Verwijderen van de baarmoeder Gynaecologie
Binnenkort wordt u in ons ziekenhuis opgenomen om uw baarmoeder te laten verwijderen in verband met een goedaardige aandoening. In deze folder kunt u lezen wat de ingreep inhoudt. De medische termen voor het verwijderen van de baarmoeder zijn ‘uterusextirpatie’ (Latijn) of ‘hysterectomie’ (Grieks). Voor het verwijderen van de baarmoeder wordt u opgenomen op de verpleegafdeling. Over deze verpleegafdeling bestaat een aparte folder die u krijgt van de verpleegkundige. De baarmoeder De baarmoeder is een peervormig orgaan dat in het kleine bekken ligt in het verlengde van de schede. Aan weerszijden ervan liggen de eierstokken en de eileiders. De eileiders vormen, samen met een peesje, de verbinding tussen de eierstokken en de baarmoeder. De baarmoeder is onder te verdelen in een baarmoederlichaam en de baarmoederhals. Dit onderscheid is belangrijk omdat in beide delen van de baarmoeder afwijkingen kunnen ontstaan. In beide gevallen kan een baarmoederverwijdering de oplossing zijn van het probleem. Bij goedaardige afwijkingen bestaan meestal verschillende behandelingsmogelijkheden. De verwijdering van de baarmoeder is er één van. Redenen voor het verwijderen van de baarmoeder Er zijn verschillende redenen om over te gaan tot het verwijderen van de baarmoeder: • Menstruatieklachten; • vleesbomen oftewel myomen. (Als dit voor u van toepassing is kunt u meer informatie lezen in de folder ‘Myomen’); • endometriose; bij endometriose groeit het slijmvlies dat zich aan de binnenzijde van de baarmoeder bevindt ook op plaatsen buiten de baarmoeder, bijvoorbeeld in de buikholte; • buikpijn- of verzakkingklachten; Operatietechnieken Er zijn drie operatietechnieken om de baarmoeder te verwijderen: • door middel van een buikoperatie; • via de vagina (schede); • door middel van een kijkbuisoperatie.
| patiënteninformatie
2
Door middel van een buikoperatie Bij een buikoperatie kunnen het baarmoederlichaam en de baarmoederhals tegelijk worden uitgenomen. Het is ook mogelijk om alleen het baarmoederlichaam te verwijderen. Via de buiksnede kunnen ook tegelijkertijd andere organen worden verwijderd, bijvoorbeeld de eierstokken. Meestal wordt gekozen voor een buiksnede in horizontale richting (de bikinisnede). Via de vagina (schede) Indien de operatie via de vagina wordt verricht zal altijd de gehele baarmoeder (dus inclusief de baarmoederhals) worden verwijderd. Soms kan één van de eierstokken ook vaginaal verwijderd worden, maar dit is technisch wel moeilijker. Door middel van een kijkbuisoperatie. Bij een verwijdering van de baarmoeder door middel van een kijkbuisoperatie worden meestal vier kleine sneetjes gemaakt in de onderbuik, vanaf de navel. De baarmoeder wordt losgemaakt van alle verbindingen en dan meestal vaginaal verwijderd. Tegelijkertijd kunnen ook, zo nodig, de eierstokken en eileiders verwijderd worden. Keuze voor verwijdering van de baarmoederhals De beslissing of de baarmoederhals mee moet worden uitgenomen of moet blijven zitten is afhankelijk van: • de grootte van de baarmoeder; • afwijkingen van de baarmoederhals; • een eventuele verzakking van de baarmoeder. Dit zijn ook factoren die meewegen in de beslissing om de baarmoeder óf via vaginale weg óf via de buik te verwijderen. Indien de baarmoederhals blijft zitten is de operatie in het algemeen iets gemakkelijker en duurt minder lang. Bij een operatie via de vagina ontstaat dan geen litteken in de vagina en is er geen kans dat de vagina van vorm, richting of lengte verandert. Als de baarmoederhals blijft zitten kunt u soms nog maandelijks licht bloedverlies hebben. U dient elke vijf jaar een uitstrijkje te laten maken in het kader van het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker. Als de baarmoederhals mee wordt uitgenomen heeft u iets meer kans op plasklachten. Als u besloten hebt tot een operatie Uw gynaecoloog zal u uitgebreid voorlichten over: • de procedure rondom de operatie;
| patiënteninformatie
3
• welke organen er worden uitgenomen; • op welke manier de operatie wordt uitgevoerd; • mogelijke complicaties. Nadat de gynaecoloog de operatiepapieren heeft ingevuld hebt u een gesprek met de zorgplanner van Gynaecologie. Deze zal voor u de verdere afspraken maken en u informeren over de gang van zaken. U kunt aangeven welke datum voor de operatie voor u het beste uitkomt. Ook kunt u bespreken of de operatie bij voorkeur moet worden uitgevoerd door uw eigen gynaecoloog of eventueel door een van zijn of haar collegae. Daarna zal een co-assistent een lichamelijk onderzoek doen, ter voorbereiding op de operatie. Meestal wordt ook een bloedonderzoek aangevraagd. Afhankelijk van uw algehele gezondheid kunt u doorverwezen worden voor het maken van een longfoto of een hartfilmpje (ECG). Voor de operatie Vóór de operatie hebt u nog een afspraak op de afdeling Preoperatief onderzoek voor een gesprek met een verpleegkundige en met de anesthesist of diens assistent. Deze afspraak wordt gemaakt tijdens het gesprek met de zorgplanner. De anesthesist bespreekt met u de soort anesthesie (algehele verdoving of ruggenprik). Alle vragen omtrent de anesthesie kunt u tijdens dit gesprek stellen. Tijdens het gesprek met de verpleegkundige krijgt u informatie over de gang van zaken rondom de opname, het verblijf op de afdeling en de voorbereiding en de nazorg van de operatie. Daarnaast stelt hij/zij u vragen over onder andere medicijngebruik en allergieën. De verpleegkundige bekijkt met u, indien nodig, de thuissituatie en bespreekt met u de eventuele nazorg. Ook hebt u tijdens dit gesprek de gelegenheid om vragen te stellen. Voorbereidingen thuis De lichamelijke herstelperiode na het verwijderen van de baarmoeder duurt tenminste 6 weken. Het is verstandig om al vóór de ingreep voorbereidingen te treffen voor de periode ná de opname. Indien er extra hulp moet worden ingeschakeld kunt u dit eventueel ook al met uw huisarts bespreken. Voorbereiding op de operatie Op de dag van de operatie wordt u, 2 uur voor de geplande operatietijd, opgenomen op verpleegafdeling Oost 43. De gastvrouw of verpleegkundige brengt u naar uw kamer en geeft u informatie over het gebruik van een aantal zaken op uw kamer. Daarna wordt u door de verpleegkundige voorbereid op de operatie: Zij neemt het opnamegesprek van de pre-operatieve screening nog eens met u door. Medicijnen en allergieën worden gecontroleerd en ook de telefoonnummers van uw
| patiënteninformatie
4
contactpersoon. Tevens wordt met uw begeleider afgesproken dat hij/zij gebeld wordt als u terugkomt van de operatiekamer. Er worden enkele controles uitgevoerd, zoals het meten van de bloeddruk, pols en temperatuur. Zonodig wordt er nog bloed afgenomen. Daarna krijgt u uitleg over de operatiekleding en de medicatie die u voor de ingreep nog krijgt aangeboden, de zogenaamde pre-medicatie. Vervolgens krijgt de afdeling een telefoontje van de operatiekamer dat u gebracht mag worden, U wordt dan met bed naar de operatiekamer gereden. De gynaecoloog die u opereert ziet u vlak voor de ingreep in de operatiekamer. Heeft u nog vragen aarzel dan niet deze te stellen. Na de operatie Als u terugkomt op de afdeling heeft u een blaaskatheter en een infuus. U mag een aantal uur niets drinken en/of eten. Door de verdoving hebben uw darmen stil gelegen. Deze komen langzaam weer op gang en daarom wordt het drinken en eten na de operatie rustig opgestart. De dag van de operatie heeft u bedrust, maar de eerste dag na de operatie wordt u al voorzichtig gemobiliseerd.. De eerste dagen na de operatie is het normaal dat u buikpijn hebt. U krijgt hiervoor pijnstilling De blaaskatheter wordt in principe de eerste dag na de operatie verwijderd. Als u nog niet goed mobiel bent, als er schade aan de blaas is ontstaan tijdens de operatie of als er een beetje bloed in de urine zit, wordt de blaaskatheter later verwijderd. Het infuus wordt in principe de eerste dag verwijderd, tenzij het drinken nog niet goed gaat of als u nog medicatie via het infuus krijgt toegediend. De zaalarts en de dienstdoende gynaecoloog bezoeken u dagelijks. Indien mogelijk zal ook de gynaecoloog die u geopereerd heeft u bezoeken. . De eerste weken na de operatie kunt u last hebben van bloederige afscheiding. Soms stopt het vaginale bloedverlies enkele dagen na de operatie, doch treedt weer op als de hechtingen beginnen op te lossen (tussen de 10e en de 14e dag na de operatie). Hoe lang u in het ziekenhuis blijft, hangt af van de operatie(techniek) en het tempo waarin u herstelt. Ook is het van belang of u thuis hulp heef.
Doorgaans blijft u enkele dagen in het ziekenhuis: • na een operatie via de buik vier tot vijf dagen; • na een ingreep via de vagina drie tot vier dagen; • na een kijkoperatie twee tot drie dagen.
| patiënteninformatie
5
Het verwijderen van de hechtingen Als u via de buik geopereerd bent moeten de hechtingen verwijderd worden. • Dit gebeurt na de operatie via de zogenaamde bikinisnede op de vijfde tot zevende dag; • Bij een verticale snede rond de tiende tot veertiende dag.. • Bij een kijkoperatie en een operatie via de vagina worden oplosbare hechtingen gebruikt. Het verwijderen van de hechtingen gebeurt tijdens het spreekuur van Gynaecologie. Bij het ontslag krijgt u hiervoor een afspraak mee. Met ontslag Vlak voor uw ontslag hebt u een ontslaggesprek met een verpleegkundige. Tijdens dit gesprek komen het verloop van de operatie, uw herstel en leefregels voor de eerste weken na uw ontslag aan de orde.
Leefregels Wij adviseren u voldoende rust te nemen. U mag tot 6 weken na de operatie niet zwaar tillen of sporten. Fietsen en autorijden kan meestal weer na 3 weken. Ook adviseren wij u tot minstens 6 weken na de operatie niet buitenshuis te werken. Als ook uw baarmoederhals is verwijderd raden wij u aan tot aan de controle bij de gynaecoloog niet vaginaal te vrijen. Heeft u nog vragen met betrekking tot uw lichamelijke activiteiten en uw persoonlijke hygiëne, dan kunt u deze bespreken met de zaalarts. In de regel wordt u 6 weken na de operatie voor controle verwacht op het spreekuur van uw gynaecoloog. Mogelijke complicaties Bij elke operatie, hoe klein ook, kunnen complicaties of ongewenste effecten optreden. Mocht het herstel na de operatie anders zijn of langer duren dan u had verwacht, dan is het verstandig dit met uw gynaecoloog te bespreken. Normale verschijnselen Na de operatie zijn forse moeheid en last van (bloederige) afscheiding normale verschijnselen.
| patiënteninformatie
6
Bij het verwijderen van de baarmoeder kunnen de volgende complicaties optreden: • Bij iedere operatie is er een klein risico op het ontstaan van een infectie of trombose. Om dit risico te beperken krijgt u al vóór de operatie antibiotica en na de operatie een middel tegen trombose. • De narcose of ruggenprik kan risico's met zich meebrengen. Als u goed gezond bent zijn deze risico’s heel klein. • Bij de operatie wordt er een katheter in uw blaas gebracht. Deze blijft in principe zitten tot de eerste dag na de ingreep. Er kan altijd een blaasontsteking ontstaan, die pijnlijk is. Met antibiotica is deze goed te behandelen. • Een operatie gaat altijd gepaard met bloedverlies. Soms is een bloedtransfusie nodig. Elke bloedtransfusie heeft zijn (infectie)risico, maar dat risico is laag. • In de buik of de vagina kan een nabloeding optreden. Meestal lost uw eigen lichaam zo'n bloeduitstorting op, maar dit vergt een langere periode van herstel. Een enkele keer is bij een ernstige nabloeding een tweede operatie nodig. Dit gebeurt meestal via een buiksnede. • Tijdens de operatie kunnen beschadigingen van de organen plaatsvinden, bijvoorbeeld de urinewegen of de darmen. Deze complicatie is goed te behandelen, maar vraagt een langer herstel. Soms is een tweede operatie noodzakelijk. • Bij elke operatie in de buikholte kunnen verklevingen ontstaan. Deze geven slechts zelden klachten. • Na een operatie via de buikwand kan het litteken lang gevoelig blijven. Een litteken in de buikwand kan veranderen van lengte, waardoor de buikwand ernaast of erboven gaat overhangen. Een littekenbreuk is een complicatie op langere termijn. Bij een littekenbreuk puilen darmen en buikvlies door de buikwand naar buiten. Deze complicatie kan bij alle soorten buikoperaties voorkomen. Bij grote breuken kan er zo nodig na enige tijd een hersteloperatie plaatsvinden. • Sommige vrouwen hebben na een operatie last van slapeloosheid, moeheid, buik- of rugpijn en concentratiestoornissen. • Na een baarmoederverwijdering kunnen plasklachten optreden. Deze klachten ontstaan met name als de blaas tijdens de operatie moet worden losgemaakt van de baarmoeder. Meestal gaan deze klachten vanzelf over, maar soms is een aanvullende behandeling nodig. • Een aantal vrouwen meldt een veranderd gevoel bij de seksualiteit. Dit kan komen doordat de vagina van lengte of vorm is veranderd. Ook het gevoel bij het orgasme kan veranderd zijn, met name bij vrouwen bij wie de samentrekking van de baarmoeder een rol speelt voor het krijgen van een orgasme. Ook kunnen er positieve effecten zijn, zoals bijvoorbeeld het niet meer hebben van bloedverlies of pijn bij het vrijen. Recente onderzoeken hebben uitgewezen dat de beleving van de seksualiteit na het verwijderen van de
| patiënteninformatie
7
baarmoeder (met of zonder het verwijderen van de baarmoederhals) meestal beter is. • Sommige vrouwen ervaren het verlies van hun baarmoeder als een soort rouwproces. Het gevoel van vrouw-zijn kan in zijn compleetheid zijn aangetast. Indien u deze gevoelens bij u zelf waarneemt, kan een gesprek met uw gynaecoloog opluchten en meestal helpen. Als u dit wenst kan dit gesprek ook al voor de operatie plaatsvinden. Als u nog vragen hebt na de operatie kunt u contact opnemen met uw huisarts, de verpleegafdeling waar u opgenomen bent geweest of met Gynaecologie. Voor bereikbaarheidsgegevens: zie achterpagina van deze folder. Meer informatie U kunt meer informatie lezen in onze andere folders die u onder andere vindt op de website van het ziekenhuis (adres: zie achterzijde). Aan het eind van uw opname ontvangt u van ons nog de folder ‘Thuis herstellen na een gynaecologische operatie’. Tevens biedt de website van de beroepsvereniging: www.nvog.nl u aanvullende informatie.
| patiënteninformatie
8
Geef uw mening! Deel uw ervaring over Zuyderland Medisch Centrum op www.ZorgkaartNederland.nl, een onafhankelijk kwaliteitsplatform voor de zorg. Op basis van uw ervaring kunnen wij onze zorgverlening verder verbeteren.
Gynaecologie Meldpunt Oost 11 Afsprakennummer: 088 - 459 7785 Werkdagen: 9.00 - 12.00 en 14.00 - 16.00 uur Informatienummer: 088 - 459 5580 Werkdagen: 8.30 - 12.00 en 13.30 - 16.30 uur
© 09-2015
Internet www.zuyderland.nl www.nvog.nl
564
Verpleegafdeling Meldpunt Oost 43 Telefoon 088 – 459 4500