ONDERZOEK- EN VOORLICHTINGSCENTRUM VOOR LAND- EN TUINBOUW v.z.w. WEST-VLAAMSE PROEFTUIN VOOR INDUSTRIELE GROENTEN Ieperseweg 87
8800 RUMBEKE (ROESELARE) Tel. 051/27.32.00 Fax 051/24.00.20 E-mail:
[email protected]
Vijanden van
Gewassen en hun
Beheersing
2011-2012 44e uitgave
INHOUD Woord vooraf bij de 44e editie ............................................................................. 4 Algemene bemerkingen ..................................................................................... 5 Gewasbescherming: enkele ontwikkelingen ......................................................... 12 De biologische bestrijdingsmethoden: enkele algemeenheden .................................. 12 Gewasbescherming en onkruidbestrijding in de biologische akkerbouw en openluchtgroenteteelt ....................................................................................... 18 Bodemontsmetting ........................................................................................... 19 Veiligheidstermijn ............................................................................................ 23 Veiligheidstermijnen bij groentegewassen geteeld in open lucht ............................. 24 Veiligheidstermijnen bij groentegewassen geteeld onder beschutting ...................... 28 Veiligheidstermijnen bij akkerbouwgewassen ....................................................... 30 Veiligheidstermijnen voor herbiciden bij groentegewassen in open lucht en bij akkerbouwgewassen in open lucht ...................................................................... 33 Bestrijding van onkruidgrassen .......................................................................... 34 Resistentie ...................................................................................................... 37 Chemische families insecticiden en acariciden ...................................................... 38 Chemische families fungiciden ........................................................................... 40 Chemische families herbiciden ........................................................................... 44 De in akkerbouwteelten erkende additieven ......................................................... 47 De in groenteteelt erkende additieven ................................................................. 48 In alle teelten erkend anti-schuimmiddel ............................................................. 48 Geleide bestrijding van ziekten en plagen ............................................................ 49 AARDAPPEL ..................................................................................................... 54 AARDBEI......................................................................................................... 65 ANDIJVIE (breedblad- en krulandijvie) ................................................................ 73 ASPERGE ........................................................................................................ 77 AUGURK ......................................................................................................... 81 BIET ............................................................................................................... 85 BOON ........................................................................................................... 100 CICHOREI ..................................................................................................... 106 C O U R G E T T E ............................................................................................... 112 ERWT ........................................................................................................... 116 GRAANGEWASSEN ......................................................................................... 122 GRASLAND .................................................................................................... 167 GRASZAADTEELT VAN RAAIGRASSEN ............................................................... 174 HOP ............................................................................................................. 176 KOOLGEWASSEN ........................................................................................... 179 KOOLZAAD .................................................................................................... 189 MAIS ............................................................................................................ 194 PETERSELIE .................................................................................................. 201 PREI ............................................................................................................. 205 RADICCHIO ROSSO ........................................................................................ 210 RUCOLA ........................................................................................................ 210 SCHORSENEER .............................................................................................. 213 SELDERIJ (knol- en bleekselderij).................................................................... 216 SLA (kropsla, ijsbergsla, lollo rossa, lollo bionda, eikenbladsla en Romeinse sla) ......... 219 SPINAZIE ...................................................................................................... 224 STOPPELLAND ............................................................................................... 226 SUIKERBROOD .............................................................................................. 227 TABAK .......................................................................................................... 227 UI ................................................................................................................ 230 VELDSLA ....................................................................................................... 233 VENKEL ........................................................................................................ 236 VLAS ............................................................................................................ 237 WITLOOF ...................................................................................................... 240 WORTEL ....................................................................................................... 244 Mogelijkheid tot teelt van vervanggewassen: ..................................................... 247 Middelenlijst .................................................................................................. 248 Nota’s........................................................................................................... 284
2
Deze brochure werd samengesteld onder de hoofdredactie van ing. L. VANDEWALLE (Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT), Beitem) met de medewerking van: Dr. ir. P. BLEYAERT, POVLT, Beitem Ir. D. CALLENS, POVLT, Beitem Dr. ir. A. CALUS, POVLT, Beitem Dr. ir. A. DE COCK, FOD Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu, Dienst Pesticiden en Meststoffen, Brussel Ir. L. DELANOTE, Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt vzw, Beitem Dr. ir. B. DE CAUWER, Afdeling Herbologie - UGent, Gent Ir. K. DEMEULEMEESTER, Interprovinciaal Proefcentrum Aardappelteelt, afdeling Beitem Dr. ir. M. DEMEULEMEESTER, POVLT, Beitem Ir. A. DEMEYERE, Ministerie van de Vlaamse overheid, Brussel Ir. G. GHEKIERE, POVLT, vzw PIVAL, Beitem Ing. J. MAHIEU, Provinciaal Centrum voor Landbouw en Milieu v.z.w., Beitem B. MANDERYCK, Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet vzw, Tienen Ir. M. MERTENS, Ministerie van de Vlaamse overheid, Merelbeke Dr. I. MESTDAGH, POVLT, Beitem Ing. F. MEURRENS, Ministerie van de Vlaamse overheid, Brussel Prof. dr. ir. W. STEURBAUT, Vakgroep Gewasbescherming, UGent, Gent Ir. J.P. VANDERGHETEN, Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet vzw, Tienen
Ir. L. VANPARYS, POVLT, Beitem Dr. Ir. N. VIAENE, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, eenheid Plant, Gewasbescherming-Nematologie, Merelbeke Ir. L. WILLAERT, POVLT, Beitem Ing. D. WITTOUCK, POVLT, Beitem
3
Woord vooraf bij de 44e editie De gewasbescherming is momenteel in volle evolutie. Scheikundige gewasbescherming is thans geen evidentie meer. Een nieuwe uitdaging kondigt zich trouwens aan vanaf 1 januari 2014, waarbij elk bedrijf conform de principes van IPM (geïntegreerd ziekte- en plaagmanagement) zal moeten gerund worden. Geïntegreerde teelt, waarschuwingssystemen, schadedrempels, biologische bestrijding, teeltregistratie worden meer en meer gehanteerde termen niet alleen in wetenschappelijke, maar ook in praktijkmiddens. Biologische teelt komt ook in België steeds sterker op de voorgrond. Gebruik van resistente rassen, een matige bemesting en ideale teeltomstandigheden kunnen reeds heel wat problemen voorkomen. De algemene teneur van de onderzoeksprogramma's in de laatste jaren richt zich op een beperking van het aantal bespuitingen, terugdringen van de hoeveelheid ingezet product, fractionering van toepassingen, gebruik van minder giftige en minder persistente producten, vermindering van de hoeveelheid spuitvloeistof, inzet van biologische bestrijdingsmiddelen, enz. Anderzijds gaat steeds meer aandacht naar ziektewaarschuwingssystemen, gebaseerd op grondige observaties van het gewas, van het weersverloop en van de weersverwachtingen en van de evolutie van ziekte of plaag. De redactieraad beseft ten volle dat biologische bestrijding en geïntegreerde technieken alle aandacht verdienen. Dit boekje heeft evenwel niet de pretentie een integrale cursus gewasbescherming te zijn. Vandaar dat de voornoemde technieken slechts beperkt aan bod komen. Deze uitgave richt zich vooral op de scheikundige gewasbescherming. Ze betekent geen promotie voor het gebruik van chemische middelen ter voorkoming of bestrijding van een of andere ziekte of plaag. Wel wil deze uitgave voldoen aan een reële vraag en nood die bestaan bij de voorlichting en de producenten om in die gevallen, waar zich ondanks de toepassing van een correcte teelttechniek, een ernstig probleem stelt, adequaat te kunnen ingrijpen. Op deze wijze kan de economische schade worden beperkt en een kwalitatief hoogstaand product aan de consument aangeboden. In deze optiek worden in deze brochure niet alle erkende gewasbeschermingsmiddelen vermeld, maar wordt een overzicht gegeven van de meest aan te bevelen toepassingen. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de exacte dosering en het optimale toepassingstijdstip. Op te merken valt tevens dat alleen officieel erkende middelen worden opgenomen, waarvan na grondig onderzoek vastgesteld is dat, bij naleving van de voorgeschreven wachttijden, de residu’s in het te oogsten product beneden de officiële drempelwaarden vallen of totaal onbestaande zijn. De consument vraagt tegelijk een aantrekkelijk en een veilig product. Bij rationeel gebruik van gewasbescherming zijn beide doelstellingen simultaan realiseerbaar. De gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen, die erg giftig kunnen zijn, moet steeds de nodige voorzorgen nemen om zichzelf adequaat te beschermen. Elk jaar opnieuw wordt de totale inhoud van deze brochure grondig herwerkt in functie van de stand van het onderzoek en van de evolutie van de erkenning van middelen. We richten een bijzonder woord van dank tot de redactieraad, die elk jaar opnieuw Beitem laat delen in zijn opgedane ervaring. Speciaal dank aan onze medewerkster L. VANDEWALLE, die met grote nauwgezetheid en vlotheid de verwerking van deze materie en de eindredactie op zich neemt. Dr. ir. A. CALUS Rumbeke (Roeselare), mei 2011 44e herziene uitgave
4
Algemene bemerkingen Gebruik, toepassing, bewaring en verwijdering van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden -
De meeste gewasbeschermingsmiddelen zijn giftig voor mens en dier. Bij de verkoop, het bewaren en het gebruik moeten dan ook strenge voorzorgsmaatregelen in acht genomen worden (K.B. 28-2-1994; B.S. 11-5-1994).
-
Het lokaal voor de opslag van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en biociden moet voldoen aan de nationale wetgeving, VLAREM, VLAREBO en indien nodig aan de bepalingen binnen de IKKB standaard en GLOBAL-GAP. Algemeen kan men stellen dat het fytolokaal moet beantwoorden aan volgende voorschriften: •
In het fytolokaal mogen enkel bestrijdingsmiddelen en biociden worden bewaard, steeds voorzien van de originele verpakking en etiket. Alle toegepaste producten moeten erkend zijn.
•
Het fytolokaal moet op slot zijn met de sleutel op een niet zichtbare plaats. Aan de buitenkant moet het fytolokaal voorzien van de pictogrammen ‘doodshoofd’, ‘vergif’ en ‘geen toegang voor onbevoegden’.
•
Het lokaal moet droog zijn, vorstbestendig, goed verlucht en verlicht. Nooit in de nabijheid van woongelegenheden voor mens of dier.
•
Houd een ordelijke stapeling aan: plaats poeders boven vloeistoffen, rangschik eventueel per teelt of per type (herbicide, fungicide, …)
•
Voorzie opvang van lekkage
•
Middelen voor privégebruik en vervallen of niet langer erkende producten moeten in het fytolokaal worden bewaard, maar moeten wel duidelijk worden aangeven met respectievelijk ‘Middelen voor privé-gebruik’ en ‘Niet erkende producten’.
•
Geschikte meet- en weegapparatuur.
Afhankelijk van het lastenboek kunnen nog bijkomende vereisten naar de inrichting van het fytolokaal worden gesteld onder meer naar de aanwezigheid van noodvoorzieningen voor ongevallen (oogdouche, stromend water, EHBO-koffer, ongevallenprocedure, noodnummers, met aanduiding van de dichtstbijzijnde telefoon met een lijst van noodnummers) en voor gemorste producten (absorberend materiaal (zand), borstel, blik, plastic zak) -
Wanneer gewasbeschermingsmiddelen tevens worden beschouwd als gevaarlijke stoffen volgens VLAREM 1, worden de opslagplaatsen ingedeeld in volgende klassen: klasse Vlarem
klasse biociden
niet gerangschikt
klasse 3
-
klasse KB 28.2.1994 B A
N
200-1.000
10-100
100-1.000
klasse 2
500-2.000
1.00050.000
100-1.000
1.000100.000
klasse 1
> 2.000
> 50.000
> 1.000
> 100.000
De dosis vermeld in deze brochure is meestal uitgedrukt in kilogram te gebruiken werkzame stof per ha; voor bepaalde herbiciden (groeistoffen, ...) in kilogram zuurequivalent per ha. Doseringen lager dan 100 gram/ha worden in gram uitgedrukt. Het gebruik van een te hoge dosis is niet enkel verboden maar kan bovendien schadelijk zijn voor het gewas en het volggewas, leiden tot een overschrijding van de residutolerantie en werkt bovendien kostprijsverhogend. Volgens de wet van 15.04.2002 zijn verlaagde doses toegelaten. De vermelde doseringen werkzame stof per ha kunnen verschillen naargelang het handelsmiddel waarin ze voorkomen.
5
-
Het kan gebeuren dat 2 of meerdere werkzame stoffen ter bestrijding van een bepaalde plaag worden aangeraden en dat deze werkzame stoffen achteraan in de middelenlijst niet als één handelsmiddel terug te vinden zijn. Het betreft hier dan een zelf te bereiden tankmengsel.
Vermelding tussen haakjes van uitvloeier of emulgator na een herbicide, beduidt dat deze hulpstoffen reeds aanwezig zijn in het handelsmiddel. Tenzij anders vermeld, mag bijgevolg geen extra hulpstof aan de spuitoplossing meer worden toegevoegd. -
Stel het spuitschema goed samen zodat spoelen en reinigen tot een minimum worden beperkt.
-
Spoel de lege verpakkingen grondig dit wil zeggen minstens drie keer. Verzamel de lege verpakkingen en bewaar ze in het fytolokaal of op een droge plaats voorzien van een afdak. Lege verpakkingen dienen jaarlijks te worden meegegeven met de ophaaldiensten van Phytofar Recover.
-
Vervallen producten en niet langer erkende producten worden tweejaarlijks (in de oneven jaren) opgehaald door Phytofar Recover (02/238.97.72). De inzamelplaatsen en –tijdstippen worden aan de land- en tuinbouwer en loonsproeier schriftelijk meegedeeld of zijn ook te raadplegen op de website http://phtyofar.vrconsulting.be.
-
Resten van gewasbeschermingsmiddelen kunnen ook worden toevertrouwd aan erkende ophalers/verwerkers van gevaarlijk afval. De lijst van deze firma’s kan bekomen worden bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), Stationsstraat 110, 2800 Mechelen (Tel. 015/28.42.84).
Milieubewust gebruik van gewasbeschermingsmiddelen De verontreiniging van oppervlaktewater is een belangrijke parameter waarop producten worden beoordeeld naar toepassingsvoorwaarden en het toekennen en/of behoud van de erkenning. Nog steeds stellen er zich voor bepaalde actieve stoffen problemen naar de waterkwaliteit. Deze verontreiniging door resten van gewasbeschermingsmiddelen is hoofdzakelijk het gevolg van puntvervuilingen. Een andere bron van vervuiling is drift, hoewel deze in mindere mate verantwoordelijk is voor de verontreiniging van het oppervlaktewater.
Puntvervuiling of directe verliezen: het zijn verliezen die los staan van het eigenlijke gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen maar die het gevolg zijn van de handelingen met die middelen. Ze komen op elk bedrijf voor meestal zonder dat de landbouwer er zich van bewust is. Puntvervuilingen zijn onder meer het morsen bij het afmeten, het overlopen van de tank bij het vullen, lozen van spoel- en reinigingswater, …. Enkele tips om puntvervuiling op het bedrijf te vermijden: • • • • • •
•
6
Vermijd overschotten: bereken nauwkeurig de benodigde hoeveelheid en stel het spuittoestel nauwkeurig af Probeer zoveel mogelijk naar het veld te verplaatsen: alles wat daar wordt gemorst, wordt op een biologische manier afgebroken Neem de nodige voorzorgsmaatregelen zodat de spuittank niet kan overlopen tijdens het vullen Vermijd terugvloei van de spuitoplossing naar de waterbron Zorg er voor dat er altijd absorberend materiaal bij de hand is: beschouw dit als een eerste hulp bij ongevallen en geef het vervuilde absorberend materiaal mee met Phytofar Recover bij de ophaling van de vervallen producten Gebruik een herhaalde spoelmethode: dien het proper water uit de schoonwatertank in minstens 3 stappen toe, gebruik een schoonwatertank met een voldoende groot volume (minstens 10% van volume spuittank) en rijd het spoelwater versneld terug uit over het reeds behandelde veld. Ga nooit spoelwater lozen! Uitwendig reinigen van het spuittoestel: bij voorkeur op het veld of op een plaats waar er opvang voor het reinigingswater is voorzien
-
Drift is de ongewenste verplaatsing van gewasbeschermingsmiddelen buiten het perceel door wind en/of thermiek. Dit kan naar een nabijgelegen perceel zijn maar ook naar de berm, naar de waterloop, …. De factoren die de hoeveelheid drift gaan bepalen zijn de grootte van de druppel, (hoe fijner de druppels hoe meer drift), de weersomstandigheden (vooral de windsnelheid en de windrichting), de rijsnelheid (hoe sneller, hoe meer drift) en de aanwezigheid van hagen of andere groenschermen. Er zijn een aantal eenvoudige driftreducerende maatregelen die tot de vermindering aan drift kunnen bijdragen. Het toepassen van driftreducerende doppen zoals driftreducerende spleetdoppen, luchtmengdoppen, luchtondersteunende luchtdoppen of kantdoppen kan de drift al sterk gaan beperken. Daarnaast kan aan de hand van de kleurencode van de doppen de dopgrootte worden bepaald: hoe groter de ISO dopgrootte, hoe minder drift. Maar spuiten bij hogere spuitdrukken doet de drift dan weer toenemen. Houd er wel rekening mee dat elke dop een optimaal werkinterval heeft dat onder meer afhankelijk is van de druk. Spuiten bij windsnelheden hoger dan 3 beaufort wordt het best vermeden. De meest gunstige omstandigheden om te spuiten zijn ’s morgens of ’s avonds. Plaats ook de spuitboom niet hoger dan nodig maar houd wel rekening met de dopafstand en de tophoek van de doppen om de ideale spuitboomhoogte te bepalen. Meestal ligt die ongeveer op een hoogte van 0.5 m boven het gewas.
-
Een gevolg van de driftproblematiek is de invoering van de bufferzonereglementering. Een bufferzone is een niet behandelde strook in het perceel in de nabijheid van een wateroppervlak. Ze wordt gemeten vanaf de laatst bespoten rij tot aan de oever van het wateroppervlak en moet worden gezien als de minimum afstand die onbespoten moet blijven. De breedte van de bufferzone wordt vastgelegd aan de hand van het risico dat elk gewasbeschermingsmiddel inhoudt naar het waterleven. Hoe groter het risico, hoe groter ook de na te leven bufferzone wordt. Maar onder alle omstandigheden dient er steeds een minimum afstand gerespecteerd te worden van 1 m voor veldspuiten en van 3 m voor boomgaardspuiten en dit ten opzichte van oppervlakken die niet behandeld moeten worden. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, tuinen, aangrenzende percelen, voetpaden, …. Een wateroppervlak wordt binnen de bufferzonereglementering gedefinieerd als een gracht, beek, vijver, poel, drainagekanaal,… die water bevat op het moment van de bespuiting. Dit betekent dat wanneer er geen water staat in het wateroppervlak dat grenst aan het perceel (of zich in het perceel bevindt) op het moment dat er wordt gespoten, er alleen rekening gehouden moet worden met de minimum te respecteren afstanden van 1 m of 3 m. Grenst het perceel nergens aan een wateroppervlak dan dient er alleen rekening gehouden te worden met de minimum te respecteren afstanden. Vermijd onder alle omstandigheden steeds om over wateroppervlakken te spuiten of er nu water in staat of niet. De breedte van de bufferzone staat vermeld op het etiket van het product. Niet alle producten hebben een opgelegde bufferzone. De breedte kan variëren van 2, 5, 10, 20 tot 30 meter. Deze breedte kan onder welbepaalde voorwaarden worden verkleind. Aan de hand van de spuittechniek die wordt gebruikt, het type doppen en de aanplant van een haag of een plantenscherm of een combinatie van deze maatregelen kunnen er verschillende reductieklasses worden verkregen (50%, 75% of 90%). De grootte van de reductieklasse hangt af van de mate waarin de drift van spuitnevels wordt beperkt. Meer informatie omtrent de driftreducerende technieken kan u vinden in de brochure ‘Maatregelen ter beperking van de verontreiniging van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen’ (www.fytoweb.fgov.be).
-
Decreet Integraal Waterbeleid: het decreet houdt in dat er naast elk wateroppervlak een afstand van 1 m dient gerespecteerd te worden die bovendien steeds onbewerkt, onbemest en onbespoten dient te zijn. Een belangrijk verschil dat zich hier stelt, in vergelijking met de bufferzonereglementering, is dat een wateroppervlak hier anders is gedefinieerd. Voor het decreet is het voldoende als er gedurende het jaar water in staat om van een wateroppervlak te spreken en niet zoals bij de bufferzone waar er water moet in staan tijdens de bespuiting.
7
Gewasbeschermingsmiddelen dienen onder alle omstandigheden beredeneerd, milieubewust en op een veilige wijze te worden gebruikt. -
Door het toepassen van waarneming- en waarschuwingssystemen kan er gerichter en efficiënter worden behandeld maar ook door het scheppen van gunstige teeltomstandigheden en het toepassen van een optimale teelttechniek kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen worden beperkt.
-
Ieder spuittoestel (behalve kleine burg. spuittoestellen en rugspuiten) dient de verplichte driejaarlijkse controle te ondergaan. Deze keuring wordt uitgevoerd door het ILVO, Dienst Keuringen, Van Gansberghelaan 115, 9820 Merelbeke, tel. 09/272.27.56 . Een nauwkeurige afstelling en een goed onderhoud van het spuittoestel zijn essentieel om efficiënt te kunnen behandelen en om overschotten aan spuitoplossing te vermijden. Een jaarlijkse kalibratie van het spuittoestel met betrekking tot de doppen, leidingen, filters, … is daarom aangewezen.
-
Bij gebruik van bodemherbiciden moet de dosis worden aangepast aan het klei- en humusgehalte van de grond. Op een lichte en/of humusarme grond zal een lagere dosis worden toegepast. Het resultaat van een bodemherbicide is tevens sterk afhankelijk van de grondvochtigheid.
-
Teneinde het ontstaan van resistentie van de plantenvijanden ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen, wordt aanbevolen het aantal behandelingen te beperken, onderdosering te vermijden en bij herhaalde behandelingen, werkzame stoffen in te zetten behorend tot diverse chemische families.
-
Sommige gewasbeschermingsmiddelen zijn giftig voor bijen en andere bestuivende insecten. Men dient zich strikt te houden aan de wettelijke beschikkingen terzake en, indien verboden, niet te behandelen tijdens de bloei of tijdens het bloembezoek van de bijen.
-
Pneumatische maiszaaimachines moeten uitgerust zijn met zogenaamde deflectoren. Deze deflectoren buigen de luchtstroom af naar de grond en reduceren zo de drift met meer dan 85 procent. Tot nu toe blies de pneumaat de lucht die vrijkomt voor het creëren van het vacuüm voor zaaien omhoog of opzij. Stof met insecticide in die lucht kon daardoor naast het maisveld op bloeiende planten terecht komen. In 2008 leidde de combinatie van slecht gecoat maiszaad, ongunstig weer en zaaien met pneumaten in het buitenland tot hoge bijensterfte.
-
De erkenningen van de diverse gewasbeschermingsmiddelen zijn aan voortdurende veranderingen onderhevig.
Controleer bijgevolg altijd of het handelsmiddel dat u wenst te gebruiken wel degelijk erkend is voor de door u beoogde toepassing. Niet alle handelsmiddelen met dezelfde werkzame stof(fen) hebben gelijklopende erkenningen. Een actueel overzicht van alle erkende handelsmiddelen vindt u op de website http://fytoweb.fgov.be van de Federale overheid.
Maximale residu limiet -
Bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in eetbare gewassen mag de maximale residu limiet (MRL) niet worden overschreden. Het respecteren van de veiligheidstermijn (=de minimale tijdsperiode tussen de laatste toepassing van een gewasbeschermingsmiddel in een bepaald gewas en bij een bepaalde teeltwijze én de oogst) is hiertoe belangrijk.
-
Sinds 1 september 2008 zijn de MRL’s Europees vastgelegd. Alle actuele MRL’s zijn terug te vinden op de database: http://ec.europa.eu/sanco_pesticides.
8
Quarantainebepalingen -
Knolcyperus (Cyperus esculentus L.) is een zeer moeilijk te bestrijden onkruid dat in de tachtiger jaren voor het eerst in West-Europa werd vastgesteld. Knolcyperus behoort tot de cypergrassen, zoals zeggen en biezen en vormt knolletjes aan het uiteinde van de wortelstokken. De beste manier om knolcyperus te bestrijden is de verspreiding ervan te voorkomen. Bij vaststelling van knolcyperus moet contact opgenomen worden met de Dienst Plantaardige Productie van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen(FAVV). Het FAVV is in elke provincie aanwezig met een Provinciale controle-eenheid (PCE): Telefoon
-
Fax
West-Vlaanderen
050/30 37 10
050/30 37 12
Oost-Vlaanderen
09/210 13 00
09/210 13 20
Antwerpen
03/202 27 11
03/202 28 11
Limburg
011/26 39 84
011/26 39 85
Vlaams-Brabant
016/39 01 11
016/39 01 05
De maiswortelboorder (Diabrotica virgifera Le conte) is volgens de fytosanitaire richtlijn 2000/29/EG (omgezet in het KB van 3 mei 1994) een kever met quarantaire-voorschriften. Dit betekent dat de insleep en de verspreiding in de Europese Unie moet verhinderd worden. De maiswortelboorder is in België voor het eerst waargenomen in het groeiseizoen van 2003. In de nazomer van 2003 werden een aantal bestrijdingsmaatregelen van kracht die hun vervolg kennen in het MB van 14 april 2005. De aanwezigheid van deze maiskever moet gemeld worden aan het FAVV.
-
Om te beletten dat bruinrot (Ralstonia solanacearum) bij aardappelen op het Belgische grondgebied verder voorkomt en zich verspreidt, werd bij Ministerieel Besluit van 10 januari 1995 een beschermingsgebied afgebakend in de provincies Antwerpen en Limburg dat 42 gemeenten omvat. De beschermende maatregelen voor het betrokken gebied staan vermeld in het MB van 14 februari 2000 en hebben vooral betrekking op het verbod van gebruik van oppervlaktewater voor beregening van aardappelen, tomaten en aubergines. Ook moeten alle aardappelpercelen in deze regio elk jaar aangemeld worden bij het FAVV vóór eind april. Daarnaast zijn er ook een aantal andere maatregelen getroffen om de insleep van bruinrot (Ralstonia solanacearum) en ringrot (Clavibacter michiganensis subsp. sepedonicus) te vermijden. De juridische grondslag voor deze maatregelen wordt gevormd door het MB van 23 maart 2007, Richtlijn 2006/56/EG van 12 juni 2006 en het KB van 18 augustus 2010. De maatregelen zijn de volgende: 1) Verplichte vermelding van telernummer van pootgoed op de handelsdocumenten 2) Verplicht bewaren van alle etiketten gedurende minstens 5 jaren 3) Verplichte aangifte van gebruik van hoevepootgoed vóór 1 maart (enkel voor pootgoed vermeerderd in 2010) 4) Verplichte aangifte van de vermeerdering van hoevepootgoed vóór 31 mei (voor pootgoed te gebruiken in 2012).
-
Om een verdere verspreiding van het aardappelcystenaaltje (Globodera rostochiensis en G. pallida) in te perken is sinds 1 juli 2010 een nieuwe wet van kracht (KB van 22/06/2010). Op besmette percelen mogen 6 jaar geen aardappelen geteeld worden of – indien men vroeger wil terugkomen met aardappelen – is men verplicht om bepaalde maatregelen te nemen (o.a. telen van een resistent ras, inzet van nematiciden, vanggewassen). Indien de besmetting vastgesteld wordt bij een officiële analyse, bij planten bestemd voor opplant of in (hoeve)pootgoed geldt de meldingsplicht en zal het perceel officieel besmet verklaard worden door het FAVV. Indien het een besmetting betreft in consumptieaardappelen geldt de meldingsplicht niet. Aan deze afwijking zijn echter voorwaarden verbonden: ook hier gelden de officiële bestrijdingsmaatregelen uit
9
het KB van 22/06/2010 en dient het perceel en de genomen maatregelen genoteerd te worden in het register schadelijke organismen. Daarnaast zal er jaarlijks een monitoring plaats vinden, waarbij 0,5% van het areaal consumptieaardappelen bemonsterd wordt op aanwezigheid van aardappelcystenaaltjes, dit in opdracht van het FAVV. Ook moet vanaf 2011 op percelen waar hoevepootgoed met plantenpaspoort vermeerderd wordt vooraf een officiële staalname en analyse gebeuren om de afwezigheid van cystenaaltjes aan te tonen (KB hoevepootgoed van 18/08/2010). Meer info over Globodera is terug te vinden op www.nematoden.be -
De wortelknobbelnematoden Meloidogyne chitwoodi en M. fallax zijn sinds 1998 quarantaineorganismen in de EU (Beschikking 2000/29/EC). Planten hierdoor aangetast vertonen knobbels of oneffenheden op wortels en knollen. Beide nematodensoorten parasiteren zowel op monocotylen als dicotylen en hebben een zeer groot aantal waardplanten. Hierdoor zijn ze moeilijk te bestrijden in vruchtafwisseling. De symptomen zijn afhankelijk van de waardplant. De verspreiding van M. chitwoodi en M. fallax kan gebeuren via besmette grond die aan landbouwmachines blijft kleven. Daarnaast is ook het gebruik van besmet uitgangsmateriaal een belangrijke bron van verspreiding. Besmet irrigatiewater kan ook een bron van infectie zijn. Bij vaststelling van een infectie moet onmiddellijk het FAVV verwittigd worden.
-
Eind 2006 werden heel wat besmettingen met PSTVd (Potato spindle tuber viroid of aardappelspoelknolviroïde) aangetroffen op sierplanten. Omdat dit viroïde grote schade kan veroorzaken in de teelt van aardappel en tomaat, is de bestrijding ervan wettelijk verplicht. Het vaststellen van de aanwezigheid van PSTVd (ongeacht op welke gastheerplant) dient onmiddellijk te worden gemeld aan het FAVV. De maatregelen om het binnenbrengen en verspreiding van PSTVd te voorkomen staan in de beschikking 2007/410/EG van 12 juni 2007.
VLAREBO -
VLAREBO: het bodemdecreet van 27.10.2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het uitvoeringsbesluit VLAREBO (Vlaams reglement bodemsanering en bodembescherming) van 14.12.2007 zijn opgebouwd rond 5 krachtlijnen. - inventarisatie van verontreinigde gronden (resultaten oriënterende en vrijwillige bodemonderzoeken vormen de basis van het register van verontreinigde gronden en informeert potentiële kopers via het bodemattest) - onderscheid tussen historische en nieuwe verontreiniging - onderscheid tussen saneringsplichtige en –verantwoordelijke - vastlegging bodemsaneringsprocedure - regeling overdracht gronden
VLAREBO bevat een lijst van inrichtingen en/of activiteiten bodemverontreiniging kunnen veroorzaken en telt een 50-tal rubrieken.
Volgende rubrieken zijn van toepassing op de land- en tuinbouwsector: Rubriek Beschrijving Categorie 5.3 Opslag van biociden > 0,5 ton – 2 ton O > 2 ton B 17.3.2. Opslag van zeer giftige, giftige of ontplofbare stoffen > 100 kg – 1 ton B > 1 ton C 17.3.3. Opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen > 1 ton – 50 ton B
10
die
De periodiciteit van het verplichte oriënterende onderzoek is als volgt: Categorie
Verplicht oriënterend bodemonderzoek
O
Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit
B
Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit en om de 10 jaar
C
Bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit en om de 5 jaar
11
Gewasbescherming: enkele ontwikkelingen Om land en water, die toch kostbare grondstoffen zijn, optimaal te benutten moet meer en meer gestreefd worden naar de combinatie van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met andere technieken om de gewassen te beschermen tegen ziekten, plagen en onkruiden. Bij ICM of Integrated Crop Management wordt bij de productie gebruik gemaakt van zowel traditionele als moderne productietechnieken met een maximaal respect voor de gebruiker, de voedselveiligheid en het milieu MET het behoud van een goede rentabiliteit. ICM is ondermeer: een optimale teeltrotatie om de ziektedruk te verminderen, het gebruik van weinig ziektegevoelige variëteiten, een betere diagnose van de ziekten, het vaststellen van schadedrempels, het behandelen volgens advies van waarschuwingscentra, … IPM of Integrated Pest Management is een onderdeel van ICM en slaat voornamelijk op het gedeelte gewasbescherming. Bij IPM wordt er zowel gebruik gemaakt van biologische als chemische bestrijdingsmethodes. Er wordt steeds gekozen voor producten met een zeer specifieke werking, dit betekent enkel tegen de ziekte of plaag die een probleem vormt. Voor de bestrijding van insecten gebruikt men waar mogelijk natuurlijke vijanden. Als ze elk afzonderlijk worden gehanteerd, leveren de moderne technieken voor gewasbescherming geen mirakelremedies op. Daarom moet een afweging gemaakt worden van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventies beperkt houden. Bij deze geïntegreerde gewasbescherming ligt de nadruk op de groei van gezonde gewassen, waarbij de landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord en natuurlijke plaagbestrijding wordt aangemoedigd. Deze techniek koppelt de flexibiliteit aan doeltreffendheid en steunt op de wetenschappelijke kennis en de meest geavanceerde landbouwtechnieken. In uitvoering van de Europese richtlijn 2009/128 moet vanaf 1 januari 2014 elk landen tuinbouwbedrijf gerund worden volgens de principes van IPM.
De biologische algemeenheden
bestrijdingsmethoden:
enkele
Het gebruik van vangplaten De basis van de geïntegreerde bestrijding is het waarnemen. In vergelijking met de chemische bestrijding is het hier nog veel belangrijker om te weten wat er gebeurt in het gewas. Pas als we een goed beeld hebben van wat er zich op elk moment afspeelt in de teelt kunnen we de gepaste maatregelen nemen. Het belangrijkste onderdeel bij het waarnemen blijft de gewascontrole, maar voor een aantal plagen kunnen we ook rekenen op hulpmiddelen zoals vangplaten. Vangplaten zijn verkrijgbaar in verschillende kleuren maar hoofdzakelijk in geel en blauw. De gele vangplaten geven betrouwbare informatie over oa. witte vlieg, mineervlieg, sciara, bladluis,…. De blauwe zijn dan weer aantrekkelijker voor trips. De vangplaten dienen een 20-tal cm boven het gewas te worden opgehangen en op regelmatige tijdstippen (dezelfde intervallen) te worden gecontroleerd. Aan de hand van tellingen kan de ontwikkeling van de plagen gevolgd worden, maar vb ook de efficiëntie van (chemische) correcties.
Witte vlieg - Sluipwespen: * Encarsia formosa: deze uiterst kleine (± 0,6 mm), niet inheemse sluipwesp parasiteert witte vlieg, waarbij het ei, de drie larvenstadia en het popstadium van de sluipwesp zich volledig ontwikkelen in de larve en het schijnpopstadium van de gastheer. Bij voorkeur wordt het derde en vierde stadium van de witte vlieg
12
geparasiteerd. De geparasiteerde poppen zijn zwart gekleurd. De adulten voeden zich met de honingdauw die de witte vliegen afscheiden of zelfs met het de inhoud van aangeprikte larven (eerste en tweede larvale stadium) van de witte vlieg. De mannetjes zijn volledig zwart gekleurd, de vrouwtjes zijn zwart met een geel achterlijf * Eretmocerus californicus: eveneens een zeer kleine, citroengele sluipwesp, die minder gevoelig is voor bestrijdingsmiddelen dan Encarsia formosa. De adulten van deze sluipwesp zijn geel tot bruingeel van kleur en parasiteren het tweede en derde larvale stadium van de witte vlieg. Deze geparasiteerde poppen zijn lichtbruin gekleurd in geval van Trialeurodes en donkergeel in geval van Bemisia. Eretmocerus californicus is in combinatie met Encarsia formosa te gebruiken. Deze sluipwesp blijft actiever bij hogere temperaturen dan Encarsia. * Eretmocerus mundus: deze sluipwesp parasiteert enkel Bemisia. - Roofwantsen: * Macrolophus caliginosus: zowel de nymfen als de volwassenen van deze uit het Middellandse Zeegebied afkomstige roofwants leven van witte vliegen, maar ook van spintmijt, bladluis en zelfs motteneieren. Bij gebrek aan voldoende prooien, kan Macrolophus caliginosus plantensappen roven. Macrolophus caliginosus is fel lichtgroen van kleur en ongeveer 5 mm groot.
Bladluizen - Roofgalmuggen: * Aphidoletes aphidimyza: de oranjekleurige larven van deze inheemse galmug (volwassenen 2,5 mm groot) predateren bladluizen. De muggen van deze soort doen hoewel hun naam het tegendeel doet vermoeden - absoluut geen schade aan planten. De muggen zijn vooral ‘s nachts actief en de vrouwtjes leggen, na paring, hun eitjes af in de nabijheid van bladluiskolonies. Aphidoletes aphidimyza is weinig selectief wat de bladluissoort betreft en kan gemakkelijk samen met andere nuttige insecten, zoals sluipwespen of lieveheersbeestjes, worden uitgezet. - Gaasvlieg: * Chrysopa carnea: de (blinde) larven van de gaasvlieg predateren vooral bladluizen, maar voeden zich eventueel ook met witte vliegen, spintmijten enz. De larven zuigen de bladluizen leeg. - Sluipwespen: * Aphelinus abdominalis: dit sluipwespje (3 mm groot parasiteert op een aantal bladluizen, maar zou vooral goed inzetbaar zijn tegen grotere bladluissoorten, zoals de boterbloemluis, Aulacorthum solani en de aardappeltopluis, Macrosiphum euphorbiae. Om zijn eitje te deponeren zet Aphelinus abdominalis zich achterstevoren tegen zijn slachtoffer. De larve ontwikkelt zich in de bladluis en herleidt deze tot een zwarte mummie. Aphelinus abdominalis voedt zich ook als imago met bladluizen. * Aphidius colemani: Deze sluipwesp is vooral bekend om haar parasitering van de groene perzikbladluis, Myzus persicae, de katoenluis, Aphis gossypii en in veel mindere mate de zwarte bonenluis, Aphis fabae. Aphidius colemani is ongeveer 2 mm groot, vrij slank gebouwd, zwart gekleurd en met lange antennen. De vrouwtjes zetten hun eitje af in bladluizen door hun achterlijf tussen hun poten naar voor te brengen en met behulp van de legboor een eitje in de bladluis te injecteren. * Aphidius ervi: deze iets grotere, inheemse sluipwesp gelijkt sterk op Aphidius colemani en wordt vooral ingezet tegen de aardappeltopluis, Macrosiphum euphorbiae en de boterbloemluis, Aulacorthum solani. De manier van eileg van deze sluipwesp is identiek aan die van Aphidius colemani. - Onzelieveheersbeestjes: * Adalia bipunctata, het tweestippelig lieveheersbeestje. De tweestip is ongeveer 3,5 tot 5 mm groot en voedt zich met diverse soorten bladluizen. Eigenaardig genoeg kent men 2 ‘kleurvormen’ van Adalia bipunctata: de ene vorm heeft rode dekschilden met in het midden een zwarte vlek, de andere heeft zwarte dekschilden met een ronde en aan elke voor-buitenzijde een vierkante rode vlek.
13
- Zweefvliegen: * Episyrphus balteatus, de dubbelbandzweefvlieg: is gemakkelijk te herkennen aan het geeloranje lichaam, waarop 5 - 6 zwarte dwarsbanden te zien zijn. Het borststuk is metaalgroen. De larven doen bijzonder sterk denken aan doorzichtige, heel onopvallende slakjes. De adulten leven van nectar en stuifmeel, de larven voeden zich uitsluitend met bladluizen.
Californische trips - Roofwantsen: (Orius laevigatus, Orius insidiosus en Orius majusculus) * Deze roofwantsjes (ongeveer 3 mm groot) zijn donkerbruin van kleur en hebben lichte vlekken op de vleugels. Met hun zuigsnavel, een steeksnuit die normaal onder het lichaam weggeborgen zit, prikken zowel de adulten als de nymfen allerlei kleine insecten, spintmijten en hun eieren aan en zuigen ze leeg. - Roofmijten: * Neoseiulus cucumeris: dit is een kleine, 1 mm grote, beige tot roosachtige roofmijt, die zich bij voorkeur voedt met tripsen die ze aanprikt en leegzuigt. De mijten zijn opvallend kort gepoot en hebben een druppelvormig lichaam en gaan actief op zoek naar hun prooi en voeden zich, behalve met tripsen, ook met spintjes en zelfs met de eieren en de larven van de spintroofmijt Phytoseiulus persimilis. Neoseiulus cucumeris voedt zich uitsluitend met het eerste larvale stadium van de tripsen. Vandaar dat je Neoseiulus cucumeris liefst preventief uitzet. De mijten kunnen zich in afwezigheid van tripsen ook voeden met het al hoger vermelde voedsel of zelfs met stuifmeel. *.Amblyseius swirskii: qua uitzicht is deze roofmijt met het blote oog niet te onderscheiden van Neoseiulus.cucumeris, maar ze bouwt veel sneller een populatie op. Goede bestrijder van trips, witte vlieg en speelt een ondersteunende rol in de spintbestrijding. A.swirskii is de basis van de geïntegreerde gewasbescherming geworden in teelten waar zowel trips, witte vlieg als spint voorkomen. Net als Neoseiulus cucumeris kan A.swirskii ook een populatie opbouwen op stuifmeel, wat preventief inzetten mogelijk maakt. * Iphiseius degenerans: deze roofmijt is erg gevoelig is aan biociden. Een voordeel van deze donkerbruine roofmijt is dan weer dat zij beweeglijker is dan Neoseiulus cucumeris en snel een behoorlijke populatie opbouwt. Wel heeft Iphiseius degenerans veel pollen nodig voor haar overleving. Deze roofmijt houdt zich vaak op in bloemen, waar zij dan leeft van stuifmeel en tripsenlarven. * Hypoaspis miles: Deze bruingekleurde, circa 1 mm grote, zeer levendige bodemroofmijt vraagt voor haar overleving een vochtig substraat en een bodemtemperatuur van 10 °C. De mijten voeden zich met o.a. varenrouwmuglarven, springstaarten en met tripsenpoppen. * Hypoaspis aculeifer: qua gebruik te vergelijken met H. miles. - Roofkever: * Atheta coriaria: een roofkever van de familie Staphylinidae, de Kortschildkevers. Typisch aan de vertegenwoordigers van deze kevers zijn de korte dekschilden, waardoor het abdomen grotendeels zichtbaar is. Een adulte Atheta coriaria is slank gebouwd, ongeveer 3 – 4 mm groot, donkerbruin glanzend en kan vliegen. De larven zijn geel tot oranjebruin van kleur, bodembewonend en ze voeden zich o.a. met het late tweede stadium van de Californische trips en met het popstadium. Ook de kevers voeden zich met het popstadium.
14
Spintmijt - Roofmijten: * Phytoseiulus persimilis: een uitheemse, kleine (0,3 - 0,4 mm), oranjekleurige roofmijt, die enkel gebruikt wordt om de bonenspintmijt, Tetranychus urticae te bestrijden. Het is ongetwijfeld de meest gespecialiseerde roofmijt die men tegen bonenspintmijt kan inzetten. De larve van de roofmijt eet niet, maar de beide nymfestadia eten zowel eitjes, larven als protonymfen van de spintmijten. Maar vooral het vrouwtje is de grootste predator van de spintmijten. Wanneer de roofmijten geen prooien meer vinden, bezondigt Phytoseiulus persimilis zich aan kannibalisme. * Amblyseius californicus is vuilwit tot oranje van kleur. Amblyseius californicus kan het zeer lang zonder voedsel uithouden en is bijgevolg uitermate geschikt om preventief ingezet te worden. Deze mijt houdt zich vooral op aan de bladonderzijde, waar zij meestal resideert onder de harige toefjes die bij heel wat plantensoorten te vinden zijn in de oksels van de nervatuur. Af en toe verlaat ze haar schuiloord om het blad af te schuimen, op zoek naar voedsel ( dit gedrag geldt algemeen voor de Amblyseius roofmijten). Een volwassen mijt kan tot 5 spintmijten per dag oppeuzelen, maar de soort kan ongunstige omstandigheden vrij lang overleven, eventueel op een dieet van stuifmeel. - Galmuggen: * Feltiella acarisuga (oude benaming: Therodiplosis persicae) is een galmug, waarvan de larven leven van spintmijten. Een onmiskenbaar voordeel van deze spintbestrijder is zeker dat de adulten gevleugeld zijn en zij zich dus snel in het gewas kunnen verspreiden, daar waar een uitbreiding van roofmijten over de ganse kas eerder traag zal verlopen. Bovendien zullen de galmuggen actief op zoek gaan naar spinthaarden. Feltiella-larven zuigen alle levensstadia van spintmijten leeg en gedragen zich daarbij als echte veelvraten. - Stethorus sp. * De Stethorus-kevertjes behoren tot de familie van de lieveheersbeestjes, zijn inheems, maar ze zijn door hun geringe grootte (1,5 – 2,0 mm) vrijwel onbekend. De Stethorus-soorten zijn vrij donker tot zwart van kleur en dat is in tegenstelling tot de meeste andere soorten lieveheersbeestjes, die vaak erg opvallend en vrolijk gekleurd zijn. De meeste soorten lieveheersbeestjes voeden zich met bladluizen, maar de Stethorus-soorten hebben uitsluitend spintmijten op hun menu staan.
Mineervlieg - Sluipwespen: * Dacnusa sibirica is een sluipwesp die zijn eitjes legt in de grotere larvestadia. Het schadebeeld (gangen in de bladeren) is hetzelfde als dat van niet-geparasiteerde mineervlieglarven, waardoor deze sluipwesp minder geschikt is voor gebruik in bladgewassen. * Diglyphus isaea bestrijdt de mineervlieg op 2 manieren: enerzijds gaat deze sluipwesp zich voeden met jonge larven (gastheervoeding) maar bovendien zal ze ook de grotere larven verlammen en haar eieren naast deze verlamde larve leggen. De uitgekomen Diglyphuslarven voeden zich dan met de mineervlieglarve. Het grote voordeel hiervan is dat de gangen in het gewas korter blijven.
Varenrouwmug - Roofmijten: *Hypoaspis miles/ Hypoaspis aculeifer: deze roofmijten voeden zich voornamelijk met de larven van de varenrouwmug, maar vb ook tripspoppen staan op hun menu (zie trips). Door het zeer gevarieerde menu van deze mijten zijn ze makkelijk inzetbaar en vormen ze een belangrijk onderdeel in de geïntegreerde bestrijding.
15
- Aaltjes: *Steinernema feltiae is een microscopisch kleine nematode die in staat is om de larven van de varenrouwmug te parasiteren. Geparasiteerde larven kleuren melkwit maar de typisch zwarte kop blijft zichtbaar. Deze aaltjes worden aangegoten maar kunnen vb ook via de irrigatie worden toegediend.
Rupsen - Feromoonvallen: het consequent gebruik van deze seksvallen kan een sterke bijdrage geven in de rupsen (motten)bestrijding. Enig nadeel is wel dat de vallen soortspecifiek zijn maw eerst moet de soort gekend zijn die het probleem veroorzaakt. Meestal worden deze vallen alleen gebruikt om te signaleren. - Bacillus thuringiensis : deze bacterie (verschillende stammen) is verkrijgbaar onder verschillende handelsnamen. De bacterie veroorzaakt, na opname via de mond, kaakverlamming bij de rupsen waardoor de vraatschade onmiddellijk stopt. Bij het spuiten van deze producten is het heel belangrijk voldoende water te gebruiken zodat een uitstekende bladbedekking wordt verkregen.
Bodemschimmels Bij de bestrijding van Sclerotinia vormt de aanwezigheid van scleroten vaak een probleem. Chemische middelen vernietigen immers enkel het mycelium en/of de sporen,de infectiedruk vanuit de scleroten blijft aanwezig. Voor de bestrijding van de scleroten zelf biedt de bodemschimmel Coniothyrium minitans interessante mogelijkheden. Deze schimmel parasiteert via zijn sporen bepaalde Sclerotinia-soorten zoals Sclerotinia sclerotiorum en Sclerotinia minor. Voor praktijktoepassing is het middel Contans® WG beschikbaar. Dit bevat ongeveer 1 x 1012 sporen per kilogram van de stam CON/M/91-08 van Coniothyrium minitans.Behalve op de scleroten heeft Contans® WG ook een directe werking op de myceliumontwikkeling van Sclerotinia minor. In de meeste gevallen is het effect van een eenmalige behandeling veelal niet toereikend. Enkel na opeenvolgende behandelingen wordt een verlaagde infectiedruk vanuit de grond bereikt. Voor de bestrijding van vooral Fusarium en Pythium kunnen oa handelsmiddelen op basis van sporen van de bodemschimmel Trichoderma harzianum T-22.ingezet worden. Deze schimmelsporen worden geactiveerd door wortelexudaten, waarna de schimmel zich ontwikkelt rond de wortels waardoor deze niet alleen beschermd worden tegen aanvallen van Pythium en Fusarium, maar ook makkelijker voedingselementen kunnen opnemen. Behandelen kan door het middel als granulaat door de potgrond te mengen of aan te gieten. Preventieve toepassingen geven steeds de beste resultaten.
Entomopathogene nematoden (EPNs) zijn dodelijke pathogenen voor insecten. Deze nematoden dragen bij tot de regulatie van de natuurlijke populatie van insecten, maar kunnen door hun eigenschappen ook ingezet worden als biologisch insecticide. De aaltjes zoeken na toediening actief naar de prooi en dringen deze binnen. Zij voeden zich met de inhoud van de larven, waarbij specifieke bacteriën vrijkomen zodat de larven sterven binnen enkele dagen. De werking van EPN’s is heel specifiek en gericht waardoor ze onschadelijk zijn voor nuttige insecten. Ze kunnen door de gebruiker toegepast worden zonder enig gezondheidsrisico en zijn geen gevaar voor het milieu. Afhankelijk van de soort kunnen EPN’s ingezet worden om engerlingen, emelten, mineervliegen, vliegenmaden, rupsen en trips te bestrijden. De insectenparasitaire aaltjes Steinernema feltiae zijn commercieel beschikbaar ter bestrijding van de larven van champignonmuggen, toe te passen op vochtige dekaarde. Niettegenstaande de bodem de natuurlijke biotoop van deze nematoden is, kunnen zij ook effectief zijn tegen insecten die voorkomen op het blad wat onder laboomstandigheden reeds uitgebreid aangetoond werd. Er blijkt echter nog onvoldoende kennis te zijn om een openluchttoepassing van deze nematoden gangbaar te maken.
16
Afrikaantjes (Tagetes spp.) voor beheersing van aaltjes in de bodem Tagetes zijn in staat een specifieke groep van aaltjes actief uit te schakelen, namelijk wortellesieaaltjes (Pratylenchus spp. met o.a. P. penetrans). Pratylenchus spp. worden door de planten gelokt, maar eenmaal in de wortel worden ze gedood door een chemische stof die vrijkomt bij het aanprikken van de cellen. Ook wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne spp.) verminderen onder de teelt van Tagetes, dit vooral omdat het geen waardplant is. Een belangrijke uitzondering vormen de groepen Trichodoriden: deze kunnen zich op Tagetes zeer goed vermeerderen. Op percelen waar dus Trichodoride aaltjes voorkomen en problemen geven, kan beter geen Tagetes geteeld worden. Voor de bestrijding van Pratylenchus spp. zijn momenteel twee soorten Tagetes beschikbaar: T. patula en T. erecta. T. patula wordt als de beste aaltjesbestrijder beschouwd. Proeven hebben aangetoond dat bij de teelt van T. patula de aaljesaantasting zeker met 80% afneemt, wat toepassing met nematiciden evenaart en zelfs overtreft. Het ras ‘Single Gold’ is in diverse proeven als landbouwkundig en qua aaltjesbestrijdende werking zeer geschikt naar voren gekomen. Andere goede aaltjesdodende rassen van T. patula zijn o.a. ‘Sparky’ en ‘French Rusty Red’. Tagetes zijn gevoelig voor nachtvorst en kunnen daarom pas na 10 mei worden gezaaid. Voor de goede aaltjesdodende werking moet het gewas minimaal drie maanden op het veld staan, zodat 20 juli de uiterste zaaidatum is. Men heeft afhankelijk van de Tagetes-soort en de teeltwijze, drie tot tien kilogram zaad nodig per hectare. De afstand tussen de rijen, in verband met ontsnapping van aaltjes, mag niet groter zijn dan 25 cm. Het gewas ontwikkelt traag waardoor onkruid, waarop aaltjes wel kunnen vermeerderen, moet bestreden worden. De teelt kan plaatsvinden na een hoofdteelt, mits deze vroeg is geoogst, of vóór een herfstteelt die rond 1 augustus of later wordt ingezaaid of geplant. Daarnaast kan Tagetes worden ingezet als vervanger van gras, graan of groenbemester. Zie ook verder p.19 bij hoofdstuk “Geïntegreerde aanpak van bodemontsmetting”
Elicitoren Elicitoren zijn stoffen die in planten de afweermechanismen tegen ziekten opwekken, zelfs wanneer op of rond de plant (nog) geen ziekte aanwezig is. Bij een echte aanval van een pathogeen in het verdere teeltverloop is de plant al voorbereid en kan hij zich beter tegen de ziekte verdedigen. Planten worden hierdoor minder en later aangetast. Een erkende elicitor is Vacciplant. De werkzame stof ‘laminarine’ wordt gewonnen uit bruinwieren. Bespuitingen moeten preventief en op een gezond gewas gebeuren. Bij infectie kan overgeschakeld worden naar de klassieke gewasbescherming, maar van zodra de ziekte terug onder controle is, kan men opnieuw overschakelen naar Vacciplant, zelfs tijdens de oogst.
Zaaizaadontsmetting De bacterie Pseudomonas chlororaphis is werkzaam tegen de belangrijkste zaadgebonden ziekten zoals steenbrand (Tilletia caries), sneeuwschimmel (Fusarium nivale) en kafjesbruin (Septoria nodorum) in de teelten tarwe, rogge en triticale. De werking is gebaseerd op de inductie van systemische resistentie en op het principe van competitie voor ruimte en voedingsstoffen, waardoor de ziekten geen kans krijgen. Daarnaast heeft de bacterie ook een groeistimulerend effect. De werking is vergelijkbaar met die van andere zaaizaadontsmettingsmiddelen.
17
18
onkruidbestrijding
in
de
biologische
akkerbouw
en
De onkruidbestrijding op een biologisch bedrijf vergt een alerte aanpak. Een aantal belangrijke pijlers voor een geslaagde mechanische onkruidbestrijding is een aangepast teeltplan, een aangepaste mechanisatie en een aanpak van het onkruid in een jong stadium. In een aantal teelten kan ook d.m.v. een vals zaaibed een eerste golf van kiemende onkruiden worden weggenomen. In gewassen met een snelle jeugdgroei (mais, aardappelen, kolen, ...) gaat de mechanische onkruidbestrijding doorgaans vlot. Traagkiemende zaaigewassen zoals ui en peen zijn moeilijkere gewassen. Voor deze laatste gewassen blijft manueel wiedwerk onvermijdelijk.De mechanisatie voor onkruidbestrijding moet gekozen worden in functie van de gewassen en de bedrijfsomstandigheden. In de praktijk worden verschillende toestellen gecombineerd, naargelang de teelt en de omstandigheden: wiedeg, schoffelmachines, vingereg, wiedhark, aanaarder, onkruidbrander, ...
Onkruidbestrijding
Wanneer een plaag niet onder controle kan worden gehouden, is onder bepaalde omstandigheden een aantal biologische bestrijdingsmiddelen inzetbaar. Deze zijn op Europees niveau vastgelegd in een limiterende lijst (http://bioforum.be/v2/documenten/Bio&DeWet-V2-PRODUCENTEN-TAB2.pdf). Indien ze ook erkend zijn in België mogen ze in België gebruikt worden in de biologische landbouw. Ook een aantal gesteentemelen (o.a. basaltmeel) wordt wel eens verstoven ter versteviging van de plant. Enkele toegelaten middelen: * Bacillus thuringiensis: voornamelijk tegen rupsen * Ijzerfosfaat: slakkenmiddel * koperverbindingen; voornamelijk tegen aardappelplaag * prestop: fungicide * pyrethrum: breedwerkend insecticide * spinosad: oa tegen koolvlieg en rupsen * zwavel: fungicide * Pseudomonas chlororaphis: biologische zaadbehandeling van zaaigranen
De groeiomstandigheden moeten echter dusdanig zijn, dat de plant sterk genoeg is om een eigen weerstand op te bouwen. Een goede bodemvruchtbaarheid en bodemgesteldheid is noodzakelijk om een vlotte groei te waarborgen. Een voldoende ruime rotatie geeft minder kans op bodemgebonden ziekten. Door een evenwichtige bemesting (matige N-voorziening, voldoende kalium, ...) kan schade door insecten en schimmels worden voorkomen. Daarnaast kan een aantal teeltmaatregelen bijdragen tot het voorkomen van ziekten en plagen (rassenkeuze, plantafstand, zaaitijdstip, bedrijfshygiëne, ...). Een aantal plagen wordt ook in beperkte mate getolereerd (vb. trips in prei).
Ziektebestrijding is in de biologische teelt slechts beperkt mogelijk. De nadruk ligt dan ook op ziektepreventie en -beheersing. In biologisch geteelde gewassen kunnen doorgaans diverse ziekten en plagen voorkomen.
Ziekten en plagen
Gewasbescherming en openluchtgroenteteelt
Bodemontsmetting
Bestrijding van bodemmoeheid Bodemmoeheid ontstaat als men verschillende jaren na elkaar op dezelfde grond steeds hetzelfde gewas, of gewassen van dezelfde familie teelt. Er ontstaat dan “een eenzijdige ontwikkeling van organismen in de grond die leven ten koste van dat gewas”. Het evenwicht tussen de nuttige en parasitaire micro-organismen wordt op korte termijn grondig verstoord. Vooral schadelijke aaltjes en bodemschimmels, zoals Verticillium en Phytophthora, zullen zich sterker gaan ontwikkelen omdat de voedselwaardplant constant aanwezig is. Bodemmoeheid kan men gemakkelijk voorkomen door een ver doorgedreven systeem van vruchtafwisseling. De meest geschikte gewassen voor vruchtafwisseling zijn: graangewassen (vooral gerst), raaigras, vlinderbloemigen, klavers, gele mosterd, Facelia. Waar een vruchtafwisseling niet mogelijk is, zoals vaak bij de meer gespecialiseerde teelt in serres, moet bodemmoeheid worden bestreden door bodemontsmetting.
Voorwaarden voor een goede bodemontsmetting Een bodemontsmetting gebeurt met z.g. “bodembegassers”. Dit zijn producten die in de grond geïnjecteerd worden tot op een diepte van 15-20 cm. Metam-natrium, metam-kalium en chloorpicrine zijn van nature vloeibaar. Zij zullen langzaam vergassen in de grond. Dazomet wordt als microkorrel verkocht en breedwerpig uitgestrooid en ingefreesd. Het werkingsprincipe is voor alle grondontsmettingsmiddelen hetzelfde: giftige dampen doden de in de bouwlaag voorkomende micro-organismen, zowel de nuttige als de schadelijke. Omdat vaak ook de cultuurplanten zelf kunnen worden beschadigd, moet het injecteren minstens 1 maand voor het planten gebeuren. Voor een goede verspreiding in de diepere bodemlagen, is een voldoende luchtige bodem en een voldoende hoge bodemtemperatuur gewenst. Een bodemontsmetting kan enkel in de zomer en in ‘t najaar. In de winter en de vroege lente is de bodemtemperatuur te laag voor een efficiënte vergassing. Onder glas kan men ook op andere tijdstippen ontsmetten, maar ook dan is een niet te koude bodem van belang. Om een al te snelle vervluchtiging en dus verlies van de werkzame stoffen tegen te gaan, is het nuttig dat de bodem niet te droog is. Anderzijds mag voor een goede doordringing in de bodemporiën, de grond ook niet te nat zijn. Verder moet de grond onkruidvrij zijn, of hoogstens met klein onkruid begroeid zijn. Er mag kort voordien geen vers organisch materiaal (bijv. stalmest, champignonmest, stro, groenbemesting,…) ingewerkt worden. Vers organisch materiaal bindt de producten langdurig. De producten komen pas na maanden vrij als het organisch materiaal verteert tot humus. Het vrijgekomen gas verbrandt de wortels van het gewas met verdorring tot gevolg. De grond wordt kort voor de toepassing geploegd, of beter nog gespit. Een licht vochtige grond is ideaal voor een bodemontsmetting. In een zeer droge of een te natte grond kan het product langdurig aanwezig blijven, zodat nadien gewasschade kan optreden. Onmiddellijk na de toepassing wordt de ontsmette oppervlakte best afgedekt met een speciale (gasdichte) plastiekfolie. De grond blijft, afhankelijk van de bodemtemperatuur, gedurende 2 à 3 weken afgedekt. Koudere grond vraagt langere afdekking. Bij leemachtige gronden kan afdekking met folie worden vervangen door het bevochtigen van de fijnverkruimelde dichtgerolde toplaag. Dit kan niet bij klei- en zandgronden.
Geïntegreerde aanpak van bodemontsmetting Onder druk van mondiale en Europese regelgeving neemt het aantal beschikbare middelen voor chemische bodemontsmetting zienderogen af. Voor een behoud van een goed teeltresultaat wordt het extra belangrijk de nog resterende chemische middelen zo optimaal mogelijk in te zetten, rekening houdend met de hierboven vermelde
19
richtlijnen, en om de chemische bodemontsmetting te combineren met teelttechnische maatregelen, resistente rassen en niet-chemische bestrijdingsmiddelen. Mogelijke teelttechnische maatregelen zijn in het voorgaande voldoende beschreven. Voor niet-chemische bestrijding van scleroten in de bodem staan momenteel enkele middelen voor biologische bestrijding ter beschikking. Dit is belangrijk, aangezien recent onderzoek in serres aantoonde dat niet enkel Sclerotinia maar ook Rhizoctonia en Botrytis via scleroten in de serregronden kunnen overleven. De erkende middelen bevatten de antagonistische schimmels Coniothyrium minitans of Trichoderma spp. Terwijl Coniothyrium werkzaam is tegen Sclerotinia zijn Trichoderma spp. werkzaam tegen Botrytis en Rhizoctonia. Ook voor deze biologische bestrijdingsmiddelen is een voldoende hoge bodemtemperatuur gewenst. Een herhaalde toepassing is nodig voor het bekomen van voldoende werking.
Opnieuw in gebruik nemen van de ontsmette grond Onmiddellijk na het verwijderen van de folie trekt men de grond open (met breker of frees) om de resterende gassen uit te grond te laten ontsnappen. Wanneer men vermoedt dat het gas onvoldoende uit de grond verdwenen is, is de tuinkersproef zeker aangewezen. Tuinkersproef: Enkele dagen voor het planten neemt u, op plaatsen waar aanwezigheid van gas vermoed wordt, een grondstaal tot op 20 cm diepte. Dit staal doet u in een glazen bokaal met een luchtdicht deksel. De grond in de bokaal wordt wat samengedrukt. Vervolgens wordt tuinkerszaad bovenop de aangedrukte grond uitgestrooid. Het zaad begieten met een weinig water, zodat het een goed contact met de grond krijgt. Vervolgens sluit u de bokaal luchtdicht af en plaatst hem bij een venster aan kamertemperatuur. Indien het gas voldoende verdwenen is, zullen de zaadjes binnen 24 uur gekiemd zijn.
Eigenschappen van de diverse bodemontsmettingsmiddelen 1. metam-kalium en metam-natrium: Metam-kalium en metam-natrium zijn in normale omstandigheden vloeistoffen die na injectie langzaam vergassen. In de grond wordt het gas omgezet tot methyl-isothiocyanaat (MIT). Deze stof oefent de feitelijke bestrijding uit. De minimum bodemtemperatuur voor een voldoende vergassing bedraagt 8 à 10°C In de praktijk wordt metam-natrium meestal ingespit, waarna de bodem wordt dichtgeweld of afgedekt met folie. Het grote voordeel van metam-kalium t.o.v. metam-natrium is dat de ontsmette grond met metam-kalium niet verzout (geen natrium) maar dat kalium (bemesting) achterblijft als restproduct. 2. dazomet: Dazomet wordt verkocht als microgranulaat. Het product moet uitgestrooid worden en nadien ingefreesd. Dazomet wordt na vrijstelling in de grond eveneens omgezet tot methyl-iso-thiocyanaat. Om de werkzame stof vrij te stellen moet de korrel eerst oplossen. Daarvoor is er voldoende bodemvocht nodig. Op een droge grond zal de korrel niet oplossen. Indien dat pas gebeurt na het planten, zullen de wortels van het geplante gewas verbranden. Omdat het product na uitstrooiing wordt ingefreesd is de verdeling in de grond zeer regelmatig. Hierdoor is het resultaat vergelijkbaar met metam-kalium en metam-natrium die door het inspitten ook perfect verdeeld worden in de grond. 3. chloorpicrine: Chloorpicrine mag enkel door erkende bodemontsmetters toegepast worden. Onder normale omstandigheden is het een zeer giftige vloeistof. De werking tegen aaltjes en onkruiden is iets zwakker, maar het is het beste schimmelafdodend (vb Verticillium) product van alle erkende grondonstmettingsmiddelen.
20
Schematische voorstelling bodembegassers.
van
het
werkingsspectrum
van
de
De werkingsgraad wordt weergegeven met de volgende legende: • +++ = zeer goed • ++ = goed • + = matig
Middel Fusarium Verticillium Phytophthora Pythium Rhizoctonia Sclerotinia Pyrenochaeta Vrijlevende aaltjes Wortelknobbelaaltjes Onkruiden
chloorpicrine
dazomet
++ ++ +++ +++ +++ ++ ++ +++ + ++
+ + + + + + + +++ 0 +
metamnatrium + + + + + + ++ +++ 0 ++(1)
metamkalium + + ++ + + + + +++ ++ +++(1)
(1) Mits plastiekafdekking gedurende 3 weken (bron: De Ceuster Meststoffen nv (2011).
De klassieke bodemontsmetting: Bij de klassieke bodemontsmetting wordt de ganse oppervlakte ontsmet tot op een diepte van 15-20 cm. Deze toepassing gebeurt minstens 1 maand voor zaaien of planten. Een afdekking met plastiek is niet verplicht, maar wel raadzaam om het gas langer en beter in de grond te houden. Zonder folie moet de grond minstens dichtgeweld worden. Voordelen van een klassieke bodemontsmetting: • efficiëntste ontsmettingsmethode. Met plastiekafdekking worden zowel aaltjes, Verticillium als onkruiden door de meeste producten quasi volledig bestreden; • de klassieke bodemontsmetting geeft de hoogste opbrengsten en beste kwaliteit. Nadelen van een klassieke bodemontsmetting: • een dure toepassing, veel product en speciaal apparatuur noodzakelijk; • milieubelastend, veel product nodig, supplementaire plastiekafdekking.
De bandontsmetting: Bij de bandontsmetting wordt enkel de grond onder de zwarte plastiek ontsmet. Het toedienen van het product gebeurt gelijktijdig met het leggen van de zwarte folie. De grondstrook tussen de folie wordt dus niet ontsmet. Bijgevolg is er minder dan de helft aan product nodig ten opzichte van de klassieke ontsmetting. Bovendien fungeert de zwarte folie als afdekking om het gas tijdelijk in de grond te houden. Het leggen van de plastiek moet minstens 1 maand voor het planten gebeuren. Enige dagen voor het planten (3 à 4 dagen) worden de plantgaten gemaakt om het resterend gas te laten ontsnappen. Voordelen van bandontsmetting: • goedkoop: er is slechts half zoveel product nodig, geen ingewikkelde apparatuur en geen supplementaire plastiek afdekking; • ontsmetten en plastiek leggen gebeurt in één werkgang; • minder milieubelastend; • hoog rendement, behalve als de grond zwaar besmet is.
21
Nadelen van een bandontsmetting: • niet geschikt tegen aaltjes en in geval van zware besmetting door Verticillium; • de zwarte folie moet lange tijd voor het planten gelegd worden; • de plantgaten moeten vooraf gemaakt worden (uitdroging); • de grond kan niet verlucht worden, daardoor kan gewasschade optreden als de tijdsspanne tussen ontsmetten en planten te kort is; • geen onkruidbestrijding tussen de plastiek. Er mag kort voor de toepassing geen vers organisch materiaal ingewerkt worden. Zodra de plantgaten zijn gemaakt, is het geraadzaam even te beregenen of te bevloeien onder de folie om het uitdrijven van het gas te bevorderen. Dit is van groot belang wanneer de grond onder de zwarte folie zeer droog is. In zeer droge grond kan het gas langdurig gebonden blijven.
22
Veiligheidstermijn Gewasbeschermingsmiddelen
zijn
niet
alleen
schadelijk
voor
de
plantenvijanden waartegen ze worden aangewend, maar vele zijn, zelfs bij een sterke verdunning, giftig voor mens en dier. Daarom moet zowel aandacht worden geschonken aan de personen die de middelen toepassen als aan de verbruiker van het behandeld gewas. Met het doel de consument te beschermen tegen de gevaren verbonden aan een onoordeelkundig gebruik van bestrijdingsmiddelen op eetbare gewassen, wordt voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik een veiligheidstermijn bepaald. Hieronder wordt verstaan de periode die moet verlopen tussen de laatste toepassing van het middel, in een bepaald gewas en bij een bepaalde teeltwijze
en
de
oogst.
gewasbeschermingsmiddel
mag
De
veiligheidstermijn
niet
verward
worden
van met
een de
werkingsduur ervan. Zo kan de veiligheidstermijn gevoelig langer zijn dan de werkingsduur. Voor eenzelfde gewasbeschermingsmiddel en eenzelfde gewas kan de veiligheidstermijn verschillen naargelang het een teelt in open lucht, onder glas of plastiek betreft. De voorgeschreven veiligheidstermijn, de erkende, maximale dosis, het maximaal aantal toegelaten behandelingen met eenzelfde
middel
of
middelen
die
dezelfde
residu’s
veroorzaken, alsmede de gewasstadia waarop de toedieningen dienen uitgevoerd, moeten streng worden in acht genomen. Is dit niet het geval, dan loopt men het risico de maximale residu limiet (MRL) te overschrijden. De veiligheidstermijn wordt op de verpakking of het etiket van de handelsmiddelen vermeld. Lees aandachtig het etiket. Het is een belangrijke bron van informatie. De veiligheidstermijnen van de in de brochure opgenomen groenten en akkerbouwgewassen vindt u op blz. 24-33 en volgende. Indien er geen veiligheidstermijn staat aangegeven bij een bepaalde teelt, betekent dit dat de vermelde werkzame stof NIET erkend is voor die bepaalde teelt.
23
AARDBEI
ASPERGE
7d (8)
3d
7d
pirimicarb
pirimicarb + lambda-cyhalothrin
oxamyl
methiocarb
7d
7d
3d
(13)
(13)
7d
3d
3d
7d (8)
7d (11)
(6)
14 d
(11)
7d
(4)
(18)
(3)
lambda-cyhalothrin
7d
21 d
7d
7d
7d
(2)
7d
3d
3d
42 d
(20)
7d
1d (7)
7d
7d
BOON
14 d
3d
3d
3d
1d
COURGETTE
indoxacarb
(16)
(16)
(16)
AUGURK
1d
7d
ERWT
imidacloprid
hexythiazox
esfenvaleraat
7d
7d
dimethoaat
14 d
3d
7d
14 d
deltamethrin
(1)
3d
1d
3d
ANDIJVIE
cyromazin
cypermethrin
cyfluthrin
clofentezin
chloorpyrifos
bifenazaat
beta-cyfluthrin
alpha-cypermethrin
acetamiprid
abamectine
KOOL
INSECTICIDEN en ACARICIDEN in openluchtteelten
21 d
7d
7d
7d
PREI
I.
PETERSELIE 7d
7d
7d
7d
7d
RUCOLA 7d
7d
7d
7d
7d
7d
7d
120 d
90 d
21 d
90 d
(14)
(15)
90 d
SCHORSENEER
Veiligheidstermijnen bij groentegewassen geteeld in open lucht
(10)
7d
(10)
21 d
7d
SELDERIJ
24 SLA 7d
7d
7d
14 d
7d
3d
7d
14 d
SPINAZIE 7d
7d
7d
7d
UI 21 d
(12)
21 d
7d
VELDSLA 7d
7d
14 d
3d
7d
14 d
VENKEL 7d
7d
WITLOOF 14 d
7d
14 d
21 d
7d
7d
120 d
7d
21 d
3d
WORTEL
25
AARDBEI
1d
3d (9)
spinosad
spirodiclofen
3d
thiacloprid
14 d
AUGURK
3d
3d
3d
2d
BOON
1d
2d
2d
COURGETTE
3d
2d
2d
1d
ERWT
7d
2d
2d
KOOL 3d
3d (5)
2d
(17)
7d
2d
2d
PREI
(1) Toepassing vóór bloei en na pluk (2) Enkel in spruitkool, tbv bladluizen : 0 dagen (3) Alle kolen: 7 dagen; behalve raap en koolraap: 3 dagen (4) Sluit-, bloem- ,spruitkool en broccoli: 7 dagen; koolrabi: 10 dagen (5) Enkel in spruit-, sluit-, bloemkool en broccoli, t.b.v. bladvretende rupsen (6) Bloemkool, broccoli: 3 d - Spruit- en sluitkool, koolrabi, koolraap en raap: 7 d (7) Spruit-, boerenkool, Chinese kool en paksoi: 14 d (8) Drooggeoogste erwt: 28 dagen (9) Tussen planten en begin bloei toepassen (10) Knolselderij: 14 dagen – bleekselderij: 7 dagen
3d
tebufenpyrad
(16)
3d
pyrimethanil
7d
3d
pyridaben
spirotetramat
2d
3d
2d
2d
7d
ANDIJVIE
pyrethrinen + piperonylbutoxide
3d (1)
ASPERGE
pyrethrinen + koolzaadolie
pymetrozin
PETERSELIE
(11) (12) (13) (14) (15) (16) (17) (18) (19) (20)
14 d
SLA
(10)
2d
14 d
7d
3d
7d
2d
SELDERIJ 2d
7d
SPINAZIE 2d
2d
UI 7d
2d
2d
VELDSLA 7d
14 d
VENKEL 7d
(19)
18 d
WITLOOF
Alle kolen: 7 dagen; behalve raap en koolraap: 14 dagen Enkel in bosui: 14 dagen 7 d – in viciaboon: 14 d Opkomst - 4 bladeren Opkomst – 6 bladeren Na de oogst, ontwikkeling van de stengels en bladeren Broccoli,bloem-,spruit-en sluitkool: 14d-Chinese kool, boerenkool: 7 d 21 d – in spruitkool: 28 d 50 dagen voor forcerie Enkel in sluitkool : 7 d
14 d
3d
7d
RUCOLA
INSECTICIDEN en ACARICIDEN in openluchtteelten (vervolg) SCHORSENEER
I.
2d
2d
WORTEL
cymoxanil + famoxadone cymoxanil + mancozeb cyprodinil + fludioxynil difenoconazool dimethomorf dithianon epoxyconazool fenamidone + fosethyl-aluminium fenhexamid fenpropimorf fluazinam fluopicolide + propamocarb fosethyl iprodione kresoxim-methyl mancozeb mancozeb + dimethomorf
boscalid + pyraclostrobin chloorthalonil
azoxystrobin azoxystrobin + difenoconazool benalaxyl-M + mancozeb benthiavalicarb + mancozeb bitertanol boscalid
AARDBEI
30 d 7d 14 d
1d
(5)
0d
3d
3d
ANDIJVIE
(1)
(15)
(4)
14d(1)
ASPERGE
(8)
(8)
(8)
(8)
(8)
(8)
3d
1d
6d
AUGURK
II. FUNGICIDEN in openluchtteelten
28 d
14 d
14 d (7)
10 d (17)
7d
14 d
BOON
26
COURGETTE
3d
1d
1d
ERWT
(7)
14 d (7)
14 d
14 d
7d
14 d
14 d
KOOL 14 d
(20)
28 d
(9)
14 d
21 d
PETERSELIE (8)
14 d
14 d
21 d
PREI 60 d
21 d
28 d
14 d
60d
21 d
RUCOLA (8)
(5)
14 d
SCHORSENEER 63 d
63 d
90 d
63 d
SELDERIJ 14 d
14 d (16)
14 d
14 d
SLA (1)
7d
(15)
14 d
(4)
14 d(1)
UI (13)
28 d
21 d
28 d
28 d
14 d
VELDSLA 28 d
(15)
21 d
0d
21 d
WITLOOF (2)(6) (2)
30 d 21d (2)
30 d
21 d
30 d
28 d
14 d (2) 14 d
14 d
14 d
14 d
WORTEL
27
3d 14 d
pyrimethanil quinoxyfen tebuconazool tebuconazool + trifloxystrobine tetraconazool thiabendazool thiofanaat-methyl
ANDIJVIE
(1)
(8)
(8)
ASPERGE
(7) Tijdens bloei
(6) Vlak vóór bewaren
(5) Na planten of na hernemen van de groei
AUGURK
3d
3d
(3) Op het kweekbed (4) Toepassen tijdens week volgend op uitplanten
thiram 7d (1) (19) tolclofos-methyl trifloxystrobine 3d (1) Niet meer toepassen wanneer rijen sluiten (2) Na intafelen van wortelen
(5)
3d 3d (18)
3d
AARDBEI
myclobutanil penconazool prochloraz propamocarb
mandipropamid maneb mepanipyrim mancozeb + metalaxyl-M metconazool metiram
BOON
COURGETTE
3d
2d
15 d
(10)
KOOL
21 d
(19)
14 d
21 d
28 d
28 d
21 d
(3) (14)
(11)
PETERSELIE 7d
PREI
3d (8) Na de oogst (9) 14 d voor bloemkool, broccoli, Chinese kool en paksoi, raap, koolrabi en boerenkool en 21 d voor sluit- en spruitkool (10) 28 d voor droog te oogsten erwt; 14 d voor groene erwt en voedererwt (11) 28 d : bloemkool, spruitkool en broccoli ; 14 d voor koolrabi (12) 28 d voor knolselderij; 42 d voor bleekselderij (13) 14 d voor bosui; 28 d voor drooggeoogst ui (enkel in juni) en sjalot
14 d (7)
28 d
ERWT
II. FUNGICIDEN in openluchtteelten (vervolg)
RUCOLA
SCHORSENEER 21 d
60 d
SELDERIJ 28 d (16)
(12)
SLA (4)
(1)
28 d
7d
UI 14 d
28 d
VELDSLA 21 d
14 d
30 d (6)
(2)
WITLOOF
(20) 14 dagen: enkel in sluitkool
(19) Dompelen van plantsoen
(18) In de herfst, na het planten
(16) Enkel knolselderij. (17) Enkel voor viciaboon
(14) Minstens 2 weken na uitplanten voor broccoli en bloemkool (15) Vanaf 7 dagen na planten tot 20% van finaal kropvolume
(8)
21 d
28 d
7d
21 d
21 d
14 d
WORTEL
Veiligheidstermijnen bij groentegewassen geteeld onder beschutting
pyrethrinen + piperonylbutoxide pyridaben pyrimethanil pyriproxyfen spinosad spirodiclofen spirotetramat tebufenpyrad thiacloprid
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
28
7d 3d (8) 2d
14 d
1d 3d (6)
7d
7d
2d
3d 3d
3d
3d
7d 7d
(3) (4)
SELDERIJ
7d 7d
3d 3d 1d 7d 7d 3d 14 d 7d 1d
14 d
7d
14 d 7d
14 d 7d
14 d 7d (2)
7d
2d
3d 3d
7 3 3 3
3d
3d
(2) 14 d
14 d 2d
d d d d
3d
2d
3d
7d 3d 1d
14 d 7d
3d 3d 7d
3d 1d 7d
3d 14 d 7d 1d
14 d 7d
(5)
7d
VELDSLA
7d
14 d 7d (2)
7d
SLA
(1)
3d
7d
3d 1d
3d 14 d 7d
RUCOLA
3d
PETERSELIE
3d 1d
COURGETTE
14 d 7d
BOON
3d 1d 3d
AUGURK
ANDIJVIE
abamectine acetamiprid bifenazaat clofentezin cyfluthrin cyromazin deltamethrin fenbutatin-oxide hexythiazox indoxacarb lambda-cyhalothrin lambda-cyhalothrin + pirimicarb methiocarb oxamyl pirimicarb pymetrozin
AARDBEI
I. Insecticiden en acariciden in teelten onder beschutting
14 d
7d 14 d
14 d
Toepassen vóór de bloei of na de pluk Vanaf 1/3 tot 31/10: 14 d en vanaf 1/11 tot eind feb: 28 d Knolselderij: 14 dagen – bleekselderij: 7 dagen Bleekselderij: 7 dagen Bleekselderij: 14 dagen Toepassen tussen planten en bloei Toepassen vóór bloei of na pluk
(5)
14 d
7d
(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13) (14)
14 d
VENKEL
SLA
SELDERIJ
RUCOLA
PETERSELIE
COURGETTE
BOON
AUGURK
1d
VELDSLA
azoxystrobin bitertanol boscalid + pyraclostrobin cyprodinil + fludioxonil difenoconazool dimethomorf famoxadone + cymoxanil fenamidone + fosethyl fenhexamid fosethyl imazalil iprodione kresoxim-methyl mancozeb + metalaxyl-M mandipropamid mepanipyrim myclobutanil penconazool prochloraz propamocarb pyrimethanil quinoxyfen thiofanaat-methyl thiram tolclofos-methyl trifloxystrobine
ANDIJVIE
AARDBEI
II. Fungiciden in teelten onder beschutting
0d
14 d
6d 3d 7d
14 d (4)
14 d
(11)
(2) 3d (1)
(3) 14 d
3d 3d 3d (5)
1d
14 d
(4)
14 d
3d (12)
1d
1d
1d
1d 3d
(11)
1d 3d
3d 3d (4)
3d 14 d (2) (9)
14 d
(12)
(4)
(8) 3d
21 d
(10) 14 d 14 d
1d 30 d
14 d (4)
14 d
14 d (11)
(14)
(13)
(4)
28 d
28 d
28 d
7d
7d
7d
3d 3d (7)
(8) 3d
3d
3d
3d
3d
(12)
7d
28 d
14 d
(6)
21 d
(4)
21d
(4) (11)
Na het planten of na het hernemen van de groei Juist na het planten, een maand na het planten en bij de hergroei in de lente Plant dompelen in oplossing gedurende 15 minuten Niet meer toepassen wanneer rijen sluiten Toepassen na het planten in de herfst Toepassen onmiddellijk na zaaien of planten Toepassen bij het zaaien Preventief toepassen door aangieten of door meedruppelen kort na uitplanten Hergroei – eerste bloemen geopend Binnen de week na planten Tijdens de bloei Vanaf 7 dagen na planten tot 20% van finaal kropvolume Kiemlobstadium en/of onmiddellijk na de oogst Onmiddellijk na een snede
29
(1) (2) (3) (4)
0d 7 d(1)
14 d (4) 7 d (4) 7d
14 d
120 d (3) (3) 14 d
0d
7d
14 d
7d
0d
(3) (3)
21 d
0d 0d
AARDAPPELEN
7d 3d 21 d (3) 14 d 0d
CICHOREI
0d 56 d
HAVER
14 d 28 d 14 d(4)
HOP
21 d
21 d
35 d
21 d
0d
42 d
7d 0d
28 d
7d
0d 7 d(1)
0d
0d
0d 0d 0d
0d 0d 0d
0d
0d 56 d
0d 56 d
KOOLZAAD
Enkel in herfst toepassen O dagen bij toepassen in herfst – 42 dagen vanaf begin oprichten Bewaaraardappelen: 7 dagen – pootaardappelteelt: 0 dagen geldt ook voor pootgoedteelt
thiamethoxam zetacypermethrin
alpha-cypermethrin beta-cyfluthrin chloorantraniliprole cyfluthrin cypermethrin deltamethrin dimethoaat esfenvaleraat flonicamid fluvalinaat imidacloprid lambda-cyhalothrin lambda-cyhalothrin + pirimicarb oxamyl pirimicarb pymetrozin pyrethrinen + koolzaadolie spinosad tebufenpyrad thiacloprid
MAIS
INSECTICIDEN en ACARICIDEN in openluchtteelten
ROGGE
I.
Veiligheidstermijnen bij akkerbouwgewassen
7d
0d
0d
0d
0d 0d 0d
0d
SPELT
30 SUIKERBIET 0d
7d
7d 7d
3d 21 d
28 d
TABAK 0d
0d
TRITICALE 7d
0d 7 d(1)
0d
0d
0d 0d 0d
0d 56 d
VLAS 42 d
0d
0d
VOEDERBIET 0d
7d
7d 7d
21 d
WINTERGERST 7d
0d 7d
0d
0d
0d 0d
0d 56 d
WINTERTARWE 7d
0d 7d
0d 28 d (2)
0d 0d 0d
0d 56 d
ZOMERGERST 7d
0d
0d
0d 0d
0d 56 d
7d
0d 7d
42 d
0d
0d 0d 0d
0d 56 d
ZOMERTARWE
31
azoxystrobin azoxystrobin + difenoconazool benthiavalicarb + mancozeb benalaxyl-M + mancozeb boscalid boscalid + pyraclostrobin carbendazim + flusilazool chloorthalonil chloorthalonil + propamocarb cyazofamide cymoxanil cymoxanil + famoxadone cymoxanil + mancozeb cymoxanil + propamocarb cymoxanil + metiram difenoconazool difenoconazool + propiconazool dimethomorf dimoxystrobine + epoxyconazool dithianon epoxyconazool epoxyconazool + fenpropimorf epoxyconazool + pyraclostrobin
AARDAPPELEN
14 d
21 d (1)
14 d
21 d (1)
14 d
7d 21 d
14 d (1)
7 d (1)
3d
14 d (1)
7d
7d
CICHOREI
30 d
30 d
30 d
21 d
HAVER
0d
HOP
28 d
KOOLZAAD
56 d
0d
0d
0d
0d
0d
0d
42 d
0d
0d
ROGGE
0d
SPELT
II. FUNGICIDEN in openluchtteelten SUIKERBIET 42 d
45 d
0d
0d
45 d
21 d 21 d
TABAK
21 d
0d
0d
VOEDERBIET
21 d
49 d
TRITICALE 0d
WINTERGERST 0d
0d
0d
0d
0d
0d
WINTERTARWE 0d
0d
0d
42 d
0d
0d
0d
0d
ZOMERGERST 0d
0d
0d
0d
0d
0d
0d
0d
0d
42 d
0d
0d
0d
0d
ZOMERTARWE
(1) (2) (3)
AARDAPPELEN
7 d (1)
21 d
14 d (1)
3d 14 d
14 d
14 d (1) 14 d (1) 14 d (1)
7d
(3)
7 d (1)
7 d (2)
CICHOREI
30 d
HAVER
0d
0d
35 d
0d
0d
0d
0d
voor de bloei 14 d
7d 14 d 14 d
0d
0d
0d
28 d
HOP
Geldt ook voor aardappelpootgoed Voor 10 juni en na 1 juli 7 d voor loofdoding; geldt ook voor pootaardappelteelt
myclobutanil prochloraz + propiconazool prothioconazool + spiroxamine quinoxyfen tebuconazool tetraconazool thiabendazool zoxamide + mancozeb
fenamidone + mancozeb fenpropimorf fluazinam fluazinam + metalaxyl-M fluopicolide + propamocarb fosethyl koperhydroxide koperoxychloride mancozeb mancozeb + dimethomorf mandipropamid maneb metalaxyl-M + mancozeb metiram
KOOLZAAD
II. FUNGICIDEN in openluchtteelten (vervolg)
ROGGE
32 SPELT 0d
0d
0d
0d
28 d
SUIKERBIET 42 d
28 d
30 d
14 d
45 d
TRITICALE 0d 0d
0d
0d
0d
28 d
TABAK 0d
0d
14 d
14 d
VOEDERBIET 28 d
30 d
14 d
WINTERGERST 0d 0d
0d
0d
0d
0d
28 d
WINTERTARWE
0d 0d
0d 0d 0d 0d
0d 0d
0d
0d
28 d
ZOMERGERST
0d
0d
0d
28 d
0d 0d
0d
0d
0d
0d
28 d
ZOMERTARWE
33
AARDAPPELEN
14 d (1)
14 d
4d
AARDBEI
30 d
BOON
(4)
7d
4d 0d
ERWT
7d
4d
GRASLAND
28 d 14 d 7d 7d
0d 0d
0d 0d
0d
7d
28 d 14 d
7d
0d 0d 0d
7d
5d
14 d
10 d 14 d 7d 7d 7d
0d
0d
7d
7d
0d
8d
7d
7d
HAVER
(1) Ook in pootaardappelteelt (2) Knolselderij: 120 dagen – bleekselderij: 90 dagen
pyridaat S-metolachloor thifensulfuron-methyl triclopyr 2,4 D 2,4-D + MCPA
mecoprop-P metsulfuron-methyl pyraflufen-etyl
aminopyralide + fluroxypyr asulam chloorprofam clopyralid + fluroxypyr + ioxynil clopyralid + fluroxypyr + MCPA dicamba dichloorprop-P + mecoprop-P + MCPA dimethenamide-P diquat ethofumesaat florasulam fluroxypyr florasulam + fluroxypyr fluroxypyr + triclopyr glufosinaatammonium glyfosaatisopropylaminezout ioxynil MCPA
14 d
PREI
28 d
14 d
80 d
0d 0d
0d
0d
7d
0d 0d 0d
0d
SELDERIJ 0d (2)
56 d
SJALOT
(3) 2-3 weken na uitplanten (4) onmiddellijk na het zaaien
KOOLGEWASSEN
(3)
KOOLZAAD
4d
ROGGE 0d
SPELT 0d 0d
0d 0d
0d
7d
0d 0d 0d
0d
0d
0d
TRITICALE 0d 0d
0d
0d
7d
0d 0d 0d
0d
0d
UI
VENKEL 90 d
0d
14 d
1d
VLAS 0d 0d
0d 0d
0d
7d
0d 0d 0d
7d
0d
0d
0d
0d 0d
0d 0d
0d
7d
0d 0d 0d
0d
0d
0d
(5) stadium 1-8 bladeren
56 d
7d
0d
WINTERGERST
open WINTERTARWE
in
lucht
(5)
0d
0d
0d
WITLOOF
groentegewassen WORTEL
bij
0d 0d
0d 0d
0d
7d
0d 0d 0d
7d
0d
0d
0d
ZOMERGERST
Veiligheidstermijnen voor herbiciden akkerbouwgewassen in open lucht
en
0d 0d
0d 0d
0d
7d
0d 0d 0d
0d
0d
0d
ZOMERTARWE
bij
34
Graminicide
(1) (2) (3) (4) (5) (6)
56 d 28 d 28 d
28 d
60 d (2)
(4)
groene boon voedererwt voor de bloei of na de oogst veiligheidstermijn bepaald door toepassingsstadium knolselderij: 56 dagen - bleekselderij: 42 dagen voor de bloei
90 d
28 d
0d 90 d
90 d 28 d 28 d
28 d
60 d (1)
(4) 90 d
56 d
cycloxydim
60 d
clethodim
(8) (9)
(7)
28 d
28 d
42 d
42 d (2)
42 d
propaquizafop (+ additief)
28 28 28 28
d d d d
28 d 28 d 28 d
28 d
28 d
28 d 28 d
28 d 28 d
quizalofop-ethyl-D
42 d
voor max. hoogte 56 d
56 d 42 d 56 d
42 d
42 d
35 d 42 d (8) voor de winter
56 d (9)
35 d
tepraloxydim (10)
in koolraap, raap, broccoli, bloemkool, spruitkool, Chinese kool en paksoi, boerenkool en koolrabi enkel in viciabonen Mag in het voorjaar in alle teelten gebruikt worden, voor opkomst, voor zaaien of voor het planten, ofwel tussen de rijen zonder het gewas te raken. Max. 1 toepassing/12 maanden.
voor de winter 21 d 42 d 42 d 56 d (5) 42 d 21 d 56 d 28 d 56 d 42 d max. 15 cm hoog 28 d 56 d 56 d
42d 42 d (6) 56 d (6)
(3)
fluazifop-P-butyl (+ additief)
Overzicht van de systemische bladgraminiciden, de gewassen waarin ze mogen ingezet worden en de respectieve veiligheidstermijnen
Gewas Aardbei Aardappel (consumptie) Andijvie Asperge Boon Cichorei Erwt Koolgewassen Koolzaad Peterselie Prei Rucola Schorseneer Selderij Sla Spinazie Suikerbiet Ui Veldboon Venkel Vlas Voederbiet Witloof Wortel
A.
Bestrijding van onkruidgrassen
35
Toedieningen
- tepraloxydim (50-75 gram/ha)
b) Straatgras - clethodim (0,120 kg/ha)
- tepraloxydim (50 gram/ha)
- propaquizafop (+ additief) (0,075-0,100 kg/ha)
versterkt met uitvloeier (1 ‰)
a) Eénjarige onkruidgrassen algemeen (duist, windhalm, wilde haver, onkruidgiersten zoals hanenpoot en opslag van granen en raaigrassen) behalve straatgras. - clethodim (0,12 kg/ha) - cycloxydim (0,2 kg/ha) of fluazifop-P-butyl (0,188 kg/ha) of quizalofop-ethyl-D (0,050 kg/ha)
Hoogste dosis vanaf uitstoeling.
Tegen opslag van raaigrassen en tegen wilde haver: 0,1000,120 kg/ha. Geen uitvloeier toevoegen.
Tegen duist en hanenpoot: 0,125 kg/ha. Tegen opslag van granen en tegen wilde haver en tegen uitgestoelde grassen: 0,0625-0,075 kg/ha. In aardappel, cichorei, mais en witloof.
Geen uitvloeier toevoegen.
De graminiciden niet mengen met andere herbiciden (behalve bij suikerbiet binnen het FAR-systeem).
B.
36
- propaquizafop (+ additief) (0,50 kg/ha of 2 x 0,075 kg/ha) - tepraloxydim (0,1 kg/ha)
c) Overblijvende onkruidgrassen: onderdrukking van kweek van 15-20 cm - clethodim (0,36 kg/ha) - cycloxydim (0,400-0,600 kg/ha) of fluazifop-P-butyl (0,375 kg/ha of 2 x 0,188 kg/ha) of quizalofop-ethyl-D (0,150 kg/ha of 2 x 0,075 kg/ha) versterkt met uitvloeier (1 ‰) In aardappel, cichorei, mais en witloof.
Geen uitvloeier toevoegen. Enkel in biet.
Resistentie Men spreekt van resistentie wanneer een middel, dat in het verleden succesvol werd ingezet tegen een bepaalde ziekte, plaag of onkruid aan de normale dosis (vaak wordt een lagere dosis dan de “erkende dosis” aangewend, bijvoorbeeld in “lage-dosis-systemen” …), hiertegen faalt. Dit falen is dan niet het gevolg van een gebrek aan kwaliteit van het betrokken product, een foutieve toepassing (dosis, ontwikkelingsstadium, toedieningstechniek, …) of evenmin het gevolg van uitzonderlijke klimatologische of omgevingsfactoren. Resistentie kunnen we omschrijven als het optreden van stammen, biotypen of populaties binnen een bepaalde soort die gewasbeschermingsmiddelen verdragen in hoeveelheden die voor het “wilde of oorspronkelijke type” van dezelfde soort dodelijk zijn. Resistentie is het gevolg van het optreden van genetisch gebonden veranderingen in de gevoeligheid van de ziekte-, plaag of onkruidpopulatie. Resistentie is dus erfelijk. Resistentie ontstaat altijd door evolutie en selectie. Er zijn diverse resistentiemechanismen: • geen adsorptie (opname) meer van het gewasbeschermingsmiddel door het betrokken organisme; • snelle detoxificatie door het betrokken organisme; • snelle eliminatie (uitscheiding) van het gewasbeschermingsmiddel door het betrokken dierlijke organisme; • gedragsverandering door plaagorganisme, zodat het minder in contact komt met het gewasbeschermingsmiddel; • geen binding meer van het gewasbeschermingsmiddel in het betrokken organisme. Diverse factoren spelen een rol bij het optreden van resistentie: • het gebruik van persistente middelen verhoogt de kansen op resistentie (echter, ook gebruik van niet-persistente middelen kan resulteren in zeer snelle ontwikkeling van resistentie: voorbeeld: FOPs en DIMS bij grassen); • het gebruik van resistente of tolerante rassen; • het gebruik van een specifiek of een selectief middel ter bestrijding van dierlijke vijanden verlaagt de kansen op resistentie; • een ondersteuning met niet-chemische bestrijdingsmethoden verlaagt de kansen op resistentie; • de intensiteit in gebruik van een bepaald gewasbeschermingsmiddel: o een te hoge of te lage dosis kan het risico voor resistentie verhogen; o herhaalde toepassingen van eenzelfde middel of van eenzelfde groep van middelen met dezelfde werkingswijze verhogen de kans op resistentie; o afwisselingen met andere chemische families of mengingen van middelen van verschillende chemische families en met verschillende werkingswijze(n) verlagen de kans op resistentie.
37
38
Verandering natriumstromen
Nicotine acetylcholine receptor agonisme/antagonisme
3
4
6 7
Nicotine acetylcholine receptor agonisme Activatie chloride stromen Juvenielhormoon
Antagonisme chloridestromen
2
5
Remming acetylcholine esterase
Werkingswijze
1
IRAC-Code
Avermectinen Pyriproxyfen
Spinosynen
abamectine pyriproxyfen
spinosad
Werkzame stof methiocarb oxamyl Carbamaten pirimicarb chloorpyrifos Organische fosforesters dimethoaat fipronil Fenylpyrazolen alpha-cypermethrin beta-cyfluthrin cyfluthrin cypermethrin deltamethrin Synthetische pyrethroïden en esfenvaleraat pyrethrinen fluvalinaat lambda-cyhalothrin pyrethrinen tefluthrin zetacypermethrin acetamiprid clothianidin Neonicotinoïden imidacloprid thiacloprid thiamethoxam
Chemische familie
Bron: Insecticide Resistance Action Committee (www.irac-online.org)
Chemische families insecticiden en acariciden
39
UN
28
23
22
Ryanodine receptor modulator Neutrale inhibitoren (onbekende werkingswijze)
Inhibitie mitochondriaal electronentransport Spanningsafhankelijke natriumstroom antagonisten Inhibitoren van acetyl carboxylase
Inhibitie van ATP-synthase Verstoring vervelling
12 17
21
Microbiële verstoorders van membraan darmkanaal
11
Bifenazaat
bifenazaat
Tetronic en Tetramic zuur derivaten
Diamides
indoxacarb spirodiclofen spirotetramat chloorantraniliprole
Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki fenbutatinoxide cyromazin pyridaben tebufenpyrad
Bacillus thuringiensis subsp. Aizawai
pymetrozin flonicamid clofentezin hexythiazox
Werkzame stof
Indoxacarb
METI acariciden
Bacillus thuringiensis subsp. Aizawai Bacillus thuringiensis subsp. Kurstaki Organotin miticiden Cyromazin
Clofentezin, Hexythiazox
Inhibitoren mijtenaangroei
10
Chemische familie
9
Werkingswijze
Onbekende of niet gespecifiëerde Pymetrozin werking Flonicamid
IRAC-Code
40
MAP/histidine-kinase in osmotisch transductiesignaal
C14-demethylisatie bij sterolbiosynthese
2
3
Werkingswijze
Mitose: beta-tubuli assemblage
1
FRAC-Code
Chemische families fungiciden
Imidazolen
Triazolen
Dicarboximiden
Chemische familie Benzimidazolen Thiofanaten
bitertanol cyproconazool difenoconazool epoxyconazool fluquinconazool flusilazool flutriafol metconazool myclobutanil penconazool propiconazool prothioconazool tebuconazool tetraconazool triadimenol triticonazool imazalil prochloraz triflumizool
iprodione
Werkzame stof thiabendazool thiofanaat-methyl
Bron: FRAC code list 2010 door Fungicide Resistence Action Committee
41
Complex II in ademhaling schimmels (succinaat dehydrogenase)
Biosynthese methionine
Complex III in ademhaling schimmels (ubiquinol oxidase)
5
7
9
11
14
13
Peroxidatie lipiden
MAP/histidine-kinase in osmotisch transductiesignaal G-eiwitten in vroege celsignalen
Reductase en isomerase in sterolbiosynthese
4
12
Werkingswijze
RNA polymerase I
FRAC-Code
Quinolinen Aromatische hydroxycarbonen
Fenylpyrolen
Oximino-acetamiden Oxazolidine-dionen Dihydro-dioxazinen Imidazolinones
Oximino-acetaten
Methoxy-carbamaten
Methoxy-acrylaten
Anilino-pyrimidinen
Fenyl-benzamiden
Morfolinen Piperidinen Spiroket-alaminen Pyridine carboxamiden
Acylalaninen
Chemische familie
tolclofos-methyl
quinoxyfen
fludioxonil
cyprodinil mepanipyrim pyrimethanil azoxystrobin picoxystrobine pyraclostrobin kresoxim-methyl trifloxystrobine dimoxystrobine famoxadone fluoxastrobin fenamidone
flutolanil
Werkzame stof benalaxyl-M metalaxyl-M fenpropimorf fenpropidin spiroxamine boscalid
42
propamocarb fluazinam
Cyano-imidazolen
Complex III van ademhaling schimmel: ubiquinon reductase
Mitose: beta-tubuli assemblage
Werkingswijze niet gekend
Permeabiliteit van celmembranen Carbamaten
Ontkoppeling van oxidatieve fosforilatie
Werkingswijze niet gekend
ATP productie (voorstel)
Fosfolipidesynthese en celwandafzettting
Verplaatsing van spectrineachtige eiwitten
21
22
27
28
29
33
38
40
43
Pyridinylmethylbenzamiden
fluopicolide
benthiavalicarb mandipropamid
Mandelinezuren
dimethomorf
Cinnaminezuren
Valinamide carbamaten
silthiofam
fosethyl
cymoxanil
zoxamide
cyazofamide
pencycuron
Thiofeen-carboxamides
Ethyl-fosfonaten
2,6-dinitro-aniline
Cyanoacetamide oxinen
Toluamiden
Fenylureum
Celdeling
20
fenhexamid
Hydroxy-aniliden
3-ketoreductase tijdens C4demethylisatie van biosynthese sterol
17
Werkzame stof
Chemische familie
Werkingswijze
FRAC-Code
43
dithianon laminarine
Quinonen (antraquinonen)
Natuurlijke bestanddeel
P4
Plantversterking
M9
captan chloorthalonil
Chloornitrilen
M5
thiram
metiram
maneb
Ftaalimiden
Dithiocarbamaten
mancozeb
zwavel
koperoxychloride
koperhydroxide
metrafenone
cyflufenamide
Werkzame stof
M4
M3
Zwavel
M2
Veelzijdige werking
Fenyl-acetamiden
Benzofenonen
Koperverbindingen
Actine verstoring
Chemische familie
M1
Werkingswijze niet gekend
U8
Werkingswijze
U6
FRAC-Code
44
Remming acetolactaatsynthese (ALS)
A
B
Werkingswijze
Remming acetyl carboxylase (ACCase)
HRAC-groep
Chemische families herbiciden
‘DEN’s’
Fenylpyrazoline
Sulfonylamino-carbonyltriazolinon
Triazolopyrimidine
Imidazolinon
Sulfonylureum
'DIM's'
Cyclohexaandion
Aryloxyfenoxypropionaat 'FOPs'
Chemische familie
propoxycarbazone-Na
pyroxsulam
metosulam
florasulam
imazaquin
tritosulfuron
triflusulfuron-methyl
tribenuron-methyl
thifensulfuron-methyl
sulfosulfuron
rimsulfuron
prosulfuron
nicosulfuron
metsulfuron-methyl
mesosulfuron-methyl
iodosulfuron-methyl-natrium
foramsulfuron
flupyrsulfuron-methyl
amidosulfuron
pinoxaden
tepraloxydim
cycloxydim
clethodim
quizalofop-ethyl-D
propaquizafop
fluazifop-P-butyl
fenoxaprop-P-ethyl
clodinafop-propargyl
Werkzame stof
Bron: Herbicide Resistance Action Committee
45
Triazinen
Triketon
Isoxazolidinon Difenylether
Remming fotosynthese (fotosysteem II)
Remming fotosynthese (fotosysteem II)
Omleiding elektronen in fotosysteem I
Remming protoporfyrinogeen oxidase (PPO of Protox)
Verbleking: remming biosynthese carotenoïden ter hoogte van fytoeendesaturase (PDS)
Verbleking: remming 4-hydroxyfenylpyruvaat-dioxygenase (4-HPPD)
Verbleking biosynthese carotenoïden (doelwit niet gekend)
C2
C3
D
E
F1
F2
F3
Andere
Pyridinecarboxamide
Benzothiadiazinon Fenylpyridazine Bipyridylium Difenylether Fenylpyrazol N-fenylftaalimide Triazolinon
Nitrillen
Ureum
Fenylcarbamaten
Uracil Pyridazinonen
Triazinonen
Werkzame stof terbuthylazin metamitron metribuzin lenacil chloridazon desmedifam fenmedifam chloortoluron isoproturon linuron bromoxynil ioxynil bentazon pyridaat diquat bifenox pyraflufen-etyl cinidon-ethyl carfentrazon-ethyl diflufenican picolinafen beflubutamide flurtamone mesotrion sulcotrion clomazon aclonifen
Chemische familie
Remming fotosynthese (fotosysteem II)
Werkingswijze
C1
HRAC-groep
46
Remming synthese vetzuren met zeer lange keten (VLCFAs) (Remming celdeling)
K3
Werking zoals indolazijnzuur (synthetische auxinen)
Veelzijdige werking
O
Z
N
Remming synthese celwand (cellulose) Remming synthese lipiden (andere dan remming ACCase)
Remming mitose/ organisatie microtubuli
K2
L
Remming assemblage microtubuli
Werkingswijze Remming EPSP synthese Remming glutaminesynthetase Remming dihydroxypteroaat-synthase (DHP)
K1
HRAC-groep G H I
Chinolinecarboxylzuur Andere
Pyridinecarboxylzuur
Benzoëzuur
Fenoxy-carboxylzuur
Acetamide Oxyacetamide Benzamide Benzofuran Thiocarbamaat
Carbamaat
Benzamide
Dinitroaniline
Chemische familie Glycine Fosfinezuur Carbamaat
Werkzame stof glyfosaat glufosinaat-ammonium asulam benfluralin pendimethalin propyzamide carbeetamide chloorprofam dimethenamide metazachloor metolachloor pethoxamide napropamide flufenacet isoxaben ethofumesaat triallaat 2,4-D 2,4-DB dichloorprop-P MCPA MCPB mecoprop-P dicamba clopyralid fluroxypyr triclopyr quinmerac dazomet
47
(1) (2) (3) (4) (5)
100 ml/100 l
100 ml/100 l
100 ml/100 l
0,15 l/ha
1 l/150 l/ha
2 l/ha
2 l/ha
2 l/ha
2 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
0,5 - 2 l/ha 0,5 - 2 l/ha 0,5 - 2 l/ha 0,5 - 2 l/ha 0,5 - 2 l/ha 1 l/150 l/ha (1) (1) (1) (1) (1)
2 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
veresterde koolzaadolie
Vegetop
Biotop
Protex-oil 850 g/l
Vegelux Super Mineral Weed-oil
1 l/ha
3 l/ha
0,5 - 2 l/ha (1)
0,5 - 2 l/ha (1)
0,5 - 2 l/ha
0,5 - 2 l/ha (1)
1,5 - 3 l/ha 1,5 - 3 l/ha 1,5 - 3 l/ha 1,5 - 3 l/ha
2 l/ha
1 - 2 l/ha (2)
koolzaadparaffineolie paraffineolie paraffineolie paraffineolie olie
Vegoil S
in FAR-systeem: 0,3 - 0,5 l/ha 1 l/400 l water/ha in menging met carfentrazon-ethyl en 2 l/400 l water/ha in menging met diquat 100 ml Trend 90/100 l water indien gebruik van 150 tot 400 l water/ha – SLECHTS 50 ml Trend 90/100 l water indien meer dan 400 l water/ ha Max. 150 l H2O/ha waaraan dus 1 l Gaon mag toegevoegd worden. 150 ml Cantor/100 l water indien gebruik van 150 l water/ha
Bieten
Cichorei
Mais
150 ml/100 l
1 l/ha
1 l/ha
1 l/150 l/ha
1 l/ha
100 ml/100 l
0,15 l/ha
150 ml/100 l
Consumptieaardappelen Pootaardappelen
Triticale
1 l/ha
1 l/ha
150 ml/100 l
Spelt
1 l/ha
1 l/ha 1 l/ha
1 l/150 l/ha
1 l/ha
150 ml/100 l
Rogge
1 l/ha
1 l/ha
150 ml/100 l
1 l/150 l/ha
1 l/150 l/ha
1 l/ha
150 ml/100 l
1 l/ha
1 l/ha
Haver
1 l/ha
Zomergerst
1 l/ha
1 l/ha
150 ml/100 l
Wintergerst
1 l/ha
1 l/150 l/ha
1 l/150 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
150 ml/100 l
Zomertarwe
1 l/ha
1 l/150 l/ha
1 l/ha
1 l/ha
veresterde koolzaadolie
Tipo
150 ml/100 l
1 l/ha
veresterde koolzaadolie
Natol
Wintertarwe
Grasland
Mero
geëtholyleerd triglyceride
Gaon (4)
Teelt
Actirob B
veresterde veresterde heptamethyl- isodecyl-alcohol veresterde koolzaadkoolzaadtrisiloxane ethoxylaat koolzaad-olie olie olie
Trend 90 (3)
Ranman component B
Cantor (5)
Handelsnaam
De in akkerbouwteelten erkende additieven
De in groenteteelt erkende additieven
Handelsmiddel : Trend 90 – op basis van 900 g/l isodecyl-alcohol ethoxylaat ==>Verbetert de aanhechting en de verdeling van de spuitvoloeistof op de behandelde planten, wat, zij het nit in alle gevallen, toelaat de werkzaamheid van het product waaraan het wordt toegevoegd te verbeteren. ==> Wordt toegepast in na-opkomst aan 100 ml/100l spuitoplossing voor een spuitvolume van 150-400 l/ha of 50 ml/100 l spuitoplossing voor grotere volumes, dit in menging met een erkend fungicide of insecticide in volgende teelten: • Aardbeien, boerenkool (*), bloemkool (*), broccoli (*), Chinese kool (*), koolrabi (*), mergkool (*), paksoi (*), prei (*), rode kool (*), savooikool (*), sla, sluitkool (*), spitskool (*), spruitkool (*), stamslabonen, voederkool (*), witloofwortelteelt, witte kool (*) en wortelen (*). • (*): enkel in openluchtteelt
In alle teelten erkend anti-schuimmiddel
Handelsmiddel : Cass’mousse – op basis van 294 g/l dimethylpolysiloxaan ==>Tegen schuimvorming: 1,4 ml/100 l spuitoplossing
48
Geleide bestrijding van ziekten en plagen Door het toepassen van geleide bestrijding doet de teler een economisch voordeel, wordt het milieu minder belast en kan men een kwaliteitsvol gewas produceren. Door kennis van de levenswijze van de parasiet weet men wanneer deze kan voorkomen en door het uitvoeren van waarnemingen te velde gaat men kijken of ze werkelijk in voldoende aantallen voorkomt om een economische bestrijding te garanderen. Hierbij komen steeds meer hulpmiddelen ter beschikking van de teler om na te gaan wanneer een ziekte of plaag in een gewas aanwezig is. Pas indien de aanwezigheid zo groot is dat die kan leiden tot economische schade, is een behandeling noodzakelijk. Hierbij wordt gebruik gemaakt van schadedrempels en wordt tevens rekening gehouden met de weersverwachtingen. De hulpmiddelen die het mogelijk maken ziekten en plagen waar te nemen in diverse gewassen staan vermeld in onderstaande tabel. Teelt Aardappelen Aardappelplaag
Bladluizen Aardbei Bladluizen Spintmijten (rode spin) Trips Andere Biet (suiker-) Alle plagen en ziekten
Waarnemingsmethode visuele controle dagelijkse opvolging ziektemodel op basis van weergegevens van circa 32 meetposten visuele controle (consumptie) gele vangbakken (pootgoed) gele plakvallen visuele controle blauwe plakvallen visuele controle wekelijkse of tweewekelijkse visuele waarnemingen en tellingen op circa 60 waarnemingsvelden
Bloemkool Koolbladvlieg Koolmot Koolvlieg Rupsen en bladluizen Andere
gele vangbakken feromoonval lokval visuele controle visuele controle
Broccoli Koolmot Koolvlieg Rupsen en bladluizen Andere
feromoonval lokval visuele controle visuele controle
Cichorei (industriële) Alle plagen en ziekten Erwt Erwtenpeulboorder Bladluizen Granen Bladluizen
Bladziekten Smalle graanvlieg
wekelijkse of tweewekelijkse visuele waarnemingen en tellingen, visuele controle op circa 20 waarnemingsvelden feromoonval visuele controle wekelijkse, visuele controle op een reeks waarnemingsvelden wintergerst en wintertarwe verspreid in Vlaanderen wekelijkse, visuele controle op een reeks waarnemingsvelden wintertarwe verspreid in Vlaanderen staalnames in nazomer op een reeks waarnemingsvelden in risicogebieden in Vlaanderen
49
Hop Hopplaag Bladluizen Spintmijten (rode spin) Prei Bladziekten Preimot Tabakstrips Andere
dagelijkse opvolging weermodel op basis van 3 weerposten wekelijkse, visuele controle op 2 waarnemingsvelden visuele controle visuele controle opmeten weergegevens feromoonval blauwe plakval + opmeten temperatuur visuele controle
Selderij Bladluizen Wortelvlieg
visuele controle gele plakvallen
Sla Mineervlieg
gele plakvallen
Spruitkool Koolmot Koolvlieg Rupsen en bladluizen Stip (Mycosphaerella) Andere
feromoonval lokval eilegval visuele controle visuele controle opmeten temperatuur en relatieve vochtigheid visuele controle
Wortel Bladluizen Wortelvlieg
visuele controle gele plakvallen
Witloof Witloofmineervlieg Slawortelluis Bladluizen
gele vangbakken gele vangbakken gele vangbakken
50
51
Tel. 051/27.32.40
[email protected]
Tel. 051/27.32.51
[email protected] Tel. 051/27.32.51
[email protected]
POVLT-WPIG vzw
POVLT-WPA vzw
PCBT vzw
PCBT vzw
PCBT vzw
Erwtenpeulboorder
Hopplaag Bladluizen Spintmijten (rode spin)
Koolmot
Kooluil
Koolwitje
Erwt
Hop
Koolgewassen (biologische teelt)
Tel. 051/27.32.51
[email protected]
Tel. 051/27.33.02
[email protected]
KBIVB vzw
www.irbab-kbivb.be
www.irbab-kbivb.be + verzending per mail/fax (op aanvraag)
Cichorei (industriële) Alle ziekten en plagen
Alle ziekten en plagen
LAVA-veilingen
uitgevoerd door proeftuinen: -PCH vzw -POVLT-WPIG vzw -PCG vzw -PCF vzw KBIVB vzw
Biet (suiker)
Tel. 051/27.32.42
[email protected]
PCA vzw
Bladluizen (pootgoed)
Alle ziekten en plagen
Tel. 09/381.86.92
[email protected]
PCA vzw
Bladluizen (consumptie-aardappel)
Aardbei
Tel. 09/381.86.92
[email protected]
PCA vzw
Aardappelplaag
Info
Aardappel
Instantie
Plaag
Teelt
Overzicht waarschuwingsdiensten ziekten en plagen
52
PCG vzw PSKW vzw POVLT-WPIG vzw
PCG vzw PSKW vzw POVLT-WPIG vzw
Koolvlieg
Bladluizen
Rupsen
Wintergranen
Prei (biologische teelt) Prei (geïntegreerde teelt)
PCG vzw PSKW vzw POVLT-WPIG vzw
Tabakstrips
Bladluizen tijdens najaar en vroege voorjaar
PCG vzw PSKW vzw POVLT-WPIG vzw
Preimot
PCG vzw PSKW vzw LCG vzw
POVLT-WPIG vzw
Preimot
Papiervlekkenziekte
POVLT-WPIG vzw
PCG vzw PSKW vzw PCBT v.z.w.
Stip
PCG vzw PSKW vzw
PCG vzw PSKW vzw POVLT-WPIG vzw
Tel. 051/27.32.41 Fax. 051/24.00.20
[email protected]
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.32.51
[email protected] Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
Tel. 051/27.33.02
[email protected] en LAVA-veilingen
POVLT-WPIG vzw
Koolmot
Koolgewassen (geïntegreerde teelt)
Info
Plaag
Teelt
Instantie
Overzicht waarschuwingsdiensten ziekten en plagen (vervolg)
53
POVLT-WPIG vzw
CARAH: Centre Agronomique de Recherches Appliquées du Hainaut KVIVB: Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet te Tienen LCG: Landbouwcentrum voor Granen te Beitem NPW: Nationale Proeftuin voor Witloof te Herent PCA: Interprovinciaal Proefcentrum voor de Aardappelteelt te Beitem-Kruishoutem PCBT: Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt te Beitem PCF: Proefcentrum voor Fruitteelt te Kerkom PCG: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen te Kruishoutem PCH: Proefcentrum Hoogstraten te Meerle POVLT: Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land-en Tuinbouw te Beitem PSKW: Proefstation voor de Groenteteelt te Sint-Katelijne-Waver WPA: West-Vlaams Proefcentrum voor de Akkerbouw te Beitem WPIG: West-Vlaamse Proeftuin voor Industriële Groenteteelt te Beitem
Lijst gebruikte afkortingen:
Wortelvlieg
Wortel
- NPW vzw - CARAH asbl
uitgevoerd door
LCG vzw
Smalle graanvlieg
- POVLT-WPIG vzw
LCG vzw
Bladluizen tijdens de zomer
Witloofmineervlieg Wollige slawortelluis Bladluizen
LCG vzw
Ziekten algemeen
Witloof
Wintertarwe
Tel. 051/27.33.02
[email protected]
Tel. 051/27.32.41 Fax. 051/24.00.20
[email protected] Tel. 051/27.32.41 Fax. 051/24.00.20
[email protected] Tel. 051/27.32.41 Fax. 051/24.00.20
[email protected] LAVA-veilingen
[email protected] Tel. 051/27.32.90 Fax. 051/24.00.20
54
Zie blz. 9
RINGROT (Clavibacter michiganensis sp. sepedonicus)
Op bladeren en soms op stengels verschijnen bruine vlekken. Bij vochtig warm weer komt aan onderkant van vlekken wit schimmelpluis voor. Knollen kunnen ook worden aangetast, met als gevolg vroegtijdige rotting, meestal gepaard gaand met secundair optredend natrot. A2-paringstype komt algemeen voor en leidt tot vorming van oösporen die tot 3-4 jaar in grond kunnen overleven. In erg natte omstandigheden zijn infecties vanuit bodem mogelijk. De ziekteverwekker kan agressiever optreden wegens verhoogde slaagkans van infectie, ook bij lagere temperatuur, kortere cyclus, snellere lesiegroei en toegenomen sporenvormend vermogen.
koperhydroxide (2 – 2,5 kg/ha)
mancozeb, (1,6 kg/ha)
maneb (1,6 - 3,0 kg/ha)
-
-
-
a) Contactfungiciden: - chloorthalonil (1,125 - 1,500 kg/ha) - koperoxychloride (2-2,5 kg/ha)
Primaire infectiebronnen voorkomen: - sorteerresten van vorige oogst afdekken - opslag in andere gewassen bestrijden - eerste infecties vernietigen in vroege aardappelpercelen, (plastiekteelt, privétuintjes)
Zie blz. 9
AARDAPPELZIEKTE (-plaag) (Phytophthora infestans)
Beheersing
Bemerkingen
Enkel preventieve werking. Max. 8 toepassingen. Geen knolbescherming; voor eerste bespuiting of bij geringe infectiekansen. Hogere dosis bij pootaardappel. Max. 4 toepassingen. Max. 12 toepassingen met 10 dagen interval. Kan fytotoxiciteit veroorzaken. Max. 12 toepassingen. Hogere dosis bij pootaardappel: 1,6 kg/ha (1ste toepassing), 2,4 kg/ha (2de en 3de toepassing), 3,2 kg/ha (vanaf de 4de toepassing). Max 12 toepassingen.
Bestrijding van zodra infectiegevaar en zeker vóór ziekte optreedt (volg waarschuwingsberichten). Inlichtingen: PCA, tel. 09/381.86. 92. Frequentie van spuiten: om de (4)7 tot 10(14) dagen, volgens groeisnelheid en infectiedruk. Lagere dosis op jong gewas.
Boscalid : max.1 kg/ha/12 maanden
BRUINROT (Ralstonia solanacearum)
(inclusief pootaardappelteelt)
AARDAPPEL
Vijand en schadebeeld
55
cymoxanil + famoxadone (0,15 + 0,15 kg/ha)
-
-
-
-
-
fluopicolide + propamocarb (75-100 gram/ha + 0,75-1 kg/ha) propamocarb + chloorthalonil (0,844 - 1,013 + 0,844 - 1,013 kg/ha) mandipropamid (0,15 kg/ha)
cymoxanil + mancozeb (90-113 gram/ha + 1,300 - 1,625 kg/ha) cymoxanil + metiram (96 - 144 gram/ha + 1,28 - 1,92 kg/ha) - cymoxanil + propamocarb (0,125 + 1 kg/ha) - dimethomorf + mancozeb (0,15 - 0,19 + 1,33 - 1,67 kg/ha)
-
c) Fungiciden met dieptewerking (penetrant): - benthiavalicarb + mancozeb (28 gram/ha + 1,12 kg/ha) - cymoxanil (90 – 112 gram/ha)
b) Contactfungiciden met knolbescherming: - cyazofamide (80 gram/ha) + specifiek adjuvant (0,15 kg/ha) - fluazinam (0,15 - 0,20 kg/ha) - zoxamide + mancozeb (0,149 + 1,2 kg/ha)
Antisporulerend. Geen curatieve werking. Dosis in functie van infectiedruk. Max. 8 bespuitingen. Max. 6 toepassingen met interval 7 dagen.
Cymoxanil 1-2 dagen curatief en 2 dagen preventief. Beperkt anti-sporulerend. Max. 6 toepassingen met interval 7 dagen. Niet op pootaardappelteelt. Dimethomorf 1-2 dagen curatief en 7 dagen preventief. Antisporulerend. Max. 8 bespuitingen met interval 7-10 dagen. Max. 4 toepassingen/3jaar.
Max. 12 toepassingen tot de loofdoding.
Max. 12 toepassingen met interval 8 dagen. In menging met: 1,3 kg mancozeb/ha, of 150 g fluazinan/ha, of 200 ml Ranman A en 150 ml Ranman B. Toepassen vanaf opkomst tot loofdoding. Famoxadone verhoogt regenvastheid. Max. 6 toepassingen.
Max. 6 toepassingen.
Zijn bestand tegen neerslag na opdrogen.
Max. 10 toepassingen Antisporulerend. Niet mengen met olie. Max. 10 toepassingen. Antisporulerend. Max. 10x, mengbaar met olie.
Sporendodend, ook betere regenvastheid.
56
Knollen rotten tijdens bewaring. Ingezonken plekken, witte of roze schimmelkussentjes met concentrische rimpels.
DROOGROT (Fusarium spp.)
Kleine, (donkere) bruine, rondachtige tot afgerond hoekige bladvlekken met concentrische ringen. In verouderend gewas (na bloei). Knolaantasting enkel door wondjes onvoldoende velvast bij rooien. Donkere, droge, ingezonken plekken verschijnen pas later tijdens bewaring.
ALTERNARIA (Alternaria solani en Alternaria alternata)
AARDAPPEL
Vijand en schadebeeld
boscalid + pyraclostrobin (53 + 13,4 gram/ha) mancozeb (1,6 kg/ha) maneb (1,6 kg/ha) (2,4 kg/ha) dimethomorf + mancozeb (0,15 – 0,19 + 1,33 – 1,67 kg/ha)
-
thiabendazool + imazalil (30 + 15 gram/ton) imazalil (10 - 15 gram/ton)
-
-
thiabendazool (29,25 gram /ton)
-
Knolbeschadiging voorkomen
-
-
-
azoxystrobin (62,5 gram/ha)
-
Beheersing
Aardappelpootgoed: max. 2 toepassingen. Aardappelen (na oogst): max. 1 toepassing, 7-10 dagen na de oogst.
Aantasting beperken door snelle droging, goede wondheling en niet te snel koelen. Dadelijk na oogst behandelen met strooipoeders of door verneveling. Thiabendazool bestrijdt tevens gangreen, imazalil werkt tegen zilverschurft. Aardappelen (na oogst)..
Max. 12 toepassingen. 1e toepassing Overige. Max. 8 toepassingen met interval 7-10 dagen
Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen vanaf bloei. Max. 4 toepassingen met interval van 10-21 dagen. Max. 12 toepassingen.
Timing volgens bespuiting tegen aardappelziekte. Meestal volstaan 2 behandelingen: kort na bloei en 14 dagen later, eventueel bij zeer vatbare rassen voortgezet in tweewekelijks interval tot loofdoding.
Bemerkingen
57
Lage bewaartemperaturen: 2-3°C bij pootgoed, 5-6°C voor verse markt, 6-7°C voor friet en 7-10°C voor chips. Bij lange bewaring is steeds chemische kiemremming nodig.
KIEMREMMING BIJ BEWAREN
KIEMREMMING EN OPSLAGBESTRIJDING
Loof en knollen vertonen bruinachtige, begrensde vlekken, die later witgrijs worden met vruchtlichamen. Tijdens bewaring verschijnen ronde, zwartbruine vlekken, vaak met vruchtlichamen. Schil is ingezonken en gerimpeld.
GANGREEN (Phoma exigua var. foveata)
maleïnehydrazide (3 kg/ha)
Gezond en gekeurd pootgoed gebruiken. Knolbeschadiging en kiembreuk vermijden. Aardappelpootgoed behandelen met: - thiabendazool (40 gram/ton) - imazalil (10 - 15 gram/ton) Aardappelen (na oogst) behandelen met: - imazalil (10 gram/ton)
Muntolie (30 - 90 ml/ton)
Thermoverneveling: eerste maal na wondheling (max. 36 gram/ton, inclusief startgift met poeder of vloeibaar)
Volle dosis bij inschuren als poeder of vloeibaar: max. 20 gram/ton.
Chloorprofam (CIPC):
-
-
-
Weinig risico op schilbrand. Kiemlustige aardappelen: bij inschuren 10 g/ton poeder tegen vroege kieming en binnenschot. Max. 11 toepassingen. Maximale dosis voor de eerste behandeling, daarna laagste dosis – interval van 21 dagen.
Combinatie met fungiciden tegen bewaarziekten mogelijk. Goede wondheling in eerste 10 dagen noodzakelijk. Risico op poederbrand. Niet op aardappelen met fijne pel, o.m. cv. Nicola.
Pas toepassen wanneer knollen 25 mm diameter hebben tot ten laatste 3 weken voor loofdoding. Niet op pootgoed, primeuraardappelen of aardappelen geteeld onder poly-ethyleen.
Max. 1 toepassing 7-10 dagen na de oogst.
Max. 2 toepassingen.
Ziekte wordt nagenoeg uitsluitend overgebracht door besmet pootgoed. Thiabendazool bestrijdt tevens droogrot.
58
Onregelmatig ronde, zilverachtige vlekken op knollen. Wordt erger tijdens bewaring en kan hele knol bedekken. Wasbaarheid vermindert snel. Vlugger slappe knollen en extra bewaarverlies. Bij erge aantasting slechte kieming. Overleeft niet in grond.
ZILVERSCHURFT (Helminthosporium solani)
Op knollen zwarte schilfertjes die op lakdruppels gelijken. Scheuten worden bruin en sterven af. Slechte opkomst. Lage opbrengst, minder goede sortering en meer misvormde knollen. Schimmel blijft in bodem maar gaat tevens met pootgoed over.
LAKSCHURFT (Rhizoctonia solani)
AARDAPPEL
Vijand en schadebeeld
flutolanil (92 gram/ton) pencycuron (0,25 kg/ton) azoxystrobin - vóór planten: 1,5 kg/ha - tijdens planten: 5,55 gram/100 strekkende meter fludioxonil (25 gram/ton)
Voorkomen: tijd tussen loofdoding en rooien kort houden; drogen binnen de week na oogst; niet ventileren met te warme lucht; koel en goed verlucht bewaren; condens voorkomen bij uitschuren. Snelle droging na wassen. Grondig ontstoffen en ontsmetten van bewaarlokalen (zie witloof). Bij inschuren pootgoed behandelen met: - thiabendazool (33 gram/ton) - thiabendazool + imazalil (30 + 15 gram/ton) - imazalil (10 - 15 gram/ton)
-
-
Bij poten knollen behandelen met:
Beheersing
Max. 2 toepassingen.
Overdracht vooral via pootgoed. Probleem bij pootgoed en bij aardappelen met fijne pel en vlakke ogen bestemd voor wassen en kleinverpakking. Bewaring in kisten en lagere temperatuur leiden tot minder aantasting.
Poten van behandeld pootgoed mag slechts 1x/3 jaar op zelfde perceel. Om resistentievorming te vermijden niet toepassen op pootgoed bestemd voor pootgoedteelt.
Ruime vruchtopvolging. Gezond pootgoed gebruiken. Opkomst bevorderen door grof en voorgekiemd pootgoed, warme grond en niet onmiddellijk aanaarden. Overdoseren kan grove sortering doen afnemen, dit vooral bij zwak pootgoed.
Bemerkingen
59
Veroorzaken bij massaal optreden zuigschade en soms toprol. Brengen virusziekten over. Bij pootgoed economische schade.
BLADLUIZEN
Planten blijven pleksgewijze achter in groei. Onderste bladeren vergelen vroegtijdig. Op wortels zijn rond 15 juni, kleine, aanvankelijk melkwitte of gele en later bruine bolletjes ter grootte van speldekop (cysten) merkbaar.
AARDAPPELCYSTENEMATODE (Globodera rostochiensis en Globodera pallida)
fosthiazaat (3 kg/ha) oxamyl (3-6 kg/ha)
-
-
-
lambda-cyhalothrin (7,5 – 10 gram/ha) + paraffine olie pymetrozin (0,15 kg/ha) tau-fluvalinaat (72 gram/ha) thiacloprid (96 gram/ha)
Pootaardappelteelt - paraffineolie (7,5 l product/ha) - esfenvaleraat (5 gram/ha) + paraffineolie
ethoprophos (15 gram/100 m rij)
-
Slechts éénmaal om de drie jaar aardappelen telen, tenzij primeuraardappelen die vóór 20 juni worden gerooid. Op besmette percelen geen aardappelen of tomaten verbouwen, tenzij AM-resistente cultivars worden verbouwd (houd rekening met soort aardappelcystenematode en pathotype). Aardappelopslag vermijden of verwijderen.
Voor planten pootgoed behandelen met: - mancozeb (2,25 kg/ton) Bewaaraardappelen behandelen met: - imazalil (10 gram/ton)
Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 d. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen.
Dosis aanpassen aan interval. Frequentie volgens infectiedruk. Max. 1 toepassing. Max. 10 toepassingen.
Vooral bij warm en droog weer. Inlichtingen: PCA (tel. 09/381.86.92).
Wettelijke voorschriften naleven. Grondanalyse laten uitvoeren voor aantastingsgraad en soortbepaling. Inlichtingen: PCA (tel. 09/381.86.92 of 051.27.32.42) en ILVO (tel. 09/272.24.00). Voor meer info: www.nematoden.be Bij vaststelling Federaal Agentschap voor Veiligheid Voedselketen Inspectie - Generaal Planten en Plantaardige Producten (tel. 02/208.37.04) verwittigen. Toepassen met microgranulaatstrooier tijdens planten. Niet in primeuraardappelen. Toepassen vóór het planten en direct inwerken in de bodem.
Max. 1 toepassing 7-10 dagen na de oogst.
60
Heldergele kever, 1 cm groot en met 10 zwarte overlangse strepen. Oranjerode larven vreten gaten in bladeren.
COLORADOKEVER (Leptinotarsa decemlineata)
AARDAPPEL
Vijand en schadebeeld
pymetrozin (0,15 kg/ha)
tau-fluvalinaat (72 gram/ha) thiacloprid (96 gram/ha) thiamethoxam (20 gram/ha)
-
-
-
alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha) cypermethrin (25 gram/ha) deltamethrin (10 gram/ha) beta-cyfluthrin (7,5 gram/ha) chloorantraniliprole (10 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (7,5 - 10 gram/ha) pirimicarb (0,2 kg/ha) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (0,125 kg+ 6,25 gram/ha)
-
-
esfenvaleraat (7,5 gram/ha)
flonicamid (80 gram/ha)
-
alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha) cypermethrin (25 gram/ha) deltamethrin (10 gram/ha)
-
Aardappelen (open lucht)
Beheersing
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen.
Bestrijding wettelijk verplicht; kan gecombineerd met deze van aardappelplaag of van bladluizen. Vernietigen van aardappelopslag in andere gewassen.
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
Waarschuwingen volgen (inlichtingen: PCA, tel. 09/381.86.92). Bij risico op toprol 1x preventief spuiten in eerste helft van juni. Bij voorkeur insecticiden gebruiken die natuurlijke vijanden sparen zoals pirimicarb. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen voor 10 juni en/of na 30 juni.
Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen.
Natuurlijke vijanden kunnen bladluispopulaties meestal onder schadedrempel houden.
Bemerkingen
61
ONKRUID
ethoprofos (15 gram/100 m rij)
fosthiazaat (2 kg/ha)
-
-
esfenvaleraat (7,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (6.25 gram/ha) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (0,15 kg + 7,5 gram/ha) pyrethrinen + koolzaadolie (36 gram + 6,6 kg/ha) spinosad (24 gram/ha) thiomethoxam (20 gram/ha) zetacypermethrin (10 gram/ha)
clomazon + linuron (90 gram+ 0,5 kg/ha)
clomazon + metribuzin (90 gram + 0,35 kg/ha)
-
-
Tot uiterlijk 10 dagen vóór opkomst: - pendimethalin (1 kg/ha)
met
micro-
Max. 1 toepassing. Tegen melganzenvoet en enigszins zwarte nachtschade. Max. 1 toepassing. Tegen kleefkruid en triazine-resistente zwarte nachtschade en melganzenvoet. Goede werking tegen gewoon varkensgras. Max. 1 toepassing.
Vooral na grasland. Toepassen granulaatstrooier tijdens planten. Juist voor of tijdens het planten.
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen. Niet in pootaardappelteelt.
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Metribuzin: max. 0,53 kg/ha/12 mnd Metazachloor: max. 1 kg/ha/3 jaar; max. 1 toepassing/teelt Pendimethalin: max 2 kg/ha/12 mnd
Circa 1,5 cm lange, geelbruine en harde larven van kniptorren. Vreten aan ondergrondse plantendelen, waardoor onregelmatig gewas kan ontstaan. In knollen ondiepe gaatjes, soms ook gangen.
RITNAALDEN (Agriotes spp.)
-
-
-
62
AARDAPPEL
Vijand en schadebeeld
Beheersing
aclonifen + metazachloor (1,8 – 2,1 + 0,50 – 0,75 kg/ha)
aclonifen + linuron (1,8 – 2,1 + 0,50 – 0,75 kg/ha)
-
-
glyfosaat IPA (+ uitvloeier) (0,6 - 1,0 kg/ha)
-
metribuzin + flufenacet (0,438 + 0,600 kg/ha)
metribuzin (0,53 kg/ha)
-
-
b) Bodemherbiciden: - linuron (0,625 - 1,000 kg/ha)
glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha)
-
a) Bladherbiciden:
Kort vóór opkomst:
aclonifen + pendimethalin (1,8 – 2,1 + 1,0 kg/ha)
-
kamille
en
Nevenwerking tegen triazine-resistente zwarte nachtschade, melganzenvoet en klein kruiskruid. Max. 1 toepassing. Flufenacet tegen onkruidgiersten, kleefkruid, zwarte nachtschade en enigszins melganzenvoet. Max. 1 toepassing/teelt. Cultivarverschillen. Vraag info bij fytofirma. Max. 1 toepassing. Dosis verlagen tot 0,35 kg/ha indien na-opkomstbehandeling (0,18 kg/ha) volgt.
Tegen bovenstaande kweek en overblijvende dicotyle onkruiden.
Max. 1 toepassing.
Aanaarden na planten; vervolgens spuiten kort vóór opkomst.
Max. 1 toepassing. Ook tegen enigszins zwarte nachtschade.
Max. 1 toepassing. Ook tegen kamille en triazineresistente zwarte nachtschade.
Ook tegen triazine-resistente zwarte nachtschade. Waar kamille wordt verwacht: linuron, metribuzin of metazachloor aan halve dosis toevoegen. Max. 1 toepassing. Nevenwerking tegen zwarte nachtschade.
aclonifen + prosulfocarb (1,8 – 2,1 + 2,1 – 3,2 kg/ha)
-
en
Tegen kleefkruid, bingelkruid.
aclonifen (1,8 – 2,4 kg/ha) melganzenvoet
Bemerkingen
-
Tot 3-4 dagen vóór opkomst:
63
prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha) + halve tot tweederde dosis van hogervermelde bodemherbiciden
metazachloor (0,50 – 0,75 kg/ha)
-
-
rimsulfuron + niet-ionische uitvloeier (10 gram/ha + 1 ‰)
-
Tegen onkruidgrassen: zie blz. 34.
metribuzin (0,35 kg/ha)
-
Na opkomst: - clomazon (90 gram/ha)
metazachloor (0,60 - 0,75 kg/ha) + halve tot tweederde dosis van hogervermelde bodemherbiciden
-
Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen. Gewas max. 10 cm hoog. Max. 1 toepassing. Tegen triazine-gevoelige zwarte nachtschade en melganzenvoet, alsook tegen bingelkruid, hondspeterselie en enigszins tegen zwaluwtong. Gewas max. 10 cm hoog; steeds kans op schade en opbrengstvermindering. Cultivarverschillen. Dosis wordt 0,18 kg/ha indien metribuzin in vóór-opkomst aan 0,35 kg/ha werd toegepast. Tegen onkruidgrassen en tevens goede werking tegen jonge onkruiden van kleefkruid (1-3 kransen), hondspeterselie en kamille. Onvoldoende tegen zwarte nachtschade, melganzenvoet en paarse dovenetel. Tegen witloof- en cichoreiopslag en haagwinde. Een tweede behandeling uitvoeren indien nodig. Niet mengen met andere herbiciden.
Tegen zwarte nachtschade; goede nevenwerking tegen kleefkruid. Max. 1 toepassing. Veilig in vroege aardappelen en in pootaardappelen. Prosulfocarb bezit aan hoogste dosis goede werking tegen kleefkruid. Tegen eenjarige onkruidgrassen en dicotylen.
Max. 1 toepassing.
Ook tegen duist, bingelkruid en hondspeterselie. In menging met clomazon tegen zwarte nachtschade en kleefkruid.
64
LOOFDODING
AARDAPPEL
Vijand en schadebeeld
glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha)
diquat (0,8 kg/ha)
pyraflufen-etyl (21 gram/ha)
-
-
-
-
-
pyraflufen-etyl (21 gram/ha)
glufosinaat-ammonium (0,375 kg/ha)
Pootaardappelteelt: - diquat (0,8 kg/ha) + niet-ionische uitvloeier - carfentrazon-ethyl (60 gram/ha) + eventueel minerale olie (1 l/ha)
carfentrazon-ethyl (60 gram/ha) + eventueel minerale olie (1 l/ha)
-
Aardappelen (open lucht):
Beheersing
Max. 1 toepassing/jaar. Eventueel fractioneren in 2 toepassingen. Op geklapt gewas 1 of 2 bespuitingen. Handelsmiddel bevat reeds olie. Na toepassing is 3u licht noodzakelijk. Max. 1 toepassing. Niet toepassen na zeer vochtige omstandigheden (meer dan 30 mm neerslag binnen 5 dagen vóór toepassing, of als bodem waterverzadigd is). Indien aardappelplaag aanwezig is, mengen met erkend fungicide. Liefst niet ’s avonds bij hoge luchtvochtigheid spuiten. Op gekapt gewas. Max. 2 toepassingen met interval 7 dagen. Toepassen in menging met een erkend additief. Nadien is 3 u licht noodzakelijk.
Alleen over afrijpend gewas. Handelsmiddel bevat reeds olie. Na toepassing is 3 u licht noodzakelijk. Samen met fungicide; ten laatste 3 weken vóór oogst. Enkel op geelgroen, afstervend gewas. Zie gebruiksaanwijzing op verpakking. Niet toepassen na zeer vochtige omstandigheden (meer dan 30 mm neerslag binnen 5 dagen vóór toepassing, of als bodem waterverzadigd is). Max. 1 toepassing/jaar, eventueel gefractioneerd.Enkel goede werking op nog groen gewas. Niet bij erge droogte. Max. 2 toepassingen. Goede werking tegen éénjarige onkruiden. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen. Toepassen in menging met een erkend additief. Nadien is 3 u licht noodzakelijk.
Bemerkingen
65
Kleine, waterige vlekjes op rijpe vruchten, zakken in en worden bruinrood. Na enkele dagen verkleuren vlekken zwart. Uitlopers vertonen zwarte insnoering.
boscalid + pyraclostrobin (0,48 + 0,12 kg/ha)
cyprodinil + fludioxonil (0,38 + 0,25 kg/ha)
-
-
prochloraz (0,322 kg/ha)
COLLETOTRICHUM ACUTATUM (Black Spot)
penconazool (50 gram/ha)
-
-
b) Rode-vlekkenziekte (Diplocarpon earlianum) Op bladeren en bladstelen bleekrode vlekken.
prochloraz (0,322 kg/ha)
Vruchtafwisseling Virusvrij plantmateriaal Bestrijding bladluizen
-
-
a) Paarse-vlekkenziekte (Alternaria alternata) Paarse, ronde vlekken op bladeren.
BLADVLEKKENZIEKTEN
Dwerggroei, minder bloei, gele bladverkleuring en bladmisvorming.
VIRUSZIEKTEN
AARDBEI
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 7-10 dagen. Gebruik minstens 1.000 l water/ha.
Max. 4 toepassingen/12 mnd met interval van 10 dagen. Max. 1 toepassing. Na planten in herfst.
Max. 1 toepassing. Na planten in herfst.
Op vermeerderingsvelden doorlopende bladluisbestrijding. Strenge selectie.
66
Onderzijde van bladeren en soms vruchten zijn bedekt met wit schimmelpluis. Bladeren krullen op.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Podosphaera aphanis)
Op bladstelen en bladeren grijs schimmelpluis. Aangetaste vruchten worden bruin, rotten en worden uiteindelijk met stuivend, bruingrijs schimmelpluis bedekt.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
AARDBEI
Vijand en schadebeeld
thiram (2 kg/ha)
-
-
-
-
-
boscalid + pyraclostrobin (0,48 + 0,12 kg/ha) kresoxim-methyl (0,15 kg/ha)
cyprodinil + fludioxonil (0,375 + 0,250 kg/ha) iprodione (1 kg/ha) mepanipyrim (0,3 kg/ha) pyrimethanil (0,8 kg/ha)
-
-
captan (1,25 kg/ha)
boscalid + pyraclostrobin (0,48 + 0,12 kg/ha) fenhexamid (0,75 kg/ha)
-
Biologisch: gliocladium catenulatum J1446 (1,3 – 2,6 gram /bijenkorf/vliegdag) Chemisch:
Beheersing
Aantasting overwegend na oogst. Gevoelige cultivars vanaf mei behandelen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 7-10 dagen. Gebruik minstens 1.000 l/ha. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Enkel in openlucht. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 7-10 dagen tijdens de bloei. Max. 3 toepassingen. Enkel vóór bloei in beschutte teelt.
Frequentie van spuiten aanpassen aan infectiedruk. Deze is grootst bij vochtig weer en tijdens bloei. Enkel in beschutte teelt. 2x toepassen na eerste bloemen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 7-10 dagen. Gebruik minstens 1.000 l/ha. Max. 4 toepassingen/12 mnd waarvan max. 2 opeenvolgende (afwisselen met ander middel) met interval van 7-10 dagen. Max. 2 toepassingen per teelt en seizoen.
Tijdens bloei.
Bemerkingen
67
Planten blijven klein en bladeren verwelken. Stengelbasis vertoont na overlangs doorsnijden bruinzwarte en rotte vlekken.
STENGELBASISROT (Phytophthora cactorum)
Planten sterven gedeeltelijk af. Centrale wortelcylinder verkleurt rood. Bladeren blauw- tot groenachtig.
ROODWORTELROT (Phytophthora fragariae)
-
-
-
-
Vruchtafwisseling Gezond plantmateriaal Bodemontsmetting met chloorpicrine (5,6 - 7,2 kg/are) dimethomorf: aangieten van 0,05 gram per plant in 100 tot 250 ml water bij planten, 1 maand later en bij hergroei in lente
fosethyl dompelen van planten gedurende 15 tot 30 minuten in oplossing van 2% of aangieten bij planten en in lente van 250 ml per plant van 0,4% oplossing fosethyl + fenamidone: dompelen van planten gedurende 15 minuten in oplossing van 90 + 9 gram/100 l of aangieten bij planten van 45 + 4,5 gram/plant. fosethyl + fenamidone: aangieten van 45 + 4,5 gram/plant bij hernemen van groei in lente voor zomeraanplantingen of 21-28 dagen na planten voor lenteaanplantingen of spuiten.
-
zwavel (4 kg/ha)
-
Goede bodemstructuur en waterhuishouding Gezond plantmateriaal
myclobutanil (62,5 gram/ha) penconazool (50 gram/ha) quinoxyfen (0,125 kg/ha) trifloxystrobine (75 gram/ha)
-
-
laminarine (34 gram/ha)
-
Niet op substraatteelt.
Treedt vooral op bij t°>15°C. Wateroverlast bevordert ziekte. Herinfectie na ontsmetten mogelijk.
Max. 1 toepassing.
Treedt vooral op bij t > 15°C. Tussen cultivars bestaat verschil in vatbaarheid. ‘Elsanta’ zeer gevoelig.
Max. 4 toepassingen met interval van 10 dagen. Max. 2 toepassingen/teelt Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 7-10 dagen. Remmend op biologische bestrijders, vrij hard voor het gewas.
Max. 7 preventieve toepassingen, zodra omstandigheden voor besmetting gunstig zijn.
68
(Wortelknobbelnematode, wortellesienematode, blad- en stengelnematode). Pleksgewijze vermindering in groei.
NEMATODEN
Buitenste bladeren vertonen aan stengelvoet bruinzwarte, ingezonken vlekken.
VERWELKINGSZIEKTE (Verticillium spp.)
AARDBEI
Vijand en schadebeeld
Beheersing
Aangieten met: - thiofanaat-methyl (0,175 gram/plant)
-
Bodembehandeling met contactnematiciden: - dazomet (340 - 390 kg/ha) - metam-kalium (255-379 kg/ha) - metam-natrium (350 - 380 kg/ha) Geïntegreerde bestrijding
Vruchtafwisseling Gezond plantmateriaal Goede bodemstructuur en waterhuishouding Grondontsmetting met: - dazomet (340-390 kg/ha) - metam-kalium (255-379 kg/ha) - metam-natrium (350 - 380 kg/ha)
fosethyl fosethyl + fenamidone
-
-
Bemerkingen
Inzaai van Tagetes (afrikaantjes) ter bestrijding van Pratylenchus penetrans in voorafgaand aan teelt. Kies bij voorkeur soort Tagetes patula en liefst rassen ‘Single Gold’, ‘Sparky’ of ‘French Rusty Red’. Zaai na 10 mei (Tagetes is erg vorstgevoelig), max. tot 21 juli. Reken op 5-7 kg zaad/ha, 0,5-1 cm diep ingewerkt. Zorg voor onkruidvrije teelt: gebruik van fluazifop-P-butyl en linuron is erkend. In najaar sterft Tagetes-gewas volledig af. Opslag van zaden komt niet voor. Geslaagd gewas brengt bijna 2.000 kg effectieve organische stof aan.
Max. 1 toepassing.
Aangieten in september en april of mei. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing.
Aardbeien niet laten volgen op aardappelen. ‘Elsanta’ zeer gevoelig.
Zie roodwortelrot.
69
Zuigt aan bladeren. Bleekgroene vlekjes die later vaalbruin worden en verdorren.
BONENSPINTMIJT (Tetranychus urticae)
Mijten bevinden zich tussen nog toegevouwen bladeren, die bruin kleuren en misvormen.
AARDBEIMIJT (Tarsonemus fragariae)
SLAKKEN
abamectine (22,5 gram/ha)
ijzerfosfaat (0,21-0.50 kg/ha) metaldehyde (0,3 kg/ha) methiocarb (0,12 kg/ha)
Enkel doeltreffend tegen eieren en larven. Max. 1 toepassing/teelt.
pyridaben (75 gram/ha) tebufenpyrad (0,1 kg/ha)
spirodiclofen (96 gram/ha)
-
-
Bij mobiel stadium. Max. 1 toepassing. In openluchtteelt max. 1 toepassing. In beschutte teelt max. 3 toepassingen in blok met interval van 7-10 dagen. Tussen het planten en de bloei. Max. 2 toepassingen in blok met interval van 7-10 dagen.
Eidodende werking. Max. 1 toepassing.
clofentezin (0,2 kg/ha)
hexythiazox (40 gram/ha): - vóór bloei: 30-50 gram/ha - na laatste oogst: 50 gram/ha
-
In openluchtteelt max. 1 toepassing/teelt. In beschutte teelt max. 3 toepassingen/teelt met interval van 7-10 dagen. Max. 1 toepassing. Zodra de eerste spintmijten worden waargenomen.
Eerste generatie in april. Sterkste aantasting in juli en augustus. In openluchtteelt max. 1 toepassing. In beschutte teelt max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Vooral goed behandelen langs graskanten. Bij beschimmelen van korrels is herbehandeling nodig. Max. 4 toepassingen/12 mnd.
-
bifenazaat (96 gram/ha)
-
Chemische bestrijding: - abamectine (22,5 gram/ha)
-
-
70
WITTE VLIEGEN
BLADLUIZEN
Kleine, zwarte kevers vreten aan bloemstelen.
AARDBEIBLOESEMKEVER (Anthonomus rubi)
AARDBEI
Vijand en schadebeeld
Beheersing
thiacloprid (0,12 kg/ha)
thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
Biologisch: - Beauveria bassiana strain GHA (0,13 kg/ha)
Chemisch: - thiacloprid (0,12 kg/ha)
Biologische bestrijding in teelt onder beschutting: zie blz. 12
pymetrozin (0,2 kg/ha)
-
Chemisch: - lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (10 + 200 gram/ha) - piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) - pirimicarb (0,2 kg/ha)
-
Biologische bestrijding in teelt onder beschutting: zie blz. 12
Enkel in beschutte teelt. 3 à 4 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Bladluizen bestrijden om virusaantasting te voorkomen. Max. 2 toepassingen/teeltcyclus. Enkel in openluchtteelt. Max. 1 toepassing. Nevenwerking tegen rode spin. Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 7 dagen. Max. 1 toepassing in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen in openlucht. Max. 2 toepassingen met interval 7-14 dagen in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met interval 10-14 dagen in openlucht. Voor bloei en na oogst toepassen. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen/teeltcyclus.
Bemerkingen
71
Eerstejaarsgewas - productieveld - vermeerderingsveld - wachtbed - onder grote plastiekkappen, bij ter plaatse poten.
1. Teelt zonder plastiek
ONKRUID
chloorpyrifos (0,15 – 0,20 gram/m²)
Biologische bestrijding in teelt onder beschutting: zie blz. 12
Chemisch: - abamectine (9 gram/ha) - spinosad (72 gram/ha)
Chemisch: - lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (10 + 200 gram/ha) Biologisch: - Bacillus thuringiensis
-
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Fenmedifam: max.0,96 kg/ha/12 mnd Metamitron: max. 1, 4 kg/ha/12 mnd Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
Adulten en larven zuigen celinhoud leeg, waardoor zilverkleurige stippen tot geelachtige vlekjes op bladeren en gekromde vruchten. Bij zware infectie wordt vruchtbeginsel volledig vernietigd, zodat er zich geen vruchten kunnen ontwikkelen. Adulten en larven houden zich vooral in bloemen op.
TRIPSEN (Frankliniella occidentalis)
RUPSEN
BODEMINSECTEN (emelten, ritnaalden, engerlingen, aardrupsen)
in
geval
van
Max. 1 toepassing/teelt. Max. 3 toepassingen met interval 10 dagen.
Toepassen op eerste stadia rupsen.
Max. 2 toepassingen/teeltcyclus. Enkel in openluchtteelt. Nevenwerking tegen rode spin. Max. 1 toepassing.
Slechts 0,10 gram/m² gelokaliseerde behandeling.
72
AARDBEI
Vijand en schadebeeld
Beheersing
S-metolachloor + fenmedifam (0,67 + 0,16 – 0,34 kg/ha)
-
fenmedifam + pendimethalin (0,65 - 0,96 + 1,20 - 1,50 kg/ha)
metamitron (0,35 – 0,70 kg/ha)
pendimethalin (1,2 – 1,7 kg/ha)
-
-
-
Tegen onkruidgrassen: zie blz. 34
clopyralid (0,15 kg/ha)
-
Rustperiode (einde november-half februari):
Najaar: - clopyralid (0,15 kg/ha)
2-3 weken na planten: - fenmedifam (0,64 - 0,96 kg/ha) - fenmedifam + isoxaben (0,96 + 0,15 kg/ha)
-
-
isoxaben (0,15 - 0,20 kg/ha) fenmedifam + napropamide (0,16 - 0,34 + 0,45 kg/ha) metamitron (0,35-0,7 kg/ha) napropamide (0,45 kg/ha) S-metolachloor (0,67 kg/ha)
-
1-2 weken na planten:
Op afgehard gewas tegen akkerdistel (20-30 cm hoog) en andere composieten. . Max. 1 toepassing. Tegen bovenstaande ereprijs, dovenetels, akkerviooltje, muur, kleefkruid en melganzenvoet Max. 3 toepassingen in vermeerderings- en selectievelden. Max. 1 toepassing.
Tegen akkerdistel (minimum 20 cm hoog) en andere composieten.
Max. 1 toepassing.Tegen éénjarige onkruiden.
Max. 2 toepassingen met interval van 1-2 weken.Tegen eenjarige grassen. Max. 2 toepassingen.
Max. 3 toepassingen.
Indien akkerkers, akkerviooltje, ereprijsen dovenetelsoorten. Niet bij verlate teelt. Max. 1 toepassing.
Bemerkingen
73
Bladeren gaan slap hangen. Voet van krop rot en is bedekt met grijs-bruin schimmelpluis.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
ANDIJVIE (breedblad- en krulandijvie)
2. Teelt op plastiekstroken
diquat (0,4 – 1 kg/ha) tepraloxydim + diquat (0,1 + 0,4 kg/ha)
-
Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 +0,1 kg/ha) - cyprodinil + fludioxonil (0,225 + 0.150 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha) - thiram (1,6 kg/ha) Biologisch: - Gliocladium catenulatum J1446 (1,3 – 3,2 g/m²)
Kans op gewasschade indien veel uitlopers. Max. 2 toepassingen.
glufosinaat-ammonium (0,45 - 0,75 kg/ha)
-
Max. 2 toepassingen per teelt. Max. 2 toepassingen per teelt.
Max. 2 toepassingen/12 mnd, met interval van 2-3 weken. 1 toepassing binnen week na planten.
Plaatselijke behandeling. Max. 1 toepassing.
Nooit spuiten op plastiekstroken na poten. Herhaalde toepassing waar geen nawerking gewenst is. Afschermkap gebruiken.
Tussen plastiekstroken:
74
Aanvankelijk rond tot hoekige geel verkleurde vlekjes, sterven af en er komen gaten in bladeren met bruine rand. Komt ook voor op middennerf.
BLADVUUR (Microdochium panattonianum)
Op bovenzijde van bladeren bleke vlekken; aan bladonderzijde wit schimmelpluis. Later bruine en tot rotting overgaande vlekken.
VALSE MEELDAUW (Bremia lactucae)
Bladeren (zowel hoofdnerf als bladmoes) in aanraking met bodem worden bruin-zwart en rotten.
ZWARTROT (Rhizoctonia solani)
Bladeren gaan slap hangen. Voet van krop wordt rot en is bedekt met wit schimmelpluis. Soms zwarte scleroten.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia spp.)
ANDIJVIE
Vijand en schadebeeld
propamocarb (1,083 kg/ha)
-
Geen middelen erkend.
fenamidone + fosetyl (0,15 +1,5 kg/ha)
boscalid + pyraclostrobin (0,4 +0,1 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha)
-
-
-
Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 +0,1 kg/ha) - cyprodinil + fludioxonil (0,225 + 0,150 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Beheersing
Max. 2 toepassingen met interval van 7-14 dagen. Vanaf 7 dagen na het planten. Max. 3 toepassingen per teelt met interval van 10 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing/12 mnd.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 2 toepassingen per teelt.
Max. 2 toepassingen/12 mnd, met interval van 2-3 weken. 1 toepassing binnen week na planten.
Bemerkingen
75
perzikluis (Myzus persicae)
Grijze platte luizen bedekt met een wit pluis zuigen aan de wortels en overwinteren op populieren.
WOLLIGE SLAWORTELLUIS (Pemhigus bursarius)
-
BLADLUIZEN, o.a.: - groene slaluis (Nasonovia ribis-nigri) - aardappeltopluis (Macrosiphum euphorbiae) - bruine slaluis (Uroleucon sonchi)
Grauwe rupsen vreten aan ondergrondse plantendelen of juist boven bodem.
AARDRUPSEN (Agrotis spp.)
-
-
-
-
-
thiacloprid (0,12 kg/ha)
Met thiamethoxam behandelde zaden gebruiken (60-80 gram/100.000 zaden) spirotetramat (75 gram/ha)
-
Met imidacloprid behandelde zaden gebruiken (80 gram/100.000 zaden) Met thiamethoxam behandelde zaden gebruiken (zowel vóór als tijdens het zaaien (= met Phyto-Drip machine) (60-80 gram/100.000 zaden) Over gewas: - acetamiprid (50 gram/ha) - deltamethrin (12,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 gram + 0,15kg/ha) - pymetrozin (0,2 kg/ha) - spirotetramat (45 gram/ha) 2 3 2 1
toepassingen. toepassingen. toepassingen. toepassing.
Max. 2 toepassingen/12 mnd.
Komt vooral voor na een droge en warme zomer.
Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Max. 1 toepassing.
Max. Max. Max. Max.
Kans op accumulatie in opeenvolgende teelten.
76
Witte stippen op en mineergangen in bladeren.
MINEERVLIEGEN (Liriomyza spp.)
kalkstikstof (300 kg/ha)
Chemisch: - abamectine (9 gram/ha) - cyromazin (65 gram/ha) - spinosad ( 96 gram/ha)
-
Cultuurtechnisch: - roosterbranden van bodemoppervlak
acetamiprid (50 gram/ha)
Max. 4 toepassingen met interval van 7 dagen. Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Uitvoeren onmiddellijk na oogst vorige teelt, na verwijderen bladafval. Oppervlakkig inwerken, minstens 6 dagen vóór zaai. Mestdecreet-reglementering respecteren. Bodem voldoende vochtig houden.
Max. 2 toepassingen/12 mnd.
-
Kleine, witbepoederde, gevleugelde adulten en afgeplatte, bewegingloze larven zuigen aan bladonderzijde. Afscheiding van kleverige uitwerpselen, waarin ontwikkeling van zwarte roetdauwschimmels.
Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing.
Toepassen op eerste stadia rupsen. Max. 3 toepassingen.
Bemerkingen
Enkel probleem in warme omstandigheden.
groente-uil (Laconobia oleracea)
Biologisch: - Bacillus thuringiensis Chemisch: - deltamethrin (12,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) - spinosad (96 gram/ha)
Beheersing
WITTE VLIEGEN (Trialeurodes vaporariorum en Bemisia tabaci)
-
RUPSEN, o.a.: - gamma-uil (Autographa gamma)
ANDIJVIE
Vijand en schadebeeld
77
Bij vochtig weer snelle verrotting van loof. Grauw grijze verkleuring van naalden.-
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
In voorjaar op basis van stengel iets verheven, langwerpige, oranje vlekjes. In zomer op groene plantendelen roodbruine, langwerpige vlekjes. Deze worden in najaar bruin tot zwart. Takjes en naalden sterven af.
ASPERGEROEST (Puccinia asparagi)
ASPERGE
BESTRIJDING VAN ONKRUIDGRASSEN NA OPKOMST
ONKRUIDBESTRIJDING
Vóór planten
difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,200 kg)ha) mancozeb (2,8 kg/ha) maneb (2,8 kg/ha) metiram (2,8 kg/ha)
-
-
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) difenoconazool (0,125 kg/ha)
Na oogst
-
-
Preventief spuiten met: - azoxystrobin (0,25 kg/ha)
Zie blz. 34
- chloorprofam (0,8 kg/ha) - benfluralin (1,6 kg/ha) Na planten - carbeetamide (1,5 kg/ha)propyzamide (0,75 kg/ha)
Max. 3 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 3-4 weken.
Preventief of bij eerste symptomen. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Na de oogst. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Enkel open lucht. Max. 8 toepassingen na oogst. Max. 8 toepassingen na oogst. Max. 2 toepassingen na oogst met interval van 10-15 dagen.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing/productiecyclus.
78
Beheersing
difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,200 kg/ha)
-
Zie stengelsterfte.
VOETZIEKTE (Fusarium oxysporum)
Bruine vlekken op vlezige wortels en stengelbasis. Haarwortels sterven af.
-
Gezond plantmateriaal Planten niet laten opdrogen Dompelen van planten in oplossing van thiram (160 gram per 10 liter water) gedurende 10 minuten
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,200 kg/ha) cyprodinil + fludioxonil (0,375 + 0,250 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha)
-
-
-
-
Vuilbruine vlekken op stengelbasis. Stengel plaatselijk week en inwendig roze tot rood. Stengel sterft uiteindelijk af.
STENGELSTERFTE (Fusarium culmorum)
Op groene stengeldelen kleine, ovale vlekjes, lichtgrijs gekleurd, met donkerbruine rand
Stemphylium vesicarium en Stemphylium botryosum
ASPERGE
Vijand en schadebeeld
Bemerkingen
Infectie via wonden op stengel en wortels ontstaan bij oogsten, bodembewerking en insectenvraat. Aantasting wordt bevorderd door: - warme en vochtige omstandigheden - zure bodem - slechte ontwatering - boriumgebrek onevenwicht tussen Mg en Ca.
Ruim alle dood materiaal op tijdens winter. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Preventief of bij eerste symptomen. Max. 3 toepassingen. Na oogst. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Enkel open lucht.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Enkel open lucht. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
79
Vlieg legt eitjes in kop van asperge. Geelwitte made vreet gangen in stengel die bruin tot rood verkleuren. Later bruine poppen in stengel, juist onder grond. Aangetaste stengels zijn krom en sterven af.
ASPERGEVLIEG (Platyparea poeciloptera)
Oranje of blauwe, slanke kevers. Vuilgrauwe larven vreten aan loof, vooral in groeipunten. Toppen van plant verdorren. Zwarte eitjes in rijen op stengel.
ASPERGEKEVERS (Crioceris spp.)
Schimmel tast stengelbasis aan. Op aangetaste planten violet schimmelpluis. Planten vergelen en sterven af.
VIOLETROT (Rhizoctonia violacea)
Jonge scheuten en soms ook toppen van oudere stengels verwelken en sterven vervolgens af.
TOPSTERFTE
thiacloprid (0,12 kg/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
-
Vóór bloei:
deltamethrin (10 gram/ha)
Tijdig beregenen Mg toedienen Overmaat aan stikstof vermijden
-
-
1 generatie per jaar. Eind april - begin juli, vooral bij warm weer. Aangetaste stengels verwijderen en verbranden. Loof van één-, twee- en driejarige planten tot 10 cm boven hart afsteken, afvoeren en verbranden.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14-21 dagen. Toepassen na oogst, ontwikkeling van stengels en bladeren.
Komt voor in juli-augustus.
Ziekte komt vooral voor: - bij lage pH - op slecht gedraineerde bodem - bij een hoge organische bemesting - bij aanwezigheid van stengelsterfte - bij verwonding.
Veroorzaakt door vochtgebrek.
80
ONKRUID
BLADVRETENDE RUPSEN
BLADLUIS
ASPERGE
Vijand en schadebeeld
Bemerkingen
Max. 1 toepassing/12 mnd.
Max. 2 toepassingen/12 mnd.
Max. 2 toepassingen/12 mnd.
d) Productieveld: 1. Beddenteelt: Na bezakken van opgezette bedden: - linuron (0,75 - 1,00 kg/ha) - kalkstikstof (350 kg/ha)
Ook tegen jonge onkruiden. Tegen asperge-opslag. Volg mestdecreet-reglementering.
Max. 1 toepassing. Kort vóór opkomst van gewas.
Max. 1 toepassing.
b) Eerstejaarsgewas: kort na planten: - linuron (0,50 - 0,65 kg/ha)
c) Tweedejaarsgewas: - linuron (0,65 - 0,75 kg/ha)
Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen.
a) Zaaibed: Vóór opkomst: - clomazon (90 gram/ha)
Linuron: max. 1 toepassing/12 mnd Metribuzin: max. 0,53 kg/ha/12 mnd
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha)
-
-
Na de oogst:
-
deltamethrin (12,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) thiacloprid (0,12 kg/ha)
Na de oogst:
-
Beheersing
81
Grote, ronde, lichtbruine vlekken op bladeren die bij sterke aantasting verdorren. Ingezonken vlekken op stengels en bladstelen. Op vruchten, bruine vlekken bedekt met roze sporenhoopjes.
BRANDVLEKKENZIEKTE (Didymella bryoniae)
Op bladeren ontstaan hoekige vlekken met licht doorschijnende rand. ‘s Ochtends verschijnen slijmerige druppels aan onderzijde van bladeren. Deze vlekken worden bruin en vallen soms uit. Stengels en vruchten worden ook aangetast. Aangetaste vruchten rotten.
BACTERIEVLEKKENZIEKTE (Pseudomonas lachrymans)
AUGURK
metribuzin (0,53 kg/ha)
-
linuron (0,75 - 1,00 kg/ha) kalkstikstof (350 kg/ha)
2. Vlakke teelt:
-
Na de oogst: - clomazon (90 gram/ha) - linuron (0,75 – 1,00 kg/ha)
Ziektevrij zaad gebruiken.
Resistente rassen telen.
Tegen asperge-opslag. Volg mestdecreetreglementering.
Bij verschijnen van onkruiden, doch vóór opkomst van aspergestengels.
Onmiddellijk na afploegen van bedden. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen. Max. 1 toepassing.Wanneer stengels nog niet doorgeschoten zijn. Max. 1 toepassing.Remming van kweek.
82
KIEMSCHIMMELS (Pythium,…)
VALSE MEELDAUW (Pseudoperonospora cubensis)
Bladeren, stengels en vruchten vertonen witmelige vlekken.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Sphaerotheca fuliginea en Erysiphe cichoracearum)
AUGURK
Vijand en schadebeeld
trifloxystrobine (62,5 gram/ha)
-
propamocarb (5 l/m² van oplossing 722 g/ 100 l water)
b. Op productieveld: - propamocarb (100 ml/plant van oplossing 722 g/100 l water)
-
a. Op wachtbed:
-
famoxadone + cymoxanil (57,5+57,5 gram/ha haag)
penconazool (20 gram/ha haag)
-
-
bitertanol (0,25 kg/ha)
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) imazalil (0,1 kg/ha) myclobutanil (40 gram/ha)
-
-
Beheersing
Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen.
Enkel in beschutte teelt.
Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met interval van 5-14 dagen.
Enkel in beschutte teelt. Enkel in beschutte teelt. Max. 4 toepassingen. Tweede toepassing na 3 dagen en vervolgens volgens de noodzaak met interval van 7-10 dagen. Enkel in beschutte teelt. Max. 4 toepassingen met interval van 7 dagen. Max. 3 toepassingen met interval van 7-14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Bemerkingen
83
Zuigt aan bladeren. Verkleuring van bladmoes.
BONENSPINTMIJT (Tetranychus urticae)
Zwarte of donkergroene luizen aan onderzijde van bladeren, die omkrullen.
BLADLUIZEN (Aphis fabae en Aphis gossypii)
Metaalglanzende kevers vreten aan jonge plantjes. Aangetaste planten vertonen gaatjes.
AARDVLOOIEN
abamectine (4,14 gram/ha)
bifenazaat (96 gram/ha) hexythiazox (30-50 gram/ha)
pyridaben (75 gram/ha) tebufenpyrad - horizontale teelt (0,1 kg/ha) verticale teelt (75 gram/ha)
-
-
-
thiacloprid (9,6 gram/1000 planten)
thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
- (2,5 – 4,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (10 + 150 gram/ha) oxamyl (0,25 kg/ha) pirimicarb (0,2 kg/ha) pirimicarb (0,25 kg/ha) pymetrozin (50 gram/ha)
-
-
-
cyfluthrin (20 gram/ha haag) deltamethrin - (7,5 – 12,5 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha)
-
-
deltamethrin (5 gram/ha)
-
Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen in blok met interval van 7-10 dagen. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing. Toepassen bij het uitkomen van de eieren. Max. 1 toepassing. Enkel openluchtteelt. Max. 1 toepassing.
Enkel in beschutte teelt. Openluchtteelt. Max. 2 toepassingen. Beschutte teelt. Max. 2 toepassingen. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen/seizoen. Meedruppelen. Enkel in openluchtteelt. Max. 2 toepassingen.
In beschutte teelt. Max. 2 toepassingen. Enkel in openluchtteelt.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen. In openluchtteelt.
Max. 2 toepassingen/teeltcyclus. Vanaf opkomst tot 3-bladstadium.
Enkel in openluchtteelt. Max. 1 toepassing.
84
Adulten en larven zuigen celinhoud leeg, waardoor zilverkleurige stippen tot geelachtige vlekjes ontstaan op bladeren en gekromde vruchten.
TRIPS (Frankliniella occidentalis)
schimmels
Kleine, witbepoederde, gevleugelde adulten en afgeplatte, bewegingloze larven zuigen aan bladonderzijde. Afscheiding van kleverige uitwerpselen. waarin ontwikkeling van zwarte roetdauw
WITTE VLIEGEN (Trialeurodes vaporariorum en Bemisia tabaci)
AUGURK
Vijand en schadebeeld
thiacloprid (9,6 gram/1000 planten)
-
abamectine (4,14 gram/ha) methiocarb (0,75 kg/ha) spinosad (96 gram/ha haag)
pyriproxyfen (15 gram/ha)
-
-
- (2,5 – 4,5 gram/ha) oxamyl (0,25 kg/ha) pymetrozin (0,15 kg/ha)
-
cyfluthrin (20 gram/ha hag)
deltamethrin - (7,5 – 12,5 gram/ha)
-
-
Beheersing
Enkel in beschutte teelt. Max. 1 toepassing. Enkel in beschutte teelt.Max. 1 toepassing. Enkel in beschutte teelt. Verticale teelt. Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen.
In beschutte teelt. Enkel in beschutte teelt. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen met interval van 9 dagen . Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen. Meedruppelen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen. In openluchtteelt.
Bemerkingen
85
Op blad wit tot grijsachtig schimmelpluis. Geringere wortelopbrengst
a) Echte meeldauw (witziekte) (Erysiphe betae)
BLADSCHIMMELZIEKTEN
Veroorzaakt door virus, overgebracht door bladluizen. Bladeren vergelen, behalve langs nerven. Bladmoes bobbelt op tussen nerven. Bij samenknijpen knappen verkleurde gedeelten hoorbaar. Zieke bladeren vaak aangetast door zwartschimmels.
VERGELINGSZIEKTE
Jonge hartbladeren verkleuren en sterven af. Later vergelen buitenste bladeren. In kop van biet treden droogrotte plekken op.
HARTROT
BIET
-
-
difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + fenpropidin (0,100 + 0,375 kg/ha) difenoconazool + propiconazool (0,105 + 0,105 kg/ha
Bestrijding van bladluizen (zie blz. 92)
Max. 1 toepassing.
Bestrijding slechts rendabel wanneer eerste symptomen reeds einde juli aanwezig zijn. Geen bespuiting meer na 10 september (begin september bij vroeg rooien). Volg waarschuwingsberichten (www.irbab-kbivb.be). Max. 3 toepassingen. Max. 1 toepassing.
Volg de waarschuwingsberichten (www.irbab-kbivb.be).
Bespuiting moet voor sluiten rijen uitgevoerd worden.
Goed oplosbaar boormiddel gebruiken.
Clothianidin, beta-cyfluthrin (zaadbehandeling), thiamethoxam (zaadbehandeling) en tefluthrin (zaadbehandeling) eveneens erkend in voederbiet. Waarschuwingsberichten: www.irbab-kbivb.be (K.B.I.V.B. v.z.w.), in samenwerking met de Vlaamse overheid of per mail (info op 0496/55.75.04 of
[email protected]).
Preventief: vóór of bij zaaien bodem behandelen met boor (1,2 - 1,5 kg/ha) Curatief: spuiten over gewas met boor (1,2 - 1,5 kg/ha)
-
-
86
Op bladeren kleine, ronde vlekken, omringd door een bruin-roodachtige rand met in midden kleine, zwarte puntjes (zichtbaar onder vergrootglas). Bij zware aantasting: grote, bruine zones, uitgedroogde bladeren, tabak-aspect. Lagere wortel- en suikeropbrengst.
b) Cercospora (Cercospora beticola)
BIET
Vijand en schadebeeld
-
-
-
-
difenoconazool + propiconazool (0,105 + 0,105 kg/ha) epoxyconazool + fenpropimorf (59 + 175 gram/ha) epoxyconazool + pyraclostrobin (40 – 50 + 106 – 133 gram/ha) fenpropidin + difenoconazool (0,375 + 0,100 kg/ha)
tetraconazool (0,1 kg/ha)
-
-
-
-
-
epoxyconazool + fenpropimorf (59 gram + 0,175 kg/ha) epoxyconazool + pyraclostrobin (40 – 50 gram + 0,106 – 0,133 kg/ha) flusilazool + carbendazim (0,125 – 0,150 kg + 63 – 75 gram/ha) gemicroniseerde zwavel (6 kg/ha) prochloraz + propiconazool (0,4 kg + 90 gram/ha) quinoxyfen (0,10-0,15 kg/ha)
-
Beheersing
Max. 1 toepassing.
Goede nevenwerking van alle middelen vermeld bij Ramularia Enkel in suikerbiet. Max. 2 toepassingen.
Meer informatie over Cercospora: De Bietplanter (jrg. 44, nr. 472, juni 2010). Bestrijding slechts rendabel wanneer eerste symptomen reeds aanwezig zijn. Volg waarschuwingen (www.irbab-kbivb.be). Bespuitingen niet meer rendabel: na begin september bij vroeg rooien; na 10 september bij later rooien. Breidt zich meestal uit in nazomer, vooral indien vochtige periode wordt gevolgd door warme periode. Max. 1 toepassing.
1 toepassing van 0,15 kg/ha of 2 toepassingen van 0,10 kg/ha met interval van 28 dagen. Enkel in suikerbiet. Max. 2 toepassingen/jaar.
Max. 2 toepassingen. Laagste dosis bij laattijdige aantasting of bij geringe ziektedruk.
Enkel in suikerbiet.Max. 2 toepassingen.
Bemerkingen
87
Op bladeren roestbruine sporenhoopjes.
d) Roest (Uromyces betae)
Op bladeren kleine, lichtbruine vlekken omringd door bruine rand, met in centrum kleine, witte puntjes (zichtbaar onder vergrootglas). Bij zware aantasting: grote, bruine zones, uitgedroogde bladeren, tabak-aspect. Lagere wortel- en suikeropbrengst.
c) Ramularia (Ramularia beticola)
difenoconazool + fenpropidin (0,100 + 0,375 kg/ha) difenoconazool + propiconazool (0,105 + 0,105 kg/ha) epoxyconazool + fenpropimorf (59 + 175 gram/ha) epoxyconazool + pyraclostrobin (40 – 50 + 106 – 133 gram/ha)flusilazool + carbendazim (125 – 150 + 63 – 75 gram/ha) tetraconazool (0,1 kg/ha)
difenoconazool + fenpropidin (0,100 + 0,375 kg/ha) difenoconazool + propiconazool (0,105 + 0,105 kg/ha) epoxyconazool + fenpropimorf (59 gram + 0,175 kg/ha)
-
-
-
-
-
-
Max. 1 toepassing.
Bestrijding meestal gecombineerd met deze van Ramularia of meeldauw. Volg waarschuwingen (www.irbab-kbivb.be). Bespuitingen niet meer rendabel: na begin september bij vroeg rooien na 10 september bij later rooien. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen. Laagste dosis bij laattijdige aantasting of bij geringe ziektedruk. Enkel in suikerbiet Max. 2 toepassingen.
Enkel in suikerbiet. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Volg waarschuwingen (www.irbab-kbivb.be). Bespuitingen niet meer rendabel: na begin september bij vroeg rooien; na 10 september bij later rooien.
88
Zwart- of bruinverkleuring van wortels. Insnoering ter hoogte van de wortelhals van kiemplantjes. Plantuitval en vertraagde groei. Bij zware aantasting dun en onregelmatig gewas.
KIEMPLANTENZIEKTEN (wortelbrand) a) Aphanomyces cochlioides
Natte verrotting van ganse biet vanaf kop. Schade beperkt tot enkele bieten of uitgebreid over gans perceel.
BRUINWORTELROT (Rhizoctonia solani-groep AG2-2)
Lichtbruine vlekken met concentrische ringen, soms middenin gebarsten en met kleine, zwarte puntjes. Komt soms samen met Ramularia voor.
e) Phoma (Phoma betae)
BIET
Vijand en schadebeeld
Met hymexazol behandeld zaad gebruiken
Enkel preventief Afwatering en bodemstructuur verbeteren Verspreiding vermijden Waardplanten in vruchtwisseling vermijden Bij zware aantasting: resistente rassen
epoxyconazool + pyraclostrobin (40 – 50 gram + 0,106 – 0,133 kg/ha) prochloraz + propiconazool (0,4 kg + 90 gram/ha) flusilazool + carbendazim (0,125 – 0,150 kg + 63 – 75 gram/ha) tetraconazool (0,1 kg/ha)
Beheersing
Vooral in lichtere gronden, maar niet uitsluitend. Ontwikkeling begunstigd door: Warme en vooral vochtige omstandigheden Mais, raaigras, groenten als voorvrucht.
Komt voor bij zeer droog weer. Bestrijding niet rendabel.
Max. 2 toepassingen. Laagste dosis bij laattijdige aantasting of bij geringe ziektedruk. Enkel in suikerbiet. Max. 2 toepassingen.
Enkel in suikerbiet. Max.2 toepassingen.
Bemerkingen
89
Planten blijven pleksgewijze in groei achter. Bladeren hangen slap bij droog en zonnig weer. Zeer veel wortelhaar- en vertakkingen met cysten (kleine, witte bolletjes).
BIETENCYSTENEMATODE (Heterodera schachtii)
Vergeling van bladeren, insnoering van wortel en veel wortelhaar. Laag suikergehalte en hoog nitraatgehalte.
RHIZOMANIE (BNYVV - Beet Necrotic Yellow Vein virus)
Zwart- of bruinverkleuring van onderste deel hypocotyl worteltje. Afsterven van plantje voor opkomst.
c) Pythium ultimum
Worteltjes krimpen en worden herleid tot zwarte, zachte vezels. Plantjes vallen om en sterven.
b) Phoma (Phoma betae)
Op besmette percelen hoogstens om de 4 jaar bieten telen
Tolerante bietenrassen inzaaien (zie rassencatalogus)
-
-
Enkel preventief Gebruik van tolerante rassen (zie rassencatalogus)
Met thiram behandeld zaad gebruiken
Met thiram behandeld zaad gebruiken
Vanaf een besmetting van ongeveer 250 eieren + larven per 100 g grond: tolerant ras inzaaien. Meer informatie over gebruik van nematode tolerante rassen: De Bietplanter (jrg. 45, nr. 477, januari 2011).
Ziekte overgebracht door schimmel (Polymyxa betae). Alle rassen zijn nu tolerant.
90
Witte miljoenpoot, 0,7 tot 2 cm groot, rode stippen op beide zijkanten. Vreet aan kiemen van zaad en na opkomst aan zuighaartjes van kleine plant. Jonge planten sterven af.
MILJOENPOOT (Blaniulus guttulatus)
Bij jonge plantjes misvorming en afsterven van blad. Volgroeide bieten vertonen gebarsten, bruine tot donkere vlekken en gaan vlug tot rotting over. Vaak verward met symptomen van bruinwortelrot (Rhizoctonia).
STENGELNEMATODE (Ditylenchus dipsaci)
Jonge plantjes blijven plaatselijk in groei achter. Groei herneemt vanaf juli. Jonge plantjes hebben overvloedig wortelgestel dat met galletjes bezet is.
GRASWORTELKNOBBELNEMATODE (Meloidogyne naasi)
BIET
Vijand en schadebeeld
Op besmette percelen geen bieten telen na gramineeën (haver en mais uitgezonderd) Bij suikerbiet: zie bietencystenematode
Preventief: - gebruik zaden behandeld met - thiamethoxam + tefluthrin - clothianidin + beta-cyfluthrin
Afdoende vruchtafwisseling moeilijk aan te geven omwille van groot aantal biologische rassen van nematode
-
-
Beheersing
Bemerkingen
91
Klein, zwartbruin kevertje. Veroorzaakt in stengel en wortel van kiemplant kleine, ronde, zwarte gaatjes. Vreet ook aan bladeren van jonge planten.
BIETENKEVERTJE (Atomaria linearis)
Zwarte, blauwzwarte of bronsgroene kevertjes (springers) vreten aan kiemlobben, blaadjes en groeitoppen.
AARDVLOOIEN (Chaetocnema spp.)
Kleine, blinkendwitte duizendpoot, 5 tot 7 mm groot. Beweegt zich lenig en vlug in kruimelige, verse grond. Knaagt bij opkomst aan zaadkiemen en na opkomst vooral aan worteltjes van jonge plant. Jonge planten sterven af, grotere planten (4-6 bladeren) vertonen holten in wortel.
WORTELDUIZENDPOOT (Scutigerella immaculata)
gebruik zaden behandeld met - thiamethoxam + tefluthrin - clothianidin + beta-cyfluthrin
na opkomst spuiten met: - lambda-cyhalothrin (12,5 gram/ha)
Tegen bovengrondse kevers. Ten laatste 6 bladstadium. Max. 3 toepassingen.
in
zijn
Indien bladschade. Beschadigde gevoeliger voor herbiciden.
Curatief:
planten
Meestal geen schade meer vanaf 2 bladstadium.
Max. 3 toepassingen. Max. 1 toepassing. Ten laatste in 10 bladstadium.
Treden vooral op bij schraal weer kort na opkomst.
Preventief: - gebruik zaden behandeld met: - thiamethoxam + tefluthrin - clothianidin + beta-cyfluthrin
Curatief: - lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (6,25 gram + 0,125 kg/ha)
Preventief: - gebruik zaden behandeld met: - thiamethoxam + tefluthrin - clothianidin + beta-cyfluthrin
-
Preventief:
92
Groene perzikluis en sjalottenluis brengen virusziekten over, ondermeer de ‘vergelingsziekte’ (zie blz. 85).
BLADLUIZEN Groene perzikluis (Myzus persicae), sjalottenluis (Myzus ascalonicus) en zwarte bonenluis (Aphis fabae)
Witte, langwerpige eitjes aan onderzijde van bladeren. Maden mineren bladeren, waardoor doorschijnende gangen ontstaan.
BIETENVLIEG (Pegomyia hyoscyami)
Klein, wit insect, 1 tot 3 mm groot. Vreet aan kiemen van zaad, aan kiemwortel en na opkomst aan wortelhaartjes van kiemplant.
BIETENSPRINGSTAART (Onychiurus armatus)
BIET
Vijand en schadebeeld
Preventief: Gebruik zaad behandeld met: - clothianidin + beta-cyfluthrin of - thiamethoxam + tefluthrin
Curatief: - dimethoaat (0,2 kg/ha) - lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha) - pirimicarb + lambda-cyhalothrin (0,125 kg + 6,25 gram/ha)
Preventief: gebruik zaad behandeld met: -clothianidin + beta-cyfluthrin -thiamethoxam + tefluthrin
Beheersing
Bietenkuilen tijdig scheuten vóór mei).
Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen. Max. 1 toepassing.
opruimen
Bemerkingen
(bieten
met
93
RUPSEN
Circa 1,5 cm lange, harde en geelbruine larven van kniptorren. Vreten aan stengel en wortel van jonge plant. Planten sterven af.
RITNAALDEN (Agriotes spp.)
Amandelgroene rupsen vreten bladeren kaal. Alleen bladnerven blijven over. Schade vooral in augustus-september.
GAMMA-UIL (Autographa gamma)
Pootloze, grijze, 1,5 - 2,5 cm lange larven van langpootmuggen. Vreten aan stengel van kiemplantjes en aan wortels van jonge planten.
EMELTEN (Tipula spp.)
dimethoaat (0,2 kg/ha) pirimicarb (0,175 kg/ha) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (0,125 kg + 6,25 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
gebruik zaad behandeld met - clothianidin + beta-cyfluthrin - thiamethoxam + tefluthrin
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/l)
-
-
Preventief:
-
Gebruik zaden behandeld met: - clothianidin + beta-cyfluthrin
-
Curatief:
thiamethoxam
+
Max. 3 toepassingen.
Max. 3 toepassingen. Spuitdrempel: 3-4 rupsen per plant.
Goede nevenwerking van tefluthrin (zaadbehandeling).
Spuiten vanaf eerste waarschuwing (www.irbab-kbivb.be). Zeer zelden vereist na zaadbehandeling. Max; 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing.
94
-
dimethoaat (0,2 kg/ha)
Curatief:
Beheersing
Schade vooral in nabijheid struikgewas. Max. 2 toepassingen.
Bemerkingen
tri-allaat (1,4 kg/ha)
chloridazon (2,0 - 2,5 kg/ha) metamitron (2,1 - 3,5 kg/ha)
-
-
van
bomen
of
Voor voederbiet steeds de lagere dosis. Op bewerkte bodem spuiten. Mengingen mogelijk. Tegen wilde haver (na spuiten direct 5-7,5 cm inwerken). Tegen overwoekering van duist en andere éénjarige grassen. Na toediening 3-5 cm inwerken. Tegen éénjarige dicotylen. Na toediening 3-5 cm inwerken bij droogte.
Chloridazon: max. 2,6 kg/ha/36 mnd Dimethenamide-P: max. 0,72 kg/ha/12 mnd Ethofumesaat: voor sommige producten: max. 1,2 kg/ha/12 mnd – voor andere producten:max. 1 kg/ha/36 mnd (controleer handelsmiddel op www.fytoweb.fgov.be) Fenmedifam: max. 0,96 kg/ha/12 mnd Metamitron: max. 4,9 kg/ha/12 mnd S - m e t o l a c h l o o r : m a x . 1, 248 kg / h a/ 1 2 m n d
Kort vóór zaaien
ONKRUID
Kleine, groene larven en lichtbruine tot grijsgroene volwassen insecten met grote beweeglijkheid. Prikken zeefvaten van jonge plantjes, met als gevolg misvorming en verdikking van bladeren. Bij zeer jonge plantjes kan groeipunt volledig afsterven.
TWEESTIPPELIGE GROENE WANTS (weekwants) (Calocoris norvegicus)
BIET
Vijand en schadebeeld
95
(zie ook www.irbab-kbivb.be > Publicaties Onkruid > Technische fiche FAR- memo)
Bij zaaien, kort na zaaien en na opkomst Lage dosissysteem of FARsysteem
>
-
1. -
Bij zaaien of kort na zaaien: chloridazon (1,3 - 2,0 kg/ha) metamitron (1,4 - 2,0 kg/ha) chloridazon + quinmerac (1,08 – 1,44 + 0,18 – 0,24 kg/ha) clomazon (72 gram/ha)
Meer informatie over FAR-systeem: De Bietplanter (jrg. 45, nr. 480, april 2011). De hogere dosis in zware gronden. Tegen kamille en diverse dicotyle onkruiden. Tegen hondspeterselie en kleefkruid. Max. 1 toepassing. Enkel aanbevolen waar belangrijke bezetting verwacht wordt van hondspeterselie, kleefkruid en bingelkruid. Geen werking tegen kamille. Toevoeging van metamitron kan vereist zijn, doch niet toepassen in menging met chloridazon of vloeibare formulering van metamitron. Kans op geelwitte chloroses, soms met plantuitval, vooral in zand- of lichte leemgronden of gronden met laag humusgehalte en in geval van hevige neerslag.
Gebaseerd op 2 of 3 behandelingen na opkomst.
96
tri-allaat
en
Keuze van bodemherbicide na opkomst In functie van onkruidsoort: - metamitron tegen akkerviooltje, duivenkervel, driedelig tandzaad, hondspeterselie, kamille, melde, melganzenvoet, papegaaienkruid, varkensgras en zwarte nachtschade - chloridazon tegen bingelkruid, herik en zwaluwtong Niet toepassen vóór 2 bladstadium van biet
Dosis niet aanpassen voor triflusulfuron-methyl, clopyralid.
Dosis aanpassen aan stadium van onkruid door vermenigvuldiging met: - factor 1,5 vanaf 2 bladstadium - factor 2 vanaf 4 bladstadium - factor 1,5 vanaf kiemlobstadium bij belangrijke bezetting van bingelkruid, kleefkruid en gewoon varkensgras. Dosis fenmedifam met factor 1,5 vermenigvuldigingen bij belangrijke bezetting van melganzenvoet en melde.
Basisprincipes - 1e bespuiting over zeer jong onkruid. - Bespuiting om de 6-8 dagen herhalen bij nieuwe opkomst van onkruid of bij onvoldoende resultaat.
BIET
Vijand en schadebeeld
fenmedifam (0,12 kg/ha)
metamitron (0,35 kg/ha) of chloridazon (0,33 kg/ha)
R
of S-metolachloor (0,48 – 0,72 kg/ha) + hulpstof: paraffineolie (0,5 l/ha) of plantaardige olie (0,5 l/ha)
of dimethenamide-P (0,31 – 0,46 kg/ha)
ethofumesaat (0,1 kg/ha) en/of tri-allaat (0,24-0,36 kg/ha)
+
A
F
2. Vanaf kiemlobstadium van onkruid: drieledig FAR-mengsel + hulpstof:
Beheersing
Geen olie toevoegen bij temperatuur hoger dan 22°C in thermometerhut . Dosis vermenigvuldigen met factor 1,5 of 2 zoals voor de FAR-componenten.
Afhankelijk van toepassingsstadium. Dimethenamide-P en S-metolachloor enkel vanaf (4)-6 bladstadium van de biet. Nevenwerking tegen aardappelopslag.
Ethofumesaat te verkiezen tegen bingelkruid en duizendknopen. Nevenwerking tegen aardappelopslag. Tri-allaat bij zware bezetting kleefkruid.
Nevenwerking tegen aardappelopslag.
Bemerkingen
97
Spuitvolume: 100-400 l/ha Liefst niet spuiten bij schraal (N-O wind) en zeer warm weer. Bij schraal weer zeker 400 l spuitvolume/ha.
- dimethenamide-P tegen bingelkruid, hondspeterselie en zwarte nachtschade - S-metolachloor tegen zwarte nachtschade
-
dimethenamide-P (0,77 - 0,92 kg/ha)
Het mengsel fenmedifam + ethofumesaat kan vervangen worden door geformuleerde mengsels zoals: - fenmedifam + ethofumesaat (0,14 + 0,14 kg/ha) - fenmedifam + desmedifam + ethofumesaat (60 - 70 + 14 - 50 + 78 - 120 gram/ha) Het mengsel fenmedifam + desmedifam + ethofumesaat + metamitron kan vervangen worden door het geformuleerde mengsel fenmedifam + desmedifam + ethofumesaat + metamitron (0,6 + 0,2 + 0,1 + 0,2 kg/ha) Op onkruidvrije grond (na 1 of meer FAR-behandelingen) ter voorkoming van onkruidkieming: - metamitron (0,7 - 1,5 kg/ha) - chloridazon (0,65 - 0,98 kg/ha) - lenacil (0,40 - 0,64 kg/ha) - S-metolachloor (0,94 - 1,25 kg/ha)
Fenmedifam kan vervangen worden door het mengsel fenmedifam + desmedifam .
clopyralid (0,05 kg/ha)
of
triflusulfuron-methyl (10-15 gram/ha)
+
+
desmedifam:
max.
3
Om late kieming van zwarte nachtschade en hanenpoot te voorkomen. Enkel vanaf 6 bladstadium van biet.
Enkel bodemherbiciden. Dosis afhankelijk van reeds toegepast bodemherbicide.
Fenmedifam toepassingen.
Desmedifam tegen papegaaienkruid.
Clopyralid tegen hondspeterselie; vanaf 1-2 bladstadium van hondspeterselie en 2-4 bladstadium van biet. Nevenwerking tegen aardappelopslag.
Trisulfuron-methyl te verkiezen bij een belangrijke bezetting van hondspeterselie, herik, kamille en papegaaienkruid. De hogere dosis enkel indien hondspeterselie.
98
Zie blz. 34.
Beheersing
sterker
bij
een
hoge
lucht-
De werking vochtigheid.
Curatief: - manueel uittrekken of schoffelen - gerichte toepassing van glyfosaat IPA met onkruidbestrijkers, spuitpistool, gedrenkte handschoen, chemisch schoffelen, ….
is
Noodoplossing om de ontwikkeling van aardappel te beperken: nevenwerking van FARbehandelingen op basis van een verhoogde dosis fenmedifam -> fenmedifam 0,16 – 0,48 kg/ha + ethofumesaat 0,1 – 0,2 kg/ha (+ S-metolachloor 0,58 kg/ha of + dimethenamide-P 0,31 – 0,46 kg/ha) (en bij groeizaam weer: + clopyralid 50 gram/ha).
Preventief: - rooien goed verzorgen - ploegen na de winter om het effect van de vorst te vergroten - verliesknollen maximaal bovenhalen door grondbewerking met een getand werktuig vóór de winter (blootstelling aan vorst)
AARDAPPELOPSLAG
Tegen akkerdistel van minimum 20 cm hoog. Tegen akkermelkdistel en klein hoefblad in vroeger stadium inzetten.
Vanaf 8-10 bladstadium van biet: - clopyralid (0,12 - 0,15 kg/ha)
Systemische graminiciden kunnen eventueel gemengd worden met reeds vermelde mengsels tegen dicotyle onkruiden. De dosis dient alsdan verdeeld over de bespuitingen. Opkomende duist kan bestreden worden door tweemaal toepassen van: - een kwart dosis fluazifop-P-butyl, cycloxydim, quizalofop-ethyl-D of propaquizafop - een halve dosis clethodim of tepraloxydim. Op percelen met resistente duist, dosis niet verlagen. Meer informatie over grassenbestrijding: De Bietplanter, jrg. 45, nr. 480, april 2011.
Bemerkingen
BESTRIJDING VAN OVERBLIJVENDE COMPOSIETEN
Fluazifop-P-butyl: max. 0,375 kg/ha/12 mnd Tepraloxydim: max. 0,1 kg/ha/12 mnd
BESTRIJDING VAN ONKRUIDGRASSEN NA OPKOMST
BIET
Vijand en schadebeeld
99
Eenjarige schieters die voortkomen van: - zaaizaad besmet tijdens vermeerdering in productiecentra door niet gecontroleerde bestuivingen - zaad van schieters aanwezig in voorgaand gewas, dat verspreid is en bewaard gebleven in bodem.
ONKRUIDBIETEN
-
gerichte toepassing van glyfosaat IPA met onkruidbestrijkers
Afsteken vóór bloei of uittrekken en verwijderen Op besmette bietenpercelen, kort na bloei: - mechanisch (met cirkelmaaier) ter hoogte van gewas afmaaien Aantal behandelingen: - 2; indien aantal schieters kleiner is dan 3.000/ha; - 3; indien aantal schieters tussen 3.000 en 10.000/ha; - 4; indien aantal schieters hoger dan 10.000/ha.
Eventueel bestrijden in voorafgaande gewassen waaronder graangewassen. Indien aantal schieters kleiner is dan 1.000/ha.
100
Bladeren en stengels met grijs schimmelpluis bedekt. Rotten van peulen.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
Slechte opkomst tot plantuitval op zaaibed.
KIEMSCHIMMELS
Op bladeren waterige vlekjes omgeven door lichtgroene of gele zoom. Vlekjes worden roodbruin en verdrogen. Op peulen ronde, doorzichtige vlekjes.
VETVLEKKENZIEKTE (Xanthomonas campestris)
1. Phaseolus-boon (stamboon) (Sla-, snij-, spek- en pronkboon en flageolets)
BOON
Vijand en schadebeeld
propamocarb (3,61 gram/m²)
iprodione (0,75 kg/ha)
-
In witte knopstadium: - boscalid (0,5 kg/ha)
-
cyprodinil + fludioxinil (0,375 + 0,250 kg/ha) fenhexamid (0,75 kg/ha)
-
Preventief spuiten met:
-
Beheersing
Enkel openluchtteelt van groengeoogste stamslaboon. Max. 2 toepassingen tijdens bloei.
Indien weersomstandigheden gunstig zijn voor ontwikkeling van schimmel, twee bespuitingen (begin bloei en 2 weken later). Max. 2 toepassingen/teelt. Toepassen tijdens bloei. Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met interval van 7-14 dagen. Max. 2 toepassingen. Vanaf bloei tot vorming peulen.
Enkel in beschutte teelt, toepassen bij zaai in perspot of op plantbed. Max. 1 toepassing.
Gezond zaaizaad gebruiken. Gewasrotatie met niet-leguminosen.
Bemerkingen
101
Verspreiden virusziekten. Vooral zwarte bonenluis veroorzaakt zuigschade.
BLADLUIZEN
Zuigt aan bladeren. Bleekgroene vlekjes die later vaalbruin worden en verdorren.
BONENSPINTMIJT (Tetranychus urticae)
Verwelking en afsterven van planten. In en op stengels wit schimmelpluis met scleroten.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
thiofanaat-methyl (0,8 kg/ha)
-
-
-
-
deltamethrin (12,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) pirimicarb (0,2 kg/ha)
abamectine (4,14 gram/ha) tebufenpyrad (0,1 kg/ha)
Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
-
Preventief spuiten met: Chemisch: - boscalid (0,5 kg/ha) - cyprodinil + fludioxinil (0,375 + 0,250 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha)
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing.
Inwerken op 10 cm diepte in vochtige warme bodem. Bij sterke infectie, meerdere, opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 2 toepassingen. Vanaf bloei tot vorming peulen. Max. 2 toepassingen tijdens bloei met interval van 14 dagen. In menging met middel met andere werkingswijze.
Max. 2 toepassingen vanaf witteknopstadium. Max. 2 toepassingen. Tijdens bloei.
Twee bespuitingen: begin bloei en 2 weken later. Ruime vruchtafwisseling. Stikstofbemesting aanpassen.
102
Adulten en larven zuigen celinhoud leeg, waardoor zilverkleurige stippen tot geelachtige vlekjes op bladeren en gekromde vruchten.
TRIPS (Frankliniella occidentalis)
Kleine, witbepoederde, gevleugelde adulten en afgeplatte, bewegingloze larven zuigen aan bladonderzijde. Afscheiding van kleverige uitwerpselen, waarin ontwikkeling van zwarte roetdauwschimmels.
WITTE VLIEGEN (Trialeurodes vaporariorum en Bemisia tabaci)
Maden veroorzaken vreterij. Slechte opkomst. Bovenkomende zaadlobben en stengels vertonen vreterij. Kiemplantjes verwelken.
BONENVLIEG (Delia platura)
BOON
Vijand en schadebeeld
-
abamectine (4,14 gram/ha)
Enkel in beschutte teelt. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
-
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are)
Uitsluitend in beschutte teelt.
Aanwezigheid van veel onverteerd organisch materiaal bij inzaai vermijden.
Bemerkingen
Zie biologische bestrijding blz. 12
Behandeld zaad gebruiken
Beheersing
103
ONKRUID
clomazon (0,09 kg/ha) clomazon + linuron (72-90 gram + 0,4 – 0,5 kg/ha) S-metolachloor (0,96 kg/ha)
glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha) glyfosaat IPA (+ uitvloeier) (0,6 - 1,0 kg/ha)
ethofumesaat (0,5 kg/ha)
Tegen onkruidgrassen: zie blz. 34.
-
Na opkomst: - bentazon (0,50 - 0,96 kg/ha)
-
Kort vóór opkomst: - diquat (0,4 kg/ha)
-
-
Direct na zaaien: - linuron (0,35 - 0,50 kg/ha)
Vóór zaaien: - benfluralin (1,6 kg/ha)
Bentazon: max. 0,96 kg/ha/12 mnd Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Ethofumesaat: max. 1 kg/ha/36 mnd
Max. 1 toepassing/12 mnd in 1-3 bladstadium. Eventueel gefractioneerd toepassen. Spuiten bij koel en droog weer (12-20°C), bij voorkeur ‘s avonds in slaaptoestand van bladeren. In spuitsysteem de lage dosis. Max. 1 toepassing/12 mnd in 1-3 bladstadium.
Max. 1 toepassing/teeltcyclus.
Max. 1 toepassing Ten laatste 1 dag voor de opkomst, het zaaien of het planten.
Minstens 2 - 3 cm diep en regelmatig zaaien. Enkel in drooggeoogste stamslabonen. Max. 1 toepassing. Bij gevoelige cultivars lagere dosis. Max. 1 toepassing. Enkel in drooggeoogste stamslabonen. Max. 1 toepassing. Enkel in groengeoogste stamslabonen. Max. 1 toepassing.
4-5 cm inwerken. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige grassen, muur, duizendknopen en melganzenvoet. In spuitsystemen met bodemherbicide(n), aan halve dosis en/of met contactherbicide.
104
Bladeren en stengels met grijs schimmelpluis bedekt. Rotten van peulen.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
(vooral zwarte bonenluis)
BLADLUIZEN
2. Viciaboon (menselijke consumptie) (Tuin-, duive-, paarde- en wierboon)
LOOFDODING
BOON
Vijand en schadebeeld
Preventief spuiten met: azoxystrobin (0,25 l/ha) boscalid (0,5 kg/ha) chloorthalonil (1,5 kg/ha) cyprodinil + fludioxinil (0,375 + 0,250 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha) -
-
lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 gram + 0,150 kg/ha) pirimicarb (0,2 kg/ha)
glyfosaat IPA (1,08 - 1,44 kg/ha)
-
-
diquat (0,6 kg/ha)
-
Vóór oogst:
Beheersing
Max. 2 toepassingen. Vanaf bloei tot vorming peulen.
Indien weersomstandigheden gunstig zijn voor ontwikkeling van schimmel, twee bespuitingen (begin bloei en 2 weken later). Max. 1 toepassing. Tijdens bloei. Max. 2 toepassingen. Tijdens bloei. Max. 2 toepassingen. Tijdens bloei. Max. 2 toepassingen. Toepassen tijdens bloei.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Enkel in drooggeoogste stamslabonen. Max. 1 toepassing wanneer gewas overwoekerd is door echte kamille, melganzevoet of korrelganzevoet. Max. 1 toepassing/12 mnd. Wanneer zaden minder dan 30 % vocht bevatten en wanneer gewas overwoekerd is door kweek.
Bemerkingen
105
ONKRUID
- thiofanaat-methyl (0,8 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Preventief spuiten met: Chemisch: - boscalid (0,5 kg/ha) - cyprodinil + fludioxinil (0,375 + 0,250 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha)
-
S-metolachloor (0,77 kg/ha)
Kort na zaaien: - dimethenamide-P (0,72 kg/ha) - linuron (0,4 - 0,5 kg/ha) - clomazon (90 gram/ha) - clomazon + linuron (72-90 gram + 0,4-0,5 kg/ha) - pendimethalin (0,72 kg/ha)
Vóór zaaien: - benfluralin (1,6 kg/ha)
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
(Sclerotinia sclerotiorum) Verwelking en afsterven van planten. In en op stengels wit schimmelpluis met scleroten.
SCLEROTIËNROT
1 1 1 1
toepassing/teelt. toepassing. toepassing. toepassing. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige grassen en dicotylen. Max. 1 toepassing.
Max. Max. Max. Max.
Max. 1 toepassing. 4-5 cm inwerken. Tegen eenjarige grassen, muur, duizendknopen en melganzenvoet. In spuitsystemen met bodemherbicide(n), aan halve dosis en/of met contactherbicide.
Inwerken op 10 cm diepte in vochtige warme bodem. Bij sterke infectie, meerdere, opeenvolgende teelten behandelen.
Max 2 toepassingen. Vanaf bloei tot vorming peulen. Max. 2 toepassingen. Tijdens bloei.
Max. 2 toepassingen. Tijdens bloei. Max. 2 toepassingen. Tijdens bloei.
Twee bespuitingen: begin bloei en 2 weken later. Ruime vruchtafwisseling. Stikstofbemesting aanpassen.
106
Aan bovenzijde van buitenste verschijnt wit schimmelpluis.
bladeren
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Erysiphe cichoracearum)
Bruinrode sporenhoopjes op bladeren die bij aanraken roestspoor nalaten op handen.
ROEST (Puccinia cichorii)
CICHOREI
LOOFDODING
BOON
Vijand en schadebeeld
dimethenamide-P (0,36 kg/ha) MCPB (0,75 - 2,00 kg/ha)
difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,200 kg/ha) epoxyconazool (0,125 kg/ha) tetraconazool (0,100 kg/ha)
-
-
difenoconazool (0,125 kg/ha)
azoxystrobin (0,25 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,200 kg/ha) difenoconazool (0,125 kg/ha) epoxyconazool (0,125 kg/ha) tetraconazool (0,100 kg/ha)
-
-
-
Vóór oogst: - glyfosaat IPA (1,08 - 1,44kg/ha)
Tegen onkruidgrassen: zie blz. . 34.
-
Na opkomst:
Beheersing
Afwisselend droge en vochtige perioden bevorderen aantasting, terwijl regen ontwikkeling witziekte remt. Max. 1 toepassing, bij verschijnen eerste symptomen.
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing, bij verschijnen eerste symptomen.
Ontwikkeling vooral bij fris, vochtig weer.
Max. 1 toepassing/jaar. Wanneer zaden minder dan 30 % vocht bevatten en wanneer gewas overwoekerd is door kweek.
Met voldoende water. Gewas 5-10-(15) cm. Max. 1 toepassing/teelt. Tegen akkerdistel, melganzenvoet en herik.
Bemerkingen
107
RUPSEN
BLADLUIZEN
Wortels sterk vertakt. Op zijwortels komen knobbeltjes voor.
WORTELKNOBBELNEMATODE (Meloidogyne spp.)
Scherp afgelijnde, zwartbruine vlekken, in begin omgeven door ontkleurd weefsel. Centrum van vlek wordt vlezig en valt uiteen. Scheurtjes in bladeren.
ALTERNARIA
lambda-cyhalothrin (10 gram/ha)
pirimicarb (0,2 kg/ha) dimethoaat (0,2 kg/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/l)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
-
-
-
difenoconazool + azoxystrobin (0,125+0,200 kg/ha)
-
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha) difenoconazool (0,125 kg/ha)
-
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 1 toepassing (max. 2 per teelt).
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 4 toepassing en volgens waarschuwing.
Bestrijding zelden verantwoord in industriële cichorei. Max. 1 toepassing (max. 2 per teelt).
Determinatie noodzakelijk. Vruchtafwisseling i.f.v. soort.
Max. 1 toepassing. Secundaire ziekte, bevorderd door hoge luchtvochtigheid en betrokken weer. Vooral op verhagelde planten. Moeilijk te onderscheiden van Pseudomonas syringae. Max. 1 toepassing. Bestrijding zelden rendabel. Max. 1 toepassing.
108
dimethoaat (0,2 kg/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
-
-
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
-
Beheersing
Vóór zaaien (T1) - benfluralin (1,62 kg/ha)
Bemerkingen
Max.
Meer informatie over lage dosis systeem: Speciaal nummer cichorei in De Bietplanter (jrg. 42, nr. 448, april 2008). Gebaseerd op 1 behandeling vóór zaaien, 1 vóór opkomst en 3 tot 4 na opkomst.
Nevenwerking tegen bladluis. 4 toepassingen en volgens waarschuwing.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Tegen meerdere dicotyle onkruidsoorten (voornamelijk melganzenvoet) en tegen duist en straatgras. Bij voorkeur ’s avonds toepassen, in minimum 300 l water en onmiddellijk 7-8 cm diep inwerken.
Asulam: max. 1,5 kg/ha/12 mnd Carbeetamide: max. 3,3 kg/ha/12 mnd (2,1 kg in VO- 1,2 kg in NO) Dimethenamide-P: max. 0,72 kg/ha/12 mnd Ethofumesaat: max. 0,2 kg/ha/12 mnd Isoxaben: max. 0,1 kg/ha/12 mnd Propyzamide: max. 1,25 kg/ha/12 mnd S - m e t o l a c h l o o r : m a x . 1 ,2 5 kg /h a /12 mnd
Tegen breedbladigen
ONKRUIDBESTRIJDING met lage dosissysteem
Eitjes worden afgezet aan voet van planten. Maden veroorzaken kronkelige gangen in buitenste bladeren. Sommige maden dringen door tot in wortels.
WITLOOFMINEERVLIEG (Napomyza cichorii)
TRIPSEN
CICHOREI
Vijand en schadebeeld
109
Basisprincipes - 1e bespuiting over zeer jong onkruid - bespuiting om 6 tot max. 8 dagen
+ carbeetamide (0,150 kg/ha) + isodecyl-alcohol ethoxylaat (0,1%)
+ propyzamide (0,175 kg/ha) + isoxaben (0,0125 kg/ha)
triflusulfuron-methyl (0,0025 – 0,005 kg/ha)
+ carbeetamide (0,150 kg/ha)
Stadium: 1 tot 2 echte bladeren (T4) - triflusulfuron-methyl (0,005 – 0,0075 kg/ha)
-
of stadium: kiemlob – 1 echt blad (T3b)
Bij onregelmatige opkomst van cichorei.
Stadium: opkomst – kiemlobstadium (T3a) - propyzamide (0,125 – 0,25 kg/ha) + asulam (0,1 – 0,2 kg/ha) of + triflusulfuron-methyl (0,0025 kg/ha)
Voor een vermeld).
gemakkelijke
flora
(hieronder
niet
Isodecyl-alcohol ethoxylaat liefst niet vóór het 1-bladstadium.
Isoxaben tegen composieten, kruisbloemigen, ereprijs, dovenetels, akkerviooltje en melganzenvoet.
Bij regelmatige opkomst van cichorei, vanaf dat 6 of 7 plantjes per lopende meter aanwezig zijn. Triflusulfuron-metyl tegen composieten, kruisbloemigen en schermbloemigen, hoogste dosis enkel indien geen toevoeging van propyzamide.
Geen asulam indien 1-bladstadium bereikt is. Triflusulfuron-methyl bij sterke aanwezigheid van knopkruid, kamille, koolzaadopslag en indien 1-bladstadium bereikt is.
Algemene opmerking: Aanbevelingen voor toepassing van S-metolachloor, dimethenamide-P, ethofumesaat of isodecyl-alcohol ethoxylaat zijn enkel geldig voor de industriële cichorei.
Vooral tegen zwarte nachtschade, bingelkruid, kleefkruid en varkensgras, alsook muur, dovenetel en grassen. Asulam enkel indien kamille, kruiskruid en knopkruid verwacht worden. Carbeetamide enkel indien bingelkruid verwacht wordt; hoogste dosis bij zeer zware bezetting.
Na-opkomst (behandelingen T3 tot T6)
+ carbeetamide (0,30 – 0,90 kg/ha)
+ asulam (0,40 – 0,80 kg/ha)
propyzamide (0,50 kg/ha)
Kort na zaaien (T2)
-
110
CICHOREI
Vijand en schadebeeld
of + ethofumesaat (0,02 – 0,04 kg/ha)
of + isodecyl-alcohol ethoxylaat (0,1 %)
Isodecyl-alcohol ethoxylaat tegen hondspeterselie, kamille en bingelkruid. Ethofumesaat tegen bingelkruid en duivenkervel, enkel SC-formuleringen.
Dimethenamide-P tegen hondspeterselie, bingelkruid, zwarte nachtschade, kamille, knopkruid, melkdistel, kruiskruid, niet vóór het 3bladstadium.
of + dimethenamide-P (0,15 – 0,3 kg/ha)
+ carbeetamide (0,150 kg/ha)
S-metolachloor tegen zwarte nachtschade, kamille, knopkruid, melkdistel en kruiskruid, niet mengen met dimethenamide-P.
Triflusulfuron-methyl, dimethenamide-P en propyzamide niet mengen. Propyzamide enkel indien bingelkruid of zwarte nachtschade. Isoxaben niet mengen met S-metolachloor of dimethenamide-P.
Isodecyl-alcohol ethoxylaat tegen hondspeterselie, kamille en bingelkruid. Ethofumesaat tegen bingelkruid en duivenkervel, enkel SC-formuleringen.
S-metolachloor tegen zwarte nachtschade, kamille, knopkruid, melkdistel, kruiskruid en zomergrassen, niet vóór het 1-bladstadium.
Propyzamide enkel indien bingelkruid of zwarte nachtschade. Isoxaben niet mengen met S-metolachloor.
Bemerkingen
of + S-metolachloor (0,18 – 0,36 kg/ha)
+ isoxaben (0,015 – 0,025 kg/ha)
+ propyzamide (0,175 kg/ha)
Stadium: vanaf 2 tot 4 echte bladeren (T5) - triflusulfuron-methyl (0,0075 kg/ha)
of + ethofumesaat (0,01 – 0,02 kg/ha)
+ carbeetamide (0,150 kg/ha) + isodecyl-alcohol ethoxylaat (0,1 %)
of + S-metolachloor (0,09 kg/ha)
+ isoxaben (0,01 – 0,025 kg/ha)
of triflusulfuron-methyl (0,005 kg/ha) + propyzamide (0,175 kg/ha)
Beheersing
111
GRASSEN
Tegen onkruidgrassen: zie blz. 34.
of schoffelen
of + isodecyl-alcohol ethoxylaat (0,1 %)
+ carbeetamide (0,150 kg/ha)
of + dimethenamide-P (0,15 – 0,3 kg/ha)
of + S-metolachloor (0,54 kg/ha)
Graminiciden niet mengen met additieven.
Isodecyl-alcohol ethoxylaat tegen hondspeterselie, kamille en bingelkruid.
Geen isoxaben na 6-bladstadium, niet mengen met S-metolachloor of dimethenamide-P. S-metolachloor tegen zwarte nachtschade, kamille, knopkruid, melkdistel en kruiskruid, niet mengen met dimethenamide-P, niet na 8-bladstadium. Dimethenamide-P tegen hondspeterselie, bingelkruid, zwarte nachtschade, kamille, knopkruid, melkdistel, kruiskruid, niet vóór 4-bladstadium, niet na 8 bladstadium.
Indien nieuwe onkruidopkomst.
Stadium: vanaf 4 tot 6 echte bladeren (T6b) - triflusulfuron-methyl (0,0075 kg/ha) + isoxaben (0,0375 kg/ha)
of dimethenamide-P
of S-metolachloor
Indien bodem onkruidvrij. Dosis isoxaben om totaal van 62 (- 125) kg/ha te bereiken, geen isoxaben na 6-bladstadium. Dosis S-metolachloor om totaal van 1,25 kg/ha te bereiken, niet na 8-bladstadium. Dosis dimethenamide-P om totaal van 0,72 kg/ha te bereiken, niet na 8-bladstadium.
Stadium: vanaf 4 tot 6 echte bladeren (T6a) - isoxaben
112
Veroorzaakt grauwgrijs bladeren en stengels
schimmelpluis
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
op
Veroorzaakt bruine vlekken op de bladeren en de vruchten.
VRUCHTVUUR (Cladosporium cucumerinum)
Wit schimmelpluis op de bladeren leidt tot witmelige vlekken.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Sphaerotheca fuliginea en Erysiphe cichoracearum)
COURGETTE
Vijand en schadebeeld
trifloxystrobine (62,5 gram/ha) triflumizool (60 gram/ha haag)
-
fenhexamid (0,5 kg/ha)
iprodione (0,50 kg/ha) pyrimethanil (0,32 kg/ha haag)
-
-
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
penconazool (20 gram/ha haag)
-
-
myclobutanil (40 gram/ha haag)
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
mepanipyrim (0,4 kg/ha)
-
-
imazalil (28 – 56 gram/ha haag) laminarine (33,75 gram/ha)
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
-
-
Beheersing
Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met interval van 7-14 dagen. Max. 2 toepassingen. Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen.
Treedt vooral op tijdens de nazomer in koele en vochtige omstandigheden. Enkel openluchtteelt. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met interval van 7 dagen. Max. 6 preventieve toepassingen met interval van 5-7 dagen. Enkel in openluchtteelt. Max. 2 preventieve toepassingen. Enkel in beschutte teelt. Max. 4 toepassingen. Herhalen na 3 dagen en vervolgens volgens de noodzaak met een interval van 7-10 dagen. Enkel in beschutte teelt. Max. 4 toepassingen met interval van 7 dagen. Max 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen. Enkel in beschutte teelt. Toepassen op volwassen planten na 1 mei of vanaf 4 weken na planten in 2 blokken van max. 3 toepassingen.
Bemerkingen
113
en
zwarte
Metaalglanzende kevers vreten aan jonge plantjes. Aangetaste planten vertonen gaatjes.
AARDVLOOIEN
Op de bladeren ontstaan grote grijsbruine vlekken. Bij sterke aantasting verdort het gehele blad. Op de stengels verschijnen bruinzwarte vlekken.
BRANDVLEKKENZIEKTE (Didymella bryoniae)
Geeft een wit schimmelpluis scleroten op de stengel.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
KIEMSCHIMMELS (Pythium,…)
lambda-cyhalotrin (6,25 gram/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are)
-
-
Chemisch: - iprodione (0,50 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
a. Op wachtbed: - propamocarb (5 l/m² van oplossing 722 g/ 100 l water) - fosethyl + propamocarb (100 ml/plant van handelsmiddeloplossing van 0,067 tot 0,20%) b. Op productieveld: - propamocarb (100 ml/plant van oplossing 722 g/100 l water)
Max. 2 toepassingen van opkomst tot 3bladstaduim. Enkel openluchtteelt. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 2 toepassingen.
Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Enkel in beschutte teelt. Max. 4 toepassingen.
Enkel in beschutte teelt.
114
Kleine, witpoederde, gevleugelde adulten en afgeplatte, bewegingloze larven zuigen aan bladonderzijde. Afscheiding van kleverige uitwerpselen, waarin ontwikkeling van zwarte
WITTE VLIEGEN (Trialeurodes vaporariorum en Bemisia tabaci)
Zwarte of donkergroene luizen aan onderzijde van bladeren, die omkrullen.
BLADLUIZEN (Aphis fabae en Aphis gossypii)
COURGETTE
Vijand en schadebeeld
(0,12 kg/ha)
thiacloprid (9,6 gram/1000 planten)
In beschutte teelt. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Enkel in beschutte teelt.
- (2,5 – 4,5 gram/ha) lambda-cyhalotrin (10 gram/ha) lambda-cyhalotrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) pirimicarb (0,25 kg/ha) pymetrozin (0,1 kg/ha)
-
deltamethrin - (7,5 – 12,5 gram/ha)
Max. 3 toepassingen per 12 mnd. In openluchtteelt.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
In beschutte teelt plaatselijke noodmaatregel, kan negatief effect hebben op Encarsia formosa. Max. 2 toepassingen/12 mnd. In openluchtteelt max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 8-10 dagen.
Max. 2 toepassingen. In beschutte teelt max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. In openluchtteelt max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen per 12 mnd. In openluchtteelt.
Bemerkingen
cyfluthrin (20 gram/ha haag) deltamethrin - (7,5 – 12,5 gram/ha)
Chemisch: - cyfluthrin (20 gram/ha haag)
-
-
-
-
-
Beheersing
115
ONKRUID
Zuigt aan bladeren. Verkleuring van bladmoes.
BONENSPINTMIJT (Tetranychus urticae)
Adulten en larven zuigen celinhoud leeg, waardoor zilverkleurige stippen tot geelachtige vlekjes op bladeren en gekromde vruchten.
TRIPS (Frankliniella occidentalis)
roetdauwschimmels.
thiacloprid (9,6 gram/1000 planten)
- (2,5 – 4,5 gram/ha) pyridaben (0,18 kg/ha) pyriproxyfen (15 gram/ ha haag)
abamectine (4,14 gram/ha)
bifenazaat (96 gram/ha) fenbutatin-oxide (0,275 kg/ha) pyridaben (0,18 kg/ha)
clomazon (90 gram/ha)
diquat (0,4 – 0,8 kg/ha)
-
-
-
abamectine (4,14 gram/ha) methiocarb (0,75 kg/ha) spinosad (96 gram/ha)
-
-
(0,12 kg/ha) Biologisch: - Beauvaria bassiana strain GHA (55 gram/ha haag)
-
-
teelt.
Max.
3
à
4
Max. 1 toepassing voor planten of kort na planten. Gerichte bespuiting. Met afschermkap tussen de rijen.
Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen in blok met interval van 7-10 dagen. Max. 1 toepassing. Enkel in beschutte teelt. Max. 1 toepassing. Enkel in beschutte teelt. Max. 1 toepassing.
Enkel in beschutte teelt.Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing. Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen.
Enkel in beschutte toepassingen.
In beschutte teelt. Enkel in beschutte teelt.Max. 1 toepassing. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen met interval van 9 dagen. Max. 2 toepassingen/12mnd. Plaatselijke noodmaatregel in beschutte teelt, kan negatief effect hebben op Encarsia formosa. In openluchtteelt.
116
chloorthalonil (1,5 kg/ha) cyprodinil + fludioxonil (0,375 + 0,250 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha)
metconazool (0,072 kg/ha)
-
-
-
cyprodinil + fludioxonil (0,375 + 0,250 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha) - thiofanaat-methyl (0,8 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Preventief spuiten met: Chemisch: - boscalid (0,5 kg/ha)
opeenvolgende
Inwerken op 10 cm diepte..
Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen tijdens bloei.
Behandelen begin en tijdens bloei. Enkel voor groen te oogsten erwten in open lucht. Max. 2 toepassingen tijdens bloei. Max. 2 toepassingen tijdens bloei.
meerdere
Bij sterke infectie, teelten behandelen.
Verwelking en afsterven van planten. In en op stengels wit schimmelpluis met scleroten.
Ziekte kan veel schade aanrichten bij vochtig en warm weer tijdens bloei. Herbehandeling kan nodig zijn bij droog te oogsten erwt. Behandelen vanaf begin bloei. Max. 1 toepassing In openluchtteelt. Enkel voor groen te oogsten erwten in open lucht. Max. 2 toepassingen tijdens bloei. Max. 2 toepassingen/productiecyclus. Max. 2 toepassingen tijdens bloei in openluchtteelt. Enkel voor groen te oogsten erwten in open lucht. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen met interval van 2-3 weken. Toepassen tijdens bloei in openluchtteelt.
Bemerkingen
Ruime vruchtafwisseling. Stikstofbemesting aanpassen.
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha) boscalid (0,5 kg/ha)
-
Beheersing
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
Grijs schimmelpluis op bloemblaadjes veroorzaakt rotting van peul en loof.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
ERWT
Vijand en schadebeeld
117
van
bladeren
ANTHRACNOSE (Ascochyta spp.)
VOET- , VAAT- en VLEKKENZIEKTEN (Fusarium, Ascochyta en Pythium spp.)
Aan onderkant schimmelpluis
VALSE MEELDAUW (Peronospora viciae)
grijsviolet
cymoxanil + mancozeb (0,1 + 1,6 kg/ha) dimethomorf + mancozeb (0,15 + 1,3 kg/ha) metalaxyl-M + cymoxanil + fludioxonil (0,034 + 0,020 + 0,010 kg/100 kg zaaizaad)
cyprodinil + fludioxonil (0,375 + 0,250 kg/ha) metalaxyl-M + cymoxanil + fludioxonil (0,034 + 0,020 + 0,010 kg/100 kg zaaizaad)
-
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha) chloorthalonil (1,5 kg/ha)
-
Ruime vruchtafwisseling, goede structuur van zaaibed en met thiram ontsmet zaaizaad gebruiken
-
-
-
Max. 1 toepassing. Enkel voor groen te oogsten erwten in open lucht. Max. 2 toepassingen tijdens bloei. Max. 2 toepassingen tijdens bloei.
Zaadontsmetting met thiram niet afdoende tegen Ascochyta spp. Tegen Fusarium resistente cultivars telen.
Max. 2 toepassingen. Vanaf 5-bladstadium tot 1ste bloemen open zijn.
Besmetting van uit bodem voorkomen. Resistente cultivars beschikbaar. Treedt vooral op bij vochtig en koel weer. Ontwikkeling van schimmel stopt bij 18°C. Max. 1 toepassing.
118
Preventief:
lambda-cyhalothrin + pirimicarb (6,25 gram + 0,125 kg/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) pirimicarb (0,2 kg/ha) thiacloprid (96 gram/ha)
-
-
-
deltamethrin (6,25 gram/ha) dimethoaat (0,2 kg/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha)
-
- gebruik zaden behandeld met thiamethoxam Curatief: - alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha)
BLADLUIZEN
Hoogstens om de 4 jaar erwten verbouwen Op besmette percelen geen erwten verbouwen
azoxystrobin (0,25 kg/ha) zwavel (4 kg/ha)
Vruchtafwisseling met graangewassen
-
-
Beheersing
Plaatselijk mindere groei en soms vroegtijdig afsterven van gewas.
WORTELKNOBBELNEMATODE (Meloidogyne hapla)
Planten blijven in groei achter en vergelen vroegtijdig.
ERWTENCYSTENEMATODE (Heterodera goettingiana)
Plant is bedekt met witmelig schimmelpluis. Infectie vooral bij droog en warm weer.
ECHTE MEELDAUW (Erysiphe pisi)
ERWT
Vijand en schadebeeld
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Nevenwerking tegen erwtengalmug. Max. 2 toepassingen/12 mnd. Enkel in voedererwt. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing. Nevenwerking tegen erwtengalmug. Max. 2 toepassingen.
Wortels zijn bezet met bruine bolletjes (cysten) en sterven vroegtijdig af.
Max. 1 toepassing. Enkel in openluchtteelt. Preventief.
Bemerkingen
119
aan
veldspecifieke
lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
-
-
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Bespuiting uitvoeren vóór rupsjes in peul boren. Enkele peulen aan rand van perceel controleren. Max. 1 toepassing. Nevenwerking tegen erwtengalmug.
Nevenwerking. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
tegen
blad
Vlindertjes waarvan rupsjes door peulwand boren en bij zaad wormstekigheid veroorzaken.
pirimicarb + lambda-cyhalothrin (125 + 6,25 gram/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (0,125 kg + 6,25 gram/ha)
schade
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 1 toepassing/12 mnd. Max. 1 toepassing. Nevenwerking erwtengalmug.
zodra
Behandeling op basis van opvolging (tel. 051/27.32.00).
-
-
-
Preventief: - gebruik zaden behandeld met thiamethoxam Curatief: - alpha-cypermethrin (10 gram/ha) - deltamethrin (6,25 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha)
Kevers bestrijden zichtbaar wordt.
ERWTENPEULBOORDER (Laspeyresia nigricana)
Mugjes leggen eitjes in bloemknop. Uit eitjes komen witte of oranjegele maden waardoor bloemknop verdikt en afsterft.
ERWTENGALMUG (knopmade) (Contarinia pisi)
Grijsbruine snuitkever vreet bladranden tandsgewijs aan. Larve vreet wortelknobbeltjes aan.
BLADRANDKEVER (Sitona lineatus)
120
Kleine, zwarte insecten zuigen aan groeipunten die afsterven, waardoor plant vertakt.
VROEGE AKKERTRIPS (Thrips angusticeps)
Kleine, bruinzwarte insecten beschadigen knoppen. Oranje larven tasten peulen aan die misvormd worden en zilverglans vertonen.
ERWTENTRIPS (Kakothrips robustus)
ERWT
Vijand en schadebeeld
pirimicarb + lambda-cyhalothrin (125 + 6,25 gram/ha)
2 2 1 2
toepassingen/jaar. toepassingen/jaar. toepassing. toepassingen.
Max. Max. Max. Max.
Max. 2 toepassingen. erwtengalmug.
Treedt op in april-mei.
alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha) deltamethrin (6,25 gram/ha) lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (125 + 6,25 gram/ha)
tegen
Nevenwerking
tegen
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
-
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (125 + 6,25 gram/ha)
Nevenwerking
Max. 2 toepassingen/jaar. Max. 2 toepassingen/jaar. Max. 1 toepassing. Bij warm en zonnig weer, tegen de avond spuiten.
Vruchtafwisseling.
Max. 2 toepassingen. erwtengalmug.
Bemerkingen
Vruchtafwisseling.
-
-
Preventief: - gebruik zaden behandeld met thiamethoxam Curatief: - alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha) - deltamethrin (6,25 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha)
-
Beheersing
121
ONKRUID
-
aclonifen (1,8 kg/ha)
clomazon + linuron (72-90 gram + 0,4-0,5 kg /ha)
clomazon (90 gram/ha) linuron (0,4 - 0,6 kg/ha) pendimethalin (1 kg/ha)
-
-
-
MCPB (2,0 kg/ha)
bentazon (0,96 kg/ha)
Tegen onkruidgrassen: zie blz. 34.
-
Na opkomst:
linuron + pendimethalin (0,30 - 0,35 + 0,8 - 1,0 kg/ha)
-
Kort na zaaien:
Diquat: max. 1kg/ha/12 mnd Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
Clethodim enkel erkend in voedererwt.
Spuiten bij hoge luchtvochtigheid en op afgehard en droog gewas. Cultivarverschillen. Tegen jonge dicotylen. Max. 1 toepassing. 6-10 cm gewashoogte. Gewas minimaal 3 - 6 samengestelde bladeren.
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
Korte nawerking. Niet mengen met ureumverbindingen. Enkel in voedererwt. Tegen melganzenvoet, kleefkruid en vogelmuur. Max. 1 toepassing. Enkel in voedererwt en drooggeoogste erwt.
Lange nawerking; gevaar voor volggewas bij vroege oogst. Tegen kleefkruid, duivenkervel, ereprijsen dovenetelsoorten. Op vochtige grond. Max. 1 toepassing.
Voor groen te oogsten erwten steeds laagste dosis.
122
WINTERGERST
glyfosaat IPA (1,05 - 1,44 kg/ha)
-
gibberellinezuur A3 (2 gram/ha)
6-8 bladstadium tot begin bloei:
-
Vóór oogst: - diquat (0,60 kg/ha)
Beheersing
Vooral aangewezen bij variëteiten met dicht gebladerte en/of die gevoelig zijn voor legeren.
Max. 1 toepassing. Ten vroegste 8 dagen vóór de oogst (bij vochtgehalte van zaden lager dan 45 %). Veiligheidstermijn: 4 dagen. Enkel in voedererwt. Max. 1 toepassing/ teeltcyclus. Bij vochtgehalte van zaden lager dan 30 % en overwoekering van gewas door kweek.
Bemerkingen
Bespuiting: - alpha-cypermethrin (10 gram/ha) - beta-cyfluthrin (7,5 gram/ha)
Niet vóór 25 september zaaien
Met clothianidin + prothioconazool ontsmet zaad gebruiken
Max. 2 toepassingen/teelt. Max. 1 toepassing.
In herfst bij verschijnen van bladluizen en volgens waarschuwingsberichten Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vanaf half oktober.
Virus tijdens herfst en voorjaar overgebracht door bladluizen.
Op de website van het LCG (www.lcg.be) staan de actuele lijsten van de erkende gewasbeschermingsmiddelen in alle granen. Ze worden regelmatig bijgewerkt.
Pleksgewijze bladvergeling (haarden) in herfst of einde winter. Verkleuring aan bladtop. Geremde groei bij doorschieten, dwerggroei. Moeilijke aarvorming. Bij zware aantasting zelfs afsterven.
-
DWERGVERGELINGSVIRUS
GRAANGEWASSEN
LEGERGEVOELIGHEID
LOOFDODING
ERWT
Vijand en schadebeeld
123
WINTERTARWE
Najaarsinfectie leidt tot pleksgewijze dwerggroei (haarden) met bladvergeling en roodverkleuring, beginnend aan de bladtop. Meestal zichtbaar vanaf mei. Bij voorjaarsinfectie komen, verspreid over veld, individueel aangetaste planten voor met roodverkleuring van blad, beginnend aan bladtop. Slecht afrijpende, rechtopstaande aren.
-
cypermethrin (20 gram/ha) deltamethrin (5 gram/ha) esfenvaleraat (5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (5 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (3,75 + 75 gram/ha) tau-fluvalinaat (48 gram/ha) zetacypermethrin (10 gram/ha)
Bespuiting: - alpha-cypermethrin (10 gram/ha) - beta-cyfluthrin (7,5 gram/ha) - cyfluthrin (10-15 gram/ha) - cypermethrin (20 gram/ha) - deltamethrin (5 gram/ha) - esfenvaleraat (5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (5 gram + 100 gram/ha) - tau-fluvalinaat (48 gram/ha) - zetacypermethrin (10 gram/ha)
Niet vóór 15 oktober zaaien.
-
-
2 2 1 2 1
toepassingen/teelt. toepassingen/12 mnd. toepassing/teelt. toepassingen/teelt. toepassing/teelt.
2 1 2 2 2 1 2 1
toepassingen/teelt. toepassing. toepassingen/teelt. toepassingen/teelt. toepassingen/12 mnd. toepassing/teelt. toepassingen/teelt. toepassing/teelt. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. Max. Max. Max. Max. Max. Max. Max.
In herfst bij verschijnen van bladluizen en volgens waarschuwingsberichten Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) vanaf half oktober
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. Max. Max. Max. Max.
124
Op aar kunnen schimmels zoals Cladosporium herbarum, Erysiphe graminis, Fusarium spp., Puccinia spp. en Septoria spp. schade veroorzaken.
AARZIEKTEN WINTERTARWE - WINTERGERST
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
azoxystrobin + chloorthalonil (0,2 + 1,0 kg/ha) boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha) chloorthalonil + picoxystrobine (1 + 0,2 kg/ha) dimoxystrobine + epoxyconazool (200 + 75 gram/ha) epoxyconazool (0,125 kg/ha) epoxyconazool + fenpropimorf (0,126 + 0,375 kg/ha) epoxyconazool + metconazool (0,11 kg + 82,5 gram/ha)
epoxyconazool + pyraclostrobin (0,075 + 0,200 kg/ha)
-
-
-
-
-
-
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
-
Beheersing
Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Tegen fusarium volle bloei en septoriose. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/ teelt met interval van 21 d. Ook tegen kafjesbruin. Enkel in tarwe. Tegen fusariose in stadium volle bloei. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Tevens bestrijding van ziekten (meeldauw, roest en blad- en netvlekkenziekte) op bovenste bladeren. Tijdstip van toediening: wintertarwe: meeste aren uit schede wintergerst: laatste bladstadium Soms toevoeging van chloorthalonil gewenst. Max. 2 toepassingen. Voor een goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurine bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines. Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen. Indien meeldauw aanwezig, is aangeraden te mengen met meeldauwfungicide, indien andere ziekten aanwezig, mengen met curatief fungicide. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Bemerkingen
125
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
tebuconazool (0,25 kg/ha) thiofanaat-methyl (0,75 kg/ha)
prothioconazool + spiroxamine + tebuconazool (0,125 + 0,312 + 0,125 kg/ha) prothioconazool + tebuconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
prochloraz (0,45 kg/ha) propiconazool + difenoconazool (0,12 + 0,12 kg/ha) propiconazool + prochloraz (90 - 113 + 400 – 500 gram /ha) prothioconazool (0,2 kg/ha) prothioconazool + spiroxamine (0,200 + 0,375 kg/ha)
epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (0,075 + 0,200 + 0,375 kg/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (0,15 + 0,15 kg/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (0,1 + 0,2 kg/ha) flusilazool + carbendazim (175 + 87,5 gram/ha) flutriafol + carbendazim (0,118 + 0,250 kg/ha) fluquinconazool + prochloraz (0,125 + 0,334 kg/ha) kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) metconazool (60 gram/ha) picoxystrobine (0,25 kg/ha) Tegen
kafjesbruin
en
Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Toepassen van 1ste knoop tot volle bloei tegen fusariose. Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Toepassen van 1ste knoop tot volle bloei tegen fusariose en septoria. Enkel in tarwe. Tegen fusariose in stadium volle bloei. Tegen kafjesbruin tot einde aarvorming. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe. Tegen fusarium tijdens de bloei. Max. 1 toepassing/teelt.
Enkel in tarwe.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/2 jaar. Indien meeldauw aanwezig, is aangeraden te mengen met meeldauwfungicide; indien andere ziekten aanwezig, mengen met curatief fungicide. Enkel in wintertarwe. Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen. Niet in brouwgerst.
Max. 2 toepassingen. Opgebruikdatum: 08.12.11. Enkel in tarwe.
Max. 2 toepassingen. fusariose. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen. Aarseptoria en Fusarium in tarwe. Tegen kafjesbruin en fusariose.
126
Vlekken op blad en bladschede of op overgang tussen beide. Vlekken eerst waterig, later grijs tot geel met opvallende paarsbruine rand.
BLADVLEKKENZIEKTE WINTERGERST (Rhynchosporium secalis)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
flusilazool (0,175 kg/ha) flusilazool + carbendazim (175 + 88 gram/ha) prochloraz (0,45 kg/ha)
- propiconazool (0,125 kg/ha) Vanaf 1e knoop tot laatste blad: - azoxystrobin + cyproconazool (200 + 80 gram/ha) - chloorthalonil + picoxystrobine (1 + 0.2 kg/ha) - fenpropimorf + epoxyconazool (0,4 + 0,125 kg/ha) - flusilazool (0,175 kg/ha) Vanaf 1e knoop tot baardenstadium: - boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (75 + 200 + 375 gram/ha)
-
-
Tijdens oprichten: - epoxyconazool (0,125 - 0,188 kg/ha)
trifloxystrobine + prothioconazool (0,15 + 0,175 kg/ha)
-
Beheersing
trifloxystrobine (0,188 kg/ha)
-
Bemerkingen
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 1 toepassing/teelt.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Nevenwerking tegen echte meeldauw. Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen/teelt.
Toevoeging van chloorthalonil verbetert werking. Max. 2 toepassingen.
De hogere dosis bij eenmalige toediening. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing/teelt. Max. 2 toepassingen.
Voor goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurines bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines. Verspreiding van ziekte via opspattende regendruppels.
Enkel in tarwe en in menging met erkend triazool. Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen/teelt.
127
fluoxastrobin + prothioconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (87,5 + 175 gram/ha) flusilazool + famoxadone (0,16 + 0,15 kg/ha) picoxystrobine (0,25 kg/ha) propiconazool + cyprodinil (0,125 + 0,500 kg/ha) propiconazool + prochloraz (90 - 113 + 400 - 500 gram/ha) prothioconazool (0,2 kg/ha) prothioconazool + spiroxamine (0,2 + 0,375 kg/ha) trifloxystrobine + prothioconazool (0,12 + 0,14 kg/ha) en
echte
propiconazool (0,125 kg/ha) tebuconazool (0,250 - 0,375 kg/ha)
-
-
-
flusilazool + carbendazim (175 + 88 gram/ha) kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) prochloraz (0,45 kg/ha)
-
Max. 1 toepassing.
Toevoeging van chloorthalonil (0,5 verbetert werking. Max. 2 toepassingen.
kg/ha)
Max. 2 toepassingen. Niet in brouwgerst.
toediening.
De hogere dosis bij Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
epoxyconazool (0,125 - 0,188 kg/ha)
eenmalige
Toevoeging van chloorthalonil verbetert werking.
Laatste bladstadium:
-
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Nevenwerking tegen netvlekkenziekte/strepenziekte.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen. Nevenwerking tegen dwergroest meeldauw. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing.
Vanaf 2e knoop - laatste blad: - azoxystrobin + chloorthalonil (0,2 + 1,0 kg/ha)
Vanaf 1ste knoop tot einde aarvorming: - chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool (0,75 + 0,1 + 0,13 kg/ha)
-
-
-
-
-
-
-
128
Op bladeren ontstaan gele, later bruingele vlekken met bruinzwarte puntjes (pycniden). Aangetaste bladeren sterven geheel of gedeeltelijk af.
BLADVLEKKENZIEKTE WINTERTARWE (Septoria tritici)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
-
trifloxystrobine+ propiconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
Vanaf 1e knoop tot aarvorming: - boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha) - chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool (0,75 + 0,1 + 0,13 kg/ha) - cyproconazool + propiconazool (80 + 125 gram/ha) - epoxyconazool (0,125 kg/ha) - epoxyconazool + metconazool (112,5 + 82,5 gram/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (75 + 200 + 375 gram/ha) - fluquinconazool + prochloraz (0,125 + 0,400 kg/ha) - pyraclostrobin (0,25 kg/ha)
Beheersing
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen. In menging met een erkend fungicide met een andere werkingswijze. Nevenwerking tegen kafjesbruin. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Voor goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurines bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines. Verspreiding van ziekte via opspattende regendruppels. Latere bestrijding wordt gecombineerd met deze van aarziekten (zie blz. 124).
Bemerkingen
129
trifloxystrobine (0,188 kg/ha)
Vanaf 2e knoop tot aarvorming - azoxystrobin (0,250 kg/ha) - azoxystrobin + chloorthalonil (0,2 + 1,0 kg/ha) - chloorthalonil + cyproconazool (750 + 80 gram/ha) - chloorthalonil + picoxystrobine (1 + 0,2 kg/ha) - picoxystrobine (0,25 kg/ha) - prothioconazool + tebuconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) Laatste bladstadium tot aarvorming: - flusilazool + famoxadone (0,16 + 0,15 kg/ha) - flutriafol + carbendazim (0,118 + 0,250 kg/ha)
-
1e knoop tot volle bloei: - fluoxastrobin + prothioconazool (0,15 + 0,15 kg/ha) - fluoxastrobin + prothioconazool (0,1 + 0,2 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine (0,200 + 0,375 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine + tebuconazool (0,125 + 0,312 + 0,125 kg/ha) - trifloxystrobine + prothioconazool (0,15 + 0,175 kg/ha) Tot aar volledig uit: - kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) - propiconazool + prochloraz (90 - 113 + 400 - 500 gram/ha) - tebuconazool (0,25 kg/ha)
Max. 2 toepassingen. Opgebruikdatum: 08.12.11.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen. Nevenwerking tegen echte meeldauw. Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 21 dagen. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing/jaar.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing. In menging met in teelt erkende triazool. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen.
130
Over blad verspreid liggende, bruine tot roodachtige sporenhoopjes. Ook aar kan aangetast worden.
DWERGROEST GERST (Puccinia hordei)
Over blad verspreid liggende, bruine tot roodachtige sporenhoopjes. Ook aar kan aangetast worden.
BRUINE ROEST TARWE (Puccinia recondita)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
-
-
epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha) epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (75 + 200 + 375 gram/ha)
Vanaf begin oprichten tot laatste bladstadium: - azoxystrobin (0,250 kg/ha) - boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha) - chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool (0,75 + 0,1 + 0,13 kg/ha) - chloorthalonil + picoxystrobine (1 + 0.2 kg/ha) - epoxyconazool (0,125 - 0,188 kg/ha)
Vanaf einde aarvorming tot volle bloei - dimoxystrobine + epoxyconazool (200 + 75 gram/ha)
Vanaf begin oprichten tot begin aarvorming: Zie gele roest blz. 132.
Vanaf einde aarvorming tot volle bloei - dimoxystrobine + epoxyconazool (200 + 75 gram/ha)
Beheersing
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen.
De hogere dosis bij eenmalige toediening. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Voor goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurines bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines.
Max. 1 behandeling.
Latere bestrijding wordt gecombineerd met deze van aarziekten (zie blz. 124).
Max. 1 toepassing.
Bemerkingen
131
-
trifloxystrobine + prothioconazool ( 0,12 + 0,14 kg/ha)
fenpropimorf + epoxyconazool (0,4 + 0,125 kg/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (87,5 + 175 gram/ha) flutriafol + carbendazim (0,118 + 0,250 kg/ha) flusilazool + carbendazim (175 + 88 gram/ha) picoxystrobine (0,25 kg/ha) propiconazool + prochloraz (90 - 113 + 400 - 500 gram/ha) prothioconazool (0,2 kg/ha) tebuconazool (0,250 - 0,375 kg/ha) trifloxystrobine (0,188 kg/ha)
2e knoopstadium – laatste blad: - azoxystrobin + chloorthalonil (0,2 + 1,0 kg/ha) - azoxystrobin + cyproconazool (200 + 80 gram/ha) Laatste bladstadium: - kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) - propiconazool (0,125 kg/ha)
1ste knoopstadium – begin baarden: - prothioconazool + spiroxamine (0,2 + 0,375 kg/ha)
1e knoopstadium: - propiconazool (0,125 kg/ha)
-
-
-
-
-
-
-
Max. 2 toepassingen/teelt.
echte
meeldauw.
Max. 2 toepassingen. Niet in brouwgerst.
Nevenwerking tegen 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen. Max.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing. In menging met in teelt erkende triazool. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen. Opgebruikdatum:08.12.11. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
132
Op bladeren en stengels gele, streepvormig gerangschikte sporenhoopjes. Bladeren worden geel en sterven voortijdig af. Ook aar kan aangetast worden.
GELE ROEST TARWE (Puccinia striiformis)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Weinig vatbare cultivars telen Weelderige en dichte stand vermijden
Vanaf 1e knoop tot aarvorming: - boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha) - chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool (0,75 + 0,1 + 0,13 kg/ha)
Vanaf begin oprichten tot aarvorming bij wintertarwe: - cyproconazool + propiconazool (80 + 125 gram/ha) - epoxyconazool (0,125 kg/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (75 + 200 + 375 gram/ha) - fluquinconazool + prochloraz (0,125 - 0,150 + 0,334 - 0,400 kg/ha) - flusilazool (0,200 kg/ha) - kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) - propiconazool (0,125 kg/ha) - propiconazool + prochloraz (90 - 113 + 400 - 500 gram/ha) - prothioconazool (0,2 kg/ha) - tebuconazool (0,25 kg/ha) - tetraconazool (0,125 kg/ha) - trifloxystrobine (0,188 kg/ha)
-
Beheersing
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing. Enkel in wintertarwe. Max. 1 toepassing. In menging met in teelt erkende triazool. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing/teelt. Max. 2 toepassingen.
Enkel in wintertarwe.
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Voor goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurines bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines. Bespuiting tegen gele roest indien nodig herhalen.
Bemerkingen
133
-
epoxyconazool + metconazool (112,5 + -82,5 gram/ha) pyraclostrobin (0,25 kg/ha)
Vanaf laatste blad tot aarvorming: - flutriafol + carbendazim (0,118 + 0,250 kg/ha)
Laatste bladstadium: - flusilazool + carbendazim (0,2 + 0,1 kg/ha)
Vanaf 2e knoop tot aarvorming: - azoxystrobin (0,25 kg/ha) - chloorthalonil + cyproconazool (750 + 80 gram/ha) - chloorthalonil + picoxystrobine (1 + 0,2 kg/ha) - picoxystrobine (0,25 kg/ha) - prothioconazool + tebuconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
Vanaf 1e knoop tot einde bloei: - fluoxastrobin + prothioconazool (0,15 + 0,15 kg/ha) - fluoxastrobin + prothioconazool (0,1 + 0,2 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine (0,200 + 0,375 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine + tebuconazool (0,125 + 0,312 + 0,125 kg/ha) - trifloxystrobine + prothioconazool (0,15 + 0,175 kg/ha)
-
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 2 toepassingen. Opgebruikdatum: 08.12.11.
Enkel in wintertarwe. Max. 2 toepassingen/jaar.
Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing/jaar.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Nevenwerking tegen echte meeldauw. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen. In menging met een erkend fungicide met een andere werkingswijze. Secundaire werking tegen kafjesbruin.
134
Op bladeren en stengels aanvankelijk wit en later grauw schimmelpluis. Bij sterke aantasting sterven bladeren voortijdig af. Ook aar kan aangetast worden.
ECHTE MEELDAUW (Witziekte) WINTERTARWE - WINTERGERST - ZOMERGERST (Erysiphe graminis)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
cyflufenamide (25 gram/ha) epoxyconazool + fenpropimorf (0,126 + 0,375 kg/ha) fenpropimorf (0,75 kg/ha) fluquinconazool + prochloraz (0,125 - 0,150 + 0,334 - 0,400 kg/ha) flusilazool (0,175 - 0,200 kg/ha)
flusilazool + carbendazim (175 + 88 gram/ha) kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
-
-
-
-
-
azoxystrobin (0,250 kg/ha)
-
Meeldauwresistente of -tolerante cultivars telen - Weelderige en dichte stand voorkomen Vanaf begin oprichten tot aarvorming bij wintertarwe en tot laatste bladstadium bij winter- en zomergerst:
-
Beheersing
Enkel in wintertarwe. Max. 2 toepassingen.
De hogere dosis voor wintertarwe. Max. 1 toepassing. Enkel in gerst. Max. 2 toepassingen.
Enkel in wintertarwe. Enkel in wintertarwe.
Latere bestrijding wordt bij wintertarwe gecombineerd met deze van aarziekten (zie blz. 124). Bij laattijdige aantasting in zomergerst, fungiciden inzetten die tevens roest bestrijden. Zomergerst vroeg zaaien. Indien meeldauw aanwezig, is aangeraden te mengen met meeldauwfungicide. Max. 2 toepassingen. Enkel in winter- en zomergerst Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Voor goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurines bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines. Door nieuwe fysio’s van schimmel kan resistentie van cultivars verloren gaan.
Bemerkingen
135
propiconazool (0,125 kg/ha)
propiconazool + cyprodinil (0,125 + 0,500 kg/ha) prothioconazool (0,2 kg/ha) spiroxamine (0,75 kg/ha) tebuconazool (0,250 kg/ha) (0,250 - 0,375 kg/ha)
-
-
kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) 1e knoop tot volle bloei: - fluoxastrobin + prothioconazool (0,15 + 0,15 kg/ha) - fluoxastrobin + prothioconazool (87,5 + 175 gram/ha) - prothioconazool + spiroxamine (0,200 + 0,375 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine + tebuconazool (0,125 + 0,312 + 0,125 kg/ha) - trifloxystrobine + prothioconazool (0,15 + 0,175 kg/ha)
-
tetraconazool (0,125 kg/ha) trifloxystrobine (0,188 kg/ha) In menging met in teelt erkende triazool 1e knoop: - propiconazool (0,125 kg/ha) 1e knoop tot einde uitstoeling: - metrafenone (0,15 kg/ha) 1e knoop tot laatste blad: - epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha)
-
-
picoxystrobine (0,25 kg/ha)
-
toepassingen toepassingen
2 2
Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen/teelt.
Enkel in tarwe. Max. interval van 14 dagen. Enkel in tarwe. Max. interval van 1 4dagen.
Max. 2 toepassingen.
met
met
Enkel in gerst. Nevenwerking tegen Septoria en roesten. Max. 2 toepassingen. Enkel in gerst. Max. 2 toepassingen. Niet in brouwgerst.
Enkel in tarwe.
Enkel in gerst.
Niet in brouwgerst. Max. 2 toepassingen. Indien meeldauw aanwezig, is aangeraden te mengen met meeldauwfungicide. Enkel in tarwe. In gerst 1e knoop en/of laatste bladstadium. Enkel in tarwe en wintergerst. Nevenwerking tegen Septoria en roesten in tarwe. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing. Wintertarwe. Winter- en zomergerst; de hogere dosis bij zware aantasting. Enkel in wintertarwe. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen.
136
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
trifloxystrobine + propiconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha) epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (75 + 200 + 375 gram/ha) fenpropimorf + epoxyconazool (0,4 + 0,125 kg/ha) quinoxyfen (0,15 kg/ha)
Vanaf 2e knoop tot aarvorming: - azoxystrobin (0,250 kg/ha) - picoxystrobine (0,250 kg/ha)
-
-
-
-
-
Vanaf 1e knoop tot aarvorming: - fenpropidin (0,56 kg/ha)
van
Enkel in wintertarwe. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Enkel in wintertarwe. Indien meeldauw aanwezig, mengen met meeldauwfungicide.
Max. 2 toepassingen/jaar met interval 14 dagen. Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Wintertarwe: in stadium aarvorming mengen met middel tegen roesten, Fusarium en Septoria. Gerst: mengen met middel tegen net- en bladvlekkenziekte. Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe. Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen. In tarwe en gerst.
Enkel in gerst. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Enkel in gerst. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen. Enkel in gerst.
Max. 2 toepassingen. Enkel in tarwe. Opgebruikdatum: 08.12.11.
Vanaf 1e knoop tot baardenstadium: - fluoxastrobin + prothioconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine (0,2 + 0,375 kg/ha) - tebuconazool (0,250 - 0,375 kg/ha)
Enkel in gerst.
Enkel in wintertarwe. Max. 2 toepassingen/jaar.
Bemerkingen
Laatste bladstadium tot aarvorming: - flutriafol + carbendazim (0,118 + 0,250 kg/ha)
Beheersing
Laatste bladstadium: - flusilazool + carbendazim (0,2 + 0,1 kg/ha) - propiconazool (0,125 kg/ha)
137
Op bladeren bruine puntjes, die uiteindelijk vlek vormen met netvormig uitzicht. Vlekken vloeien later samen tot onderbroken strepen. Gele verkleuring van bladschijf.
NETVLEKKENZIEKTE WINTERGERST (Pyrenophora teres)
Graanplanten kunnen in ieder groeistadium worden aangetast. Wortels en onderste gedeelte van stengel zijn zwart als gevolg van oppervlakkige groei van schimmel. Best bekende symptoom is witarigheid, waarbij verspreid over veld, groepjes planten met witte aren staan, temidden nog groen gewas. Witte aren zijn leeg en gehele plant is verbleekt.
HALMDODER TARWE – GERST - TRITICALE (Gaeumannomyces graminis = Ophiobolus graminis)
prothioconazool + tebuconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
1e knoopstadium tot laatste blad: - azoxystrobin (0,250 kg/ha) - azoxystrobin + cyproconazool (200 + 80 gram/ha) - boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha) - chloorthalonil + picoxystrobine (1 + 0,2 kg/ha) - cyprodinil + propiconazool (0,500 + 0,125 kg/ha) - epoxyconazool + pyraclostrobin (75 + 200 gram/ha)
Met silthiofam ontsmet zaad gebruiken
-
Nevenwerking tegen meeldauw. Max. 2 toepassingen.
dwergroest
en
echte
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Voor goed resistentiemanagement is aangeraden om fungiciden die enkel strobilurines bevatten te mengen met curatief middel. Meeldauw kan minder gevoelig of resistent zijn voor strobilurines. Ziekte kan snel uitbreiden. Max. 2 toepassingen. Nevenwerking tegen echte meeldauw. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Niet toepassen in brouwgerst.
Enkel in tarwe. Max. 1 toepassing/jaar.
138
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
trifloxystrobine (0,188 kg/ha) trifloxystrobine + propiconazool (0,125 + 0,125 kg/ha)
-
2e knoop - laatste blad: - azoxystrobin + chloorthalonil (0,2 + 1,0 kg/ha)
1ste knoop tot begin baarden: - prothioconazool + spiroxamine (0,2 + 0,375 kg/ha) - trifloxystrobine + prothioconazool (0,12 + 0,14 kg/ha)
-
-
-
-
epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf (75 + 200 + 375 gram/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (0,125 + 0,125 kg/ha) fluoxastrobin + prothioconazool (87,5 + 175 gram/ha) flusilazool (0,175 kg/ha) flusilazool + famoxadone (0,16 + 0,15 kg/ha) picoxystrobine (0,25 kg/ha) prothioconazool (0,2 kg/ha) pyraclostrobin (0,25 kg/ha)
-
Beheersing
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen. In menging met een erkend fungicide met een andere werkingswijze. Secundaire werking tegen bladvlekkenziekte. In menging met in teelt erkende triazool. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 28 dagen.
Bemerkingen
139
In voorjaar op stengelvoet ovale vlekken met geelwit centrum en lichtbruine rand. Vlekken lijken op ogen. Meestal slechts één vlek per stengel. Tijdens afrijping knikken stengels soms door ter hoogte van de oogvlek, waardoor legering (legeringsvoetziekte). In een rechtstaand gewas hier en daar witarigheid.
OOGVLEKKENZIEKTE (voetziekte) WINTERTARWE (Pseudocercosporella herpotrichoides)
-
-
flusilazool + chloorthalonil (0,2 + 0,5 kg/ha) prochloraz (0,45 kg/ha)
1e knoop tot laatste blad:
1e knoop - 2e knoop: - fenpropimorf + epoxyconazool (0,4 + 0,125 kg/ha) - fluoxastrobin + prothioconazool (0,150 + 0,150 kg/ha) - fluoxastrobin + prothioconazool (0,1 + 0,2 kg/ha) - metrafenone (0,15 kg/ha) - prothioconazool (0,2 kg/ha) - prothioconazool + spiroxamine (0,2 + 0,375 kg/ha) - trifloxystrobine + prothioconazool (0,15 + 0,175 kg/ha)
1e knoop: - epoxyconazool (0,1875 kg/ha) - flusilazool + carbendazim (0,2 + 0,1 kg/ha) - kresoxim-methyl + epoxyconazool (0,15 + 0,15 kg/ha)
Max. 2 toepassingen.
Tevens bestrijding van bladziekten (meeldauw, roest en bladvlekkenziekte).
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Ruime vruchtopvolging. Niet vroeg en niet dicht zaaien. Treedt vooral op na zachte winter. Bestrijding wanneer 15 tot 20 % van stengels zijn aangetast. Vroege bestrijding kan gecombineerd met toediening van halmverkorter chloormequat-chloride.
140
Planten blijven pleksgewijze in groei achter.
HAVERCYSTENEMATODE (Heterodera avenae)
Minder groeikracht en geringere uitstoeling.
GRAMINEEENWORTELKNOBBELNEMATODE (Meloidogyne naasi)
Ziekte wordt zichtbaar bij aarvorming. Zwarte brandsporen verstuiven. Enkel kale aarspillen blijven over. Besmetting via bloem.
STUIFBRAND TARWE-GERST (Ustilago nuda)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
prochloraz + fluquinconazool (0,40 + 0,15 kg/ha) propiconazool + cyprodinil (0,125 + 0,500 kg/ha)
fluoxastrobin + prothioconazool (5,6 + 5,6 gram/ha)
Vruchtafwisseling met hakvruchten en vlinderbloemigen
Vruchtafwisseling met haver, hakvruchten (behalve biet) en vlinderbloemigen
-
Met clothianidin + prothioconazool ontsmet zaaizaad gebruiken. Met triticonazool ontsmet zaaizaad gebruiken.
1e knoop tot aarvorming: - boscalid + epoxyconazool (0,35 + 0,10 kg/ha)
-
-
Beheersing
Haver wordt het sterkst beschadigd, vervolgens tarwe en gerst.
Vooral zomertarwe en zomergerst kunnen schade ondervinden.
Enkel in tarwe.
Enkel in wintertarwe en wintergerst.
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Bemerkingen
141
Diverse soorten bladluizen kunnen, wanneer ze talrijk voorkomen, zuigschade en voortijdige bladvergeling veroorzaken.
BLADLUIZEN
Hoofdzakelijk grijze veldslak vernietigt kiem vóór opkomst en veroorzaakt uitrafeling van blad na opkomst.
SLAKKEN WINTERTARWE-WINTERGERST (Deroceras reticulatum)
beta-cyfluthrin (7,5 gram/ha) cyfluthrin (10-15 gram/ha) deltamethrin (5 gram/ha) esfenvaleraat (5 gram/ha) flonicamid (80 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (5 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (3,75 + 75 gram/ha) pirimicarb (0,12 kg/ha) tau-fluvalinaat (36 gram/ha) zetacypermethrin (10 gram/ha)
-
-
-
alpha-cypermethrin (10 gram/ha)
-
Vóór en/of na de opkomst strooien van korrels op basis van: - metaldehyde (0,30 – 0,42 kg/ha) - methiocarb (0,12 kg/ha) - ijzerfosfaat (0,21- 0,50 kg/ha)
Enkel in tarwe. Max. 1 toepassing. 1 toepassing, max. 2/ teelt.
Zie ook bij dwergvergelingsvirus blz. 122. Bestrijding enkel bij zware bezetting en vanaf aarvorming. Rekening houden met waarschuwingen van Ministerie van de Vlaamse overheid. Enkel bij wintertarwe.1 toepassing, max. 2 per teelt. Max. 1 toepassing. Enkel in tarwe.1 toepassing, max. 2 per teelt. Max. 1 toepassing/jaar. Max. 1 toepassing/teelt. Enkel in wintertarwe. Max. 1 toepassing/ seizoen. Enkel in tarwe.Max. 1 toepassingen/teelt. Max. 1 toepassing/teelt.
Schade vooral: - langs veronkruide sloot- en greppelkanten - bij oppervlakkige zaai - bij los en grof zaaibed - bij trage kieming en jeugdgroei - na een vochtige zomer - tijdens een vochtig en zacht najaar en winter - na koolzaad, vlinderbloemigen, gelegerde graangewassen en na grasland.
142
Met tefluthrin ontsmet zaaizaad gebruiken.
Beheersing
-
-
diflufenican + flurtamone ( 0,10 + 0,25 kg/ha) isoproturon + diflufenican (1,25 - 1,50 + 0,125 - 0,150 kg/ha)
Vóór opkomst: - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha)
Bemerkingen
Aantasting hoofdzakelijk na biet en aardappel. Wintergranen vroeg zaaien. Wintervaste en goed uitstoelende cultivars, waarvan groei na winter vroeg herneemt. Losse bodem vermijden.
Komt vooral voor bij zomergranen en op gescheurd grasland.
Goed tegen akkerviooltje en muur. Goede nevenwerking tegen kleefkruid en ereprijsen dovenetelsoorten. Toepassen in herfst.
Max. 1 toepassing (onkruid tot 3 bladeren). Tegen eenjarige grassen, kamille, muur en wilde haver. Max. 1 toepassing/jaar.
Resistentie bij duist t.a.v. clodinafop-propargyl (+ cloquintocet-mexyl) en fenoxaprop-P-ethyl (+ mefenpyr-diethyl) vastgesteld.
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd I s o p r o t u r o n h o u d e n d p r o d u c t : m ax . 1 t o e p a s s i n g / t e e l t c y c l u s Flufenacet houdend product: max. 1 toepassing/12 mnd Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
- WINTERTARWE EENJARIGE ONKRUIDGRASSEN
ONKRUID
Witte maden vreten in maart aan hartbladeren van wintergranen. Verschillende plantjes kunnen door één made tot afsterven gebracht worden.
SMALLE GRAANVLIEG (Delia coarctata)
Circa 1,5 cm lange, geelbruine larven van kniptorren. Vreten aan ondergrondse plantendelen. Plant vergeelt en sterft af.
RITNAALDEN (Agriotes spp.)
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
143
Om resistentie bij onkruidgrassen te voorkomen: - niet mengen met een ALS-remmer werkzaam tegen grassen - niet laten voorafgaan noch volgen door een andere ACCase-remmer (zoals fenoxaprop-P-ethyl).
prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha)
prosulfocarb + isoxaben (3,2 – 4,0 kg/ha + 65 – 75 gram/ha)
-
chloortoluron (1,50 - 1,75 kg/ha)
-
-
Max. 1 toepassing. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Vrij goed tegen kleefkruid, ereprijs- en dovenetelsoorten. Goed tegen ereprijs- en dovenetelsoorten en tegen akkerviooltje. Vrij goed tegen kleefkruid.
(bron: Livre Blanc “Céréales- februari 2011)
Chloortoluron alleen toepassen in variëteiten: Adequat, Albatros, Albiano, Altigo, Amundsen, Arack, Ararat, Arezzo, Aristote, Azzerti, Barok, Bermude, Boregar, Boston, Bussard, Camp Remy, Campari, Caphorn, Capitaine, Carenius, Charger, Claire, Colbert, Cubus, Dekan, Dinosor, Dream, Drifter, Einstein, Elegant, Ephoros, Equilibre, Expert, Farandole, FLorett, Garantus, Glasgow, Goncourt, Hattrick, Homeros, Hourra, Hyno-esta, Incisif, Inspiration, Intérêt, Iridium, Isengrain, Istabracq, Julius, Kaspart, Katart, Kinto, Koch, Koreli, Landrel, Lear, Legat, Lexus, Limes, Manager, Mercury, Mulan, Némocart, Novalis, Nucléo, Oakley, Olivart, Omart, Oratorio, Ordeal, Pajero, Patrel, Pepidor, Pericles, Pulsar, Quebon, Record, Rialto, Ritmo, Rollex, Rustic, Sahara, Samuraï, Santana, Scout, Selekt, Shango, Sideral, Sogood, Soissons, Solehio, Sophytra, Tapidor, Tatador, Toisondor, Tommi, Tuareg, Tulsa, Tybalt, Visage, Viscount en Waldorf . .
Max. 1 toepassing.
144
Pinoxaden en clodinafop zijn ACCaseremmer herbicides. Max. 1 toepassing per teelt van een ACCase-remmer is toegelaten. Om resistentie bij onkruidgrassen te voorkomen: geen andere ACCase-remmer vóór of na het gebruik van deze producten in dezelfde teelt toepassen. In het geval van mengen met een andere ACCase-remmer of met een ALSherbicide, steeds de volledige dosis van beide componenten gebruiken.
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Tegen duist op poldergronden. Max. 1 toepassing/teelt tijdens herfst of lente. Tegen duist, windhalm en raaigras. Max. 1 toepassing/teelt. (Helft van de hoeveelheden tegen wilde haver).
Max.
Vanaf 3e bladstadium vóór de winter: - clodinafop-propargyl (+cloquintocet-mexyl) (30 (+ 7,5) gram/ha)+ 1 l minerale olie - pinoxaden +clodinafop-propargyl (+cloquintocet-mexyl) (30 + 30 (+ 7,8) gram/ha)
straatgras.
Goed tegen ereprijs- en dovenetelsoorten en tegen akkerviooltje. Vrij goed tegen kleefkruid. Max. 1 toepassing/12 mnd. Tegen straatgras en windhalm. Max. 1 toepassing, in herfst. Niet toepassen in geval van grofkluiterige, zware of hydromorfe bodem of bij onregelmatige opkomst.
Tegen duist, windhalm en 1 toepassing in de herfst.
prosulfocarb + isoxaben (3,2 - 4,0 kg + 65 – 75 gram/ha) flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) pendimethalin + flufenacet (0,90 + 0,18 kg/ha)
Bemerkingen
1-3 bladstadium: - flufenacet + diflufenican (0,24 + 0,12 kg/ha)
-
-
-
1-2 bladstadium:
Beheersing
145
Goede nevenwerking tegen kleefkruid en ereprijssoorten.
isoproturon + diflufenican (1,00 - 1,25 + 0,100 - 0,125 kg/ha) isoproturon + metsulfuron-methyl (1,125 - 1,250 kg + 4-6 gram/ha) isoproturon + thifensulfuron-methyl + metsulfuron-methyl (1,125 – 1,250 kg + 40 + 4 gram/ha)
-
clodinafop-propargyl (+ cloquintocet-mexyl) (60 (+ 15) gram/ha) of fenoxaprop-P-ethyl (+mefenpyr-diethyl) (55 – 83 (+ 14,9 – 22,5) gram/ha)
fenoxaprop-P-ethyl (+cloquintocet-mexyl) (69 (+ 34,5) gram/ha) clodinafop-propargyl (+ cloquintocet-mexyl) + isoproturon (42 (+ 10) gram + 1 kg/ha)
-
-
-
clodinafop-propargyl (+cloquintocet-mexyl) (36 – 42 (+ 9 – 10,5) gram/ha) of fenoxaprop-P-ethyl (+ mefenpyr-diethyl) (42 – 55 (+ 11 - 15) gram/ha)
-
Einde winter – kort na winter: (vanaf 3e bladstadium)
-
Aanvulling mogelijk met ioxynil, bromoxynil, ioxynil + fluroxypyr, ioxynil + fluroxypyr + clopyralid, fluroxypyr of metsulfuron-methyl tegen dicotyle onkruiden. Niet mengen met bifenox en groeistoffen (zie richtlijnen op verpakking). Max. 1 toepassing. In menging met een erkende olie. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Versterkt met paraffineolie (1-3 l/ha product). Bestrijding van dicotyle onkruiden 7-10 dagen later.
Over jonge onkruidgrassen zoals wilde haver, duist en windhalm. Nog goede werking bij late toepassing aan hoogste dosis tegen fel ontwikkelde onkruidgrassen, zelfs op zware en humusrijke gronden. Max. 1 toepassing.
Tegen muur, dovenetelsoorten en akkerviooltje.
Max. 1 toepassing.
flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl (10 + 5 gram/ha)
-
-
Tegen duist en diverse éénjarige dicotylen. Tegen paarse dovenetel, hoenderbeet, akkerviooltje en ereprijs; tegen jong kleefkruid en muur.
Einde winter: - isoproturon + bifenox (1,17 - 1,50 + 0,58 - 0,75 kg/ha)
146
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
pinoxaden + clodinafop-propargyl (+ cloquintocet-mexyl) (30 + 30 (+ 7,8) gram/ha)
diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+mefenpyr-diethyl) (150 + 3 + 9 (+ 27) gram/ha) flufenacet + diflufenican (0,24 + 0,12 kg/ha) flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl (10 + 5 gram/ha) flupyrsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl (10 + 40 gram/ha)
iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuronmethyl (+mefenpyr-diethyl) (1,8 – 3 + 9 – 15 (+27 – 45) gram/ha)
-
-
-
-
-
chloortoluron (1,50 - 1,75 kg/ha)
-
Kort na winter:
Einde winter-begin lente: (begin uitstoeling-oprichten) - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha)
-
Max 1 toepassing. Geen werking tegen wilde haver Tot en met uitstoeling. Ook in spelt. Max. 1 toepassing. Niet mengen met uitvloeier, olie of vloeibare meststof. Nevenwerking tegen kleefkruid, ereprijs en viooltjes. Ook in spelt. Max. 1 toepassing. Steeds mengen met 1 l/ha veresterde koolzaadolie. Laagste dosis: windhalm, niet resistente duist en dicotylen. Hoogste dosis: resistente duist (integreren in schema met herbicide(n) met andere werkingswijze tegen duist, toegediend in herfst), straatgras en raaigras.
Max. 1 toepassing. Tegen duist en windhalm.
Tegen jonge duist en diverse éénjarige dicotylen. Vrij goede nevenwerking tegen kleefkruid. Chloortoluron alleen in cultivars reeds vermeld op blz. 143. Max. 1 toepassing/12 mnd, in de lente.
Max. 1 toepassing. Onkruid max. 3 bladeren. Tegen eenjarige grassen, kamille, muur en wilde haver.
Bemerkingen Bij sterke bezetting van straatgras en windhalm. Goede nevenwerking tegen kamille en vogelmuur. Ook mengbaar met isoproturon + diflufenican. Max. 1 toepassing/teelt. Tegen duist, windhalm en raaigras. (Helft van de hoeveelheden tegen wilde haver).
Beheersing
of fenoxaprop-P-ethyl (+ mefenpyr-diethyl) + isoproturon (41 (+ 11) gram + 0,6 – 0,75 kg/ha)
147
isoproturon + diflufenican (1,00 - 1,25 + 0,100 - 0,125 kg/ha) + mecoprop-P of + fluroxypyr (0,15 - 0,20 kg/ha) isoproturon + diflufenican + ioxynil (1,2 kg + 60 + 300 gram/ha) propoxycarbazone-Natrium (42 gram/ha)
-
sulfosulfuron (10 gram/ha)
4-5 bladstadium tot einde uitstoeling: - clodinafop-propargyl (+cloquintocet-mexyl) (60 (+ 15) gram/ha) - fenoxaprop-P-ethyl (+mefenpyr-diethyl) (55 (+15) gram/ha)
-
2-3 bladstadium tot einde uitstoeling: - iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyrethyl) (10 (+ 30) gram/ha) - pinoxaden (+ cloquintocet-mexyl) (45 (+11,3) gram/ha)
-
-
-
-
iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuronmethyl (+mefenpyr-diethyl) (9 + 9 (+27) gram/ha) isoproturon + picolinafen (1,26 kg + 63 gram/ha) isoproturon (1,25 - 1,50 kg/ha) isoproturon + bifenox (1,17 - 1,50 + 0,58 - 0,75 kg/ha) + dichloorprop-P (1 kg/ha) of + fluroxypyr (0,15 kg/ha)
-
Max. 1 toepassing. Tegen duist, windhalm en wilde haver in alle stadia. Zie blz. 145.
Tegen dravik, straatgras en Italiaans raaigras. Tweede toepassing 4 weken na eerste in stadium begin uitstoeling tot 1° knoop. In menging met veresterde koolzaadolie.
Max. 1 toepassing. Tegen windhalm, wilde haver en duist.
Max. 1 toepassing. Tegen straatgras, windhalm en raaigrassen.
Max. 1 toepassing in de lente. Tegen duist, windhalm, kweek en kruisbloemigen. Ook in triticale.
Tegen duizendknopen.
Tegen kleefkruid, muur, akkerviooltje, ereprijs- en dovenetelsoorten.
Tegen duizendknopen.
Tegen paarse dovenetel, hoenderbeet en akkerviooltje.
Onkruid max. 3 bladeren.
Max. 1 toepassing. Tot 1e knoopstadium. Steeds mengen met 1 l/ha veresterde koolzaadolie.
148
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
propoxycarbazone-Na + iodosulfuronmethyl-natrium + amidosulfuron (+ mefenpyr-diethyl) (42 + 2,5 + 18 (+ 20) gram/ha) pyroxsulam (+ cloquintocet-mexyl) (18,7 (+ 18,7) gram/ha)
pyroxsulam + florasulam (+cloquintocetmexyl) (15 + 5 (+15) gram/ha)
-
-
1°knoop tot 2° knoopstadium: - sulfosulfuron (20 gram/ha)
-
-
-
diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) (0,15 kg + 10 (+ 50) gram/ha) diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyrdiethyl) (60 + 3 + 9 (+27) gram/ha) propoxycarbazone-Na + iodosulfuronmethyl-natrium (42 + 2,5 gram/ha)
-
Begin – einde uitstoeling - diflufenican + flurtamone (0,10 + 0,25 kg/ha)
Beheersing
Tegen kweek (max. 1 toepassing) en windhalm (gefractionneerd in 2 toepassingen) met toevoeging van veresterde koolzaadolie. Niet op resistente duist.
Max. 1 toepassing.in de lente in menging met veresterde koolzaadolie aan 1 l/ha. Geen vloeibare stikstof binnen 7 dagen voor of na. Ook tegen duist (niet-resistente), windhalm, raaigras en straatgras. Ook in spelt, triticale en winterrogge.
Max. 1 toepassing in de lente Tot 1ste knoop. Ook tegen windhalm. Geen kruisbloemigen als volggewas. Ook in triticale. Max. 1 toepassing. Ook tegen windhalm. Ook in triticale en winterrogge.
Max. 1 toepassing. Tegen duist enwindhalm. Ook in triticale, winterrogge en spelt.
In menging met 0,75 kg isoproturon/ha. Tegen eenjarige grassen. Max. 1 toepassing/jaar. Ook in spelt. Max. 1 toepassing. Ook tegen windhalm. Spuiten op groeizaam gewas. Ook in spelt en triticale.
Bemerkingen
149
EENJARIGE ONKRUIDGRASSEN
- WINTERGERST
flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) pendimethalin (0,66 - 0,80 kg/ha) + chloortoluron (1,00 - 1,35 kg/ha)
prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha)
prosulfocarb + isoxaben (3,2 - 4,0 kg + 60 - 70 gram/ha)
-
-
-
Na opkomst: a) Vóór winter: - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha) - flufenacet + diflufenican (0,24 + 0,12 kg/ha) - prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha) - prosulfocarb + isoxaben (3,2 - 4,0 kg + 65 - 75 gram/ha) - pendimethalin + flufenacet (0,6 – 0,90 + 0,12 – 0,18 kg/ha)
-
chloortoluron (1,50 - 1,75 kg/ha)
-
Kort na zaaien: - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha)
Vóór zaaien: - tri-allaat (1,2 - 1,4 kg/ha)
Max. 1 toepassing.Laagste windhalm.
Tegen duist en windhalm. Max 1 toepassing in de herfst. 1-2 bladeren.
dosis
tegen
Max. 1 toepassing. Onkruid max. 3 bladeren.
Max. 1 toepassing. Niet op kluiterige grond. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Tegen kleefkruid en ereprijs. Ook tegen akkerviooltje en dovenetelsoorten.
Max. 1 toepassing. Nevenwerking tegen kleefkruid, ereprijs, duivenkervel, paarse dovenetel, hoenderbeet en akkerviooltje.
Noodzakelijk waar duist wordt verwacht. Max. 1 toepassing. Onkruid max. 3 bladeren. Tegen eenjarige grassen, kamille, muur en wilde haver. Max. 1 toepassing. Vrij goede nevenwerking tegen wilde haver. Max. 1 toepassing.
Vlak na toediening 3 - 5 cm inwerken tegen duist en 5,0 - 7,5 cm tegen wilde haver.
150
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Beheersing
chloortoluron (1,25 - 1,50 kg/ha) isoproturon (1,00 - 1,25 kg/ha) isoproturon + diflufenican (1,0 - 1,5 + 0,100 - 0,188 kg/ha) of (1,0 - 1,5 + 0,10 - 0,15 kg/ha) chloortoluron (0,85 - 1,00 kg/ha) of isoproturon (0,75 - 1,00 kg/ha) + pendimethalin (0,66 - 0,80 kg/ha) chloortoluron (1,25 kg/ha) of isoproturon (1,00 - 1,25 kg/ha) + fluroxypyr (0,15 - 0,18 kg/ha) of + isoxaben + fluroxypyr (65 + 125 + 150 gram/ha) fenoxaprop-P-ethyl + isoproturon (+ mefenpyr-diethyl) (32 + 600 (+ 64) gram/ha) isoproturon + picolinafen (1,26 kg/ha + 63 gram/ha)
isoproturon + diflufenican (1,00 - 1,25 + 0,100 - 0,125 kg/ha)
c) Kort na winter: - chloortoluron (1,50 - 1,75 kg/ha) - isoproturon (1,25 - 1,50 kg/ha)
-
b) Einde winter: - fenoxaprop-P-ethyl +isoproturon (+ mefenpyr-diethyl) (32 + 600 (+ 64) gram/ha) - flurtamone + diflufenican + isoproturon (0,25 + 0,10 + 0,75 kg/ha) - isoproturon + bifenox (1,17 - 1,50 + 0,58 - 0,75 kg/ha)
-
-
-
-
-
Bemerkingen
einde
uitstoeling.
Onkruid
max.
Meer gevaar voor legeren bij toepassing van bodemherbiciden na opkomst. Max. 1 toepassing. Vrij goede nevenwerking tegen wilde haver. Tegen akkerviooltje, dovenetelsoorten, kleefkruid, duizendknopen en muur.
Tegen paarse dovenetel, hoenderbeet, akkerviooltje en ereprijs; tegen jong kleefkruid en muur. Tegen muur en akkerviooltje. Goede nevenwerking tegen kleefkruid en ereprijssoorten.
Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige grassen.
Begin tot 3 bladeren.
Tegen akkerviooltje en muur. Goede nevenwerking tegen kleefkruid en ereprijssoorten.
3-5 bladeren.
151
- WINTERROGGE EENJARIGE ONKRUIDGRASSEN
isoproturon + diflufenican + ioxynil (1,2 kg + 60 + 300 gram/ha)
-
flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) - prosulfocarb + isoxaben (3,2 kg + 50 - 60 gram/ha) b) Einde winter: - isoproturon + bifenox (1,17 - 1,50 + 0,58 - 0,75 kg/ha) - clodinafop-propargyl (+cloquintocet-mexyl) of fenoxaprop-P-ethyl (+mefenpyr-diethyl)
-
prosulfocarb + isoxaben (3,2 kg + 50 - 60 gram/ha) Na opkomst: a) Vóór winter:
-
Kort na zaaien: - flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) - prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha)
-
isoproturon + bifenox (1,17 - 1,50 + 0,58 - 0,75 kg/ha) + dichloorprop-P (1 kg/ha) of + fluroxypyr (0,15 kg/ha) of + mecoprop-P (0,77 kg/ha) isoproturon + diflufenican (1,00 - 1,25 + 0,100 - 0,125 kg/ha) + mecoprop-P of + fluroxypyr (0,15 - 0,20 kg/ha)
-
Tegen éénjarige grassen, kamille, muur en jonge ereprijs. Max. 1 toepassing. Tegen duist, windhalm en wilde haver in alle stadia. Wat dosering en toevoeging van paraffineolie of andere herbiciden betreft: zie wintertarwe blz. 145.
Breder werkingsspectrum.
1-2 bladstadium. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Tegen kleefkruid, vogelmuur, ereprijs- en dovenetelsoorten. Breder werkingsspectrum.
Max. 1 toepassing.
Hogere dosis op zware en humusrijke gronden. Tegen kleefkruid, muur, akkerviooltje, ereprijs- en dovenetelsoorten.
Tegen duizendknopen.
Tegen duizendknopen.
Tegen paarse dovenetel, hoenderbeet en akkerviooltje.
152
EENJARIGE ONKRUIDGRASSEN
- TRITICALE
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Beheersing
iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + (mefenpyr-diethy)l (1,8 + 9,0 + (27,0) gram/ha) iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + (mefenpyr-diethyl) (9 + 9 + (27) gram/ha) isoproturon + diflufenican + ioxynil (1,2 kg + 60 + 300 gram/ha)
flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha)
flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) prosulfocarb (3,2 - 4,0 kg/ha)
prosulfocarb + isoxaben (3,2 kg + 50 – 60 gram/ha)
-
-
-
prosulfocarb + isoxaben (3,2 kg + 50 – 60 gram/ha) Na opkomst: a) Vóór winter:
-
-
-
Kort na zaaien: - chloortoluron (1,5 kg/ha)
c) Einde winter- begin lente: (begin uitstoeling- oprichten) - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha)
-
-
-
Bemerkingen
Max. 1 toepassing. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Goed tegen kleefkruid, vogelmuur, ereprijs- en dovenetelsoorten. Breder werkingsspectrum.
1-2 bladstadium. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Regelmatige zaaidiepte (3 cm) vereist. Goed tegen kleefkruid, muur, ereprijs- en dovenetelsoorten. Regelmatige zaaidiepte vereist. Breder werkingsspectrum.
Max. 1 toepassing. Opletten voor rasgevoeligheid. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Onkruid tot 3 bladeren. Tegen eenjarige grassen, kamille, muur en wilde haver.
Tegen duist, windhalm en dicotyle onkruiden. Steeds mengen met 1 l/ha veresterde koolzaadolie. Max. 1 toepassing. Steeds mengen met veresterde koolzaadolie (1 l/ha). Max. 1 toepassing per teelt, tot 1e knoopstadium. Max. 1 toepassing.
153
iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + (mefenpyr-diethyl) (9 + 9 + (27) gram/ha) isoproturon (1,1 - 1,2 kg/ha) isoproturon + bifenox (1,1 - 1,2 + 0,55 - 0,60 kg/ha) isoproturon + diflufenican + ioxynil (1,2 kg + 60 + 300 gram/ha) pinoxaden + clodinafop-propargyl (+cloquintocet-mexyl) (30 + 30 (+7,8) gram/ha) propoxycarbazone-Natrium (42 gram/ha)
-
-
-
-
-
-
diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + (mefenpyrdiethyl) (150 + 3 + 9 (+ 27)gram/ha) iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) (1,8 – 3 + 9 – 15 (+27 – 45) gram/ha)
-
b) Kort na winter: - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha) - chloortoluron (1,5 - 1,6 kg/ha) - clodinafop-propargyl (+cloquintocetmexyl) of fenoxaprop-P-ethyl (+mefenpyr-diethyl)
Max. 1 toepassing/teelt. Tegen duist, windhalm en raaigras. (Helft van de hoeveelheden tegen wilde haver). Tot begin oprichten. Max. 1 toepassing in de lente. Tegen duist, windhalm, kweek en kruisbloemigen.
Tegen paarse dovenetel, hoenderbeet, akkerviooltje, ereprijs en jong kleefkruid. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Steeds mengen met 1 l/ha veresterde koolzaadolie. Laagste dosis: windhalm, niet resistente duist en dicotylen. Hoogste dosis: resistente duist (integreren in schema met herbicide(n) met andere werkingswijze tegen duist, toegediend in herfst), straatgras en raaigras. Max. 1toepassing per teelt, tot 1eknoopstadium. Steeds mengen met veresterde koolzaadolie (1 l/ha).
Tegen duist, windhalm en wilde haver in alle stadia. Wat dosering en toevoeging van paraffineolie en andere herbiciden betreft: zie wintertarwe blz. 145. Max. 1 toepassing in de lente.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Onkruid tot 3 bladeren. Tegen eenjarige grassen, kamille, muur en wilde haver.
154
EENJARIGE DICOTYLE ONKRUIDEN
-WINTERTARWE-WINTERGERSTWINTERROGGE-TRITICALE
-WINTERTARWE-TRITICALE OVERBLIJVENDE ONKRUIDGRASSEN
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
sulfosulfuron (20 gram/ha)
-
beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha) diflufenican (0,19 kg/ha) flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha) isoxaben (50 – 100 gram/ha)
1 bladstadium: - isoxaben (50 - 75 gram/ha)
Vóór-opkomst – begin uitstoeling: - pendimethalin (0,8 kg/ha)
-
-
-
Kort na zaaien:
propoxycarbazone-Na (42 gram/ha)
-
1e - 2e knoopstadium
Beheersing
In mengsel met bladherbicide(n) en/of bodemherbicide(n).Niet in winterrogge.
Max. 1 toepassing. In wintertarwe enkel toepassing in lente – begin uitstoeling. Tegen jonge onkruiden. Niet toepassen bij vorst of bij voorspelling van vorst. EnkelCS-formulering in rogge en triticale.
Tegen kamille, ereprijs, éénjarige dovenetels, akkerviooltje en kruisbloemigen. Al of niet in mengsel of in spuitsysteem met bodemherbicide(n) met graminicide werking. Onvoldoende werking bij droogte. Niet in winterrogge.
Max. 1 toepassing/12 mnd. Ook in spelt. Niet in rogge en triticale. Tot einde uitstoeling. Max. 1 toepassing per jaar. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing in de lente. Tegen kweek, duist, windhalm en kruisbloemigen. Max. 1 toepassing. Tegen kweek. Lange nawerking. Kruisbloemigen zeer gevoelig.
Bemerkingen
155
-
-
-
-
cinidon-ethyl (50 gram/ha)
carfentrazon-ethyl + mecoprop-P (15 + 600 gram/ha)
bifenox + mecoprop-P (0,55 - 0,65 + 0,70 - 0,75 kg/ha) bifenox + pyraflufen-etyl (500 – 650 + 9 - 12 gram/ha) carfentrazon-ethyl (20 gram/ha)
Mecoprop-P niet in rogge en triticale. Max. 1 toepassing. Wintergerst in de herfst. Wintertarwe, triticale en rogge einde winterbegin lente. Onkruid max. 3 bladeren.Ook in spelt. Tegen ereprijs, paarse dovenetel, hoenderbeet en akkerviooltje. Max. 1 toepassing. Niet in rogge en triticale. Hogere dosis tegen kleefkruid. Max. 1 toepassing. Niet in rogge. Toepassen tot 2e knoopstadium. Vooral tegen kleefkruid en ereprijs. Tegen kleefkruid, ereprijssoorten, muur, paarse dovenetel, klaproos en herik. Werkzaam bij lage temperatuur. Tot 1e knoopstadium. Niet in rogge en triticale. Max. 1 toepassing. Vooral tegen kleefkruid, ereprijs en dovenetel.
Uitstoelend gewas: - beflubutamide + isoproturon (0,17 + 1 kg/ha)
-
Tegen jonge onkruiden (max. 4 - 6 bladeren). Na winter. Kamille gevoelig.
Max. 1 toepassing. Uitsluitend herfsttoepassing in wintergerst. In wintertarwe, winterrogge en triticale toediening, hetzij in herfst (2 bladstadium – begin uitstoeling), hetzij in lente (begin – volle uitstoeling).
Maximaal 1 toepassing in de herfst. Tegen duivenkervel, paarse dovennetel, ereprijs en akkerviooltje. Niet in rogge en triticale.
Max. 1 toepassing, in herfst. In wintertarwe niet toepassen in geval van een grofkluiterige, zware of hydromorfe bodem of bij onregelmatige opkomst. Niet in rogge en triticale.
4-6 bladstadium: - ioxynil (0,50 - 0,75 kg/ha)
3 bladstadium tot uitstoeling: - flurtamone + diflufenican (0,25 + 0,10 kg/ha)
2 bladstadium tot uitstoeling: - pendimethalin + picolinafen (800 + 40 gram/ha)
1-3 bladstadium: - flufenacet + diflufenican (0,24 + 0,12 kg/ha)
1-2 bladstadium: - pendimethalin + flufenacet (0,90 + 0,18 kg/ha)
156
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
fluroxypyr (0,18 – 0,2 kg/ha)
fluroxypyr + florasulam (100 + 2,5 gram/ha)
fluroxypyr + florasulam (120 + 1,2 gram/ha)
iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethy)l 2,5 (+ 7,5) of 5 (+15) of 10 (+30) gram/ha
-
-
-
-
-
-
-
-
Beheersing
diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) (0,15 kg + 10 (+ 50) gram/ha) diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+mefenpyr-diethyl) (60 + 3 + 9 (+27) gram/ha) diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron- methyl + (mefenpyr-diethyl) (150 + 3 + 9 (+ 27) gram/ha) fenoxaprop- P-ethyl + isoproturon (+ mefenpyr-diethyl) (32 + 600 (+ 64) gram/ha) flupyrsulfuron-methyl + thifensulfuronmethyl (8 + 32 gram/ha)
-
Bemerkingen
Hoge dosis tegen windhalm, kleefkruid, klaproos, akkerviooltje, ereprijs, dovenetel en duizendknopen. Niet mengen met uitvloeiers of vloeibare meststoffen. Niet in gerst. Zeer lange nawerking. Opletten met bepaalde volggewassen. Tegen akkerdistel, doch niet tegen kleefkruid en minder tegen klimopereprijs.
Max. 1 toepassing. Nevenwerking tegen kleefkruid. Geen werking tegen wilde haver. Niet mengen met uitvloeier, olie of vloeibare meststof. Max. 1 toepassing. Dosis halveren bij menging met vloeibare stikstof of een ander herbicide. Ook in spelt. Max. 1 toepassing. Niet in brouwgerst. Dosis halveren bij menging met vloeibare meststof, uitvloeier of een ander herbicide. Maximale dosis bij menging met product op basis van flupyrsulfuron-methyl: 25 + 0,625 gram/ha. Vooral tegen kleefkruid, kamille en vogelmuur. Max. 1 toepassing. Niet in rogge en triticale. Dosis halveren bij menging met vloeibare meststof, uitvloeier of ander herbicide. Tegen eenjarige dicotylen.
Enkel in wintergerst.
Max. 1 toepassing in het voorjaar. Niet in wintergerst en rogge.
Max. 1 toepassing in het voorjaar. Tegen duist en windhalm. Niet in wintergerst.
Max. 1 toepassing. Spuiten op groeizaam gewas. Niet in rogge en gerst.
157
thifensulfuron-methyl + metsulfuron-methyl (40 + 4 gram/ha) propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methylnatrium + amidosulfuron (+mefenpyr-diethyl) (42 + 2,5 + 18 (+ 20) gram/ha) tritosulfuron (50 gram/ha)
isoproturon + picolinafen (980 + 49 gram/ha) ioxynil + bifenox + mecoprop-P (0,23 + 0,75 + 0,65 kg/ha) ioxynil + bromoxynil + diflufenican (200 + 300 + 50 gram/ha) ioxynil + mecoprop-P (0,36 + 0,56 kg/ha) metsulfuron-methyl + carfentrazon-ethyl (5 + 20 gram/ha) metsulfuron-methyl (6 gram/ha)
florasulam (2,5-5 gram/ha)
amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) (25 + 2,5 (+ 25) gram/ha)
-
-
Vanaf 3-4 bladstadium: - amidosulfuron (30 gram/ha)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Tot
in
Niet in haver.
Tot stadium ligula laatste blad juist zichtbaar. Tegen kleefkruid. Goed tegen kamille, herderstasje, herik en knopherik. Indien in mengsel met herbicide met nevenwerking tegen kleefkruid, dosis verlagen tot 20 gram/ha. Werkzaam bij lage temperatuur. Max. 1 toepassing. Goed tegen kleefkruid, kamille, herderstasje, klaproos, bingelkruid, muur, zwarte nachtschade, paardenbloem, herik en knopherik. Toepassen tot 2e knoopstadium.
Max. 1 toepassing in de lente. vlagbladstadium. Ook in spelt.
Zeer lange nawerking. Opletten met bepaalde volggewassen. Tegen akkerdistel, doch niet tegen kleefkruid en minder tegen klimopereprijs. Max. 1 toepassing. Ook in spelt. Max. 1 toepassing. Niet in wintergerst.
Max. 1 toepassing. Ook in spelt.
Max. 1 toepassing.
In wintergerst toepassen in herfst. Onkruid max. 3 bladeren. Niet in rogge en triticale. Tegen ereprijs, paarse dovenetel, hoenderbeet en akkerviooltje. Tegen ereprijs en dovenetels.
158
EENJARIGE EN OVERBLIJVENDE DICOTYLE ONKRUIDEN
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Beheersing
sulfosulfuron (10 gram/ha)
metsulfuron-methyl + tribenuron-methyl (5 + 10 gram/ha) tribenuron-methyl (22,5 gram/ha)
2,4-D + MCPA (0,414 - 0,518 + 0,414 - 0,518 kg/kg)
Vanaf midden uitstoeling tot 1e knoopstadium: - clopyralid (70 - 90 gram/ha)
-
Vanaf begin uitstoeling tot 1e - 2e knoopstadium: - fluroxypyr (0,18 kg/ha)
-
-
Vanaf 2-3 bladstadium tot laatste blad: - metsulfuron-methyl (6 gram/ha)
Vanaf 3 bladstadium tot 2e knoopstadium: fluroxypyr + clopyralid (0,15 + 0,12 kg/ha)
-
Bemerkingen
Max. 1 toepassing. akkerdistel.
Tegen
composieten
en
Max. 1 toepassing. Tegen kleefkruid, muur en duizendknopen. Onderdrukking van haag- en akkerwinde. Ook in spelt. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing in de lente.
Max. 1 toepassing in de lente. Tegen akkerdistel, akkermelkdistel en andere overblijvende dicotyle onkruiden. Met mengen met additief of uitvloeier. Max. 1 toepassing. Ook in spelt.
Max. 1 toepassing in de lente.
Tegen kleefkruid, kamille en vogelmuur. Toepassen tot stadium 1°knoop. Eerste toepassing van stadium 3 bladeren tot begin uitstoeling. Tweede toepassing (min. 4 weken later) bij begin uitstoeling tot 1°knoop. In menging met veresterde koolzaadolie. Niet in gerst en rogge. Wel in spelt.
159
mecoprop-P + MCPA + dichloorprop-P (0,26-0,32 + 0,32-0,40 + 0,62-0,75 kg/ha)
-
MCPA (1,0 - 1,5 kg/ha)
dicamba (80 – 90 gram/ha)
2,4-D ester (0,4 - 0,5 kg/ha) 2,4-DB dimethyl-aminezout (1,8 kg/ha) mecoprop-P (0,75 - 1,00 kg/ha)
Vanaf oprichten tot 1e en 2e knoopstadium: - ioxynil + fluroxypyr + clopyralid (210 – 240 + 175 – 200 + 52 – 60 gram/ha)
-
Vanaf einde uitstoeling tot 2e - 3e knoopstadium: - dichloorprop-P (0,75 - 1,00 kg/ha)
-
Einde uitstoeling tot 1e knoopstadium: - clopyralid (70 – 90 gram/ha)
-
Vanaf midden uitstoeling tot 2e knoopstadium: - 2,4-D aminezout (0,6 - 0,8 kg/ha) - fluroxypyr (0,18 - 0,20 kg/ha)
MCPA + fluroxypyr + clopyralid (600 – 800 + 120 – 160 + 60 – 80 gram/ha)
-
Tegen kamille, akkerdistel en akkermelkdistel.
Max. 1 toepassing. Niet in rogge en triticale. Muur en kleefkruid gevoelig; afzonderlijk of toegevoegd aan andere groeistoffen. Niet in rogge en triticale.
Tegen duizendknopen en kleefkruid, toegevoegd aan andere groeistoffen. Niet in rogge en triticale.
Max. 1 toepassing. Tegen composieten en akkerdistel (20-30 cm). Max. 1 toepassing. Komt voor in middelenmengsels om bestrijding van duizendknopen of van akkerdistel te verbeteren. Niet in deegrijpe gerst en niet in rogge en triticale.
Onderdrukking van klein hoefblad. Tegen kleefkruid, muur en duizendknopen. Onderdrukking van akkerwinde en haagwinde. Max. 1 toepassing. Kruisbloemigen zeer gevoelig. Akkerdistel gevoelig. Onderdrukt akkerwinde. Ook in spelt.
Max. 1 toepassing. Tegen kleefkruid, muur, kamille, klaproos, duizendknopen, distels, klein hoefblad, haagwinde en akkerwinde. Tegen kleefkruid mag dosis fluroxypyr verlaagd worden. Max. 1 toepassing.
160
EENJARIGE ONKRUIDGRASSEN
- ZOMERTARWE
EENJARIGE ONKRUIDGRASSEN
- ZOMERGERST
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
-
iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + (mefenpyr-diethyl) (9 + 9 (+27) gram/ha)
Begin uitstoeling – 1e knoop: - diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyrdiethyl) (60 + 3 + 9 (+27) gram/ha) - fenoxaprop-P-ethyl (+mefenpyr-diethyl) (55 – 85 (+ 15 – 23) gram/ha) - iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + (mefenpyr-diethyl) (1,8 + 9 (+27) gram/ha)
Vlak na zaaien: - tri-allaat + linuron (1,2 + 0,3 kg/ha)
Vóór zaaien: - tri-allaat (1,4 kg/ha)
Beheersing
Max. 1 toepassing. Tegen duist, windhalm en dicotylen. Steeds mengen met voor deze toepassing erkende veresterde koolzaadolie (1 l/ha). Max. 1 toepassing. Steeds mengen met veresterde koolzaadolie (1 l/ha).
Tegen duist, windhalm en wilde haver.
Max. 1 toepassing. Tegen duist en windhalm.
Tegen duist 2 - 3 cm inwerken; tegen wilde haver 5 - 7,5 cm inwerken.
Bemerkingen
161
EENJARIGE DICOTYLE ONKRUIDEN
- ZOMERTARWE – ZOMERGERST - HAVER
linuron (0,35 – 0,40 kg/ha)
ioxynil (0,4 - 0,5 kg/ha) ioxynil + bromoxynil + diflufenican (200 + 300 + 50 gram/ha) tritosulfuron (50 gram/ha)
-
-
-
-
fluroxypyr + florasulam (120 + 1,2 gram/ha) iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyrdiethyl) (5 (+ 15) gram/ha) metsulfuron-methyl + carfentrazon-ethyl (5 + 20 gram/ha)
Begin uitstoeling tot 1ste knoop: - diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+mefenpyr-diethyl) (60 + 3 + 9 (+27) gram/ha) - fluroxypyr + florasulam (100 + 2,5 gram/ha)
-
fluroxypyr (0,18 kg/ha)
-
Gewas 3-5 bladeren tot midden uitstoeling: - amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) (25 + 2,5 (+ 25) gram/ha) - florasulam (2,5 - 5,0 gram/ha)
-
Kort na zaaien: Zomergerst
en
haver
Max. 1 toepassing. Ook in spelt.
Max. 1 toepassing. Dosis halveren bij menging met vloeibare meststof, uitvloeier of een ander herbicide. Maximale dosis bij menging met product op basis van flupyrsulfuron-methyl (25 + 0,625 gram/ha). Max. 1 toepassing. Dosis halveren bij menging met vloeibare meststof, uitvloeier of ander herbicide. Enkel in zomertarwe. Steeds in menging met veresterde koolzaadolie aan 1 l/ha.
Max. 1 toepassing. Enkel in zomertarwe.
Goed tegen kleefkruid, kamille, herderstasje, klaproos, bingelkruid, muur, zwarte nachtschade, paardenbloem, herik en knopherik. Niet in rogge en triticale. Max. 1 toepassing. Dosis halveren bij menging met vloeibare stikstof of een ander herbicide. Max. 1 toepassing. Kamille gevoelig. Max. 1 toepassing. Breed werkingsspectrum. Niet in haver. Max. 1 toepassing. Tot in vlagblad-stadium.
Tegen jonge onkruiden. Max. 1 toepassing. Niet in haver.
Max. 1 toepassing. gevoeliger.
162
EENJARIGE EN OVERBLIJVENDE DICOTYLE ONKRUIDEN
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
cinidon-ethyl (50 gram/ha)
ioxynil + bifenox + mecoprop-P (0,21 - 0,23 + 0,675 - 0,750 + 0,59 - 0,65 kg/ha)
diflufenican (62 gram/ha)
-
-
-
metsulfuron-methyl + tribenuron-methyl (5 + 10 gram/ha) tribenuron-methyl (22,5 gram/ha)
MCPA + fluroxypyr + clopyralid (600 – 700 + 120 – 140 + 60 – 70 gram/ha)
mecoprop-P + MCPA + dichloorprop-P (0,26-0,33 + 0,32-0,4 + 0,62-0,77 kg/ha)
-
-
Vanaf midden uitstoeling tot 1e knoopstadium: - clopyralid (70 – 90 gram/ha)
-
-
Begin uitstoeling – laatste blad: - metsulfuron-methyl (6 gram/ha)
Tegen composieten en akkerdistel. Max. 1 toepassing. Tegen kleefkruid, muur, duizendknopen, distels, akkerwinde en haagwinde. Dosis fluroxypyr mag verlaagd worden. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing in de lente.
Max. 1 toepassing in de lente. Tegen akkerdistel, akkermelkdistel en andere overblijvende dicotyle onkruiden. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Tegen kleefkruid, ereprijssoorten, muur, paarse dovenetel, klaproos en herik. Niet in haver. Vooral tegen kleefkruid, ereprijs en dovenetel. Enkel in zomergerst. Kamille gevoelig. Niet in haver. Tegen ereprijs, akkerviooltje, paarse dovenetel en hoenderbeet. Kans op tijdelijke bladnecrose. Max. 1 toepassing. In zomergerst. Tegen eenjarige dicotylen.
carfentrazon-ethyl + mecoprop-P (15 + 600 gram/ha)
Begin uitstoeling - laatste blad: - metsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl (4,08 + 40,92 gram/ha)
Tegen muur en kleefkruid.
Midden uitstoeling:
Bemerkingen
-
Beheersing
163
VOOR-OOGST BEHANDELING TEGEN ONKRUIDGRASSEN EN DICOTYLEN
MCPA (1 kg/ha) mecoprop-P (0,75 - 1,00 kg/ha)
-
diquat (0,4 - 0,8 kg/ha) + uitvloeier (1 ‰)
-
gewas
Max. 1 toepassing/jaar. Tegen éénjarige en overblijvende dicotylen (o.m. akkerdistel en akkermelkdistel) en grassen (o.m. kweek). Eveneens tegen aardappelopslag. Niet in vermeerderingsgewassen. Veiligheidstermijn: 7 dagen. Spuiten met minder dan 400 l/ha water. Tegen éénjarige dicotylen. Enkel in gerst en haver; voor dierlijke consumptie max. 1 toepassing/jaar.
van
glyfosaat IPA (1,08 - 1,44 kg/ha)
halmen
-
en
Wanneer bladeren volledig geel zijn.
Max. 1 toepassing.
Komt voor in middelenmengsels om bestrijding van duizendknopen of van akkerdistel te verbeteren. Niet meer toepassen vanaf doorschieten. Niet in deegrijpe gerst en niet in rogge.
Tegen duizendknopen en kleefkruid; toegevoegd aan andere groeistoffen. Max. 1 toepassing. Tegen kleefkruid, muur en duizendknopen. Max. 1 toepassing. Tegen muur en kleefkruid; afzonderlijk toegepast of toegevoegd aan andere herbicide groeistoffen.
Tegen kamille, muur en kleefkruid.
Vanaf deegrijpstadium:
Einde uitstoeling tot 2e knoopstadium: - 2,4 –D ester (0,4 - 0,5 kg/ha) - 2,4 – DB aminezout (1,7 kg/ha)
Einde uitstoeling tot 1e knoopstadium: - dicamba (60 – 80 gram/ha)
fluroxypyr (0,18 kg/ha)
-
Vanaf midden uitstoeling tot 2e knoopstadium: - dichloorprop-P (0,75 - 1,00 kg/ha)
164
- ZOMERTARWE
- WINTERTARWE
VOORKOMEN VAN LEGEREN
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Max. 1 toepassing.
Vlak vóór verschijnen laatste blad: - ethefon (0,25 kg/ha) of (0,35 - 0,45 kg/ha)
chloormequat-chloride (0,45 - 0,70 kg/ha)
1° tot 2° knoopstadium: - prohexadion + mepiquatchloride (50 gram + 0,3 kg/ha)
Begin oprichten - 1e knoop: - trinexapac-ethyl (0,1 kg/ha)
-
Midden uitstoeling tot oprichten:
Laatste blad: - ethefon + mepiquat-chloride (0,233 – 0,310 + 0,458 – 0,610 kg/ha)
Niet in vermeerderingsvelden. problemen geven in menging herbiciden.
2e knoopstadium tot laatste blad: - ethefon + mepiquat-chloride (0,388 - 0,465 + 0,763 – 0,915 kg/ha)
Max. 1 toepassing. Mag in vermeerderingsvelden.
Toepassen bij helder weer. Niet in vermeerderingsvelden.
Max. 1 toepassing/12 mnd.
Indien er al behandeling met chloormequat werd uigevoerd in stadium ‘oprichten tot eerste knoop’ en er nog gevaar bestaat voor legering.
Kan met
Max. 1 toepassing. Mag in vermeerderingsvelden. Toepassen bij helder weer.
Toediening begin oprichten verdient voorkeur. Max. 2 toepassingen/jaar.
Bemerkingen
1e tot 2e knoopstadium: - prohexadion + mepiquatchloride (50 gram + 0,3 kg/ha) - trinexapac-ethyl (0,100 - 0,125 kg/ha)
Oprichting tot 2e knoopstadium: - chloormequat-chloride (0,75 kg/ha) - chloormequat-chloride + imazaquin (550 – 740 + 1,2 – 1,6 gram/ha)
Beheersing
165
- ZOMERGERST
- WINTERGERST
- HAVER
trinexapac-ethyl + ethefon (0,125 + 0,240 kg/ha)
1° tot 2° knoopstadium: - prohexadion + mepiquatchloride (50 gram + 0,3 kg/ha)
Laatste blad- tot baardenstadium: - ethefon (0,45 - 0,60 kg/ha) - ethefon + mepiquat-chloride (0,388 – 0,465 + 0,763 – 0,915 kg/ha)
-
Max. 1 toepassing. Mag in vermeerderingsvelden.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Mag in vermeerderingsvelden. Toepassen bij helder weer. Dosis in functie van variëteit. Niet in vermeerderingsvelden. Toepassen bij helder weer. Niet in vermeerderingsvelden.
Bij groeizame weersomstandigheden.
Gewashoogte 30 - 40 cm. Max. 1 toepassing/jaar.
Bij verschijnen 2e knoop: - chloormequat-chloride (1,4 - 1,5 kg/ha)
1e tot 2e knoop: - prohexadion + mepiquatchloride (75 gram + 0,45 kg/ha) - trinexapac-ethyl (0,15 – 0,20 kg/ha)
Max. 1 toepassing. Mag in vermeerderingsvelden.
Toepassen bij helder weer. Niet in vermeerderingsvelden.
Indien er al behandeling met chloormequat werd uigevoerd in stadium ‘oprichten tot eerste knoop’ en er nog gevaar bestaat voor legering.
Niet in vermeerderingsvelden. Kan problemen geven in menging met herbiciden.
1° tot 2° knoopstadium: - prohexadion + mepiquatchloride (50 gram + 0,3 kg/ha)
Bij begin oprichten tot 1e knoop: - trinexapac-ethyl (0,1 kg/ha)
Laatste blad: - ethefon + mepiquat-chloride (0,233 – 0,310 + 0,458 – 0,610 kg/ha)
2e knoopstadium tot laatste blad: - ethefon + mepiquat-chloride (0,388 - 0,465 + 0,763 – 0,915 kg/ha)
166
- TRITICALE
GRAANGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
trinexapac-ethyl (0,10 – 0,15 kg/ha)
Laatste blad: - ethefon + mepiquat-chloride (0,233 – 0,310 + 0,458 – 0,610 kg/ha)
Indien er al behandeling met chloormequat werd uitgevoerd in stadium ‘oprichten tot eerste knoop’ en er nog gevaar bestaat voor legering.
Max. 1 toepassing.
De lagere dosering na chloormequat-chloride einde uitstoeling tot begin oprichten. Max. 1 toepassing. Mag in vermeerderingsvelden.
Vlak vóór verschijnen laatste blad: - ethefon (0,48 - 0,60 kg/ha)
Max. 2 toepassingen/12 mnd.
2e knoopstadium tot laatste blad: - ethefon + mepiquat-chloride (0,388 - 0,465 + 0,763 – 0,915 kg/ha) - prohexadion + mepiquatchloride (50 gram + 0,3 kg/ha)
Toepassen bij helder weer. Niet in vermeerderingsvelden.
Als noodmaatregel. Max. 1 toepassing. Als noodmaatregel. Bij groeizame omstandigheden. Verhoogde kans op doorwas.
Toepassen bij helder weer. Dosis in functie van variëteit. Niet in vermeerderingsvelden.
Bemerkingen
Oprichting tot 2e knoop - chloormequat-chloride (0,75 kg/ha)
1e tot 2e knoopstadium - trinexapac-ethyl (0,100 - 0,125 kg/ha)
Bij verschijnen laatste blad: - ethefon (0,3 kg/ha) - ethefon + mepiquat-chloride (0,233 – 0,310 + 0,458 – 0,610 kg/ha)
-
Einde uitstoeling tot 2e knoop:
Beheersing
167
Grootste schade in voorjaar.
Algemene zorgen: - regelmatig begrazen of maaien - grasmat zo weinig mogelijk beschadigen en open plekken voorkomen - betrappen en berijden in natte omstandigheden vermijden - versmade bossen maaien - bij omweiden op einde weideseizoen op ca. 7 cm - in standweiden tenminste eens op 1012 cm - molshopen slepen bij voldoend droog weer - mestflatten bij omweiden uitspreiden bij regenachtig weer, waar men na begrazing zal maaien - doelmatig bemesten
MCPA (1 - 2 kg/ha) In maart-april vóór of tijdens bloei Van april tot bloeivorming of in nazomer
BOTERBLOEMEN Knolboterbloem Scherpe boterbloem
Als klavers geen belang hebben.
Binnen 2 - 3 weken na behandeling met herbiciden, niet laten beweiden of maaien.
MCPA: max. 1 toepassing/12 mnd MCPA + 2,4D: max. 1 toepassing/12 mnd Ethofumesaat: max. 1 kg/ha/36 mnd
1. Bestaand grasland
ONKRUID
Grauwe larve van langpootmug vreet ‘s avonds en ‘s nachts aan wortels, wortelhals en stengelbasis. Soms wordt zode totaal vernield.
EMELTEN (Tipula spp.)
GRASLAND
168
FLUITENKRUID
Speerdistel
DISTELS Akkerdistel
BRAMEN
GRASLAND
Vijand en schadebeeld
vanaf lente; 3-4 maal maaien bij 10-15 cm hoogte 2,4-D (1,5 - 2,0 kg/ha), al of niet in middelenmengsels; in bloemknopstadium, bij voorkeur in september en na voorafgaand maaien in mei - juni triclopyr (0,5 - 0,6 kg/ha) bij graslandvernieuwing glyfosaat IPA (1,5 - 2,0 kg/ha) over uitgegroeide planten aminopyralide + fluroxypyr (60 + 200 gram/ha)
Triclopyr (0,75 ‰; 1000 l/ha) in juni vóór bloei
-
vroeg beweiden met dichte uitbating zaadverspreiding tegengaan 2,4-D ester (2 kg/ha) vóór bloei
MCPA of 2,4-D (2 kg/ha) in voorjaar of herfst op rozet
-
-
-
-
-
Beheersing
vooraleer
te
laten
Eventueel herhalen.
Lokaal behandelen.
Max. 1 toepassing/12 mnd in 1ste helft van mei. Uitsluitend op permanente graasweiden waarbij dieren niet op stal komen. Wachttijd voor inzaai klaver: 4 maand. Enkel indien mais, granen, gras en koolzaad als volggewas.
Max. 1 toepassing.
Bij voorkeur 2,4-D ester. Als klavers geen belang hebben.
Twee weken wachten beweiden of te maaien.
Bemerkingen
169
fluroxypyr (0,4 kg/ha)
triclopyr (0,75 kg/ha)
aminopyralide + fluroxypyr (60 + 200 gram/ha)
zode op einde van winter duchtig uitkammen met het oog op het treffen van uitlopers kali- en fosfaattoestand verbeteren
-
-
-
-
GROTE BRANDNETEL
JACOBSKRUISKRUID
KRUIPEND STRUISGRAS
Maaien vóór zaadvorming
Bij kweekhaarden: scheuren na voorafgaande zodedoding met: - glyfosaat IPA (1,5 - 2,5 kg/ha) in juli augustus over minimum 10 cm lange spruiten. Vanaf 3 weken na toediening, zode respectievelijk ploegen en frezen of zaaien met doorzaaimachine
KRUIPERTJE (muizengerst)
KWEEK
-
zode vastleggen geen diepe zodebewerking op lichte grond regelmatig kleine hoeveelheid (50 kg/ha) kalkstiktof strooien
-
GESTREEPTE WITBOL (Wollig zorggras)
Niet te diep maaien. Te lang, noch te laat beweiden. Mest nauwkeurig toedienen.
Max. 1 toepassing/12 mnd in eerste helft van mei. Uitsluitend op permanente graasweiden waarbij dieren niet op stal komen. Wachttijd voor inzaai klaver: 4 maand. Enkel indien mais, granen, gras en koolzaad als volggewas.
Slechts plaatselijk spuiten, met veel water en bij 20-40 cm hoogte. Nadien gras inzaaien. Max. 1 toepassing.
170
MCPA of 2,4-D (1,0 -1,5 kg/ha) in augustus-september beter bemesten
MCPA (1,5 - 2,0 kg/ha) in april-mei en herhalen bij nieuwe spruitvorming; bij hooien: 2-(4) weken vóór maaien
-
-
PAARDENSTAART
-
-
GEWOON BIGGENKRUID
PAARDENBLOEM HERFSTLEEUWENTAND
-
2,4-D (1 - 2 kg/ha) einde augustus september zaadvorming voorkomen door tijdig maaien
kalkstikstof (250 - 300 kg/ha) in maart, na eggen ijzersulfaat 15 - 20 % (1.800 - 2.000 l/ha) vóór hernemen grasgroei
-
MOSSEN (BLAD-)
fluroxypyr + MCPA + clopyralid (0,16 + 0,80 + 0,08 kg/ha)
-
Afwatering verbeteren. Als klavers geen belang hebben.
Afwatering verbeteren.
Klavers gevoelig. Boterbloemen minder gevoelig.
Niet te kort laten afgrazen.
2,4-D amine (1,5 kg/ha) in septemberbegin oktober fluroxypyr (0,4 kg/ha)
-
MADELIEFJE
-
Spuiten over voldoend hoge spruiten.
Bemerkingen
Afwatering dringend verbeteren, gepaard gaand met graslandvernieuwing na behandeling met glyfosaat IPA (1,5 - 2,0 kg/ha)
Beheersing
LIESGRAS en ZEGGEN
GRASLAND
Vijand en schadebeeld
171
minder betrappen 2,4-D ester (1,5 kg/ha) in voorjaar
mecoprop-P (0,3 kg/100 l H2O)
fluroxypyr (0,18 kg/ha in klaverarm grasland) kalkstikstof (225 - 325 kg/ha in klaverarm grasland)
MCPA (1,0 - 1,5 kg/ha) vóór zaadvorming
fluroxypyr (0,4 kg/ha) fluroxypyr + MCPA + clopyralid (0,16 + 0,80 + 0,08 kg/ha)
-
-
-
-
-
VOGELMUUR
WEEGBREE Grote weegbree
-
-
GEWOON VARKENSGRAS
STRAATGRAS
overbegrazing en te zwaar betrappen voorkomen beschadiging van zode en ontstaan van open plekken beletten ethofumesaat (1,2 kg/ha) in nazomer en bij overwegend Engels raaigras
2,4-D ester (2 kg/ha) in augustus-september
-
Zeegroene rus
Maaien van bossen 3-4-(5) weken na spuiten; MCPA (2 kg/ha) einde april of mei over 20-35 cm hoge spruiten
RUSSEN Biezenknoppen en Pitrus
glyfosaat (2 - 3 ‰) in bossen direct na verweiden van vee
-
RUIGE SMELE
Vóór bloei of na maaien. Klavers gevoelig. Boterbloemen minder gevoelig.
Minder laten betrappen.
In dood seizoen.
Max. 1 toepassing. Enkel plaatselijk behandelen. Beschadiging van zode beletten. In dood seizoen (temperatuur >5°C).
Nevenwerking tegen vogelmuur. Eventueel in volgend voorjaar doorzaaien met tetraploïd Engels raaigras.
Afwatering verbeteren. Open plekjes achteraf inzaaien.
Afwatering verbeteren.
Afwatering verbeteren. Zode goed vastleggen of laten betrappen. Open plekjes achteraf inzaaien.
172
2. Jong grasland
ZURING Krulzuring en Ridderzuring
GRASLAND
Vijand en schadebeeld
begrazen
asulam (1,5 - 1,6 kg/ha)
metsulfuron-methyl (5 gram/ha)
thifensulfuron-methyl (15 gram/ha)
-
-
-
Kort na zaaien: - isoxaben (0,05 kg/ha)
fluroxypyr + florasulam (100 + 2,5 gram/ha)
-
versmade
mecoprop-P (0,3 kg/100 l H2O) fluroxypyr (0,4 kg/ha)
en
-
aminopyralide + fluroxypyr (60 + 200 gram/ha)
Regelmatig laten resten maaien.
Beheersing
Vooral bij late zaai in herfst, kunnen éénjarige dicotyle onkruiden een probleem vormen.
Max. 1 toepassing. In blijvend grasland met vooral Engels raaigras, al dan niet in menging met vlinderbloemigen of in tijdelijk grasland van Engels raaigras, gemengd met timotheegras en vlinderbloemigen. Niet weiden, maaien of hooien binnen 28 dagen na toediening.
Half april - half juni. Alleen plaatselijke toepassing. Remming van grassen mogelijk. Max. 1 toepassing minstens 6 maanden na het zaaien. Vóór het verschijnen van de bloeistengel, bij 10-20 bladeren
Max. 1 toepassing. Niet maaien, inkuilen of beweiden binnen 7 dagen na toediening.
Max. 1 toepassing/12 mnd in 1ste helft van mei. Uitsluitend op permanente graasweiden waarbij dieren niet op stal komen. Wachttijd voor inzaai klaver: 4 maand. Enkel indien mais, granen, gras en koolzaad als volggewas. Op basisbladeren (vóór vorming van bloeistengel). Max. 1 toepassing. Plaatselijk behandelen. Schade aan klaver.
Afwatering verbeteren.
Bemerkingen
173
GEWOON VARKENSGRAS EN KLEINE BRANDNETEL
KAMILLE
HERDERSTASJE
VOGELMUUR EN HERDERSTASJE
Max. 1 toepassing. Vanaf 3-bladstadium. Niet maaien, inkuilen of beweiden binnen 7 dagen na toediening.
Niet maaien, inkuilen of beweiden binnen 7 dagen na toediening. Max. 1 toepassing. Ook werking tegen kleefkruid. Max. 1 toepassing. Vanaf 3-bladstadium.
fluroxypyr (0,20 - 0,25 kg/ha)
fluroxypyr + florasulam (50 + 1,25 gram/ha)
MCPA (1 kg/ha)
MCPA + 2,4-D amine (0,5 - 0,6 + 0,5 - 0,6 kg/ha)
florasulam (2,5 gram/ha)
fluroxypyr + florasulam (50 + 1,25 gram/ha)
fluroxypyr (0,20 - 0,25 kg/ha)
-
-
-
-
-
-
-
Indien minder dan 5-6 bladeren
Oudere planten. Vóór vorming van zaadstengels.
Max. 1 toepassing. Plaatselijk behandelen. Niet in losse grond zaaien. Maaien vóór winter. Indien geen klavers. Nog goede bestrijding bij lage temperatuur.
mecoprop-P (0,3 kg/100 l H2O))
-
Na-opkomst:
174
MCPA (1 - 1,5 kg/ha)
mecoprop-P (0,3 kg/100 l H2O)
2,4-D (0,6 - 0,8 kg/ha) 2,4 DB (1,8 kg/ha)
-
-
dicotyle
-
overblijvende
ethofumesaat (1 - 1,5 kg/ha)
-
Eénjarige en onkruiden
ethofumesaat (0,75 kg/ha)
-
Duist, windhalm, vogelmuur
en
fenoxaprop-P-ethyl (+ mefenpyr-diethyl) [55 (+ 15) gram/ha]
-
straatgras
methiocarb (0,12 kg/ha) metaldehyde (0,3 – 0,6 kg/ha) ijzerfosfaat (0,21 – 0,5 kg/ha)
-
Bemerkingen
straatgras.
Max.
Vooral composieten: akkerdistel, akkermelkdistel, madeliefje en paardenbloem. Max 1 toepassing. Vanaf 3e stoelstadium tot voor aarvorming. Bij voorkeur toepassing in het najaar (aug. - sept.). Max. 1 toepassing. Plaatselijk behandelen. Vooral muur en kleefkruid vanaf 3e stoelstadium. Bij voorkeur toepassen in najaar (aug. - sept.). Niet na maart. Vanaf 3e stoelstadium. Max. 1 toepassing in de lente. Inzaai van klaver kan.
Onmiddellijk na zaaien of in herfst in 3-4 bladstadium. Max. 1,2 kg/ha/12 mnd. Ook in Italiaans raaigras. Vanaf 2e - 3e stoelstadium gras en voor 5e stoelstadium van duist en windhalm.
Niet werkzaam 1 toepassing.
tegen
Risico op schade grootst op zwaardere gronden en langs wegbermen en grachten. Preventief korrels strooien op deze plaatsen.
Ethofumesaat: max. 1 kg/ha/36 mnd
goed aangedrukt, fijn zaaibed
-
Beheersing
Eénjarige grassen (enkel Engels raaigras)
ONKRUID
Rafelige vraatplekken, vooral op jonge spruiten.
SLAKKEN
GRASZAADTEELT VAN RAAIGRASSEN
Vijand en schadebeeld
175
VOORKOMEN VAN LEGEREN
GRASZAADTEELT VAN RAAIGRASSEN
Eénjarige, dicotyle onkruiden
isoxaben (75 gram/ha)
-
-
-
-
trinexapac-ethyl (0,1 – 0,2 kg/ha)
fluroxypyr (0,36 kg/ha) fluroxypyr + florasulam (100 + 2,5 gram/ha) fluroxypyr + clopyralid + florasulam (150 + 120 + 3,7 gram/ha) iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyrdiethyl) (2,5 (+ 7,5) gram/ha) iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyrdiethyl) (10 (+ 30) gram/ha)
-
-
florasulam (2,5 - 5 gram/ha)
-
Enkel bij Italiaans en Engels raaigras.
Tegen kamille, herderstasje en vogelmuur. Begin uitstoeling-1ste knoop. Max. 1 toepassing. Niet mengen met uitvloeiers of vloeibare meststoffen. Tegen kleefkruid, klaproos en jonge stadia van viooltje, ereprijs en dovenetel. Ook tegen windhalm. Max. 1 toepassing. Begin uitstoeling-1ste knoop. Niet mengen met uitvloeiers of vloeibare meststoffen. Onmiddellijk na zaai. Max. 1 toepassing.
Vooral kleefkruid, kamille en vogelmuur. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing van maart-september. Vanaf 3-bladstadium. Max. 1 toepassing.
176
Wortels inwendig roodbruin. Grond-, zij- of topscheuten korter, bleek en met stijve bladeren. Vetachtige, gele vlekken op bladeren, later onderaan bruinviolet schimmelpluis. Bloeiwijze en bellen bij aantasting helbruin.
VALSE MEELDAUW (plaag) (Pseudoperonospora humuli)
Gewelfde vlekken op bladeren met later wit schimmelpluis. Bloeiwijze en bel worden misvormd, bruin en hard.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Sphaerotheca sp.)
HOP
Vijand en schadebeeld
quinoxyfen (5 g/100 l water) zwavel (0,24 - 0,40 %)
-
-
aangetaste scheuten verwijderen fosethyl (0,20 – 0,28%)
Primaire infectie:
myclobutanil (90 gram/ha)
-
Preventief en bij geringe infectiedruk spuiten met:
Beheersing
Behandelen wanneer op meer dan 3% van de planten aangetaste scheuten te vinden zijn. 1e behandeling na insnijden bij gewashoogte 5-10 cm en 2e behandeling bij gewashoogte 20-40 cm en bijkomende behandelingen indien bij aanleiden nog symptomen worden gevonden. Fosethyl wordt hoofdzakelijk via het blad opgenomen, daarom niet te vroeg toepassen.
Op jonge scheuten vanuit ondergrondse plantendelen of door oösporen. Na jaar met hopplaag, planten diep insnijden.
Wekelijkse controle vanaf midden mei. Infectie vooral bij warme dagen en koele nachten met dauwvorming die langzaam opdroogt. Ontbladeren en minder zware ranken verminderen aantasting. Max. 4 toepassingen met interval van 10-14 dagen. Max. 4 toepassingen/12 mnd. Max. 3000 l/ha. Preventief en veelvuldig toepassen is noodzakelijk (zeker vanaf begin bloei).
Dosering van insecticiden, acariciden en fungiciden wordt uitgedrukt in procent werkzame stof van de spuitvloeistof bij gewoon spuiten (600 - 3.000 l/ha). Bij gebruik van nevelspuit dient concentratie aangepast.
Bemerkingen
177
Geelrode onderzijde.
bladverkleuring.
Webben
BONENSPINTMIJT (Rode spin) (Tetranychus urticae)
aan
Plant sterft in volle groei, soms na gedeeltelijke vergeling van bladeren. Internodia korter. Stengel blijft vast aan wortelstok en is bruin gekleurd in houtgedeelte.
VERWELKINGSZIEKTE (Verticillium spp.)
-
-
-
-
-
tebufenpyrad (0,02 %)
gezond plantsoen optimale bodemstructuur en waterhuishouding lagere stikstofbemesting aangetaste planten zorgvuldig rooien en afvoeren in weiland na rooien van hoptuin, 2 tot 3 jaar onkruidvrij gras verbouwen
koperoxychloride (0,15 % - 0,25 %) metiram (0,16 - 0,20 %)
Preventief spuiten met: - dithianon (0,035 %) - fosethyl (0,20 - 0,28 %) - koperhydroxyde (0,15 - 0,25 %)
Secundaire infectie:
toepassingen
met
interval
van
5-8
Ook werkzaam tegen 1 toepassing per seizoen.
bladluizen.
Max.
Treedt op bij aanhoudend droog en warm weer.
Verwelking moet gemeld aan bevoegde overheid. Schimmel verspreidt zich in bodem en kan ook op niet-verwelkte hopplanten en op onkruiden voorkomen.
Max. 2 dagen.
Max. 4 toepassingen/12 mnd met interval van 10 dagen.
Indien primaire infectie volledig werd onderdrukt, behandelen tegen secundaire infecties volgens waarschuwingen POVLT (regelmatige controle in veld blijft echter noodzakelijk). Frequentie afhankelijk van fungicide en infectiedruk, die het grootst is bij vochtig en vrij warm weer volgend op 7 uur regen.
178
ONGEWENSTE SCHEUT- EN BLADVORMING
ONKRUID Zaadonkruiden
Zuigschade bij jonge hop. Honingdauw waarop roetdauwschimmel (Capnodium spp.) ontwikkelt. Brengen virusziekten over.
HOPLUIS (Phorodon humuli)
HOP
Vijand en schadebeeld
flonicamid (5 gram/100 l) imidacloprid (5,2 gram/100 l) pymetrozin (10 gram/100 l) tebufenpyrad (20 gram/100 l)
-
diquat (0,32 kg/1000 l water/ha)
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd
Over jonge onkruiden: - kalkstikstof (300 - 500 kg/ha)
Productieveld:
-
Beheersing
Toepassen in juli op onderaan de hopstam.
de
eerste
90-120
Februari tot half maart, vóór insnijden. Volg mestdecreet-reglementering.
cm
Volg waarschuwingen POVLT en controleer veld. Hoptuin controleren na elke bespuiting, vooral vanaf bloei en in top. Ter voorkoming van resistentie: afwisselend andere werkzame stof gebruiken. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Ook werkzaam tegen bonenspintmijt. Max. 1 toepassing. Veel spuitvloeistof vereist.
Bemerkingen
179
opgezwollen
wortels
boscalid + pyraclostrobin (260 + 60 gram/ha)
difenoconazool (0,125 kg/ha)
difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha)
-
-
-
veroorzaken gaten.
Zaaibed ontsmetten met: - dazomet (39 gram/m²) - metam-kalium (25 – 38 gram/m²) - metam-natrium (35 - 38 gram/m²)
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
later
-
die
Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Bij bloem- en sluitkool, koolrabi, Chinese kool, broccoli, spruitkool, paksoi, raap en koolraap. Max. 3 toepassingen met interval van 3-4 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk). Bij spruit-, savooi-, witte-, rode- en bloemkool, broccoli, spitskool, koolrabi en boerenkool. Bij sluit-, bloem-, spruit- en boerenkool, broccoli, raap, koolrabi, koolraap, Chinese kool en paksoi. Interval 14 dagen, 1-2 toepassingen, vanaf verschijnen symptomen. Idem hierboven.
Ziektevrije percelen met luchtige bodemstructuur. Ruime vruchtafwisseling. Zure bodem bevordert aantasting. Resistente rassen zijn beschikbaar.
Boscalid: max. 1 kg/ha/12 mnd, 2 jaren op 3 Tebuconazool: max. 1,5 l/ha/seizoen
Volg de waarschuwingsberichten. Zie blz. 49
Bruine, ronde vlekken, omgeven door brede, helgele rand, pleksgewijze verdeeld over blad. Oude vlekken scheuren papierachtig en
SPIKKELZIEKTE (Alternaria brassicae en Alternaria brassicicola)
Onregelmatig rotten.
KNOLVOET (Plasmodiophora brassicae)
KOOLGEWASSEN
180
Ronde, grijsbruine stipjes tot vlekken, soms omringd door licht geelgroene, smalle rand. In vlekken ontstaan in latere fase zwarte ringen.
STIP (of bladvlekkenziekte of zwartevlekkenziekte) (Mycosphaerella brassicicola)
Grijs schimmelpluis dat verrotting veroorzaakt.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
KOOLGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
difenoconazool (0,125 kg/ha)
difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) epoxyconazool (0,125 kg/ha)
tebuconazool (0,375 kg/ha), te verdelen over 3 x 0,125 kg/ha
-
-
-
-
boscalid + pyraclostrobin (260 + 60 gram/ha)
-
-
iprodione (0,5 kg/ha)
tebuconazool (0,375 kg/ha), te verdelen over: 3 x 0,125 kg/ha tebuconazool + trifloxystrobine (0,2 + 0,1 kg/ha)
-
-
iprodione (0,5 kg/ha)
-
Beheersing
epoxyconazool (0,125 kg/ha)
-
Bemerkingen
1-3 toepassingen met interval van 21 dagen. Bij bloemkool, broccoli en sluitkool. Volg waarschuwingsberichten. Bij sluit-, bloem- en spruitkool. Niet mengen met andere producten.
Max. 3 toepassingen met interval van 3-4 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk). Bij spruit-, savooi-, witte-, rode- en bloemkool, broccoli , koolrabi en spitskool. Bij sluit-, bloem-, spruit- en boerenkool, Chinese kool, paksoi,raap, koolrabi, koolraap en broccoli, 1-2 toepassingen, vanaf verschijnen symptomen. Idem hierboven.
Max. 2 toepassingen. Bij bloemkool, broccoli, spruitkool, Chinese kool, paksoi en koolrabi (koolrabi: 1 toepassing).
1-3 toepassingen met interval van 21 dagen. Bij bloemkool, broccoli en sluitkool. Max. 2 toepassingen In broccoli, bloemkool, spruitkool, Chinese kool, paksoi en koolrabi. (koolrabi: max. 1 toepassing). Bij sluit-, bloem- en spruitkool. Max. 3 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Enkel in bloemkool, broccoli, spruitkool, sluitkool, raap en koolraap.
181
Aan onderzijde bladeren treedt paarswit schimmelpluis op. Bovenzijde van blad vertoont gele vlekken.
VALSE MEELDAUW (Peronospora parasitica)
Op bovengrondse plantendelen ontstaan kleine pukkels of wratjes, die na sporenvorming volledig wit verkleuren. Er bestaan aanzienlijke rasverschillen.
WITTE ROEST (Albugo candida)
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
tebuconazool + trifloxystrobine (0,2 + 0,1 kg/ha)
difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha)
tebuconazool + trifloxystrobine (0,2 + 0,1 kg/ha)
Op zaaibed: - propamocarb (3,6 kg/ha)
-
- fluopicolide + propamocarb (0,1 + 1 kg/ha) - metalaxyl-M + mancozeb (77,6 gram + 1,28 kg/ha)
-
- boscalid + pyraclostrobin (260 + 60 gram/ha)
-
-
Max. 2 toepassingen.
Komt vooral voor bij jonge bloemkoolplanten. Te dichte stand vermijden.
Max. 3 toepassingen met interval van 2-3 weken Bij spruit-, savooi-, witte-, rodeen bloemkool, broccoli , koolrabi en spitskool. Bij broccoli, bloemkool, spruitkool, sluitkool, Chinese kool, paksoi, boerenkool en koolrabi. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen/teelt/36 mnd met interval van 10-14 dagen. Enkel in sluitkool. Max. 3 toepassingen met interval van 14-21 dagen. Enkel in bloemkool, spruitkool en broccoli. Bij eerste symptomen. Voor koolrabi: max. 2 toepassingen met interval van 10-14 dagen. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Enkel in bloemkool, sluitkool en spruitkool.
1-2 toepassingen met interval van 14 dagen. Bij bloem-, spruit- en sluitkool, Chinese kool, paksoi en koolrabi.
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Enkel in bloemkool ,spruitkool, broccoli, sluitkool, raap en koolraap in open lucht.
182
Metaalglanzende kevers vreten aan jonge planten. Aangetaste planten vertonen gaatjes.
AARDVLOOIEN (Phyllotreta spp.)
Op stengelvoet ontstaan blauwzwarte vlekken. Insnoeren van stengelvoet en omvallen van planten.
ZWARTPOOT (Rhizoctonia solani)
Bladeren bedekt met witmelig schimmelpluis.
ECHTE MEELDAUW (of witziekte) (Erysiphe cruciferarum)
KOOLGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Beheersing
tebuconazool + trifloxystrobine (0,2 + 0,1 kg/ha)
spuitzwavel (4 kg/ha)
-
-
-
piperonylbutoxide + pyrethrinen (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
Biologisch: - Gliocladium catenulatum J1446 (1,3 - 3,2 gram/m²) Chemisch: - iprodione (2 kg/ha)
tebuconazool (0,125 kg/ha)
-
Op productieveld: - fluopicolide + propamocarb (0,1 + 1 kg/ha) - propamocarb (3,6 kg/ha)
8
dagen
na
Max. 2 toepassingen/teelt. Bij spruit-, sluit-, bloemkool, witte en rode kool, savooikool, koolrabi, voederkool en boerenkool.
Treden vooral op bij schraal weer.
Max. 1 toepassing binnen uitplanten. Enkel bij koolrabi.
Ruime vruchtafwisseling. Luchtige bodemstructuur. Zure bodem bevordert aantasting. Preventief. Bij Chinese kool, paksoi, tatsoi, broccoli en boerenkool.
Enkel in bloem-, spruit- en sluitkool. Max. 3 toepassingen. Kans op bladverbranding. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Enkel in bloemkool, broccoli, sluitkool, spruitkool, koolraap en raap. Preventief. Bij broccoli, bloemkool, spruitkool, sluitkool, Chinese kool, paksoi, koolrabi en boerenkool.
Max. 3 toepassingen/teelt/36 mnd met interval van 10-14 dagen. Enkel in sluitkool. Max. 2 toepassingen. Bij bloemkool en broccoli. 2 weken na planten en, indien nodig, herhalen na 2 weken.
Bemerkingen
183
Rupsen vreten gaten in bladeren.
KOOLRUPSEN (Pieris spp., Plutella xylostella en Mamestra spp.)
Mugjes leggen eitjes in hart van plant. Maden doen jonge bladeren spiraalvormig draaien om as van plant (draaihartigheid).
KOOLGALMUG (Contarinia nasturtii)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
-
cyfluthrin (25 gram/ha)
cypermethrin (30 gram/ha)
deltamethrin (10 gram/ha)
esfenvaleraat (5 gram/ha)
indoxacarb (26 gram/ha)
-
-
-
-
-
Chemisch: - alpha-cypermethrin (10 gram/ha) - beta-cyfluthrin (7,5 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
-
Enkel in bloemkool. Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen met interval van 10-14 dagen. Enkel in sluitkool. Nevenwerking tegen melige koolluis en witte vlieg, niet tegen koolwitje. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. In bloemkool, sluitkool, broccoli en spruitkool. Enkel in broccoli, bloemkool en sluitkool. Max. 4 toepassingen/12 mnd. Enkel in bloemkool, spruitkool, Chinese kool, paksoi, boerenkool, broccoli, koolrabi, sluitkool, koolraap en raap. Max. 3 toepassingen/12 mnd (spruitkool en koolrabi: 2 toepassingen). Max. 1 toepassing/12 mnd. Enkel in broccoli, bloemkool, spruitkool, sluitkool en koolrabi. max. 6 Max. 3 toepassingen/teelttoepassingen/12 mnd met interval van 8-14 dagen. Enkel in bloemkool, broccoli, sluitkool, boerenkool, spruitkool, Chinese kool, paksoi en tatsoi.
Volg waarschuwingsberichten.
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Enkel in bloemkool, spruitkool, sluitkool, Chinese kool, paksoi en boerenkool. Bij voederkool, spitskool, witte kool, rode kool, savooikool en koolrabi.
Drie generaties van begin juni af.
184
Eitjes worden aan voet van plant gelegd. Witte maden tasten wortels en stambasis aan. Planten hangen slap en staan los in grond. Bij spruitkool ook spruitjes aangetast.
KOOLVLIEG (Delia radicum)
KOOLGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Beheersing
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 +1,0 gram/10 l/are)
spinosad (0,096 kg/ha)
-
-
b) plantbakbehandeling (3 dagen na planten) - spinosad (5,76 gram/1000 planten)
Op productieveld: a) gecoat zaaizaad
bodembehandeling: - chloorpyrifos (16 gram/are)
Op zaaibed:
Biologisch: - Bacillus thuringiensis (0,75 kg/ha)
lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
-
-
Bemerkingen
Enkel in spruit-, sluit- en bloemkool en broccoli. Max. 1 bespuiting met spinosad mogelijk na deze behandeling.
Bij gebruik van chloorpyrifos - gecoat zaaizaad van spruitkool is plantvoetbehandeling op productieveld meestal overbodig, in tegenstelling tot bloemkool.
Bij boerenkool en koolrabi.
Volg waarschuwingsberichten. Vliegen aanwezig vanaf half april. Twee of drie generaties per jaar.
Toepassen in larvaal stadium.
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Enkel in bloemkool, spruitkool, sluitkool, Chinese kool, paksoi, boerenkool, koolraap en raap. (Raap: 1 toepassing). Max. 2 toepassingen. Enkel in bloemkool, spruitkool, sluitkool, Chinese kool, paksoi, boerenkool, koolraap en raap. (koolraap en raap: 1 toepassing). Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 7 dagen. In bloemkool, Chinese kool en paksoi, koolraap, koolrabi, mergkool, rode en witte kool, savooikool, sluitkool, spitskool, spruitkool en voederkool. Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen. In bloem-, spruit- en sluitkool en broccoli. Max. 1 toepassing indien gebruikt tegen koolvlieg als plantbakbehandeling en geen indien middel al gebruikt werd als aangietbehandeling.
185
Adulten en larven zuigen het sap van de bladeren en scheiden honingdauw af wat zorgt voor de groei van de roetdauwschimmel. Zo ontstaan op de bladeren van de kolen roetige vlekken. Het roet en de honingdauw maken de bladeren zo kleverig en besmeurd dat de kolen onverkoopbaar worden.
KOOLWITTE VLIEGEN (Aleyrodes proletella)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1.08 gram/10 l/are) of (12,75 +1.0 gram/10 l/are)
spirotetramat (75 gram/ha)
-
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 +1,0 gram/10 l/are)
-
-
lambda-cyhalothrin (12,5 gram/ha)
-
d) na planten tegen vliegen - dimethoaat (0,2 kg/ha)
c) na planten plantvoet behandelen met: - chloorpyrifos (0,075 - 0,100 gram per plant) - spinosad (9,6 gram/1000 planten)
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Steeds uitvloeier Trend 90 gebruiken.Vanaf 3-bladstadium tot oogstmaat bereikt is. Enkel in bloemkool, boerenkool, broccoli, Chinese kool,paksoi en tatsoi, koolrabi, sluitkool en spruitkool.
Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 7 dagen. In bloemkool, koolraap, koolrabi, mergkool, rode en witte kool, savooikool, sluitkool, spitskool, spruitkool, voederkool, Chinese kool en paksoi.
Max. 2 toepassingen. Enkel in sluitkool, spruitkool, bloemkool, koolraap en raap. Ook tegen mineervliegen en wantsen. Max. 2 toepassingen/12 mnd. Enkel in bloemkool, spruitkool, sluitkool, Chinese kool, paksoi, boerenkool,raap en koolraap. Bij voederkool, spitskool, witte kool, rode kool, savooikool en koolrabi.
Na deze toepassing is geen rupsenbestrijding met spinosad meer mogelijk. Enkel in spruit-, sluit-, bloemkool en broccoli.
186
Door zuigen van trips ontstaan witte plekjes, die later weefselwoekeringen geven, soms tot heel Diep in kool. Vooral in warme, droge zomers.
TRIPS (Thrips tabaci)
Grijze bladluizen aan onderzijde van bladeren, die geelwitte vlekken vertonen en samenkrullen. Bij spruitkool ook op spruitjes.
MELIGE KOOLLUIS (Brevicoryne brassicae)
KOOLGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
pirimicarb (0,2 kg/ha)
pymetrozin (0,2 kg/ha)
spirotetramat (75 gram/ha)
-
-
-
methiocarb (0,5 kg/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 +1,0 gram/10 l/are)
-
-
imidacloprid (4 gram/1000 planten)
-
Spuiten met:
Beheersing
Max. 4 toepassingen. In witte-, rode-, savooi- en spitskool.
Volg waarschuwingsberichten.
Volg waarschuwingsberichten. Tijdig met veel water en met hoge druk spuiten. Toevoegen van uitvloeier aan spuitoplossing is nodig. Max. 1 toepassing vóór planten op plantbak (warm weer geeft kans op fytotoxiciteit). Enkel in spruitkool. Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 7 dagen. In bloemkool, Chinese kool en paksoi, koolraap, koolrabi, mergkool, rode en witte kool, savooikool, sluitkool, spitskool, spruitkool en voederkool. Max. 2 toepassingen. Enkel in broccoli, bloemkool, spruitkool, sluitkool, koolrabi, raap en koolraap. In bloemkool, spruit- en sluitkool, Chinese kool, paksoi en boerenkool. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Steeds uitvloeier Trend 90 gebruiken.Vanaf 3-bladstadium tot oogstmaat bereikt is. Enkel in bloemkool, boerenkool, broccoli, Chinese kool en paksoi, koolrabi, sluitkool en spruitkool.
Bemerkingen
187
ONKRUID
SLAKKEN (Diverse) Vermijd te grof plantbed.
glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha) glyfosaat IPA (+ uitvloeier) (0,8 – 1,0 kg/ha)
pendimethalin (1,137 kg/ha)
-
propyzamide (0,75 kg/ha)
Onmiddellijk na planten: - clomazon (90 gram/ha)
-
Vóór het planten: - napropamide (1,125 kg/ha)
-
Vóór opkomst – Zaaibed: - clomazon (54-72 gram/ha) - metazachloor (0,875 kg/ha)
Max. 1 toepassing. In rode-, witte-, savooi-, bloem- en spruitkool, broccoli, koolrabi en boerenkool. Max. 1 toepassing in voor-opkomst onkruiden. Enkel in bloemkool en broccoli.
Max. 1 toepassing. Oppervlakking in te werken. In broccoli, bloemkool, spruitkool, sluitkool en savooikool. Tegen straatgras en eenjarige dicotylen. Max. 1 toepassing. In bloem-, sluit- en spruitkool en broccoli. Enkel veilig in CSformulering.
2 dagen vóór opkomst.
Max. 1 toepassing. In koolraap en raap. In bloemkool (witte of groene), koolraap, koolrabi, mergkool, voederkool, spitskool en sluitkool. In raap: 0,500 – 0,750 kg/ha. Max. 1 toepassing.
Metazachloor: max. 1 kg/ha/36 mnd; max. 1 toepassing/teelt Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
Strooien van slakkenkorrels - methiocarb (0,12 kg/ha) - metaldehyde (0,30 – 0,42 kg/ha) - ijzerfosfaat (0,21 -0,5 kg/ha)
188
KOOLGEWASSEN
Vijand en schadebeeld
Beheersing
metazachloor (0,875 kg/ha)
kalkstikstof (300-400 kg/ha)
clopyralid (0,125 kg/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
-
3 – 4 weken na poten: - clopyralid (0,100 – 0,125 kg/ha)
-
2 – 3 weken na poten: - pyridaat (0,743 – 0,900 kg/ha)
6-8 bladeren of 7-14 dagen na poten: - metazachloor (0,500 – 0,875 kg/ha)
-
6-8 bladeren of 6-8 dagen na poten: - metazachloor (0,5 kg/ha)
Enkel in spruitkool. Max. 1 toepassing.
Enkel in wittekool, rodekool ,savooikool, raap en koolraap. (0,1 kg voor raap en koolraap).. Tegen akkerdistel (20 – 30 cm hoog), akkermelkdistel en andere composieten.
Over gekiemd onkruid. Enkel in spruitkool, wittekool, rodekool , en spitskool, voederkool, boerenkool savooikool. Max. 1 toepassing. Hoogste dosis enkel in spruitkool. Volg mestdecreet-reglementering.
In bloemkool (witte of groene) en spruitkool; 1 toepassing.
In broccoli, Chinese kool en paksoi, koolraap, boerenkool; 1 toepassing. In savooikool, spitskool, boerenkool en witteen rodekool; max. 1 toepassing.
Bemerkingen
189
Besmetting begint met vorming wit mycelium op bladschijf waar afgevallen bloemblaadjes blijven plakken.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
SPIKKELZIEKTE, ALTERNARIA (Alternaria brassicae en Alternaria brassicicola)
1) Asgrijze vlekken op bladeren met typische zwarte puntjes in vlekken. In 2e fase: grijszwarte necrose aan wortelhals die kan leiden tot legering van gewas.
PHOMA
KOOLZAAD
metconazool (54 gram/ha)
boscalid (0,25 kg/ha)
boscalid (0,25 kg/ha)
carbendazim + flutriafol (200 + 94 gram/ha)
-
-
Vanaf bloei:
-
Tijdens bloei:
-
Max. 2 toepassingen tijdens bloei. Enkel winterkoolzaad. Max. 2 toepassingen, wanneer eerste bloemetjes afvallen. Opgebruikdatum: 08.12.11.
Max. 2 toepassingen. Enkel winterkoolzaad.
Preventieve maatregelen: - ruime rotatie met koolzaad - koolzaadstro inwerken vóór opkomst nieuw gewas rassen van verschillend resistentietype afwisselen Max. 1 toepassing. Bij infectie in herfst (stadium 4-8 bladeren) of in lente (stadium 2 tussenknopen en eerste petalen zichtbaar).
Beta-cyfluthrin: max. 7,5 gram as/ha/12 mnd
190
Eivormige, donkere en metaalglanzende kevertjes vernietigen geheel of gedeeltelijk de nog gesloten bloemknoppen.
KOOLZAADGLANSKEVER (Meligethes aeneus)
Adulten: vraat aan kiemblaadjes en jonge blaadjes. Larven: in najaar. Mineren bladsteeltjes en kunnen bij hoge infectiedruk ook groeipunten aantasten. Larven: in voorjaar. Aantasting van stengels waardoor sterk vertakte planten met onregelmatige bloei.
KOOLZAADAARDVLO (Psylliodes chrysocephala)
KOOLZAAD
Vijand en schadebeeld
cyfluthrin (15 gram/ha) cypermethrin (25 gram/ha) deltamethrin (5 gram/ha) fosalone (1 – 1,25 gram/ha) zetacypermethrin (8,5 gram/ha)
-
Kiembladeren – 3 bladeren: - cyfluthrin (15 gram/ha)
alpha-cypermethrin (5 gram/ha)
-
Kiembladen – 3 bladeren:
Beheersing
Max. 1 toepassing, max. 2 per teelt.
Vanaf begin bloei is risico op schade verdwenen en is spuiten zinloos. Resistentie t.o.v. pyrethroïden vastgesteld (uitgez. Bifenthrin): * bij herhaalde bespuitingen: wissel af tussen werkzame stoffen * spuit enkel bij hoge druk insecten * pas steeds volledige dosis toe. Giftigheid t.o.v. bijen: * giftig: cyfluthrin, cypermethrin * weinig giftig: deltamethrin, zetacypermethrin, lambda-cyhalothrin, esfenvaleraat, gevaarlijk: fosalone * geen effect: alpha-cypermethrin Daarom: * niet toepassen tijdens bloei * niet toepassen wanneer bijen actief zijn * ’s avonds spuiten.
Max. 1 toepassing per werkzame stof.
Bemerkingen
191
Kevers prikken hauwtjes aan. Op die plaatsen kan koolzaadgalmug haar eitjes afleggen, waardoor hauwtjes vroegtijdig openbarsten.
KOOLZAADSNUITKEVER (Ceutorrhynchus assimilis)
Als meeste bloemknoppen nog gesloten zijn: alpha-cypermethrin (7,5 gram/ha) beta-cyfluthrin (5 gram/ha) cyfluthrin (15 gram/ha) cypermethrin (25 gram/ha) deltamethrin (5 gram/ha) esfenvaleraat (7,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha) tau-fluvalinaat (48 gram/ha) thiacloprid (72 gram/ha) zetacypermethrin (7,5 gram/ha)
-
-
beta-cyfluthrin (7,5 gram/ha) cyfluthrin (15 gram/ha) cypermethrin (25 gram/ha) deltamethrin (5 gram/ha) fosalone (1,25 gram/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) zetacypermethrin (10 gram/ha)
Vanaf bloei: -alpha-cypermethrin (7,5 gram/ha
Ontwikkeling van hauwtjes: - cyfluthrin (15 gram/ha)
-
Schadedrempel: Vanaf gemidd. 1 kever per 2 planten. Max. 1 toepassing/teeltcyclus. Max. 1 toepassing. Giftigheid t.o.v. bijen: * giftig: cyfluthrin, cypermethrin, beta-cyfluthrin * weinig giftig: deltamethrin, zetacypermethrin, lambda-cyhalothrin, esfenvaleraat, * * geen effect: alpha-cypermethrin Daarom: * niet toepassen tijdens bloei * niet toepassen wanneer bijen actief zijn * ’s avonds spuiten.
Max. 1 toepassing, max. 2 per teelt.
Max. 1 toepassing, max. 2 per teelt. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing per werkzame stof.
192
ONKRUID
-
metaldehyde (0,3 – 0,4 kg/ha) ijzerfosfaat (0,21 – 0,50 kg/ha) methiocarb (0,12 kg/ha)
Beheersing
Preventie: * Bij risico op ernstige schade (grof zaaibed, slakken in voorafgaande teelt), een behandeling uitvoeren bij zaai * In andere gevallen: behandelen zodra slakken of slakkenvraat wordt waargenomen. Vanaf 3-4 bladstadium is behandeling niet langer zinvol. Nawerking van genoemde middelen is beperkt tot ongeveer 5-6 dagen, zodat herbehandeling nodig kan zijn. Er zijn verschillende types slakkenvallen beschikbaar om slakkendruk vervroegd te kunnen opvolgen.
Bemerkingen
metazachloor + quinmerac (0,8 – 1 + 0,2 – 0,25 kg/ha)
-
Na opkomst: a) 1 – 2 bladstadium (vóór winter): - metazachloor + quinmerac (0,8 – 1,0 + 0,20 – 0,25 kg/ha) b) 2 – 3 bladstadium (vóór winter):
metazachloor (1 kg/ha)
-
Kort na zaaien: - clomazon (0,12 kg/ha)
Kort vóór zaaien: - napropamide (0,900 – 1,125 kg/ha)
Max. 1 toepassing of meerdere indien gefractioneerd. Op weinig ontwikkelde onkruiden.
Enkel in winterkoolzaad. Tegen kleefkruid, hoenderbeet, muur en herderstasje. Max. 1 toepassing, eventueel gefractioneerd. Dosis afhankelijk van bodemtype. Laagste dosis op lichte, humusarme bodem. 1 toepassing of meerdere indien gefractioneerd .
Oppervlakkig (2-5 cm) inwerken. Eénjarige onkruidgrassen en graanopslag; goede nevenwerking tegen akkerleeuwenklauw, klaproos, paarse dovenetel, kamille, boterbloem en spurrie.
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Metazachloor: max. 1 kg/ha/36 mnd – max.1 toepassing/teelt
Koolzaad is zeer geliefd bij slakken. Bij kieming en opkomst is schadekans grootst. Enkele slakken per m² zijn voldoende om teelt te vernietigen.
SLAKKEN
KOOLZAAD
Vijand en schadebeeld
193
VOORKOMEN VAN LEGEREN
LOOFDODING
metazachloor (1,0 kg/ha)
metazachloor + quinmerac (0,8 – 1,0 + 0,20 – 0,25 kg/ha)
-
propaquizafop (75-100 gram/ha)
-
-
ethefon + tebuconazool (0,144 + 0,125 kg/ha) metconazool (72 gram/ha)
Bloemknoppen hoofdbloeiwijze afzonderlijk zichtbaar, maar nog gesloten tot bloemknoppen secundaire bloeiwijzen afzonderlijk zichtbaar, maar nog gesloten: - trinexapac-ethyl (0,3 kg/ha)
Vanaf 8 dagen vóór de oogst: - diquat (0,60 kg/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
e) Na hernemen van groei tot begin bloei: - clopyralid (0,15 kg/ha)
d) Einde winter (februari): - korrelkalkstikstof (300 kg/ha)
-
c) 4-5 bladstadium - propyzamide (0,50 – 0,75 kg/ha)
clopyralid (0,15 kg/ha)
-
-
Max. indien indien
akkerdistel. meerdere meerdere
belangrijke
Toepassen bij helder weer. Niet in vermeerderingsvelden.
Max. 1 toepassing. Enkel indien overwoekering door vb. Kleefkruid.
In de lente. Tegen akkerdistel (20 – 30 cm hoog) en akkermelkdistel. Max. 1 toepassing.
Op einde van vorstperiode over droog gewas als noodmaatregel tegen muur. Volg mestdecreetreglementering.
Ploegen noodzakelijk waar wintergraan volgt. Max. 1 toepassing. Laagste dosis vóór uitstoeling. Hoogste tijdens uitstoeling.
Tegen composieten en 1 toepassing. Max. 1 toepassing of gefractioneerd. Max. 1 toepassing of gefractioneerd.
194
BLADLUIZEN
Stengelvoet preiachtig verdikt en sponsachtig aanvoelend. Vorming van weinig of geen luchtwortels. In juli kunnen planten pleksgewijze omvallen.
STENGELNEMATODE (Ditylenchus dipsaci)
Stengels worden vanuit onderste knopen aangetast en sterven bij zware aantasting Voortijdig af. De verzwakte stengels kunnen vooral bij hevige wind knikken.
STENGELROT (Fusarium spp.)
Op stengel, kolf en blad vormen zich gezwellen of builen, gevuld met zwarte sporen. Builen aanvankelijk bedekt met zilverachtig vliesje.
BUILENBRAND (Ustilago maydis)
MAIS
Vijand en schadebeeld
-
-
Met clothianidin of imidacloprid – behandeld zaaizaad gebruiken Bespuiting met lambda-cyhalothrin + pirimicarb (6,25 + 125 gram/ha)
Afdoende vruchtafwisseling moeilijk aan te geven omwille van groot aantal biologische rassen van nematode
Beheersing
zware
mengmest-
Max. 1 toepassing.
Koude en vochtigheid in mei en juni werken aantasting sterk in de hand. Besmetting enkel vast te stellen door onderzoek van grond- en plantenmonsters.
Ruime vruchtopvolging. Hoge standdichtheden en giften vermijden.
Verschil in vatbaarheid tussen cultivars.
Cultivarkeuze. Ruime vruchtopvolging. Geen mais verbouwen op of naast perceel waar zware aantasting voorkwam. Insecten bestrijden.
Bemerkingen
195
MAIS
Fazanten, duiven en kraaien pikken aan zaden en jonge planten.
VOGELAFWEER
Circa 1,5 cm lange, harde, geelbruine larven van kniptorren. Vreten aan ondergrondse plantendelen en aan kiemende korrel. Bladeren eerst roodachtig, later geel. Planten verwelken.
RITNAALDEN (Agriotes spp.)
Kever legt in zomer zijn eitjes bij wortels van maïsplant. Volgend voorjaar komen larven uit die zich voeden met 195aïsplanten. Aanzienlijke opbrengstverliezen (uitzonderlijk tot 90%) en legering van 195aïsplanten.
MAISWORTELBOORDER (Diabrotica virgifera)
Witte maden vreten aan hartblad van jonge plantjes. Vaak vertonen misvormde bladeren in lengterichting verlopende smalle gaten.
FRITVLIEG (Oscinella frit)
Met clothianidin, imidacloprid of methiocarb – behandeld zaaizaad gebruiken
Vóór het zaaien: - fipronil (0,2 kg/ha)
-
Met methiocarb – behandeld zaaizaad gebruiken
Met clothianidin of imidacloprid – behandeld zaaizaad gebruiken
-
Vruchtafwisseling Bestrijding van volwassen kevers tijdens periode 15/7 – 15/10 enkel in besmette gebieden en met tijdelijke erkenning voor verlengd gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen. deltamethrin (12,5 gram/ha)
-
Methiocarb is deels werkzaam tegen made van fritvlieg.
Onmiddellijk na toepassing inwerken.
Wettelijke voorschriften naleven.
Toepassen volgens waarschuwingen, ten laatste 4 weken vóór oogst.
Zorgen voor snelle groei van jonge plant.
Zorgen voor snelle groei van jonge plant.
196
ONKRUID
MAIS
Beheersing
Bemerkingen
en
sulcotrion (0,30 – 0,45 kg/ha)
bromoxynil-butyraat ( 0,4 kg/ha)
-
Bij gerichte bespuiting.
Mais 4-10 cm (3 – 4 bladeren). Over jonge onkruiden. Tegen dicotyle onkruiden. Max. 1 toepassing. Ook tegen hanenpoot en harig vingergras (tot 4-5 bladstadium van onkruidgiersten). Hoogste dosis tegen onkruidgiersten en sterk ontwikkelde dicotylen. Zwak tegen kamille. Behandelen in 4-5 bladstadium kan te laat zijn.
Na opkomst:
-
Mais 3 – 4 cm (1 – 2 bladeren). Max. 1 toepassing.
Ook tegen melganzenvoet.
Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen en grassen.
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
Tegen onkruidgiersten (o.m. hanenpoot) zwarte nachtschade. Max. 1 toepassing.
Bij droogte 5-8 cm diep inwerken. Max. 1 toepassing. Tegen onkruidgiersten.
Vroeg na opkomst: - metosulam + flufenacet (0,025 + 0,600 kg/ha)
dimethenamide-P + terbuthylazin (0,84 + 0,75 kg/ha) - isoxaflutol (75 gram/ha) * metosulam + flufenacet (0,025 + 0,600 kg/ha) * isoxaflutol + flufenacet (85 gram + 0,408 kg/ha) - pethoxamide (1,2 kg/ha) - S-metolachloor (1,44 kg/ha) - S-metolachloor + pendimethalin (0,96 + 1,00 kg/ha)
-
Kort na zaaien: - dimethenamide-P (1,22 kg/ha)
Vóór zaaien: - dimethenamide-P (1,22 kg/ha) - S-metolachloor (0,86 – 1,44 kg/ha)
Flufenacet: max.1 toepassing van een product op basis van flufenacet/12 mnd Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
Vijand en schadebeeld
197
mesotrion (75 + 150 gram/ha)
mesotrion + terbuthylazin (70 – 150 + 330 – 495 gram/ha)
clopyralid (0,15 kg/ha)
dimethenamide-P + terbuthylazin (0,84 + 0,75 kg/ha) florasulam (5 gram/ha)
flufenacet + terbuthylazin (0,45 + 0,75 kg/ha) fluroxypyr (0,18 kg/ha)
fluroxypyr + florasulam (120 + 1,2 gram/ha)
foramsulfuron + isoxadifen-ethyl (60 + 60 gram/ha) isoxadifen-ethyl + tembotrion (49,5 + 99 gram/ha) pethoxamide (1,2 kg/ha)
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Nevenwerking tegen akkerwinde en haagwinde. Bij gerichte bespuiting.
fluroxypyr + dicamba (0,100 – 0,125 + 0,20 – 0,25 kg/ha)
-
Tegen akkerwinde. Plaatselijke behandeling in 3-6 bladstadium. Max. 1 toepassing. Vanaf opkomst – 5 bladeren. Tegen eenjarige grassen en dicotylen. Max. 1 toepassing. Mais max. 6 bladeren. Max. 1 toepassing/jaar. Onderdrukt haagwinde en akkerwinde. Bij hergroei toediening tussen rijen. Mais 3-6 bladeren. Tegen eenjarige dicotylen. Tegen overblijvende dicotylen: 90 + 0,9 gram/ha, gevolgd door 30 + 0,3 gram/ha met interval van 14 dagen. Tegen grassen en dicotyle onkruiden. Max. 1 toepassing. Mais 2-8 bladeren. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige grassen en dicotylen. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige grassen en dicotylen, naaldaar en hanepoot.
Mais 1-7 bladeren. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen. Hoogste dosis tegen hanenpoot. Wanneer mais 6-10 bladeren heeft (15-25 cm). Tegen akkerdistel (20-30 cm), akkermelkdistel (4-6 bladeren) en ter onderdrukking van klein hoefblad (4-6 bladeren). Max. 1 toepassing. Mais max. 6 bladeren. Max. 1 toepassing.
Hoogste dosis werkzaam tegen eenjarige grassen (ook harig vingergras) en nevenwerking tegen aardappelopslag.
Tegen veelknopigen, haag- en akkerwinde.
dicamba (0,25 – 0,28 kg/ha)
-
Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
bromoxynil-octanoaat (0,6 kg/ha)
-
198
KNOLCYPERUS (Cyperus esculentus)
MAIS
Vijand en schadebeeld
Bemerkingen
.
Mais 3-6 bladeren. Max. 1 toepassing, eventueel gefractioneerd in 2 toepassingen met interval van 1-3 weken. Tegen haagwinde (ook hergroei) en breedbladige dicotylen.
Als noodmaatregel tegen overblijvende tweezaadlobbige onkruiden, mits gerichte bespuiting. Max. 1 behandeling/ 2 jaar. Tegen eenjarige grassen en dicotylen. Mais 1-6 bladeren (bij voorkeur 3-4 bladeren)
Mais 2-9 bladeren. Max. 1 toepassing of gefractioneerd zijnde 7,5 gram vanaf opkomst-6 bladeren en 7,5 gram in 8-9 bladstadium; steeds in menging met niet-ionische uitvloeier (oa isodecyl alcohol exthoxylaat). Tegen dicotylen. Mais max. 6 bladeren. Max. 1 toepassing.
bentazon + paraffineolie (0,67 kg/ha + 3,0 – 3,5 l/ha bentazon + terbuthylazin + paraffineolie (0,70 + 0,70 kg/ha + 3,0 – 3,5 l/ha) bentazon + terbuthylazin + mesotrion (0,20 + 0,20 + 0,10 kg/ha)
-
-
-
bentazon + terbuthylazin (0,60 – 0,70 + 0,60 – 0,70 kg/ha)
-
Voor goede werking 2 toepassingen/seizoen noodzakelijk. Mais 2-6 bladeren.
Max. 1 toepassing. Na-opkomst tot 6 bladeren.
Max. 1 toepassing. Mais 3-6 bladeren.
Max. 1 toepassing. Mais 3-6 bladeren.
Bentazon-houdende producten: enkel nog ter bestrijding van knolcyperus
* topramezon + dimethenamide-P (48 gram + 0,80 kg/ha) - topramezon + dimethenamide-P + terbuthylazin (50 gram+ 0,84+0,75 kg/ha) - tritosulfuron + dicamba (50 gram + 0,24 kg)
-
S-metolachloor + terbuthylazin (0,625 + 0,375 kg/ha) 2,4-D amine (0,60 – 0,75 kg/ha)
-
Beheersing
prosulfuron (15 gram/ha)
-
199
OPSLAG van RAAIGRASSEN en GRANEN
+
EENJARIGE GRASSEN [o.m. straatgras, duist, wilde haver, windhalm en ONKRUIDGIERSTEN (o.m. hanenpoot, naaldaar en vingergrassoorten)]
WG-formulering. Niet-ionische uitvloeier Trend gebruiken. Tegen melganzevoet, zwarte nachtschade en varkensgras: 37,5 gram/ha + 1% uitvloeier in menging met mesotrion, sulcotrion of bromoxynil. Maximale totale dosis nicosulfuron=60 gram/ha. Mais 4-8 bladeren: Indien nieuwe kiemers van giersten en andere grassen: 2de toediening van 7,5 gram/ha vóór 8bladstadium van de mais.
-nicosulfuron + niet-ionische uitvloeier (60 gram/ha + 1% of 37,5 gram/ha + 1% + 22.5 gram/ha + 1%)
-rimsulfuron + niet-ionische uitvloeier (7,5-10 gram/ha + 1%)
OD-formulering. Geen olie of uitvloeier gebruiken. Bij fractionering: 30 gram/ha gevolgd door 15 gram/ha. Tegen melganzevoet, zwarte nachtschade en varkensgras: 30 gam/ha, in menging met mesotrion, sulcotrion of bromoxynil.
Mais 2-8 bladeren: In 1 of 2 fracties toepassen. Geen olie of uitvloeier gebruiken. Max. 1 toepassing. SC-formulering. Geen olie of uitvloeier gebruiken. Bij fractionering: 40 en 20 gram/ha. Tegen melganzevoet, zwarte nachtschade en varkensgras: 40 gram/ha, in menging met een complementair erkend herbicide tegen dicotylen (op basis van sulcotrion,pyridaat of bromoxynil).
-nicosulfuron (30-45 gram/ha)
-foramsulfuron + isoxadifen-ethyl (60 + 60 gram/ha) - nicosulfuron (50-60 gram/ha)
Na- opkomst:
200
NA OOGST BEHANDELING TEGEN KWEEK
EENJARIGE EN OVERBLIJVENDE GRASSEN IN CYCLOXYDIMRESISTENTE MAIS
OVERBLIJVENDE GRASSEN ( o.m. kweek)
MAIS
Vijand en schadebeeld
-
-
glyfosaat IPA (1,44 kg/ha)
cycloxydim (0,2 kg/ha)
-foramsulfuron + isoxadifen-ethyl (60 + 60 gram/ha) -nicosulfuron + niet-ionische uitvloeier (60 gram/ha + 1% of 37,5 gram/ha + 1% 22,5 gram/ha + 1%)
Beheersing
Over gekneusde kweekspruiten, binnen
Uitsluitend in volgende, cycloxydim-resistente rassen: Artixx Duo, Dexxon Duo, Doxxot Duo, LG 3250 Duo, Lorexx Duo, Magixx Duo, Sofixx Duo, Tapixx Duo, Ultra Star, Ultrafox Duo en Unixx Duo.
Mais 2-8 bladeren: In 1 of 2 fracties toepassen. Geen olie of uitvloeier toepassen. WG-formulering. Niet-ionische uitvloeier:TREND Maximale totale dosis: 60 gram/ha
Bemerkingen
201
Uiteinde van blaadjes kleurt bruin en verdroogt. In verdroogd weefsel veel zwarte punten (sporenhoopjes).
BLADVLEKKENZIEKTE (Septoria petroselini)
Kiemplanten kwijnen weg; oudere planten met oranjebruine wortels.
KIEMSCHIMMELS (Pythium spp.)
Bladeren verkleuren geel en/of rood. Wortelpunten oranjebruin. Planten hergroeien moeilijk of kwijnen weg. Virusoverdracht door bladluis Cavariella aegopodii.
VIRUSZIEKTE (Carrot motley dwarf disease: Carrot mottle virus + Carrot red leaf virus + CtRLV-associated RNA)
PETERSELIE
propamocarb (1,083 kg/ha)
Cultuurtechnisch: - Luchtcirculatie bevorderen door luchten en/of door bladplukken Chemisch: - difenoconazool (0,125 kg/ha)
-
Chemisch: - deltamethrin (12,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha)
Cultuurtechnisch: In periode van overdracht van virus: - afdekken van gewas (ook tijdens opkweek) met kunstvliesdoek of insectengaas
Vanaf verschijnen eerste symptomen, 2 toepassingen met interval van 14 d.
Onmiddellijk na zaaien of planten.
max.
Kan virusoverdracht niet volledig verhinderen. Max. 3 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen.
Beschermt tevens tegen wortelvlieg. Beschaduwing beperkt schadesymptomen en bevordert hergroei.
Bijna uitsluitend in openluchtteelt. Overdracht van virus door bladluizen vanaf planten tot en met juli. Andere schermbloemigen in omgeving vermijden.
202
Stengelrot, meestal gevolgd door wit en harig schimmelpluis, waarin vaak scleroten.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
Wortelhals wordt rot, waardoor planten gemakkelijk los van wortel te trekken. Planten verwelken en vallen open.
RHIZOCTONIA SOLANI
Grijs schimmelpluis.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
PETERSELIE
Vijand en schadebeeld
Cultuurtechnisch: - Luchtcirculatie bevorderen door luchten en/of door bladplukken - Goede afwatering Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Cultuurtechnisch: - Luchtcirculatie bevorderen door luchten en/of door bladplukken - Goede afwatering Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
Cultuurtechnisch: - Luchtcirculatie bevorderen door luchten en/of door bladplukken Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha)
Beheersing
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere opeenvolgende teelten behandelen.
Onmiddellijk na oogsten. Max. 1 toepassing.
. Max. 2 toepassingen met interval van 2-3 weken
Vooral in vochtige weersomstandigheden.
Max. 1 toepassing.
Onmiddellijk na oogsten. Max. 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen met interval van 2-3 weken.
Vochtige omstandigheden bevorderen aantasting.
Bemerkingen
203
difenoconazool (0,125 kg/ha)
deltamethrin (12,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha)
-
Max.
Max. 2 toepassingen.
acetamiprid (50 gram/ha)
-
Draagt virusziekte over. Veroorzaakt bruine bladtoppen waarop mogelijke ontwikkeling van grauwe schimmel. Laat witte vervellingshuidjes achter.
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen/teeltcyclus. Max. 2 toepassingen/snede. toepassingen/12 mnd..
Vluchten enkel vanaf april tot en met juli. Weinig invloed op virusoverdracht
metalaxyl-M + mancozeb (73 gram + 1,22 kg/ha)
-
6
Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen. In openluchtteelt: max. 2 toepassingen/snede; in beschutte teelt: max. 1 toepassing/snede. Max. 6 toepassingen/jaar. Max. 1 toepassing/plukcyclus. Max. 2 toepassingen/seizoen.
Verwarring mogelijk met echte meeldauw! Vochtige omstandigheden bevorderen aantasting.
Verwarring mogelijk met valse meeldauw! Vanaf verschijnen eerste symptomen, max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Zie virusziekte blz. 201
mandipropamid (0,15 kg/ha)
-
Chemisch: - dimethomorf (0,18 kg/ha)
Cultuurtechnisch: Luchtcirculatie bevorderen door luchten en/of door bladplukken. Watergift via vloeislangen (T-tape).
-
ZEVENBLADLUIS (Cavariella aegopodii)
Grauwe rupsen vreten aan ondergrondse plantendelen of juist boven bodem.
AARDRUPSEN (Agriotes spp.)
Wit schimmelpluis op onderzijde van blaadjes. Aangetaste bladzones worden geel en later bruin; blaadjes spichtig omhoog krullend.
VALSE MEELDAUW (Plasmopara umbelliferarum)
Bladeren bedekt met witmelig schimmelpluis.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Erysiphe heraclei)
204
ONKRUID
-
-
afdekken van gewas met kunstvliesdoek of insectengaas deltamethrin (12,5 gram/ha)
thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
Beheersing
pirimicarb (0,2 kg/ha)
-
linuron (0,30 - 0,50 kg/ha)
Bestrijding van éénjarige onkruidgrassen: zie blz. 34.
-
Vóór uitplanten van perspotten: - asulam (1,2 kg//ha)
Kort na zaaien - linuron (0,3- 0,5kg/ha) - pendimethalin (0,8 kg/ha)
Bemerkingen
Max. 3 toepassingen/12 mnd.
Max. 1 toepassing Gewasschade mogelijk.
in
Max. 1 toepassing. Enkel veilig in CS-formulering.
2-4
Bijna uitsluitend in openluchtteelt.
bladstadium.
Enkel in openluchtteelt. Max. 1 toepassing/12 mnd. Max. 1 toepassing.
Linuron: max. 1 toepassing per teeltcyclus Pendimethalin: max.2 kg /ha/12 mnd/productiecyclus
Kleine, melkwitte maden vreten gangen in wortel. Symptomen zoals bij virusziekte. Bij ernstige aantasting verwelking en bladverdroging.
WORTELVLIEG (Psila rosae)
PETERSELIE
Vijand en schadebeeld
205
Grote, witte, verdroogde vlekken op bladeren. Randen van vlekken vertonen vaak donkergroene zone. Bladeren knikken.
PAPIERVLEKKENZIEKTE (Phytophthora porri)
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
-
* cymoxanil + famoxadone (0,15 + 0,15 kg/ha) * difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) - maneb (1,6 kg/ha) - mancozeb (2,0 kg/ha) * mancozeb + benalaxyl-M (1,625 + 0,1 kg/ha) * trifloxystrobine + tebuconazool (0,1 + 0,2 kg/ha)
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
bacterievrij zaaizaad - geen bestrijding mogelijk - planten van besmet perceel niet uitplanten - wonden voorkomen - niet beregenen in warme omstandigheden - grote verschillen in gevoeligheid tussen rassen
-
-
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 34 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk). Gebruik minstens 400 l water/ha. Max. 3 toepassingen met interval van minstens 10 dagen. Max. 3 toepassingen/12 mnd met interval van 21 dagen. Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen. Enkel openluchtteelt. Max. 3 toepassingen/12 mnd met interval van 21 dagen. Max. 1 toepassing.(max. 3 toepassingen/teelt).
Vooral bij vochtig weer. Max. 3 toepassingen met interval van 21 dagen. Afwisselen met andere chemische families.
Boscalid: max. 1 kg/ha/12 mnd, 2 jaren op 3
In zaaibed kleine, cirkelvormige plekken, met daarin planten met dorre bladpunten en wat groeiachterstand. Bruingele strepen in lengterichting van blad (meestal aan één bladhelft), hierdoor ontstaan cirkelvormige bladeren. Planten kwijnen soms volledig weg.
PSEUDOMONAS (syringae pv. porri)
PREI
206
Kleine, oranje tot bruine sporenhoopjes die openbarsten.
ROEST (Puccinia allii)
Langwerpige vlekken, eerst witgrijs, soms violet en later paars tot bruinzwart. Aangetaste bladeren vergelen en rotten weg.
PURPERVLEKKENZIEKTE (Alternaria porri)
PREI
Vijand en schadebeeld
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
-
* difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) - fenpropimorf (0,75 kg/ha) - tebuconazool (0,25 kg/ha) * trifloxystrobine + tebuconazool (0,1 + 0,2 kg/ha) - triadimenol (0,25 kg/ha)
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
-
* difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) - maneb (1,6 kg/ha) - mancozeb (2,0 kg/ha) * trifloxystrobine + tebuconazool (0,1 + 0,2 kg/ha)
azoxystrobin (0,25 kg/ha)
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
-
-
Beheersing
Treedt op in haarden. Grote rassenverschillen. Max. 3 toepassingen met interval van 3 weken. Afwisselen met andere chemische families. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 34 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk). Gebruik minstens 400 l water/ha. Max. 3 toepassingen/12 mnd met interval van 21 dagen. Max. 5 toepassingen. Max. 3 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen (max. 3 toepassingen/teelt). Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen.
Grote rasverschillen. Bestrijding combineren met deze van papiervlekkenziekte. Max. 3 toepassingen met interval van 3 weken. Afwisselen met andere chemische families. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 34 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk). Gebruik minstens 400 l water/ha. Max. 3 toepassingen/12 mnd met interval van 21 dagen. Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen. Enkel openluchtteelt. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen (max. 3 toepassingen/teelt).
Bemerkingen
207
Rupsjes mineren vensters.
bladeren
en
er
PREI- of UIENMOT (Acrolepiopsis assectella)
ontstaan
Groeistilstand en uitval. Buitenste bladeren sterven af en rotten. Wortelplaat en ondergronds bladgedeelte kleuren roosbruin.
ROZEROT (Fusarium culmorum)
lambda-cyhalothrin (5 gram/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) spinosad (96 gram/ha)
-
-
-
deltamethrin (6,25 gram/ha)
thiofanaat-methyl (0,5 %)
-
-
Chemisch: - Bodemontsmetting op zaaibed met metamnatrium (35-38 gram/m²) - Plantsoen dompelen in: vóór
planten
gedurende
5-10
Max. 3 toepassingen/teeltcyclus met interval van 10 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen op zaaibed, 1 toepassing na uitplanten. In afwisseling met andere chemische families.
Max. 3 toepassingen/12 mnd.
Onmiddellijk minuten.
Oud plantgoed, moeilijke hergroei, slechte groei en preivliegaantasting bevorderen optreden.
Strenge vruchtafwisseling; ook op zaaibed
Cultuurtechnisch:
-
Enkel in openlucht. Preventief tijdens opkomst of bij planten. Max. 3 toepassingen met interval van 21 dagen.
Biologisch: - gliocladium catenulatum J1446 (1,3 – 3,2 g/m²)
208
Vliegje zuigt rijen witte, ronde stippen evenwijdig aan bladrand. Larve mineert blad. Bladeren krijgen droge punten en sterven af.
UIENMINEERVLIEG (Dizygomyza cepae)
Larven voeden zich met sappen uit blad en veroorzaken zilverachtige vlekjes in lengterichting van blad.
TABAKSTRIPS (Thrips tabaci)
Vlieg legt eitjes aan jonge planten. Larven vreten zich langs plantvoet naar binnen. Sterk aangetaste planten worden slijmerig en rotten.
PREI- of UIENVLIEG (Delia antiqua)
PREI
Vijand en schadebeeld
methiocarb (0,75 kg/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) spinosad (96 gram/ha)
-
-
spinosad (96 gram/ha)
fipronil - gecoat zaaizaad gebruiken lambda-cyhalothrin (10 gram/ha)
-
-
abamectine (9 gram/ha)
chloorpyrifos (30-40 kg/ha)
-
-
Zaaibed: Fipronil - gecoat zaad gebruiken
Beheersing
Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen.
Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Enkel afdoende op zaaibed. Max. 2 toepassingen op zaaibed. Max. 1 toepassing na uitplanten. In afwisseling met andere chemische families. Max. 3 toepassingen/12 mnd.
Max. 3 toepassingen met interval van 7 dagen
Behandelen volgens de waarschuwingen.
Enkel op zaaibedden afdoende werking tegen preivlieg en trips. Inwerken in de bodem tegen bodeminsecten vóór zaaien en/of planten. In geval van gelokaliseerde behandeling: 2 g/m².
Vliegen aanwezig vanaf half april. Twee tot drie generaties per jaar.
Bemerkingen
209
ONKRUID
propyzamide (1 kg/ha)
-
ioxynil (112 gram/ha) pendimethalin (0,91 kg/ha)
dimethenamide-P (1 kg/ha) metazachloor (1,25 – 1,50 kg/ha)
metazachloor + pendimethalin (0,875 – 1,000 + 0,9 – 1,0 kg/ha)
pendimethalin (1 kg/ha)
-
-
-
Op productieveld: a) Over onkruidvrije grond:
-
b) Na opkomst: - ioxynil (56 gram/ha)
-
diquat (0,6 - 0,8 kg/ha) glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha) glyfosaat IPA (+ uitvloeier) (0,6 - 1,0 kg/ha) pendimethalin (0,91 kg/ha)
-
a) Kort vóór opkomst: - dimethenamide-P (0,5 kg/ha)
Op zaaibed:
Eventueel
Toepassen binnen 11 dagen na uitplanten. Eventueel gefractioneerd.
Pootgaten moeten dicht zijn. Toepassen 8 - 10 dagen na uitplanten. Max. 1 toepassing/teelt. 5-7 dagen na planten. Lange nawerking. Enkel in herfst- en winterprei. Max. 1 toepassing.
1-bladstadium.Tegen eenjarige dicotylen. Onkruid max. 4 bladeren. 2-bladstadium. Onkruid max. 4 bladeren. 1-2 bladstadium. Tegen eenjarige dicotylen. Eventueel gefractioneerd toedienen.
Tegen eenjarige dicotylen. gefractioneerd. Max. 1 toepassing/12 mnd.
Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige grassen en dicotylen.
Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Ioxynil: max. 3 toepassingen en max. 338 g/ha/12 mnd/productiecyclus Metazachloor: max. 1 toepassing per teelt, max. 1 kg/ha/3 jaar Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
210
Kiemplanten kwijnen weg.
KIEMSCHIMMELS (Pythium spp.)
RUCOLA
RADICCHIO ROSSO
PREI
Vijand en schadebeeld
Beheersing
ioxynil (0,112 kg/ha)
-
-
propamocarb (1,08 kg/ha)
Zie andijvie blz. 73
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
d) Vroege voorjaar: - kalkstikstof (350 – 400 kg/ha)
c) Over jonge onkruiden: - pyridaat (0,9 kg/ha)
kalkstikstof (poeder of korrel) (350 – 400 kg/ha)
-
b) Tegen kiemend onkruid:
In kiemlobstadium met interval van 10 dagen. Max. 1 toepassing verdient voorkeur i.v.m. resistentievorming. Minstens 30 dagen wachten met zaaien of planten van volggewas waarvoor dit product niet erkend is in België.
Over overwinterde onkruiden, ondermeer vogelmuur. Volg mestdecreet-reglementering.
Vanaf 2 ½ weken na planten. Max. 1 toepassing.
Twee tot drie weken na poten. Over droog gewas. Ook over jonge onkruiden. Einde winter bij optreden van veel muur. Onvoldoende tegen grassen. Volg mestdecreet-reglementering. Vanaf 2 weken na uitplanten; 3-5 bladstadium. Max. 3 toepassingen.
Bemerkingen
211
Stengelrot, meestal gevolgd door wit en harig schimmelpluis, waarin vaak scleroten.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia spp.)
Wit schimmelpluis op onderzijde van bladeren. Aangetaste bladzones worden geel en later bruin.
VALSE MEELDAUW (Peronospora parasitica)
Grijs schimmelpluis.
Grauwe schimmel (Botrytis cinerea)
-
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
metalaxyl-M + mancozeb (74 gram + 1,22 kg/ha) propamocarb (1,08 kg/ha)
-
-
mandipropamid (0,15 kg/ha)
-
-
fenamidone + fosethyl (0,12 + 1,2 kg/ha/snede)
thiram (1,6 kg/ha)
-
-
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha)
-
Max. 2 toepassingen met interval van 10 dagen.
In beschutte teelt: max 1 toepassing/snede. In openlucht: max. 2 toepassingen/snede. (max. 6 toepassingen/jaar). Max. 1 toepassing/snede (max. 2 toepassingen/jaar). In kiemlobstadium met interval van 10 dagen. Max. 1 toepassing verdient voorkeur i.v.m. resistentievorming. Minstens 120 dagen wachten met zaaien of planten van volggewas waarvoor dit product niet erkend is in België.
Toepassen na planten of na snijden. Max. 900 gram fenamidone/ha/jaar.
Max. 2 toepassingen/seizoen: 1 toepassing in kiemlobstadium en/of 1 toepassing onmiddellijk na oogst. Max. 2 toepassingen/seizoen: 1 toepassing in kiemlobstadium en/of 1 toepassing onmiddellijk na oogst.
Max. 2 toepassingen met interval van 2-3 weken.
212
BLADLUIZEN
RUPSEN
Planten gemakkelijk los van wortel te trekken. Planten verwelken.
ZWARTROT (Rhizoctonia solani)
RUCOLA
Vijand en schadebeeld
deltamethrin (12,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) spinosad (96 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) pirimicarb (0,2 kg/ha) pymetrozin (0,2 kg/ha) thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
-
acetamiprid (50 gram/ha) deltamethrin (12,5 gram/ha) dimethamorf (0,18 kg/ha)
-
Biologisch: - Bacillus thuringiensis
-
-
chemisch:
chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Beheersing
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 3 toepassingen. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen/snede (max. 4 toepassingen/12 mnd). Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/snede. Max. 6 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 1 toepassing.
Toepassen op jonge rupsen.
Max. 3 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/snede. Max. 6 toepassingen/12 mnd. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen. Max. 2 toepassingen/snede.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere, opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 1 toepassing.
Bemerkingen
213
Korte, stompe en misvormde schorseneren of schorseneren met ruwe ringen.
SIGAARTJES en RUWSCHILLIGHEID (Phoma chrysanthemicola)
Bladeren zijn bedekt met witmelig schimmelpluis.
ECHTE MEELDAUW (Witziekte) (Erysiphe cichoracearum)
BLADLUIZEN
Metaalglanzende kevertjes vreten aan jonge plantjes. Aangetaste planten vertonen gaatjes.
AARDVLOOIEN
SCHORSENEER
-
-
-
-
-
-
azoxystrobin + difenoconazool (0,2 + 0,125 kg/ha) difenoconazool (0,125 kg/ha) epoxyconazool (62,5 gram/ha) tebuconazool + trifloxystrobine (0,2 + 0,1 kg/ha zwavel (4 kg/ha)
lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 gram + 0,15 kgha) pirimicarb (0,2 kg/ha
alpha-cypermethrin (10 gram/ha) cyfluthrin (15 gram/ha) cypermethrin (20 gram/ha) deltamethrin (5 gram/ha) zetacypermethrin (10 gram/ha)
Strenge vruchtafwisseling.
Preventieve werking.
Ziekte treedt vooral op bij warm en droog weer. Max. 2 toepassingen met interval van 14-21 dagen. Max. 4 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/teeltcyclus. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing.
214
ONKRUID
Penwortel opgesplitst en/of knobbels op secundaire wortels en lenticellen( M. hapla). Korte ruwschillige penwortels zonder vertakking (M. chitwoodi, M. fallax).
WORTELKNOBBELNEMATODE (Meloidogyne spp.)
Aan onderzijde van bladeren kleine, witte Blaasjes die openspringen.
WITTE ROEST (Albugo tragopogonis)
SCHORSENEER
Vijand en schadebeeld
Kort vóór zaaien: - benfluralin (1,6 kg/ha) - propyzamide (0,75 kg/ha)
Zie nematoden bij aardbei op blz. 68.
Tijdens het zaaien: - oxamyl (4 kg/ha)
Vóór het zaaien: - oxamyl (4 kg/ha)
Vruchtafwisseling op basis van soortbepaling
Bodembehandeling met nematiciden
Vanaf verschijnen eerste symptomen spuiten met: - azoxystrobin + difenoconazool (0,2 + 0,125 kg/ha) - chloorthalonil (1 kg/ha) * metalaxyl-M + mancozeb (0,1 + 1,6 kg/ha) - tebuconazool + trifloxystrobine (0,2 + 0,1 kg/ha)
Beheersing
5 – 6 cm inwerken. Max. 1 toepassing/jaar
Toepassen met zaaimachine gekoppeld aan een granulaatstrooier.
Toepassen met granulaatstrooier, direct inwerken tot 10-15 cm diepte.
Nematoden liefst vooraf laten vaststellen via bodemmonster.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14-21 dagen. Max. 4 toepassingen met interval van 15 dagen. Max. 4 toepassingen met interval van 7 tot 14 dagen. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Ziekte treedt op bij vochtig weer.
Bemerkingen
215
Max. 1 toepassing. Toepassen in 1-2-bladstadium.
Na opkomst: - sulcotrion (0,15 kg/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
Max. 1 toepassing/jaar.
Kort na zaaien (voor-opkomst): - propyzamide (0,75 kg/ha)
216
Op knol ontstaan bruine vlekken, die tot rotting kunnen overgaan.
SCHURFT (Phoma apiicola)
Verwelking en afsterven van planten. In en op stengels wit schimmelpluis met scleroten.
SCLEROTIENROT (Sclerotinia)
Op bladeren en stengels ontstaan bruine vlekken met lichtere rand en zwarte punten.
BLADVLEKKENZIEKTE (Septoria apiicola)
Bladstengels vertonen overlangse barsten. Bij zware aantasting kunnen zwarte harten ontstaan. Bij knolselderij komt in onderste gedeelte van vlees inwendige bruinverkleuring voor.
BOORGEBREK
SELDERIJ (knol- en bleekselderij)
Vijand en schadebeeld
azoxystrobin (0,2 kg/ha)
metiram (1,6 kg/ha)
Behandeling van zaaibed met: - dazomet (38 gram/m²) - metam-natrium (38 gram/ha)
boscalid (0,5 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Chemisch:
-
difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) - maneb (1,6 kg/ha)
-
-
Regelmatig booroplossing (0,2 %) over gewas spuiten
Beheersing
Bij voorkeur in oktober en bij bodemtemperatuur van 8 – 10°C.
Bij knolselderij.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere opeenvolgende teelten behandelen.
Enkel in knolselderij. Max. 2 toepassingen.
Enkel in openlucht. Max. 1 toepassing (knolselderij) – max. 2 toepassingen (bleekselderij). Enkel in knolselderij. Max. 1 toepassing.
Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Zowel bij bleek- als knolselderij. Treedt vooral op in droge perioden en op bodem met hoge pH. Bij voorkeur 1.000 l/ha water.
Bemerkingen
217
Maden vreten gangen in bladeren.
MINEERVLIEG
Verspreiden virusziekten.
BLADLUIZEN
Geringe groeikracht van planten.
NEMATODEN (Meloidogyne hapla) (Paratylenchus sp.)
pirimicarb (0,2 kg/ha)
pyrethrinen + piperonylbutoxide (1,08 + 4,32 gram/10 l water) thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
-
kalkstikstof (300 kg/ha)
-
dimethoaat (0,2 kg/ha)
Chemisch: - cyromazin (65 gram/ha)
-
Cultuurtechnisch: - roosterbranden van bodemoppervlak
-
deltamethrin (12,5 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha)
-
-
Behandeling van zaaibed met nematiciden: zie nematoden bij aardbei op blz. 68.
Enkel in bleekselderij in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen. Enkel in knolselderij. Max. 2 toepassingen.
Uitvoeren onmiddellijk na oogst vorige teelt, na verwijderen bladafval. Oppervlakkig inwerken minstens 6 dagen vóór zaai. Mestdecreet-reglementering respecteren. Bodem voldoende vochtig houden.
Enkel in knolselderij. Max. 3 toepassingen/12 mnd. Enkel in knolselderij. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing. Knolselderij: enkel bij openluchtteelt. Bleekselderij: enkel in beschutte teelt. In knolselderij:max. 2 toepassingenin bleekselderij: enkel in beschutte teelt – max. 3 toepassingen met interval van 21 dagen. Max. 2 toepassingen/teelt met interval van 7 dagen. Max. 2 toepassingen. Knolselderij: interval toepassingen14 dagen Bleekselderij: enkel in open lucht; interval toepassingen 14-21 dagen
Laat grondanalyse uitvoeren om de nematodensoort te bepalen.
218
ONKRUID
Maden vreten gangen in wortels en knollen.
WORTELVLIEG (Psila rosae)
Wantsen steken in hart van plant. Hartbladeren Groeien niet meer en worden zwart.
WANTSEN
SELDERIJ
Vijand en schadebeeld
chloorprofam (1,2 kg/ha)
c) Na opkomst: - linuron (0,30 – 0,35 kg/ha)
b) Tot 5 dagen vóór opkomst: - glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha) - glyfosaat IPA (+ uitvloeier) (0,8 – 1,0 kg/ha)
-
a) Kort na zaaien: - linuron (0,30 – 0,40 kg/ha)
Zaaibed:
Linuron: max. 750 g/ha/seizoen Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
deltamethrin (12,5 gram/ha) dimethoaat (0,2 kg/ha) lambda-cyhalothrin (12,5 gram/ha)
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are)
-
-
dimethoaat (0,2 kg/ha) lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
-
Beheersing
grassen,
max.
4
in
Selderij 2-3 echte bladeren. Over klein onkruid. Max. 1 toepassing.
Onvoldoende tegen éénjarige 1 toepassing. Max. 1 toepassing/seizoen.
Enkel in knolselderij. Max. 3 toepassingen.. Enkel in knolselderij. Max. 2 toepassingen. Bleekselderij: max. 2 toepassingen/teelt. Knolselderij in openluchtteelt: max. toepassingen/teelt
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Enkel in knolselderij. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Knolselderij enkel openlucht.
Bemerkingen
219
Hoofdnerf van omhullende bladeren wordt kort vóór oogst licht- tot donkerbruin, vaak omgeven door verslijmend bladmoes.
NERFROT (Pseudomonas spp.)
SLA (kropsla, ijsbergsla, lollo rossa, lollo bionda, eikenbladsla en Romeinse sla)
prosulfocarb (4 kg/ha)
clomazon (90 gram/ha) pendimethalin (1 kg/ha)
Gietwater uit open bassin vermijden. Ontsmetting van gietwater.
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
10-12 dagen na planten: - asulam + linuron (1,2 – 1,5 + 0,3 kg/ha)
7-12 dagen na planten: - chloorprofam (1,2 kg/ha) - linuron (0,5-0,75 kg/ha)
-
Productieveld: Onmiddellijk na planten: - asulam (0,8 kg/ha)
-
naakte
of
weinig
Tegen éénjarige dicotylen. Max. 1 toepassing. Enkel in knolselderij.
Max. 1 toepassing/seizoen. Max. 1 toepassing op veronkruide bodem.
Naakte grond of over klein onkruid. Enkel bleekselderij. Max. 1 toepassing tegen eenjarige dicotylen op naakte of weinig veronkruide bodem. Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen. Max. 1 toepassing.Enkel in bleekselderij.
In knolselderij 2-4 bladeren. Niet mengen met ureumverbindingen. Tegen eenjarige grassen en dicotylen.
220
Bladeren gaan slap hangen. Voet van krop wordt rot en is bedekt met wit schimmelpluis. Soms zwarte scleroten.
Sclerotiënrot (Sclerotinia spp.)
Bladeren (zowel hoofdnerf als bladmoes) in aanraking met bodem worden bruinzwart en rotten.
ZWARTROT (Rhizoctonia solani)
-
Bladeren gaan slap hangen. Voet van krop wordt rot en is bedekt met grijsbruin schimmelpluis.
SMET - Grauwe schimmel (smeul) (Botrytis cinerea)
SLA
Vijand en schadebeeld
-
-
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) tolclofos-methyl (2 kg/ha)
Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) - cyprodinil + fludioxonil (0,225 + 0,15 kg/ha) - iprodione (0,75 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 1 toepassing/12 mnd in week na uitplanten. Enkel sla, radijs of Chinese kool als volgteelt. Enkel op percelen waar vorig jaar besmetting was.
Goede vruchtopvolging.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere, opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 23 weken. Max. 1 toepassing/12 mnd binnen week na het planten. Toepassen op eigen risico. Max. 2 toepassingen.
Max. 1 toepassing/12 mnd binnen week na het planten. Toepassen op eigen risico. Max. 2 toepassingen met interval van 7-10 dagen. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen, enkel in beschutte teelt.Toepassing in week na planten tot stadium 9 echte bladeren.
cyprodinil + fludioxonil (0,225 + 0,15 kg/ha) fenhexamid (0,75 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha) thiram (1,6 kg/ha)
-
-
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 23 weken.
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
Bemerkingen
-
Beheersing
221
BLADLUIZEN
Grauwe rupsen vreten aan ondergrondse plantendelen of juist boven bodem.
AARDRUPSEN (Agrotis spp.)
Op bovenzijde van bladeren bleke vlekken; aan onderzijde wit schimmelpluis. Later bruine en tot rotting overgaande vlekken.
VALSE MEELDAUW (Bremia lactucae)
Met imidacloprid behandelde zaden gebruiken (0,08 kg/100.000 zaden)
dimethomorf (0,18 kg/ha) fenamidone + fosethyl (0,15+ 1,5 kg/ha) fosethyl + propamocarb (0,775 + 1,325 kg/ha) mandipropamid (0,15 kg/ha) metalaxyl-M + mancozeb (0,10 + 1,28 kg/ha) propamocarb (1,083 kg/ha)
-
Over gewas: - acetamiprid (50 gram/ha) - cyfluthrin (25 gram/ha) - deltamethrin (12,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) - piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) - pirimicarb (0,2 kg/ha)
Of - Met thiamethoxam behandelde zaden (zowel vóór als tijdens de zaai (=met PhytoDripmachine))gebruiken
-
-
-
-
-
bij
toepassing
in
2 2 3 2 2
toepassingen. toepassingen met interval van 14 dagen. toepassingen/12 mnd. toepassingen. toepassingen met interval van 7 dagen.
Enkel in openluchtteelt. Max. 1 toepassing.
Max. Max. Max. Max. Max.
Indien later in teelt opnieuw insecticiden nodig zijn: kies middel met andere resistentieklasse.
Kans op accumulatie opeenvolgende teelten.
Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen. Minstens 30 dagen wachten met zaaien of planten van volggewas waarvoor dit product niet erkend is in België.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen. Max. 2 toepassingen met interval van 7-14 dagen. Vanaf 7 dagen na het planten. Enkel in beschutte teelt. Max. 1 toepassing. Minstens 120 dagen wachten met volggewas. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen met interval van 10 dagen.
222
Witte stippen op en mineergangen in bladeren.
MINEERVLIEGEN (Liriomyza spp.)
RUPSEN
WOLLIGE SLAWORTELLUIS (Pemhigus bursarius)
SLA
Vijand en schadebeeld
Met thiamethoxam behandelde zaden (zowel vóór als tijdens de zaai(= met PhytoDripmachine)) gebruiken spirotetramat (75 gram/ha)
thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
kalkstikstof (300 kg/ha)
Chemisch: - abamectine (9 gram/ha) - cyromazin (65 gram/ha) - spinosad (96 gram/ha)
-
Cultuurtechnisch: - roosterbranden van bodemoppervlak
Biologisch: - Bacillus thuringiensis Chemisch: - cyfluthrin (25 gram/ha) - deltamethrin (12,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha) - spinosad (96 gram/ha)
-
-
spirotetramat (45 gram/ha)
-
Beheersing
pymetrozin (0,2 kg/ha)
-
Bemerkingen
Max. 4 toepassingen met interval van 7 dagen. Enkel in beschutte teelt. Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Uitvoeren onmiddellijk na oogst vorige teelt, na verwijderen bladafval. Oppervlakkig inwerken, minstens 6 dagen vóór zaai. Mestdecreet-reglementering respecteren. Bodem voldoende vochtig houden.
Toepassen op eerste stadium rupsen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen
Van zodra vraat wordt waargenomen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen vanaf 3-bladstadium tot oogstgrootte.
Indien later in teelt opnieuw insecticiden nodig zijn: kies middel met andere resistentieklasse.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen vanaf 3-bladstadium tot oogstgrootte. Max. 1 toepassing.
Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen.
223
ONKRUID
propyzamide (0,60 – 0,75 kg/ha)
-
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
Na planten: - propyzamide (0,75 kg/ha)
chloorprofam (0,8 kg/ha) carbeetamide (1,5 kg/ha)
-
Vóór planten: - benfluralin (1,6 kg/ha) - benfluralin + propyzamide (0,75 – 1,00 + 0,60 – 0,75 kg/ha)
Over naakte bodem. Max. 1 toepassing. Niet bij hoge temperatuur. Volggewas alleen na ploegen.
Max. 1 toepassing in voor-opkomst of na het verplanten. Zeer persistent in bodem. Volggewas enkel na ploegen. In voor-opkomst onkruiden.
Max. 1 toepassing voor het planten. Alleen bij gebruik van kluitplanten en niet onder folie.
5 – 6 cm inwerken. Max. 1 toepassing. Zeer persistent in bodem. Volggewas enkel na ploegen.
224
BLADLUIZEN
Maden vreten bladmoes weg. mineergangen, later vlekken.
BIETENVLIEG (Pegomyia hyoscyami)
ANTHRACNOSE (Ascochyta spp.)
AARDRUPSEN
Aanvankelijk
Aan bovenkant bladeren bleke, gelige vlekken en aan bladonderzijde paarswit schimmelpluis.
WOLF (Peronospora farinosa)
SPINAZIE
Vijand en schadebeeld
acetamiprid (50 gram/ha)
deltamethrin (12,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 gram + 0,15 kg/ha) piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) pirimicarb (0,2 kg/ha)
-
-
-
-
lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha)
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
-
-
Beheersing
Max.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen/snede. toepassingen/12 mnd.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen/teelt.
Max. 2 toepassingen.
Teelresistente rassen
Bemerkingen
6
225
ONKRUID
Trekvlinders. Rupsen verschijnen eiaflegging. Vraatschade.
RUPSEN (Plusia gamma)
na
Biologisch: - Bacillus thuringiensis Chemisch: - deltamethrin (12,5 gram/ha) - lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
clomazon (54 gram/ha)
clopyralid (50 gram/ha) fenmedifam (0,320 kg/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
-
Na opkomst: - asulam (2,4 kg/ha)
-
Kort na zaaien: - asulam (3,2 – 3,6 kg/ha)
Voor zaaien: - lenacil (0,5 – 0,6 kg/ha)
Asulam: max. 1 toepassing per teelt Fenmedifam: max. 0,96 kg/ha/12 mnd
10 d.
cm.
Alleen
in
herfst-
of
2-4 bladstadium. Vooral tegen jonge kamille en kruiskruid. Enkel in zomerspinazie. Tegen samengesteldbloemige onkruiden. 1-2 toepassingen. In menging met 800 g w.s. asulam/ha. Gewasschade mogelijk.
Goed tegen kamille en kruiskruid. Enkel in winterspinazie. Max. 1 toepassing Tegen eenjarige dicotylen. Ten laatste 3 dagen na zaaien. Max. 1 toepassing.
Inwerken op 1-2 winterspinazie.
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen.
Toepassen op eerste stadium rupsen.
226
Kweek
Klein hoefblad
Akkermunt
Akkerdistel
OVERBLIJVENDE ONKRUIDEN
STOPPELLAND
Vijand en schadebeeld
glyfosaat IPA (1,5 – 2,0 kg/ha)
2,4-D amine of 2,4-D ester (2 – 3 kg/ha)
-
Mechanisch: herhaald opentrekken ter uitdroging van ondergrondse uitlopers Chemisch: - glyfosaat IPA (1,5 – 2,0 kg/ha)
glyfosaat IPA (2,0 – 2,5 kg/ha)
-
In stoppel over blad:
Mechanisch: enkele keren op verschillende diepte stoppel bewerken tijdens droge periode Chemisch: in stoppel over blad: - 2,4-D amine (2-3 kg/ha)
-
In stoppel over blad:
Beheersing
Bodembewerking en zaaien mogelijk vanaf 3 weken na toediening. Spuiten met minder dan 400 l/ha water. Over goed ontwikkelde bovengrondse spruiten (15-25 cm), na periode met regen.
Tijdens droge periode in juli-augustus.
Afwatering en bodemstructuur verbeteren. Bespuitingen op stoppel combineren met herbicide groeistoffen in graangewassen. Bodembewerkingen en zaaien mogelijk vanaf 3 weken na toediening.
Afwatering verbeteren.
Bespuitingen op stoppel combineren met herbicide groeistoffen in graangewassen. Bodembewerkingen en zaaien mogelijk vanaf 3 weken na bespuiting.
Bemerkingen
227
In zaaibed en op veld bladeren met gele en bruine, droge vlekken. Bij voldoende luchtVochtigheid blauwgrijs schimmelpluis onderaan vlekken. Soms bladmisvorming. Aangetaste Jonge planten hebben zwarte ringen op doorgesneden stam.
BLAUWE SCHIMMEL (Peronospora tabacina)
TABAK
SUIKERBROOD
Veenwortel
bodemontsmetting met metam-natrium (25-38 gram/m²) in oktober (november) spuiten of stuiven met mancozeb (1,5 – 1,6 kg/ha) of maneb (1,6 – 2,2 kg/ha)
Productieveld: - mancozeb (1,5 – 1,6 kg/ha) - maneb (1,6 – 2,2 kg/ha) - metalaxyl-M + mancozeb (0,10 + 1,28 kg/ha) - zoxamide + mancozeb (0,166 + 1,334 kg/ha)
-
-
Zaaibed:
Zie andijvie blz. 73
In stoppel over blad: - glyfosaat IPA (2,5 kg/ha)
de
vanaf
Max. 3 toepassingen.
Nooit planten uit aangetaste zaaibedden. Wekelijkse preventieve behandeling zodra planten zich oprichten. Max. 2 toepassingen met interval van 10 dagen.
Zaaibed vernietigen bij aantasting en steeds zodra planten beëindigd is. Bodemtemperatuur minstens 8 – 10°C tot 3 w. vóór het zaaien. Vanaf 1 – 2 cm bladdiameter tot wachtbed wordt opgeruimd. Wekelijks herhalen.
aan
mogelijk
gemeld
zaaien
Aantasting moet worden burgemeester en het FAVV.
Bodembewerkingen en 3 weken na toediening.
Afwatering en bodemstructuur verbeteren.
228
Schadebeeld verschilt volgens soort virus: bleke vlekken tot volledig afgestorven bladeren, bruine bladribben en bruine stengels.
VIRUSZIEKTEN
Slechte en onregelmatige groei in zaaibed of op veld. Planten hangen slap bij warmte. Gele, later bruine wortels, soms zwart.
ZWARTWORTELROT (Thielaviopsis basicola)
In zaaibed rotten planten pleksgewijze af, soms met schimmelpluis. Zelfs licht aangetaste planten, met bruine vlek aan stengelbasis, hergroeien niet.
SMEUL (Fusarium, Botrytis, Sclerotinia, Pythium)
TABAK
Vijand en schadebeeld
Te dichte en weelderige stand vermijden en veel luchten Weinig gieten maar met voldoende water per beurt Bodemontsmetting met metam-natrium (25-38 gram/m²) in oktober (november)
-
-
-
Resistente cultivars verbouwen Jaarlijks zaaibed verplaatsen of grond vernieuwen Werkgangen in tabak niet met aardappel beplanten Tabak niet na aardappel Bladluizen bestrijden in tabak en omringende gewassen
Productieveld: - Luchtige, goed gedraineerde en warme bodem. pH bij voorkeur lager dan 6,6. - Rotatie 4-8 jaar; geen tabak na vlinderbloemigen, aardappel, augurk, maar wel na gras, granen en mais
Zaaibed: - Goed draineren - Bodemontsmetting met metam-natrium (25-38 gram/m²) in oktober (november) - Plantgoed controleren
-
-
-
Beheersing
Virusziekten worden overgebracht door bladluizen, tripsen, aaltjes en contact met grond of zieke planten.
Ten dele zwakteparasiet. Treedt vooral op bij trage groei. Schimmel ontwikkelt minder goed in licht zure en humusarme grond.
Bodemtemperatuur minstens 8 – 10°C tot 3 w. vóór het zaaien.
Bemerkingen
229
(Myzus bladluizen
ONKRUID
Vormen, bedreiging als overdragers van virussen (CMV,PVT, …). Bij talrijk voorkomen ontstaat zuigschade, maar belangrijker is kwaliteitsverlies van bladeren wegens bevuiling door honingdauw en later door roetdauw.
Voornamelijk groene perzikluis persicae), maar andere soorten kunnen ook voorkomen.
BLADLUIZEN
In zaaibed bladbeschadiging, soms vernietiging van planten. Op veld bladmisvorming of dubbele koppen.
SLAKKEN
Vanaf verschijnen toepassingen. Max. 1 toepassing.
linuron (0,60 – 0,75 kg/ha) linuron + ethofumesaat (0,4 – 0,5 + 0,8 – 1,0 kg/ha) ethofumesaat (0,8 – 1,0 kg/ha) linuron + pendimethalin (0,4 – 0,5 + 0,84 kg/ha) pendimethalin (1,32 kg/ha)
Productieveld: na planten: - pyridaat (0,45 kg/ha)
-
-
-
-
Productieveld: 3-8 dagen vóór planten:
Zaaibed: Bodemontsmetting met metam-natrium (25-38 gram/m²) in oktober (november).
bladluizen.
Max.
2
Tegen eenjarige dicotylen en max. 2 bladeren. Max. 1 toepassing. Enkel poedervorm gebruiken.
Max. 1 toepassing.
Bodem zo weinig mogelijk beroeren bij planten en eerste week erna.
Werkt tevens ontsmettend tegen blauwe schimmel en smeul.
eerste
Vooral langs graskanten.
Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
imidacloprid (50 gram/ha)
pirimicarb + lambda-cyhalothrin (150 gram + 7,5 gram/ha)
-
metaldehyde (0,3 à 0,4 kg/ha) methiocarb (0,12 kg/ha) ijzerfosfaat (0,21 – 0,50 kg/ha)
-
-
-
230
Kleine, ingezonken, geelwitte vlekjes op blad, dat afsterft.
WITVLEKKENZIEKTE (Botrytis squamosa)
Vlekken op bladeren met witviolet-achtig schimmelpluis, later zwart. Bladeren worden geel en sterven geleidelijk af.
VALSE MEELDAUW (Peronospora destructor)
Schimmel dringt in blad- en halsweefsel en veroorzaakt verrotting.
KOPROT (grauwe schimmel) (Botrytis allii)
UI
Vijand en schadebeeld
benthiavalicarb + mancozeb (28 gram + 1,12 kg/ha)
maneb (2,4 kg/ha) mancozeb (2,4 kg/ha) mancozeb + dimethomorf (1,7 + 0,19 kg/ha) metalaxyl-M + mancozeb (78 gram + 1.28 kg/ha)
-
-
azoxystrobin (0,20-0,25 kg/ha) fluazinam (0,25 kg/ha) iprodione (0,5 kg/ha)
mancozeb (2,4 kg/ha) maneb (2,4 kg/ha)
-
-
-
azoxystrobin (0,20-0,25 kg/ha)
-
Met thiram ontsmet zaad gebruiken
Beheersing
Infectiegevaar bij hoge luchtvochtigheid. Toevoegen van uitvloeier gewenst. Max. 4 toepassingen met interval 7-10 dagen. Max. 8 toepassingen met interval 7-10 dagen. Max. 4 toepassingen met interval van 10-14 dagen. Max. 4 toepassingen. Max. 8 toepassingen.
Max. 4 toepassingen met interval van 7-10 dagen. Enkel bij drooggeoogste ui. Max. 6 toepassingen/12 mnd met interval van 7-14 dagen. Vanaf het moment dat de planten elkaar in de rij beginnen te raken. Max. 8 toepassingen. Max. 4 toepassingen. Max. 5 toepassingen met interval van 7-10 dagen. Enkel bij drooggeoogste ui. Max. 3 toepassingen met interval van 7 dagen. Enkel bij drooggeoogste ui.
Infectiegevaar bij hoge luchtvochtigheid. Toevoegen van uitvloeier gewenst.
Hoge stikstofbemesting bevordert aantasting. Verwondingen vermijden. Korte veldperiode en kunstmatig drogen.
Bemerkingen
231
bladeren
en
Vlieg zuigt rijen witte, ronde stippen evenwijdig aan bladrand. Larve mineert blad. Bladeren krijgen droge punten en sterven af.
UIENMINEERVLIEG (Dizygomyza cepae)
Vlieg legt eitjes aan jonge plant. Larven vreten zich langs plantvoet naar binnen. Sterk aangetaste planten worden slijmerig en rotten.
UIENVLIEG (Delia antiqua)
Rupsjes mineren venstertjes.
ontstaan
piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) spinosad (96 gram/ha)
-
er
methiocarb (0,75 kg/ha)
-
UIENMOT (Acrolepia assectella)
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
-
Larven voeden zich met sappen uit blad en veroorzaken zilverachtige vlekjes in lengterichting van blad.
-
dimethoaat (0,2 kg/ha) spinosad (96 gram/ha)
fipronil – gecoat zaad gebruiken. dimethoaat (0,2 kg/ha)
spinosad (96 gram/ha)
-
-
deltamethrin (12,5 gram/ha)
-
-
fipronil – gecoat zaad gebruiken
-
Afdoende vruchtafwisseling moeilijk aan te geven omwille van groot aantal biologische rassen van nematode
TABAKSTRIPS (Thrips tabaci)
Verdikkingen en verkrommingen van bladeren. Besmette uien voelen week aan en rotten.
STENGELNEMATODE (Ditylenchus dipsaci)
Max. 2 toepassingen. Enkel bij drooggeoogste ui. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Uitvloeier toevoegen. Max. 3 toepassingen/teelt met interval van 10 dagen.
Max. 3 toepassingen.
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Enkel bij drooggeoogste ui. Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Max. 2 toepassingen.
Komt vooral op zware bodem voor.
232
Zaaiui
ONKRUID
-
maleïnehydrazide (2,273 kg/ha)
Beheersing
Als vroegst gestreken loof nog groen is (4-5 w. vóór oogst). Uitvloeier toevoegen.
Bemerkingen
ioxynil(34-112 gram/ha)
isoxaben (0,1 kg/ha)
pendimethalin (1 kg/ha) pyridaat (0,9 kg/ha)
bentazon (0,8 kg/ha)
-
-
-
-
Na opkomst: - chloorprofam (0,6 kg/ha)
Kort vóór opkomst: - diquat (0,6 kg/ha) - chloorprofam (0,6 kg/ha) - glufosinaat-ammonium (0,45 kg/ha) - glyfosaat IPA (+ uitvloeier) (0,6 -1,0 kg/ha)
Kort na zaaien - pendimethalin (1 kg/ha)
Op onkruidvrije bodem (eventueel na schoffelen). Bij planthoogte van 4-8 cm. Max. 3-4 toepassingen/productiecyclus. Max. 4 toepassingen met interval van 7-10 dagen. * 34 gram/ha in kiemhaakstadium * 55 gram/ha in 2-bladstadium * 79 gram/ha in 3-bladstadium * 112 gram in 4-bladstadiuim. Vanaf kiemhaakstadium Indien nodig 1x herhalen binnen maand. Max. 1 toepassing. Vanaf 7-10 cm gewashoogte (2 echte pijpjes). Steeds product alleen spuiten. Noodmaatregel! Vanaf 1-4 bladeren over droog en afgehard gewas. Spuiten met veel water en grove druppel. Max. 1 toepassing. Dosis eventueel verdelen over 4 fracties.
Bij aanwezigheid van grassen.
Max. 1 toepassing.
Chloorprofam: max. 0,6 kg/ha - in sjalot: max. 4 toepassingen/productiecyclus Diquat: max. 1 kg/ha/12 mnd Ioxynil: max. 281 g/ha/12 mnd op zaaibed – max. 248 g/ha/12 mnd op productieveld Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
VOORKOMEN SPRUITVORMING
UI
Vijand en schadebeeld
233
pyridaat (0,9 kg/ha)
bentazon (0,8 kg/ha)
-
-
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
isoxaben (0,1 kg/ha)
-
Kort na planten van bollen, ofwel na opkomst: - pendimethalin (1 kg/ha) - ioxynil ( 56-112 gram/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
Max. 1 toepassing. Op onkruidschone bodem. Max. 3 toepassingen met interval van 7-14 dagen. Vanaf 2 weken na uitplanten: - 1 blad: 56 gram/ha - 2 bladeren: 79 gram/ha - 3 bladeren: 112 gram/ha Vanaf kiemhaakstadium Indien nodig 1x herhalen binnen maand. Vanaf 7-10 cm gewashoogte (2 echte pijpjes). Steeds product alleen spuiten. Slechts 1 toepassing. Noodmaatregel! Vanaf 1-4 bladeren over droog en afgehard gewas. Spuiten met veel water en grove druppel. Max. 1 toepassing. Dosis eventueel verdelen over 4 fracties.
Ronde, witte vlekken op bladeren, later bedekt met wit schimmelpluis.
-
-
zwavel (4 kg/ha)
myclobutanil (60 gram/ha)
Natstand van bladeren beperken.
Komt vooral voor in droge en warme omstandigheden. 1-2 toepassingen vanaf verschijnen eerste symptomen. preventief
Boscalid: max. 1 kg/ha/12 mnd, 2 jaren op 3
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Erysiphe polygoni)
Zwarte vlekken op bladschijf
BACTERIEZIEKTEN Acidovorax avenae
VELDSLA
Plantui en plantsjalot
234
Bladeren die bodem raken rotten weg tot Bruinzwart vlies.
- Zwartrot (Rhizoctonia solani)
Meestal sneeuwwit schimmelpluis waarin soms scleroten.
- Sclerotiënrot (Sclerotinia sclerotiorum)
Meestal grijsbruin schimmelpluis. Ook wegrotten van voet van kiemplanten.
SMET - Grauwe schimmel (Botrytis cinerea)
Zwarte, wegrottende vlekken op stengel en/of bladeren, vaak voorafgegaan door of vergezeld van donkerrode strepen of lijnpatronen op stengel of bladstelen. Kiemplantjes kunnen omvallen.
PHOMA (Phoma valerianellae)
VELDSLA
Vijand en schadebeeld
boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) iprodione (0,75 kg/ha)
Langdurig vochtige bodem vermijden. - azoxystrobin (0,25 kg/ha) - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha)
Chemisch: - boscalid + pyraclostrobin (0,4 + 0,1 kg/ha) Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
-
-
Door thiram ontsmet zaaizaad gebruiken. Vruchtafwisseling.
Beheersing
plantendelen
waarop
scleroten
Max. 1 toepassing 14 dagen na zaaien of planten. Max. 1 toepassing/12 mnd.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere, opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 2 toepassingen/12mnd met interval van 1421 dagen.
Afgestorven verwijderen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 1421 dagen. Max. 2 toepassingen. Nevenwerking tegen zwartrot.
Groeistilstand vermijden.
Schimmel gaat met zaad over. Inwerken van aangetaste planten veroorzaakt bodembesmetting. Hoge vochtigheidsgraad bevordert aantasting. Vaak verwarring met zwartrot.
Bemerkingen
235
BLADVRETENDE RUPSEN
Witte stippen op en mineergangen in bladeren.
MINEERVLIEGEN (Liriomyza spp.)
BLADLUIZEN
Gele vlekken op bladeren. Nadien grijs schimmelpluis.
VALSE MEELDAUW (Peronospora valerianellae)
deltamethrin (12,5 gram/ha) thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
kalkstikstof (300 kg/ha)
cyromazin (65 gram/ha) spinosad (96 gram/ha)
Chemisch: - deltamethrin (12,5 gram/ha) - spinosad (96 gram/ha) Biologisch: - Bacillus thuringiensis ssp. Kurstaki (0,25-0,5 kg/ha)
-
Chemisch: - abamectine (9 gram/ha)
-
Cultuurtechnisch: - roosterbranden van bodemoppervlak
acetameprid (50 gram/ha) cyfluthrin (25 gram/ha)
fenamidone + fosethyl (0,15 + 1,5 kg/ha) propamocarb (1,083 kg/ha)
-
-
-
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Enkel in openluchtteelt, vanaf verschijnen van plaag. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen met interval van 7-10 dagen.
Uitvoeren onmiddellijk na oogst vorige teelt, na verwijderen bladafval. Oppervlakkig inwerken, minstens 6 dagen vóór zaai. Mestdecreet-reglementering respecteren. Bodem voldoende vochtig houden.
Max. 2 toepassingen.. Enkel in openluchtteelt. Max. 2 toepassingen/12 mnd. Max. 3 toepassingen/12 mnd. In openluchtteelt max. 1 toepassing. In beschutte teelt max. 3 toepassingen/12 mnd.
Ziekte grotendeels te voorkómen door te dichte stand te vermijden en tijdig te oogsten. Max. 2 toepassingen met interval van 7-14 dagen. Vanaf 7 dagen na planten. Max. 3 toepassingen met interval van 10 dagen.
236
RUPSEN
BLADLUIZEN
SCLEROTIENROT (Sclerotinia minor)
BLADVLEKKENZIEKTE (Cercosporidium punctum)
VENKEL
SLAKKEN
VELDSLA
Vijand en schadebeeld
difenoconazool (75 gram/ha)
-
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
thiacloprid (0,12 kg/ha)
-
-
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha) pirimicarb (0,2 kg/ha)
-
Biologisch: - Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha) Chemisch: - azoxystrobin (0,25 kg/ha)
azoxystrobin (0,2 kg/ha)
-
Zie aardbei blz. 69
Beheersing
Max. 2 toepassingen. Enkel in beschutte teelt. Max. 3 toepassingen met een interval van 14 dagen. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 3 toepassingen met interval van 14-21 dagen.
Inwerken op 10 cm diepte. Bij sterke infectie, meerdere, opeenvolgende teelten behandelen.
Max. 3 toepassingen met interval van 14 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Bemerkingen
237
Max.1 toepassing.
Max. 1 toepassing/seizoen. Max. 1 toepassing.
Kort na planten: - clomazon (90 gram/ha)
7-12 dagen na planten: - chloorprofam (1,2 kg/ha) - linuron (0,5 kg/ha)
Zaadontsmetting met prochloraz (40 gram per 100 kg zaad)
Soms aantasting vanuit grond.
Ziekte gaat met zaad over. Uitbreiding van aantasting via zieke kiemplanten.
Max. 1 toepassing.
Vóór planten: - linuron (0,5 – 0,6 kg/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
Max. 1 toepassing. Opletten voor gewasschade.
Vóór opkomst: - pendimethalin (0.91 kg/ha)
Linuron: max. 750 g/ha/teelt Pendimethalin : max. 2 kg/ha/12 mnd
Roodbruine insnoering van stengel van kiemplanten op grondhoogte. Aangetaste kiemplanten sterven af. Bij oudere harrels onderaan bruine manchet, waarin zwarte puntjes (pycniden). Stengel wordt geel en sterft voortijdig af.
DODE HARREL (Phoma exigua var. Linicola)
VLAS
ONKRUID
238
Typische jeugdziekte (gewas 7 – 20 cm). Groei stagneert plaatselijk. Schimmel tast jonge zijwortels aan, die glazig worden en afbreken. Bij droog weer verwelking van vlasplant van onder naar boven toe. Top van plant buigt over. Plantuitval.
VLASBRAND (Pythium megalocanthum)
Kiemplanten sterven af. Bij vochtig weer grijs schimmelpluis op afgestorven plantjes.
GRAUWE SCHIMMEL (Botrytis cinerea)
Aanwezigheid van wit schimmelpluis op bladeren en stengel. Vooral bij plotse verhoging van de temperatuur, gevolgd door afwisselend korte vochtige en droge periodes.
quinoxyfen (0,15 kg/ha)
tebuconazool (0,25 kg/ha)
-
-
Zaadontsmetting met prochloraz (40 gram per 100 kg zaad)
flusilasool (0,2 kg/ha)
-
mogen
niet
in
Ruime vruchtopvolging (maximaal 1 maal vlas om de 6 jaar). Goede grondstructuur. Geen bekalking uitvoeren. Besmette percelen mijden. Resistente cultivars verbouwen.
Gebruik van veel stikstof en hoge zaaidichtheid vermijden. Debiet van zaaimachine controleren.
Max. 2 toepassingen. Preventief fungicide: te gebruiken vanaf 30-40 cm hoogte tot vóór bloei. Max. 2 toepassingen met interval van 14 dagen. Curatief fungicide: gebruik kort vóór bloei (remmend effect).
Max. 2 toepassingen. Gebruik vanaf 10 cm hoogte tot begin bloei bij zichtbaar worden van de eerste symptomen; ook preventieve werking.
Zaden van behandeld vlas diervoeding gebruikt worden.
ECHTE MEELDAUW (Oidium lini)
Bemerkingen
Besmette percelen mijden. Ruime vruchtopvolging. Resistente cultivars verbouwen.
Beheersing
Kiemplanten verwelken en verdorren. Plots verwelken en afsterven van oudere planten (na bloei), die uiteindelijk roodbruin verkleuren. Op weke stengelbasis roze sporenhoopjes. Aantasting hoofdzakelijk vanuit grond.
VERWELKINGSZIEKTE (Fusarium oxysporum f.sp. lini)
VLAS
Vijand en schadebeeld
239
ONKRUID
Volwassen insecten en larven zuigen aan bladeren En eindknop. Er kunnen “drietanden” of “kwade koppen” ontstaan.
VROEGE AKKERTRIPS (Thrips angusticeps) VLASTRIPS (Thrips linarius)
Zwarte, blauwzwarte of bronsgroene kevertjes (springers) vreten aan zaadlobben, bladeren en groeitoppen.
AARDVLOOIEN (Longitarsus parvulus en Aphthona euphorbiae)
lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha)
-
bromoxynil-octanoaat (0,25 kg/ha) flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl (8,3 + 4,2 gram/ha)
-
Bij 3 – 12 cm gewashoogte: - metsulfuron-methyl (4 gram/ha)
amidosulfuron (30 gram/ha)
-
Bij 5 – 8 cm gewashoogte:
Vóór opkomst: - linuron (0,35 – 0,50 kg/ha)
alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha) deltamethrin (6,25 gram/ha)
Thiamethoxam-behandeld zaaizaad gebruiken (60 gram/100 kg zaad) alpha-cypermethrin (12,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin (6,25 gram/ha)
-
-
-
klavers
onmogelijk.
Slechts
Max. 1 toepassing. Vlas enkel voor textiel.
Max. 1 toepassing. Eventueel 2 toepassingen aan halve dosis.
Lage druk, grove druppel en luchtvochtigheid van 60 % gewenst.
Onderteelt van 1 toepassing.
Max. 2 toepassingen/teelt. Ook aardvlooien worden bestreden. Max. 1 toepassing. Max. 2 toepassingen/teelt. Ook tegen aardvlooien.
Vlasgaard regelmatig, controleren op aanwezigheid van trips. Geen vlas na erwten verbouwen.
Max. 2 toepassingen/teelt. Max. 2 toepassingen/teelt.
Treden vooral op bij schraal weer tijdens en kort na opkomst. Spuiten zodra beschadiging; eventueel reeds bij opkomst.
240
Aantasting eerst aan wortelpunt. Bruine verkleuring van weefsel. Wortel wordt zacht.
BRUIN WORTELROT (Phytophthora spp.)
WITLOOF
VOORKOMEN VAN LEGEREN
VLAS
Vijand en schadebeeld
amidosulfuron + iodosulfuron-methylnatrium + mefenpyr-diethyl (15 + 4 + 12 gram/ha)
Vóór bewaring van de wortelen in koelcel: - fosethyl: - vernevelen: 128 gram (20 l water/ton wortelen) - dompelen: 1-2 minuten dompelen voor binnenbrengen in koelcel (240 gram/100 l water)
Bij gewashoogte van ca. 40 cm: - ethefon (0,50 – 0,72 kg/ha)
Bij 12-18 cm gewashoogte: - clopyralid (0,150 kg/ha)
Bij 6-12 cm gewashoogte: Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. . 34.
-
Bij 5-15 cm gewashoogte:
Beheersing
Ontwikkeling van ziekte geremd door matig stoken (t < 15°C) en niet overvloedig gieten. Meeste schade bij vroege trek.
Wanneer gewas te zwaar is en zware legering wordt verwacht. Enkel op droog gewas. Toevoeging van uitvloeier verhoogt werking. Zaden van behandeld vlas niet in diervoeding gebruiken.
Tegen akkerdistel en klein hoefblad. Slechts 1 toepassing.
Max. 1 toepassing. Tegen eenjarige dicotylen. Zaden van behandeld vlas niet in diervoeding gebruiken.
Bemerkingen
241
Veroorzaakt vochtig rot. Meestal worden zwarte scleroten gevormd.
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
Scherp afgelijnde, zwartbruine vlekken, in begin omgeven door ontkleurd weefsel. Centrum van vlek wordt vlezig en valt uiteen. Scheurtjes in bladeren.
ALTERNARIA
Bruinrode sporenhoopjes op bladeren die bij Aanraken roestspoor nalaten op handen.
ROEST (Puccinia cichorii)
azoxystrobin (0,25 kg/ha) difenoconazool (0,125 kg/ha)
difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha)
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha) difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) epoxyconazool (0,125 kg/ha) tetraconazool (0,1 kg/ha)
-
-
-
voedingsoplossing: dimethomorf (0,25 gram/100 l) fosethyl (24 gram/100 l) fosethyl + fenamidone (6 + 0,6 gram/100 l) - propamocarb (9 gram/100 l)
b) in -
Onmiddellijk na intafelen: a) Over witloofwortelkragen: - azoxystrobin (0,25 gram/m²) - fosethyl (8 gram/m²)
Ziekte voorkomen door winnen van gezonde wortels.
Max. 1 toepassing/12 mnd.
Secundaire ziekte, bevorderd door hoge luchtvochtigheid en betrokken weer. Vooral op verhagelde planten. Moeilijk te onderscheiden van Pseudomonas syringae. Bestrijding zelden rendabel. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing.
Max. 1 toepassing.
Ontwikkeling vooral bij fris, vochtig weer.
Minstens 30 dagen wachten met volggewas zaaien of planten waarvoor dit product niet erkend is in België.
Max. 1 toepassing.
Bij begin forcerie in voedingsoplossing gieten.
Spuiten over wortelkragen na intafelen en vóór afdekken of spuiten over wortelpunten vóór intafelen.
242
Aan bovenzijde van buitenste bladeren verschijnt wit schimmelpluis.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Erysiphe cichoracearum)
Tijdens forcerie in voedingsoplossing, vormt zich slijmerige aanslag op wanden van bakken, leidingen en wortelpunten. Vezelwortels sterven af en witloofwortelen gaan tot rotting over.
VERSLIJMING
Bladranden geel, nadien dor en bruin. Buitenste bladeren eerst aangetast. Vaatbundels bruin.
VERWELKINGSZIEKTE (tabaksziekte) (Verticillium dahliae)
WITLOOF
Vijand en schadebeeld
-
-
-
-
-
Beheersing
cyprodinil + fludioxonil (1,69 + 1,13 gram/m²)
difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) epoxyconazool (0,125 kg/ha) tetraconazool (0,1 kg/ha)
-
Veldtoepassing - Coniothyrium minitans (4 kg product/ha) Vóór bewaring van de wortelen in de koelcel: - cyprodinil + fludioxonil (13,5 + 9 gram/ton wortels of 33,8 + 22,5 gram/100 l water) - Coniothyrium minitans (50 gram product/10-20 l water/ton wortels) Na intafelen, over witloofwortelkragen: - iprodione (3 gram/m²)
Max. 1 toepassing.
Afwisselend droge en vochtige perioden bevorderen aantasting, terwijl regen ontwikkeling witziekte remt.
Voorkomen door strenge hygiëne. Na elke forceriebeurt trekbakken en overlopen grondig reinigen. Bij aantasting: volledig ontruimde trekcel reinigen en naspoelen met water.
Ziekte voorkomen door evenwichtige voedingstoestand en goede bodemstructuur. Zorgen voor aangepaste verhouding van hoofdelementen, vooral van Ca ten overstaan van Mg, K en P.
Max. 1 toepassing/productiecyclus.
Max. 1 toepassing.
Vernevelen over transportband of 1-2 minuten onderdompelen. Max. 1 toepassing.
Toepassen zodra scleroten aanwezig zijn.
Bemerkingen
243
ONKRUID
Eitjes worden afgezet aan voet van planten. Maden veroorzaken kronkelige gangen in buitenste bladeren. Sommige maden dringen door tot in wortels. Veroorzaken tijdens de forcerie roodbruine gangen in krop.
WITLOOFMINEERVLIEG (Napomyza cichorii)
Chemisch:
BLADVRETENDE RUPSEN
abamectine (9 gram/ha) dimethoaat (0,2 kg/ha) spinosad (0,24 g/m²)
Zie cichorei op blz. 107
-
- lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha) Biologisch: - Bacillus thuringiensis ssp. Kurstaki (0,25-0,5 kg/ha)
-
Groeistagnatie door zuigen van de luizen aan de wortels. Vorming van een witte, wollige massa. Schade het grootst bij droge bodem.
spirotetramat (75 gram/ha)
lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) pirimicarb (0,2 kg/ha) pirimicarb + lambda-cyhalothrin (150 + 8 gram/ha) spirotetramat (45 gram/ha)
WOLLIGE SLAWORTELLUIS (Pemhigus bursarius)
deltamethrin (12,5 gram/ha)
-
-
BLADLUIZEN
-
thiabendazool a) vernevelen 40 gram in 20 liter water/ton wortelen, vóór het in koelcel brengen b) dompelen 1 tot 2 minuten in oplossing van 100 gram in 100 liter water
-
Op uiteinde van witloof donkerbruine tot zwarte vlekken. Bij overlangs doorsnijden van aangetaste plek, duidelijke scheiding tussen aangetast en gezond weefsel.
ZWART WORTELROT (Phoma exigua)
van
LAVAMax. 4 toepassingen. Uitsluitend veldbehandeling. Max. 4 toepassingen. Max. 1 toepassing van de witloofkragen bij intafelen.
Volg waarschuwingsberichten veilingen.
Max. 2 toepassingen. Toepassen in het larvaal stadium.
Max. 2 toepassingen/12 mnd vanaf 6-bladstadium bij begin aantasting. Zeker 300-500 l water/ha gebruiken Volg de waarschuwingsberichten.
Max. 2 toepassingen/12 mnd vanaf 3-bladstadium.
Max. 2 toepassingen. Max. 2 toepassingen. Max. 1 toepassing.
Max. 3 toepassingen/12 mnd.
15-25 l oplossing per m³ wortelen nodig.
244
Bladpunten verkleuren zwart. Vooral oudste bladeren aangetast. Soms vlug afsterven van loof.
LOOFVERBRUINING (Alternaria dauci)
Bladeren zijn bedekt met witmelig schimmelpluis.
ECHTE MEELDAUW (witziekte) (Erysiphe heraclei)
WORTEL
Vijand en schadebeeld
iprodione (0,75 kg/ha)
tebuconazool (0,25 kg/ha) tebuconazool + trifloxystrobine (150 + 75 gram/ha)
-
-
-
difenoconazool (0,125 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha) dithianon (1,26 kg/ha)
-
zwavel (4 kg/ha) tebuconazool + trifloxystrobine (150 + 75 gram/ha)
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha) boscalid + pyraclostrobin (200 + 50 gram /ha)
difenoconazool (0,125 kg/ha) myclobutanil (0,06 kg/ha) tebuconazool (0,25 kg/ha) difenoconazool + azoxystrobin (0,125 + 0,2 kg/ha)
-
-
azoxystrobin (0,25 kg/ha) boscalid + pyraclostrobin (200 + 50 gram/ha)
-
Bemerkingen
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 34 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk). Max. 3 toepassingen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met een interval van 14 dagen. Max. 3 toepassingen met interval van 7-10 dagen. Vanaf begin van aantasting. Max. 2 toepassingen. Spuiten met interval van 2 weken. Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen.
Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 14 dagen.
Max. 3 toepassingen.
Infectie vooral bij droog, warm weer. Max. 2 toepassingen met interval van 21 dagen. Max. 2 toepassingen/12 mnd met interval van 34 weken (1-2 weken in geval van zware ziektedruk).
Boscalid: max. 1 kg/ha/12 mnd, 2 jaren op 3
Beheersing
245
BLADVRETENDE RUPSEN
BLADLUIZEN
SCLEROTIËNROT (Sclerotinia sclerotiorum)
Penwortel opgesplitst en/of knobbels op secundaire wortels en lenticellen (M. hapla). Ruwschillige, verdikte of korte penwortel (M chitwoodi, M.fallax).
WORTELKNOBBELNEMATODE (Meloidogyne spp.)
tebuconazool + trifloxystrobine (150 + 75 gram/ha) Coniothyrium minitans (4 kg handelsmiddel/ha)
-
deltamethrin (10 gram/ha) lambda-cyhalothrin (7,5 gram/ha) lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha)
Spuiten met - deltamethrin (10 gram/ha) - dimethoaat (0,2 kg/ha) - lambda-cyhalothrin (10 gram/ha) - lambda-cyhalothrin + pirimicarb (7,5 + 150 gram/ha) - piperonylbutoxide + pyrethrinen (4,32 + 1,08 gram/10 l/are) of (12,75 + 1,0 gram/10 l/are) - pirimicarb (0,2 kg/ha)-
-
-
Zie nematoden bij aardbei op blz. 68.
Tijdens het zaaien: - oxamyl (5 gram/100 m rug)
Bodembehandeling met contactnematiciden. Vóór het zaaien: - oxamyl (4 kg/ha)
Vruchtafwisseling op basis van soortbepaling
Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 4 toepassingen. Max. 2 toepassingen/teeltcyclus.
Max. 2 toepassingen.
Max. 2 toepassingen met interval van 7 dagen.
Behandel volgens waarschuwingen (051/27.32.00). Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 4 toepassingen. Max. 4 toepassingen/teeltcyclus. Max. 2 toepassingen.
Inwerken op 10 cm diepte.
Max. 2 toepassingen.
Met een zaaimachine gekoppeld aan een granulaatstrooier.
Toepassen met granulaatstrooier en direct inwerken tot 10-15 cm diepte.
Nematoden liefst vooraf vast laten stellen via bodemmonster.
246
ONKRUID
clomazon (0,09 kg/ha) clomazon + linuron (0,072 + 0,350 kg/ha)
pendimethalin (0,8 kg/ha) prosulfocarb (2,4-3,2 kg/ha)
Bestrijding van onkruidgrassen: zie blz. 34.
-
Na opkomst: - linuron (0,3 – 0,35 kg/ha) - metribuzin (70 gram/ha)
-
Kort na zaaien: - linuron (0,35 - 0,40 kg/ha)
In 1-6 bladstadium.Eventueel fractioneren. In 2-6 bladstadium. Max. 3 toepassingen/teelt. Tegen eenjarige grassen en dicotylen. Gewasreactie mogelijk indien er veel neerslag valt rond tijdstip van toediening. Max. 1 toepassing. Max. 1 toepassing in 2-4 bladstadium. Niet mengen met ureumverbindingen. Tegen duist, windhalm, paarse dovenetel, hoenderbeet, ereprijs en kleefkruid.
Behandelingen op basis van veldspecifieke opvolging. (051/27.32.00). Max. 3 toepassingen/12 mnd. Max. 4 toepassingen. Max. 4 toepassingen.
deltamethrin (12,5 g/ha) dimethoaat (0,2 kg/ha) lambda-cyhalothrin (12,5 gram/ha)
Bij teeltduur langer dan 3 maanden:
-
Nawerking tot max. 2-3 maanden na zaai.
Bemerkingen
Insecticide - gecoat zaad gebruiken
Beheersing
Pendimethalin: max. 2 kg/ha/12 mnd
Witte maden vreten gangen in wortel. Er ontstaan wormstekige wortelen.
WORTELVLIEG (Psila rosae)
WORTEL
Vijand en schadebeeld
Mogelijkheid tot teelt van vervanggewassen:
Bij mislukking van een gewas waarin een persistent bodemherbicide werd aangewend, stelt zich het probleem van een gepast vervanggewas dat de eventuele residu’s in de bodem van dit bodemherbicide kan verdragen. Dit probleem is vooral acuut waar niet meer kan geploegd worden; een oppervlakkige bodembewerking houdt immers het bodemherbicide in de bovenste bodemlaag. Gegevens omtrent de mogelijkheden tot het verbouwen van vervanggewassen in het voorjaar en de “voorzomer” werden opgenomen in de brochure ‘RECROP; een gegevensbank over de werkingsduur van (bodem)herbiciden ten aanzien van vervanggewassen, met de resultaten over de periode 1979-1996 en de brochure ‘RECROP 2001, een gegevensbank over de werkingsduur van (bodem)herbiciden ten aanzien van vervanggewassen met de resultaten over de periode 1997-2000.
Deze brochures staan in PDF-formaat op de website van het POVLT (www. POVLT.be) onder het menu gewasbescherming.
247
Middelenlijst De in deze brochure opgenomen bestrijdingsmiddelen worden aangeduid door middel van de werkzame stof. In deze middelenlijst worden de handelsmiddelen vermeld die deze werkzame stoffen bevatten. Na elk handelsmiddel staat, tussen haakjes, de werkzame stofinhoud vermeld, alsook de giftigheidsklasse (A = klasse A, B = klasse B en geen melding is niet geklasseerd). Op basis van de indeling in giftigheidsklassen wordt het verkopen, het gebruiken en het bewaren gereglementeerd. Klasse A: bevat de middelen die ondergebracht zijn in de gevarencategorieën “zeer giftig”, “giftig” of “corrosief”. Deze mogen enkel verkocht worden door erkende verkopers en toegepast worden door professionele of erkende gebruikers. Klasse B: bevat de middelen die ondergebracht zijn in de gevarencategorieën “schadelijk”, “irriterend” of “sensibiliserend”. Ze mogen enkel verkocht worden door erkende verkopers, het gebruik ervan is vrij. Niet ingedeelde middelen mogen vrij verkocht en gebruikt worden. De aandacht wordt er op gevestigd dat de meeste middelen slechts erkend zijn voor toepassing in welbepaalde gewassen, tegen welbepaalde vijanden en aan welbepaalde doses. De gebruiker wordt gevraagd de onderrichtingen, vermeld op de verpakking, strikt na te leven. Omdat de wetgeving inzake gewasbescherming en de erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen bijzonder snel wijzigen, is het noodzakelijk dat elke teler zich regelmatig op de hoogte houdt van de recente evoluties. Een uitstekende en zelfs onmisbare hulp hiertoe is de website http://fytoweb.fgov.be van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Milieu.
Opgelet:
niet alle handelsmiddelen met eenzelfde werkzame stof hebben volledig gelijklopende erkenningen. Controleer altijd of het te gebruiken middel wel degelijk erkend is voor de teelt waarin U het wenst toe te passen. Ook kunnen doseringen verschillen naargelang het handelsmiddel.
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
abamectine
9558/B 9670/B 9878/B 8511/B 890/P
Acaramik (18 g/l) Agrimec (18 g/l) Safran (18 g/l) Vertimec (18 g/l)
248
Klasse
B B B B
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
acetamiprid
9845/B 9898/B 9374/B 9807/B 9375/B 7936/B 879/P 8958/B 9846/B 8316/B 9366/B
Antilop SG (20%) Exxodus SG (20%) Gazelle (20%) Gazelle SG (20%) Mospilan (20%) Challenge (600 g/l)
B B B B B /
Fastac (50 g/l) Cet M (19 g/l) Gratil (75%) Chekker (12,5 + 1,25 (+ 12,5)%)
B B / B
9810/B
Caliban Top (6 + 14 + 0,83 (+6,67)%)
B
9612/B 7050/B 8781/B 6400/B 9396/B 9319/B 8898/B 871/P 9326/B 9493/B 9494/B 9503/B 9502/B 9556/B 9067/B
Bofort (30 + 100 g/l) Asufarm (400 g/l) Asulam 400 SL (400 g/l) Asulox (400 g/l) Asultran (400 g/l) IT Asulam (400 g/l) Amistar (250 g/l)
B / B B B B /
Ortiva (250 g/l) Amistar Opti (80 + 400 g/l) Olympus (80 + 400 g/l) Amistar Xtra (200 + 80 g/l) Priori Xtra (200 + 80 g/l) Ortiva Top (200 + 125 g/l) Xentari WG (15.000 U.I. Trichoplusia ni/mg) Botaniguard 22 WP (22%) Herbaflex (85 + 500 g/l) Fantic M (4 + 65%) Bonalan (180 g/l) Agrichim Bentazon (480 g/l) Basagran (480 g/l) Basagran SG (87%) Laddok T (200 + 200 g/l) Terbuzon (200 + 200 g/l) Valbon (1,75 + 70%) Bulldock 25 EC (25 g/l) Janus (80 + 100 g/l) Poncho Beta (53,3 + 400 g/l) Floramite 240 SC (240 g/l) Foxpro D (300 + 92 + 260 g/l) Bifenix N (166 + 333 g/l) Verigal D (250 + 308 g/l) Milan (500 + 9 g/l) Baycor SC 500 (500 g/l) Cantus (50%) Venture (233 + 67 g/l) Signum (26,7 + 6,7%) Terminett (26,7 + 6,7%) Xinca (401,58 g/l) Bromotril SC (250 g/l) Capture (300 + 50 + 200 g/l)
/ B B B B B B
aclonifen alpha-cypermethrin alpha-olefine-natriumsulfonaat amidosulfuron amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium ( +mefenpyr-diethyl) amidosulfuron + propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) aminopyralide + fluroxypyr asulam
azoxystrobin
azoxystrobin + chloorthalonil azoxystrobin + cyproconazool azoxystrobin + difenoconazool Bacillus thuringiensis ssp. aizawai Beauvaria bassiana strain GHA beflubutamide + isoproturon benalaxyl-M + mancozeb benfluralin bentazon
bentazon + terbuthylazin benthiavalicarb + mancozeb beta-cyfluthrin beta-cypermethrin + clothianidin bifenazaat bifenox + ioxynil + mecoprop-P bifenox + isoproturon bifenox + mecoprop-P bifenox + pyraflufen-etyl bitertanol boscalid boscalid + epoxyconazool boscalid + pyraclostrobin bromoxynil-butyraat bromoxynil-octanoaat bromoxynil + diflufenican + ioxynil
9907/B 9547/B 9613/B 7186/B 8059/B 6590/B 8771/B 9093/B 8173/B 9422/B 9835/B 9499/B 9474/B 9462/B 8427/B 8542/B 8303/B 9078/B 8633/B 9582/B 9516/B 9429/B 9726/B 9796/B 9432/B 8879/B
Klasse
B B B B / B B B A B B B B B B B B / B / B B B B A B
249
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
bromoxynil + terbuthylazin captan
8639/B 8758/B 8759/B 5930/B 8459/B 9235/B 9190/B 9397/B 6029/B 8632/B 7574/B 8983/B 9393/B 9426/B 9003/B
Bromoterb SC (200 + 300 g/l) Belcap 80 WG (80%) Captan 80 WG (80%) Certis Captan 830 WP (83%) Merpan 80 WG (80%) Orthocide WG (80%) Phytocap Bayer WG (80%) Carburame (305 g/l) Legurame (300 g/l) Punch SE (125 + 250 g/l) Impact R (200 + 94 g/l) Aurora (50%) Aurora 40 WG (40%) Spotlight Plus (60 g/l) Allie Express (40 + 10%)
B B B A B B B B B A A B B B B
8999/B 9822/B 9182/B 8990/B 8948/B 8790/B 7384/B 8679/B 8800/B 9189/B 7490/B 9138/B 8559/B 9718/B 6445/B 7069/B 9563/B 2641/B 8751/B 5479/B 9729/B 8656/B 9728/B 9599/B 9812/B 5798/B 8398/B 6260/B 9562/B 9559/B 9561/B 9560/B 9315/B 9008/B 9404/B 9126/B 8933/B 9402/B 8978/B 9405/B 9168/B 9101/B 9864/B
Platform S (1,5 + 60%) Coragen (200 g/l) Agro CCC 720 (720 g/l) Barclay Holdup 720 (720 g/l) Barclay Holdup 750 (750 g/l) BC 720 CCC (720 g/l) Belcocel 750 (750 g/l) Cycocel 75 (750 g/l) Cycofix 750 (750 g/l) Jadex O 720 (720 g/l) Metex (460 g/l) Stabilan 750 (750 g/l) Meteor 369 SL (368 + 0,8 g/l) Mondium (368 + 0,8 g/l) De Ceuster-C.P. (1600 g/l) Agrichim Kiemremmer (1%) Aliacine (400 g/l) Barsprout (1%) Birgin Net (1%) Cryptic (400 g/l) Crystar (400 g/l) Germex (1%) Germilate (1%) Gro-Stop DP (1%) Gro-Stop Electro (636 g/l) Gro-Stop FOG (300 g/l) Gro-Stop 300 EC (300 g/l) Neo-Conserviet 10 (1%) Neonet Dust (1%) Neonet Fog (300 g/l) Neonet Start (300 g/l) Neonet 500 HN (500 g/l) Neostop 500 HN (500 g/l) Neo Stop L 300 (300 g/l) Neo-Stop Sprout Nip Solide (98%) Neostop Starter (300 g/l) Nogerma Plus (1%) Servorem EC (300 g/l) Solamyl 1% (1%) Sprout Nip Solide (98%) Tuberprop Basic (300 g/l) Tuberprop HN (300 g/l) Xedamate 60 (636 g/l)
B / B B B B B B B B B B B B A B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B
carbeetamide carbendazim + flusilazool carbendazim + flutriafol carfentrazon-ethyl
carfentrazon-ethyl + metsulfuron-methyl carfentrazon-ethyl + mecoprop-P chloorantraniliprole chloormequat
chloormequat + imazaquin chloorpicrine chloorprofam * als herbicide * als kiemremmer
250
Klasse
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
chloorpyrifos
8826/B 9364/B 8195/B 8196/B 9407/B 8353/B 8320/B 7003/B 851/P 9493/B 9494/B 9712/B 9701/B 9698/B 9414/B 9580/B 8698/B 9549/B 7980/B 8875/B 7733/B 9050/B 8712/B 9137/B 6931/B 8394/B 8884/B 7626/B 9304/B 9885/B 9886/B 9134/B 8246/B 9334/B 8813/B
Cyren 4 E (480 g/l) Destroyer 480 EC (480 g/l) Dursban 480 (480 g/l) Dursban 5 G (5%) Pyrinex 480 EC (480 g/l) Pychlorex 5 G (5%) Pychlorex 480 EC (480 g/l) Bravo (500 g/l)
B B B / B / B B
Amistar Opti (400 + 80 g/l) Olympus (400 + 80 g/l) Credo (500 + 100 g/l) Apache (375 + 50 +62,5 g/l) Cherokee (375 + 50 + 62,5 g/l) Bravo XTRA (375 + 40 g/l) Citadelle (375 + 40 g/l) Tattoo C (375 + 375 g/l) Aako Chlortoluron 500 SC (500 g/l) Chloortoluron 500 SC (500 g/l) Lentipur 500 SC (500 g/l) Tolurex SC (500 g/l) Better SC (430 g/l) Bietazol 520 (520 g/l) Booster 520 (520 g/l) Chlordex SC (430 g/l) Chlordex WG (65%) Pyramin SC 520 (520 g/l) Pyramin WG (65%) Fiesta New (360 + 60 g/l) Globazone New (400 + 50 g/l) Pyroquin TDI (360 + 60 g/l) Bingo (200 g/l) Centurion (240 g/l) Select Prim (120 g/l) Topik [100 + (25) g/l]
B B B B B B B B B B B B B / / B / B B B B B B B B B
9640/B
Timok (25 + 25 (+6,25) g/l)
B
7477/B 866/P 904/P 8925/B 9760/B 9759/B 9081/B 9330/B 8200/B 9356/B 9799/B 7757/B 8171/B 8309/B 9277/B 9640/B
Apollo (500 g/l) Apolo (500 g/l)
/
Centium 36 CS (360 g/l) Lingo (45 + 250 g/l) Metric (60 + 233 g/l) Cliophar 100 SL (100 g/l) Glopyr 100 SL (100 g/l) Matrigon (100 g/l) Vivendi 100 SL (100 g/l) Trevistar (80 + 100 + 2,5 g/l) Starane Kombi (30 + 100 + 120 g/l) Bofix (20 + 40 + 200 g/l) Dinet (20 + 40 + 200 g/l) Gazon Net Turbo (20 + 40 + 200 g/l) Timok ((6,25) + 25 + 25 g/l)
B A / / / / / B B B B B B
9705/B
Foxtrot ((34,5) + 69 g/l)
B
9765/B 9900/B
Capri twin ((6,8) + 2,3 + 6,8%) Capri Duo ((7,1) + 1,5 + 7,1%)
/ /
chloorthalonil chloorthalonil + azoxystrobin chloorthalonil + picoxystrobine chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool chloorthalonil + cyproconazool chloorthalonil + propamocarb chloortoluron
chloridazon
chloridazon + quinmerac
cinidon-ethyl clethodim clodinafop-propargyl (+ beschermstof: cloquintocet-mexyl) clodinafop-propargyl + pinoxaden (+ cloquintocet-mexyl) clofentezin
clomazon clomazon + linuron clomazon + metribuzin clopyralid
clopyralid + fluroxypyr + florasulam clopyralid + fluroxypyr + ioxynil clopyralid + fluroxypyr + MCPA
(cloquintocet-mexyl) + clodinafoppropargyl + pinoxaden (cloquintocet-mexyl) + fenoxaprop-P-ethyl (cloquintocet-mexyl) + florasulam + pyroxsulam
Klasse
251
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
(cloquintocet-mexyl) + pinoxaden (cloquintocet-mexyl) + pyroxsulam clothianidin
9602/B 9764/B 9472/B 9823/B 9499/B 9474/B 9855/B 9389/B 9291/B 8905/B 9468/B 7433/B 9537/B 9538/B 9241/B 9421/B 8764/B 9520/B 9643/B 8842/B 9632/B 9903/B 9469/B 8882/B 9720/B 9089/B 9513/B
Axial ((12,5) + 50 g/l) Capri ((7,5) + 7,5%) Poncho 600 FS (600 g/l) Poncho Mais (600 g/l) Janus (100 + 80 g/l) Poncho Beta (400 + 53,3 g/l) Argento (250 + 50 g/l) Contans WG (10E12 CFU/kg) Ranman Component A (400 g/l) Focus Plus (100 g/l) Nissodium (50 g/l) Baythroid EC 050 (50 g/l) Cymbal 45 (45%) Cymoxanil 45% WG (45%) Tanos (25 + 25%) Adept (4,5 + 68%) Belchim Cymoxanil-M (4,5 + 65%) Curzate M WG (4,5 + 68%) Cymax (4.5 + 65%) Cymco (4,5 + 66,6%) Cymozeb (4,5 + 65%) Ebrimax WG (4,5 + 65%) Palmas (4,5 + 65%) Profilux WG (4,5 + 65%) Viridal (4,5 + 68%) Zetanil (4,5 + 65%) Wakil (10 + 17 + 5%)
B / B B B B B B / B B B B B B B B B B B B B B B B B /
8613/B 9721/B 9565/B 9727/B 8653/B 9459/B 8968/B 9503/B 9502/B 9414/B 9580/B 9701/B 9698/B 9062/B 8893/B 846/P 8803/B 8198/B 1648/B 9018/B 7013/B 8787/B 8503/B 6490/B 5675/B 7172/B 9207/B 9627/B 9785/B
Aviso WG (4,8 + 64%) Axidor (50 + 400 g/l) Proxanil (50 + 400 g/l) Cyperstar (200 g/l) Cytox (100 g/l) Insecticide 10 ME (10 g/l) Sherpa 200 EC (200 g/l) Amistar Xtra (80 + 200 g/l) Priori Xtra (80 + 200 g/l) Bravo XTRA (40 + 375 g/l) Citadelle (40 + 375 g/l) Apache (50 + 375 + 62,5 g/l) Cherokee (50 + 375 + 62,5 g/l) Alto Extra (160 + 250 g/l) Switch (37,5 + 25%)
B B B B B / B B B B B B B B /
Stereo (250 + 62,5 g/l) Trigard (100 g/l) Aminex (500 g/l) Mega D (500 g/l) U-46-D-500 (500 g/l) Bi-Agroxyl Duo (275 + 275 g/l) Damex Forte (345 + 345 g/l) U 46 Combi (345 + 345 g/l) Basamid (97%) Decis EC 2,5 (25 g/l) Patriot (25 g/l) Splendid (25 g/l) Kemifam Super (160 + 160 g/l)
B / B B B B B B B B B B /
clothianidin + beta-cyfluthrin clothianidin + prothioconazool Coniothyrium minitans cyazofamide cycloxydim cyflufenamide cyfluthrin cymoxanil cymoxanil + famoxadone cymoxanil + mancozeb
cymoxanil + metalaxyl-M + fludioxonil cymoxanil + metiram cymoxanil + propamocarb cypermethrin
cyproconazool + azoxystrobin cyproconazool + chloorthalonil cyproconazool + chloorthalonil + propiconazool cyproconazool + propiconazool cyprodinil + fludioxonil cyprodinil + propiconazool cyromazin 2,4-D aminezout 2,4-D ester 2,4-D + MCPA
dazomet deltamethrin
desmedifam + fenmedifam
252
Klasse
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
desmedifam + fenmedifam + ethofumesaat
8938/B 9205/B 9453/B 9289/B 9854/B 8731/B 8617/B 9548/B 9337/B
Beta-Sure (16 + 62 + 128 g/l) Beta-Team (25 + 75 + 152 g/l) Betanal Elite (71 + 91 + 112 g/l) Betanal Expert (25 + 75 + 151 g/l) Betasana Trio SC (15 + 75 + 115 g/l) Conqueror S ( 16 + 62 +128 g/l) Dynamo SC (15 + 75 + 115 g/l) Phase (15 + 75 + 115 g/l) Betanal Quattro (20 + 200 + 60 + 100 g/l) Salvo (500 g/l) U-46-D-500 (500 g/l) Bi-Agroxil Duo (275 + 275 g/l) Damex (275 + 275 g/l) U 46 Combi (345 + 345 g/l) Buttress (400 g/l) Banvel (480 g/l)
B B B B B B /
Callam (60 + 12,5%) Frisk (60 + 12,5%) Piorun (60 + 12,5%) Duplosan DP-P (600 g/l) Duplosan Super (310 + 160 + 130 g/l) Gramix Super (310 + 160 + 130 g/l) Optica Trio (310 + 160 + 130 g/l) Difcor 250 EC (250 g/l) Geyser (250 g/l) Tapier (250 g/l) Ortiva Top (125 + 200 g/l) Spyrale (100 + 375 g/l) Armure (150 + 150 g/l) Diflanil 500 SC (500 g/l) Legacy 500 SC (500 g/l) Toucan (500 g/l) Capture (50 + 300 + 200 g/l) Herold SC (200 + 400 g/l)
B B B B B B B B / B B B B / / / B B
Liberator (100 + 400 g/l) Bacara (100 + 250 g/l) Hussar Tandem (150 + 10 (+ 50) g/l)
B / B
9594/B 9873/B
Alister (150 + 3 + 9 (+27) g/l) Othello (50 + 2,5 + 7,5 (+22,5) g/l)
B B
7841/B 8541/B 9387/B 9687/B 9635/B 8720/B 9528/B 8165/B 9553/B 9276/B 6180/B 8553/B 8730/B 9752/B 9736/B
Javelin (62,5 + 500 g/l) Azur (20 + 400 + 100 g/l) Frontier Elite (720 g/l) Akris (280 + 250 g/l) Clio Elite (538 + 32 g/l) Danadim Progress (400 g/l) Dimistar Progress (400 g/l) Dimistar Progress 400 EC (400 g/l) Perfekthion 400 EC (400 g/l) Phosan Forte (400 g/l) Rogor 40 (400 g/l) Paraat (50%) Acrobat Extra WG (7,5 + 66,7%) Festival (7,5 + 66,7%) Cass’mousse (294 g/l)
B B B B A B B B B B B / B B /
desmedifam + metamitron +fenmedifam + ethofumesaat 2,4-D ester 2,4-D + MCPA
2,4-DB dicamba dicamba + tritosulfuron
dichloorprop-P dichloorprop-P + MCPA + mecoprop-P difenoconazool
difenoconazool + azoystrobin difenoconazool + fenpropidin difenoconazool + propiconazool diflufenican
diflufenican + bromoxynil + ioxynil diflufenican + flufenacet
diflufenican + flurtamone diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) diflufenican + isoproturon diflufenican + isoproturon + ioxynil dimethenamide-P dimethenamide-P + terbuthylazin dimethenamide-P + topramezon dimethoaat
dimethomorf dimethomorf + mancozeb dimethylpolysiloxaan
9865/B 7013/B 8787/B 5236/B 6490/B 9819/B 7954/B 888/P 9919/B 9921/B 9920/B 7616/B 7618/B 9535/B 8834/B 9454/B 8256/B 9477/B 9556/B 8860/B 8648/B 9408/B 9589/B 9653/B 8879/B 9533/B 901/P 9681/B 9127/B 9788/B
Klasse
B B / / B B B B /
253
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
dimoxystrobine + epoxyconazool
9860/B 9465/B 9911/B 9870/B 9584/B 9811/B 9633/B 9642/B 9912/B 9585/B 9578/B 4781/B 8850/B 834/P 863/P 8472/B 9908/B 9738/B 9516/B 9860/B 9465/B 8473/B 8817/B 9888/B 9821/B 9825/B 9290/B 9373/B
Soleeda (133 + 50 g/l) Swing Gold (133 + 50 g/l) Barclay D-Quat (200 g/l) Diqua (200 g/l) Diquanet (200 g/l) Diquanet SL (200 g/l) Enkor Plus (200 g/l) Falcon (200 g/l) Kalahari (200 g/l) Mission (200 g/l) Quad-Glob 200 SL (200 g/l) Reglone (200 g/l) Delan 70 WG (70%)
B B A A A A A A A A A A B
Opus (125 g/l) Opus Plus (83 g/l) Rubric (125 g/l) Venture (67 + 233 g/l) Soleeda (50 + 133 g/l) Swing Gold (50 + 133 g/l) Opus Team (84 + 250 g/l) Allegro (125 + 125 g/l) Osiris (37,5 + 27,5 g/l) Capalo (62,5 + 75 + 200 g/l) Palazzo (62,5 + 75 + 200 g/l) Opera (50 + 133 g/l) Diamant (42,9 + 114,3 + 214,3% )
B B B B B B B B B B B B B
8241/B 7064/B 9386/B 9202/B 7775/B 8678/B 9833/B 9286/B 8237/B 8139/B 8194/B 9783/B 9817/B 8090/B 7110/B 9913/B 9802/B 8310/B 8595/B 9648/B 8084/B 8938/B 9205/B 9453/B 9289/B 9854/B 8731/B 8617/B 9548/B
Sumi Alpha (25 g/l) Arvest (480 g/l) Cerafon (480 g/l) Ethefon Classic (480 g/l) Ethepro (480 g/l) Flordimex 480 (480 g/l) Yatze (480 g/l) Terpal (155 + 305 g/l) Agrichim Ethofumesaat (200 g/l) Agrichim Ethofumesaat SC (500 g/l) Barclay Stapler 200 (200 g/l) Cristobal 500 (500 g/l) Ethofol 500 SC (500 g/l) Ethomat 500 (500 g/l) Ethosin Forte SC (500 g/l) Fumesaat SC (500 g/l) Fumesaat 500 SC (500 g/l) Fumesin (500 g/l) Kemiron SC (500 g/l) Murena 500 (500 g/l) Treto 500 (500 g/l) Beta - Sure (128 + 16 + 62 g/l) Beta-Team (152 + 25 + 75 g/l) Betanal Elite (112 + 71 + 91 g/l) Betanal Expert (151 + 25 + 75 g/l) Betasana Trio SC (115 + 15 + 75 g/l) Conqueror S (128 + 16 + 62 g/l) Dynamo SC (115 + 15 + 75 g/l) Phase (115 + 15 + 75 g/l)
B B B B A A A B B / B / B / / / / / / / / B B / / B B B B
diquat
dithianon
epoxyconazool
epoxyconazool + boscalid epoxyconazool + dimoxystrobine epoxyconazool + fenpropimorf epoxyconazool + kresoxim-methyl epoxyconazool + metconazool epoxyconazool + metrafenone + fenpropimorf epoxyconazool + pyraclostrobin epoxyconazool + pyraclostrobin + fenpropimorf esfenvaleraat ethefon
ethefon + mepiquat-chloride ethofumesaat
ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam
254
Klasse
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
ethofumesaat + fenmedifam
9172/B
Agrichim Ethofumesaat / Fenmedifam 95/100 EC (95 + 100 g/l) Betaduo (94 + 97 g/l) Kemicombi (190 + 200 g/l) Power Twin (200 + 200 g/l) Femo (51 + 51 + 153 g/l)
B
Betanal Quattro (100 + 200 + 60 + 20 g/l) Mocap 20 MG (20%) Tanos (25 + 25%) Fenomenal (6 + 60%) Torque (50%) Teldor (50%) Agrichim Fenmedifam (160 g/l) Betanal SE (160 g/l) Betosip 160 (160 g/l) Betosip Forte SC (471 g/l) Corzal (157 g/l) Dianal 160 (160 g/l) Dianal 471 (471 g/l) Fendifam 320 (320 g/l) Kemifam Forte SC (471 g/l) Kemifam SE (160 g/l) Kontact 320 SC (320 g/l) Medifam SE (160 g/l) Premium (471 g/l) Kemifam Super (160 + 160 g/l) Agrichim Ethofumesaat / Fenmedifam 95/100 EC (95 + 100 g/l) Betaduo (97 + 94 g/l) Kemicombi (200 + 190 g/l) Power Twin (200 + 200 g/l) Beta-Sure (62 + 128 + 16 g/l) Beta-Team (75 + 152 + 25 g/l) Betanal Elite (91 + 112 + 71 g/l) Betanal Expert (75 + 151 + 25 g/l) Betasan Trio SC (75 + 115 + 15 g/l) Conqueror S (62 + 128 + 16 g/l) Dynamo SC (75 + 115 + 15 g/l) Phase (75 + 115 + 15 g/l) Femo (51 + 51 + 153 g/l)
/
ethofumesaat + fenmedifam + metamitron ethofumesaat + metamitron +fenmedifam + desmedifam ethoprofos famoxadone + cymoxanil fenamidone + fosethyl fenbutatin-oxide fenhexamid fenmedifam
fenmedifam + desmedifam fenmedifam + ethofumesaat
fenmedifam + ethofumesaat + desmedifam
fenmedifam + ethofumesaat + metamitron fenmedifam + metamitron +desmedifam + ethofumesaat fenoxaprop-P-ethy (+ mefenpyr-diethyl) fenoxaprop-P-ethyl (+ cloquintocet-mexyl) fenoxaprop-P-ethyl + isoproturon (+ mefenpyr-diethyl) fenpropidin fenpropidin + difenoconazool fenpropimorf fenpropimorf + epoxyconazool fenpropimorf + epoxyconazool + metrafenone fenpropimorf + pyraclostrobin +epoxyconazool fipronil flonicamid
8066/B 9021/B 9094/B 9124/B 9337/B 8426/B 9241/B 9500/B 6680/B 9059/B 8140/B 9413/B 9412/B 9424/B 8934/B 9411/B 9400/B 9641/B 9401/B 8741/B 8076/B 9410/B 9020/B 9785/B 9172/B 8066/B 9021/B 9094/B 8938/B 9205/B 9453/B 9289/B 9854/B 8731/B 8617/B 9548/B 9124/B 9337/B 8986/B
Betanal Quattro (60 + 200 + 20 + 100 g/l) Puma S EW (69 (+ 18,75) g/l)
Klasse
B B B /
A B B A / B / / B / / B / B / B / B / B B B B B B / / B B B B / / /
9705/B
Foxtrot (69 (+ 34,5) g/l)
B
8997/B
Djinn (16 + 300 (+ 32) g/l)
B
9014/B 8860/B 7313/B 8473/B 9821/B 9825/B 9373/B
Mildin (750 g/l) Spyrale (375 + 100 g/l) Corbel (750 g/l) Opus Team (250 + 84 g/l) Capalo (200 + 62,5 + 75 g/l) Palazzo (200 + 62,5 + 75 g/l) Diamant (214,3 + 114,3 + 42,9%)
B B B B B B B
9196/B 9526/B
Mundial (500 g/l) Teppeki (50%)
A /
255
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
florasulam florasulam + fluroxypyr
9074/B 9508/B 9463/B 9327/B 9799/B 9765/B 9900/B 9476/B 9737/B 9534/B 9794/B 9630/B 9730/B 8369/B 9218/B 825/P 9656/B 9120/B 9269/B 9858/B 8893/B 846/P 9513/B
Primus (50 g/l) Ataco (1 + 100 g/l) Kart (1 + 100 g/l) Primstar (2,5 + 100 g/l) Trevistar (2,5 + 100 + 80 g/l) Capri Twin (2,3 + 6,8 (+ 6,8) %) Capri Duo (1,5 + 7,1 (+ 7,1) %) Fusilade Max (125 g/l) Banjo (500 g/l) Boyano (500 g/l) Fluzam (500 g/l) Ibiza SC (500 g/l) Nando 500 SC (500 g/l) Ohayo (500 g/l) Shirlan (500 g/l)
/ B B B B / / B B B B B B B B
Zignal (500 g/l) Epok 600 EC (400 + 193,6 g/l) Celest (25 g/l) Maxim 100 FS (100 g/l) Switch (37,5 + 25%)
B B / / /
Wakil (5 + 17 + 10%)
/
Herold SC (400 + 200 g/l)
B
Liberator (400 + 100 g/l) Lanox (48 + 10%) Terano (60 + 2,5%) Artist (24 + 17,5%) Malibu (60 + 300 g/l) Andes (200 + 333 g/l) Aspect T (200 + 333 g/l) Promess (200 + 333 g/l) Infinito (62,5 + 625 g/l) Bariton (37,5 + 37,5 g/l) Fandango (100 + 100 g/l)
B B B B B B B B B B /
Fandango pro (50 + 100 g/l) Lexus Solo (50 %) Lexus XPE (33,3 + 16,7%)
B / /
9284/B
Lexus Millenium (10 + 40%)
B
9156/B 9829/B 9512/B 9506/B 9828/B 9780/B 9830/B 8292/B 9715/B 9700/B 9181/B 9612/B 9799/B 8171/B 8309/B 9277/B
Flamenco Plus (54 + 174 g/l) Barclay Hurler 200 Floxy (180 g/l) Flurostar 180 (180 g/l) Flurox 180 EC (180 g/l) Fluxyr 200 EC (200 g/l) Galistop (200 g/l) Starane (180 g/l) Tandus 180 (180 g/l) Tandus 200 (200 g/l) Tomahawk (180 g/l) Bofort (100 + 300 g/l) Trevistar (100 + 80 + 2,5 g/l) Bofix (40 + 20 + 200 g/l) Dinet (40 + 20 + 200 g/l) Gazon Net Turbo (40 + 20 + 200 g/l)
B B B B B B B B B B B B B B B B
florasulam + fluroxypyr + clopyralid florasulam + pyroxsulam (+ cloquintocet-mexyl) fluazifop-P-butyl fluazinam
fluazinam + metalaxyl-M fludioxonil cyprodinil + fludioxonil fludioxonil + metalaxyl-M + cymoxanil flufenacet + diflufenican
flufenacet flufenacet flufenacet flufenacet flufenacet
+ + + + +
isoxaflutol metosulam metribuzin pendimethalin terbuthylazin
fluopicolide + propamocarb fluoxastrobin + prothioconazool
flupyrsulfuron-methyl flupyrsulfuron-methyl + metsulfuron-methyl flupyrsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl fluquinconazool + prochloraz fluroxypyr
fluroxypyr + aminopyralide fluroxypyr + clopyralid + florasulam fluroxypyr + clopyralid + MCPA
256
9533/B 901/P 9681/B 9546/B 9032/B 9026/B 9316/B 9693/B 9495/B 9608/B 9650/B 9575/B 9458/B 867/P 9723/B 8992/B 8994/B
Klasse
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
fluroxypyr + florasulam
9508/B 9463/B 9327/B 7757/B 9127/B 8873/B 8632/B 9820/B 8529/B 7574/B 7535/B 9395/B 8692/B 831/P 878/P 913/P 934/P 9500/B 9826/B 9209/B 9734/B 9735/B 9832/B 8464/B 9338/B
Ataco (100 + 1 g/l) Kart (100 + 1 g/l) Primstar (100 + 2,5 g/l) Starane Kombi (100 + 120 + 30 g/l) Bacara (250 + 100 g/l) Capitan 25 EW (250 g/l) Punch SE (250 + 125 g/l) Monarch (460 g/l) Symphonie (6%) Impact R (94 + 200 g/l) Mavrik 2 F (240 g/l) Equip (22,5 + 22,5 g/l) Aliette WG (80%) Aliette (80%)
B B B B / A A / / A / B B
Fenomenal (60 + 6%) Previcur Energy (310 + 530 g/l) Nemathorin 10 G (10%) Prestop (32%) Prestop mix (26%) Verdera B4 (26%) Basta S (150 g/l) Finale (150 g/l)
B B B B B B A B
fluroxypyr + ioxynil + clopyralid flurtamone + diflufenican flusilazool flusilazool + carbendazim flutolanil flutriafol + carbendazim fluvalinaat foramsulfuron + isoxadifen-ethyl fosethyl
fosethyl + fenamidone fosethyl + propamocarb fosthiazaat Gliocladium catenulatum J1446
glufosinaat-ammonium
Klasse
257
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
glyfosaat IPA (= glyfosaat isopropylamine zout)
9804/B 8178/B 9009/B 9624/B 9896/B 8421/B 8597/B 9895/B 9206/B 9894/B 9263/B 9776/B 8953/B 8271/B 8269/B 9179/B 8391/B 9149/B 9744/B 9745/B 9925/B 8387/B 9567/B 9255/B 8734/B 8619/B 9831/B 9279/B 9625/B 9155/B 9564/B 9445/B 9717/B 9827/B 6565/B 9856/B 9343/B 8116/B 9344/B 8504/B 8556/B 8395/B 9770/B 9444/B 9775/B 9292/B 7652/B 7342/B 9904/B 841/P 9361/B 9360/B 9847/B 9724/B 9722/B 9346/B 6871/B 9550/B 9691/B 7989/B 8559/B 9718/B
Acomac (360 g/l) Agrichim Glyfosaat 360 (360 g/l) Agro-Glyfo 360 (360 g/l) Amega (360 g/l) Amega Ace (360 g/l) Barclay Gallup (360 g/l) Buggy 36 SG (36%) Cliness (360 g/l) Clinic (360 g/l) Clinic Ace (360 g/l) Cosmic (360 g/l) Figaro (360 g/l) Glialka Plus (360 g/l) Glifonex (360 g/l) Glycar (360 g/l) Glycel 36 SL (360 g/l) Glyfall (360 g/l) Glyfatex (360 g/l) Glyfo nect (360 g/l) Glyfo star (360 g/l) Glyfo TDI (360 g/l) Glyfos (360 g/l) Glyfos Envision (360 g/l) Hurricane (360 g/l) Ipiglyce 36 SL (360 g/l) Madrigal (360 g/l) Mon79632 (360 g/l) Novosol Plus (360 g/l) Nufosate (360 g/l) Panic (360 g/l) Prologue (360 g/l) Prop’sol (360 g/l) Ridal (360 g/l) Rosate 360 (360 g/l) Roundup (360 g/l) Roundup++ (360 g/l) Roundup Max (450 g/l) Roundup Plus (120 g/l) Roundup Turbo (450 g/l) Roundup Ultra (360 g/l) Ruimtop (360 g/l) Taifun 360 (360 g/l) Torinka (360 g/l) Touchdown Quattro (360 g/l) Vival (360 g/l) Ranman Component B (845,9 g/l) Nissorun (10%) Tachigaren 70 WS (70%) Derrex (3%) Eco-Slak (1%) Escar-Go (1%) Ferramol ecostyle slakkenkorrels (1%) Metaslak (1%) Neu 1181M (3%) Sluxx (3%) Diabolo SL (100 g/l) Fungaflor (200 g/l) Imaz 100 SL ( 100 g/l) Imazalil 100 SL (100 g/l) Lirotect Super (125 + 250 g/l) Meteor 369 SL (0,8 + 368 g/l) Mondium (0,8 + 368 g/l)
heptamethyltrisiloxaan hexythiazox hymexazol ijzerfosfaat
imazalil
imazalil + thiabendazool imazaquin + chloormequat-chloride
258
Klasse
B B B B / B B / B / / / B B B B B / B B / / / / B / B B B / B / / / B / / / / / B B B / / B / B / / / / / / B A B B B B B
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
imidacloprid
9592/B 9518/B 8686/B 893/P 8330/B 8396/B 9583/B 9761/B 9757/B 9527/B 9328/B 9788/B
Bazooka (200 g/l) Belem (200 g/l) Confidor 200 SL (200 g/l)
B B /
Gaucho 70 WS (70%) Gaucho R 70 WS (70%) Kohinor 200 SL (200 g/l) Nuprid 700 WS (70%) Sombrero (600 g/l) Warrant 200 SL (200 g/l) Steward (30%) Hussar Tandem (10 + 150 (+50) g/l)
B B B B B B B B
9366/B
Chekker (1,25 + 12,5 (+ 12,5)%)
B
9242/B 9576/B 9372/B 844/P 858/P 9449/B 9771/B 9594/B 9873/B
Hussar (5 (+ 15)%) Hussar Ultra (100 (+ 300) g/l) Atlantis WG (0,6 + 3 (+ 9)%)
B B B
Cossack (3 + 3 (+ 9)%) Pacifica (1 + 3 (+ 9)%) Alister (3 + 9 + 150 (+ 27) g/l) Othello (2,5 + 7,5 + 50 (+ 22,5) g/l)
B B B B
9739/B
Caliban Duo (1 + 16,8 (+8)%)
/
9810/B
Caliban Top (0,83 + 6 +14 (+ 6,67)%)
B
9539/B 8427/B 8879/B 7757/B 8541/B 9695/B 7886/B 9214/B 9002/B
Totril (225 g/l) Foxpro D (92 + 300 + 260 g/l) Capture (200 + 300 + 50 g/l) Starane Kombi (120 + 30 + 100 g/l) Azur (100 + 400 + 20 g/l) Mextra (180 + 290 g/l) Rovral SC (500 g/l) Rovral WG (75%) Trend 90 (900 g/l)
B B B B B B B B B
6897/B 9107/B 9011/B 6966/B 8261/B 8851/B 8549/B 9547/B 8542/B 7841/B 8541/B 8997/B
Arelon L (500 g/l) Augur (500 g/l) Calipuron (500 g/l) Ipflo SC (500 g/l) Iso-Calliope (500 g/l) Isoguard 83 WG (83%) Protugan 500 SC (500 g/l) Herbaflex (500 + 85 g/l) Bifenix N (333 + 166 g/l) Javelin (500 + 62,5 g/l) Azur (400 + 20 + 100 g/l) Djinn (300 + 16 (+ 32) g/l)
B B B B B B B B B B B B
7573/B 9742/B 9741/B 9121/B 9546/B 9395/B
AZ 500 (500 g/l) Itineris (22 + 44 g/l) Laudis (22 + 44 g/l) Merlin (75%) Lanox (10 + 48%) Equip (22,5 + 22,5 g/l)
B B B B B B
als zaadbehandeling als zaadbehandeling
indoxacarb iodosulfuron-methyl-natrium + diflufenican (+mefenpyr-diethyl) iodosulfuron-methyl-natrium + amidosulfuron (+ mefenpyr-diethyl) iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl)
iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl + diflufenican (+ mefenpyr-diethyl) iodosulfuron-methyl-natrium + propoxycarbazone-Na (+ mefenpyr-diethyl) iodosulfuron-methyl-natrium + amidosulfuron + propoxycarbazone-Na (+ mefenpyr-diethyl) ioxynil ioxynil + bifenox + mecoprop-P ioxynil + bromoxynil + diflufenican ioxynil + clopyralid + fluroxypyr ioxynil + isoproturon + diflufenican ioxynil + mecoprop-P iprodione isodecyl-alcohol ethoxylaat (= uitvloeier) isoproturon
isoproturon + beflubutamide isoproturon + bifenox isoproturon + diflufenican isoproturon + diflufenican + ioxynil isoproturon + fenoxaprop-P-ethyl (+ mefenpyr-diethyl) isoxaben isoxadifen-ethyl + tembotrion isoxaflutol isoxaflutol + flufenacet isoxaflutol-ethyl + foramsulfuron
Klasse
259
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
koolzaadolie
8665/B 9629/B 9871/B 9298/B 9447/B 9294/B 8717/B 9390/B 9853/B 9271/B 9272/B 9778/B 8825/B 9607/B 32/B 4091/B 924/B 8782/B 8922/B 8829/B 8817/B 9661/B 9231/B 9749/B 9571/B 9647/B 7978/B 9367/B 9250/B 9696/B 8562/B 9073/B 8445/B 9596/B 9597/B 8586/B 9760/B 9193/B 9872/B 9664/B 8841/B 8915/B 8606/B 7814/B 5016/B 8055/B 8696/B 9036/B 9621/B 9478/B 9110/B 9369/B 7512/B 7949/B 8864/B 9274/B 9113/B 9613/B 9422/B
Actirob B (812 g/l) Gaon (636,3 g/l) Mero (733 g/l) Natol (812 g/l) Tipo (842 g/l) Vegetop (812 g/l) Vegoil S (875 g/l) Pyrethro Pur (825,3 + 4,59 g/l) Raptol (825,3 + 4,59 g/l) Belchim Hydro (50%) Hydro WG (40%) Hydro Super 25 WG (25%) Koperhydroxide WG (40%) Ko-Plus 40 (40%) Cuperit (50%) Cupravit Forte (50%) Cuprex 50 % (50%) Cuprex 50 % WG (50%) Curvata (50%) Candit (50%) Allegro (125 + 125 g/l) Vacciplant (45 g/l) Karate Zeon (100 g/l) Lambda (50 g/l) Ninja (100 g/l) Ravane 50 (50 g/l) Okapi (5 + 100 g/l) Lenatex (80%) Lenazar WP (80%) Venzar 500 SC (500 g/l) Afalon SC (450 g/l) Linugan 500 SC (500 g/l) Linurex 50 SC (500 g/l) Linuris 500 SC (500 g/l) Linuron 500 SC (500 g/l) Linustar (500 g/l) Lingo (250 + 45 g/l) Fazor 60 SG (60,6%) Himalaya 60 SG (60%) Itcan (60%) Agro-Mancozeb 80 WP (80%) Astraman (80%) Dequiman MZ WG (75%) Dequiman MZ WP (80%) Dithane M 45 (80%) Dithane WG (75%) Hermozeb 80 WP (80%) Indofil M-45 (80%) Mancoplus 75 WG (75%) Manfil 75 WG (75%) Mastana SC (455 g/l) Milcozebe 75 WG (75%) Penncozeb (80%) Penncozeb WG (75%) Prozeb (80%) Prozeb WG (75%) Spoutnik (80%) Fantic M (65 + 4%) Valbon (70 + 1,75%)
koolzaadolie + pyrethrinen koperhydroxyde
koperoxychloride
kresoxim-methyl kresoxim-methyl + epoxyconazool laminarine lambda-cyhalothrin
lambda-cyhalothrin + pirimicarb lenacil
linuron
linuron + clomazon maleïnehydrazide
mancozeb
mancozeb + benalaxyl-M mancozeb + benthiavalicarb
260
Klasse
/ B B / / / B / / B B B B B B B / / / B B / B B B A B / / / A A A A A A A / / / B B B B B B B B B B B B B B B B B B B
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
mancozeb + cymoxanil
9421/B 8764/B 9520/B 9643/B 8842/B 9632/B 9903/B 9469/B 8882/B 9720/B 9089/B 8730/B 9752/B 9357/B 9475/B 9258/B 9604/B 4814/B 9420/B 6463/B 8785/B 9157/B 9867/B 2864/B 8439/B 9310/B 8787/B 8503/B 6490/B 7618/B 9535/B 8834/B 8171/B 8309/B 9277/B 5423/B 5897/B 7615/B 8786/B 8303/B 8427/B 8999/B 7618/B 9535/B 8834/B 9695/B 9366/B
Adept (68 + 4,5%) Belchim Cymoxanil-M (65 + 4,5%) Curzate M WG (68 + 4,5%) Cymax (65 + 4,5%) Cymco (66,6 + 4,5%) Cymozeb (65 + 4,5%) Ebrimax (65 + 4,5%) Palmas (65 + 4,5%) Profilux WG (65 + 4,5%) Viridal (68 + 4,5%) Zetanil (65 + 4,5%) Acrobat Extra WG (66,7 + 7,5%) Festival (66,7 + 7,5%) Sereno (50 + 10%) Fubol Gold (64 + 3,88%) Unikat Pro (66,7 + 8,3%) Revus (250 g/l) Trimangol 80 (80%) Trimangol WG (75%) Agroxone 750 (750 g/l) Agroxyl 250 (250 g/l) Agroxyl 750 (750 g/l) Ceridor MCPA (750 g/l) Hormonex 750 (750 g/l) U 46 M (750 g/l) U 46 M750 (750 g/l) Bi-Agroxyl Duo (275 + 275 g/l) Damex Forte (345 + 345 g/l) U 46 Combi (345 + 345 g/l) Duplosan Super (160 + 310 + 130 g/l) Gramix Super (160 + 310 + 130 g/l) Optica Trio (160 + 310 + 130 g/l) Bofix (200 + 40 + 20 g/l) Dinet (200 + 40 + 20 g/l) Gazon Net Turbo (200 + 40 + 20 g/l) Butizyl (400 g/l) Tropotox 400 SL (400 g/l) Duplosan KV-P (600 g/l) Hermoo Mecoprop-P 600 (600 g/l) Verigal D (308 + 250 g/l) Foxpro D (260 + 300 + 92 g/l) Platform S (60 + 1,5%) Duplosan Super (160 + 310 + 130 g/l) Gramix Super (130 + 160 + 310 g/l) Optica Trio (130 + 160 + 310 g/l) Mextra (290 + 180 g/l) Chekker (12,5 + 12,5 + 1,25%)
B B B B B B B B B B B B B B B B / B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B B
8986/B
Puma S EW ((18,75) + 69 g/l)
/
9242/B 9576/B 9372/B 844/P 858/P 9449/B 9771/B 9594/B 9873/B
Hussar ((15) + 5 %) Hussar Ultra ((300) + 100 g/l) Atlantis WG ((9) + 0,6 + 3%)
B B B
Cossack ((9) + 3 + 3%) Pacifica ((9) + 1 + 3%) Alister (27 + 150 + 3 (+ 9) g/l) Othello (22,5 + 50 + 2,5 (+ 22,5) g/l)
B B B B
mancozeb + dimethomorf mancozeb + fenamidone mancozeb + metalaxyl-M mancozeb + zoxamide mandipropamid maneb MCPA
MCPA + 2,4-D
MCPA + dichloorprop-P + mecoprop-P MCPA + fluroxypyr + clopyralid
MCPB mecoprop-P mecoprop-P + bifenox mecoprop-P + bifenox + ioxynil mecoprop-P + carfentrazon-ethyl mecoprop-P + MCPA + dichloorprop-P mecoprop-P + ioxynil (mefenpyr-diethyl) + amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium (mefenpyr-diethyl) + fenoxaprop-P-ethyl (mefenpyr-diethyl) + iodosulfuron-methyl-natrium (mefenpyr-diethyl) + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl
(mefenpyr-diethyl) + diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl
Klasse
261
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
(mefenpyr-diethyl) + propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium (mefenpyr-diethyl) + propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium + amidosulfuron (mefenpyr-diethyl) + isoproturon + fenoxaprop-P-ethyl mepanipyrim mepiquatchloride+ ethefon mepiquatchloride + prohexadion mesosulfuron-methyl + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl)
9739/B
Caliban Duo ((8) + 16,8 + 1 %)
/
9810/B
Caliban Top ((6,67) + 14 + 0,83 + 6%)
B
8997/B
Djinn ((32) + 300 + 16 g/l)
B
9128/B 9286/B 9840/B 9372/B 844/P 858/P 9449/B 9771/B 9594/B 9873/B
Frupica (50%) Terpal (305 + 155 g/l) Medax Top (300 + 50 g/l) Atlantis WG (3 + 0,6 (+ 9)%)
B B B B
Cossack (3 + 3 (+ 9)%) Pacifica (3 + 1 (+ 9)%) Alister (9 + 150 + 3 (+ 27)) g/l) Othello (7,5 + 50 + 2,5 (+ 22,5) g/l)
B B B B
9308/B 9501/B 856/P 910/P 938/P 9120/B 9513/B
Callisto (100 g/l) Calaris (70 + 330 g/l)
B B
Epok 600 EC (193,6 + 400 g) Wakil (17 +10 + 5%)
B /
9475/B 7123/B 4044/B 5453/B 9622/B 6511/B 9623/B 4305/B 8518/B 3083/B
Fubol Gold (3,88 + 64%) Agrichim Slakkendood (6%) Arionex Granulaat (6%) Caragoal GR (6%) Limagold (6%) Limaslak Pro (6%) Limmax (6%) Limort (6%) Metarex RB (6%) Metason (6%)
B / / / / / / / / /
mesosulfuron-methyl + diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) mesotrion mesotrion + terbuthylazin
metalaxyl-M + fluazinam metalaxyl-M + cymoxanil + fludioxonil metalaxyl-M + mancozeb metaldehyde
262
Klasse
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
metamitron
8585/B 9246/B 9090/B 9082/B 9358/B 9247/B 9161/B 9762/B 8555/B 9029/B 9293/B 9114/B 7356/B 9211/B 9028/B 9340/B 9570/B 9163/B 9162/B 8563/B 9091/B 9083/B 8432/B 9492/B 9337/B
B / B / / / B / B B B B B B B / / B / / B / / B /
9124/B
Agrichim Metamitron (700 g/l) Agrichim Metamitron WG (70%) Allitron 700 SC (700 g/l) Allitron WG (70%) Beetix 700 SC (700 g/l) Beetix 70 WG (70%) Bettatronex 700 SC (700 g/l) Celmitron 70% WG (70%) Chief (70%) Corner (70%) Corner SC (700 g/l) Goltix 700 SC (700 g/l) Goltix WG (70%) Kombo SC (700 g/l) Kombo WG (70%) Metafol 700 SC (700 g/l) Metaliq 700 SC (700 g/l) Metatron SC (700 g/l) Metatron WG (70%) Metomat (700 g/l) Mitron SC (700 g/l) Mitron WG (70%) Tornado (700 g/l) Trema (700 g/l) Betanal Quattro (200 + 60 + 20 + 100 g/l) Femo (153 + 51 + 51 g/l)
9517/B 8871/B 6525/B 6412/B 7762/B 7362/B 9192/B 9601/B 9381/B 9488/B 8531/B 9887/B 9883/B 8883/B 862/P 9888/B
Tamifume 690 SL (690 g/l) Metham Na (515 g/l) Monam (510 g/l) Solasan (510 g/l) Terrasan (510 g/l) Butisan S (500 g/l) Fuego (500 g/l) Metazachloor SC 500 (500 g/l) Rapsan 500 SC (500 g/l) Sultan 500 SC Butisan Plus (400 + 100 g/l) Rapsan TDI (400 + 100 g/l) Rapsan Turbo (375 + 125 g/l) Caramba 60 SL (60 g/l) Caramba (60 g/l) Osiris (27,5 + 37,5 g/l)
A A A A A B B B B B B B B B B
9210/B 7385/B 8583/B 7634/B 8613/B 9244/B 9032/B 9511/B 9821/B 9825/B 9071/B 9902/B 9611/B 8936/B 7182/B 9759/B 9026/B
Mesurol Pro (4%) Mesurol FS 500 (500 g/l) Mesurol SC 500 (500 g/l) Polyram WG (80%) Aviso WG (64 + 4,8%) Dual Gold (960 g/l) Terano (2,5 + 60%) Flexity (300 g/l) Capalo (75 + 200 + 62,5 g/l) Palazzo (75 + 200 + 62,5 g/l) Metriphar 70 % WG (70%) Metritex 70 % WG (70%) Metrizin WG (70%) Mistral (70%) Sencor WG (70 %) Metric (233 + 60 g/l) Artist (17,5 + 24%)
B A A B B B B B B B B B B B B / B
metamitron + fenmedifam + desmedifam + ethofumesaat metamitron + fenmedifam + ethofumesaat metam-kalium metam-natrium
metazachloor
metazachloor + quinmerac
metconazool metconazool + epoxyconazool methiocarb lokaas slakken zaadbehandeling insecticide metiram metiram + cymoxanil S-metolachloor metosulam + flufenacet metrafenone metrafenone + fenpropimorf + epoxyconazool metribuzin
metribuzin + clomazon metribuzin + flufenacet
Klasse
/
263
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
metsulfuron-methyl
9551/B 9450/B 9552/B 9482/B 9481/B 9003/B
Accurate (20%) Allie (20%) Deft (20%) Finy (20%) Isomexx (20%) Allie Express (10 + 40%)
/ / / / / B
8994/B
Lexus XPE (16,7 + 33,3%)
/
9510/B 9814/B 9795/B
Harmony M (4 + 40%) Connex (6,8 + 68,2%) Allie Star (11,1 + 22,2%)
/ / /
Zie paraffineolie Biox-M (100%) Systhane 20 EW (200 g/l) Systhane 24 EC (240 g/l) Devrinol (450 g/l) Naproguard (450 g/l) Accent (75%) Coyote (40 g/l) Kelvin (40 g/l) Samson 4 SC (40 g/l)
B B B / / / B B
metsulfuron-methyl + carfentrazon-ethyl metsulfuron-methyl + flupyrsulfuron-methyl metsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl metsulfuron-methyl + tribenuron-methyl minerale olie muntolie myclobutanil napropamide nicosulfuron
oxamyl paraffineolie
penconazool pencycuron
pendimethalin
pendimethalin + flufenacet pendimethalin + picolinafen pethoxamide picolinafen + pendimethalin picoxystrobine picoxystrobine + chloorthalonil pinoxaden (+ cloquintocet-mexyl) pinoxaden + clodinafop-propargyl (+ cloquintocet-mexyl) piperonylbutoxide + pyrethrinen pirimicarb
264
9750/B 9064/B 9065/B 7716/B 8888/B 9626/B 9699/B 9707/B 8688/B 859/P 9595/B 9706/B 8308/B 6591/B 7676/B 8824/B 7887/B 7637/B 7693/B 9403/B 7579/B 9365/B 9370/B 9443/B 9415/B 7482/B 9383/B 9914/B 7957/B 9839/B 850/P 873/P 9316/B 9479/B 9769/B 9504/B 9479/B 9323/B 9712/B 9602/B 9640/B 9267/B 9686/B 6640/B 864/P 945/P
Klasse
Samson Extra 60 OD (60 g/l) Victus (40 g/l) Vydate CHL (250 g/l) Vydate 10 G (10%) Bio-Top (730 g/l) Oviphyt (817 g/l) Protex-Oil 850 g/l (850 g/l) Top Oil S (800 g/l) Vegelux Super Mineral (832 g/l) Weed-Oil (800 g/l) Topaz (100 g/l) Topenco 100 EC (100 g/l) Certis Pencycuron 12,5 % DS (12,5%) Certis Pencycuron 250 SC (250 g/l) Curon SC (250 g/l) Monceren (12,5%) Tubercare 12,5 DS (12,5%) Cinder CS (400 g/l) Stomp 400 SC (400 g/l) Stomp Aqua (455 g/l) Stomp (400 g/l)
B B A A / / / / / / B B B B / / / / / /
Malibu (300 + 60 g/l) Celtic (320 + 16 g/l) Koban (600 g/l) Successor 600 (600 g/l) Celtic (16 + 320 g/l) Acanto (250 g/l) Credo (100 + 500 g/l) Axial (50 (+ 12,5) g/l) Timok (25 + 25 (+6,25) g/l)
B / B B / / B B B
Bio-Pyretrex (255 + 20 g/l) Spruzit (144 + 36 g/l) Pirimor (50%)
/ / A
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
pirimicarb + lambda-cyhalothrin plantaardige olie (koolzaadolie) prochloraz
7978/B 8665/B 8644/B 9051/B 7444/B 7322/B 8510/B 7611/B 9156/B 9013/B 9486/B 9840/B 7299/B 860/P 8672/B 882/P 8698/B 9721/B 9565/B 9650/B 9826/B 8514/B 9519/B 9022/B 9701/B 9698/B 9062/B 8803/B 8648/B 9013/B 9288/B 9739/B
Okapi (100 + 5 g/l) Actirob B (812 g/l) Mirage 45 EC (450 g/l) Sporex (450 g/l) Sporgon (46 %) Sportak (450 g/l) Sportak EW (450 g/l) Prelude 20 LS (200 g/l) Flamenco Plus (174 + 54 g/l) Bumper P (400 + 90 g/l) Kinto Duo (60 + 20 g/l) Medax Top (50 + 300 g/l) Previcur N (722 g/l)
B / B / B B / B B B / B B
Proplant (722 g/l)
B
Tattoo C (375 + 375 g/l) Axidor (400 + 50 g/l) Proxanil (400 + 50 g/l) Infinito (625 + 62,5 g/l) Previcur Energy (530 + 310 g/l) Agil (100 g/l) Agil 100 EC (100 g/l) Bumper 25 EC (250 g/l) Apache (62,5 + 375 + 50 g/l) Cherokee (62,5 + 375 + 50 g/l) Alto Extra (250 + 160 g/l) Stereo (62,5 + 250 g/l) Armure (150 + 150 g/l) Bumper P (90 + 400 g/l) Attribut (70%) Caliban Duo (16,8 + 1 (+ 8)%)
B B B B B B B / B B B B B B / /
9810/B
Caliban Top (14 + 0,83 + 6 (+ 6,67)%)
B
9606/B 853/P 9850/B 9892/B 7864/B 9680/B 9684/B 9679/B 9813/B
Kerb 400 SC (400 g/l)
B
Propyzamide 400 SC (400 g/l) Relva (400 g/l) Defi (800 g/l) Fidox EC (800 g/l) Roxy EC (800 g/l) Roxy 800 EC (800 g/l) Peak (75%)
B B B B B B B
Redigo 100 FS (100 g/l) Argento (50 + 250 g/l) Bariton (37,5 + 37,5 g/l) Fandango (100 + 100 g/l)
B B B /
Fandango pro (100 + 50 g/l) Helix (160 + 300 g/l) Input (160 + 300 g/l) Cello (100 + 250 + 100 g/l)
B B B B
Prosaro (125 + 125 g/l) Delaro (175 + 150 g/l)
B B
prochloraz als zaadontsmetter prochloraz + fluquinconazool prochloraz + propiconazool prochloraz + triticonazool prohexadion + mepiquatchloride propamocarb
propamocarb + chloorthalonil propamocarb + cymoxanil propamocarb + fluopicolide propamocarb + fosethyl propaquizafop (+ additief) propiconazool propiconazool + chloorthalonil + cyproconazool propiconazool + cyproconazool propiconazool + cyprodinil propiconazool + difenoconazool propiconazool + prochloraz propoxycarbazone-Na propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium + amidosulfuron (+ mefenpyr-diethyl) propyzamide
prosulfocarb
prosulfuron prothioconazool
als zaadontsmetter 9682/B prothioconazool + clothianidin 9855/B prothioconazool + fluoxastrobin 9575/B 9458/B 867/P 9723/B prothioconazool + spiroxamine 9806/B 9719/B prothioconazool + spiroxamine 9747/B + tebuconazool prothioconazool + tebuconazool 9515/B prothioconazool + trifloxystrobine 9634/B
Klasse
265
Werkzame stof(fen)
Pseudomonas chlororaphis als zaadontsmetter pymetrozin pyraclostrobin pyraclostrobin + boscalid pyraclostrobin + epoxyconazool pyraclostrobin + fenpropimorf + epoxyconazool pyraflufen-etyl pyraflufen-etyl + bifenox pyrethrinen + koolzaadolie pyrethrinen + piperonylbutoxide pyridaat pyridaben pyrimethanil pyriproxyfen pyroxsulam (+ cloquintocet-mexyl) pyroxsulam + florasulam (+ cloquintocet-mexyl) quinmerac + chloridazon
quinmerac + metazachloor
quinoxyfen quizalofop-ethyl-D rimsulfuron silthiofam S-metolachloor S-metolachloor + terbuthylazin
spinosad
spirodiclofen spirotetramat spiroxamine spiroxamine + prothioconazool spiroxamine + prothioconazool + tebuconazool sulcotrion
sulfosulfuron tebuconazool
tebuconazool + prothioconazool
266
Erk. nr.
Handelsnaam
9674/B 9398/B 9605/B 9429/B 9726/B 9290/B 9373/B
Cerall (10E9-10E10 CFU/ml) Plenum (50%) Comet (250 g/l) Signum (6,7 + 26,7%) Terminett (6,7 + 26,7%) Opera (133 + 50 g/l) Diamant (114,3 + 214,3 + 42,9%)
B B B B B B B
9541/B 9540/B 9078/B 9390/B 9853/B 9267/B 9686/B 7911/B 9427/B 9380/B 8579/B 8526/B 9764/B 9900/B 9765/B 9304/B 9885/B 9886/B 8531/B 9887/B 9883/B 9063/B 8612/B 8334/B 9265/B 895/P 9244/B 9777/B 9438/B 9598/B 843/P 9891/B 9863/B 9275/B 9409/B 9797/B 8923/B 9806/B 9719/B 9747/B
Kabuki (26,5 g/l) Quickdown (26,5 g/l) Milan (9 + 500 g/l) Pyrethro Pur (4,59 + 825,3 g/l) Raptol (4,59 + 825,3 g/l) Bio-Pyretrex (20 + 255 g/l) Spruzit (36 + 144 g/l) Lentagran 45 WP (45%) Sanmite WP (20%) Pyrus 400 SC (400 g/l) Scala (400 g/l) Admiral (100 g/l) Capri (7,5 (+ 7,5)%) Capri Duo (7,1 + 1,5 (+ 7,1)%) Capri Twin (6,8 + 2,3 (+6,8)%) Fiesta New (60 + 360 g/l) Globazone New (50 + 400 g/l) Pyroquin TDI (60 + 360 g/l) Butisan Plus (100 + 400 g/l) Rapsan TDI (100 + 400 g/l) Rapsan Turbo (125 + 375 g/l) Fortress (500 g/l) Targa Prestige (50 g/l) Titus (25%) Latitude (125 g/l)
B B / / / / / B B / / B / / B B B B B B B B / /
Dual Gold (960 g/l) Lecar (960 g/l) Gardo Gold (312,5 + 187,5 g/l) Primagram Gold (312,5 + 187,5 g/l)
B B B B
Boomerang (120 g/l) Conserve Pro (120 g/l) Tracer (480 g/l) Envidor (240 g/l) Movento (100 g/l) Impulse (500 g/l) Helix (300 + 160 g/l) Input (300 +160 g/l) Cello (250 + 100 + 100 g/l)
/ / / B B B B B B
Mikado (300 g/l)
B
Shado (300 g/l) Zeus (300 g/l) Monitor (80%) Fezan (250 g/l) Horizon EW (250 g/l)
B B / B B
Mystic (250 g/l) Riza (250 g/l) Prosaro (125 + 125 g/l)
A B B
8452/B 877/P 9774/B 9772/B 9158/B 9766/B 8354/B 874/P 9748/B 9470/B 9515/B
Klasse
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
tebuconazool + prothioconazool + spiroxamine tebuconazool + trifloxystrobine tebufenpyrad tefluthrin tembotrion + isoxadifen-ethyl
9747/B
Cello (100 + 100 + 250 g/l)
B
9484/B 8435/B 7744/B 9742/B 9741/B 9281/B 9628/B 9093/B 8173/B 8639/B 9687/B 9693/B 9495/B 9608/B 9501/B 856/P 910/P 938/P 9438/B 9598/B 843/P 9897/B 9566/B 9245/B 9869/B 7989/B 9545/B 9352/B 9916/B 9335/B 9713/B 9763/B 9509/B 9284/B
Nativo 75 WG (50 + 25%) Masai 20 WP (20%) Force (200 g/l) Itineris (44 + 22 g/l) Laudis (44 + 22 g/l) Aramo (50 g/l) Tanagra (50 g/l) Laddok T (200 + 200 g/l) Terbuzon (200 + 200 g/l) Bromoterb SC (300 + 200 g/l) Akris (250 + 280 g/l) Andes (333 + 200 g/l) Aspect T (333 + 200 g/l) Promess (333 + 200 g/l) Calaris (330 + 70 g/l)
B B B B B B B B A B B B B B B
Gardo Gold (187,5 + 312,5 g/l) Primagram Gold (187,5 + 312,5 g/l)
B B
Belrose (125 g/l) Eminent (125 g/l) Tecto (500 g/l) Tezate 220 Sl (220 g/l) Lirotect Super (250 + 125 g/l) Biscaya 240 OD (240 g/l) Calypso (480 g/l) Actara (25%) Cruiser (70%) Cruiser 350 FS (350 g/l) Cruiser 600 FS (600 g/l) Harmony Pasture (75%) Lexus Millenium (40 + 10%)
/ / B / B B B / / / / / B
9510/B 9814/B 7057/B 8666/B 9116/B 7593/B 7651/B 8748/B 9675/B 9704/B 9635/B 7544/B 9394/B 7785/B 9581/B 9795/B
Harmony M (40 + 4%) Connex (68,2 + 6,8%) Topsin M 500 SC (500 g/l) Topsin M 70 WG (70%) Foram 80 WG (80%) Hermosan 80 WG (80%) Pomarsol WG (80%) Rizolex 500 SC (500 g/l) Arietta (336 g/l) Campus (336 g/l) Clio Elite (32 + 538 g/l) Exact (50 g/l) Shavit 250 EC (250 g/l) Avadex 480 (480 g/l) Cameo (50%) Allie Star (22,2 + 11,1%)
/ / B B B B B B A A A / B B B /
9851/B
Trianum-G (1,5 x 10E8 CFU/g)
B
tepraloxydim terbuthylazin + bentazon terbuthylazin + bromoxynil terbuthylazin + dimethenamide-P terbuthylazin + flufenacet
terbuthylazin + mesotrion
terbuthylazin + S-metolachloor
tetraconazool thiabendazool thiabendazool + imazalil thiacloprid thiamethoxam zaadbehandeling zaadbehandeling thifensulfuron-methyl thifensulfuron-methyl + flupyrsulfuron-methyl thifensulfuron-methyl + metsulfuron-methyl thiofanaat-methyl thiram (TMTD)
tolclofos-methyl topramezon topramezon + dimethenamide triadimenol tri-allaat tribenuron-methyl tribenuron-methyl + metsulfuron-methyl Trichoderma harzianum T-22
Klasse
267
Werkzame stof(fen)
Erk. nr.
Handelsnaam
triclopyr
7208/B 9359/B 7148/B 9266/B 9044/B 8874/B 8582/B 9144/B 9378/B 9634/B 9484/B 8512/B 8475/B 9881/B 9931/B 9201/B 9768/B 9922/B 9486/B 9779/B 9919/B 9921/B 9920/B 8476/B 9636/B 9258/B 8775/B 6676/B 9185/B 5558/B 8490/B 9221/B 9751/B 5700/B
Garlon (480 g/l) Luoxyl 480 (480 g/l) Mutan (100 g/l) Triptic (100 g/l) Tribel 100 (100 g/l) Tribel Forte (480 g/l) Tri-But (100 g/l) Flint 50 WG (50%) Twist 500 SC (500 g/l) Delaro (150 + 175 g/l) Nativo 75 WG (25 + 50%) Rocket (150 g/l) Safari (50%) Cantor (790 g/l) Fieldor (790 g/l) Moddus (250 g/l) Scitec (250 g/l) Premis (25 g/l) Kinto Duo (20 + 60 g/l) Biathlon (71,4%) Callam (12,5 + 60%) Frisk (12,5 + 60%) Piorun (12,5 + 60%) Fury 100 EW (100 g/l) Minuet (100 g/l) Unikat Pro (8,3 + 66,7%) Cosavet (80%) Hermovit (78%) Kumulus WG (80%) Spuitzwavel 800 WG (80%) Microsulfo (80%) Sulfostar (80%) Sulfovit Super (80%) Thiovit Jet (80%)
trifloxystrobine trifloxystrobine + prothioconazool trifloxystrobine + tebuconazool triflumizool triflusulfuron-methyl triglyceride 10 EO, geëtholyleerd trinexapac-ethyl triticonazool triticonazool + prochloraz tritosulfuron tritosulfuron + dicamba
zetacypermethrin zoxamide + mancozeb zwavel
268
Klasse
B B B B B B B B B B B B B / / B B / / B B B B B B B / / / / / / / /
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9549/B 9323/B 9558/B 9626/B 9551/B 9804/B 8730/B 9916/B 8665/B 9421/B 8526/B 8562/B 8514/B 9519/B 8059/B 8237/B 9172/B
chloortoluron picoxystrobine abamectine nicosulfuron metsulfuron-methyl glyfosaat IPA mancozeb + dimethomorf thiamethoxam koolzaadolie cymoxanil + mancozeb pyriproxyfen linuron propaquizafop (+ additief) propaquizafop (+ additief) bentazon ethofumesaat ethofumesaat + fenmedifam
B / B / / B B / / B B A B B B B B
8139/B 8140/B 8178/B
Aako Chlortoluron 500 SC ( 500 g/l) Acanto (250 g/l) Acaramik (18 g/l) Accent (75%) Accurate (20%) Acomac (360 g/l) Acrobat Extra WG (66,7 + 7,5%) Actara (25%) Actirob B (812 g/l) Adept (4,5 + 68 %) Admiral (100 g/l) Afalon SC (450 g/l) Agil (100 g/l) Agil 100 EC (100 g/l) Agrichim Bentazon (480 g/l) Agrichim Ethofumesaat (200 g/l) Agrichim Ethofumesaat / Fenmedifam 95/100 EC (95 + 100 g/l) Agrichim Ethofumesaat SC (500 g/l) Agrichim Fenmedifam (160 g/l) Agrichim Glyfosaat 360 (360 g/l)
/ B B
7069/B 8585/B 9246/B 7123/B 9670/B 9182/B 9009/B
Agrichim Kiemremmer (1%) Agrichim Metamitron (700 g/l) Agrichim Metamitron WG (70%) Agrichim Slakkendood (6%) Agrimec (18 g/l) Agro CCC 720 (720 g/l) Agro-Glyfo 360 (360 g/l)
8841/B 6463/B 8785/B 9157/B 9687/B 9563/B 8692/B 831/P 878/P 913/P 934/P 9594/B
Agro-Mancozeb 80 WP (80%) Agroxone 750 (750 g/l) Agroxyl 250 (250 g/l) Agroxyl 750 (750 g/l) Akris (280 + 250 g/l) Aliacine (400 g/l) Aliette WG (80%) Aliette (80%)
ethofumesaat fenmedifam glyfosaat IPA (= glyfosaat isopropylamine zout) chloorprofam * als kiemremmer metamitron metamitron metaldehyde abamectine chloormequat glyfosaat IPA (= glyfosaat isopropylamine zout) mancozeb MCPA MCPA MCPA dimethenamide-P + terbuthylazin chloorprofam fosethyl
8817/B 9450/B 9003/B
Allegro (125 + 125 g/l) Allie (20%) Allie Express (40 + 10%)
9795/B
Allie Star (11,1 + 22,2%)
9090/B 9082/B 9062/B 9624/B 9896/B 1648/B 8898/B 871/P 9493/B
Alister (150 + 3 + 9 (+27) g/l)
Klasse
B B / / B B B B B B B B B B
Allitron 700 SC (700 g/l) Allitron WG (70%) Alto Extra (160 + 250 g/l) Amega (360 g/l) Amega Ace (360 g/l) Aminex (500 g/l) Amistar (250 g/l)
diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) epoxyconazool + kresoxim-methyl metsulfuron-methyl carfentrazon-ethyl + metsulfuron-methyl metsulfuron-methyl + tribenuron-methyl metamitron metamitron cyproconazool + propiconazool glyfosaat IPA glyfosaat IPA 2,4-D aminezout azoxystrobin
B
B / B B / B /
Amistar Opti (80 + 400 g/l)
azoxystrobin + chloorthalonil
B
B / B /
269
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9503/B 9693/B 9845/B 9701/B
Amistar Xtra (200 + 80 g/l) Andes (200 + 333 g/l) Antilop SG (20%) Apache (375 + 50 + 62,5 g/l)
B B B B
7477/B 866/P 904/P 9281/B 6897/B 9855/B 9675/B 4044/B 8648/B 9026/B 7064/B 9495/B 8915/B 7050/B 8781/B 6400/B 9396/B 9508/B 9372/B 844/P 858/P 9288/B 9107/B 8983/B 9393/B 7785/B 8613/B 9602/B 9721/B 7573/B 8541/B 9127/B 9737/B 7954/B 888/P 9911/B 8421/B 8990/B 8948/B 9829/B 8194/B 9575/B 2641/B 6590/B 8771/B 5675/B 8464/B 8633/B 7433/B 9592/B 8790/B 9358/B 9247/B 8758/B
Apollo (500 g/l) Apolo (500 g/l)
azoxystrobin + cyproconazool flufenacet + terbuthylazin acetamiprid chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool clofentezin
B B B A / B B B B B / B B B B B
Attribut (70%) Augur (500 g/l) Aurora (50%) Aurora 40 WG (40%) Avadex 480 (480 g/l) Aviso WG (4,8 + 64%) Axial(50 (+12,5) g/l) Axidor (50 + 400 g/l) AZ 500 (500 g/l) Azur (20 + 100 + 400 g/l) Bacara (100 + 250 g/l) Banjo (500 g/l) Banvel (480 g/l)
tepraloxydim isoproturon clothianidin + prothioconazool topramezon metaldehyde difenoconazool + propiconazool flufenacet + metribuzin ethefon flufenacet + terbuthylazin mancozeb asulam asulam asulam asulam florasulam + fluroxypyr iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) propoxycarbazone-Na isoproturon carfentrazon-ethyl carfentrazon-ethyl tri-allaat cymoxanil + metiram pinoxaden (+cloquintocet-mexyl) cymoxanil + propamocarb isoxaben diflufenican + ioxynil + isoproturon diflufenican + flurtamone fluazinam dicamba
/ B B B B B B B B B / B /
Barclay D-Quat (200 g/l) Barclay Gallup (360 g/l) Barclay Holdup 720 (720 g/l) Barclay Holdup 750 (750 g/l) Barclay Hurler 200 (200 g/l) Barclay Stapler 200 (200 g/l) Bariton (37,5 + 37,5 g/l) Barsprout (1%) Basagran (480 g/l) Basagran SG (87%) Basamid (97%) Basta S (150 g/l) Baycor SC 500 (500 g/l) Baythroid EC 050 (50 g/l) Bazooka (200 g/l) BC 720 CCC (720 g/l) Beetix 700 SC (700 g/l) Beetix 70 WG (70%) Belcap 80 WG (80%)
diquat glyfosaat IPA chloormequat chloormequat fluroxypyr ethofumesaat fluoxastrobin + prothioconazool chloorprofam * als kiemremmer bentazon bentazon dazomet glufosinaat-ammonium bitertanol cyfluthrin imidacloprid chloormequat metamitron metamitron captan
A B B B B B B B B B B A B B B B / / B
270
Aramo (50 g/l) Arelon L (500 g/l) Argento (250 + 50 g/l) Arietta (336 g/l) Arionex Granulaat (6%) Armure (150 + 150 g/l) Artist (24 + 17,5%) Arvest (480 g/l) Aspect T (200 + 333 g/l) Astraman (80%) Asufarm (400 g/l) Asulam 400 SL (400 g/l) Asulox (400 g/l) Asultran (400 g/l) Ataco (1 + 100 g/l) Atlantis WG (0,6 + 3 (+9)%)
Klasse
/
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
8764/B 9271/B 7384/B 9518/B 9897/B 8066/B 9453/B
Belchim Cymoxanil-M (4,5 + 65%) Belchim Hydro (50%) Belcocel 750 (750 g/l) Belem (200 g/l) Belrose (125 g/l) Betaduo (94 + 97 g/l) Betanal Elite (112 + 71 + 91 g/l)
Klasse
9289/B
Betanal Expert (151 + 25 + 75 g/l)
9337/B
Betanal Quattro (100 + 200 + 60 + 20 g/l) Betanal SE (160 g/l) Betasana trio SC (15 + 115 + 75 g/l)
B B B B B / / B B B
8938/B
Beta - Sure (128 + 16 + 62 g/l)
9205/B
Beta-Team (152 + 25 + 75 g/l)
9412/B 9424/B 9161/B 9050/B 8787/B 9779/B 8712/B 8542/B 9134/B 9267/B 7676/B 9750/B 8751/B 9545/B 8171/B 9612/B 7186/B 9891/B 9137/B 9907/B 9534/B 7003/B 851/P 9414/B 8639/B 9432/B 8597/B 9835/B 9022/B 9013/B 8531/B 7362/B 5423/B 9819/B 9501/B 856/P 910/P 938/P 9739/B
Betosip 160 (160 g/l) Betosip Forte SC (471 g/l) Bettatronex 700 SC (700 g/l) Better SC (430 g/l) Bi-Agroxil Duo (275 + 275 g/l) Biathlon (71,4%), Bietazol 520 (520 g/l) Bifenix N (166 + 333 g/l) Bingo (200 g/l) Bio-Pyretrex (255 + 20 g/l) Bio-Top (730 g/l) Biox-M (100%) Birgin Net (1%) Biscaya 240 OD (240 g/l) Bofix (20 + 40 + 200 g/l) Bofort (30 + 100 g/l) Bonalan (180 g/l) Boomerang (120 g/l) Booster 520 (520 g/l) Botanigard 22 WP (22%) Boyano (500 g/l) Bravo (500 g/l)
cymoxanil + mancozeb koperhydroxyde chloormequat imidacloprid tetraconazool ethofumesaat + fenmedifam ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam ethofumesaat + metamitron +fenmedifam + desmedifam fenmedifam desmedifam+ ethofumesaat + fenmedifam ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam fenmedifam fenmedifam metamitron chloridazon 2,4-D + MCPA tritosulfuron chloridazon bifenox + isoproturon cinidon-ethyl piperonylbutoxide + pyrethrinen paraffineolie muntolie chloorprofam * als kiemremmer thiacloprid clopyralid + fluroxypyr + MCPA aminopyralide + fluroxypyr benfluralin spinosad chloridazon Beauvaria bassiana strain GHA fluazinam chloorthalonil
Bravo XTRA (375 + 40 g/l) Bromoterb SC (200 + 300 g/l) Bromotril SC (250 g/l) Buggy 36 SG (36%) Bulldock 25 EC (25 g/l) Bumper 25 EC (250 g/l) Bumper P (400 + 90 g/l) Butisan Plus (400 + 100 g/l) Butisan S (500 g/l) Butizyl (400 g/l) Buttress (400 g/l) Calaris (70 + 330 g/l)
chloorthalonil + cyproconazool bromoxynil + terbuthylazin bromoxynil-octanoaat glyfosaat IPA beta-cyfluthrin propiconazool prochloraz + propiconazool metazachloor + quinmerac metazachloor MCPB 2,4-DB mesotrion + terbuthylazin
B B A B B / B B B B B B
Caliban Duo (16,8 + 1 (+ 8)%)
propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl)
/
9413/B 9854/B
B B B B / B / / / / B B B / B B B B B / B B / /
271
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9810/B
Caliban Top (14 + 0,83 + 6 (+ 6,67)%)
9011/B 9919/B 9308/B 9352/B 9581/B 9704/B 8829/B 9881/B 9582/B 9821/B
Calipuron (500 g/l) Callam (12,5 + 60%) Callisto (100 g/l) Calypso (480 g/l) Cameo (50%) Campus (336 g/l) Candit (50%) Cantor (790 g/l) Cantus (50%) Capalo (200 + 62,5 + 75 g/l)
8873/B 9764/B 9900/B
Capitan 25 EW (250 g/l) Capri (7,5 (+ 7,5)%) Capri Duo (7,1 + 1,5 (+7,1)%)
9765/B
Capri Twin (6,8 + 2,3 (+ 6,8)%)
8759/B 8879/B 5453/B 8883/B 862/P 9397/B 9736/B 9269/B 9747/B
Captan 80 WG (80%) Capture (200 + 300 + 50 g/l) Caragoal GR (6%) Caramba 60 SL (60 g/l) Caramba (60 g/l) Carburame (305 g/l) Cass’mousse (294 g/l) Celest (25 g/l) Cello (100 + 250 + 100 g/l)
propoxycarbazone-Na + iodosulfuron-methyl-natrium + amidosulfuron (+ mefenpyr-diethyl) isoproturon tritosulfuron + dicamba mesotrion thiacloprid tribenuron-methyl topramezon kresoxim-methyl geëtholyleerd triglyceride 10 EO boscalid fenpropimorf + epoxyconazool + metrafenone flusilazool pyroxsulam (+ cloquintocet-mexyl) pyroxsulam + florasulam (+ cloquintocet-mexyl) pyroxsulam + florasulam (+ cloquintocet-mexyl) captan ioxynil + bromoxynil + diflufenican metaldehyde metconazool
9762/B 9479/B 8925/B 8246/B 9386/B 9674/B 9867/B 5930/B 9370/B 9443/B 9846/B 7936/B 879/P 9366/B
Celmitron 70% WG (70%) Celtic (320 + 16 g/l) Centium 36 CS (360 g/l) Centurion (240 g/l) Cerafon (480 g/l) Cerall (10E9-10E10 CFU/ml) Ceridor MCPA (750 g/l) Certis Captan 830 WP (83%) Certis Pencycuron 12,5 % DS (12,5%) Certis Pencycuron 250 SC (250 g/l) Cet M (19 g/l) Challenge (600 g/l)
9698/B
Cherokee (375 + 50 + 62,5 g/l)
8555/B 7980/B 6931/B 8394/B 9914/B 9580/B 9895/B 9206/B 9894/B 9635/B 9081/B
Chief (70%) Chloortoluron 500 SC (500 g/l) Chlordex SC (430 g/l) Chlordex WG (65%) Cinder CS (400 g/l) Citadelle (40 + 375 g/l) Cliness (360 g/l) Clinic (360 g/l) Clinic Ace (360 g/l) Clio Elite (32 + 538 g/l) Cliophar 100 SL (100 g/l)
272
Chekker (12,5 + 1,25 (+ 12,5)%)
carbeetamide dimethylpolysiloxaan fludioxonil prothioconazool + spiroxamine + tebuconazool metamitron pendimethalin + picolinafen clomazon clethodim ethefon Pseudomonas chlororaphis MCPA captan pencycuron pencycuron alpha-olefine-natriumsulfonaat aclonifen amidosulfuron + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) chloorthalonil + cyproconazool + propiconazool metamitron chloortoluron chloridazon chloridazon pendimethalin cyproconazool + chloorthalonil glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA topramezon + dimethenamide-P clopyralid
Klasse
B
B B B B B A B / / B A / / / B B / B B / / B / / B B B B B A B B B / B
B B B B / / B / B / A /
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9605/B 8686/B 893/P 9814/B
Comet (250 g/l) Confidor 200 SL (200 g/l)
pyraclostrobin imidacloprid
Klasse
B /
Connex (6,8 + 68,2%)
/
8731/B
Conqueror S (128 + 16 + 62 g/l)
9863/B 9389/B 9822/B 7313/B 9029/B 9293/B 8934/B 8775/B 9263/B 9449/B
Conserve Pro (120 g/l) Contans WG (10E12 CFU/kg) Coragen (200 g/l) Corbel (750 g/l) Corner (70%) Corner SC (700 g/l) Corzal (157 g/l) Cosavet (80 %) Cosmic (360 g/l) Cossack (3 + 3 (+9)%)
9699/B 9712/B 9783/B 9335/B 9713/B 9763/B 5479/B 9729/B 32/B 4091/B 924/B 8782/B 9415/B 8922/B 9520/B 8679/B 8800/B 9643/B 9537/B 8842/B 9538/B 9632/B 9727/B 8826/B 8653/B 5236/B 8503/B 8720/B 6445/B 7172/B 7864/B 9552/B 8850/B 834/P 863/P 9634/B 8606/B 7814/B 9904/B 9364/B
Coyote (40 g/l) Credo (500 + 100 g/l) Cristobal 500 (500 g/l) Cruiser (70%) Cruiser 350 FS (350 g/l) Cruiser 600 FS (600 g/l) Cryptic (400 g/l) Crystar (400 g/l) Cuperit (50%) Cupravit Forte (50%) Cuprex 50 % (50%) Cuprex 50 % WG (50%) Curon SC (250 g/l) Curvata (50%) Curzate M WG (68 + 4,5%) Cycocel 75 (750 g/l) Cycofix 750 (750 g/l) Cymax (65 + 4,5%) Cymbal 45 (45%) Cymco (66,6 + 4,5%) Cymoxanil 45% WG (45%) Cymozeb (65 + 4,5%) Cyperstar (200 g/l) Cyren 4 E (480 g/l) Cytox (100 g/l) Damex (275 + 275 g/l) Damex Forte (345 + 345 g/l) Danadim Progress (400 g/l) De Ceuster-CP (1600 g/l) Decis EC 2,5 (25 g/l) Defi (800 g/l) Deft (20%) Delan 70 WG (70%)
metsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam spinosad Coniothyrium minitans chloorantraniliprole fenpropimorf metamitron metamitron fenmedifam zwavel glyfosaat IPA iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) nicosulfuron chloorthalonil + picoxystrobine ethofumesaat thiamethoxam thiamethoxam zaadbehandeling thiamethoxam zaadbehandeling chloorprofam * als herbicide chloorprofam * als herbicide koperoxychloride koperoxychloride koperoxychloride koperoxychloride pencycuron koperoxychloride mancozeb + cymoxanil chloormequat chloormequat mancozeb + cymoxanil cymoxanil mancozeb + cymoxanil cymoxanil mancozeb + cymoxanil cypermethrin chloorpyrifos cypermethrin 2,4-D + MCPA 2,4-D + MCPA dimethoaat chloorpicrine deltamethrin prosulfocarb metsulfuron-methyl dithianon
/ B / / / / B B B B / B / / B B B B B B B B B B B B B B A B B / B
Delaro (175 + 150 g/l) Dequiman MZ WG (75%) Dequiman MZ WP (80%) Derrex (3%) Destroyer 480 EC (480 g/l)
prothioconazool + trifloxystrobine mancozeb mancozeb ijzerfosfaat chloorpyrifos
B B B / B
B / B / B B B / / / B
273
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
7716/B 9346/B 9373/B
Devrinol (450 g/l) Diabolo SL (100 g/l) Diamant (214,3 + 114,3 + 42,9 g/l)
9411/B 9400/B 9454/B 9408/B 9528/B 8165/B 8309/B 9870/B 9584/B 9811/B 5016/B 8055/B 8997/B
Dianal 160 (160 g/l) Dianal 471 (471 g/l) Difcor 250 EC (250 g/l) Diflanil 500 SC (500 g/l) Dimistar Progress (400 g/l) Dimistar Progress 400 EC (400 g/l) Dinet (20 + 40 + 200 g/l) Diqua (200 g/l) Diquanet (200 g/l) Diquanet SL (200 g/l) Dithane M 45 (80%) Dithane WG (75%) Djinn (16 + 300 (+ 32) g/l)
9244/B 7616/B 7615/B 7618/B 8195/B 8196/B 8617/B
Dual Gold (960 g/l) Duplosan DP-P (600 g/l) Duplosan KV-P (600 g/l) Duplosan Super (160 + 310 + 130 g/l) Dursban 480 (480 g/l) Dursban 5 G (5 %) Dynamo SE (115 + 15 + 75 g/l)
9903/B 9566/B 9633/B 9409/B 9120/B 9395/B 9361/B 841/P 9202/B 7775/B 9817/B 8090/B 7110/B 7544/B 9898/B 9642/B 9428/B 9458/B 867/P 9723/B 9613/B 8958/B 9193/B 9124/B
Ebrimax WG (65 + 4,5%) Eminent (125 g/l) Enkor Plus (200 g/l) Envidor (240 g/l) Epok 600 EC (193,6 + 400 g) Equip (22,5 + 22,5 g/l) Escar-Go (1%) Eco-Slak Ethefon Classic (480 g/l) Ethepro (480 g/l) Ethofol 500 SC (500 g/l) Ethomat 500 (500 g/l) Ethosin Forte SC (500 g/l) Exact (50 g/l) Exxodus SG (20%) Falcon (200 g/l) Falgro (13,33%) Fandango (100 + 100 g/l)
napropamide imazalil fenpropimorf + pyraclostrobin +epoxyconazool fenmedifam fenmedifam difenoconazool diflufenican dimethoaat dimethoaat clopyralid + fluroxypyr + MCPA diquat diquat diquat mancozeb mancozeb fenoxaprop-P-ethyl + isoproturon (+ mefenpyr-diethyl) S-metolachloor dichloorprop-P mecoprop-P MCPA + dichloorprop-P + mecoprop-P chloorpyrifos chloorpyrifos ethofumesaat + desmedifam + fenmedifam mancozeb + cymoxanil tetraconazool diquat spirodiclofen metalaxyl-M + fluazinam foramsulfuron + isoxadifen-ethyl ijzerfosfaat
B / A B B B /
ethefon ethefon ethofumesaat ethofumesaat ethofumesaat triadimenol acetamiprid diquat gibberellinezuur A3 fluoxastrobin + prothioconazool
B A B / / / B A / / B B B / /
9641/B 9500/B 9360/B 9752/B 9766/B 9680/B 9931/B 9304/B
Fendifam 320 (320 g/l) Fenomenal (6 + 60%) Ferramol ecostyle slakkenkorrels (1%) Festival (7,5 + 66,7%) Fezan (250 g/l) Fidox EC (800 g/l) Fieldor (790 g/l) Fiesta New (360 + 60 g/l)
fluoxastrobin + prothioconazool benalaxyl-M + mancozeb alpha-cypermethrin maleïnehydrazide ethofumesaat + fenmedifam + metamitron fenmedifam fenamidone + fosethyl ijzerfosfaat dimethomorf + mancozeb tebuconazool prosulfocarb geëtholyleerd triglyceride 10 EO chloridazon + quinmerac
274
Fandango pro (50 + 100 g/l) Fantic M (4 + 65%) Fastac (50 g/l) Fazor 60 SG (60,6%) Femo (51 + 51 + 153 g/l)
Klasse
B B B / B B / B B B A A A B B B B B B B B / B
/ B B B B B / B
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9776/B 9338/B 9482/B 9156/B 9511/B 9144/B 9462/B 8678/B 9512/B 9506/B 9828/B 9780/B 9794/B 8905/B 9116/B 7744/B 9063/B 8427/B 9705/B
Figaro (360 g/l) Finale (150 g/l) Finy (20%) Flamenco Plus (174 + 54 g/l) Flexity (300 g/l) Flint 50 WG (50%) Floramite 240 SC (240 g/l) Flordimex 480 (480 g/l) Floxy (180 g/l) Flurostar 180 (180 g/l) Flurox 180 EC (180 g/l) Fluxyr 200 EC (200 g/l) Fluzam (500 g/l) Focus Plus (100 g/l) Foram 80 WG (80%) Force (200 g/l) Fortress (500 g/l) Foxpro D (260 + 300 + 92 g/l) Foxtrot (69 (+34,5) g/l)
9921/B 9387/B 9128/B 9475/B 9192/B 9802/B 9913/B 8310/B 6871/B 8476/B 9476/B 9830/B 9629/B 9438/B 7208/B 8330/B 8396/B 9374/B 9807/B 9277/B 8656/B 9728/B 8256/B 9487/B 8953/B 8271/B 9885/B 9330/B 8269/B 9179/B 8391/B 9149/B 9744/B 9745/B 9925/B 8387/B 9567/B 9114/B 7356/B
Frisk (12,5 + 60%) Frontier Elite (720 g/l) Frupica (50%) Fubol Gold (3,88 + 64%) Fuego (500 g/l) Fumesaat 500 SC (500 g/l) Fumesaat SC (500 g/l) Fumesin (500 g/l) Fungaflor (200 g/l) Fury 100 EW (100 g/l) Fusilade Max (125 g/l) Galistop (200 g/l) Gaon (636,3 g/l) Gardo Gold (312,5 + 187,5 g/l) Garlon (480 g/l) Gaucho 70 WS (70%) Gaucho R 70 WS (70%) Gazelle (20%) Gazelle SG (20%) Gazon Net Turbo (20 + 40 + 200 g/l) Germex (1 %) Germilate (1%) Geyser (250 g/l) Gibb 3 (10%) Glialka Plus (360 g/l) Glifonex (360 g/l) Globazone New (400 + 50 g/l) Glopyr 100 SL (100 g/l) Glycar (360 g/l) Glycel 36 SL (360 g/l) Glyfall (360 g/l) Glyfatex (360 g/l) Glyfo nect (360 g/l) Glyfo star (360 g/l) Glyfo TDI (360 g/l) Glyfos (360 g/l) Glyfos Envision (360 g/l) Goltix 700 SC (700 g/l) Goltix WG (70%)
glyfosaat IPA glufosinaat-ammonium metsulfuron-methyl prochloraz + fluquinconazool metrafenone trifloxystrobine bifenazaat ethefon fluroxypyr fluroxypyr fluroxypyr fluroxypyr fluazinam cycloxydim thiram (TMTD) tefluthrin quinoxyfen mecoprop-P + bifenox + ioxynil fenoxaprop-P-ethyl (+ cloquintocet-mexyl) tritosulfuron + dicamba dimethenamide-P mepanipyrim metalaxyl-M + mancozeb metazachloor ethofumesaat ethofumesaat ethofumesaat imazalil zetacypermethrin fluazifop-P-butyl fluroxypyr koolzaadolie S-metolachloor + terbuthylazin triclopyr imidacloprid imidacloprid acetamiprid acetamiprid clopyralid + fluroxypyr + MCPA chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer difenoconazool gibberellinezuur A3 glyfosaat IPA glyfosaat IPA chloridazon + quinmerac clopyralid glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA metamitron metamitron
Klasse
/ B / B B B B A B B B B B B B B B B B B B B B B / / / A B B B B B B B B B B B B B / / B B B / B B B / B B / / / B B
275
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9535/B 8316/B 9599/B 9812/B 5798/B 8398/B 9510/B
Gramix Super (130 + 160 + 310 g/l) Gratil (75%) Gro-Stop DP (1%) Gro-Stop Electro (636 g/l) Gro-Stop FOG (300 g/l) Gro-Stop 300 EC (300 g/l) Harmony M (4 + 40%)
9509/B 9806/B 9547/B 8786/B 7593/B 6676/B 8696/B 9533/B 901/P 9872/B 8354/B 874/P 2864/B 9255/B 9242/B
Harmony Pasture (75%) Helix (160 + 300 g/l) Herbaflex (85 + 500 g/l) Hermoo Mecoprop-P 600 (600 g/l) Hermosan 80 WG (80%) Hermovit (80%) Hermozeb 80 WP (80%) Herold SC (200 + 400 g/l)
mecoprop-P + MCPA + dichloorprop-P amidosulfuron chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer metsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl thifensulfuron-methyl prothioconazool + spiroxamine beflubutamide + isoproturon mecoprop-P thiram (TMTD) zwavel mancozeb diflufenican + flufenacet
/ B B B B / B B
Himalaya 60 SG (60%) Horizon EW (250 g/l)
maleïnehydrazide tebuconazool
/ B
Hormonex 750 (750 g/l) Hurricane (360 g/l) Hussar (5 (+15)%)
B / B
9788/B
Hussar Tandem (150 + 10 (+ 50) g/l)
9576/B
Hussar Ultra (100 (+ 300) g/l)
9778/B 9272/B 9630/B 9550/B 9691/B 7574/B 8923/B 9036/B 9650/B 755/P 756/P 9719/B 9459/B 6966/B 8734/B 8261/B 8851/B 9481/B 9319/B 9664/B 9742/B 9189/B 9499/B 7841/B 9541/B 9912/B 9231/B 9463/B 9707/B 9021/B 9401/B
Hydro Super 25 WG (25%) Hydro WG (40%) Ibiza SC(500 g/l) Imaz 100 SL (100 g/l) Imazalil 100 SL (100 g/l) Impact R (94 + 200 g/l) Impulse (500 g/l) Indofil M-45 (80%) Infinito (62,5 + 625 g/l)
MCPA glyfosaat IPA iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) iodosulfuron-methyl-natrium (+ mefenpyr-diethyl) koperhydroxide koperhydroxyde fluazinam imazalil imazalil flutriafol + carbendazim spiroxamine mancozeb fluopicolide + propamocarb
B B B B B A B B B
Input (160 + 300 g/l) Insecticide 10 ME (10 g/l) Ipflo SC (500 g/l) Ipiglyce 36 SL (360 g/l) Iso-Calliope (500 g/l) Isoguard 83 WG (83%) Isomexx (20%) IT Asulam (400 g/l) Itcan (60%) Itineris (22 + 44 g/l) Jadex O 720 (720 g/l) Janus (80 + 100 g/l) Javelin (500 + 62,5 g/l) Kabuki (26,5 g/l) Kalahari (200 g/l) Karate Zeon (100 g/l) Kart (100 + 1 g/l) Kelvin (40 g/l) Kemicombi (190 + 200 g/l) Kemifam Forte SC (471 g/l)
prothioconazool + spiroxamine cypermethrin isoproturon glyfosaat IPA isoproturon isoproturon metsulfuron-methyl asulam maleïnehydrazide isoxadifen-ethyl + tembotrion chloormequat beta-cyfluthrin + clothianidin isoproturon + diflufenican pyraflufen-etyl diquat lambda-cyhalothrin fluroxypyr + florasulam nicosulfuron ethofumesaat + fenmedifam fenmedifam
B / B B B B / B / B B B B B A B B B B B
276
Klasse
B / B B B B /
B
B
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
8741/B 9785/B 8595/B 9606/B 853/P 9486/B 9769/B 9583/B 9211/B 9028/B 8076/B 8825/B 9607/B 9185/B 9093/B 9749/B 9546/B 9265/B 895/P 9741/B 9777/B 9589/B 6029/B 9367/B 8191/B 9250/B 7911/B 8875/B 9284/B
Kemifam SE (160 g/l) Kemifam Super (160 + 160 g/l) Kemiron SC (500 g/l) Kerb 400 SC (400 g/l)
fenmedifam fenmedifam + desmedifam ethofumesaat propyzamide
Klasse
/ / / B
Kinto Duo (60 + 20 g/l) Koban (600 g/l) Kohinor 200 SL (200 g/l) Kombo SC (700 g/l) Kombo WG (70%) Kontact 320 SC (320 g/l) Koperhydroxide WG (40 %) Ko-Plus 40 (40%) Kumulus WG (80%) Laddok T (200 + 200 g/l) Lambda 50 EC (50 g/l) Lanox (48 + 10%) Latitude (125 g/l)
prochloraz + triticonazool pethoxamide imidacloprid metamitron metamitron fenmedifam koperhydroxyde koperhydroxide zwavel bentazon + terbuthylazin lambda-cyhalothrin flufenacet + isoxaflutol silthiofam
/ B B B B B B B / B B B /
Laudis (22 + 44 g/l) Lecar (960 g/l) Legacy 500 SC (500 g/l) Legurame (300 g/l) Lenatex (80%) Lenazar (80%) Lenazar WP (80%) Lentagran 45 WP (45%) Lentipur 500 SC (500 g/l) Lexus Millenium (10 + 40%)
B B / B / / / B B B
8992/B 8994/B
Lexus Solo (50%) Lexus XPE (16,7 + 33,3%)
9681/B 9622/B 6511/B 9623/B 4305/B 9760/B 9073/B 8445/B 9596/B 9597/B 8586/B 7989/B 9359/B 8619/B 9316/B 9621/B 9478/B 8435/B 9110/B 8200/B 7535/B 9858/B 9840/B 9410/B 9121/B 9871/B
Liberator (100 + 400 g/l) Limagold (6%) Limaslak Pro (6%) Limmax (6%) Limort (6%) Lingo (45 + 250 g/l) Linugan 500 SC (500 g/l) Linurex 50 SC (500 g/l) Linuris 500 SC (500 g/l) Linuron 500 SC (500 g/l) Linustar (500 g/l) Lirotect Super (125 + 250 g/l) Luoxyl 480 (480 g/l) Madrigal (360 g/l) Malibu (60 + 300 g/l) Mancoplus 75 WG (75%) Manfil 75 WG (75%) Masai 20 WP (20%) Mastana SC (455 g/l) Matrigon (100 g/l) Mavrik 2 F (240 g/l) Maxim 100 FS (100 g/l) Medax Top (50 + 300 g/l) Medifam SE (160 g/l) Merlin (75%) Mero (733 g/l)
isoxadifen-ethyl + tembotrion S-metolachloor diflufenican carbeetamide lenacil lenacil lenacil pyridaat chloortoluron flupyrsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl flupyrsulfuron-methyl metsulfuron-methyl + flupyrsulfuron-methyl diflufenican + flufenacet metaldehyde metaldehyde metaldehyde metaldehyde clomazon + linuron linuron linuron linuron linuron linuron imazalil + thiabendazool triclopyr glyfosaat IPA flufenacet + pendimethalin mancozeb mancozeb tebufenpyrad mancozeb clopyralid TAU-fluvalinaat fludioxonil prohexadion + mepiquatchloride fenmedifam isoxaflutol geësterde koolzaadolie
/ / B / / / / A A A A A A B B / B B B B B / / / B / B B
277
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
8459/B 7385/B 9210/B 8583/B 9340/B 9570/B 8518/B 9847/B 3083/B 9163/B 9162/B 9601/B 8559/B 7490/B 8871/B 8563/B 9759/B 9071/B 9902/B 9611/B 9695/B 8490/B 8452/B 877/P 9078/B 9369/B 9014/B 9636/B 8644/B 9585/B 8936/B 9091/B 9083/B 8426/B 9201/B 9831/B 6525/B 9820/B 7482/B 9718/B 9158/B 9375/B 9797/B 9196/B 9648/B 7148/B 9748/B 9730/B 8888/B 9484/B 9298/B 9209/B 9008/B 6260/B 9562/B 9559/B 9561/B 9560/B 9315/B
Merpan 80 WG (80%) Mesurol FS 500 (500 g/l) Mesurol Pro (4%) Mesurol SC 500 (500 g/l) Metafol 700 SC (700 g/l) Metaliq 700 SC (700 g/l) Metarex RB (6%) Metaslak (1%) Metason (6%) Metatron SC (700 g/l) Metatron WG (70%) Metazachloor SC 500 (500 g/l) Meteor 369 SL (0,8 + 368 g/l) Metex (460 g/l) Metham Na (515 g/l) Metomat (700 g/l) Metric (60 + 233 g/l) Metriphar 70% WG (70%) Metritex 70% WG (70%) Metrizin WG (70%) Mextra (180 + 290 g/l) Microsulfo (80%) Mikado (300 g/l)
captan methiocarb zaadbehandeling methiocarb lokaas slakken methiocarb insecticide metamitron metamitron metaldehyde ijzerfosfaat metaldehyde metamitron metamitron metazachloor imazaquin + chloormequat-chloride chloormequat metam-natrium metamitron clomazon + metribuzin metribuzin metribuzin metribuzin ioxynil + mecoprop-P zwavel sulcotrion
B A B A / / / / / B / B B B A / / B B B B / B
Milan (500 + 9 g/l) Milcozebe 75 WG (75%) Mildin (750 g/l) Minuet (100 g/l) Mirage 45 EC (450 g/l) Mission (200 g/l) Mistral (70%) Mitron SC (700 g/l) Mitron WG (70%) Mocap 20 MG (20%) Moddus (250 g/l) Mon79632 (360 g/l) Monam (510 g/l) Monarch (460 g/l) Monceren (12,5 %) Mondium (368 + 0,8 g/l) Monitor (80%) Mospilan (20%) Movento (100 g/l) Mundial (500 g/l) Murena 500 (500 g/l) Mutan (100 g/l) Mystic (250 g/l) Nando 500 SC (500 g/l) Naproguard (450 g/l) Nativo 75 WG (50 + 25%) Natol (812 g/l) Nemathorin 10 G (10%) Neo Stop L 300 (300 g/l) Neo-Conserviet 10 (1%) Neonet Dust (1%) Neonet Fog (300 g/l) Neonet Start (300 g/l) Neonet 500 HN (500 g/l) Neostop 500 HN (500 g/l)
bifenox + pyraflufen-etyl mancozeb fenpropidin zetacypermethrin prochloraz diquat metribuzin metamitron metamitron ethoprofos trinexapac-ethyl glyfosaat metam-natrium flutolanil pencycuron chloormequat + imazaquin sulfosulfuron acetamiprid spirotetramat fipronil ethofumesaat triclopyr tebuconazool fluazinam napropamide tebuconazool + trifloxystrobine koolzaadolie fosthiazaat chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer
/ B B B B A B B / A B B A / / B / B B A / B A B / B / B B B B B B B B
278
Klasse
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9404/B 9126/B 9724/B 9571/B 9468/B 7652/B 8933/B 9279/B 9625/B 9761/B 8369/B 7978/B 9494/B 9290/B 8834/B 8472/B 9908/B 8473/B 9235/B 9326/B 9556/B 9888/B 9873/B
Neo-Stop Sprout Nip Solide (98%) Neostop Starter (300 g/l) Neu 1181M (3%) Ninja (100 g/l) Nissodium (50 g/l) Nissorun (10%) Nogerma Plus (1%) Novosol Plus (360 g/l) Nufasate (360 g/l) Nuprid 700 WS (70%) Ohayo (500 g/l) Okapi (100 + 5 g/l) Olympus (400 + 80 g/l) Opera (50 + 133 g/l) Optica Trio (130 + 160 + 310 g/l) Opus (125 g/l) Opus Plus (83 g/l) Opus Team (250 + 84 g/l) Orthocide WG (80%) Ortiva (250 g/l) Ortiva Top (200 + 125 g/l) Osiris (37,5 + 27,5 g/l) Othello (50 + 2,5 + 7,5 (+ 22,5) g/l)
8824/B 9771/B
Oviphyt (817 g/l) Pacifica (1 + 3 (+ 9)%)
9825/B
Palazzo (200 + 62,5 + 75 g/l)
9469/B 9155/B 8553/B 9207/B 9813/B 7512/B 7949/B 9553/B 9548/B
Palmas (4,5 + 65%) Panic (360 g/l) Paraat (50%) Patriot (25 g/l) Peak (75%) Penncozeb (80%) Penncozeb WG (75%) Perfekthion 400 EC (400 g/l) Phase (15 + 75 + 115 g/l)
9276/B 9190/B 9920/B 6640/B 864/P 945/P 8999/B 9398/B 7634/B 7651/B 9472/B 9474/B 9823/B 9094/B 7611/B 9922/B 9020/B 9734/B
Phosan Forte (400 g/l) Phytocap Bayer WG (80%) Piorun (12,5 + 60 %) Pirimor (50%)
chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer ijzerfosfaat lambda-cyhalothrin cyflufenamide hexythiazox chloorprofam * als kiemremmer glyfosaat IPA glyfosaat IPA imidacloprid zaadbehandeling fluazinam pirimicarb + lambda-cyhalothrin chloorthalonil + azoxystrobin epoxyconazool + pyraclostrobin mecoprop-P + MCPA + dichloorprop-P epoxyconazool epoxyconazool fenpropimorf + epoxyconazool captan azoxystrobin azoxystrobin + difenoconazool epoxyconazool + metconazool diflufenican + iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) paraffineolie iodosulfuron-methyl-natrium + mesosulfuron-methyl (+ mefenpyr-diethyl) fenpropimorf + epoxyconazool + metrafenone cymoxanil + mancozeb glyfosaat IPA dimethomorf deltamethrin prosulfuron mancozeb mancozeb dimethoaat desmedifam + fenmedifam + ethofumesaat dimethoaat captan tritosulfuron + dicamba pirimicarb
Platform S (60 + 1,5%) Plenum (50%) Polyram WG (80%) Pomarsol WG (80%) Poncho 600 FS (600 g/l) Poncho Beta (400 + 53,3 g/l) Poncho Mais (600 g/l) Power Twin (200 + 200 g/l) Prelude 20 LS (200 g/l) Premis (25 g/l) Premium (471 g/l) Prestop (32%)
mecoprop-P + carfentrazon-ethyl pymetrozin metiram thiram (TMTD) clothianidin clothianidin + beta-cyfluthrin clothianidin ethofumesaat + fenmedifam prochloraz als zaadontsmetter triticonazool fenmedifam Gliocladium catenulatum J1446
Klasse
B A / B B / B B B B B B B B B B B B / B B B
/ B
B B / / B B B B B B B B B A
B B B B B B B B B / B B
279
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9735/B 9826/B 7299/B 860/P 9598/B 843/P 9327/B 9074/B 9502/B 8882/B 9564/B 9608/B 8672/B 882/P 9445/B 9850/B 9515/B 7887/B 8549/B 9565/B 8864/B 9274/B 8986/B
Prestop mix (26%) Previcur Energy (310 + 530 g/l) Previcur N (722 g/l)
Gliocladium catenulatum J1446 fosethyl + propamocarb propamocarb
B B B
Primagram Gold (312,5 + 187,5 g/l)
S-metolachloor + terbuthylazin
B
Primstar (100 + 2,5 g/l) Primus (50 g/l) Priori Xtra (200 + 80 g/l) Profilux WG (65 + 4,5 %) Prologue (360 g/l) Promess (200 + 333 g/l) Proplant (722 g/l)
fluroxypyr + florasulam florasulam azoxystrobin + cyproconazool mancozeb + cymoxanil glyfosaat flufenacet + terbuthylazin propamocarb
B / B B B B B
Prop’sol (360 g/l) Propyzamide 400 SC (400 g/l) Prosaro (125 + 125 g/l) Protex-Oil 850 g/l (850 g/l) Protugan 500 SC (500 g/l) Proxanil (50 + 400 g/l) Prozeb (80%) Prozeb WG (75%) Puma S EW (69 (+ 18,75) g/l)
/ B B / B B B B B
8632/B 8320/B 8353/B 8884/B 7626/B 9390/B 9407/B 9886/B 9380/B 9578/B 9540/B 9291/B 9292/B 9887/B 9883/B 9381/B 9853/B 9647/B 9682/B 4781/B 9892/B 9604/B 9717/B 9470/B 8748/B 8512/B 6180/B 9827/B 6565/B 9856/B 9343/B 8116/B 9344/B 8504/B 7886/B
Punch SE (125 + 250 g/l) Pychlorex 480 EC (480 g/l) Pychlorex 5 G (5%) Pyramin SC 520 (520 g/l) Pyramin WG (65%) Pyrethro Pur (4,59 + 825,3 g/l) Pyrinex 480 EC (480 g/l) Pyroquin TDI (360 + 60 g/l) Pyrus 400 SC (400 g/l) Quad-Glob 200 SL (200 g/l) Quickdown (26,5 g/l) Ranman Component A (400 g/l) Ranman Component B (845,9 g/l) Rapsan TDI (400 + 100 g/l) Rapsan turbo (375 + 125 g/l) Rapsan 500 SC (500 g/l) Raptol (4,59 + 825,3 g/l) Ravane 50 (50 g/l) Redigo 100 FS (100 g/l) Reglone (200 g/l) Relva (400 g/l) Revus (250 g/l) Ridal (360 g/l) Riza (250 g/l) Rizolex 500 SC (500 g/l) Rocket (150 g/l) Rogor 40 (400 g/l) Rosate 360 (360 g/l) Roundup (360 g/l) Roundup++ (360 g/l) Roundup Max (450 g/l) Roundup Plus (120 g/l) Roundup Turbo (450 g/l) Roundup Ultra (360 g/l) Rovral SC (500 g/l)
glyfosaat propyzamide prothioconazool + tebuconazool paraffineolie isoproturon cymoxanil + propamocarb mancozeb mancozeb fenoxaprop-P-ethyl (+ mefenpyr-diethyl) carbendazim + flusilazool chloorpyrifos chloorpyrifos chloridazon chloridazon pyrethrinen + koolzaadolie chloorpyrifos chloridazon + quinmerac pyrimethanil diquat pyraflufen-etyl cyazofamide heptamethyltrisiloxaan metazachloor + quinmerac metazachloor + quinmerac metazachloor pyrethrinen + koolzaadolie lambda-cyhalothrin prothioconazool als zaadontsmetter diquat propyzamide mandipropamid glyfosaat IPA tebuconazool tolclofos-methyl triflumizool dimethoaat glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA glyfosaat IPA iprodione
280
Klasse
A B / B B / B B / A B / B B B B / A B A B / / B B B B / B / / / / / B
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
Klasse
9214/B 9684/B 9679/B 9738/B 8556/B 8475/B 9878/B 9865/B 8688/B 859/P 9595/B 9427/B 8579/B 9768/B 9334/B 7182/B 9402/B 9774/B 9394/B 8968/B 9218/B 825/P 9429/B 9722/B 8978/B 6412/B 9860/B 9757/B 9627/B 9051/B 7444/B 7322/B 8510/B 9426/B 9113/B 9405/B 9686/B 5558/B 8860/B 9138/B 8292/B 7757/B
Rovral WG (75%) Roxy EC (800 g/l) Roxy 800 EC (800 g/l) Rubric (125 g/l) Ruimtop (360 g/l) Safari (50%) Safran (18 g/l) Salvo (500 g/l) Samson 4 SC (40 g/l)
iprodione prosulfocarb prosulfocarb epoxyconazool glyfosaat IPA triflusulfuron-methyl abamectine 2,4-D nicosulfuron
B B B B B B B B B
Samson Extra 60 OD (60 g/l) Sanmite WP (20%) Scala (400 g/l) Scitec (250 g/l) Select Prim (120 g/l) Sencor WG (70%) Servorem EC (300 g/l) Shado (300 g/l) Shavit 250 EC (250 g/l) Sherpa 200 EC (200 g/l) Shirlan (500 g/l)
nicosulfuron pyridaben pyrimethanil trinexapac-ethyl clethodim metribuzin chloorprofam * als kiemremmer sulcotrion triadimenol cypermethrin fluazinam
B B / B B B B B B B B
Signum (26,7 + 6,7%) Sluxx (3%) Solamyl 1% (1%) Solasan (510 g/l) Soleeda (133 + 50 g/l) Sombrero (600 g/l) Splendid (25 g/l) Sporex (450 g/l) Sporgon (46%) Sportak (450 g/l) Sportak EW (450 g/l) Spotlight Plus (60 g/l) Spoutnik (80%) Sprout Nip Solide (98%) Spruzit (36 + 144 g/l) Spuitzwavel 800 WG (80%) Spyrale (100 + 375 g/l) Stabilan 750 (750 g/l) Starane (180 g/l) Starane Kombi (100 + 120 + 30 g/l) Stereo (250 + 62,5 g/l) Steward (30%) Stomp 400 SC (400 g/l) Stomp (400 g/l)
boscalid + pyraclostrobin ijzerfosfaat chloorprofam * als kiemremmer metam-natrium dimoxystrobine + epoxyconazool imidacloprid zaadbehandeling deltamethrin prochloraz prochloraz prochloraz prochloraz carfentrazon-ethyl mancozeb chloorprofam * als kiemremmer pyrethrinen + piperonylbutoxide zwavel difenoconazool + fenpropidin chloormequat fluroxypyr fluroxypyr + ioxynil + clopyralid
B / B A B B B / B B / B B B / / B B B B
cyprodinil + propiconazool indoxacarb pendimethalin
B B /
Stomp Aqua (455 g/l) Successor 600 (600 g/l) Sulfostar (80%) Sulfovit Super (80%) Sultan 500 SC (500 g/l) Sumi Alpha (25 g/l) Swing Gold (133 + 50 g/l) Switch (37,5 + 25 %)
pendimethalin pethoxamide zwavel zwavel metazachloor esfenvaleraat dimoxystrobine + epoxyconazool cyprodinil + fludioxonil
/ B / / B B B /
Symphonie (6%) Systhane 20 EW (200 g/l)
flutolanil myclobutanil
/ B
8803/B 9328/B 7957/B 850/P 873/P 9839/B 9504/B 9221/B 9751/B 9488/B 8241/B 9465/B 8893/B 846/P 8529/B 9064/B
281
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
9065/B 7342/B 8395/B 9517/B 9628/B 9715/B 9700/B 9241/B 9477/B 8612/B 8698/B 9245/B 9059/B 9526/B 9032/B 8173/B 9726/B 9286/B 7762/B 9869/B 5700/B 9640/B
Systhane 24 EC (240 g/l) Tachigaren 70 WS (70%) Taifun 360 (360 g/l) Tamifume 690 SL (690 g/l) Tanagra (50 g/l) Tandus 180 (180 g/l) Tandus 200 (200 g/l) Tanos (25 + 25%) Tapier (250 g/l) Targa Prestige (50 g/l) Tattoo C (375 + 375 g/l) Tecto (500 g/l) Teldor (50%) Teppeki (50%) Terano (2,5 + 60%) Terbuzon (200 + 200 g/l) Terminett (26,7 + 6,7%) Terpal (155 + 305 g/l) Terrasan (510 g/l) Tezate 220 SL (220 g/l) Thiovit Jet (80 %) Timok (25 + 25 (+ 6,25) g/l)
9447/B 8334/B 7733/B 9181/B 7637/B 7579/B 9365/B 8813/B
Tipo (842 g/l) Titus (25%) Tolurex SC (500 g/l) Tomahawk (180 g/l) Top Oil S (800 g/l) Topaz (100 g/l) Topenco 100 EC (100 g/l) Topik [100 (+25) g/l]
7057/B 8666/B 9770/B 8432/B 6680/B 9539/B 9653/B 9444/B 9275/B 9492/B 9002/B
Topsin M 500 SC (500 g/l) Topsin M 70 WG (70%) Torinka (360 g/l) Tornado (700 g/l) Torque (50%) Totril (225 g/l) Toucan (500 g/l) Touchdown Quattro (360 g/l) Tracer (480 g/l) Trema (700 g/l) Trend 90 (900 g/l)
8084/B 9799/B 9851/B 9044/B 8874/B 8582/B 8198/B 4814/B 9420/B 9266/B 5897/B 9383/B 9168/B 9101/B 9378/B
Treto 500 (500 g/l) Trevistar (100 + 80 + 2,5 g/l) Trianum-G (1,5 x 10E8 CFU/g) Tribel 100 (100 g/l) Tribel Forte (480 g/l) Tri-But (100 g/l) Trigard (100 g/l) Trimangol 80 (80%) Trimangol WG (75%) Triptic (100 g/l) Tropotox 400 SL (400 g/l) Tubercare 12,5 DS (12,5 %) Tuberprop Basic (300 g/l) Tuberprop HN (300 g/l) Twist 500 SC (500 g/l)
myclobutanil hymexazol glyfosaat IPA metam-kalium tepraloxydim fluroxypyr fluroxypyr cymoxanil + famoxadone difenoconazool quizalofop-ethyl-D chloorthalonil + propamocarb thiabendazool fenhexamid flonicamid metosulam + flufenacet bentazon + terbuthylazin boscalid + pyraclostrobin ethefon + mepiquat-chloride metam-natrium thiabendazool zwavel pinoxaden + clodinafop-propargyl (+ cloquintocet-mexyl) koolzaadolie rimsulfuron chloortoluron fluroxypyr paraffineolie penconazool penconazool clodinafop-propargyl (+ beschermstof: cloquintocet-mexyl) thiofanaat-methyl thiofanaat-methyl glyfosaat IPA metamitron fenbutatin-oxide ioxynil diflufenican glyfosaat IPA spinosad metamitron isodecyl-alcohol ethoxylaat (= uitvloeier) ethofumesaat fluroxypyr + clopyralid + florasulam Trichoderma harzianum T-22 triclopyr triclopyr triclopyr cyromazin maneb maneb triclopyr MCPB pencycuron chloorprofam * als kiemremmer chloorprofam * als kiemremmer trifloxystrobine
282
Klasse
B B B A B B B B B B B B / / B A B
B A / / B / / B B / B B B B B B / A B / / / B B / B B B B B / B B B B / B B B
Erk. nr.
Handelsnaam
Werkzame stof(fen)
6490/B 8439/B 9310/B 7013/B 9258/B 9661/B 9422/B 7693/B 9294/B 8717/B 9516/B 9696/B 9832/B 8303/B 8511/B 890/P 9706/B 9720/B 9775/B 9356/B 6591/B 8308/B 9513/B 9527/B 9403/B 9864/B 9067/B
U 46 Combi (345 + 345 g/l) U 46 M (750 g/l) U 46 M750 (750 g/l) U-46-D-500 (500 g/l) Unikat Pro (66,7 + 8,3%) Vacciplant (45 g/l) Valbon (1,75 + 70%) Vegelux Super Mineral (832 g/l) Vegetop (812 g/l) Vegoil S (875 g/l) Venture (233 + 67 g/l) Venzar 500 SC (500 g/l) Verdera B4 (26%) Verigal D (250 + 308 g/l) Vertimec (18 g/l)
2,4-D + MCPA MCPA MCPA 2,4-D ester mancozeb + zoxamide laminarine benthiavalicarb + mancozeb paraffineolie Koolzaadolie koolzaadolie boscalid + epoxyconazool lenacil Gliocladium catenulatum J1446 bifenox + mecoprop-P abamectine
B B B B B / B / / B B / B B B
Victus (40 g/l) Viridal (4,5 + 68 %) Vival (360 g/l) Vivendi 100 SL (100 g/l) Vydate 10 G (10%) Vydate CHL (250 g/l) Wakil (17 +10 + 5%) Warrant 200 SL (200 g/l) Weed-Oil (800 g/l) Xedamate 60 (636 g/l) Xentari WG (15.000 U.I. Trichoplusia ni/mg) Xinca (401,58 g/l) Yatze (480 g/l) Zetanil (4,5 + 65%) Zeus (300 g/l) Zignal (500 g/l)
nicosulfuron cymoxanil + mancozeb glyfosaat IPA clopyralid oxamyl oxamyl metalaxyl-M + cymoxanil + fludioxonil imidacloprid paraffineolie chloorprofam Bacillus thuringiensis ssp. aizawai
B B / / A A / B / B B
bromoxynil-butyraat ethefon cymoxanil + mancozeb sulcotrion fluazinam
B A B B B
9796/B 9833/B 9089/B 9772/B 9656/B
Klasse
283
Nota’s
284
Nota’s
285
Nota’s
286
Nota’s
287
Nota’s
288