Visie op Beeldende Kunst & Vrije Vormgeving
Afdeling Kunst en Cultuur Mei 2011
Inhoudsopgave
Voorwoord
2
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Belang voor stad en regio Waarde Stad voor Kunstenaars Raakvlak Bemiddeling De toekomst: Culturele Ecologie
3-5 3 3-4 4 4 4-5
2.
Spelers en Functie
5-8
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
Gemeente Atelierruimte Collectie-instellingen Cultuureducatie Presentatie-instellingen Productieruimte Publiek Festivals Galeries
5 5-6 6 6 6 6-7 7 7 7-8
3. 3.1 3.2 3.3
Huidige Situatie Budget Doelstellingen Breedte, Talent, Top
8-9 8 8 8-9
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Versterken Marktpositie Verbindingen Publiek Beeldvorming Samenwerking Gemiste kans?
9-10 9 9 9 9-10 10
5.
Trends en ontwikkelingen
10-12
5.1 5.2 5.3 5.4
Instellingsniveau Publieke Ruimte Intrinsiek en Beleid Markt
10-11 11 11 11-12
6. 6.1 6.2
Beoordelingscriteria Doelen Tools
12-13 12 12-13
7. 7.1 7.2 7.3
Kansen en mogelijkheden Wat mist er? Behoefte veld Beoordeling van aanvragen
13-14 13 13 14
1
Voorwoord Samen met de verschillende kunstinstellingen in de stad schreef de afdeling Kunst en Cultuur van de Gemeente Eindhoven een visie voor de Beeldende Kunst en Vrije Vormgeving. Uit de vele gesprekken is naar voren gekomen dat hedendaagse beeldende kunst en vormgeving dicht bij elkaar liggen. Daarom is gekozen voor een verbreding van het begrip ‘beeldende kunst’ naar ‘vrije vormgeving’. Kernvraag voor de visie was: hoe willen we in de toekomst in Eindhoven met de discipline beeldende kunst en vrije vormgeving omgaan? Waar staan we en waar willen we naar toe? Hoe gaan we dat bereiken? En met welke middelen?
De gesprekken werden gevoerd met verschillende leden van de kerngroep en van de ‘tweede schil’. De kerngroep betrof een dwarsdoorsnede van verschillende soorten instellingen in de stad. Deze bestond uit Angelique Spaninks (MU), Charles Esche en Ulrike Erbslöh (Van Abbemuseum), Josef Blersch (De Fabriek), Lex van Lith (Beeldenstorm), Marieke van Schijndel (De Krabbedans) en Erik Slijpen (Kelderman en Van Noort). De tweede schil betrof een selectie van overige presentatie- en productie instellingen, atelierruimtes en galeries. Om de tafel zaten Petra Cardinaal (Galerie Pennings), Leonne Cuppen (YksiExpo), Piet Hein Eek (Eek & Ruigrok BV), Shirley Hendrikse (WEI), Roland Janssen (Galerie Willy Schoots), Karlijn Koenen (5MM), Marc Niessen (De Overslag), Fulco Treffers en Frank van Ansem (TAC), Sophie Gobits –van Beek en Liesbeth Schreuder (Grafisch Atelier Daglicht), en Jan Schuijren (Flux-S). De visie behelst, naast een korte weergave van de situatie zoals die nu is, aanbevelingen op hoe de Gemeente Eindhoven in de toekomst beter om kan gaan met beeldende kunst en vormgeving in de stad. De essentie van de visie en waarmee alle betrokkenen het eens waren: Eindhoven moet toegroeien naar een culturele ecologie, waar instellingen op alle niveaus, van ‘established’ tot nieuwkomer vertegenwoordigd zijn, waar alle functies van collectie-instellingen tot festivals een plek krijgen, waar gemiste kansen worden opgepakt en waar starters in de breedste zin van het woord ruimte krijgen zich te vestigen. Samenwerking in het veld, onderling en met de verschillende domeinen, alsmede ook de rol van de gemeente bij de wijze van beoordeling van toekomstige subsidie aanvragen staan centraal. Wij hopen de Raad met de Visie Beeldende Kunst en Vrije Vormgeving te informeren en mooier nog, te inspireren.
Onze bijzondere dank gaat uit naar alle betrokkenen die hun kostbare tijd hebben vrijgemaakt om met de afdeling Kunst & Cultuur in gesprek te gaan. Dankzij hun input is het mogelijk geworden deze visie in korte tijd tot stand brengen. De gesprekken van de gemeente werden bijgewoond door Drik Verbraak, Lawra Korfker en Saskia Klaassen van de afdeling Kunst en Cultuur, Gemeente Eindhoven. Extern consultant Renske Janssen (kunsthistorica, schrijver en ex-curator Witte de With) werd betrokken als ervaringsdeskundige op het gebied van hedendaagse kunst, beleid en management en bracht de beschikbare informatie samen in de vorm van een visie document.
Namens de Afdeling Kunst en Cultuur en het veld, Renske Janssen.
2
1. Belang voor stad en regio 1.1 Waarde Kunst máákt de stad. Het is overal te zien en te beleven, op straat, in het park, het museum, de galerie of in de huiskamer. Kunst is een wezenlijk onderdeel van de samenleving. Het verruimd de blik en het draagt bij aan de ontwikkeling van het individu. Kunst is niet eenduidig en vaak moeilijk in woorden te vatten, toch weten kunstenaars als geen ander een nieuw licht te laten schijnen op de alledaagse werkelijkheid. Kunst biedt schoonheid, troost, vermaak, inspiratie en een andere kijk op het puur politieke of economische domein. Toch is de waarde van beeldende kunst voor een stad of regio niet alleen symbolisch maar ook economisch, ruimtelijk en sociaal te noemen. Dat komt omdat beeldende kunst wezenlijk bijdraagt aan de inrichting van de stad op verschillende niveaus. Kunst heeft invloed op het verbeteren van woonwijken, de toename van toerisme, aanhalen van zakelijke en persoonlijke relaties. Kunst doet de huizenprijzen stijgen, draagt bij aan de economie en zelfs aan een geluksgevoel.1 Kortom: Kunst vergroot de reputatie van de stad. Beeldende kunst bestaat in feite uit een grote diversiteit aan ideeën over en visies op onze samenleving. De taak van de verschillende presentatie-instellingen in de stad is om elk hun eigen perspectief aan een breed publiek te communiceren. Er wordt zo niet alleen inzicht geboden in verschillende vormen van kunstproductie, maar er worden ook verbindingen gelegd tussen kunst en publiek. Investeren in de toekomst van de beeldende kunst gebeurt bijvoorbeeld via kunst- en cultuureducatie. Zo wordt bijgedragen aan de vorming van persoonlijke referentiekaders en de ontwikkeling van een breder perspectief van individu op de samenleving. Het verbinden van inhoud aan publiek, jong en oud, vergroot de sociale cohesie in de stad.
1.2 Stad voor Kunstenaars Kunstenaars bewegen zich in allerlei situaties, in verschillende steden en continenten. Zij zijn op zoek naar een omgeving of netwerk om hun werk in alle vrijheid te ontwikkelen. Deze omgeving is pas interessant wanneer deze niet alleen maar over kunst zelf gaat. Het doel van Eindhoven is dat het aantrekkelijker wordt voor meer kunstenaars om hier te komen wonen en werken. Hun aanwezigheid biedt kansen voor de sfeer en ontwikkeling van de stad. Juist omdat Eindhoven een productiestad is zouden er meer productie plekken gecreëerd moeten worden die tevens internationale bekendheid uitlokken. Op deze wijze kan een belangrijke stap gezet worden om Eindhoven sterker te onderscheiden van andere steden in Nederland. Voor nu geldt dat Eindhoven dat het werkklimaat door kunstenaars als positief wordt ervaren. Het ontbreken van een academie voor beeldende kunst bijvoorbeeld ervaart men niet als een gemis, maar eerder als een voordeel. De Design Academy Eindhoven (DAE) kan gezien worden als een kunstacademie maar dan voor ‘toegepaste’ kunst. De DAE heeft een zeer grote invloed op de ontwikkeling van een
1
Gerard Marlet, De Aantrekkelijke Stad. Moderne locatietheorieën en de aantrekkingskracht van Nederlandse Steden, VOC Uitgevers 2009.
3
professionele, vrije artistieke mentaliteit in de stad. Om de eigenzinnige mentaliteit te stimuleren moet gekeken worden naar het gebrek dat wordt ervaren aan kunsttheorie, kunstgeschiedenis en curatorschap. Daarnaast heeft de ontwikkeling van Eindhoven industriestad naar postindustriestad ervoor gezorgd dat er veel ruimte is vrij gekomen voor het creatieve leven. Zo krijgen oude gebouwen een nieuwe bestemming. Veel jonge makers starten een eigen bedrijf en gevestigde namen vinden een nieuwe ruimte. Er zijn geluiden dat de jonge makers die hier actief zijn zich minder afhankelijk zijn van gemeente en overheidssubsidies.
1.3 Raakvlak Eindhoven is een echte maakstad. Van oudsher een ontwikkelaar van innovatieve producten. Deze historie sluit goed aan bij de inhoudelijke en actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst en het autonoom design. Zo vertoont het kunst object bijvoorbeeld steeds meer raakvlakken met sociale en technische innovatie zoals dat in design gebeurt. Relevante vragen bij het maken van kunst zijn bijvoorbeeld: welke rol heeft het (kunst)object in de samenleving? Wat communiceert het? Hoe kan het een wereldbeeld openbreken, los van elke aanname? Eindhoven loopt voor op de rest van de wereld met de aanwezigheid en opkomst van initiatieven die zich begeven op het grensvlak van kunst, ontwerp, communicatie, technologie en de vele mengvormen hiertussen.
1.4 Bemiddeling Eindhoven is een overwegend technische bèta stad en veel Eindhovenaren bezitten een grote kennis van een specifiek veld of expertise. In dit opzicht is de Eindhovenaar veel minder een ‘Renaissance man’ en veel meer ‘de expert’. In dit landschap hebben de verschillende instellingen de opdracht om op hoog niveau te bemiddelen om mensen de kans te geven hun denkkaders te verbreden of te verruimen. Dat betekent dat gemeente subsidie mede gericht moet zijn op educatieve programma’s binnen de instellingen en steun geeft aan vernieuwende bemiddelingsstrategieën.
1.5 De toekomst: Culturele Ecologie In een ecologie hebben alle onderdelen elkaar nodig. Vertaald naar beleid betekent dat er verschillende instellingen moeten zijn die allen een eigen functie hebben in de stad. Er zijn verschillende instellingen met verschillende doelen nodig om een breed publiek te bereiken. Zo heeft het behouden en presenteren van een internationale collectie als bij het Van Abbemuseum (VAM) alleen bijzondere betekenis als er ook kunstinstellingen zijn waar een heel ander aanbod is. Eindhoven heeft alle potentie om een gezonde culturele ecologie op poten te zetten. Hierbij werken verschillende individuen, collectieven en instellingen met elkaar samen. Zij vormen een keten die bestaat uit productie-, presentatie- en commerciële instellingen die op hun beurt verbindingen aangaan met het sociale, economische en ruimtelijke domein. De afstemming op elkaar met als gezamenlijk doel Eindhoven sterker op de kaart te zetten zorgt er uiteindelijk voor dat er een sfeer ontstaat die jonge makers aantrekt en aan de stad bindt. Direct of indirect zorgen de beeldende kunsten ervoor dat het aantrekkelijk is voor mensen Eindhoven te bezoeken, te werken en zich te vestigen.
4
Bij ontwikkelen en uitvoeren van beleid moet de gemeente zorgen voor zowel breedte als verschil tussen de instellingen van internationale top en stimuleren dat nieuwe en kleinere instellingen opgericht en ontwikkelt kunnen worden. Kortom: Samen naar een betere internationale uitstraling van Eindhovense beeldende kunst. Eindhoven moet als dé stad gezien worden waar de top zich ontwikkelt, waar de top zijn oorsprong vind. De stad fungeert als host van belangrijke spraakmakende tentoonstellingen en vernieuwende beeldende kunst projecten. Het biedt fysieke ruimte aan starters in de breedste zin van het woord. De reputatie van Eindhoven moet spraakmakender gelden op het gebied van ‘productie’ en als spiegel dienen voor andere steden in binnen en buitenland. De bemiddelende rol van instellingen naar het publiek toe is daarbij van groot belang.
2. Spelers en Functies In Eindhoven zijn vele verschillende presentatie- en productie-instellingen vertegenwoordigd. Ze onderscheiden zich van elkaar in functie op verschillende niveaus: Gemeente-Ateliers-Collectie-EducatiePresentatie-Productie-Publiek-Festivals-Verkoop. Over het algemeen kan de volgende indeling worden gemaakt in Eindhoven:
2.1 Gemeente De Gemeente Eindhoven is een actief speler in het veld. Hoewel het zich verre tracht te houden van al teveel inhoudelijke oordelen ten aanzien van de programma’s bij de instellingen, dient het wel degelijk specialistische kennis van zaken uit te dragen naar het veld toe. Dit is van belang voor een weloverwogen en kritische verdeling van de budgetten. Daarnaast heeft de gemeente zelf speerpunten die zij graag gespiegeld ziet door het veld, zoals het creeeren van maatschappelijk draagvlak, stimuleren van ondernemerschap en publieksparticipatie. In de toekomst wordt de rol van de gemeente belangrijker als volwaardig sparring partner van het veld. Het moet scherpe keuzes maken die gebaseerd zijn op kwaliteit. Dit vergt waarschijnlijk een andere organisatie en werkwijze. Bij toekomstig beleid bij beoordelingscriteria is gewenst reflectie op eigen organisatie en rol, alsmede betrekken van voldoende specialisten uit het veld (zie ook ‘beoordelingscriteria’, pag. 13).
2.2 Atelierruimte In Eindhoven waren enkele jaren geleden maar weinig ateliers. Met de opkomst en realisatie van het TAC zijn daar in een klap 80 ateliers bijgekomen in 2003. Over het algemeen was de wachttijd voor een atelier ruimte meestal lang en in sommige gevallen als bij TAC bepaalt een selectiecommissie wie wel of niet in aanmerking komt voor een atelier. Niet iedereen heeft dus meteen beschikking over een atelier. Inmiddels is, voortgekomen uit overleg tussen gemeente en mensen in het culturele veld, ook Stichting Ruimte actief in Eindhoven. Stichting Ruimte heeft in korte tijd meer dan tweehonderd extra atelierruimtes gerealiseerd. Het merendeel hiervan is niet structureel, dat is dus nog wel een probleem. Ook bij
5
Kelderman en Van Noort en Flipside zijn enkele atelier ruimtes. Voor de toekomst geldt: behoud van huidige beleid maar wel actieve koppeling van het Beeldende Kunstbeleid met wooncorporaties en behoeft in het veld om structurele ruimtes te bewerkstelligen.
2.3 Collectie-instellingen Het VAM heeft de belangrijkste collectie moderne en hedendaagse kunst in Noord-Brabant. Sinds 1935 is deze collectie instelling een van de pijlers van het Nederlandse moderne erfgoed. Het behoud, beheer en ontwikkeling van de collectie, naast het tonen van de kunstgeschiedenis en actuele kunst is van cruciaal belang voor de bekendheid van Eindhoven in (inter)nationale creatieve, culturele en wetenschappelijke kringen. Het museum heeft nooit een specifiek beleid voor het aankopen van lokale kunst gevoerd – een verschil met andere musea zoals Boijmans van Beuningen in Rotterdam en het Stedelijk Museum in Amsterdam die geld van de gemeente krijgen om het werk van lokale kunstenaars in stad en regio in kaart te brengen en te verzamelen. Het VAM heeft inmiddels wel veel Eindhovense kunstenaars aangekocht wanneer ze volgens de directie bij het internationale beleid van de collectie pasten. In het verleden heeft het Museum Kempenland een deel van de vertegenwoordiging ingevuld van Eindhovense en regionale kunstenaars maar het is niet duidelijk wat hiermee zal gebeuren. Deze taak zou kunnen worden overgenomen door het VAM. De gemeente dient daartoe extra middelen vrij te maken om een stadsconservator aan te stellen en een stadscollectie aan te leggen.
2.4 Cultuureducatie De meeste gesubsidieerde instellingen hebben een eigen aanbod aan cultuureducatie en ontwikkelen daarbij ook hun eigen netwerk. De werkwijze van het Cultuurstation en het CKE wordt daarom niet als ideaal gezien. Veel organisaties hebben hun eigen contacten bij scholen, het gevoel bestaat dat de verbinding tussen de instelling en Cultuurstation en CKE anders en efficiënter kan. Cultuureducatie en ‘outreach’ projecten zijn belangrijk bij ontwikkeltrajecten voor kinderen en jongeren. Toekomstig beleid richten op het ontwikkelen van nieuwe bemiddelingsmethoden in samenwerking met verschillende instellingen.
2.5 Presentatie-instellingen Presentatie instellingen zijn er in Eindhoven in vele soorten en maten. Het VAM (VAM) en MU behoren tot de instellingen die door de gemeente raad zijn aangemerkt als instellingen met een internationale uitstraling en zij maken dit ook waar. MU is één van de twee instellingen in Eindhoven die rijkssubsidie ontvangt en wordt dus ook landelijk erkend als belangrijke en bijzondere presentatie-instelling. De Krabbedans maakt ondermeer tentoonstellingen met talenten en verzorgt de kunstuitleen . Eindhoven is rijk aan kunstenaars initiatieven met allemaal een eigen insteek en uitstraling, meer of minder gericht op productie en meer of minder afhankelijk van subsidie. Het gaat onder andere om De Fabriek, De Overslag, WEI, Onomatopee, Flipside/ Zesde Kolonne en Kelderman en Van Noort. Het TAC heeft naast atelierruimtes ook zalen waar kunst getoond en gemaakt kan worden. Het 5MM is een kleinschalig initiatief op Strijp-S waar in 5 minuten een bijzonder ‘kunstwerk’ bekeken kan worden.
6
In het kader van de ecologische aanpak is het van belang dat verschillende niveaus van de instellingen behouden blijven maar dat er keuzes worden gemaakt tussen instellingen die op gelijk niveau functioneren. Met behoud van steun op alle niveaus voor starters.
2.6 Productieruimte De facilitaire werkplaatsen Beeldenstorm en Grafisch Atelier Daglicht bieden kunstenaars de mogelijkheid om gebruik te maken van de apparatuur en materialen die ze over het algemeen niet zelf tot hun beschikking hebben. In de verschillende kunstenaars initiatieven zoals De Overslag en De Fabriek vallen productie en presentatie samen in de vorm van werkperiodes met een presentatie aan het einde. Betrekken van een breder publiek bij het proces en presentatie is gewenst.
2.7 Publiek Publiek is een (potentiële) speler omdat het deelneemt aan kunst en cultuur. Het participeert aan het culturele leven in een stad. ‘Publiek’ bestaat in feite uit vele individuen die een kritisch vermogen hebben om keuzes te maken over wat ze wel en niet willen zien. Naast dat mensen dus zelf bepalen wat ze kiezen en veranderlijk zijn, wordt er via de instellingen voor kunst en cultuur doorgaans veel gedaan om ze op een nieuwe manier te bereiken en te verbinden. Het publiek is consument en verwacht verrast te worden als het naar een museum of galerie gaat. Er zijn dus telkens nieuwe bemiddelingsstrategieën nodig om in te spelen op hun eisen en wensen. Een goede PR en Kunst en cultuureducatie spelen hierin een belangrijke rol. De tijd en energie die hiervoor staat hangt samen met het budget voor personeel. Bij ondersteunen van bemiddelingsstrategieën in toekomstige beleid ook kijken naar afstemming personele middelen.
2.8 Festivals GLOW, het STRP festival en de DDW (Dutch Design Week) zijn succesvolle festivals die de afgelopen jaren zijn opgekomen en een belangrijke plek hebben verworven in de stad maar ook landelijk. De festivals dragen in hoge mate bij aan de ontwikkeling van het Strijp-S terrein. Ze tonen bovendien beiden hedendaagse beeldende kunst naast andere disciplines als muziek en theater, STRP met de focus op technologie, Flux/s als reactie op de ontwikkeling van het terrein. Huidig beleid behouden.
2.9 Galeries Eindhoven kent een aantal galeries, een greep daaruit: Eek & Ruijgrok B.V. aangehaakt bij het initiatief van Piet Hein Eek op StrijpR, Galerie Pennings de oudste galerie voor fotografie in het land, Galerie Willy Schoots, YksiExpo, en Galerie Zand. Zeven galeries voor beeldende kunst zijn aan het kijken hoe ze meer samen kunnen optrekken om hun krachten te bundelen. Het idee leeft om een gebouw te zoeken waarin zowel gevestigde als nieuwe galeries zich kunnen vestigen en makkelijk bereikbaar en zichtbaar is voor een breed publiek. Het stadscentrum is voor de meesten inmiddels te duur. Gebied moet aantrekkelijk zijn voor nieuwe ondernemingen, zoals het geval bij Strijp-S. De galeries begeven zich dan wel meer op de markt dan de gesubsidieerde instellingen, maar het is met name voor de kleinere niet altijd even makkelijk het hoofd boven water te houden terwijl ze wel
7
belangrijk zijn voor de stedelijke infrastructuur en ‘traffic’. Voor toekomstig beleid geldt vooral richten op vrijmaken van ruimte voor soortgelijke initiatieven samen met de corporaties.
3. Huidige situatie 3.1 Budget Voor beeldende kunst heeft de gemeente Eindhoven circa € 2.054.000,- beschikbaar, voor het Vanabbemuseum heeft de gemeente een budget van €4.071.000,- (cijfers 2011). Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor projecten incidenteel max. € 15.000,- aan te vragen waarover geadviseerd wordt door een adviescommissie. Totaal budget is € 270.000 per jaar voor incidentele projecten. Hoe dit bedrag zich verhoudt tot het totale budget van de gemeente is onduidelijk. Tevens bestaat er nog geen vergelijkend onderzoek met budgetten die andere steden hanteren. Beeldende kunst is in Eindhoven goed vertegenwoordigd. Er is een breed aanbod voor makers en publiek dat zich onderscheidt van andere steden door de top voorzieningen die op het gebied van beeldende kunst in de stad aanwezig zijn. Er is een basis om een ontwikkeling naar top mogelijk te maken en kunstenaars aan de stad te binden.
3.2 Doelstellingen Doelstellingen van de gemeente zoals geformuleerd in de programmabegroting 2011 zijn: De infrastructuur bestaat uit diverse functies zoals presentatieruimten, werkruimten, ateliers en beeldende kunst in de openbare ruimte. Design, waar het toegepaste kunst betreft, valt hierbinnen. Voor het meer economische design zijn aparte middelen beschikbaar (€1,5 miljoen).
3.3 Breedte, Talent, Top Een onderscheidend en spraakmakend aanbod op het gebied van Beeldende kunst en Design:
Breedte: in de breedte is er voor elk wat wils. Versterken van de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte ondermeer door de beeldende kunst in de openbare ruimte. Talent: ontwikkeling kunstenaars stimuleren, doorstroom naar hoger niveau ondermeer door het creëren van meer (betaalbare) ateliers. Top: Eindhoven moet zich ontwikkelen naar een onderscheidende beeldende kunst & design stad in NL onder meer door het verbinden en stimuleren van top instellingen topkunstenaars en –designers en top kunst in de openbare ruimte.
Met het beleid van Cultuur Totaal worden relaties nagestreefd met het economisch, sociaal en ruimtelijk domein. Deze relaties kunnen inhoudelijk worden gelegd en dat gebeurt ook al maar financiering uit die domeinen ontbreekt nagenoeg. Het doel is dus om deze wens te vertalen naar beleid in de vorm van aandacht voor projecten in de openbare ruimte bijvoorbeeld. Gemeente moet dan meer financiële
8
middelen vrijmaken, meer samenwerking stimuleren met woningcorporaties die de openbare ruimte ontwikkelt.
4. Versterken van de marktpositie 4.1 Verbindingen De marktpositie van het Eindhovense product in de regio en daarbuiten kan worden versterkt door het leggen van verbindingen. De synergie tussen verschillende instellingen zorgt voor meer ‘traffic’ of ‘afzet’.
4.2 Publiek Analyse van publiek / consumenten is noodzakelijk om in te kunnen spelen op snelle veranderingen in behoeften en trends die er leven.
4.3 Beeldvorming De stad mag meer doen aan beeldvorming als het gaat om het in de markt zetten van beeldende kunst. De verschillende kunstinstellingen bereiken een breed internationaal publiek, maar de stad ‘brand’ zichzelf nog steeds veel meer via design en innovatie dan met beeldende kunst. Via de grote festivals als GLOW, DDW, Flux-S en het STRP-festival wordt hier tegenwicht aan geboden. Het Eindhovense (kunst)product en de eigenzinnige creatieve mentaliteit is een vorm van innovatie en mag juist onder die noemer meer naar voren komen en doorstroom vinden via de galeries, musea en andere instellingen. Ook het tonen van werken van lokale kunstenaars naast internationale posities is een van de vele mogelijkheden om Eindhovense beeldende kunst te koppelen aan invloeden van buiten de stad, regio en land.
4.4 Samenwerking Samenwerking betekent uitwisseling en verbreding. In Eindhoven wordt er veelvuldig samengewerkt op stedelijk en regionaal niveau zoals het VAM met het Muziekgebouw die het project MADE organiseerden. Ook de samenwerking tussen Area 51 en MU, of het STRP en Flux-S festival dat deels op bijdragen van instellingen in de stad drijft zijn goede voorbeelden. Op landelijk niveau werd onder meer met Amsterdamse instellingen gewerkt als UvA, De Appel of met BAK in Utrecht. Door internationale kunstenaars te tonen is er als vanzelf sprake van samenwerking met buitenlandse fondsen, sponsoren, verzamelaars, instellingen, musea en galeries. Er bestaan vele verschillende, uitgestrekte netwerken van professionals, regionaal tot ver buiten de landsgrenzen, zoals Onomatopee met the Royal Academy in Londen en talrijke internationale bookfairs waar het aan meedoet. Op deze wijze worden niet alleen inhoudelijke krachten gebundeld maar ook - logistieke. Gedeelde PR middelen of productiekosten dekken niet alleen de kosten, ook worden er veel nieuwe doelgroepen door aangesproken en zakelijk relaties mee versterkt. Bovendien verblijven buitenlandse relaties zoals collectioneurs, galeristen en kunstenaars meerdere dagen in de stad en geven hier geld uit in hotels, restaurants en winkels. Zogezegd: Hoe meer een
9
instelling zich internationaal profileert middels internationale tentoonstellingen hoe beter de afzet wordt gestimuleerd. Zo wordt bijgedragen aan de reputatie van Eindhoven als wereldstad.
4.5 Gemiste kans? Er waren ook initiatieven die weliswaar een gat in de markt opvulden maar die door gebrek aan structurele financiering stopten zoals ‘Art in Eindhoven’. Ook initiatieven als het directeurenoverleg om elkaar op de hoogte te houden vonden geen doorgang.
- ‘Art in Eindhoven' was de titel van een folder en website met een tentoonstellingsagenda voor Eindhoven. Deze werd bekostigd vanuit GSB gelden (Grote Steden Beleid). Het doel was om meer aandacht te genereren voor Eindhovense kunstinstellingen. De folder werd in bundeltjes verspreid op verschillende distributiepunten en in culturele instellingen in Nederland, België en Duitsland. Het VAM coördineerde het initiatief. Na drie jaar had de folder op eigen benen verder gemoeten, maar het lukte niet om alternatieve financiering te vinden zoals bijvoorbeeld via stadspromotie (nu City Dynamiek).
- Het directeurenoverleg van de culturele instellingen is een stille dood gestorven, deels omdat er niet genoeg aan getrokken werd, deels omdat de werkwijzen en belangen te zeer uiteenlopen, deels om onduidelijke redenen. Voordeel voor de instellingen om bijvoorbeeld ieder half jaar een gezamenlijke meeting te hebben is dat ervaringen en kennis van en met elkaar kunnen worden uitgewisseld. Wellicht kan dat ook in een andere, bredere vorm dan alleen een directeurenoverleg, zoals in clusters van disciplines (bijv. podiumkunsten en beeldende/toegepaste kunsten). Regelmatig overleggen geeft aan dat ook vanuit de sector zelf wordt gereflecteerd en samengewerkt ook buiten de concrete projecten, zo groei je minder snel uit elkaar.
5. Trends en ontwikkelingen Trends en ontwikkelingen die gelden voor de beeldende kunst en vrije vormgeving en op verschillende niveaus:
5.1 Instellingsniveau - Onderhouden van alleen het eigen netwerk lijkt niet meer voldoende, meer bemiddelingsstrategieën nodig om nieuwe publieksgroepen te bereiken en mensen te ‘binden’ aan de instelling. - Er is soms sprake van wat wrijving omtrent het onderscheid dat gemaakt wordt tussen de grotere instellingen met een landelijke en zelfs internationale uitstraling en de meer lokale op producerende kunstenaars gerichte initiatieven, voor een compleet veld/ evenwichtige infrastructuur zijn beide belangrijk. - In de kleinere initiatieven wordt veel uitgewisseld en geëxperimenteerd met nieuwe materialen en ideeën.
10
- Begrip van ‘laagdrempeligheid’ is aan herdefinitie toe. Alle instellingen creëren sociale happenings en events waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, niet alleen maar voorbehouden aan de kunstenaarsinitiatieven. - Kleinere instellingen hebben het voordeel dat ze snel kunnen inspelen op de actualiteit daar hoort ook een goede vorm van communicatie bij die soms door gebrek aan personeel niet op volle kracht kan worden ontwikkeld. - De presentatie-instellingen voor beeldende kunst werken net als de kunstenaars zelf, crossdisciplinair en zien kansen. Zij zien de rol van de kunstenaar als creatieve schakel die de stad verbindt. - De positie van de creatieve mens, de kunstenaar, de ontwerper staat centraal in de verschillende tentoonstellingsprogramma’s, residenties en nieuwe initiatieven. - Zelforganisatie. Mensen met ideeën regelen veel zelf en vinden hun eigen koers en netwerk. Zij zien kansen in plaats van obstakels, zelfs of vooral in tijden van economische crisis en geven de voorkeur aan een hoge mate van artistieke vrijheid, maar zoeken wel steun als het gaat om het vinden van betaalbare studio’s en woonruimtes. Grote behoefte aan facilitaire ondersteuning.
5.2 Publieke Ruimte - Vanuit de instellingen wordt met de beeldende kunst buiten de muren getreden. Kunst in openbare ruimte en ‘samen ergens anders’, met name tijdens festivals of evenementen versterkt het draagvlak van de instelling. Er is ook meer publieksbereik. - Publieke ruimte toenemend interessant voor gemeente. Voorkeur gaat uit naar initiatieven als ‘community art’, beeldende kunst en festivals
5.3 Intrinsiek & beleid - Cross-overs tussen beeldende kunst, design, architectuur, mode, muziek, technologie, theater en wetenschap. - Wat Gerard Marlet in zijn studie aantoont (zie noot 1) is dat het culturele aanbod naast voldoende betaalbare woningen de aantrekkelijkheid van een stad vergroot. Voor kunstenaars en vormgevers geldt over het algemeen dat ze goedkope woon- en werkruimte nodig hebben, zeker aan het begin van hun carrière. Sociale investeringen van corporaties hebben aantoonbaar geen effect, aldus Marlet, dus zouden zich vooral moeten richten op het aanbod van woningen en atelierruimte. In Eindhoven bestaat de vraag naar tijdelijke woon- en werkruimte/ residencies voor internationale kunstenaars en ontwerpers en vaste woon- en werkruimte voor mensen die langer in Eindhoven wonen en werken. Gemeente en woningcorporaties zouden hier meer op in kunnen spelen door samen te werken.
5.4 Markt - Behoefte aan ontwikkeling van mecenaat naast het subsidie systeem. - De aantrekkingskracht van Eindhoven is verhoogd. Dit heeft te maken met de mogelijkheden voor relatief goedkope woon- en werkruimte en de nabijheid van de ‘maakindustrie’. Steeds meer blijven voormalig studenten van de DAE in de stad in plaats van naar de Randstad of het buitenland te trekken.
11
Mede door de aanwezigheid van design (DAE), wetenschap (TU/e), en veel verschillende presentatie- en productie-instellingen. Ook het steeds beter wordende opdrachtenklimaat en de tentoonstellingsplatforms spelen een belangrijke rol. - De ontwikkeling van het nieuwe landelijke kunstenplan en de Brabantse reactie daarop, het Brabantbod, zijn van invloed op de manier waarop de Brabantse steden en de provincie naar het hele culturele veld gaan kijken, ook op het gebied van de beeldende kunst. - Er leven ideeën over samenwerking tussen verschillende Brabantse steden en oprichting van Brabant fonds.
6. Beoordelingscriteria 6.1 Doelen Het gezamenlijke doel van de Gemeente en instellingen in de stad is om een zo aantrekkelijk mogelijk vestigings-, presentatie, ontmoetings-, werk- en koopklimaat te creëren. Uitgangspunt zijn de doelstellingen van Cultuur Totaal, waarbij in het achterhoofd de visie weerklinkt dat beeldende kunst invloed heeft op sociale cohesie en economische aantrekkelijkheid. Hierbij zijn de ambities van de Gemeente Eindhoven gericht op publieksparticipatie, publieksbereik en maatschappelijke relevantie en spraakmakendheid.
6.2 Tools In meer of mindere mate dienen de instellingen te voldoen aan de volgende tools voor reguliere of incidentele financiële ondersteuning.
1. Publieksgerichtheid: Publiek wordt betrokken. 2. Kwaliteitscriterium: Vakmanschap, zeggingskracht, ontwikkeling/vernieuwing. 3. Transparantie: Hanteren van Code of Cultural Governance. Deze geeft richtlijnen voor goed, verantwoord en transparant bestuur van en door culturele instellingen en richtlijnen voor toezicht daarop. De code heeft betrekking op de Nederlandse gesubsidieerde culturele instellingen. 2 Heldere communicatie van doel, visie en inzet geldstromen. 4. Samenwerking en verbinding: Met lokale, regionale en (inter)nationale partijen van eigen als andere domeinen. Gebruik maken van elkaars expertise en middelen. 5. Internationalisering: Verbijzondering van voorgaande. Profilering organisatie en programma aansluiten bij internationale ontwikkelingen. Voldoende internationale posities in huis halen en instellingen en regionale kunstenaars via netwerk naar buiten brengen. 6. Diversiteit: Betreft de aanwezigheid van diverse instellingen, onderscheidende programmering, verschillende publiekgroepen.
2
Zie: http://www.cultuur-ondernemen.nl/documents/10156/cf0b2c7a-d228-4f4f-b68f-e2dd7568d2eb
12
7. Cultureel ondernemerschap: Ontwikkeling van onafhankelijke posities van organisaties en individuen. Versterking marktpositie door percentage eigen inkomsten van 17,5 procent. 8. Innovatie en Experiment: Vernieuwingsgericht, inspelen op actualiteit, onderzoek & ontwikkeling.
7. Kansen en mogelijkheden Naast alle aanwezige instellingen en initiatieven in de stad zijn er functies die worden gemist en als mogelijkheden en kansen worden gezien om het veld te verrijken en de stad aantrekkelijker te maken.
7.1
Wat mist er? -
Nieuw model voor subsidie die constructief werkt voor het veld. Bijvoorbeeld instellingen die een aanvraag indienen worden iedere drie of vier jaar beoordeeld voor structurele steun. Bij negatieve beoordeling kunnen niet-structureel ondersteunde instellingen iedere jaar projectgeld aanvragen.
-
Artist-in-residence op centrale locatie. Hier zorgen meerdere instellingen voor de begeleiding en context van kunstenaars en ontwerpers. Meerdere gasten tegelijk zodat er nog meer wisselwerking kan ontstaan onderling en met ‘de stad’, makers en publiek.
-
Mentorfunctie op centrale locatie: kunstenaars die verder zijn in hun carrière in contact brengen met starters. Dit is een vorm van talentontwikkeling waarmee een breder publiek kan worden bereikt door het openbaar maken van de vele interessante gasten die bijv. DAE en TU/e aandoen, zoals toegankelijke White Lady Lectures.
-
Combinatie Artists in Residence en mentorfunctie.
-
Financiële ondersteuning bij ontwikkeling van bedrijf en versterking marktpositie, non-, semi-, en profit. Zowel bedoeld voor het ondersteunen van starters als de ontwikkeling van businessmodellen voor bestaande organisaties.
-
Spraakmakende ruimte voor presentatie van ontwikkelingen in design met oog voor zowel productdesign als meer autonome vormgeving en de raakvlakken met beeldende kunst.
-
Een jonge galerie met internationaal en lokaal aanbod van aanstormend talent.
-
Samenwerking tussen wel en niet-gesubsidieerde circuit. Eindhoven kent een relatieve eilandenstructuur.
7.2 Behoefte veld
Behoefte in het veld naar de gemeente toe: -
Visie en consequent zijn
-
Flexibele houding
-
Afstemming beleid op actualiteit en tempo in het veld
-
Meer aansluiting en betrokkenheid in het veld
-
Gemeente als sparringpartner en instellingen als adviseurs
13
7.3 Beoordeling van aanvragen -
Mogelijk instellen van commissie leden mix van regionale mensen en specialisten van buiten. Voorlopig heerst de opvatting dat er een externe kwaliteitsbeoordeling moet zijn. De precieze vorm is nog niet duidelijk. De beoordeling van aanvragen zou een samenspel moeten zijn tussen ambtenaar, instelling en externe deskundige. Over de afstemming van de verschillende rollen wordt nagedacht.
14