat op dat moment nog niet begrepen kan worden. En zo ontdekte ik de zin van het zoeken, maar vooral de symbolische waarde van het zoeken naar eieren: de zin van het zoeken naar iets wat nog verborgen is, maar de kiem van nieuw leven bevat. Het willen zoeken als basis voor elke geestelijke inspanning. Ook op de gemeenteavond van 15 maart kwam in de teksten het ‘zoeken en vinden’ voor. Na het voorlezen en meditatief beluisteren kwam er een boeiend gesprek op gang. Opvallend was dat iedereen op zijn/haar eigen manier in de teksteniets aantrof, wat het gesprek verdiepte, en dat in de bespiegeling van Pablo Picasso en in die van Titus Brandsma óók overeenkomstige elementen werden ontdekt. Opvallend was eveneens, dat het Godsmysterie een extra accent kreeg, toen de gedachtewisseling zich richtte op de goddelijke oorsprong van de kunst, zoals de zang en de muziek. Om iedereen de gelegenheid te geven de teksten nog eens in alle rust te lezen, volgen ze hier. De eerste tekst is van de schilder Pablo Picasso, en de tweede van de mysticus pater Titus Brandsma. Carla Brinksma
Ik zoek niet - ik vind Zoeken, dat is weggaan van het oude verworvene en het willen vinden van het vaak reeds bekende. Vinden, dat is het geheel en al nieuwe, ook in hetgeen zich aan het ontwikkelen is. Alle wegen zijn open, en wat gevonden wordt is onbekend. Het is een waagstuk, een heilig avontuur. De onzekerheid van zulke waagstukken kunnen eigenlijk alleen diegenen op zich nemen,
die zich geborgen weten in het ongeborgene, die zich - bij het ontbreken van een gids - geleid weten in de onzekerheid, die zich in het donker aan een onzichtbare ster toevertrouwen, die zich door doelen laten aantrekken en niet - klein-menselijk en bekrompen - zelf het doel bepalen. Dit openstaan voor ieder nieuw inzicht, voor iedere nieuwe beleving, naar buiten en naar binnen toe, dat is het wezenlijke van de moderne mens, die in de volle angst van het loslaten, tegelijk toch de genade ervaart van het zich gedragen weten, en dit in de openbaring van volstrekt nieuwe mogelijkheden. INKEREN IN ZICHZELF Wij onderscheiden een actieve en een passieve ingekeerdheid. Wij kunnen God zoeken met ons oog. God kan ook zo overweldigend optreden, dat wij Hem moeten zien. Hij kan onze blik bepalen. Door Gods ordening in natuur en genade gaan beide vormen samen. Zeker, God wil dat wij, door onze kennis van Hem geleid, Hem zoeken als de oorzaak en tevens als het model van ons leven. Hij schiep ons en gaf ons het aanzien. Maar Hij onderhoudt ons ook van ogenblik tot ogenblik in het bestaan, in het voortduren van de scheppingsdaad in het geschapene. Maar van de andere kant heeft Hij dit Hoogste voorwerp van onze kennis ook doen spreken tot ons kenvermogen op een klare niet te miskennen wijze. Als wij ons verstand tot zijn recht doen komen en niet blijven hangen aan de oppervlakte van de dingen, dan moeten wij van het eindige tot het oneindige opklimmen en er ons vermaak in vinden, dit te beschouwen. Zoeken wij dit, wij vinden het. Want, als wij ons op dit voorwerp instellen, dan bepaalt het ons, boeit het ons. En zo is er een voortdurende wisselwerking tussen het actieve en het passieve in het proces van de ingekeerdheid, welke wij ook zouden kunnen noemen toegekeerdheid naar God. Dat deze toegekeerdheid een ingekeerdheid is, beantwoordt aan de mooie uitspraak van St. Augustinus, dat wij God zoeken overal, maar Hem nergens beter vinden dan in ons zelf. Dit zegt ook de Heilige Teresa, als ze de heerlijkheid van het kasteel der ziel beschrijft en erover uitweidt, dat we de Hoge Gast, die wij daar in het binnenste verblijf herbergen, zo weinig aandacht schenken en wij moeten beginnen Hem daar te zoeken en toe te spreken. Een impressie van de gemeenteavond Terugdenkend aan beide teksten en aan de reacties die daardoor werden opgeroepen, bedacht ik het volgende: het “Ik zoek niet – ik vind” van Pablo Picasso verwoordt het zoeken, is nog niet ingedaald in de vorm. Je zou het een verwachtingsvolle mystieke aandacht kunnen noemen. Titus Brandsma heeft zijn religieuze beleving onder woorden gebracht in zijn tekst, gaat daarvan uit. Hij heeft zijn vorm gevonden, dit in tegenstelling tot de eerdere tekst. De reacties van de “mensen” die de gemeenteavond bezochten waren, naar mijn idee, navenant. Thuisgekomen en nadenkend over wat ik hoorde kwam ik eigenlijk tot het zien van twee stromingen die ik heb geprobeerd weer te geven. Vormgeven geeft duidelijkheid en aanknopingspunten, het verwachten en de kennis van de mens die Picasso had gaven hem bijzondere inzichten Greetje Vermeulen
Het lijden en de verering van het kruis In de Stille Week herdenken wij de laatste dagen van Jezus, zoals de Evangeliën ons daarover vertellen. Het begint met de triomfantelijke intocht in Jeruzalem op Palmzondag, daarna is er de herdenking van de instelling van het Sacrament op Witte Donderdag, gevolgd door de kruisiging
op Goede Vrijdag en de geboorte van het nieuwe Licht op Paaszaterdag. Het is een week vol mysteriën, met op Goede Vrijdag het meest dramatische en moeilijkst te doorgronden mysterie. Het lijden en sterven van Jezus is op het eerste gezicht onnodig en onrechtvaardig. Als mens word je ook niet graag bij het lijden bepaald. Niemand zit op lijden te wachten. Ook Jezus niet, die in de hof van Getsemané uitriep: "Laat deze drinkbeker aan mij voorbijgaan; maar niet mijn wil, doch de uwe geschiede". Wij willen niet lijden, niet lichamelijk, niet emotioneel, niet door onze gedachten, ook niet spiritueel. Lijden is niet constructief; we kunnen er weinig mee en wij begrijpen niet waarom er lijden in de wereld moet zijn. Toch worden wij er steeds weer bij bepaald. Waarom is er lijden? Als er een God is, waarom wil Hij dan het lijden? Op Goede Vrijdag hebben wij de ceremonie van de Verering van het Kruis. Je zou de scherpe vraag kunnen stellen: Als wij het kruis vereren, vereren wij dan misschien ook het lijden? Vanouds is de vraag gesteld: Hoe kan God goed zijn en tegelijk het lijden toestaan? Alle gegeven antwoorden zijn onbevredigend, ook omdat zij vanuit het verstand gegeven worden. Alleen al het feit dat wij God de eigenschap "goed" toekennen vanuit ons eigen menselijk ervaren laat elk antwoord bij voorbaat mislukken. Esoterisch en gnostisch gezien is er een andere zienswijze. Hier wordt het kruis gezien als het symbool van de openbaring van de geest in de stof. Het kruisigen is het vergeestelijken van de stof en het volledig uitdrukken van de geest in de stof. Het is een proces van verbinden waardoor alles wat bekend was verandert en in een andere orde terechtkomt. Vanuit deze zienswijze is het ook helder, waarom wij ons voortdurend de vraag stellen over de rechtvaardiging van het lijden. Een vraag ontstaat meestal door een onbewuste ervaring binnen in onszelf. In dit geval de inwerking van de geest op ons verstand. Wij zullen daarom ook een beter inzicht krijgen in het antwoord, wanneer wij de geest meer op ons laten inwerken. Daarom kunnen we ook spreken over een geleidelijke inwijding in het mysterie van het lijden en van het kruis. De Boeddha leert ons dat wij inzicht in het lijden krijgen door onthechting. Die onthechting vinden we ook terug in de Vastentijd, die aan de Goede Week voorafgaat. Het lijden wordt veroorzaakt door de mens zelf, soms door de natuur en volgens enkele godsdiensten soms ook door God. Dynamisch gezien gaan mens en natuur door een evolutionaire ontwikkeling waarin zij elkaar beïnvloeden. Jung voegt daaraan toe dat het Godsbeeld in onze psyche zich ook ontwikkelt. Wij mensen proberen in onze ontwikkeling om het lijden te verminderen. Na elke natuurramp worden maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen. Mensen van goede wil proberen armoede en misdaad te verminderen. Dit gebeurt mede door de band tussen mens en natuur en tussen mensen onderling te verbeteren. Religie betekent het verbinden van mens en God. Die verbinding wordt door sommigen ook "verzoening" genoemd. Het Engelse woord hiervoor is "atonement". Een prachtig woord als je het in zijn onderdelen bekijkt: "at-one-ment": een geheel zijn of worden. De offerande van lof en van dank in de H. Mis brengt een verbinding tot stand. De communie vormt het hoogtepunt van de verbinding van mens en God. De eenwording brengt een uitstorting van de Heilige Geest teweeg. Zij activeert de godsvonk in ons, de geest. De geest staat hoger dan onze persoonlijkheid en onze ziel. Hoe meer wij ons bewustzijn met Christus verbinden, hoe meer zijn eenwordende kracht door ons heen werkt. Elk jaar is er weer de vastentijd en de Stille Week met het afsterven van het onnodige. Dit afsterven komt in elke religie voor. Bijvoorbeeld tijdens de Hadj van de Islam zit men op een rots, steeds meer in zichzelf gekeerd, naar God gewend. Je wordt dan als het ware uitgeperst, zoals de olie uitgeperst wordt in de hof van Getsemane. De weg van de mysteriën is een innerlijke weg die alleen zelf gegaan kan worden. Ieder is daarin verschillend. In het lijdensverhaal kunnen de discipelen Jezus niet volgen, ze hebben dit geestelijke bewustzijn niet: ze slapen tot driemaal toe. In zekere zin slapen wij allemaal nog. Psychologisch betekent Goede Vrijdag: alles wordt afgenomen, de persoonlijkheid is weg, het
vragen is weg, de ziel is weg; er is alleen zijn, zonder enige expressie. Woorden zijn dan teveel. Het lijkt op het terugkeren tot het niets. Maar: het is terugkeren tot essentie, met onvoorwaardelijke overgave. Wanneer wij op Goede Vrijdag worden geconfronteerd met de lege tabernakel is er de ervaring van de verlatenheid. Het sacrament is op het einde van Witte Donderdag weggedragen. Zelfs de expressie van God de Vader in Christus, de Zoon, is weg. Maar daarmee wordt de tabernakel ook tot een poort waardoor de essentie van het absolute straalt. Het werkelijk Zijn, zonder verdere uitdrukking, de grond van alle bestaan, de Rots der eeuwen. Dit proces duidt ook op de ziel van de mens die transparant wordt, omdat zij haar taak volbracht heeft. Het mysterie van Goede Vrijdag is dat er een rechtstreekse verbinding ontstaat van de geest in de stof zonder tussenkomst van de ziel. Dan geldt: "Zie, ik maak alle dingen nieuw". Al het oude, het bekende is voorbij. Het ik is weg; er is alleen zuiver zijn, met alle potentie van schepping in vrijheid. Het willen dragen van het kruis betekent een wil tot offerande. Die offerande leidt tot een onverwachte, nieuwe energie in ons, vanuit de geest. Een nieuwe impuls van universele liefde. Het is de substantie van Wil en Offering, die elke handeling creatief maakt. Wij staan dan in eenheid met de hele schepping en met elk mens in het bijzonder. Wij kunnen dan deel hebben aan de problemen en het lijden van anderen; wij kunnen die dan meedragen vanuit de liefde die ons vanuit de Heilige Geest geschonken wordt. Wij hebben de kracht om dit te doen, omdat wij dan op Golgotha, de Rots der Eeuwen staan. Daarmee delen wij in het werk van Christus. Tijdens de dienst van de Verering van het Kruis wordt het Kruis ontsluierd, opdat wij tot het inzicht kunnen komen dat het kruis de werkelijke kracht is van de mens. Het Absolute begroeten wij dan met het aloude Trisagion: "Heilig zijt Gij, O God. Heilig zijt Gij, O Machtige! Heilig zijt Gij, O Onsterfelijke! Stort Uw liefde over ons uit". Op deze wijze bevorderen wij, persoonlijk en als gemeente, de voortzetting van het Offer van de Heer en bevestigen wij de grondslag van Zijn Kerk. Gert Jan van der Steen De paaskaars: zie rituelen en gebruiken Naar boven
Hemelvaart Een kleine Hemelvaart Afgelopen zondag vertelde Wies in de preek dat Hemelvaart in Oosterse culturen wel symbolisch wordt aangeduid als het wegvliegen van een vogeltje uit zijn kooi. Op dat moment realiseerde ik mij de extra dimensie van een gebeurtenis in mijn eigen tuin, de dag na Hemelvaart. Op die dag was ik bezig in de tuin. Ik kon merken dat in een paar van mijn nestkastjes jonge vogels op het punt van uitvliegen stonden. Na een voorbereidende periode waarin eerst de eitjes werden uitgebroed, waren de ouders vooral druk met het vullen van de steeds groter en hongeriger wordende bekjes. De laatste tijd hoorde ik hoe de jongen steeds luidruchtiger werden en in de nauwe nestkastjes hun vleugels uitprobeerden. Nu was het moment gekomen dat ze hun eigen leven moesten gaan leiden, af en toe zag ik al een kopje uit de vliegopening nieuwsgierig naar buiten kijken. Plotseling ‘zeilde’ er een jong laag over me heen en plofte in het zand voor me. Hij kon niet weer opvliegen. Ik pakte hem op en zag pas in tweede instantie dat het een jonge ringmus was: hij was zo verschrikkelijk vies dat ik zijn kleuren en aftekening niet kon onderscheiden. Ik kon niet zien ‘wie hij was’. De veren van zijn vleugels en staart waren helemaal aan elkaar geplakt door resten van uitwerpselen en ander vuil. Ik waste hem in een beetje lauw water voorzichtig schoon en zette hem daarna in een kooitje. In de warmte van de zon begon hij op te drogen. Hij schudde zijn veren af en toe en begon zich een beetje te oefenen. Eerst hipte hij voorzichtig en nog onhandig van de bodem op het eerste
stokje en daarna naar een hoger stokje. Na een poosje zag ik dat hij goed van het ene stokje naar het andere vloog en dat hij er verder gezond uit zag. Het was tijd voor de volgende stap. Ik pakte hem uit het kooitje en zette hem in de dichte struik voor mijn huis. Heel even bleef hij op mijn geopende hand zitten, schudde zich nog een keer en merkte toen kennelijk pas dat hij echt vrij was. En meteen daarop vloog hij zeker en krachtig en in een strak verenpakje met zijn mooie chocoladebruine kopje in één rechte lijn door naar het hoogste topje van de appelboom, naar zijn vader en moeder. Pauline de Groot
DELVEN NAAR EEN OUDE WETENSCHAP: DE HEMELVAART. In onze Kerk stellen we ons graag op als archeologen die in de cultuurgeschiedenis van de aarde delven naar resten oude kennis. Bedolven onder dikke lagen symbolen, mythen en verhalen proberen we waarheid te vinden, pure kennis, zuivere wijsheid, die ons inspireert en verder brengt. Zeker de tijd rondom het begin van onze jaartelling inspireert ons: daar vinden we de wortels van onze spirituele tradities. Zuiver. Onaangetast. We bekloppen de kleine restjes die ons overgebleven zijn, passen ze zorgvuldig in elkaar en dromen van de grote bouwwerken: Egyptische, hellenistische, gnostieke tempels genootschappen en mysteriescholen! We vermoeden superieure kennis om te werken met energieën, om mensen te initiëren in de lagere en hogere mysteriën. Oh, wat zouden we graag nog even teruggaan in de tijd om het echt te zien en te ervaren! Zo is het ook met het onderwerp hemelvaart. Een opwindend onderwerp, waarover op allerlei manieren veel is geschreven. Er zijn auteurs die beweren berichten vanuit de hogere werelden door te geven: Jacob Lorber, H.P. Blavatsky, Alice Bailey, Elizabeth Claire Prophet. In samenwerking met de meester Djwal Kul noemde Alice Bailey hemelvaart en opstanding de vijfde grote initiatie op onze planeet. Net als Bailey zien de meesten in onze Kerk de grote christelijke feestdagen als symbolische vieringen van de grote initiaties op het spirituele pad: geboorte, doop, transfiguratie, kruisiging en opstanding en hemelvaart. Het leven en de inwijdingen die Jezus de Christus meemaakte ziet Bailey als een buitengewoon moment in de geschiedenis van de aarde. Jezus maakte het voor iedereen op aarde mogelijk om de dood te overwinnen, om op te staan en ten hemel te varen. Symbolisch beleven we elk jaar in ons “heilig theater” deze gebeurtenissen om zo steeds dichter bij de werkelijke ervaringen te komen, want zoals gezegd, deze inwijdingen zijn in principe voor iedereen toegankelijk geworden. (Wat niet wil zeggen, dat iedereen ze in dit leven gaat meemaken!) Een hedendaagse mysterieschool is The Summit Lighthouse. In een boek met dictaties die mevrouw E. Prophet zegt doorgegeven te hebben gekregen van Meester Serapis Bey staan o.a. technische beschrijvingen van wat er gebeurt tijdens een hemelvaart: na intense zuiveringen van de vier lagere lichamen en het opbouwen van een spiritueel “lichtlichaam”, een lichaam dat kan bestaan op hogere lichtfrequenties, vindt in het finale ritueel van de hemelvaart de definitieve
losmaking van de gebondenheid aan het fysieke gebied plaats. Fysieke cellen beginnen op een hogere frequentie te expanderen, het lichaam begint van binnenuit te gloeien en licht te verspreiden. Zoals de schoepen van een ventilator schijnen te “verdwijnen” als ze sneller en sneller roteren, schijnt een lichaam dat op hogere frequenties roteert vanuit onze dimensie gezien te verdwijnen. De primaire focus van de “ten hemel gevarene” is de hogere dimensie. In de bijbel staan o.a. verhalen van de profeet Elijah en uiteraard de meester Jezus die dit ascenderen demonstreerden. Vroeger kon men deze trainingen ondergaan in voor het fysieke oog waarneembare tempels, nu zou de inwijdingstempel voor dit ritueel zich bevinden op het etherische gebied boven Luxor in Egypte. Visies als de bovenstaande zijn geënt op de berichten van mensen die andere dan de ons bekende kenvermogens gebruiken. Berichten als deze bevatten vaak grote en per definitie voor de meesten van ons oncontroleerbare uitspraken: je moet soms wel erg veel geloven… Dan is het prettig over onderwerpen als deze “gewone” wetenschappelijke teksten te lezen zoals die van Dan Merkur van de universiteit van Toronto: Stages of Ascension in Hermetic Rebirth. Hij onderzoekt heel nauwkeurig initiatieteksten uit het begin van onze jaartelling. Een paar van zijn conclusies zijn daarbij interessant. O.a. de hermetici uit de antieke oudheid waren legendarisch vanwege hun initiatie-ervaringen. In de ons welbekende Nag Hammadi-teksten vind je bijvoorbeeld: de “Verhandeling over de achtste en negende sfeer”, een zeer indringende tekst, waardoor men een intiem beeld krijgt van de ervaringen EN coachingsvaardigheden die men toentertijd bezat. Boeiend vind ik ook zijn bewering dat in Joodse apocalyptische literatuur de hemelvaart gezien werd als een objectieve realiteit, maar langzamerhand getransformeerd werd tot een allegorie van het mystieke pad. Die “verschraling” tot een literaire figuur werd definitief bij Alexandrijnse Christelijke Vaders als Origenes. Ook bij de gnostici vinden we de hemelvaart veel meer als een literaire figuur dan als een objectieve realiteit, behalve in het geval van Jezus uiteraard. Zulke teksten als die van Dan Merkur zijn voor mij als stukjes van een oude antieke vaas. Je kunt ze vastpakken, ze zijn vast en zeker, geven de archeoloog in mij een beetje rust. Grotere beelden zijn inspirerend, maar noodzaken altijd tot een “het zou kunnen”. Samen geven die verschillende manieren van kennen heel veel inspiratie en stof tot nadenken. Oh ja, en vergeet vooral in deze paas- en hemelvaartstijd niet te kijken naar de prachtige beelden van de hemelvaart en opstanding uit onze kunstgeschiedenis. Bekijk vooral het beeld van de ten hemel varende Jezus van Matthias Grünewald! Zo mooi! Alice Bouwland Naar boven
Pinksteren Pinksteren Een van de moeilijkst te begrijpen feesten van het jaar is het Pinksterfeest. Pasen en Hemelvaart gaan ons gewone menselijke verstand al te boven, maar Pinksteren is helemaal moeilijk. Ook in de symboliek zijn er weinig aanknopingspunten, en dat komt waarschijnlijk doordat dit feest voorbij het eind van de zielsontwikkeling ligt. In de Bijbel wordt het verhaal over de evolutie van de mens geënt op Jezus, die het Christusbewustzijn in zichzelf ontwikkelt. Hij is het voorbeeld voor ons allemaal, want dat is volgens mij datgene wat het doel is voor ons allen. Hemelvaart en Pinksteren luiden de fase van volle geestelijke bloei in. De Paaskaars, het symbool van het Opstandingslichaam van Jezus, wordt gedoofd op Hemelvaartsdag. Hij heeft dan het Christusbewustzijn gerealiseerd Dat lijkt allemaal zo eenvoudig, maar is het dat ook? De
tijd van Pasen tot Hemelvaart duurt 40 dagen. Maar die 40 dagen vormen een symbolische tijdsaanduiding. Het is ook een tijd van de aarde, het vierkant. In werkelijkheid strekt die tijd zich uit over vele jaren, mogelijk zelfs over vele incarnaties. De tijd van Hemelvaart tot Pinksteren is 10 dagen, maar ook dit is een symbolisch getal, want in aardse begrippen is er in die fase geen plaats en tijd meer. Er zijn essentiële vragen die de mens zich stelt: waar kom ik vandaan, wat is het doel van dit leven, en waar ga ik uiteindelijk naar toe? In het Christendom, maar zeker ook in de oosterse wijsheid, zijn daarvoor wel aanwijzingen te vinden. Het probleem is, dat het moeilijk te bevatten is met het gewone denken, aangezien dat het menselijk denken te boven gaat. Maar die mogelijkheden hebben we wel, of beter gezegd: die mogelijkheden zijn wel in ons aanwezig. Een van die verwijzingen naar datgene wat uiteindelijk binnen onze mogelijkheden ligt, wordt gesymboliseerd en gevierd als het Hoogfeest van Pinksteren. Laten wij ons voorstellen dat wij met Pasen vieren dat alles wat de moeite waard was in dit leven en de vorige levens, is verzameld en op kan stijgen tot – of opgenomen kan worden in – het hogere bewustzijn. Elke vorm van individueel denken is opgelost. Wij symboliseren dat met het feest van Hemelvaart. Dan wordt de Paaskaars, symbool van het opstandingslichaam, gedoofd. Het Licht verlaat de lagere gebieden en keert terug naar waar het vandaan kwam om dan met Pinksteren, een rode zondag, weer terug te keren, als het Licht van de H. Geest om te worden uitgestort in de harten van ons allen om daarin het vuur van Zijn Liefde te ontsteken. Aanwijzingen voor wat er gaat gebeuren tussen Pasen en Pinksteren zijn onder andere te vinden in het boekje De Stem van de Stilte, in hoofstuk 2, “De twee Paden” geheten. In het Oosten gaat men ervan uit, dat de mens op dit punt van de evolutie de keuze heeft om de eeuwige gelukzaligheid in te gaan, of door te gaan als helper. Dat laatste kan op aarde of in een ander deel van de kosmos. Dat zijn dan de twee paden waaruit gekozen kan worden. Dus: rust of opnieuw dienstbaarheid . In het verhaal over Jezus wordt met Pinksteren zijn keuze, die al aangekondigd werd met Pasen, vorm gegeven. Hij kiest voor de terugkeer om de mensheid te helpen. Dat is natuurlijk niet Jezus zelf, maar de “energie” van de in zijn leven als Jezus verworven Christus-Geest of ChristusBewustzijn. Wij stellen dat met Pinksteren voor als de H. Geest, en de vurige tongen. In een kort tijdsbestek van een paar maanden hebben we dan de Geboorte of het ervaren van het bewustzijn gevierd, het bezoek van de Drie Koningen, d.w.z. de herkenning ven het gelijke, de drie hogere gebieden, de Doop in de Jordaan, waardoor de zielekrachten door het Goddelijke, gesymboliseerd door een duif, werden erkend. In de Verheerlijking op de berg werden die hogere gebieden, gesymboliseerd door Mozes en Elia, erkend door de lagere, onder meer Petrus. Dan komen de tijden dat het hogere definitief het lagere dienstbaar maakt, maar wel gebruikt als instrument van het allerhoogste. Dan kan met Palmpasen het hogere het lagere helemaal onder de knie krijgen, door te zitten op het lastdier, en daarna aantonend dat het daar meester over is, om dan toch weer met Goede Vrijdag te moeten uitspreken: “Niet mijn wil maar Uw wil geschiede”, totdat het volbracht is. De periode van lichamelijkheid op het kruis van de materie is beëindigd. Nu volgt de fase van de Opstanding, waarbij het bewustzijn zich uit elke cel van het lichaam terugtrekt en opstijgt langs het “zilveren koord”. Dit wordt gesymboliseerd door de Paaskaars, die 40 dagen lang blijft branden. Daarna volgt voor ons een periode, die je kunt beschrijven als een schemergebied. Een periode van rust, licht en gelukzaligheid, tot opnieuw het verlangen ontwaakt terug te keren naar de aarde en ons verder te vervolmaken. En als ons bewustzijn, door vele incarnaties heen, “tot aan die laatste poort” is gekomen, zoals gesymboliseerd door Jez us, dan komt ook onze “geestelijke essentie” voor de keuze te staan. Eeuwige gelukzaligheid, of dienstbaarheid. Zo kunnen ook wij tot volle bloei komen door deze cyclus zo vaak te herhalen, tot wij zelf tot Licht geworden zijn. Misschien zelfs kunnen we nu al de kiem leggen van de keuze die we dan mogen maken. Wies Kuiper
Pinksterblom of Pinksterbruid Naast een lila bloem die veel in weilanden groeit is de pinksterblom ook een fenomeen uit een oud Nederlands folklore gebruik, waarbij rond Pinksteren op een voorjaarsfeest dat — toepasselijk — de viering van de pinksterblom genoemd werd, uit de ongetrouwde meisjes van de gemeenschap door de huwbare jonge mannen een 'bruid' gekozen werd en met bloemen een kroontje werd versierd. Tegenwoordig wordt deze viering in het oosten en zuiden van Nederland en op de Waddeneilanden nog als kinderfeest voortgezet.
Pinksteren “Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de Heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” Aldus het
Bijbelboek Handelingen van de apostelen, in de nieuwe Bijbelvertaling. De toegestroomde Joden uit alle streken van de toenmalige wereld waren buiten zichzelf van verbazing: ieder werd in de eigen taal toegesproken. Petrus vertelde dat Jezus dit had voorspeld. De Heilige Geest verrichtte door de apostelen opzienbarende wonderen. Vele Joden sloten zich bij de apostelen aan, deelden hun bezittingen en leefden gemeenschappelijk. Van alle Christelijke feesten is Pinksteren het minst begrepen. Het betreft een kennelijk kosmisch gebeuren als gevolg van de hemelvaart van Jezus. Tegelijkertijd grijpt het aan op het onderbewuste van de apostelen: hun stembanden worden anders aangestuurd en zij spreken diepe wijsheden uit. Zijn de andere feestdagen nog te plaatsen als gebeurtenissen in het leven van een bijzonder mens, het Pinkstergebeuren gaat voorbij aan ons dagbewustzijn. Paulus zegt hierover: “Voor de Geest van de waarheid is de wereld niet ontvankelijk, omdat zij Hem niet ziet en niet kent”. Wij vieren de feestdagen als herinneringen aan grote geestelijke gebeurtenissen die hun weerslag op aarde hebben; ten tweede vieren wij ze als elk jaar terugkerende aansporingen en inspiraties om onszelf te veranderen en ons eigen leven opnieuw in te richten. De liturgie verbindt ons met de kosmische mysteries waaruit dit alles voortvloeit. Hoe is dit nu met Pinksteren? De naam Pinksteren is afgeleid van het Griekse woord 'pentèkostè' dat ‘vijftigste dag (na Pasen)’ betekent. Pinksteren valt precies op de vijftigste dag na Pasen. Het is de dag van het gerijpte koren. Volgens het Oude Testament wordt met Pasen de sikkel voor het eerst in het staande koren geslagen. Zeven weken later is de oogst voltooid. Wat met Pasen is voorbereid, wordt met Pinksteren afgerond. Zeven weken zijn 7x7 dagen: volkomenheid in het kwadraat. Ter vergelijking: in Tibet werd een dode lama 49 dagen lang begeleid met teksten uit het Tibetaans Dodenboek. Daarna werd hij geacht zich verder bezig te houden met de spirituele ontwikkeling van de mensheid. De gebeurtenis die wij met Pinksteren herdenken is, dat de Heilige Geest naar de apostelen wordt gezonden door de opgevaren Christus. De steeds terugkerende aansporing is, dat wij ons openstellen om zelf de Heilige Geest te ontvangen. Het Graduale van Pinksteren geeft daarbij een belofte: “Waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid”. Ons bovenbewuste wordt meer geopend, wij maken meer contact met de geestelijke wereld, waardoor wij toegang krijgen tot hogere waarheden. Vrijheid is vooral geestelijke vrijheid. Het lijkt een paradox dat wij, wanneer wij onszelf richten naar een ideaal, vrijheid ontvangen. Immers, beperken wij onszelf niet door onze keuze voor dat ideaal? Betekent niet-kiezen niet absolute vrijheid? Niets is echter minder waar. Bij niet-kiezen word je bepaald door je omgeving. Er wordt dan voor je gekozen. De openstelling voor de Heilige Geest betekent dat je in de stroom wordt geplaatst, die uit de Bron van alles voortkomt, die in pure vrijheid schept. Met die Bron word je meer verbonden en je realiseert je dat je zelf een Geestvonk bent, die deelt in de totale vrijheid. In onze Kerk proberen we spiritualiteit te verbinden met Christendom, met een oog voor de diepere lagen van de Schepping. De werking van de “Holy Spirit” zelf is dan een dankbaar onderwerp. Laten we een poging wagen. De filosoof Ken Wilber probeert de geschiedenis van spiritualiteit samen te vatten en haar te duiden binnen de ontwikkelingspsychologie. Centraal staat het begrip “holon”. Dat staat voor alles wat een eenheid is, zoals een atoom, een mens of een organisatie. Een aantal van deze holonen kan gelijkgestemd zijn en gaan samenwerken. Bijvoorbeeld: atomen vormen moleculen, mensen vormen groepen en bedrijven fuseren tot multinationals. Er ontstaat dan een meer omvattend holon. Daartoe is energie nodig: bij atomen en moleculen heet dat bindingsenergie (bindingsenergie komt weer vrij bij kernsplitsing), bij mensen heet dat groepsenergie. Mensen die bij fusies betrokken zijn weten hoeveel energie het kost om organisaties samen te voegen tot een goed werkend nieuw geheel. Een meer omvattend holon heeft grotere mogelijkheden; de samenstellende delen kunnen daarvan profiteren bij hun verdere individuele ontwikkeling. Hun energie wordt meer gericht, terwijl zij hun volledige individualiteit behouden. De middeleeuwse alchemisten noemden de bindingsenergie “geest”.
Op elk niveau is geest aanwezig, in steeds hogere graden van complexiteit. Holonen kunnen perfecte samenstellingen zijn, zoals bij het element goud. De esoterische literatuur (deels gebaseerd op helderziende waarnemingen) spreekt over hemelwerelden waarin alles uit diamantstructuren bestaat. De vertaling naar het Pinkstergebeuren is nu eenvoudig. Christus leidt de ontwikkeling van de mensheid. Hij richt de mensheid, waardoor zij een eenheid kan vormen op een hoger niveau. Om die eenheid te vormen stort de Heilige Geest zich uit en bindt zich in de mensheid. Het was voor Christus mogelijk een hoger niveau te bereiken dankzij zijn gang door de lagere werelden (de lagere “holonen”). Die gang van Christus beleven wij in de gebeurtenissen van onze feestdagen. Wij volgen Hem na. De mensheid kan door de uitstorting van de Heilige Geest tot grotere hoogten stijgen. Wij maken van de mensheid deel uit, door Christus. Wijzelf kunnen door de werking van de Heilige Geest tot nieuwe hoogten stijgen en een vollediger uitdrukking worden van het Goddelijk bewustzijn . Gert Jan van der Steen
Pinksteren Laat mij, Heer, door de kracht van Uw Geest elke dag een wonder verrichten, een klein wonder van liefde, dat steeds een ziel uit het duister zal lichten, een wonder dat weer hoop schenkt en moed, dat treurenden vreugd'vol laat loven en zelfs harten van steen trillen doet. Heer, schenk mij die geestkracht van boven! Laat mij, Heer, door uw Geest onbevreesd met vuur'ge tong de vlam ontsteken op plaatsen waar Uw liefd' is geweest, doch voor kou reeds lang is geweken. Geef mij de kracht die Simson bezat wereldse tempels te vernielen en te bouwen de hemelse stad in verdwaalde, zoekende zielen. Frits Deubel De duif als symbool van de Heilige Geest Als ik ’s morgens vroeg gewekt word door de vogels die beginnen te kwetteren sta ik soms op om een eindje te gaan wandelen en samen met hen het morgenlicht te begroeten. Ik vraag me dan af, hoe ze zo vroeg wakker worden. Is hun schedeldak zo transparant en gevoelig, dat ze het eerste licht opvangen dat hen in beweging zet? Zijn ze zo verbonden met de zon, dat ze ons de boodschap van het Licht brengen? Ik voel tijdens dat ochtendgezang alle zwaarmoedigheid van me afvallen en even waan ik mij in het luchtruim met gespreide vleugels zwevend tussen hemel en aarde. ‘Terug op aarde’ denk ik aan de tekst uit Mattheüs 3:16: “Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde”. Op dat moment zie ik het bijna voor me. Niet zo gek misschien als je bedenkt, dat in het Perzisch het woord murgh twee betekenissen heeft: ziel en vogel … En in de Egyptische hiëroglyfen wordt de ziel ook als vogel uitgebeeld.
Een van mijn favoriete plaatjes is een ansichtkaart met een afbeelding van een duif van Picasso. Deze duif beeldt voor mij de transparantie van de Geest uit. Er zit ook veel dynamiek en openheid in. In het echt zijn de kriebeltjes op de duif gekleurd en, hoewel het bloemen zijn, lijken het net ‘vurige tongen’. Zo komt voor mij een symbool tot leven... Carla Brinksma Naar boven
Zomertijd De zomerse tijd In de zomer word ons geschonken: vrije tijd, warmte en licht. Zo'n zomer wordt in onze kerk afgesloten met het thema: "De werkelijkheid van al hetgeen eeuwig is". Op zichzelf een mooi thema om in de zomer al over te mijmeren: wat is tijd, wat is werkelijkheid en hoe verhouden die zich? Zijn warmte en licht werkelijk en hoe kunnen we die vasthouden? In mijn jeugd viel Koninginnedag op 31 augustus. Je had een eindeloze zomer achter de rug en het was daarom niet erg om de tijd van het geregelde schoolleven weer binnen te gaan. Het omgekeerde was bij het begin van de vakantie evenzo waar: je ging nieuwe dingen ondernemen, werkelijker dan het alledaagse leven, in een eindeloze tijd, grenzend aan de eeuwigheid. Eeuwigheid kun je zien als altijddurende tijd: "in de eeuwen der eeuwen". Die kun je binnengaan zoals in de film "Into great silence", het eindeloze ritme waarin je wordt opgenomen, als voorloper van een tweede soort eeuwigheid: die van het ontbreken van tijd. Tijd wordt geschapen met de allereerste beweging. Datgene wat aan de tijd voorafgaat is de grond van de werkelijkheid. Hier ligt een sleutel tot zomerse onthaasting. Het is voor ons mogelijk om te verkeren in een toestand waarin wij niet bewogen worden, maar waar vanuit wij zelf deelnemen aan beweging wanneer wij dat willen. Dat is snel gezegd, en minder snel gerealiseerd. Onze persoonlijkheid wordt heen en weer geslingerd door alles wat op ons pad komt. We worden met ons tijdsbesef geconfronteerd wanneer iets tegenzit, we weerstand ondervinden en moeten wachten. Het is in onze zielservaring waar tijdloosheid een kans krijgt. Denk aan de tijdloosheid van wiskundige vormen of het streven van de wetenschap om onveranderlijke wetten te ontdekken. De zoektocht naar "het goede, ware en schone" is een tocht naar tijdloze werkelijkheid die zich kan manifesteren in de tijd. En het is vanuit onze geest dat we de verdieping ervaren naar liefde die dit alles overstijgt. Chaos en onduidelijkheid hebben geen realiteit. Schone schijn ook niet. Als we er doorheen prikken is er teleurstelling: we hebben ons beziggehouden met een illusie. Er is een gebed: “Leid ons van het onwerkelijke naar het werkelijke”. In liefde is alles werkelijk.
Het is aan ons waarheen we ons bewustzijn richten, waar onze focus ligt. In vrijheid kunnen we kiezen waarheen te gaan. We kunnen ons richten middenin de tijd, of in de tijdloosheid. We kunnen de focus vullen met liefde en die laten stromen waar wij willen. Op zo'n moment ben je buiten de tijd en in de realiteit. We zetten een stroom in werking, of om preciezer te zijn: wij plaatsen ons in een stroom en richten die. Er zijn stromen in de eeuwigheid, eeuwigdurend, vol realiteit, die zich tijdelijk, in de tijd, kunnen manifesteren, mede door ons. Hoe ontdek je de tijdloze werkelijkheid? Door de eeuwen heen is er de oefening van het zich ontledigen, het steeds opnieuw loslaten wat zich, in schone schijn, in je manifesteert. Alles wat we kunnen afleggen is in feite onwerkelijk. Langzamerhand vallen er dan leegtes tussen twee gedachten, twee manifestaties. Dan wordt een diepere laag ervaarbaar, zonder tijd, want er zijn geen markeringen in de tijd. Dan openbaart zich een diepere laag van werkelijkheid. Een mooie oefening voor de zomer, wanneer we tijd hebben om ons met het tijdloze in te laten. Wie weet, wordt de werkelijkheid voor ons wel blijvend anders. Misschien ontdekken we dat we te weinig tijd hadden voor de dingen die er werkelijk toe doen. Misschien krijgen we tijd om ons bewustzijn te focussen op anderen die onze hulp nodig hebben, om hen liefde te sturen die hen zal opheffen uit onwerkelijkheid. Een plotselinge realisatie teweegbrengend die de tijd even laat stilstaan, een aanraking van tijdloos geluk. Ik wens iedereen een tijdloze zomer toe. Gert Jan van der Steen Zondag 5 juli ‘Uffeltedag’ Ook dit jaar hebben we onze traditionele Uffeltedag: Al is de langste dag voorbij hopen we op een zomerse dag die we vooral buiten kunnen vieren. Dit keerpunt in het seizoen kunnen we ook in ons leven ervaren: een moment waarop ons leven een wending neemt of nam. Als ik in deze tijd St. Janskruid verzamel denk ik altijd aan Johannes, die in zijn tijd de mensen opriep zich ‘om te keren’ , Bekend daarbij is zijn uitspraak: “ Ik moet afnemen omdat Hij moet groeien”. Iedereen heeft in zijn of haar leven wel van die keerpunten. We vieren dat op zondag 5 juli van 14.00 uur tot ongeveer 19.00 uur. We beginnen deze dag met een viering van de Mis in Zwolle. Na de dienst drinken we koffie. Daarna vertrekken we naar Uffelte. Er kan nog van alles veranderen of ‘omkeren’, maar we hebben het volgende programma in gedachten: 12.45 uur 14.00 uur 15.00 uur van te maken
Vertrek vanuit Zwolle Lunch Wandelen, een speurtocht, zwemmen, jam maken, St. Janskruid zoeken om olie of hout voor het kampvuur verzamelen en zagen. Als het weer daartoe aanleiding geeft kunnen we aan dit programma een ‘keer’ geven en binnen een mooie film bekijken met daarna discussie. 17.00 uur Kampvuur met zingen en soep met stokbrood. Je kunt je aanmelden via de lijst in de koffiekamer. Daarop kun je ook aangeven of je met iemand mee wilt rijden. De pot-luck van vorig jaar is ons allen zeer goed bevallen, dus willen we daar ook een traditie van maken. Op de aanmeldingslijst kun je aangeven voor welk onderdeel (lunch , soep met stokbrood, of hartige taart ) je iets in wilt brengen. Na inventarisatie maken we het officiële programma bekend. Carla en Astrid Ter voorbereiding
Zo ziet St. Janskruid eruit: Gele stervormige bloemetjes en kleine groene blaadjes Als je de blaadjes tegen het licht houdt lijkt het alsof er allemaal kleine gaatjes in zitten.
Evenwicht Carla herinnert mij eraan, dat er morgen een stukje moet zijn voor dit Maandbericht. Het liefst zou ik schrijven over Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming. Maar dat heb ik al jaren gedaan. De natuur werkt niet mee: het is te mooi om te schrijven. De zomerdagen rijgen zich aaneen, alsof zij een glanzende ketting maken tussen de uitbottende lente en de terugwijkende herfst. Zon en regen wisselen elkaar af, de regendruppels schitteren in het zonlicht. De blauwe bessen worden rijp. Zojuist hebben we een vogel bevrijd uit de netten. Hij ging met een kreet de vrijheid tegemoet. Op ons terrein komen de eerste vrijwilligers aan van het UP-festival, wat staat voor “United Positivity”. Zij gaan alles mooi maken, en willen na afloop alles nog mooier achterlaten. Een gevoel van evenwicht daalt in, een tevredenheid met de goedheid van het leven. Het eenvoudige leven, dat het opstijgen en het neerdalen verbindt, dat de ander aankijkt en zichzelf herkent. Ruusbroec gaf het al aan: mystiek is niet uitsluitend te vinden in het opstijgen naar de hemel, maar ook in het leven van alledag. De Japanners spreken over Hara, het dragende midden van de mens. De Chinezen over het heen en weer golven tussen Ying en Yang. Een dynamisch evenwicht, dat een derde punt aangeeft, buiten tijd en ruimte gelegen. Een zich verdiepende harmonie, door de golven van uitgaan en terugkeren, de lente en de herfst, de schepping en de terugkeer naar het Vaderhuis. Met recht wordt Maria een middelares genoemd. Zij onderhoudt het leven, zodat wij kunnen scheppen en terugkeren. In de velden met hun oogst zien wij haar kleed. In het trillen van de middagzon over het land voelen wij het actieve evenwicht, de vele natuurwezens die de aarde onderhouden, tevreden in het werk dat zij doen. Het is mede door onze erkenning en dankbaarheid van en voor haar werk dat zij, onweerstaanbaar, wordt opgenomen in de hemelsferen. Op 15 augustus is haar feest, waarop wij zingen: “Wees Hemelkoningin gegroet”. Laten wij naar haar uitkijken. Zij komt soms door een achterdeur binnen, zoals in dit stukje… Gert Jan van der Steen
Johannes en Johannes Op 24 juni, midden in de zomer, vieren we het feest van Johannes de Doper, en op 27 december, vlakbij het Midwinterpunt, vieren we het feest van Johannes de Evangelist. We spreken dan ook wel van de Zomer en de Winter Sint Jan. Beiden zijn bijzondere figuren in het Christendom. Laten wij hen daarom nu eens nader in het licht zetten.
De naam Johannes betekent: genade of gunst van God, of kort gezegd: “Goddank”. Die betekenis geldt dus voor hen beiden, en dat is een begrijpelijke naam voor hen. Johannes de Doper was de zoon van Zacharias en Elisabeth. Zijn vader, Zacharias, was priester en op een gegeven moment was het diens beurt om het Heilige der Heiligen binnen te gaan teneinde daar de offers en wierook te verzorgen; en terwijl hij daar was verscheen hem de engel Gabriël. Die vertelde hem dat hij een zoon zou krijgen. Zacharias was wel heel blij, maar ook verbaasd, want zijn vrouw, Elisabeth, was al ver boven de leeftijd. Elisabeth nu was een nicht van Maria. Toen Maria hoorde dat haar “bejaarde” nicht zwanger was, ging ze naar haar toe om haar te helpen, maar intussen was de engel Gabriël ook bij Maria geweest om de geboorte van Jezus aan te kondigen, en dan staat in de Bijbel (Lucas 1-39), toen de twee vrouwen elkaar begroetten: “en het kind sprong op in haar schoot”. Johannes was degene die Jezus doopte in de Jordaan, terwijl hij zei dat het eigenlijk andersom zou moeten zijn. Een bekende uitspraak van hem is: “Ik doop met water, maar onder u staat Hij die gij niet kent. Hij die na mij komt; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken”. En: “Hij is het die doopt met de heilige Geest. Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd. Deze is de Zoon van God”… Hij verbleef vaak in de woestijn en onthield zich van voedsel. Soms at hij dan sprinkhanen. Johannes was een integer mens en hij was heel streng voor zichzelf, maar ook voor mensen die kwaad deden. Hij berispte Herodes en die liet hem daarvoor in de gevangenis gooien, maar Herodes was toch ook wel wat bang voor hem. Toen zijn nichtje eens heel mooi voor hem danste, mocht ze een wens doen; dat nichtje ging naar haar moeder (de schoonzus van Herodes), want zij wist niet wat te vragen, en die zei: “Vraag het hoofd van Johannes, op een schotel” (Mattheüs 14:9). En omdat Herodes onder ede beloofd had haar verzoek in te willigen, kon hij niet anders doen. Dat is het levensverhaal van Johannes de Doper. Maar zoals altijd zit daar een diepere achtergrond achter en kun je de verhalen ook zien als symbolische verhalen. In “The Metaphysical Bible Dictionary” staat dat Johannes de Doper in de mens het intellectuele begrip van de waarheid vertegenwoordigt, en de vurige ijver voor het handhaven van de wet. Ook eerlijkheid stond hoog in zijn vaandel. Hierdoor was hij een goede voorbereider van de weg voor Jezus .
Johannes de Evangelist is een heel andere persoon. Hij is de zoon van Zebedeus, en de broer van Jacobus (Mattheus 4:21). Hij, Johannes dus, vertegenwoordigt het spirituele vermogen van de Liefde. Hij staat ook bekend als de apostel van wie Jezus het meeste hield en in zijn leringen gaat het ook vooral over de Liefde. Er zijn de laatste tijd nog wel enkele andere ideeën hierover ontstaan: zo stellen sommigen bij de uitleg van het beroemde Laatste-Avondmaalschilderij van Da Vinci, dat de apostel aan Jezus’ linkerhand, die altijd als Johannes beschouwd werd, geen man zou zijn, maar een vrouw… Johannes de Evangelist heeft het meest bijzondere Evangelie geschreven. Terwijl de andere drie Evangeliën soms veel op elkaar lijken heeft Johannes echt een andere insteek: hij is veel minder historisch, en veel meer esoterisch. Johannes was aanwezig bij die bijzondere momenten waarbij Jezus maar een paar leerlingen meenam, bijvoorbeeld bij het opwekken van het dochtertje van Jaïrus, bij de Verheerlijking op de berg en bij de drie apostelen die Jezus meenam de berg op, vóór zijn dood. Onder het kruis heeft Jezus tegen hem en zijn Moeder Maria gezegd: “Zoon, zie daar uw Moeder. Moeder, zie daar uw Zoon”. Johannes schijnt zijn Evangelie geschreven te hebben in Ephese, waar hij na Jezus’ dood met Maria de Moeder heen was gegaan, lang na de dood van Petrus en Paulus. Ephese betekent metafysisch: het vermogen tot het opbouwen van bewustzijn. Hetgeen hem bij het schrijven van dit Evangelie voor ogen stond was: “opdat gij gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en dat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam”. Johannes was ook de schrijver die vond dat het rijk Gods niet alleen voor een kleine groep was bestemd, maar voor de gehele wereld. Het Evangelie van Johannes begint met een heel beroemde zin: “In den beginne was het Woord, En het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door het Woord geworden. En zonder dit is niets geworden van wat geworden is. In het Woord was leven. En het leven was het Licht der mensen; En het Licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen”. En dan zijn we gekomen bij de tekst die met Kerstmis gelezen wordt, en misschien daarom noemen we Johannes de Evangelist ook wel “Winter Sint Jan”...
Na de dood van Maria, op latere leeftijd, Johannes was toen 70 jaar, werd hij verbannen naar het eiland Patmos, een steenachtig eilandje in de Aegeïsche Zee. Het woord Patmos betekent metafysisch: een plaats in het hoger bewustzijn. Op Patmos kreeg hij een bijzonder visioen, bekend onder de Griekse naam “Apocalyps”. Dit visioen is opgenomen in de Bijbel als het laatste boek van het Nieuwe Testament: de Openbaring van Johannes. Het vertelt van het komende Godsrijk, en gaat ook over het einde der tijden. Bijzonder is dat hij zijn Evangelie begint met een bespiegeling van de Schepping, en dat hij eindigt met een bespiegeling van de eindtijd. Wies Kuiper
Midzomer Op vierentwintig juni, als de natuur naar de hemel reikt, de bloemen hun pracht tonen, de grassen in hun sobere schoonheid als voelsprieten naar boven wijzen, en de zon haar hoogste stand heeft bereikt, vieren we Midzomer. Een feest van zon en licht. Eigenlijk is het dan al een paar dagen na de zomerzonnewende. We realiseren ons dan meestal nog niet, dat de dagen vanaf dat moment weer korter worden, de grootste groeikracht weer voorbij is en de vruchtzetting zichtbaar wordt. Midzomer is een feest van de natuur, maar sinds de vijfde eeuw ook een Christelijk feest: Sint Jan. Het getuigt van inzicht om zo’n ‘heidens’ feest te koppelen aan het feest van Johannes de Doper. De profeet die in de woestijn riep: bekeert u want het Koninkrijk der Hemelen is nabij. Anders gezegd: keert u naar de zon, het Licht, het Heilige, zodat u brug kunt zijn tussen hemel en aarde. Op een moment van een kosmisch keerpunt kunnen we stilstaan bij het keerpunt in onszelf, een keerpunt dat niet eenmalig is, maar dat we elke dag vorm moeten geven. Als we terugblikken op ons leven zijn het de keerpunten (vaak momenten van crisis) die ons in beweging zetten, die ons opmerkzaam maken op het Licht, ook in onszelf. En dan blik ik nog even terug op mijn wijding tot Acoliet: tijdens een wijding keer je je ook naar het Licht. Ik ben er dankbaar voor, dat we in onze Kerk veel van zulke momenten zichtbaar maken.
Als gemeenschap mogen we dan ervaren, wat we soms ook in de stilte van ons innerlijk voelen: dat we brug zijn tussen hemel en aarde. En als we deze zomer een fietstochtje of een wandeltocht maken, zien we in de bermen misschien wel Sint-Janskruid staan. Je kunt je niet vergissen, want als je de kleine blaadjes tegen het licht houdt zie je allemaal kleine gaatjes, en als je de gele bloemblaadjes tussen je vingers wrijft, worden je vingers rood. In veel legendes wordt het beschreven als het bloed van Christus. Voor mij zijn de gele bloempjes net kleine zonnetjes en ze herinneren mij aan de toenemende openbaring van het Licht.
Sint-Janskruid wordt ook wel hertshooi, bokkenkruid, duivelskruid of ooiebloempje genoemd. Achter elke naam gaat een verhaal schuil. Carla Brinksma
Michaël
ALLE ENGELEN EN DE AARTSENGEL MICHAËL Reeds in mijn vroegste jeugd heb ik kennisgemaakt met de allerheiligste Aartsengel Michaël. Zijn bescherming van de Leeuwarder dominicaner parochie, waarin ik als het ware geboren en getogen ben, werd zonder uitzondering na elke zogeheten “stille H. Mis” (= een doordeweekse dagelijkse Misviering zonder gezang) op zijn voorspraak in een slotgebed afgesmeekt. “En gij, vorst der hemelse legerscharen, drijf satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan, door de goddelijke kracht in de hel terug”: aldus de laatste woorden van het aan de Aartsengel toegewijde gebed. Deze “heftige” gebedsafsluiting loog er dus niet om, maar desondanks heeft de tekst mij als klein koorknaapje dankzij de hemelse en imponerende uitstraling van de H. Michaël nooit ofte nimmer met schrik of huiver vervuld. Tenslotte was Michaël eveneens het toonbeeld van dapperheid en overwinning, getuige de desalniettemin toch ook wel merkwaardige oermythe van zijn hemeloorlog en die van zijn Engelen met de zogeheten Grote Draak (Apocalyps 12; 7 etc.)…
En er kwam oorlog in de hemel: Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak. En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en satan.
Toen ik voor het eerst met de Vrij-Katholieke kerk van Zwolle via priester Jules zaliger gedachtenis en diens lieve vrouw Riet in contact kwam, ontmoette ik mijn Leeuwarder Engel weer, niet alleen als schutspatroon van de Zwolse Vrij-Katholieke geloofsgemeenschap, maar ook als beschermengel van de aloude Hanzestad Zwolle. Toevalligerwijs (?) vond ik naderhand bij De Slegte een boek van een zekere rector F. Alard, “St. Michaël en de Engelen” geheten. Deze rector (uit Someren) filosofeert in zijn pennenvruchten niet slechts over de H. Michaël, maar tevens over alle Engelen op een wijze die mijns inziens geïnspireerd mag worden genoemd: “Het handelen van een Engel heeft niets te maken met een ademtocht, met het suizelen van de wind of met romantiek. Wij moeten het meer zoeken in de richting van een windhoos, een vloedgolf, een blikseminslag of een atoomsplitsing. En steeds zullen we wéér beneden de werkelijkheid blijven! Een Engel kan de gestalte, de kleur, het optreden van een mens aannemen, om gezien, gehoord, betast te kunnen worden, en zo zijn aanwezigheid geloofwaardig en begrijpelijk te maken. Voor hem bestaat geen zwaartekracht, of wat wij aardse mensen onder afstand verstaan. Vandaar dat een Engel niet op weg gaat om Gods bevel of tijding over te brengen. Het niet alleen bereidvaardig, maar ook het zich ogenblikkelijk en tijdloos verplaatsen wordt door de vleugels aangeduid. VLIEGENSvlug zouden we zeggen. De enige overeenkomst tussen de Engelen en ons is, dat ook zij verstandelijke wezens zijn met een vrije wil, door God geschapen, bestemd om in de lof, en de onvoorwaardelijke dienst van God, hun eeuwig geluk te vinden. Hun bestaan en diepste wezen blijven een mysterie, wat wij alleen gelovig kunnen aanvaarden. Gods mysteriën kunnen wij hun geheim niet ontfutselen, wij kunnen alleen dankbaar zijn voor wat de Heer er ons over wil mededelen. Zoals in een mozaïek hebben wij enkele kleurige steentjes bijeengelegd, maar er mankeren er nog zoveel aan. Het geheel zullen wij pas zien in het andere leven, waar wij, zoals Paulus zegt, niet meer zullen zien in raadsels, maar van aangezicht tot aangezicht, niet meer omsluierd,” aldus rector Alard. In de H. Schrift worden de Engelen ettelijke malen genoemd. Lees het verhaal van Jacob er in Genesis 28: 10-12 maar op na, waarin hij zijn droom beschrijft over de ladder waarvan het boveneind tot de hemel reikt en waarop ontelbaar veel Engelen langs de treden op en af gaan.
En wie kent niet de oude Zacharias, aan wie tijdens het opdragen van het wierookoffer in de tempel de Aartsengel Gabriël verschijnt, die hem de zwangerschap van zijn vrouw en de geboorte van het kind Johannes aanzegt? (Lucas 1: 9-21). Laat ons ook niet de Blijde Boodschap vergeten, die de Aartsengel Gabriël aan Maria heeft gebracht! (Lucas 1: 26-38). Lucas vermeldt voorts in 22: 43-44, dat aan Jezus in de hof van Olijven een Engel uit de hemel verscheen om Hem in zijn doodsangst kracht te geven. Kortom: wanneer we de Evangeliën en de Handelingen der Apostelen lezen, dan ontmoeten we de Engelen bij alle grote gebeurtenissen in het leven van Jezus. Ook in de gebeden en de eredienst van de Vrij-Katholieke Kerk zijn de Engelen veelvuldig aanwezig, vooral tijdens de vieringen van de H. Eucharistie. Hun begeleiding van de overledenen komt eveneens naar voren in de tekst van het navolgende gregoriaanse gezang, dat in de Rooms-Katholieke Requiemmis na de absoute in het Latijn of het Nederlands pleegt te worden gezongen, wanneer de kist met de overledene de kerk wordt uitgedragen: “In paradisum deducant te Angeli; in tuo adventu suscipiant te martyres et perducant te in civitatem sanctam Ierusalem. Chorus Angelorum te suscipiat et cum Lazaro, quondam paupere, aeternam habeas requiem”. Oftewel in het Nederlands vertaald: “Mogen de Engelen u geleiden naar het paradijs; mogen de martelaren bij uw komst u ontvangen en u binnenleiden in de heilige stad Jeruzalem. Moge het koor van de Engelen u ontvangen en moge u met Lazarus, eens een arme, de eeuwige rust ontvangen”. Met een nederig middeleeuws pelgrimsgebed sluit ik dit artikel over Gods Engelen af: “Heilige Michaël en alle Engelen, die rond het gouden hemelaltaar de eeuwige Liturgie vieren, moogt gij onze povere gebeden aan de uwe toevoegen en ons op onze aardse omzwervingen begeleiden. Engelen van God, die onze bewaarders zijt, aan wie de Goddelijke Goedheid ons heeft toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleid en bestuur ons. Amen.” Hendrik S. de Bruin
Michaëlsrituaal Tijdens de Michaëlsmarkt wilden we het Michaëlsrituaal uitvoeren. Enerzijds is het voor onze gemeenschap een krachtig rituaal om samen te delen. Anderzijds kunnen we zo belangstellenden de mogelijkheid geven een onderdeel van onze kerk te beleven. Kinderen en volwassenen hadden hun teksten voorbereid in de week voor het Michaëlsrituaal. Ik vond het erg bijzonder hoe dat bij mij plaatsvond. Daarom wil ik dit graag beschrijven. Op de zondag voor de zaterdag van de Michaëlsmarkt hebben we na de dienst de teksten geoefend. Het hielp dat de stoelen in de kring stonden en we alle bewegingen zo konden maken zoals het bij het rituaal past: de kaarsen aandoen, de zaden inzamelen en uiteindelijk opdragen. Tijdens het oefenen voelde je al dat iedereen serieus bezig was om het rituaal in zich op te nemen. Vooral toen ik de tekst “Heilige moeder, zorg ook voor onze groei” oplas, en me richtte op het schilderij met de wereldmoeder, werd het steeds stiller in mezelf. We lazen de tekst nog van het papier en het uit het hoofd leren van de tekst zou de week erna door iedereen thuis geoefend worden. Dat is een verhaal op zichzelf… Maandagochtend begon ik ermee met het door te lezen. Dat herhaalde ik ‘s middags en ‘s avonds nog een keer tijdens de maaltijd. Dit had tot gevolg dat mijn zoon van 7 dinsdag op weg naar school al hele stukken tekst uit zijn hoofd op kon zeggen. Tjonge, wat leren kinderen dit toch gemakkelijk.
Ik was zelf meer bezig de inhoud van de tekst tot me door te laten dringen. Zo gebeurde het dat onderdelen uit het rituaal in me opkwamen bij mijn dagelijkse bezigheden. Ik werd me bijvoorbeeld meer bewust van de groei van de natuur om me heen en hoorde dan in mijn hoofd “het in beweging zetten van het grote wiel van evolutie”. Ik oefende het dus drie keer per dag. Ook op mijn werk tijdens de pauze, ook in de auto op weg naar de Efteling. Zo nam ik het mee in het leven van alle dag en zag ik de mooie momenten en de sombere gebeurtenissen naast elkaar staan. Dan voelde ik: “we nemen dit licht mee, dat is als het licht in ons”. Vervolgens begon het oefenen met het uit mijn hoofd leren. Dat was nog een hele klus. In eerste instantie vergat ik stukken of de volgorde van de zinnen. En daarnaast was het ook nog de kunst te weten op welk moment je wat moet zeggen. Dus wie voor je aan de beurt is, met welke tekst. Gaandeweg de week kreeg ik er iets meer vertrouwen in, maar het bleef gebeuren dat ik soms ineens een zin kwijt was. Dat was schrikken, maar het had vaak juist het resultaat dat die vergeten zin daarna beter in mijn hoofd zat. De zaterdag van het rituaal was ik erg gespannen of ik op het moment suprême de betreffende tekst en activiteit wel zou weten. Ik probeerde mijn vertrouwen terug te vinden door de gedachte dat het niet het einde van de wereld zou zijn, als ik ergens een foutje maakte. Het was ook goed voor mij om die spanning te voelen, omdat ik normaliter vaak mijn gevoel wegdruk. Ik wist: het lukt als ik met rust in het moment ga zitten. Mijn gebrek aan geduld staat dat vaak in de weg… Op die dag heb ik veel gesprekken gehad met kerkgangers waarin steeds de rituaalzin weer terugkwam: “het uitvoeren van het grote plan hier op aarde en het zichtbaar maken van de eenheid in alles en allen”. Deze zin stond voor mij centraal tijdens de uitvoering van het rituaal. De rust die er was en de beleving samen, ondanks alle verschillen, maakten dat we op zoek konden naar de ‘eenheid in alles en allen’. Al met al heeft het hele gebeuren veel indruk op me gemaakt. Waarschijnlijk bij de andere aanwezigen ook op hun eigen manier. Fijn, dat we dit samen konden doen. Ik hoop dat bovenstaande beschrijving er blijk van geeft hoe bijzonder het kan zijn, zelf onderdeel uit te maken van een rituaal. Een aanrader dus voor ons allemaal, als de gelegenheid zich voordoet een rituaal uit te voeren. Vick Nieuwenhuis
Een klein wondertje: Voor het eerst hebben de vogels voor 29 september de lijsterbes in de tuin nog niet leeggegeten. De Michaëlskrans als symbool De Michaëlstijd is voor mij altijd een bijzondere tijd. Niet alleen omdat ik jaren geleden in deze tijd de verbinding met de geestelijke wereld weer voelde, maar ook omdat de natuur met al haar vruchten en zaden mij inspireert. In die schoonheid van kleur, vorm en variatie van vruchten en zaden wordt het cyclische proces van leven en dood zichtbaar. Ik voel dan een oerinstinct in me om te verzamelen, een verlangen om in de natuur te zijn en om het deel-zijn-van de natuur te
ervaren, ik voel vreugde als ik een plek vind waar ik ongestoord kan plukken. Het lijkt of de struik me aan- moedigt en haar gaven aan me schenkt. Als ik klaar ben groet ik haar en zie dat ik haar schoonheid niet aangetast heb. En dan, in die overvloed en rijkdom aan kleur gaan we kransen maken. We beginnen met het maken van een cirkel van pitriet. In die ronde vorm is geen begin en geen eind. We binden er boeketjes van vruchten aan. De vruchten zijn het eind van een hele ontwikkeling, maar in die vruchten zitten de zaden van een nieuw begin. Al zoekend en keurend vormt de krans zich. De kleurige vruchten naast de soms verdorde maar ingenieuze zaaddozen. Wat een zorgvuldige verpakkingen. Een wonder! Hierin bevindt zich het geheim van leven en dood. Alle stadia tonen hun eigen schoonheid. Vanzelfsprekend en harmonisch lijkt die afwisseling. Het is fantastisch om dat elke herfst weer opnieuw te beleven. Toch is het een schok als in je persoonlijke leven dat cyclische proces van leven en dood in z’n duidelijkste vorm dichtbij komt. Als je door ziekte met die eindigheid geconfronteerd wordt. Om je heen gebeurt het steeds vaker dat er iemand wegvalt. Het emotioneert je maar het grijpt je, diep in je, aan als het een vriend, familie of dierbare is die een ernstige ziekte krijgt. De werkelijkheid verandert. Je ziet daar niet zo direct de schoonheid van. Er is pijn, spanning, angst, verdriet en onzekerheid over hoe het verder moet. Toch zijn er naast de momenten van verwarring ook mooie momenten. Vooral als je voelt dat dierbaren, vrienden, familie en kinderen om je heen staan, als je samen huilt of samen geniet van wat er nog is. Het zijn gouden momenten, pareltjes. Ervaar je daarin met elkaar de essentie van het leven zelf ? Ervaar je in die verbondenheid de eenheid met al wat is? Misschien schitteren die pareltjes wel zo omdat ze (net als in de krans) naast de momenten van verdriet en onzekerheid zo zichtbaar zijn. Carla Brinksma
In de herfst is het niet alleen verwelken, verdorren en afsterven; het is een samentrekken, een verinnerlijken van alles wat het leven betreft.
Essentie van het Michaëlsfeest Michaël zorgt ervoor, dat de wil van God bekend wordt. Opdat men “Zijn wetten” houdt. In kosmisch perspectief wordt Michaël gezien als de (aarts)engel van de zon. Bij het Michaëlsfeest komen de andere planeetgeesten langs Michaël en laten zich door hem vernieuwen. (Dit wordt uitgebeeld in een rituaal dat enkele keren is uitgevoerd tijdens een kerkcongres.) Er vindt een vernieuwing van alles plaats. Een treffend beeld is dat van een zwaard dat van bovenaf trillend op de aarde staat, als een bliksemschicht. In de Joodse religie wordt het feest van de grote Verzoendag (Yom Kipoer) rond dezelfde tijd gehouden: de Joden staan dan in hun doodsklederen voor God. Er vindt een hernieuwing plaats
van beloften aan God voor het nieuwe jaar. Liturgisch start Yom Kipoer met het Kol Nidrei. Daarin wordt gezegd, dat we van te voren alle wereldse beloften tenietdoen, die wij het komende jaar zullen maken; zodat wij alleen Gods wil zullen doen. Dit weegt des te zwaarder, omdat het meewerken van de mens op aarde met God als essentieel wordt gezien voor de voortgang van de Kosmos. Het onvolmaakte: essentie van Goed en Kwaad Er wordt gezegd dat Michaël een scheiding aanbrengt tussen goed en kwaad. Intuïtief weten velen niet goed raad met het begrip “kwaad”. Het klinkt zo absoluut en zo negatief. Hoe komen we dan tot een meer hanteerbare interpretatie van goed en kwaad? Esoterisch gezien gaat het niet om een zwart-wit verhouding. Het gaat daar om het proces van ontwikkeling, dat is verbonden met “wil” en “doel”. Weinig mensen willen kwaad doen om het kwaad zelf; men doet iets om een doel; anderen bestempelen dat misschien als kwaad, omdat het niet hun doel is. We hebben ook te maken met “hoger” en “lager”. Er is een natuurlijke polariteit tussen die twee. Het leven bestaat bij gratie van polariteit. Er is een theodicee die zegt dat het lijden en het kwaad er juist zijn voor onze zielsontwikkeling. Meer neutraal merkt Rudolf Steiner op, dat het kwade het goede is dat op de verkeerde tijd en/of plaats wordt toegepast. Er zijn vormen uit het verleden met oude, ideële, maar verlopen doelen die niet meer functioneel zijn en die wij als kwaad zouden bestempelen. De omvang van het kwaad is altijd minder dan de omvang van het goede. Uiteindelijk komt alles uit God voort en keert alles in God terug. Alles van vroeger keert terug naar het nu. Michaël brengt alles in het hier en nu. We kennen zijn tegenstrever Lucifer, een verlichte aartsengel die uit de pas is geraakt en in zijn eigen wil wil volharden. Of de figuur van “Satan”. In de Islam en het Jodendom wordt Satan uiteindelijk gezien als de helper van God: hij laat de mens terugkeren en keert op het einde van alle ontwikkeling tot God terug. De vraag blijft: ook al relativeren we het kwaad, waar blijft het na de overwinning door Michaël? Michaël, in de persoon van Sint Joris, bedwingt de draak, maar doodt hem niet. Waar vindt de transformatie van het kwaad plaats? Het kwaad, gezien als datgene wat uit de pas loopt met de wil van God en dat uiteindelijk zal moeten terugkeren. Het Michaëlsfeest geeft daarop geen antwoord, omdat het de viering van de wil van God betreft. De Moeder en het onvolmaakte Het is hier dat de rol van de Moeder in beeld komt. Zij neemt alles op wat afvalt, zij vertroost, brengt bijeen, geeft opnieuw vorm en schoonheid. De werking van de Moeder is essentieel voor ontwikkeling. Wij laten voortdurend spaanders vallen. Ook in rouwverwerking vindt de werking van de Moeder plaats, met transformatie van boosheid, berusting en acceptatie naar nieuwe initiatieven. Evenzo therapeutisch: afgesplitste delen van onze persoonlijkheid worden opgehaald en tot een eenheid gemaakt. Pas dan kun je, geheeld, terugkeren. De Moeder kent haar eigen feestdagen waarin haar verschillende werkzaamheden tot hun recht komen. Het Oogstfeest en de Moeder Het is in het Oogstfeest dat de rol van de Moeder bij een volmaakte ontwikkeling tot haar recht komt. Iets wat volmaakt was voortgebracht in één cyclus kan weer groeien in een volgende cyclus, omdat een hogere wil van God ervaarbaar wordt. We spreken dan van een spiraalvormige ontwikkeling. Essentie Oogstfeest De Moeder is de hoedster van het onderbewuste, met daarin de wijsheid voor de levensprocessen. Zij geeft vorm aan het leven. Het leven krijgt nieuwe impulsen door de wil van God. Natuurvolkeren vereren Moeder Aarde als heilig. Demeter leeft voort in ons bewustzijn. De oogst is heilig. Bij het Oogstfeest drukken we onze dankbaarheid uit, in het hier en nu. Wij dragen de essentie van de oogst op aan God. Dit is de offerande die omhoog stijgt, als tegenhanger van de wil van Michaël, die als een zwaard trillend op de aarde staat. Na de offerande kunnen de zaden worden
opgenomen en gekoesterd door de Moeder, de onbruikbare bolsters kunnen afsterven. Wanneer er een nieuwe wilsimpuls komt, dan kan het zaad ontkiemen en veel vrucht voortbrengen.
Essentie Michaelmas (middeleeuws-Engelse spelling) Met Michaelmas vieren we dus de volmaakte oogst van het werk van Michaël. Met hem staan we in de wil van God, maken we de juiste keuzes, zijn we de held van het positieve. We brengen onszelf en de wereld tot wasdom volgens die wil, samen met de engelen. Alles van het verleden brengen we naar het heden en richten het naar de wil van God. Wij offeren onze oogst aan God. Gert Jan van der Steen
Wat kun je thuis met de kinderen doen rondom Sint Michaël en het oogsten? Drakenbrood bakken: Een brood volgens gewoon recept bakken en noten en rozijnen en zo toevoegen. Wie het simpel wil houden koopt een kant–en–klaar pak brooddeeg. Toekijken is voor de kinderen leuk, maar ze kunnen ook helpen met kneden of ingrediënten toevoegen. Leg het deeg in de vorm van een draak. Met de schaar inknippen geeft een mooi effect. Doe er eventueel wat rode jam tussen; als je het drakenbrood dan aansnijdt, komt er als het ware bloed uit. Mijn kinderen vinden dat leuk. Vlierbessenhoning maken: 2 kopjes vlierbessen met aanhangend water langzaam aan de kook brengen en op een klein pitje 5 minuten laten trekken. Het sap door een fijn zeefje gieten en vermengen met 3 eetlepels honing. De honing is te gebruiken voor het zoeten van müesli, havermout en kwarktoetjes. Oogstmandje: Trek erop uit, de natuur in, en verzamel ‘vruchten’. Wat vind je zoal in de stad(rand) en in parken: vlierbessen, bramen, sleedoorns, en rozenbottels. Niet eetbare vruchten zijn beukennootjes, eikels, kastanjes en esdoornvleugeltjes. Een slang of draak knutselen: Een draak of slang maken van: kastanjebasten, van papier (trappetjetechniek), met klei, bijenwas of prikken met wol. (Grote bek, ogen en rode tong maken de draak.) Zingen: Michaëlsliedjes, oogstliedjes en liedjes over de wind met elkaar zingen. Tegen die tijd zullen we een liedjesmap in de kerk leggen. Verhalen vertellen: Je kunt bijv. het beeldverhaal vertellen van Sint Michaël, verhalen over de oogst en de herfst. Een mooi kinderverhaal van Michaël en Joris en de draak staat in het boek ‘Leven met het jaar’ (Van Kutik en Ott-Heidmann): ‘Het zwaard van licht’. Een ander prachtig boek met Michaëlverhalen is: ‘De drie bruiloftsgaven’ van Ineke Verschuren (voor kinderen van 6-13 jaar), en ‘De jaarfeesten als kringloop door het jaar’ van Emil Bock (voor volwassenen). Oogstvlechtwerk: te maken met lange grassen en korenaren (‘Seizoenknutselboek’ van Berger). Astrid Untersalmberger
Verslag van de gemeenteavond over Michaël met gastspreker Jan Vermeulen Op de gemeenteavond van 19 september hield Jan Vermeulen, leraar aan de Vrije School Michaël te Zwolle, een boeiende lezing over de H. Michaël. Hij spitste dit toe op de vraag: Waar is de Michaëlische impuls zichtbaar in Zwolle? Historisch gezien noemde hij als begin van deze impuls Ansfried, een bisschop rond het jaar 1000. Het is deze Ansfried die hoogstwaarschijnlijk in de legende van “De draak van Zwolle”
optreedt als de blinkend witte ridder, d.w.z. de moreel zuivere ridder, die strijdt voor de hogere liefdeskrachten in de mens en deze krachten trouw dient (vandaar het witte kruis in een blauwe achtergrond op het wapen van Zwolle). Die strijd was in feite een geestesstrijd op een hoger niveau. Deze strijd werd voor het christelijk deel begeleid door de aartsengel Michaël. Je zou kunnen zeggen: door Ansfried heen werd de hand van de aartsengel Michaël zichtbaar! Ook op het materiële vlak, want de bisschop begon met de bouw van de Sint-Michaëlskerk in Zwolle. Hij kreeg daarbij hulp van zogeheten vrijmetselaars, die bekwaam waren in het wiskundig bouwen in steen. Zoals Ansfried het mogelijk maakte met een sleutel de kerkdeur te openen, verschenen er in Zwolle nog andere bouwers: innerlijke bouwers die sleutels vonden om de deur van de ziel te openen. Thomas a Kempis is in elk geval een van hen. Uitgaande van de drie oerdeugden, die verbonden zijn met God (mededogen), Christus (rechtvaardigheid) en de Heilige Geest (liefde), ontwikkelde Thomas een innerlijke weg der deugden om een waar christen te kunnen worden, waarbij verdraagzaamheid en naastenliefde bij hem hoog in het vaandel stonden. Van een geheel andere orde dan de voorgaande persoonlijkheid is Johan Rudolf Thorbecke. Thorbecke zou men kunnen zien als iemand die een weg vond om mensen verantwoordelijkheid te laten dragen in het besturen van hun eigen samenleving. Twee grote geesten die een belangrijk deel van hun leven in Zwolle hebben gewoond en voor het Nederlandse volk van grote betekenis zijn geweest, respectievelijk op het gebied van de praktijk van een morele levenshouding en op het gebied van de zelfbeschikking van het volk: Thomas a Kempis was een innerlijke bouwer, terwijl de ander een bouwer was van een moderne samenlevingsvorm, waarbij de bewoners mondigheid toegedicht wordt. Beiden gaan ervanuit, dat de mens uiteindelijk vrij wordt. “Vrij” in de zin van “weten wat je doet en je verantwoordelijk voelen voor de vrijheid van jezelf en die van een ander”. Zij gingen ons voor naar een levenshouding, waarbij ieder mens streeft naar een zo groot mogelijke vrijheid voor zichzelf en de medemens, teneinde tot de grootst mogelijke zelfverwezenlijking te komen. We eindigden deze avond met een discussie en met vragen zoals: Wat kunnen wij als gemeenschap bijdragen om deze Michaëlische impuls verder vorm te geven? Ook de samenwerking met de initiatiefnemers van ‘Reli, Roots en Rage’, een spirituele impuls in Zwolle, is van belang. In elk geval is in Zwolle een toenemende bewustwording van de aanwezigheid van de H. Michaël voelbaar. Carla Brinksma
Hieronder volgt het gedicht van Jan Vermeulen over ‘de draak van Zwolle’: Tussen IJssel en het Zwarte Water, stinkend in een kolk zo diep, roerde zich heel lang geleden een logge draak, die onheil schiep. Met zijn vlerken en zijn klauwen en zijn vlammend rode bek hield hij ’t volk in angst en beven, genietend in zijn eigen drek. Jonge mensen moesten lijden, wie bevrijdde hen van ’t kwaad? Wie mocht wel zo dapper wezen? ’t Was nog niet te laat! Daar verscheen een dapper ridder,
blinkend wit met flitsend zwaard. “Met God’s hulp trek ik ten strijde!” en daar ging hij – onvervaard. Zijn paard gaf hij de sporen, door de stadspoort, naar de kolk, waar het ondier zat te wachten op een jongmens uit het volk. Toen zag hij de ridder komen… “Oh, Lucifer, sta mij nu bij!”, want de draak wist wie er aankwam; voor die ruiter was hij geen partij.
Een hele dag duurde de strijd, de kolk werd donkerrood gekleurd. Golven sloegen op de kade maar ’s avonds was het reeds gebeurd Verslagen was de vette draak, zijn lijf dreef af naar ’t Flevomeer. ‘t Volk verwachtte zijn bevrijder, maar de ridder kwam niet weer. De prior van het klooster, waar de ridder zijn verblijf eens had, wist de mensen te vertellen, wie in ’t gouden harnas zat: “Michaël heeft hier verslagen, Lucifer, in deze strijd. Laat ons nu een kerkje bouwen, aan de aartsengel gewijd!”
DE AARTSENGEL MICHAËL HIEF ZIJN VURIGE ZWAARD OP… Toen Adam zijn einde voelde naderen, riep hij zijn zoon Seth bij zich. “Mijn leven is zwaar geweest,” sprak hij. “Ik heb me afgetobd onder de zon en waartoe? Moord heb ik gezien en honger, ziekte en pijn heb ik aan den lijve ondervonden. Seth, ga voor mij naar het Paradijs om daar de weldadige olie uit de boom des levens te halen.” Seth ging op weg en zonder enige moeite vond hij het spoor, dat zijn ouders hadden achtergelaten. Waar zij hun voetstappen hadden gezet, was het gras verdord. Hij kwam aan bij de poort van het Paradijs en zag de aartsengel Michaël, vreeswekkend om te zien. Diens zwaard reikte van de aarde tot de hemel. “Mensenkind, wat zoek jij in het Paradijs?” vroeg de aartsengel, terwijl zijn stem klonk als het geluid van de donder. En Seth vroeg, of hij naar binnen mocht.
“Keerde ooit een mens terug tot de moederschoot? Maar, mensenkind, je bent Gods beeld. Je mag daarom drie visioenen van het Paradijs ontvangen.” Na deze woorden hief de engel zijn vurige zwaard op. Seth wierp een blik door de poort. Daar zag hij een dorre boom, waarvan de naakte takken tegen de lucht afstaken. “Is dat het Paradijs?” riep Seth uit. “Dat is ziekte en dood!” “Dat is het Paradijs, nadat de mens gekomen is,” sprak de aartsengel en weer hief hij zijn zwaard op. Nu zag Seth een giftige slang, die om de dode takken heen gekronkeld lag. “Is dat het Paradijs?” riep hij uit. “Dat is afgunst, list en bedrog!” “Het is het Paradijs, nadat de mens gekomen is,” sprak Michaël. Ten derden male hief de engel zijn zwaard op. En Seth zag in de top van de boom een kindje liggen. Het was pasgeboren en leek op zijn vader Adam. Seth keek en wist niet wat te zeggen… “Dit is het Paradijs,” sprak de engel, “nadat de mens gekomen is. Dit kind zal, wanneer de tijd vervuld is, weldadige olie brengen. Door zijn bloed zal dit dorre hout tot bloei komen en tot de levensboom worden.” Nu keerde Seth naar huis terug en vertelde zijn vader wat hij had meegemaakt. En Adam sloot glimlachend zijn ogen… (Naar een middeleeuwse legende)
Op school vieren we ook het Michaëlsfeest. Met juf Annemiek hebben we met het onderwerp wegen een tekst geschreven en ook een wapen, met Michaël erin gekleurd. Dit is de tekst waar we over gepraat hebben, en die we allemaal opgeschreven hebben: Michaëlstijd De dag en nacht worden nu langzaamaan steeds langer. Licht en duisternis zijn gelijk aan elkaar; in evenwicht in het midden. Zo is het ook met de weegschaal. Als beide schalen evenveel wegen staat de wijzer in het midden. De weegschaal is in balans. De aartsengel Michaël wordt heel vaak afgebeeld met een weegschaal in zijn hand. Het goede en het kwade in de mens worden gewogen. Arthur Veldman (klas 4) Het wonder van groeien en bloeien
Onze jongste zoon is het huis uit. Hij heeft sinds maart zijn eigen “stekkie” gevonden. En wat belangrijk voor hem is: hij heeft een tuin, voor en achter. Nog voordat hij de sleutel van het huis had stond onze keuken vol met vruchtenbomen en -struikjes die bij hem geplant moesten worden. De tijd dat hij bij mij voor op de fiets zat, en mij in deze tijd van het jaar wees op bessen die geplukt moesten worden, lijkt ver weg, maar opeens ook weer dichtbij. De moed van St. Joris, die achter zich de heilige Michaël weet, de kracht die ons verbindt met de Heilige Zijn enthousiasme wakkert iets in me aan: ik zie de natuur om me heen met die geweldige, alles in beweging zettende groeikracht. Vooral de metamorfose die je elk jaar weer meemaakt in de natuur herinnert me eraan dat elke transformatie een begin, een groei- en bloeifase, maar ook een periode van afsterven kent. Dat vraagt extra inzet van ons: innerlijk en geestelijk werk. We worden niet meer gestimuleerd door die alomtegenwoordige groeikracht van de lente, en we moeten ervoor oppassen ons niet mee te laten slepen door het afstervende in de natuur. Daar is moed voor nodig. Heel dichtbij vinden we die kracht in de natuur, verborgen in de vruchten, soms zichtbaar in het zaad waarin de belofte van het nieuwe aanwezig is. Onze zoon komt trots thuis: deze week heeft hij een framboos geoogst. Hij koestert de vrucht, want hij heeft het proces intensief gevolgd: het planten, de spanning of de plant het gaat redden, het water geven in de droge periode, de groei en bloei, en dan nu de oogst… Carla Brinksma
Gewelfschildering in de Broerenkerk te Zwolle.
Aartsengel Michaël weegt een ziel, naar Guariento rond 1350
SINT JORIS Achterin onze kerkzaal hangt vlakbij de trap een icoon, waarop de afgebeelde ruiterheilige ons in eerste instantie aan Sint Michaël doet denken. Ze laat ons echter niet de martiale patroon van onze kerkgemeente en Zwolle zien, maar de H. Georgius van Cappadocië, oftewel Sint Joris met de draak. Georgius diende als hoge officier in het Romeinse leger en werd in 303 tijdens de christenvervolgingen van keizer Diocletianus onthoofd. Georgius staat bekend als de dappere ridder, die in een fel gevecht de mythische draak versloeg, welke voor de poort van de stad Silene in Libië huisde en elke dag…een maagd verorberde. Dankzij een glorieuze overwinning wist Georgius de koningsdochter te bevrijden die – aangewezen door het lot – aan de draak was opgeofferd, en hij slaagde er wonderwel in het levensgevaarlijke monster te doden.De heilige Georgius, wiens verering zich al spoedig van de Oosterse naar de Westerse Kerk uitbreidde, is niet alleende beschermheilige van het naar hem vernoemde Georgië, maar ook van Engeland (waar vele koningen zijn naamhebben gedragen) én van de beroemde Engelse Orde van de Kousenband. Hij is tevens patroon van ziekenhuizen en boeren (in het Grieks is ‘geoorgos’ landbouwer),en hij beschermt ons tegenpest, lepra en slangenbeten.
De padvind(st)ers en verkenners hebben Sint Joris ooit als patroon verkozen. Ik herinner me nog uit mijn jeugd, dat we in Leeuwarden als verkenners (Rooms-Katholieke padvinders) jaarlijks op 23 april – de feestdag van Sint Joris – na het gezamenlijk bijwonen van de H. Mis een vlaggenparade hielden, waarbij door de aalmoezenier rode tulpen werden gewijd. Net als het verkennersuniform werd op die dag de tulp constant door ons gedragen. En ’s avonds volgde dan het kampvuur, waarbij de yells en de padvindersliedjes luidkeels werden meegezongen. Kennen de huidige ‘scouts’ deze traditie ook nog? Hendrik S. de Bruin
HET FEEST VAN SINT BONIFATIUS
5 juni
Bonifatius is geboren in 672 in de plaats Crediton in Zuid-Engeland. Zijn ouders noemden hem
Winfried. Als kind al werd hij opgenomen in een klooster in Exeter, waar Winfried uiteindelijk tot priester werd gewijd. In 716 vertrok hij naar Europa om daar de Friezen te kerstenen. Paus Gregorius II gaf hem de Latijnse naam Bonifatius (“Hij die het goede belijdt”). Deze paus wijdde hem tot missiebisschop. Daarna zette Bonifatius het bekeringswerk voort onder de Friezen en de Saksen. Hij stichtte vele nieuwe bisdommen en kloosters en werd in 751 bisschop van Mainz. In 753 trok de inmiddels grijs geworden bisschop weer naar het land der Friezen. Daar doopte hij in 754 een groot aantal Friezen. In de ochtend van de vijfde juni van dat jaar werden hij en zijn vijftig gezellen nabij Dokkum overvallen en lafhartig vermoord. Volgens de overlevering hield hij het Evangelieboek boven zijn hoofd, toen het zwaard van een der overvallers hem ten dode neersloeg. Het Rooms-Katholieke bisdom Groningen heeft Bonifatius als patroon en besteedde in 2004 dan ook veel aandacht aan de herdenking van zijn dood, in dat jaar dus 1250 jaar geleden. Dat legde de toeristenplaats Dokkum bepaald geen windeieren. Geen wonder, dat deze beroemde Elfstedentochtstad wel eens met de dubbelzinnigheid “moordstad” wordt betiteld. Dokkum mag zich tevens beroemen op een wonderdadige Bonifatiusbron, die volgens oude geschriften is ontstaan, toen het paard van de heilige enkele keren met zijn hoeven op de grond had gestampt. Het verhaal gaat, dat zo’n vijftien jaar geleden een jongetje van een ernstige ziekte is genezen, toen zijn ouders hem enkele keren in het heldere bronwater hadden ondergedompeld. Ook bezit Dokkum een prachtig Processiepark met een unieke openluchtkapel, waar elk jaar op of rond de feestdag van Sint Bonifatius (5 juni) een Bedevaartsdag wordt gehouden. Bovendien bevindt zich in een zijkapel van de stedelijke Sint-Bonifatiuskerk een reliekschrijn met daarin een gedeelte van de schedel van de heilige. Zijn stoffelijke resten liggen al sinds onheuglijke tijden in de crypte van de Domkerk van het Duitse Fulda. In zijn “Wetenschap der Sacramenten” wijdt bisschop Charles W. Leadbeater uitvoerig aandacht aan relieken en relikwieën. Hij stelt, dat het misplaatst zou zijn eerbied te bewijzen aan een deel zelf van het gebeente van een heilige, maar dat de uitstraling welke van die relikwie uitgaat van grote waarde kan zijn, omdat datgene wat deel heeft uitgemaakt van het stoffelijk lichaam van de heilige of van zijn/haar kleding, doordrongen is van zijn/haar persoonlijke magnetisme. “Dit betekent, dat de relikwie geladen is met de krachtige gedachte- en gevoelstrillingen die van de heilige uitgingen, juist zoals een elektrische batterij geladen kan zijn; in dit geval duurt die uitstraling eeuwenlang, zoals aan elke psychometrist bekend is. De kracht van de reliek wordt nog vergroot en bestendigd door de gedachtegolven, die daaraan in de loop der jaren worden toegevoegd door het geloof en de toewijding van de mensen die het heiligdom bezoeken. Daarom zal iedereen die in een ontvankelijke stemming in de onmiddellijke nabijheid van een relikwie komt, de krachtige trillingen daarvan in zich opnemen, waardoor hij/zij tot grotere hoogte wordt opgevoerd en zich een hogere wereld voor hem/haar zal openen,” aldus mgr. Leadbeater. In de Dokkumer parochiekerk wordt ook het Bonifatiusbrood bewaard, een versteende homp brood. De legende wil, dat Bonifatius aan een boerin om brood voor zijn hongerige gezellen vroeg. Zij antwoordde echter nors, dat ze geen brood in huis had. “Wat hebt u dan in uw oven? “vroeg hij haar toen. “Daar ligt een steen in,” loog zij. “Dan moet het ook ten eeuwigen dage steen blijven, vrouw,” zei de oude bisschop resoluut, waarna het warme ovenbrood in een koude steenklomp zou zijn veranderd… Over bepaalde facetten uit de levensloop van historische figuren bestaan vaak twijfels en onzekerheden. Zo zijn er enkele amateur-historici die de mogelijkheid niet uitsluiten, dat Bonifatius en zijn gezellen niet in de buurt van Dokkum, maar in de omgeving van…Duinkerken zijn vermoord. De oude handschriften zouden hierop wijzen. Ook zouden er historische aanwijzingen zijn, dat hij en zijn gevolg niet vermoord zijn door Friezen, maar door rondzwervende Saksen of Franken.
En enkele jonge geschiedkundigen hebben zich zelfs afgevraagd, of Bonifatius en zijn gezellen zich wellicht intolerant hebben opgesteld jegens het zogenaamde “heidendom”. Zo zou de voortvarende bisschop ooit in het Duitse Fritzlar een aan Donar toegewijde eik om hebben laten hakken, een ingreep die wraak kan hebben veroorzaakt. Hoe het ook moge zijn, Sint Bonifatius is voor het grondvesten van de christelijke Kerk en de groei van de culturele en geestelijke eenheid in West-Europa bij de overgang van de oudheid naar de Middeleeuwen van zeer grote betekenis geweest. Hendrik S. de Bruin
Naar boven
Loslaten en opnieuw beginnen Een paar gedachten over loslaten en opnieuw beginnen A. De Grote Cycli Loslaten en opnieuw beginnen. Deze woorden geven in feite de kern aan van het traditionele christelijke geloof: Loslaten. Opnieuw beginnen. Of liever: Er is voor ons losgelaten en daardoor kunnen wij, mensen, opnieuw beginnen. In de eenvoudige concrete taal van het protestantisme: De Here Jezus is voor ons geboren en voor ons gestorven. Door Zijn Lijden zijn wij van onze zonden verlost en kunnen we het eeuwige Leven verwerven. Hij heeft al onze zonden op zich genomen, heeft daaronder geleden, maar door deze Genade kunnen wij tot God komen. Ik weet niet hoe het jullie is gegaan, maar deze vertrouwde uitdrukkingen hebben mij gerustgesteld en zeer beangstigd, want ik kon ze niet begrijpen, laat staan mij er met hart en ziel aan overgeven. Gelukkig heb ik in onze Kerk en in de esoterische filosofie voor mij wat acceptabeler denkbeelden gevonden. Om de evolutionaire ontwikkelingen te leiden, dalen vanuit de Goddelijke wereld om de zoveel tijd – vooral aan het einde van grote cycli – kosmische wezens neer, die – oneerbiedig gezegd – grote schoonmaak houden om een nieuwe ontwikkelingsfase mogelijk te maken. Schoonmaken, transformeren, loslaten om opnieuw te kunnen beginnen. De negativiteit, de korsten, de spinnenwebben, de aangekoekte resten van verouderde ervaringen die in de lagere lichamen van de planeet zijn blijven hangen worden getransformeerd en verwijderd, zodat een nieuw begin kan worden gemaakt. Het beeld doet, zonder al te profaan te willen zijn, een beetje denken aan zo’n oude reclame voor Ajax, waar een mevrouw met een flesje en een doekje overal wat Ajax spuit, waarna een en ander blinkend achterblijft. Jezus heeft een immense toestroom van Christus-energie mogelijk gemaakt, waarna het Vissentijdperk, zeggen veel theosofen en astrologen, zijn entree deed. Op dit moment zitten we in de overgang naar het Aquariustijdperk. Ook nu zien en ervaren zeer veel mensen buitengewone veranderingen. Bijvoorbeeld: gisteren 17 oktober zou een intense hoogfrequente violette energie vanuit de ruimte richting aarde zijn gezonden om mee te helpen die te transformeren. Op het internet was het een drukke uitwisseling van mensen die beloofden daarvoor te gaan mediteren.
De gouden planeet, zoals we het ergens in een eigen ritueel zeiden, zal verrijzen, een cyclus van vrede en verbinding zal ontstaan. Een prachtig perspectief, waarvoor nog veel moet gebeuren. B. De Jaarcycli In jaarcycli vinden we gelijksoortige processen: aan het begin (tijdens de kerst) daalt vanuit de hoogste gebieden een Goddelijke opdracht neer, die materialiseert zich, mensen materialiseren die in de loop van het jaar…dat wat niet goed is gegaan geeft schaduwen, obstructie, negativiteit, moeitevol karma, dat wordt aan het einde van de jaarcyclus innerlijk zoveel mogelijk nog “vermalen” om het nieuwe zo “schoon en zuiver mogelijk” te starten. Vooral de ziener en priester Van der Stok heeft dit proces op indrukwekkende wijze beschreven. Het jaar vormt een kosmische cirkel met heel precies te onderscheiden compartimenten. Elk deel heeft een eigen functie. Onze jaarfeesten geven vorm aan die veranderingen. We leven mee. In de natuur, in onze psychologie…we proberen door na te leven dat ook te ervaren en proberen kanalen te vormen, waardoor de goddelijke energieën kunnen neerdalen en zich verspreiden. Het einde van het jaar, de maanden waarin we ons nu bevinden, kenmerken zich door verduistering… We raken maximaal van de zon af… Dat doet ons de donkerte ervaren. Er is minder levenskracht. We keren naar binnen. Onafgewerkte opdrachten, onafgewerkte thema’s vragen om aandacht. Met onszelf, met mensen om ons heen…we zouden heel positief met de stroom meegaan als we dit bewust zouden doen…als we ons bewust naar binnen zouden keren en bewust zouden verwerken en transformeren wat om aandacht vraagt…. C. De grote tijdperken, de jaarcycli…mooi, maar wij zelf dan? Waar blijven wij, jij, ik, met onze pijnen, onze moeite en niet te vergeten onze vreugdes? Hoe leer ik los te laten: mijn geliefden, mijn overtuigingen, de dingen waar ik van houd of – nog moeilijker bijna – waar ik een hekel aan heb? Hoe leer ik ruimte te geven? Hoe leer ik door al die transformaties te gaan, waardoor ik steeds meer, zoals onze spirituele leer ons voorhoudt, tot mijn Goddelijke kern kom? Geen eenvoudige vragen. Misschien is het wel een van onze kernopdrachten: steeds weer los te laten om opnieuw te beginnen. Vaak denk ik ook dat je amper los kunt LEREN laten, dat iets net als de huid van een rups helemaal moet verschrompelen om dan gewoon af te vallen, waarna de transformatie plaatsvindt. Is het zo, dat het vooral een natuurlijk proces is, dat je – als je het je allemaal zo bewust gaat voornemen – eerder verder dan dichterbij het loslaten brengt? Is het zelfs zo dat je je uiterste best doet om alles vast te houden, tot je echt, pas als je echt het gaatje ziet, niet anders meer kunt dan iets zeggen als: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest, mijn lot”, kortom, door je over te geven, omdat je niet meer anders kunt, ongeacht wat er gaat komen… Tot slot: vergeven. Wat is de betekenis van vergeven? Hoe kunnen we komen tot deze innerlijke kwaliteit? Wat brengt die ons, de ander… Het zijn deze vragen, deze ervaringen waarover we, voor zover jullie willen, met jullie van gedachten willen wisselen. - Wat betekent loslaten als kern van het spirituele transformatieproces voor ons? - Hoe vinden loslaten en veranderen plaats? - Welke rol speelt vergeven daarbij? - Hoe kunnen we daarbij vertrouwen op God, het Leven… en misschien: hoe kunnen we dat samen aan het einde van het jaar intensief beleven? Alice Bouwland
Loslaten Het is een warme middag en de late zon geeft alles een diepe kleur. Vlak bij het hoekje van mijn tuin waar ik zo graag zit, staat een enorme bos bloemen te bloeien. Die heb ik daar speciaal geplant om vlinders en andere insecten te lokken. Nou, en dat is gelukt. In een zomers T-shirtje sta ik heerlijk te genieten van een grote groep bonte vlinders die driftig, ja bijna gehaast, van bloem tot
bloem fladdert, op zoek naar nectar. Ik tel wel twaalf opvallende atalanta’s, zes schitterende dagpauwogen en drie altijd wat merkwaardig aandoende gehakkelde aurelia’s. Hun kleuren zijn nog onverbleekt, de vleugels puntgaaf: het is een pas geboren nieuwe generatie. Wat een prachtig schouwspel en zinnebeeld van transformatie en nieuw leven! Terwijl ik dit alles intens genietend in me opneem, word ik tegelijkertijd overvallen door een werkelijk fysiek merkbaar gevoel van machteloosheid en verlies. De bloemen zijn namelijk herfstasters, het is al de tweede helft van oktober en voor volgende week wordt een weersomslag voorspeld: de naderende herfst is niet tegen te houden.
Wat moet er van die prachtige vlinders terechtkomen? Ik vrees het ergste, en niets is er wat ik kan ‘doen’. Ik kan alleen maar hopen dat hun korte leven niet voor niets zal zijn geweest en ik weet dat ik er maar op moet vertrouwen, dat er volgend voorjaar weer een nieuwe generatie vlinders geboren zal worden. Pauline de Groot Naar boven
Allerheiligen en Allerzielen (1 en 2 november) In deze periode binnen het kerkelijk jaar en in de natuur, die een periode van inkeer voor ons is in afwachting van het Nieuwe Licht in de Kerstperiode, een periode waarin we de balans gaan opmaken van het verstreken jaar, een periode waarin ogenschijnlijk het leven in de natuur zich terugtrekt, vieren wij twee belangrijke feesten: Allerheiligen op 1 november en Allerzielen op 2 november. Het is geen willekeur dat deze feesten in deze periode vallen, mede door de verstilling zijn de sluiers tussen de werelden dun. Gedurende het hele jaar vieren wij van tijd tot tijd de naamdagen van de Groten……., de Heiligen en de Aartsengelen, zoals wij in ons persoonlijk leven de geboortedagen vieren van onze geliefden en vrienden. Het verschil tussen deze vieringen is echter dat wij op Allerheiligen niet de geboortedag van de Heilige in het stoffelijk leven vieren, maar die van zijn of haar geboorte in een hoger leven. Allerzielen sluit prachtig aan bij het feest van Allerheiligen, maar heeft toch een geheel ander accent. Allerzielen is een dag die in het teken staat van herdenking en bezinning: de herdenking van diegenen die gedurende het afgelopen jaar de drempel van de dood hebben overschreden, en de bezinning op ons eigen leven en onze eigen houding tegenover de dood. Zowel Allerheiligen als Allerzielen stelt ons in staat om in verbinding te treden met een andere dimensie, die ons ruimte- en tijdsbesef te boven gaat. Laten wij hiervan zinvol gebruikmaken om onszelf – en degenen die wij op Allerzielen herdenken – verder te helpen op de Weg naar Omhoog. (Met dank aan kg. Amersfoort)
Heiligen Johannes en Johannes Op 24 juni, midden in de zomer, vieren we het feest van Johannes de Doper, en op 27 december, vlakbij het Midwinterpunt, vieren we het feest van Johannes de Evangelist. We spreken dan ook wel van de Zomer en de Winter Sint Jan. Beiden zijn bijzondere figuren in het Christendom. Laten wij hen daarom nu eens nader in het licht zetten. De naam Johannes betekent: genade of gunst van God, of kort gezegd: “Goddank”. Die betekenis geldt dus voor hen beiden, en dat is een begrijpelijke naam voor hen. Johannes de Doper was de zoon van Zacharias en Elisabeth. Zijn vader, Zacharias, was priester en op een gegeven moment was het diens beurt om het Heilige der Heiligen binnen te gaan teneinde daar de offers en wierook te verzorgen; en terwijl hij daar was verscheen hem de engel Gabriël. Die vertelde hem dat hij een zoon zou krijgen. Zacharias was wel heel blij, maar ook verbaasd, want zijn vrouw, Elisabeth, was al ver boven de leeftijd. Elisabeth nu was een nicht van Maria. Toen Maria hoorde dat haar “bejaarde” nicht zwanger was, ging ze naar haar toe om haar te helpen, maar intussen was de engel Gabriël ook bij Maria geweest om de geboorte van Jezus aan te kondigen, en dan staat in de Bijbel (Lucas 1-39), toen de twee vrouwen elkaar begroetten: “en het kind sprong op in haar schoot”. Johannes was degene die Jezus doopte in de Jordaan, terwijl hij zei dat het eigenlijk andersom zou moeten zijn. Een bekende uitspraak van hem is: “Ik doop met water, maar onder u staat Hij die gij niet kent. Hij die na mij komt; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken”. En: “Hij is het die doopt met de heilige Geest. Ik heb het zelf gezien en ik heb getuigd. Deze is de Zoon van God”… Hij verbleef vaak in de woestijn en onthield zich van voedsel. Soms at hij dan sprinkhanen. Johannes was een integer mens en hij was heel streng voor zichzelf, maar ook voor mensen die kwaad deden. Hij berispte Herodes en die liet hem daarvoor in de gevangenis gooien, maar Herodes was toch ook wel wat bang voor hem. Toen zijn nichtje eens heel mooi voor hem danste, mocht ze een wens doen; dat nichtje ging naar haar moeder (de schoonzus van Herodes), want zij wist niet wat te vragen, en die zei: “Vraag het hoofd van Johannes, op een schotel” (Mattheüs 14:9). En omdat Herodes onder ede beloofd had haar verzoek in te willigen, kon hij niet anders doen. Dat is het levensverhaal van Johannes de Doper. Maar zoals altijd zit daar een diepere achtergrond achter en kun je de verhalen ook zien als symbolische verhalen. In “The Metaphysical Bible Dictionary” staat dat Johannes de Doper in de mens het intellectuele begrip van de waarheid vertegenwoordigt, en de vurige ijver voor het handhaven van de wet.
Ook eerlijkheid stond hoog in zijn vaandel. Hierdoor was hij een goede voorbereider van de weg voor Jezus. Johannes de Evangelist is een heel andere persoon. Hij is de zoon van Zebedeus, en de broer van Jacobus (Mattheus 4:21).
Hij, Johannes dus, vertegenwoordigt het spirituele vermogen van de Liefde. Hij staat ook bekend als de apostel van wie Jezus het meeste hield en in zijn leringen gaat het ook vooral over de Liefde. Er zijn de laatste tijd nog wel enkele andere ideeën hierover ontstaan: zo stellen sommigen bij de uitleg van het beroemde Laatste-Avondmaalschilderij van Da Vinci, dat de apostel aan Jezus’ linkerhand, die altijd als Johannes beschouwd werd, geen man zou zijn, maar een vrouw… Johannes de Evangelist heeft het meest bijzondere Evangelie geschreven. Terwijl de andere drie Evangeliën soms veel op elkaar lijken heeft Johannes echt een andere insteek: hij is veel minder historisch, en veel meer esoterisch. Johannes was aanwezig bij die bijzondere momenten waarbij Jezus maar een paar leerlingen meenam, bijvoorbeeld bij het opwekken van het dochtertje van Jaïrus, bij de Verheerlijking op de berg en bij de drie apostelen die Jezus meenam de berg op, vóór zijn dood. Onder het kruis heeft Jezus tegen hem en zijn Moeder Maria gezegd: “Zoon, zie daar uw Moeder. Moeder, zie daar uw Zoon”. Johannes schijnt zijn Evangelie geschreven te hebben in Ephese, waar hij na Jezus’ dood met Maria de Moeder heen was gegaan, lang na de dood van Petrus en Paulus. Ephese betekent metafysisch: het vermogen tot het opbouwen van bewustzijn. Hetgeen hem bij het schrijven van dit Evangelie voor ogen stond was: “opdat gij gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en dat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam”. Johannes was ook de schrijver die vond dat het rijk Gods niet alleen voor een kleine groep was bestemd, maar voor de gehele wereld. Het Evangelie van Johannes begint met een heel beroemde zin: “In den beginne was het Woord, En het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door het Woord geworden. En zonder dit is niets geworden van wat geworden is. In het Woord was leven. En het leven was het Licht der mensen;
En het Licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen”. En dan zijn we gekomen bij de tekst die met Kerstmis gelezen wordt, en misschien daarom noemen we Johannes de Evangelist ook wel “Winter Sint Jan”... Na de dood van Maria, op latere leeftijd, Johannes was toen 70 jaar, werd hij verbannen naar het eiland Patmos, een steenachtig eilandje in de Aegeïsche Zee. Het woord Patmos betekent metafysisch: een plaats in het hoger bewustzijn. Op Patmos kreeg hij een bijzonder visioen, bekend onder de Griekse naam “Apocalyps”. Dit visioen is opgenomen in de Bijbel als het laatste boek van het Nieuwe Testament: de Openbaring van Johannes. Het vertelt van het komende Godsrijk, en gaat ook over het einde der tijden. Bijzonder is dat hij zijn Evangelie begint met een bespiegeling van de Schepping, en dat hij eindigt met een bespiegeling van de eindtijd. Wies Kuiper
H. Franciscus (4 oktober) 4 oktober is de dag van de H. Franciscus, ook bekend als Dierendag, omdat hij zo veel liefde had voor Gods schepping, voor de mensen en de dieren. Franciscus wordt vaak de “heilige van het Onze Vader” genoemd, omdat bij al zijn bidden dit gebed steeds een centrale plaats inneemt. H. Rafaël (24 oktober) Deze dag is gewijd aan de aartsengel Rafaël, de engel van genezing en van wetenschap en kennis. De naam Rafaël betekent ‘de stralende die geneest’. Deze engel wordt dan ook aangeroepen bij de genezingsdienst. In een verhaal wordt Rafaël door God met een ring naar koning Salomo gestuurd om hem te helpen bij het bouwen van de tempel. Het zegel van de ring was een pentagram dat het vermogen had demonen te bedwingen. Dit zegel staat ook wel bekend als het ‘zegel van Salomo’ en is een van de belangrijkste attributen bij magische ceremoniën. Het pentagram is een van de alleroudste medische symbolen, dat tot voor kort nog als handelsmerk werd gebruikt door apothekers in Europa.
SINT FRANCISCUS EN WERELDDIERENDAG Sint Franciscus belandde op een goede dag tussen Cannara en Bevagna, Italiaanse dorpjes in de buurt van Assisi. Hij keek naar enkele bomen langs de weg, en daarin zaten zoveel vogels van diverse pluimage als in die landstreek nog nooit waren gezien. Bovendien zaten op het gras bij deze bomen ook ontelbaar veel vogels. De heilige Franciscus aanschouwde hen en bewonderde ze.
En nadat de Geest Gods op hem was neergedaald, zei hij tegen zijn medebroeders: “Terwijl jullie hier op de weg op mij wachten ga ik op pad om te preken voor onze zusters de vogeltjes”. En hij liep het veld op naar de vogels, die op de grond bleven zitten. Terstond toen hij begon te preken, vlogen alle vogels die in de bomen zaten naar hem toe en tezamen met het andere gevogelte op het veld bleven ze onbeweeglijk zitten, hoewel Franciscus tussen ze doorliep en zeer veel vogeltjes door zijn pij werden aangeraakt. En niet een van hen bewoog zich, zoals ons is verteld door broeder Jacobus da Massa, een heilig man, die al het vorenstaande heeft vernomen uit de mond van een broeder, die een van hen was, welke destijds de metgezellen van de eerbiedwaardige vader waren. En tot de vogels heeft de heilige Franciscus gezegd: “Zusters mijn vogels, jullie hebben een sterke band met God, en jullie moeten Hem altijd en overal loven, omdat jullie overal heen kunnen vliegen, omdat jullie dubbele en drievoudige kleding hebben, omdat jullie over een schilderachtig en sierlijk uiterlijk beschikken, omdat het voedsel zonder enige moeite voor jullie bereikbaar is, omdat jullie van de Schepper les hebben gekregen in jullie mooie gezang, omdat jullie aantal dankzij de zegen van God alsmaar groter wordt, omdat jullie zaad door God in de ark van Noë is bewaard, en omdat elementen van de lucht aan jullie zijn toegewezen. Jullie zaaien niet en jullie maaien niet en God voedt jullie; en Hij gaf jullie rivieren en bronnen om uit te drinken, bergen en heuvels, en hoge bomen om er nestjes in te bouwen; en omdat jullie niet kunnen spinnen en weven, schenkt Hij jullie en jullie kindertjes de nodige kledij. En daarom houdt de Schepper, die jullie zoveel weldaden schenkt, heel veel van jullie. En daarom, zusters mijn vogeltjes, denk erom, dat je nooit ondankbaar bent, maar altijd je uiterste best doet God te loven en te prijzen!”… Onlangs vertaalden we in Assen als leden van een der leeskringen van het Nederlands Klassiek Verbond uit het Latijn het vorenstaande verhaal, dat een eeuw na de dood van Sint Franciscus van Assisi (1182-1226) door Fra Ugolino da Monte Giorgio is opgetekend bij monde van de franciscaan Jacobus da Massa. De kerkelijke feestdag van Sint Franciscus, stichter van de ordes der Minderbroeders en der zusters Clarissen, valt op 4 oktober, de op zijn dierenliefde gebaseerde Werelddierendag. Hij wordt niet alleen de troubadour van de Goddelijke liefde genoemd, maar hij was ook een groot mysticus en een toegewijde vriend van de armen en van de natuur; hij heeft tevens een nieuwe stijl aan de middeleeuwse godvruchtigheid geschonken, onder meer als ijveraar voor de door hem ingestelde traditie van de Kerststal. De Vrij-Katholieke kerkgemeente van Rotterdam heeft Sint Franciscus als schutspatroon. Opmerkelijk is, dat bisschop Charles W. Leadbeater in zijn standaardwerk ‘De verborgen zijde van de Christelijke Feestdagen’ ervan uitgaat, dat heiligen als Sint Bernardus van Clervaux, Sint Franciscus van Assisi en Sint Antonius van Padua “thans zijn geïncarneerd en energiek werken aan precies dezelfde idealen welke zij onder die historische namen op zo’n prachtige manier hebben nagejaagd; hun huidige persoonlijkheden weten misschien weinig of niets van hun werk als heiligen, maar als zielen zijn zij even actief als ooit”. Woorden die mijns inziens ook nu nog opgeld doen! Hendrik S. de Bruin
Vijf december: Sinterklaasavond Op 11 november, het Sint-Maartensfeest, zijn we – de traditie volgend – begonnen met de periode van de lichtfeesten. Buiten is het donker en binnen steken we de lichtjes aan. We richten ons op onze binnenwereld. De bewegingen in de natuur en de kosmos weerspiegelen eenzelfde proces. De jaarfeesten in deze periode van het jaar ondersteunen de beweging naar binnen gericht: een periode van opruimen en zuiveren. We wensen ons een nieuw begin (de geboorte van het Christuskind). Die kiem van het nieuwe leven willen we groeikansen bieden. Wat is daarvoor nodig? De antwoorden liggen in onszelf besloten. Daar waar de Advent zich richt op de eigen binnenwereld richt het feest van Sint Nicolaas zich op de ander. Met een surprise kunnen we proberen iets zichtbaar te maken van de innerlijke kwaliteit. Met humor en creativiteit helpen we de ander op zijn levensweg; de ander biedt jou een spiegel. Zo draagt Sint Nicolaas bij aan het zuiveringsproces. Hij leert ons te geven zonder er iets voor terug te verlangen. Het hierna volgende verhaal uit India over de gebarsten emmer ervaar ik als een echt sinterklaasverhaal. Met liefde wordt in dit verhaal naar de ander gekeken. De ander wordt geaccepteerd zoals hij is. Zijn ‘barstjes’ worden gezien als kwaliteit. Wat de ander nodig heeft wordt zichtbaar gemaakt…
Het sinterklaasverhaal: ‘De gebarsten emmer’
Een waterdrager had twee grote emmers; elke emmer hing aan een kant van een juk dat hij over zijn schouders droeg. Een van de emmers had een barst en de andere emmer was in perfecte staat. Terwijl die tweede emmer aan het einde van de lange weg tussen de rivier en het huis van de meester een volle portie water afleverde, was tegen die tijd de gebarsten emmer nog maar half vol Dat ging zo twee volle jaren verder. De waterdrager leverde altijd maar anderhalve emmer water af in het huis van zijn meester. Natuurlijk was de goede emmer bijzonder trots op zijn prestaties, omdat hij perfect voldeed voor het doel waarvoor hij gemaakt was. Maar de arme gebarsten emmer was beschaamd om zijn gebrek en voelde zich ellendig, omdat hij maar de helft kon presteren van wat je van hem had mogen verwachten. Nadat hij zich zo twee jaar lang als een mislukking had beschouwd begon hij op een dag bij de rivier tegen de waterdrager te praten… ”Ik ben beschaamd over mezelf en ik wil me bij jou verontschuldigen." ”Waarom?," vroeg de waterdrager, "waarom ben je beschaamd?" "Omdat ik de laatste twee jaar slechts in staat ben geweest om maar een halve portie water af te leveren. Door die barst in mijn zijwand verlies ik voortdurend water onderweg naar het huis van je meester. Door mijn falen moet jij zo hard werken en krijg je niet het volle loon voor je inspanning," antwoordde de emmer. De waterdrager kreeg echt medelijden met de oude gebarsten emmer; hij wilde hem troosten en zei: "Als we dadelijk teruggaan naar het huis van mijn meester moet je eens goed op die prachtige bloemen letten aan de kant van de weg". En inderdaad: toen ze de heuvel opliepen zag de gebarsten emmer de prachtige wilde bloemen langs de kant van de weg en dat bracht hem toch een beetje troost. Maar aan het einde van de reis voelde hij zich toch weer ongelukkig omdat de helft van het water weer was weggelopen, en hij verontschuldigde zich opnieuw bij de waterdrager omdat hij weer gefaald had. De waterdrager bekeek de emmer en zei: "Heb je dan niet gezien dat er alleen maar bloemen groeien langs jouw kant van de weg en niet langs de kant van de andere emmer? Dat komt omdat ik altijd al wist dat je een beetje lekte en ik heb daar mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemzaadjes geplant aan jouw kant van de weg en elke keer als we terugkwamen van de rivier heb jij ze water gegeven. En zo heb ik twee jaar lang telkens prachtige bloemen kunnen plukken om de tafel van mijn meester mee te versieren." "Als jij niet zou zijn zoals je nu eenmaal bent, dan zou zijn huis er nooit zo prachtig uitzien." Dit verhaal inspireerde mij dit jaar voor een surprise voor Ruud. Hij is de afgelopen tijd wat aan het kwakkelen met zijn gezondheid en kijkt soms wat te tobberig naar zichzelf. Misschien is het wel wenselijk dat er iets verandert, maar die gedachten doen hem onvoldoende recht en leiden tot nu toe nog nergens toe. Wellicht dat hij zichzelf de laatste jaren, met jonge kinderen en een veeleisende baan (en vrouw), te kort heeft gedaan. Het was en is soms een passen en meten om alle ballen in de lucht te houden. Ik heb echter door zijn bijspringen en omplannen in zijn werkroosters e.d. voor mijn eigen ontwikkeling en het moederschap heel veel de ruimte gekregen. Hoe hij het op zijn werk doet, dat weet ik niet, maar ik vind hem een fijne vader voor de kinderen. Met de 5-decembersurprise leek het me passend om op ludieke wijze zijn blikveld wat te verbreden. Het is mijn bedoeling om voor hem een superman-T-shirt te maken en labeltjes van het supermanlogo in z’n kleren te naaien. Het is wat aan de zoetsappige kant, maar het kan per slot van rekening niet ieder jaar over de zoveelste gestrande poging om te stoppen met roken gaan! Een fijne Sinterklaas en veel inspiratie gewenst voor iedereen die het viert! Astrid Untersalmberger Naar boven