VERTAALD, BEWERKT EN SAMENGEVAT DOOR: UMM SADJAAD. N.A.V. HET BOEK VAN „UMAR S. AL ASHQAR. “DE PROFETEN ZIJN BROERS; HUN MOEDERS VERSCHILLEN, MAAR HUN DIEN (RELIGIEUZE LEVENSWIJZE) IS EEN....” *
* Hadith overgeleverd door Abu Hurayrah Ahmad 2: 406, Abu Daawoed: 4324, at-Tabari 9: 388.
en verzameld door:
Voorzeker, alle lof is aan Allaah, wij prijzen Hem lof en wij smeken Hem om hulp en wij smeken Hem om vergeving. En wij zoeken toevlucht bij Allaah tegen het slechte van onze zielen en de zonden onder onze daden. Degene die door Allaah wordt geleid, voorzeker, niets kan hem misleiden en degene die dwaalt, voorzeker, niets zal hem rechtleiden. En ik getuig dat er geen God is behalve Allaah, de Enige Die geen deelgenoten heeft en ik getuig dat Muhammad Zijn dienaar en Boodschapper is, vrede zij met hem, met zijn familieleden en metgezellen en ieder die hem met goede daden volgt tot aan de Dag der Opstanding.
O JULLIE DIE GELOVEN, VREEST ALLAAH VOL WARE GODSVREES VOOR HEM, EN STERFT NIET ANDERS DAN ALS MUSLIMS. soerah Ali „Imraan 3: 102.
1
O MENSEN, VREEST JULLIE HEER DIE JULLIE SCHIEP UIT EEN ENKELE ZIEL (EN DIE) DAARUIT ZIJN ECHTGENOTE SCHIEP EN UIT HEN BEIDEN VELE MANNEN EN VROUWEN DEED VOORTKOMEN. EN VREEST ALLAAH IN WIENS NAAM JULLIE ELKAAR (OM HULP) VRAGEN EN ONDERHOUDT DE FAMILIEBANDEN. VOORWAAR, ALLAAH IS DE WAKER OVER JULLIE. soerah An-Nisaa‟ 4: 1.
O JULLIE DIE GELOVEN, VREEST ALLAAH EN SPREEKT HET WARE WOORD. HIJ (ALLAAH) ZAL VOOR JULLIE GOEDE DADEN AANVAARDEN EN JULLIE ZONDEN VERGEVEN. EN AL WIE ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER GEHOORZAAMT; WAARLIJK, DIE HEEFT EEN GEWELDIGE TRIOMF BEHAALD. soerah Al-Ahzaab 33: 70-71.
Dit werk is geschikt voor zowel Muslims als niet-Muslims; moge iedereen hier veel baat bij hebben.
In het Arabisch zeg je tegen Boodschapper:“Rasul” of: “Mursal ” en het meervoud daarvan is: “Rusuul,” of: “Mursalien.” Een Boodschapper is degene die de Goddelijke wetten: “as-Shari‟ah” ontvangt en door Allaah wordt bevolen om het door te geven; Nuh was de eerste.
2
In Sahih Al-Bukhaarie (deel 6 hadith nr: 236) is een hadith verzameld overgeleverd door Anas Bin Maalik waarin de Profeet heeft gezegd: “Ga naar Nuh; de eerste van Allaahs Boodschappers aan de mensen op aarde.” En er was nooit een volk waar Allaah geen Boodschapper aan stuurde om een bepaalde Shari‟ah (wetgeving) aan te geven of een Profeet die de Openbaring van de Profeet die voor hem kwam door gaf. Allaah heeft in soerah An-Nahl 16: 36 gezegd:
EN WAARLIJK, WIJ HEBBEN TEMIDDEN VAN IEDERE UMMAH EEN BOODSCHAPPER GESTUURD ZEGGENDE: “AANBID ALLAAH ALLEEN EN VOORKOM AT-TAAGHOET*.” (* alle vormen van “shirk”; iets of iemand naast Allaah aanbidden.)
Allaah stuurde Boodschappers naar de mensheid, vanaf Nuh tot de laatste Boodschapper Muhammad, wiens oproep gericht was op zowel de mensheid als de djinns in het Oosten en in het westen. Alle Boodschappers brachten dezelfde Boodschap, in soerah Faathir 35: 24 staat:
ER WAS GEEN UMMAH OF EEN WAARSCHUWER KWAM TEMIDDEN VAN HEN.
En in Al-Maa‟idah 5: 44 staat:
WAARLIJK, WIJ ZONDEN DE TAWRAAH (AAN MUSAA‟) NEER, DAARIN WAS LEIDING EN LICHT, WAARMEE DE PROFETEN DIE ZICH AAN ALLAAHS WIL OVERGAVEN OORDEELDEN.
3
De Boodschappers hebben geen Goddelijke Eigenschappen en kunnen uit zichzelf geen wonderen verrichten en zij worden niet aanbeden; Allaah heeft over de Profeet Muhammad, de meest nobele en de hoogste van alle Profeten gezegd: ZEG (O MUHAMMAD ): “IK BEZIT GEEN KRACHT OM MIJZELF VOORDEEL TE VERSCHAFFEN OF MIJZELF TE SCHADEN TENZIJ ALLAAH HET WIL. ALS IK KENNIS ZOU HEBBEN VAN AL-GHAYB (HET ONGEZIENE) ZOU IK VOOR MIJZELF EEN HOEVEELHEID RIJKDOMMEN VEILIG HEBBEN GESTELD EN GEEN KWAAD ZOU MIJ GERAAKT HEBBEN, MAAR IK BEN SLECHTS EEN WAARSCHUWER EN EEN BRENGER VAN GOEDE TIJDINGEN VOOR DEGENEN DIE GELOVEN.”
In soerah Al-Djinn 72: 21-22 staat:
ZEG: (O MUHAMMAD ) “HET IS NIET BINNEN MIJN MACHT OM JULLIE TE SCHADEN OF JULLIE NAAR HET RECHTE PAD TE LEIDEN.” ZEG: “NIEMAND KAN MIJ TEGEN ALLAAHS STRAF BESCHERMEN (WANNEER IK HEM ONGEHOORZAAM BEN), NOCH ZOU IK TOEVLUCHT VINDEN, BEHALVE BIJ HEM.”
De Profeten en Boodschappers hebben net als andere mensen de menselijke eigenschappen zoals ziekten, dood, de behoefte aan voedsel en drinken etc. Allaah zegt over de Profeet Ibraahiem dat hij in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 79-81 zei:
HIJ (ALLAAH) IS HET DIE MIJ VOEDT EN MIJ TE DRINKEN GEEFT EN WANNEER IK ZIEK BEN, IS HIJ HET DIE ME GENEEST EN DIE MIJ ZAL LATEN STERVEN EN MIJ OPNIEUW TOT LEVEN ZAL WEKKEN.
De Profeet
zei:
“Ik ben niet anders dan een mens zoals jullie; ik vergeet zoals jullie vergeten;
4
dus als ik iets vergeet herinner mij er dan aan.”
Bukhaarie en Muslim.
In soerah Al-Israa‟ 17: 3 staat over de Profeet Nuh:
WAARLIJK, HIJ WAS EEN DANKBARE DIENAAR.
En in soerah Al-Foerqaan 25: 1 staat over Muhammad
:
GEZEGEND IS DEGENE DIE DE FOERQAAN (DE QUR‟AAN) NAAR ZIJN DIENAAR HEEFT NEERGEZONDEN, OPDAT HIJ EEN WAARSCHUWER VOOR DE WERELDEN ZAL ZIJN.
BESCHRIJVING VAN EEN PROFEET. In de Arabische taal betekent “nabbaa” nieuws; dus een Nabi is degene die nieuws doorgeeft; d.w.z; dat een Nabi (Profeet) vertelt wat hem verteld wordt of doorgegeven wordt; n.l. de Goddelijke Openbaringen, ook wel “Wahy” genoemd. Wanneer Allaah iemand gebiedt om iets te vertellen zegt Hij ook “nabbi!” (“akhbir”) dus: vertel! Zoals je kunt lezen in soerah Al-Hidjr 15: 51:
EN BERICHT HEN OVER DE GASTEN VAN IBRAAHIEM.
Of in soerah An-Nabaa‟ 78: 1:
WAAROVER STELLEN ZIJ ELKAAR VRAGEN? OVER DE GEWELDIGE AANKONDIGING?
5
Arabieren noemen ook een hoog gelegen plek “an nabuwwa” dus een heuvel bijvoorbeeld. Zo heeft een Nabi ook een hoge plek temidden van alle schepselen, zowel in het aardse leven als in het Hiernamaals.
BESCHRIJVING VAN AR-RASUL: Wanneer iemand een taak voor iemand verricht is hij rasul; er zijn vele ahaadieth waarin je leest dat Rasuulullaah ar rasul (een boodschapper) naar iemand stuurt; in dat geval een man die een boodschap aan iemand moet doorgeven. Engelen worden ook Boodschappers genoemd.
HET VERSCHIL TUSSEN NABI EN RASUL. Er is verschil tussen de Anbiyaa‟ en de Mursalien; in een betrouwbare overlevering van Abu Dharr heeft Rasuulullaah ons laten weten hoeveel er van beiden geweest zijn, verzameld door Ahmad (Sahih verklaard door Shaikh Al-Albaanie) zegt Rasuulullaah dat er 124.000 Anbiyaa‟ en 315 Mursalien zijn geweest. (en in een andere overlevering van Abu Dharr 313 tot 319.)
verzameld door Abu Amaamah:
Dat laat zien dat ze beiden appart worden genoemd, bovendien noemt Allaah ze ook beiden in een Aayah; zoals in soerah Al-Haddj 22: 52:
EN WIJ HEBBEN GEEN ENKELE BOODSCHAPPER OF PROFEET VOOR JOU GESTUURD ZONDER DAT........
GELOVEN IN DE PROFETEN EN BOODSCHAPPERS BEHOORT TOT DE "FUNDAMENTEN VAN IMAAN. Het geloof in de Anbiyaa‟ en Rusuul behoort tot de fundamenten van imaan. In de Qur‟aan in soerah Ali-„Imraan 3: 84 staat:
6
ZEG: “WIJ GELOVEN IN ALLAAH EN IN WAT ER TOT ONS IS NEERGEZONDEN, EN IN WAT ER NEERGEZONDEN IS AAN IBRAAHIEM EN ISMAA'IEL, ISHAAQ, YA‟QOEB EN DE KINDEREN VAN YA‟QOEB (“AL ASBAATH”) EN IN WAT ER AAN 'ISAA EN DE PROFETEN VAN HUN HEER WERD GEGEVEN. WIJ MAKEN GEEN ONDERSCHEID TUSSEN WIE VAN HEN DAN OOK EN WIJ HEBBEN ONS AAN HEM OVERGEGEVEN.
Muslims geloven in iedere Profeet die Allaah gestuurd heeft en in ieder Boek dat Hij heeft geopenbaard en hebben nooit in een ervan ongeloof. In soerah An-Nisaa‟ 4: 136 staat:
O JULLIE DIE GELOVEN! GELOOFT IN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER EN IN DE SCHRIFT DIE HIJ AAN ZIJN BOODSCHAPPER OPENBAARDE EN IN DE SCHRIFT DIE HIJ VROEGER OPENBAARDE. EN WIE ONGELOVIG IS AAN ALLAAH EN ZIJN ENGELEN EN ZIJN BOEKEN EN ZIJN BOODSCHAPPERS EN DE LAATSTE DAG; HIJ IS WAARLIJK VER WEG GEDWAALD.
Zowel Boodschappers als Profeten krijgen Wahy, alleen een Rasul krijgt een nieuwe Shari‟ah geopenbaard en een Nabi geeft de Shari‟ah van de vorige Profeet door.
7
Zoals de Anbiyaa‟ van Bani Israa‟iel; waaronder bijvoorbeeld Daawoed, Yahya, Zakariyyaa en Soeleimaan; zij gaven de Shari‟ah van de Profeet Musaa‟ door!
HET VERBAND TUSSEN GELOVEN IN ALLAAH EN GELOVEN IN DE BOODSCHAPPEN. Veel mensen geven Allaah niet de waarde die Hem toekomt; In soerah Al-An‟aam 6: 91 staat:
EN ZIJ HEBBEN ALLAAH NIET WAARHEIDSGETROUW INGESCHAT TOEN ZIJ ZEIDEN: “ALLAAH HEEFT NIETS AAN DE MENS DOEN NEERDALEN.”
Deze mensen geloven wel in Allaah maar niet in Zijn Boodschappers, terwijl geloven in Allaah ook geloven in Zijn Eigenschappen betekent en een van Zijn Eigenschappen is Zijn Rahmah (Genade) waardoor Hij Boodschappers heeft gestuurd om ons te leiden. Allaah zegt in soerah Al-Qiyaamah 75: 36:
DENKT DE MENS DAT HIJ ONGEMOEID ZAL WORDEN GELATEN? Allaah is Rechtvaardig; Hij zal niemand straffen zonder dat “de hudja” tot hem is gekomen; de hudja is een helder, duidelijk bewijs zoals de wonderen van de Profeten of de kleine hudja zijn de daliel (bewijzen) uit de hadith Sahih (betrouwbare overleveringen van de Profeet
) of de verzen uit de Qur‟aan! In soerah Al-Israa‟ 17: 15 staat:
EN WIJ BESTRAFFEN NIET VOORDAT WIJ EEN BOODSCHAPPER HEBBEN GESTUURD.
En in soerah Faathir 35: 24:
8
EN ER WAS GEEN VOLK OF ER VERKEERDE ONDER HEN EEN WAARSCHUWER.
In soerah An-Nisaa‟ 4: 150 en 151 lezen we:
VOORWAAR, DEGENEN DIE NIET IN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER GELOVEN; ZIJ WILLEN ONDERSCHEID MAKEN (IN HET GELOVEN) TUSSEN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPERS EN ZEGGEN: “WIJ GELOVEN IN SOMMIGEN EN VERWERPEN ANDEREN.” EN ZIJ WILLEN DAARTUSSEN (TUSSEN GELOOF EN ONGELOOF) EEN WEG VINDEN. ZIJ ZIJN DEGENEN DIE WAARLIJK DE ONGELOVIGEN ZIJN.
Wie dus niet in de Anbiyaa‟ maar wel in Allaah gelooft is bij Allaah een kaafir. (d.w.z: iemand die de Waarheid bedekt; die niet gelooft in wat ons geopenbaard is.) Het is kufr omdat Allaah de mens heeft verplicht om Hem te aanbidden op de manier die Hij ons via Zijn Profeten en Boodschappers heeft geleerd. Wij kunnen geen “abd” (dienaar van Allaah) worden als wij niet via hen leren hoe wij onze Schepper moeten aanbidden!
VAN DE ANBIYAA‟ EN RUSUUL ZIJN ER VELEN WAARVAN WE HUN VERHALEN NIET KENNEN. In soerah an-Nisaa‟ 4: 164 staat:
9
EN WIJ ZONDEN BOODSCHAPPERS OVER WIE WIJ JOU WAARLIJK REEDS VERHAALD HEBBEN EN BOODSCHAPPERS OVER WIE WIJ JOU NIET VERHAALD HEBBEN.
En in soerah Ghaafir 40: 78:
WIJ HEBBEN VOOR JOU BOODSCHAPPERS GEZONDEN. OVER SOMMIGEN VAN HEN HEBBEN WIJ JOU VERTELD EN OVER SOMMIGEN HEBBEN WIJ JOU NIET VERTELD. DE ANBIYAA‟ EN RUSUUL DIE WIJ UIT DE QUR‟AAN KENNEN.
In soerah Ali-„Imraan 3: vers 33 staat:
ALLAAH VERKOOS AADAM EN NUH EN DE FAMILIE VAN IBRAAHIEM EN DE FAMILIE VAN IMRAAN BOVEN DE ANDERE WERELD BEWONERS.
En in soerah Hoed 11: 50 staat:
EN TOT HET VOLK VAN „AAD ZONDEN WIJ HUN BROEDER HOED.
En in vers 84 van dezelfde soerah:
EN TOT DE BEWONERS VAN MADYAN HUN BROEDER SHUAYB..
10
En vers 61:
EN TOT DE TSAMOED ZONDEN WIJ HUN BROEDER SAALIH.
En in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 85:
EN (GEDENKT) ISMAA‟IEL EN IDRIES EN DZOELKIFL; ALLEN BEHOORDEN TOT DE SAABIRIEN (GEDULDIGEN) En in soerah Al-An‟aam 6: vers 82 -86:
EN DAT WAS ONS ARGUMENT DAT WIJ IBRAAHIEM TEGEN ZIJN VOLK GAVEN. WIJ VERHEFFEN MET GRADEN WIE WIJ WILLEN; VOORWAAR JOUW HEER IS ALWIJS, ALWETEND. EN WIJ SCHONKEN HEM ISHAAQ EN YA‟QOEB, ALLEN LEIDDEN WIJ, EN DAARVOOR LEIDDEN WIJ NOEH EN VAN ZIJN NAGESLACHT DAAWOED EN SOELEIMAAN EN AYYOEB EN YUUSUF EN MUSAA‟ EN HAAROEN; EN ZO BELONEN WIJ DE WELDOENERS. 11
EN ZAKARIYYAA EN YAHYA EN „ISAA EN ILYAS; ALLEN BEHOORDEN TOT DE SAALIHIEN (OPRECHTEN). EN ISMAA‟IEL EN AL YASA‟ EN YUUNUS EN LOETH; ALLEN HEBBEN WIJ BOVEN DE WERELD BEWONERS BEVOORRECHT.
VIER ZIJN VAN DE ARABIEREN; Van de 25 hiervoor genoemde Profeten waren vier Arabieren, zoals blijkt uit de hadith van Abu Dharr: “Temidden van hun zijn vier (afkomstig) van de Arabieren; Hud, Saalih, Shuayb en jouw Nabi, O Abu Dharr.” Ibn Hibbaan.
AL ASBAATH. De Anbiyaa‟ die in de Qur‟aan zonder naam genoemd worden, noem je: “al asbaath.” Dat zijn bijvoorbeeld de 12 kinderen van Ya‟qoeb; een ervan kennen we bij naam dat is Yuusuf; de 11 anderen kennen we niet bij naam. Allaah zegt in soerah Al-Baqarah 2: 136:
ZEG: “WIJ GELOVEN IN ALLAAH EN WAT ER AAN ONS IS NEERGEZONDEN EN WAT ER IS NEERGEZONDEN AAN IBRAAHIEM EN ISMAA‟IEL EN ISHAAQ EN YA‟QOEB EN AL ASBAATH.”
ANBIYAA‟ DIE WE VANUIT DE SOENNAH KENNEN.
SHIET. Tot de Profeten die we vanuit de soennah kennen behoort: “Shiet.” (sjien-yaa-tsaa) Ibn Kathir heeft gezegd: “Uit de hadith van Ibn Hibbaan uit de Sahihah van Abu Dharr weten we dat aan hem 50 sahiefah (soort bladen) werden geopenbaard.” Zie: Al-Bidayah wan-Nihayah.1/ 99.
12
YUSJA‟ BIN NUN. Abu Hurayrah
heeft overgeleverd dat Rasuulullaah
heeft gezegd:
“Een Profeet van onder de Profeten ging een “ghazwah”; een strijd voeren en zei tegen zijn volk: “Er gaat geen man met mij mee die een vrouw beloofde om met haar te trouwen en dus met haar naar bed ging maar zijn belofte vervolgens niet na kwam en geen ander die een huis heeft gebouwd zonder het plafond erin af te maken, of een man die zwangere geiten of schapen of ander soort vee heeft gekocht.” Hij streed in de ghazwah tot het de tijd van al-'asr werd en hij een dorp naderde en tegen de zon zei: “Anti maamoerah, wa ana maamoer.”( jij bent bevolen (om te schijnen), ik ben bevolen (om te vechten), Allaahoemma, laat haar een tijdje stil staan.” Ahmad en Muslim. Het bewijs (daliel) dat deze Profeet Yusja‟ bin Nun was vinden wij in de woorden van Rasuulullaah die zei: “De zon heeft nooit stil gestaan, behalve voor Yusja‟ in de nachten toen hij naar Bait ul Maqdis (in Jerusalem) ging.” Ibn Kathir in Al-Bidayah wan-Nihayah 1/ 323. (op het betrouwbare niveau van Bukhaarie.)
SAALIHOEN WAAROVER GETWIJFELD WORDT OF ZIJ TOT DE PROFETEN BEHOORDEN... DZOEL QARNAIN. In soerah Al-Kahf 18: 86 lezen we over Dzoel Qarnain;
WIJ ZEIDEN: “O DZOELQARNAIN; OF JIJ GEEFT HUN EEN BESTRAFFING, OF JIJ BEHANDELT HEN MET GOEDHEID.”
Sommige geleerden, zoals Ibn Haadjar zeggen dat hij tot de Anbiyaa‟ behoorde en anderen zoals de Sahaabi Ali Ibn Abu Taalib zeggen van niet.
TOEBBA‟
13
In soerah Ad-Doekhaan 44: 37 staat:
ZIJN ZIJ BETER OF HET VOLK VAN TOEBBA‟ EN DEGENEN VOOR HEN? WIJ HEBBEN HEN VERNIETIGD; VOORWAAR ZIJ WAREN MISDADIGERS.
En in soerah Qaaf 50: 12-14:
VOOR HEN LOOCHENDE HET VOLK VAN NOEH EN DE BEWONERS VAN RASS EN DE TSAMOED EN DE „AAD EN FIR‟AWN EN DE BROEDERS VAN LOETH EN DE BEWONERS VAN AIKAH EN HET VOLK VAN TOEBBA‟...
Rasuulullaah
heeft gezegd in een hadith Sahih verzameld door Haakim en Bayhaqi:
“Ik weet niet of Toebba' tot de Anbiyaa‟ behoorde en ik weet niet of Dzoel Qarnain tot de Anbiyaa behoorde...”
AL KHIDR. Khidr was “al „abd as-saaleh”; een vrome dienaar, die bij Musaa‟ kwam en hem onderwees. En Allaah vertelt over hem in soerah Al-Kahf 18: 65:
TOEN ZONDEN ZIJ EEN DIENAAR VAN ONDER ONZE DIENAREN (KHIDR), AAN WIE WIJ RAHMAH VAN ONZE ZIJDE GEGEVEN HADDEN EN WIJ HADDEN HEM VAN ONZE ZIJDE KENNIS BIJGEBRACHT. 14
In het 66 ste vers zegt Musaa‟ tegen hem:
“MAG IK JOU VOLGEN, OPDAT JIJ MIJ ONDERWIJST WAT AAN JOU VAN DE KENNIS GELEERD IS?”
DE PROFETEN ZIJN SLECHT BROEDERS MET DEZELFDE DIEN. Rasuulullaah
heeft gezegd:
“Wij, de verzameling van Profeten; onze religie (Dien) is een.” Sahih al-Bukhaarie en Sahih Muslim.
Abu Hurayrah
heeft overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“De vergelijking van mij met de Boodschappers die voor mij werden gestuurd, is als een persoon die een mooi, indrukwekkend huis bouwde, en het op een steen in een van de hoeken na, afmaakte. De mensen begonnen er omheen te lopen, en het gebouw beviel hun en ze zeiden: “Met deze steen erbij zou je gebouw perfect zijn geweest.” Muhammad zei: “En ik ben die laatste steen.” Sahih Muslim 4.
Ibn „Abbaas
zei:
“Allaah heeft geen enkele Profeet gestuurd of Hij nam eerst een verbond met hem dat als Muhammad gestuurd zou worden terwijl hij nog leefde hij hem zou bijstaan en in hem zou geloven. Allaah droeg die Profeet ook op om hetzelfde verbond met zijn volk te sluiten dat als Muhammad gestuurd zou worden terwijl zij zouden leven, zij hem zouden bijstaan en in hem zouden geloven.” Verzameld door Ibn Jarir en Ibn Kathir 1: 325.
De Profeten zijn beter dan de Awliyaa en meer verheven dan hen omdat Awliyaa immers geen Profeten zijn. In soerah An-Nisaa‟ 4: 69 noemt Allaah vier groepen aan wie Hij Zijn gunsten schenkt:
15
(AN-NABIYYINA WAS-SIDDIQIENA WAS-SHUHADAA‟I WAS SAALIHIENA.) DE PROFETEN EN DE WAARACHTIGEN EN DE MARTELAREN EN DE OPRECHTEN DIE ALLAAH BEGUNSTIGD HEEFT.
DE BEHOEFTE VAN DE MENSHEID AAN BOODSCHAPPERS EN HUN BOODSCHAP. Als mensen vroeger al Boodschappers tegen spraken, hun leringen verwierpen en zich van hen afkeerden, zal de mensheid van tegenwoordig- die materieel alles bereikt heeft en die in de diepten van de oceaan is doorgedrongen, en de ruimte is ingegaan nog meer in conflict met hen zijn en zich nog meer van hun leringen afkeren. De mensen van nu hebben tegenover de Boodschappers een houding aangenomen zoals die van ezels wanneer zij een leeuw zien; zij vluchten ervan weg. In de Qur‟aan in soerah Al-Moeddattsir 74: 49-51 staat:
WAT IS ER MET HEN DAT ZIJ ZICH VAN DE VERMANING AFWENDEN? ALSOF ZIJ OPGESCHRIKTE EZELS ZIJN. DIE VLUCHTEN VOOR EEN LEEUW. De mensen van tegenwoordig weigeren meer dan ooit tevoren om zich aan de Boodschappers en hun Boodschap over te geven, omdat zij te trots zijn op hun kennis en te arrogant zijn om mensen te volgen die eeuwen geleden leefden. In soerah At-Taghaaboen 64: 6 staat:
DAT IS OMDAT ZIJ –TOEN HUN BOODSCHAPPERS MET DE DUIDELIJKE BEWIJZEN KWAMEN-ZEIDEN: “ZULLEN MENSEN ONS LEIDEN?” WAAROP ZIJ ONGELOVIG WERDEN EN ZICH AFWENDDEN.
16
Vandaag fluistert de shaytaan in de gedachten van mensen en laat hen tegen Allaah en Zijn Shari‟ah rebeleren en de leringen van de Boodschappers verwerpen. De samenlevingen van tegenwoordig hebben systemen ontwikkeld, wetten etc. gebaseerd op het verwerpen van de leringen van de Boodschappers. Sommige naties hebben zelfs atheisme als basis genomen; bekend als vrijzinnig; niet aan vaste leerstellingen gebonden. Vele regeringen die de zaken van de Muslims beheren volgen zo‟n weg. Kan men zeggen dat de mensheid nu een niveau heeft bereikt waarin zij de Boodschappers niet langer nodig heeft? Kan de mensheid zichzelf nu leiden zonder de leringen van de Boodschappers? We ontkennen niet dat zij materieel gezien een hoog niveau bereikt hebben, maar wat de Boodschappers en hun Boodschappen betreft zijn zij ver afgedwaald. Niemand kan ontkennen dat stres en psychologische problemen en emotionele pijn en eenzaamheid tegenwoordig het kenmerk van de ontwikkelde wereld zijn. De mensheid in de ontwikkelde wereld heeft haar menselijkheid verloren; heeft zichzelf verloren. De jongeren zijn in opstand; in opstand tegen normen en waarden, gewoonten en wetten. Zij zijn begonnen de levensstandaard te verwerpen en beginnen allerlei phylosofen en spirituele leiders in het Oosten of Westen te volgen, waarvan zij denken dat zij hen vrede of geluk kunnen brengen. We hebben de Boodschappers en hun leringen nodig om onze harten te veranderen; onze zielen te verlichten en onze gedachtenwereld te leiden… We hebben Boodschappers nodig om richting aan onze levens te geven,; ons met het leven te verbinden en met de Schepper van het leven. We hebben Boodschappers nodig zodat we niet dwalen of verdeeld raken. Ibn al-Qayyim zei o.a. hierover: “We weten dat boven alles, de mensen over de Boodschapper en de Boodschap die hij bracht kennis dienen te hebben, evenals te geloven in wat hij ons heeft onderwezen en dat wat hij ons heeft bevolen te gehoorzamen, omdat er geen andere weg is om succes en geluk te bereiken, noch in deze, noch in de volgende wereld, behalve via de handen van de Boodschappers. Er is geen manier om over het goede en het slechte kennis te hebben, behalve via hen. Niemand kan Allaah‟s Tevredenheid verkrijgen, behalve door hun leringen te volgen. Goede woorden, goede daden en houdingen kunnen alleen bereikt worden via datgene wat zij ons geleerd hebben. Zij zijn de standaard voorbeelden: houdingen, manieren en daden dienen in overeenstemming met die van hen te zijn. Onze behoefte aan hen is meer dan de behoefte van een oog aan licht of de ziel‟s behoefte aan leven, of de behoefte van het lichaam aan de ziel. Aan wat voor behoefte je ook denkt, iemand‟s behoefte aan de Boodschappers is vele malen groter. ..” Zaad al-Ma‟ad 1/ 15.
IBN TAYMIYYAH LEGDE DE BEHOEFTE AAN BOODSCHAPPERS EN DE BOODSCHAP UIT…
17
Hij zei:“De Boodschap is essentieel voor de mensheid; zij kunnen er niet zonder. Zij hebben het meer dan al het andere nodig. De Boodschap is de ziel, het licht en leven van de wereld. Hoe kan er enige voorspoed of leiding voor de wereld zijn zonder haar ziel, leven en licht? Deze wereld is vervloekt met donkerte totdat de zon van de Boodschap erop schijnt. Als de zon van de Boodschap niet in iemands hart schijnt en het niet met leven vult dan is hij ook in donkerte en is hij dood. Allaah zegt in soerah Al-An‟aam 6: 122:
EN WIE DOOD WAS, EN DIE WIJ DAARNA TOT LEVEN BRACHTEN EN VOOR WIE WIJ EEN LICHT MAAKTEN, WAARMEE HIJ ONDER DE MENSEN RONDGAAT; IS HIJ TE VERGELIJKEN MET DEGENE DIE IN DE DUISTERNIS VERKEERT WAAR HIJ NIMMER UIT KAN KOMEN?
Dit is de beschrijving van de gelovige die dood was in de donkerte van onwetendheid, vervolgens liet Allaah hem herleven met de spirit van de Boodschap en het licht van geloof, en gaf hem licht waarmee hij onder de mensen kan lopen. Maar de kaafir is dood in zijn hart; lopend in donkerte.”
Shaikh al-Islaam Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “Kennis wordt vergeleken met regen dat uit de hemel komt, want het brengt leven aan het hart zoals water leven bevat en de lichamen verfrist. Harten zijn als valleien omdat zij de plekken zijn waar kennis woont, zoals valleien de plaatsen zijn waar water verblijft. Het hart kan een grote hoeveelheid kennis bevatten zoals een vallei een grote hoeveelheid water kan bevatten, of het hart bevat weinig zoals een vallei weinig bevat. Allaah vertelt ons dat schuim op de oppervlakte van water verschijnt en vervolgens wordt weg gedragen en dat datgene waar de mensen baat bij hebben achter blijft. Soortgelijk is het hart gemengd met twijfels en verlangens en worden zij vervolgens weggegooid en imaan en de Qur‟aan verblijven daar; welke iemand van nut zijn en anderen ook. Allaah zegt in soerah Ar-R‟ad 13: 17:
18
HIJ (ALLAAH) DEED WATER UIT DE HEMEL NEERDALEN, DAT DAARNA IN BEDDINGEN NAAR HUN OMVANG STROOMT EN DE STROOM DRAAGT RIJZEND SCHUIM MEE.
Ibn al-Qayyim maakte een vergelijking waarin hij beweerde dat mensen meer behoefte aan de Shari‟ah hebben dan aan kennis van medicijnen, zelfs al is hun behoefte daaraan essentieel voor hun gezondheid. Hun behoefte aan de Boodschap is groter, want veel mensen leven wel zonder doktoren; en veel Bedoeienen en mensen in de natuur en in dorpen leven zonder doktoren. Zij zijn lichamelijk beter af en sterker dan degenen die naar doktoren toe gaan… Maar Shari‟ah is gebaseerd op de definitie van kennis van wat Allaah tevreden of boos maakt in zaken waarbij mensen een keuze hebben. Het is puur op Openbaring gebaseerd. De behoefte daaraan is groter dan de behoefte aan zuurstof, eten of drinken. Wanneer we niet eten en drinken of adem halen, sterft het lichaam en vertrekt de ziel. Maar zonder Shari‟ah worden het hart en de ziel corrupt. Mensen hebben niets meer nodig dan de kennis die de Boodschapper gebracht heeft en het te volgen en anderen ernaar op te roepen en het te beschermen tegen vijanden ervan…. Hoe kan het verstand bijvoorbeeld Allaah en Zijn Eigenschappen en Namen kennen? Hoe kan het verstand Zijn wetten kennen en Zijn religie? Hoe kan het verstand weten waar Hij van houdt of wat Hij juist haat? Hoe kan het verstand de details van Zijn straf en Zijn beloningen weten? Hoe kan het verstand de zaken van het ongeziene kennen welke Allaah aan niemand van Zijn schepping vertelt, behalve Zijn Boodschappers die Hij koos… Wanneer het verstand weet dat iets goed of slecht is weet het dat in het algemeen; het kan het niet in details weten. Het verstand kan ook in de war raken over sommige daden, want sommige daden bevatten iets goeds en iets slechts en het verstand zal niet weten of het kwade erin erger is dan het voordeel, maar de Shari‟ah legt dit uit. Ibn Taymiyyah zei hierover: “De Profeten brachten dat wat niet door het verstand alleen kon worden begrepen; zij brachten niets irrationeels (dat op basis van het verstand kon worden verworpen) Zij vertelden ons dingen die door het verstand alleen niet kon worden begrepen, 19
maar die niet tegen het verstand ingaan.” Majmoo‟al-Fataawa Shaikh al-Islaam 2/ 312.
DE TAKEN EN MISSIES VAN DE BOODSCHAPPERS. De Boodschappers zijn Allaah‟s vertegenwoordigers naar Zijn dienaren; de dragers van Zijn Openbaring. Hun voornaamste plicht is om deze Waarheid aan de dienaren van Allaah over te dragen. In soerah Al-Maa‟idah 5: 67 staat:
O BOODSCHAPPER! VERKONDIG WAT JOU VAN JOUW HEER IS NEERGEZONDEN, EN INDIEN JIJ DAT NIET DOET, DAN HEB JIJ ZIJN BOODSCHAP NIET VERKONDIGD. EN ALLAAH ZAL JOU TEGEN DE MENSEN BESCHERMEN....
De Boodschap overdragen vraagt heel veel moed en geen vrees voor de mensen. In soerah Al-Ahzaab 33: 39 staat:
ZIJ WAREN DEGENEN DIE DE BOODSCHAPPEN VAN ALLAAH VERKONDIGDEN EN DIE HEM VREESDEN EN DIE NIEMAND VREESDEN DAN ALLAAH...
De Boodschap overdragen kan betekenen de teksten reciteren welke Allaah heeft geopenbaard, zonder iets toe te voegen of weg te laten; In soerah Al-Ankaboet 29: 45 staat:
20
DRAAG VOOR (O MUHAMMAD GEOPENBAARD IS...
) WAT AAN JOU IN HET BOEK
In soerah Al-Baqarah 2: 151 staat:
ZOALS WIJ EEN BOODSCHAPPER UIT JULLIE MIDDEN ZONDEN, DIE AAN JULLIE ONZE VERZEN VOORLEEST, DIE JULLIE REINIGT, DIE JULLIE HET BOEK (DE QUR‟AAN) EN DE WIJSHEID (D.W.Z: DE SOENAH) ONDERWIJST EN DIE JULLIE ONDERWIJST WAT JULLIE NIET WETEN.
Wanneer dat wat geopenbaard is geen tekst is die kan worden gereciteerd dan betekent het overdragen van de Boodschap het uitleggen van de verboden en geboden, ideeen en kennis die door Allaah zijn geopenbaard, zonder er iets aan toe te voegen of van weg te laten. De Boodschap overdragen betekent ook dat de Boodschapper de Openbaring welke Allaah heeft neergezonden uitlegt aan Zijn dienaren, omdat hij hier meer toe in staat is dan wie dan ook en hij weet beter dan anderen wat Allaah met Zijn openbaring bedoelt. Allaah zegt hierover in soerah An-Nahl 16: 44:
WIJ ZONDEN HEN MET DUIDELIJKE TEKENEN EN DE ZABOER. EN WIJ DEDEN AAN JOU DE VERMANING (DE QUR‟AAN) NEERDALEN OM AAN DE MENSEN DUIDELIJK TE MAKEN WAT AAN HEN NEERGEZONDEN IS... De Boodschapper‟s uitleg van de Goddelijke Openbaring kan in de vorm van woorden zijn. Rasuulullaah
legde vele zaken uit die zijn metgezellen moeilijk te begrijpen
21
vonden, zoals toen hij de betekenis van het woord “zulm” uitlegde in de Aayah van soerah Al-An‟aam 6: 82:
DEGENEN DIE GELOVEN EN NIET HUN GELOOF MET ONRECHT (“ZULM”) MENGEN: ZIJ ZIJN RECHTGELEIDEN
Rasuulullaah legde uit dat dat wat hier word bedoeld, shirk is, niet een persoon die zichzelf onrecht aan doet door zonden te begaan. Rasuulullaah
legde ook de Aayaat uit die over salaat, zakaah, haddj etc gaan.
Zoals de uitleg via woorden kan plaats vinden, kan het ook in de vorm van daden. De daden van Rasuulullaah in gebed, sadaqah, haddj e.a. dingen, legden de Woorden van de Qur‟aan uit. Wanneer mensen zich afkeren van de roep van de Boodschappers en het negeren, kunnen de Boodschappers niets meer doen dan de Boodschap over brengen. In soerah Ali-„Imraan 3: 20 staat;
EN ALS ZIJ ZICH OVERGEVEN, DAN VOLGEN ZIJ DE LEIDING, MAAR ALS ZIJ ZICH AFKEREN, DAN IS ER VOOR JOU SLECHTS DE PLICHT TOT VERKONDIGING.
MENSEN OPROEPEN NAAR ALLAAH. De rol van de Boodschappers was niet beperkt tot slechts de Waarheid uit te leggen en de Boodschap over te brengen; zij moesten mensen ook uitnodigen om hun oproep te volgen en te beantwoorden; en het zelf in geloof, woorden en daden uit voeren. Zij begonnen allen vanuit hetzelfde punt; zij vertelden de mensen allemaal dat alle mensen dienaren van Allaah zijn en dat Allaah hun Heer is en dat Allaah de Boodschappers heeft gestuurd om hen te leren hoe zij hun Schepper kunnen aanbidden, en dat zij gehoorzaamd en gevolgd dienen te worden omdat Allaah hen heeft gestuurd: In soerah An-Nahl 16: 36 staat
22
EN ER ZIJN ER ONDER HEN DIE ALLAAH LEIDDE EN ER ZIJN ER DIE HIJ TOT DE DWALING VEROORDEELDE. In soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 21-25:
OF HEBBEN ZIJ (DE ONGELOVIGEN) GODEN UIT DE AARDE GENOMEN DIE (DE DODEN KUNNEN) OPWEKKEN? ALS ER (ANDERE) GODEN DAN ALLAAH IN ZOUDEN ZIJN, DAN ZOU ZIJ (DE HEMELEN EN DE AARDE) ZEKER VERGAAN: MAAR HEILIG IS ALLAAH, HEER VAN DE TROON, BOVEN WAT ZIJ HEM TOESCHRIJVEN! HIJ KAN NIET OVER ZIJN HANDELEN WORDEN ONDERVRAAGD, TERWIJL ZIJ WEL ONDERVRAAGD WORDEN. OF HEBBEN ZIJ NAAST HEM GODEN GENOMEN? ZEG (O MUHAMMAD: ) “BRENGT JULLIE BEWIJS, DIT IS DE VERMANING VAN DEGENEN MET MIJ EN VOOR MIJ.”
23
MAAR DE MEESTEN VAN HEN KENNEN DE WAARHEID NIET, DAAROM KEREN ZIJ ZICH AF. EN WIJ STUURDEN NIET EEN VAN DE BOODSCHAPPERS VOOR JOU, OF WIJ OPENBAARDEN AAN HEM DAT ER GEEN ANDERE GOD DAN MIJ IS, AANBIDT MIJ DAAROM. In soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: verzen: 108, 110, 126, 131, 144, 150, 163, 179 staat iedere keer:
VREEST DAAROM ALLAAH EN GEHOORZAAMT MIJ.
De Boodschappers deden hun uiterste best om de mensen op te roepen naar Allaah, het is genoeg om soerah Nuh (71) te lezen om de moeite die Nuh 950 jaren lang deed te begrijpen; hen dag en nacht roepend, in het verborgene en in het openbaar; alle methode‟s gebruikend van aanmoedigen en waarschuwen, beloven en bedreigen, proberen hun harten te openen om de tekenen te zien die in het universum bestaan, maar zij keerden zich weg: in soerah Nuh 71: 21 staat:
NUH ZEI: “MIJN HEER, ZIJ GEHOORZAMEN MIJ NIET, EN ZIJ VOLGEN DEGENE WIENS BEZIT EN KINDEREN VOOR HEN SLECHTS VERLIES VERMEERDERT.” VOORBEELDEN DIE DE ROL VAN DE BOODSCHAPPER‟S DUIDELIJK MAAKT: De engelen beschreven een gelijkenis aan Rasuulullaah, welke zijn rol en zijn taak uitlegt. Zoals in de volgende hadith waarin Rasuulullaah
heeft gezegd:
“Ik zag in een droom dat Jibriel bij mijn hoofd stond en Mikaa‟iel stond bij mijn voeten. Een van hen zei tegen de ander: “Beschrijf een gelijkenis voor hem. ” Hij zei: “Luister en begrijp: De vergelijking van jou en jouw Ummah is als die van een koning die een huis heeft waarin hij een kamer bouwt, waarin hij een tafel plaatst gevuld met voedsel. Hij stuurt een boodschapper om de mensen uit te nodigen om het voedsel met hem te delen. Sommigen van hen beantwoorden de boodschapper en anderen niet. Allaah is de Koning, het huis is Islaam, de kamer is het Paradijs,
24
jij O Muhammad bent de Boodschapper. Degene die jou beantwoordt gaat Islaam binnen en degene die Islaam binnen gaat zal het Paradijs binnen gaan en degene die het Paradijs binnen gaat zal eten van wat daar is.” Bukhaarie en At-Tirmidhie. Sahih al-Jaami‟ 2/ 319.
GOEDE TIJDEN EN WAARSCHUWINGEN VERKONDIGEN. De roep van de Boodschappers tot Allaah wordt altijd vergezeld met goede tijdingen en waarschuwingen, want er is een heel sterke connectie tussen de oproep tot Allaah en goede tijdingen en waarschuwingen. Daarom beperkt de Qur‟aan de missie van de Boodschappers tot deze twee zaken in sommige verzen: bijvoorbeeld in soerah Al-Kahf 18: 56:
EN WIJ ZENDEN DE BOODSCHAPPERS SLECHTS ALS VERKONDIGERS VAN GOEDE TIJDINGEN EN WAARSCHUWERS. EN DEGENEN DIE ONGELOVIG ZIJN TWISTEN SLECHTS OP VALSE WIJZE OM DAARMEE DE WAARHEID TE VERNIETIGEN. EN ZIJ NEMEN MIJN VERZEN EN DAT WAARVOOR GEWAARSCHUWD WERD TER BESPOTTING.
Rasuulullaah
heeft een soortgelijke vergelijking voor zichzelf genoemd toen hij zei:
“Mijn vergelijking en die van de Boodschap waar Allaah mij mee gestuurd heeft is die van een man die naar sommige mensen toekomt en zegt: “O mensen, Ik heb het leger met mijn eigen ogen gezien en ik ben een duidelijke waarschuwer, dus bescherm julie zelf!” Dus sommige van zijn mensen gehoorzamen hem en vluchten „s nachts; zij vertrekken in hun eigen tempo en zijn veilig; en sommigen van hen geloven hem niet, dus blijven zij daar waar zij zijn en de volgende morgen bereikt het leger hen en vernietigt hen. Dit is de vergelijking van degene die mij gehoorzaamt en de Boodschap volgt die ik heb gebracht en de vergelijking van degene die mij niet gehoorzaamt en die niet gelooft in de Boodschap van Waarheid die ik heb gebracht.” Sahihain. Sahih al-Jaami,‟ 5/ 205.
25
De goede tijdingen en de waarschuwingen die de Boodschappers brengen zijn zowel op deze wereld als op het Hiernamaals van toepassing: In soerah An-Nahl 16: 97 staat:
WIE HET GOEDE DOET; MAN OF VROUW, EN HIJ GELOOFT: VOORWAAR, AAN HEM GEVEN WIJ EEN GOED LEVEN. EN WIJ ZULLEN HEN ZEKER BELONEN MET HUN BELONING, VOLGENS HET BESTE VAN WAT ZIJ PLACHTEN TE DOEN.
Soerah Taa Haa 20: 123:
MAAR ALS VAN MIJ LEIDING TOT JULLIE KOMT; WIE MIJN LEIDING VOLGT DWAALT NIET EN IS NIET ONGELUKKIG.
En zij beloven hen glorie, kracht en veiligheid: soerah An-Nur 24: 55:
EN ALLAAH HEEFT DEGENEN ONDER JULLIE DIE GELOVEN EN GOEDE WERKEN VERRICHTEN BELOOFD, DAT HIJ HEN ZEKER OP AARDE ALS 26
GEVOLMACHTIGDEN AANSTELT, ZOALS HIJ DEGENEN VOOR HEN ALS GEVOLMACHTIGDEN AANSTELDE, EN DAT HIJ HUN GODSDIENST DIE HEM VOOR HEN BEHAAGDE ZEKER BEVESTIGT, EN DAT HIJ VOOR HEN NA HUN VREES (DOOR) VEILIGHEID VERVANGT. ZIJ AANBIDDEN MIJ EN ZIJ KENNEN MIJ IN NIETS DEELGENOTEN TOE. MAAR WIE DAARNA ONGELOVIG ZIJN; ZIJ ZIJN DEGENEN DIE ZWAAR ZONDIG ZIJN.
Zij maken de zondaren bang met verlies in deze wereld: soerah Taa Haa 20: 124:
EN HIJ DIE ZICH AFWENDT VAN MIJN VERMANING; VOORWAAR, ER ZAL DAN VOOR HEM EEN BENAUWD LEVEN ZIJN. EN WIJ ZULLEN HEN VERZAMELEN OP DE DAG DER OPSTANDING, IN BLINDE TOESTAND.
En zij waarschuwen hen tegen het lot en de straf in deze wereld: Al-Foessilaat 41: 13:
WANNEER ZIJ ZICH DAN AFWENDEN, ZEG DAN: “IK HEB JULLIE GEWAARSCHUWD VOOR EEN BLIKSEMSLAG ALS DE BLIKSEMSLAG DIE DE „AAD EN DE TSAMOED TROF.”
En zij geven goede tijdingen aan de gehoorzamen van het Paradijs en haar zegeningen in het Hiernamaals: in soerah An-Nisaa‟ 4: 13 staat:
DIT ZIJN DE DOOR ALLAAH VASTGESTELDE BEPALINGEN EN HIJ DIE ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER GEHOORZAAMT; 27
ALLAAH ZAL HEM HET PARADIJS BINNEN LEIDEN, WAARONDER DOOR DE RIVIEREN STROMEN. ZIJ ZIJN EEUWIG LEVENDEN DAARIN. EN DAT IS DE GEWELDIGE OVERWINNING. Zij maken de kwaadaardigen en zondaren bang met waarschuwingen voor Allaah‟s straf in het Hiernamaals: in soerah An-Nisaa‟ 4: 14 staat:
EN HIJ DIE ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER ONGEHOORZAAM IS EN ZIJN BEPALINGEN OVERTREEDT. HIJ (ALLAAH) ZAL HEM DE HEL BINNEN LEIDEN. ZIJ ZIJN EEUWIG LEVENDEN DAARIN. EN VOOR HEM IS ER EEN VERNEDERENDE BESTRAFFING. De menselijke ziel heeft een natuurlijk verlangen om het goede te zoeken en het kwade van zich af te weren. De vreugde en zegeningen waarover de Boodschappers blijde tijdingen gaven is een vreugde van immense en wonderlijke soort: in soerah Al-Waaqi‟ah 56: 15-24 staat:
...OP MET GOUD GEBORDUURDE RUSTBANKEN. DAAROP LEUNEND, TEGENOVER ELKAAR ZITTEND. ONDER HEN GAAN EEUWIG JEUGDIGEN ROND. MET BOKALEN EN KANNEN EN GLAZEN, GEVULD AAN EEN STROMENDE BRON. WAARVAN ZIJ GEEN HOOFDPIJN KRIJGEN EN NIET DRONKEN WORDEN. EN VRUCHTEN WAARUIT ZIJ KUNNEN KIEZEN. EN VLEES VAN GEVOGELTE, WAT ZIJ MAAR VERLANGEN. EN SCHONEN MET SCHITTERENDE OGEN.
28
GELIJK WELBEWAARDE PARELS. ALS EEN BELONING VOOR WAT ZIJ PLACHTEN TE DOEN.
DE ZIELEN VAN DE MENSEN ZUIVEREN EN VERNIEUWEN. Allaah is Meest Genadevol voor Zijn dienaren. Een deel van Zijn Rahmah is hun zielen te laten herleven door Openbaring en hen te verlichten met Zijn Licht: in soerah As-Sjoera 42: 52 staat:
ZO HEBBEN WIJ AAN JOU EEN OPENBARING NEERGEZONDEN, EEN ZAAK VAN ONS. JIJ WIST TOEN NIET WAT HET BOEK (DE QUR‟AAN) WAS EN WAT HET GELOOF WAS, MAAR WIJ HEBBEN HEM TOT EEN LICHT GEMAAKT WAARMEE WIJ VAN ONZE DIENAREN LEIDEN WIE WIJ WILLEN. EN VOORWAAR, JIJ LEIDT ZEKER NAAR EEN RECHT PAD. Via deze Goddelijke Openbaring brengt Allaah mensen van donkerte naar Licht; van de donkerte van ongeloof, shirk en onwetendheid naar het Licht van Islaam en de Waarheid: in soerah Al-Baqarah 2: 257 staat:
ALLAAH IS DE HELPER VAN DEGENEN DIE GELOVEN, HIJ VOERT HEN VAN DE DUISTERNISSEN NAAR HET LICHT. EN DEGENEN DIE ONGELOVIG ZIJN; HUN HELPERS ZIJN DE TAGHOETS; ZIJ VOEREN HEN VAN HET LICHT NAAR DE DUISTERNIS.
29
Allaah stuurt Zijn Boodschappers met Zijn Leiding om de mensen van de duisternis naar het Licht te brengen. Allaah zegt in soerah Ibraahiem 14: 5:
VOORZEKER, WIJ ZONDEN MUSAA‟ MET ONZE TEKENEN (ZEGGEND:) “VOER JOUW VOLK VANUIT DE DUISTERNISSEN NAAR HET LICHT EN HERINNER HEN AAN DE DAGEN VAN ALLAAH.” (D.W.Z: GEBEURTENISSEN DIE DE VOORAFGAANDE VOLKEREN MEEMAAKTEN) DAARIN ZIJN INDERDAAD TEKENEN VOOR ALLE GEDULDIGE DANKBAREN. (“SABBAARIN SHAKURIN”)
Zonder dit Licht worden harten blind, zoals in soerah Al-Haddj 22: 46 staat:
HEBBEN ZIJ DAN NIET RONDGEREISD OP DE AARDE, ZODAT ZIJ HARTEN KREGEN OM TE BEGRIJPEN OF OREN OM MEE TE HOREN? VOORWAAR, DE OGEN ZIJN NIET BLIND, MAAR DE HARTEN IN HUN BINNENSTEN ZIJN BLIND.
Hun blindheid betekent dat zij afdwalen van de Waarheid: soerah al-Foerqaan 25: 55:
EN ZIJ AANBIDDEN NAAST ALLAAH WAT HEN NIET KAN BATEN
30
EN NIET KAN SCHADEN. EN DE ONGELOVIGE IS EEN HELPER VAN SHAYTAAN TEGEN ZIJN HEER.
Dit kan alleen door hun zielen te zuiveren via het onderwijzen over hun Heer en zijn Eigenschappen en Zijn Namen en hen te leren over Zijn engelen, zijn Boeken en Zijn Boodschappers en hen te leren wat hen zal baten en wat hen zal schaden en hen het Pad te wijzen dat hen naar Zijn Liefde zal brengen en hen te leren hoe zij Hem kunnen aanbidden: In soerah Al-Baqarah 2: 129 staat:
ONZE HEER! EN ZEND TOT HEN EEN BOODSCHAPPER VAN HUN EIGEN VOLK, DIE HUN UW VERZEN VOORDRAAGT EN DIE HEN HET BOEK (DE QUR‟AAN) EN DE WIJSHEID (DE SOENNAH) ONDERWIJST EN DIE HEN REINIGT.
AFWIJKENDE IDEEEN EN VALSE GELOVEN CORRIGEREN In het begin waren mensen natuurlijk, aanbaden zij Allaah Alleen en vereenzelvigden zij niemand met Hem. Maar toen zij zich verdeelden werden zij verschillend van elkaar, daarom stuurde Allaah de Boodschappers om de mensen terug naar het rechte Pad te brengen; in soerah Al-Baqarah 2: 213 staat:
31
DE MENSHEID WAS EEN GODSDIENST (“UMMATAN WAAHIDATAN”) (TOEGEDAAN, MAAR ER ONTSTOND ONENIGHEID) WAAROP ALLAAH DE PROFETEN ALS VERKONDIGERS ZOND VAN VERHEUGENDE TIJDINGEN EN ALS WAARSCHUWERS. EN HIJ ZOND MET HEN DE SCHRIFT NEER MET DE WAARHEID OM TE OORDELEN TUSSEN DE MENSEN OVER HETGEEN WAAROVER ZIJ VAN MENING VERSCHILDEN. EN NIEMAND VERSCHILDE VAN MENING DAAROVER DAN DEGENEN AAN WIE HET GEGEVEN WAS, NADAT DE DUIDELIJKE BEWIJZEN TOT HEN WAREN GEKOMEN, UIT ONDERLINGE AFGUNST. ALLAAH LEIDDE DEGENEN DIE GELOVEN MET DE WAARHEID; MET ZIJN TOESTEMMING WEG VAN DEGENEN DIE VAN MENING VERSCHILDEN. EN ALLAAH LEIDT WIE HIJ WIL OP EEN RECHT PAD.
Alle Boodschappers die kwamen riepen hun volk op naar het rechte Pad; legden het aan hen uit en droegen hen op het te volgen. En iedere Boodschapper corrigeerde de afwijking die in zijn tijd en in zijn land was verschenen. In soerah Al-Maa‟idah 5: 48 staat:
EN ALS ALLAAH GEWILD HAD, HAD HIJ JULLIE (ALS BEHOREND) TOT EEN GODSDIENST GEMAAKT, MAAR HIJ DOET DIT NIET OMDAT HIJ JULLIE OP DE PROEF STELT MET WAT HIJ JULLIE HEEFT GEGEVEN.
BEWIJS VESTIGEN. Allaah heeft de Boodschappers gestuurd en de Boeken geopenbaard zodat mensen geen excuus zullen hebben op de Dag der Opstanding: soerah An-Nisaa‟ 4: 165:
32
WIJ ZONDEN BOODSCHAPPERS ALS BRENGERS VAN VERHEUGENDE TIJDINGEN EN ALS WAARSCHUWERS OPDAT DE MENS GEEN EXCUUS TEGENOVER ALLAAH ZOU HEBBEN NA DE BOODSCHAPPERS. EN ALLAAH IS ALMACHTIG, ALWIJS.
Als Allaah de Boodschappers niet gestuurd zou hebben, zouden de mensen op de Dag der Opstanding zeggen: “Hoe kunt U ons straffen terwijl U ons niemand stuurde die ons waarschuwde en ons leerde wat U van ons wou? In soerah Taa Haa 20: 134 staat:
EN ALS WIJ HEN VERNIETIGD HADDEN DOOR EEN BESTRAFFING VOOR HEM ( DE QUR‟AAN), DAN ZOUDEN ZIJ ZEKER ZEGGEN: “ONZE HEER, HAD U MAAR EEN BOODSCHAPPER NAAR ONS GESTUURD, DAN ZOUDEN WIJ UW TEKENEN HEBBEN GEVOLGD, VOORDAT WIJ VERNEDERD EN TER SCHANDE WERDEN GEMAAKT!”
Op de Dag der Opstanding, wanneer Allaah de eersten en de laatsten zal verzamelen, zal Allaah tot ieder volk zijn Boodschapper brengen zodat hij zal getuigen dat hij de Boodschap van Zijn Heer heeft verkondigd en hun bewijs heeft gebracht: In soerah An-Nisaa‟ 4: 41-42 staat:
EN HOE DAN, INDIEN WIJ UIT IEDERE GEMEENSCHAP EEN GETUIGE (EEN PROFEET) NAAR VOREN BRENGEN EN WIJ JOU (O MUHAMMAD ) ALS GETUIGE TEGEN DIEGENEN (VAN JOUW GEMEENSCHAP DIE ZONDIGEN) NAAR VOREN BRENGEN? Soerah An-Nahl 16: 89:
33
EN OP DIE DAG ZULLEN WIJ UIT HET MIDDEN VAN IEDERE GEMEENSCHAP EEN GETUIGE DOEN OPSTAAN EN WIJ ZULLEN JOU ALS GETUIGE NEMEN TEGEN DEZE (GEMEENSCHAP VAN JOU).
Degenen die de Boodschappers niet wilden volgen en zich van hun leiding afkeerden zullen hun fout alleen maar kunnen toegeven: soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 11-15:
EN HOEVELEN UIT DE STEDEN VERNIETIGDEN WIJ NIET DIE ONRECHT PLEEGDEN, NA WIE WIJ EEN ANDER VOLK DEDEN OPSTAAN? EN WANNEER ZIJ DAN ONZE BESTRAFFING AAN VOELDEN KOMEN, DAN PROBEERDEN ZIJ ERVAN WEG TE RENNEN. RENT NIET WEG, MAAR KEERT TERUG NAAR WAT JULLIE VAN DE GOEDE DINGEN VAN HET LEVEN GEGEVEN WAS EN JULLIE HUIZEN, OPDAT JULLIE ONDERVRAAGD ZULLEN WORDEN. ZIJ ZEIDEN: “WEE ONS, VOORWAAR, WIJ WAREN ONRECHTVAARDIGEN!” 34
Op de Dag der Opstanding zullen zij toegeven: in soerah Al-Mulk 67: 8-11 staat:
TELKENS VRAGEN DE BEWAKERS (ENGELEN) ERVAN (VAN DE HEL) HEN: “IS ER GEEN WAARSCHUWER TOT JULLIE GEKOMEN?” ZIJ ZEGGEN: “WELZEKER, ER IS EEN WAARSCHUWER TOT ONS GEKOMEN, MAAR TOEN LOOCHENDEN WIJ. EN WIJ ZEIDEN: “ALLAAH HEEFT NIETS NEERGEZONDEN, JULLIE VERKEREN SLECHTS IN GROTE DWALING.” ZIJ ZEIDEN: “ALS WIJ HET KONDEN HOREN OF BEGRIJPEN, DAN ZOUDEN WIJ NIET TOT DE BEWONERS VAN SA‟IER (DE HEL) BEHOREN!” ZIJ BEKENNEN DAN HUN ZONDEN.
De engelen die de hel bewaken zullen dan -wanneer de mensen in het vuur huilen en schreeuwen- tegen hen zeggen: soerah Ghaafir 40: 50:
“WAREN JULLIE BOODSCHAPPERS NIET MET DE DUIDELIJKE BEWIJZEN TOT JULLIE GEKOMEN?”
DE ZAKEN VAN DE UMMAH LEIDEN.
35
Degenen die de Boodschappers beantwoorden vormen een jamaa‟ah (commune) en Ummah (natie). Zij hebben iemand nodig die hun zaken stuurt. De Boodschappers vervullen deze rol gedurende hun levensduur en zij oordelen onder de mensen volgens de regels van Allaah: in soerah Al-Maa‟idah 5: 48 staat:
EN WIJ HEBBEN AAN JOU HET BOEK (DE QUR‟AAN) MET DE WAARHEID NEERGEZONDEN, TER BEVESTIGING VAN DE SCHRIFT DIE ERAAN VOORAF GING EN TER BESCHERMING. OORDEEL DUS ONDER HEN MET WAT ALLAAH HEEFT NEERGEZONDEN.
Allaah riep de Profeet Daawoed, zoals in soerah Saad 38: 26 staat:
“O DAAWOED, WIJ HEBBEN JOU TOT GEVOLMACHTIGDE OP AARDE AANGESTELD; OORDEEL DAAROM VOLGENS DE WAARHEID TUSSEN DE MENSEN EN VOLG NIET DE BEGEERTE, WANT DIE ZAL JOU DOEN AFDWALEN VAN DE WEG VAN ALLAAH....
De Profeten van de kinderen van Israel regelden hun zaken volgens de Tawraah; volgens de hadith: “De zaken van de kinderen van Israel werden door Profeten geleid. Wanneer een Profeet stierf, volgde een andere Profeet hem op.” Bukhaarie, Muslim, Ahmad en Ibn Maadjah. Sahih al-Jaami‟as-Sagheer 4/ 190.
En Allaah heeft over de Tawraah in soerah Al-Maa‟idah 5: 44 gezegd:
36
VOORWAAR, WIJ HEBBEN DE TAWRAAH NEERGEZONDEN MET DAARIN LEIDING EN LICHT. DE PROFETEN, DIE ZICH AAN ALLAAH OVERGEGEVEN HADDEN, OORDEELDEN ERMEE OVER DE JODEN. EN DE RABBIJNEN EN DE SCHRIFTGELEERDEN (OORDEELDEN OOK), MET BEHULP VAN HETGEEN HUN VAN DE SCHRIFT VAN ALLAAH WAS TOEVERTROUWD EN ZIJ WAREN DAAR GETUIGEN VAN. VREEST DAAROM NIET DE MENSEN MAAR VREEST MIJ EN VERRUILT MIJN TEKENENEN NIET VOOR EEN GERINGE PRIJS. EN WIE NIET OORDEELT MET WAT ALLAAH HEEFT GEOPENBAARD; ZIJ ZIJN DE ONGELOVIGEN!
De Boodschappers oordeelden tussen de mensen, en leidden de Ummah in oorlog en in vrede, en droegen veel zorg voor de zaken van de mensen, waarbij zij voortdurend in gehoorzaamheid aan Allaah handelden, dus hen gehoorzamen betekent Allaah gehoorzamen, zoals in soerah An-Nisaa‟ 4: 80 staat:
WIE DE BOODSCHAPPER GEHOORZAAMT, HIJ GEHOORZAAMT WAARLIJK ALLAAH. EN WIE ZICH AFKEERT; WIJ HEBBEN JOU NIET ALS TOEZICHTHOUDER (“HAFIEZ”) NAAR HEN GEZONDEN.
Niemand kan Allaah‟s Tevredenheid en Liefde verkrijgen zonder de Boodschapper te gehoorzamen: in soerah Ali „Imraan 3: 32 staat:
37
ZEG: “GEHOORZAAMT ALLAAH EN DE BOODSCHAPPER, MAAR ALS JULLIE JE AFWENDEN; VOORWAAR, ALLAAH HOUDT NIET VAN DE ONGELOVIGEN.”
AL WAHY. PROFEETSCHAP IS EEN GODDELIJKE GUNST VOOR ZIJN DIENAREN EN EEN GENADE VOOR HEN. Profeetschap wordt niet verkregen door verlangens of hoop of streven of proberen. Filosofen logen toen zij zeiden dat Profeetschap verkregen kan worden door allerlei daden van aanbidding te verrichten, inclusief de meest moeilijke daden van aanbidding en onthouding en zelfdiscipline en het zuiveren van gedachten... In meer dan een Aayah heeft Allaah gezegd dat Profeetschap een Goddelijke zegening is: In soerah Maryam 19: 58 staat:
ZIJ ZIJN DEGENEN DIE ALLAAH BEGENADIGD HEEFT ONDER DE PROFETEN VAN DE NAKOMELINGEN VAN AADAM EN DEGENEN DIE WIJ MET NUH (IN DE ARK) DROEGEN EN ONDER DE NAKOMELINGEN VAN IBRAAHIEM EN ISRAA‟IEL ( = DE PROFEET YA‟QOEB) EN ONDER HEN DIE WIJ GELEID EN UITGEKOZEN HEBBEN. WANNEER AAN HEN DE VERZEN VAN AR RAHMAAN WORDEN VOORGEDRAGEN, BUIGEN ZIJ KNIELEND NEER EN HUILEN. Allaah vertelt ons wat de Profeet Ya‟qoeb tegen zijn zoon Yuusuf zei: in soerah Yuusuf 12: 6 staat:
38
ZO VERKIEST JOUW HEER JOU EN ONDERWIJST HIJ JOU DE UITLEG VAN DE VERTELLINGEN (DROMEN). EN HIJ VERVOLMAAKT ZIJN GENIETING AAN JOU EN AAN DE FAMILIE VAN YA‟QOEB, ZOALS HIJ DIE DAARVOOR HEEFT VERVOLMAAKT AAN JOUW VADEREN IBRAAHIEM EN ISHAAQ. En Allaah zei tegen Musaa‟ in soerah Al-A‟raaf 7: 144:
“O MUSAA‟, VOORWAAR, IK HEB JOU UITVERKOREN BOVEN DE ANDERE MENSEN, D.M.V. MIJN BOODSCHAP AAN JOU EN MIJN WOORD.”
Umayyah Ibn Abi as-Salt hoopte dat hij de Profeet van zijn Ummah zou zijn en hij bedacht allerlei poezie die hij aan Allaah toewijdde en bad voortdurend tot Hem, maar hij verkreeg niet wat hij wou. Allaah sprak inderdaad de Waarheid toen Hij in soerah Al-An‟aam 6: 124 zei:
EN WANNEER ER EEN TEKEN TOT HEN KOMT, DAN ZEGGEN ZEI: “WIJ ZULLEN NOOIT GELOVEN TOT AAN ONS HETZELFDE IS GEGEVEN ALS WAT ALLAAHS BOODSCHAPPERS IS GEGEVEN.” ALLAAH WEET BETER WAAR HIJ ZIJN BOODSCHAP BRENGT...
39
Er werd beweerd dat een van de twee grote mannen uit de steden Makkah en At-Taa‟if: „Urwah ibn Mas‟ud al-Thaqafi of Al Waled ibn al-Mugheerah voor de rol van Profeet of Boodschapper zou worden uitgekozen, maar Allaah keurde die suggestie af, zoals in soerah Az-Zoekhroef 43: 31-32 staat:
EN ZIJ ZEIDEN: “WAS DEZE QUR‟AAN MAAR NEERGEZONDEN AAN EEN VOORAANSTAANDE MAN IN IEDER VAN DE TWEE STEDEN.” (MAKKAH EN TAA‟IF)
DE MANIER WAAROP ALLAAH MET ZIJN BOODSCHAPPERS COMMUNICEERDE. Allaah noemt deze manier “Wahy”. (Openbaring) Allaah zegt in soerah Ali-„Imraan 4: 163:
VOORWAAR, WIJ HEBBEN AAN JOU GEOPENBAARD ZOALS WIJ AAN NUH EN DE PROFETEN NA HEM OPENBAARDEN. EN WIJ OPENBAARDEN AAN IBRAAHIEM EN ISHAAQ EN YA‟QOEB EN DE KINDEREN VAN YA‟QOEB EN „ISAA 40
EN AYYOEB EN YUUNUS EN HAROEN EN SOELEIMAAN. EN WIJ GAVEN DAAWOED DE ZABOER.
Wahy betekent een snelle, geheime communicatie, de manier waarop deze plaats vond doet er niet toe. Fath al-Baari, 1/ 9; Al-Misbaah al-Muneer 651, 652.
Het kan in de vorm van inspiratie plaats vinden, zoals de Openbaring van Allaah aan de Discipelen (van Isaa‟) was: in soerah Al- Maa‟idah 5: 111 staat:
EN TOEN IK DE METGEZELLEN VAN „ISAA INSPIREERDE OM IN MIJ TE GELOVEN EN IN MIJN BOODSCHAPPER, ZEIDEN ZIJ: “WIJ GELOVEN, EN GETUIG DAT WIJ ONS (AAN U) HEBBEN OVERGEGEVEN.” En zoals de inspiratie aan de moeder van Musaa‟ was, zoals in soerah Al-Qasas 28: 7:
EN WIJ INSPIREERDEN AAN DE MOEDER VAN MUSAA‟: “ZOOG HEM ” MAAR ALS JIJ VOOR HEM VREEST, WERP HEM DAN IN DE RIVIER, EN VREES NIET EN TREUR NIET; VOORWAAR, WIJ ZULLEN HEM BIJ JOU TERUGBRENGEN EN HEM TOT EEN VAN DE BOODSCHAPPERS MAKEN. Het kan ook via tekenen of wonderen plaats vinden. De Qur‟aan noemt de tekenen van Zakariah aan zijn volk een Wahy, zoals in soerah Maryam 19: 11 staat:
41
TOEN KWAM HIJ VAN DE MIHRAAB (GEBEDSPLAATS) NAAR ZIJN VOLK, EN GEBAARDE HEN: “LOOFT ALLAAH‟S GLORIE IN DE OCHTEND EN DE AVOND.” (“AN SABBIHOE BOEKRATAN WA „ASHIYAN”) Maar in de meeste gevallen in de Qur‟aan waar het woord Wahy gebruikt wordt, verwijst het naar wanneer Allaah degenen die Hij gekozen heeft van onder Zijn dienaren alles vertelt wat Hij hen wil laten weten over verschillende soorten leiding en kennis op een geheime manier, niet de gewoonlijke manier. VERSCHILLENDE MANIEREN VAN ALLAAH‟S WAHY AAN ZIJN BOODSCHAPPERS. Allaah zegt in soerah As-Sjoe‟araa‟ 42: 51:
HET PAST DE MENS NIET DAT ALLAAH TOT HEM SPREEKT, BEHALVE DOOR MIDDEL VAN EEN OPENBARING OF VAN ACHTER EEN SCHERM OF DOOR HET STUREN VAN EEN GEZANT, (JIBRIEL), DIE HET DAN OPENBAART MET ZIJN TOESTEMMING, ZOALS HIJ WIL. (“ILLAA WAHIYAN AW MIN WARAA‟I HIDJAABIN AW YARSILA RASULAN”)
ER ZIJN DRIE VAN ZULKE MANIEREN: DE EERSTE VORM: De eerste vorm is die waarin Wahy in het hart komt van de Profeet aan wie de Openbaring gestuurd wordt, zodat de Profeet geen twijfel heeft over wat hij in zijn hart heeft gekregen van Allaah. Het is in Sahih Ibn Hibbaan overgeleverd dat Rasuulullaah
42
zei:
“Jibriel inspireerde in mijn hart dat geen ziel zal sterven zonder dat zijn voorziening en levensduur compleet zijn gemaakt, dus vrees Allaah en streef niet te hard naar het zoeken naar voorziening.” Tafsir Ibn Kathir, 6/ 215. commentaar bij soerah ash-Shoe‟araa‟ 42: 51. Ibn Al-Jawzi was van mening dat de uitrukking “illaa wahiyan” (“tenzij het via Wahy is”) betekent: inspiratie in de vorm van een droom. Zaad al-Maseer 7/ 297.
DE DROMEN VAN DE PROFETEN. De manier waarop Ibn al-Jawzi de eerste soort (als dromen) interpreteert, is zonder twijfel een deel van Openbaring, want de dromen van Profeten zijn waar. De Dichtbijzijnde Vriend van de Meest Genadevolle: Ibraahiem, haastte zich om zijn zoon te offeren toen hij in een droom gezien had dat hij dat moest doen. Deze dromen worden tot Goddelijke bevelen gerekend. Allaah zegt over Ibraahiem en zijn zoon Ismaa‟iel in soerah As-Saaffaat 37: 102-105:
TOEN HIJ DE LEEFTIJD HAD BEREIKT WAAROP HIJ HEM (IBRAAHIEM) KON HELPEN, ZEI HIJ: “O MIJN ZOON, VOORWAAR, IK HEB IN EEN DROOM GEZIEN DAT IK JOU ZAL OFFEREN, ZEG MIJ HOE JIJ DAAROVER DENKT.” HIJ ZEI: “O MIJN VADER, DOE WAT U IS BEVOLEN, U ZULT VINDEN DAT IK, ALS ALLAAH HET WIL, TOT DE GEDULDIGEN BEHOOR.” TOEN ZIJ ZICH (AAN ALLAAH) HADDEN OVERGEGEVEN EN HIJ HEM OP ZIJN SLAAP HAD GELEGD (OM TE OFFEREN) .
43
TOEN RIEPEN WIJ TOT HEM: “O IBRAAHIEM! WAARLIJK, JIJ HEBT DE DROOM IN WAARHEID VERVULD....
Volgens een hadith uit de Sahihain en overgeleverd door „Aa‟ishah: “De eerste Openbaring die plaats vond bij Rasuulullaah kwam in de vorm van goede dromen die hij in zijn slaap zag; hij zag geen droom of hij kwam uit zoals het aanbreken van de dag.” Jaami‟ al-Usool, 12/ 37.
DE TWEEDE VORM: Wanneer Allaah tegen Zijn Boodschapper spreekt van achter een sluier. Dit is hoe Allaah tegen Musaa‟ sprak, zoals in soerah Al-„Araaf 7: 143 staat:
EN TOEN MUSAA‟ OP DE MET ONS AFGESPROKEN TIJD GEKOMEN WAS EN ZIJN HEER TOT HEM HAD GESPROKEN, ZEI HIJ: “MIJN HEER, TOON U AAN MIJ.” HIJ ZEI: “JIJ ZULT MIJ NIMMER (KUNNEN) ZIEN, MAAR KIJK NAAR DE BERG, ALS DEZE OP ZIJN PLAATS BLIJFT, DAN ZUL JE MIJ ZIEN.” EN TOEN ZIJN HEER ZICH AAN DE BERG ZICHTBAAR MAAKTE, MAAKTE HIJ DEZE TOT PULVER, EN MUSAA‟ VIEL BEWUSTELOOS TER AARDE. EN TOEN HIJ WEER BIJ BEWUSTZIJN WAS GEKOMEN, ZEI HIJ: “HEILIG BENT U, IK WEND MIJ BEROUWVOL TOT U EN IK BEN DE EERSTE VAN DE GELOVIGEN.” (“SUBHAANAKA TUBTU ILAIKA WA ANA AWWALU AL MU‟MINIEN.”)
En in soerah Taa Haa 20: 11-13 staat:
44
EN TOEN HIJ DAAR AANKWAM, WERD HIJ GEROEPEN: “O MUSAA‟! VOORWAAR, IK BEN JOUW HEER, DUS TREK JOUW SANDALEN UIT; VOORWAAR, JIJ BEVINDT JE IN DE HEILIGE VALLEI THOEWA. EN IK HEB JOU UITVERKOREN, DUS LUISTER NAAR WAT GEOPENBAARD WORDT.”
Tot degenen tot wie Allaah sprak behoorde ook Aadam, zoals in soerah Al-Baqarah 2: 33 staat:
HIJ ZEI: “O AADAM, NOEM HUN DE NAMEN ERVAN.” EN TOEN HIJ HUN DE NAMEN ERVAN HAD GENOEMD, ZEI HIJ: “ZEI IK JULLIE NIET, DAT IK HET ONWAARNEEMBARE VAN DE HEMELEN EN DE AARDE KEN, EN IK WEET WAT JULLIE OPENLIJK DOEN EN WAT JULLIE PLACHTEN TE VERBERGEN?”
En Allaah sprak tot Zijn dienaar en Boodschapper Muhammad hemelreis maakte.
toen hij zijn
DE DERDE VORM: Openbaring aan de Boodschapper via een engel, dit is wat Allaah bedoelt in de Aayah uit soerah As-Sjoe‟araa‟ 42: 51:
45
HET PAST DE MENS NIET DAT ALLAAH TOT HEM SPREEKT, BEHALVE D.M.V. EEN OPENBARING OF VAN ACHTER EEN SCHERM OF DOOR HET STUREN VAN EEN BOODSCHAPPER, DIE HET DAN OPENBAART MET ZIJN TOESTEMMING, ZOALS HIJ WIL.
Deze Boodschapper is Jibriel, of het kan een andere engel zijn, maar dat is alleen soms. Zie: „Aalam al-Malaa‟ikah door: Al-Ashqar. p: 40. HOE DE ENGEL NAAR DE BOODSCHAPPER KWAM. De engel kan op drie manieren komen: 1) De Boodschapper ziet hem in het uiterlijk waarmee Allaah hem heeft geschapen. Dit gebeurde alleen twee keer bij Rasuulullaah. 2) De Openbaring komt tot hem als het geluid van het ringen van een bel, dan gaat het weg en de Boodschapper
begrijpt wat er gezegd is.
3) De engel verschijnt bij hem en spreekt met hem en onderwijst hem en hij begrijpt wat de engel tegen hem zegt. Dit was de makkelijkste manier voor Rasuulullaah om te dragen. Dit gebeurde met onze Profeet keer in de grot Hiraa‟ bij hem kwam.
toen Jibriel voor de eerste
VORMEN VAN WAHY. Voordat hij de engel zag, zag Rasuulullaah een licht en hoorde hij een stem, maar hij zag de engel niet die het licht veroorzaakte. Muslim heeft in zijn Sahih een hadith verzameld waarin Ibn „Abbaas zei: “Rasuulullaah verbleef gedurende vijftien jaren in Makkah, waarvan hij zeven jaar lang de stem hoorde en het licht zag, zonder iets anders te zien en acht jaren waarin Wahy tot hem kwam en hij bleef tien jaar lang in Madinah.” Nawawi‟s commentaar op Muslim, 15/ 104.
HET EFFECT VAN DE ENGEL OP DE BOODSCHAPPER
46
.
Degenen die niet in de Boodschappers geloven beweren dat dat wat met de Boodschappers gebeurde een soort epilepsie was of dat duivels contact met hen maakten. Dit is een leugen, want dit zijn twee totaal verschillende zaken. Degene die aan epilepsie lijdt wordt geel, licht en verliest zijn evenwicht, wat ook gebeurt met degene die door shaytaan geraakt is; de shaytaan kan via zijn mond gaan praten en de mensen om hem heen dingen vertellen en wanneer degene bijkomt nadat hij buiten bewustzijn is geweest weet hij niets van dat wat shaytaan met zijn lippen heeft gezegd. Maar bij de Boodschapper, wanneer de engel contact met hem had, vergrootte zijn lichaam in grootte en was zijn gezicht gevuld met licht. De mensen die om hem heen zaten hoorden niet wat er gezegd werd, zij hoorden eerder een geluid dat klonk alsof zoemende bijen dat maakten rondom zijn hoofd. Tirmidhie, zie: Jaami‟ al-Usool 12/ 41. Later stond Rasuulullaah op en was hij zich van alles bewust wat de engel hem had verteld en hij was degene die aan zijn metgezellen vertelde wat er aan hem geopenbaard was. „Aa‟ishah vertelde ons: “Rasuulullaah ontving Wahy op een intens koude dag en tegen de tijd dat het van hem weg ging droop het zweet van zijn voorhoofd.” Bukhaarie; kitaab Badu‟al-Wahy. Zie: Fath al-Baari, 1/ 18.
En zij vertelde ons dat zijn kameel, wanneer hij Wahy ontving terwijl hij erop reed, bijna door haar knieeen zonk vanwege het gewicht van de Wahy. Al-Bayhaqi in Ad-Dalaa‟il. Zie: Fath al-Baari, 1/ 21.
Een van de Sahaabah vertelde dat zijn dij onder de dij van Rasuulullaah
was op het
moment dat hij een Openbaring ontving; de dij van de Profeet drukte de dij van de Sahaabi bijna plat.... Bukhaarie; salaah, 12, an-Nasaa‟i; jihad, 4, Ahmad; 5/ 184.
Ya‟laa ibn Uymayyah
vertelde ons dat hij getuige was van een gelegenheid waarin
een Wahy tot Rasuulullaah kwam; daarvoor had hij gewenst dat hij getuige van die situatie en die conditie zou zijn. Hij zei: “Ik kwam binnen en hij was rood in zijn gezicht. Hij bleef een tijdje zo, toen ging deze toestand weg van hem.” Bukhaarie e.a. Fath al-Baari, 9/ 9.
DE EIGENSCHAPPEN VAN DE BOODSCHAPPERS. MENSELIJK ZIJN.
47
De Alwetende besloot met Zijn Wijsheid dat de Boodschappers die Hij naar de mensheid stuurt zelf mensen moeten zijn: in soerah Al-Kahf 18: 110 staat:
ZEG: “VOORWAAR, IK BEN SLECHTS EEN MENS ZOALS JULLIE.
DE MENS HEEFT DE KWALITEIT OM DE BOODSCHAP OVER TE DRAGEN. In soerah Al-Ahzaab 33: 72 staat:
VOORWAAR, WIJ HEBBEN DE AMAANAH (GODSDIENSTIGE PLICHTEN) AAN DE HEMELEN EN DE AARDE EN DE BERGEN AANGEBODEN, MAAR ZIJ WEIGERDEN DEZE TE DRAGEN EN ZIJ WAREN ER BEDUCHT VOOR, MAAR DE MENS NAM DEZE OP ZICH. VOORWAAR, HIJ IS ONRECHTVAARDIG EN ONWETEND.
Degenen die het vreemd vinden dat Allaah menselijke Boodschappers koos, kijken alleen naar het uiterlijk van de mens; ze zien hem alleen als een lichaam dat eet, drinkt en slaapt, dat op aarde rond loopt om zijn behoeften te vervullen: In soerah Al-Foerqaan 25: 7 staat:
EN ZIJ ZEIDEN: “WAT IS DAT VOOR BOODSCHAPPER, DIE VOEDSEL EET EN OP DE MARKTEN RONDGAAT, WAAROM IS HEM GEEN ENGEL GEZONDEN, ZODAT HIJ MET HEM EEN WAARSCHUWER IS?”
48
Ze kijken niet naar de kern van de mens; de ziel die door Allaah bij hem werd ingeblazen; in soerah Al-Hidjr 15: 29 staat:
TOEN IK HEM VERVOLMAAKT HAD EN MIJN (GESCHAPEN) GEEST ( “RUH”) ERIN GEBLAZEN HAD, TOEN KNIELDEN ZIJ (DE ENGELEN) VOOR HEM NEER.
Het is deze ziel die de mens onderscheidt en hem menselijk maakt en hem de rol van khaliefah geeft op aarde. In soerah Ibraahiem 14: 11 staat:
HUN BOODSCHAPPERS ZEIDEN TOT HEN: “WIJ ZIJN SLECHTS MENSEN ZOALS JULLIE, MAAR ALLAAH GEEFT ZIJN GUNSTEN AAN WIE HIJ WIL VAN ZIJN DIENAREN. EN HET IS NIET AAN ONS OM JULLIE EEN BEWIJS TE BRENGEN, BEHALVE BI IDNILLAAH (MET ALLAAH‟S TOESTEMMING).”
De Boodschappers zijn speciaal door Allaah gekozen en op een speciale manier klaar gemaakt voor deze rol: in soerah Taa Haa 20: 41 staat:
EN IK HEB JOU (MUSAA‟) VOOR MIJZELF GEKOZEN.
Kijk hoe Allaah voor Rasuulullaah In soerah Ad-Doehaa 93: 6-8 staat:
zorgde toen hij arm en een wees was:
HEEFT HIJ JOU (
) NIET ALS WEES GEVONDEN
49
EN JOU IN BESCHERMING GENOMEN? EN HIJ HEEFT JOU DWALEND GEVONDEN EN JOU GELEID. EN HIJ HEEFT JOU BEHOEFTIG GEVONDEN EN RIJK GEMAAKT.
Hij zuiverde hem en nam het kwade van shaytaan van hem weg toen hij nog heel jong was. Anas heeft overgeleverd dat Jibriel naar Rasuulullaah toe kwam toen hij met andere jongetjes speelde. Hij worstelde met hem op de grond, opende zijn hart en verwijderde een klonter bloed uit zijn hart. Hij zei: “Dit is het deel van shaytaan van jou.” Toen waste hij het in Zamzam water in een gouden kom. Toen werd het hart samengesteld en teruggeplaatst. De jongens kwamen rennend naar zijn moeder; zijn voedster, zeggende: “Muhammad is vermoord!” Zij haastten zich naar hem en zagen dat hij zijn kleur had verloren. Anas zei: “Ik zag het teken van die hechtingen op zijn borst.” Muslim. Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 152. Soortgelijk gebeurde er iets toen Jibriel hem kwam voorbereiden op de grote reis naar de zeven hemelen. In de hadith over de israa‟ (nachtreis) staat: “Het dak van mijn huis was open toen ik in Makkah was en Jibriel kwam naar beneden en opende mijn borst, toen waste hij het met Zamzam water, toen bracht hij een schaal met wijsheid en imaan en stopte het in mijn borst, vervolgens sloot hij het opnieuw.” Sahih al-Jaami‟ as Sagheer, 4/ 81.
WAAROM WAREN DE BOODSCHAPPERS GEEN ENGELEN? In soerah Al-Israa‟ 17: 94 staat:
EN ER WAS NIETS DAT DE MENSEN VERHINDERDE TE GELOVEN TOEN DE LEIDING TOT HEN KWAM, BEHALVE DAT ZIJ ZEIDEN: “HEEFT ALLAAH EEN MENSELIJKE BOODSCHAPPER NEERGEZONDEN?”
Velen dachten dat het volgen van het geloof en de wetten die door de Boodschappers waren gebracht iets walgelijks was omdat zij mensen waren en zij zagen dit als een groot verlies: in soerah Al-Mu‟minoen 23: 34 staat:
50
EN ALS JULLIE MENSEN VOLGEN DIE ZOALS JULLIE ZIJN: VOORWAAR, DAN BEHOREN JULLIE ZEKER TOT DE VERLIEZERS.
En in soerah Al-Qamar 54: 24:
EN ZIJ ZEIDEN TOEN: “ZULLEN WIJ EEN MENS VAN ONS VOLGEN? VOORWAAR, DAN ZOUDEN WIJ IN DWALING EN IN EEN TOESTAND VAN KRANKZINNIGHEID VERKEREN.
Men beweerde dat de Boodschappers engelen moesten zijn die men kon zien: in soerah Al-Foerqaan 25: 21 staat:
EN DEGENEN DIE NIET OP DE ONTMOETING MET ONS HOPEN, ZEIDEN: “WAREN DE ENGELEN MAAR TOT ONS NEERGEZONDEN OF ZAGEN WIJ ONZE HEER MAAR!” VOORZEKER, ZIJ ZIJN ARROGANT OVER ZICHZELF EN ZIJ OVERTREDEN MET EEN GROTE OVERTREDING.
En in soerah Al-Foerqaan 25: 7:
EN ZIJ ZEIDEN: “WAT IS DAT VOOR BOODSCHAPPER, DIE VOEDSEL EET EN OP DE MARKTEN RONDGAAT, WAAROM IS HEM GEEN ENGEL GEZONDEN, ZODAT HIJ MET HEM EEN WAARSCHUWER IS?”
51
Wanneer we de teksten in de Qur‟aan bestuderen, kunnen wij deze argumenten als volgt weerleggen: Allaah koos hen als mensen en niet als engelen omdat dat een grotere test is. Volgens een hadith Qudsi verzameld door Muslim heeft Allaah gezegd: “IK HEB JULLIE ALLEEN GESTUURD OM JULLIE TE TESTEN EN ANDEREN MET JULLIE TE TESTEN.” Mukhtasar Sahih Muslim, door Al-Mundhiri p: 283.
Dit is een eer voor degenen die Allaah heeft begunstigd, want Allaah koos sommige van Zijn dienaren om Boodschappers te zijn als een teken van eer en genade: In soerah Maryam 19: 58 staat:
ZIJ ZIJN DEGENEN DIE ALLAAH BEGENADIGD HEEFT ONDER DE PROFETEN VAN DE NAKOMELINGEN VAN AADAM EN DEGENEN DIE WIJ MET NUH (IN DE ARK) DROEGEN EN ONDER DE NAKOMELINGEN VAN IBRAAHIEM EN ISRAA‟IEL EN ONDER HEN DIE WIJ GELEID EN UITGEKOZEN HEBBEN.
Mensen zijn er meer toe in staat om te leiden en leiders en voorbeelden te zijn. Sayyid Qutb zegt hierover: “Er is een reden waarom de Boodschap via een mens naar de mensheid is gestuurd, want een mens voelt wat zij voelen; hij ervaart dezelfde dingen; dezelfde pijnen, begrijpt hun neigingen en verlangens en kent hun behoeften en lasten. Dus hij voelt compassie voor hun zwakten en tekortkomingen en hij hoopt dat zij sterker zullen worden en hun falen overkomen. Hij leidt hen stap voor stap, begrijpt hun motieven, emoties en reacties, want hoe dan ook is hij een van hen. Hij leidt hen op het pad dat naar Allaah leidt, geleid door de Openbaring van Allaah, geholpen door Hem om de obstakels te overwinnen die op hun weg kunnen liggen. Hun van hun kant, vinden dat zij zijn mogelijkheden kunnen vertrouwen, omdat hij een menselijk wezen is zoals hen, die hen stap voor stap helpt te verheffen. Hij leeft temidden van hen, de karaktereigenschappen, daden en verantwoordelijkheden uitend waarover hij uitlegt dat Allaah deze aan hen heeft gegeven en wat Hij van hen
52
verwacht. Dus deze persoonlijkheid wordt een levend voorbeeld van het geloof dat hij hen mede deelde; zijn leven, bewegingen en daden worden een open boek voor hen, dat zij beetje voor beetje in praktijk brengen. Zij zien het vervuld terwijl hij temidden van hen is en dit inspireert hen om hem na te doen, omdat het verwezelijkt is in een menselijk wezen.” Fi Zilaal al-Qur‟aan 19/ 2553.
Het is moeilijk om de engelen te zien. Toen de kuffaar beweerden dat zij engelen zagen en dat de Boodschappers die naar hen werden gestuurd engelen hadden moeten zijn, begrepen zij de aard van engelen niet. Contact met de engelen hebben en hen zien is geen simpele zaak. Zelfs al was Rasuulullaah de beste van de gehele mensheid en al was hem zowel lichamelijk als geestelijk heel veel kracht gegeven, toen hij Jibriel in zijn oorspronkelijke uiterlijk zag, was hij vervuld met grote schrik en vluchtte hij trillend naar zijn huis. Het was lichamelijk zwaar voor hem wanneer Openbaringen tot hem kwamen, Allaah heeft in soerah Al-Foerqaan 25: 22 gezegd:
OP DE DAG WAAROP ZIJ DE ENGELEN ZULLEN ZIEN, OP DIE DAG ZAL ER GEEN VERHEUGENDE TIJDING VOOR DE MISDADIGERS ZIJN, EN ZIJ ZULLEN ZEGGEN: “(WEEST) VERWIJDERD!” Dat is omdat de kuffaar alleen engelen zien op het moment van sterven of wanneer straf neerdaalt. Dus menselijke Boodschappers sturen was noodzakelijk, zodat zij met hen zouden kunnen spreken en de mensen zouden begrijpen wat zij zeiden. Als Allaah engelen naar hen zou hebben gestuurd als Boodschappers zou dat immers niet mogelijk zijn geweest: in soerah Al-Israa‟ 17: 94-95 staat:
EN ER WAS NIETS DAT DE MENSEN VERHINDERDE TE GELOVEN TOEN DE LEIDING TOT HEN KWAM, BEHALVE DAT ZIJ ZEIDEN: “HEEFT ALLAAH EEN MENSELIJKE BOODSCHAPPER NEERGEZONDEN?”
53
ZEG: “WANNEER ER OP DE AARDE ENGELEN WAREN DIE RUSTIG RONDLIEPEN, DAN ZOUDEN WIJ EEN ENGEL TOT HEN ALS BOODSCHAPPER HEBBEN NEERGEZONDEN.”
Als de bewoners van de aarde engelen waren geweest zou Allaah een van hun eigen soort als Boodschapper hebben gestuurd: in soerah Ali-„Imraan 3: 164 staat:
VOORZEKER, ALLAAH GAF EEN GROTE GUNST AAN DE GELOVIGEN, TOEN HIJ TOT HEN EEN BOODSCHAPPER UIT HUN MIDDEN STUURDE. HIJ DRAAGT HEN ZIJN VERZEN VOOR. EN HIJ REINIGT HEN (DE GELOVIGEN) EN HIJ ONDERWIJST HEN HET BOEK (DE QUR‟AAN) EN DE WIJSHEID, TERWIJL ZIJ DAARVOOR ZEKER IN DUIDELIJKE DWALING VERKEERDEN.
Mensen kunnen engelen niet zien, noch gemakkelijk van hen leren. D.w.z: dat zelfs wanneer Allaah een engel als Boodschapper had willen sturen, Hij van hem een mens had moeten maken. Allaah zegt in soerah Al-An‟aam 6: 9:
EN ALS WIJ EEN ENGEL GESTUURD HADDEN, DAN HADDEN WIJ HEM ALS EEN MAN GESTUURD EN WIJ HADDEN HEN LATEN TWIJFELEN WAAROVER ZIJ REEDS TWIJFELDEN. Dus Allaah vertelt ons dat “Wanneer Hij een Boodschapper in de vorm van een engel had gestuurd, hij met het uiterlijk van een mens zou zijn gelomen, zodat de mensen met hem konden praten en van hem konden leren, maar als dat het geval was geweest zouden zij verward zijn geraakt.” Tafsir Ibn Kathir 3/ 9.
54
Zij zouden verward raken want zij zouden er niet zeker van zijn of hij wel echt een engel was, bovendien zou een engel niet de emoties voelen die mensen voelen, ookal zou hij er uiterlijk net zo als hen uit zien.
ONVOORWAARDELIJKHEID VAN DE MENSELIJKHEID VAN DE PROFETEN EN BOODSCHAPPERS. Het feit dat zij menselijk waren betekent dat zij dezelfde eigenschappen als ieder mens hadden, inclusief alle lichamelijke behoeften: in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 7-8 staat:
EN WIJ HEBBEN NIEMAND VOOR JOU GEZONDEN OF ZIJ WAREN SLECHTS MANNEN AAN WIE WIJ OPENBAARDEN.
Zij werden net als ieder mens geboren; zij hadden vaders en moeders, ooms en tantes, zij trouwden en kregen kinderen: in soerah Ar-Ra‟d 13: 38 staat:
EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN BOODSCHAPPERS VOOR JOU GEZONDEN. EN WIJ MAAKTEN VOOR HEN ECHTGENOTEN EN NAKOMELINGEN. EN HET IS NIET AAN DE BOODSCHAPPER OM EEN VERS TE BRENGEN, TENZIJ MET VERLOF VAN ALLAAH. VOOR ELKE PERIODE IS ER EEN BOEK.
Zij sliepen en ontwaakten, waren ziek en gezond, en stierven net als ieder mens. Ibraahiem zei tegen zijn Heer, in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 79-81:
55
EN HIJ IS DEGENE DIE MIJ VOEDT EN DIE MIJ TE DRINKEN GEEFT. EN WANNEER IK ZIEK BEN, IS HIJ HET DIE MIJ GENEEST. EN HIJ IS DEGENE DIE MIJ DOET STERVEN EN MIJ VERVOLGENS DOET LEVEN.
En Allaah zei tegen Rasuulullaah
in soerah Az-Zoemar 39: 30:
VOORWAAR, JIJ ZULT STERVEN EN VOORWAAR, ZIJ ZULLEN STERVEN.
En Hij zei -uitleggend dat dit Zijn weg is met al Zijn Boodschappers- in soerah Ali-„Imraan 3: 144:
EN MUHAMMAD IS NIET MEER DAN EEN BOODSCHAPPER, VOOR HEM ZIJN DE BOODSCHAPPERS REEDS HEENGEGAAN. ALS HIJ DAN ZOU STERVEN OF GEDOOD WORDEN: WAAROM ZOUDEN JULLIE JE DAN OP JULLIE HIELEN OMDRAAIEN (D.W.Z: TERUGVALLEN IN ONGELOOF)?
En het is overgeleverd in een beschrijving van Rasuulullaah
:
“Hij was een menselijk wezen als ieder ander; hij naaide zijn kleding, molk zijn schaap en bediende zichzelf.” Ahmad in zijn Musnad met een Sahih isnaad, Bukhaarie: Al-Adab al-Mufrad.
Het is overgeleverd dat Rasuulullaah
tegen Um Sulaym
zei:
“O Um Sulaym, weet jij niet dat ik mijn Heer vroeg en zei: “Ik ben een menselijk wezen; soms voel ik me blij zoals alle mensen doen en soms voel ik me boos zoals alle mensen doen. Wanneer ik bij Allaah tegen iemand in mijn Ummah du‟aa doe die dat niet verdient, laat dat dan een reden zijn van 56
zuivering voor hem en een reden om dichterbij Allaah te komen op de Dag der Opstanding.” Muslim. Zie: Silsilat al-Ahaadieth as Sahihah nr: 84.
DE PROFETEN WERDEN BLOOTGESTELD AAN BEPROEVINGEN. De menselijkheid van de Profeten houdt ook in dat zij aan beproevingen en tegenslagen werden blootgesteld zoals alle andere mensen: in soerah Yuusuf 12: 33 staat:
HIJ ZEI: “MIJN HEER, GEVANGENSCHAP IS MIJ LIEVER DAN DAT WAAR ZIJ MIJ TOE UITNODIGT, EN ALS U HUN LIST NIET VAN MIJ AFWENDT, ZAL IK TOT HEN NEIGEN, EN ZAL IK TOT DE ONWETENDEN BEHOREN.”
In soerah Yuusuf 12: 42 staat:
EN HIJ ZEI TEGEN DE ANDERE, VAN WIE HIJ DACHT DAT HIJ GERED ZOU WORDEN: “NOEM MIJ TEGENOVER JOUW HEER.”
In soerah Al-Baqarah 2: 87 staat:
57
EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN MUSAA‟ HET BOEK GEGEVEN EN WIJ DEDEN NA HEM DE BOODSCHAPPERS VOLGEN. EN WIJ GAVEN ISAA‟, DE ZOON VAN MARYAM, DE DUIDELIJKE BEWIJZEN. EN WIJ VERSTERKTEN HEM MET JIBRIEL. IS HET DAN ZO DAT TELKENS WANNEER ER EEN BOODSCHAPPER TOT JULLIE KWAM MET WAT NIET IN OVEREENSTEMMING WAS MET JULLIE BEGEERTEN, JULLIE HOOGHARTIG WERDEN EN JULLIE EEN AANTAL VAN HEN LOOCHENDEN EN EEN AANTAL DOODDEN?
Zij kunnen ziek worden zoals Allaah Zijn Profeet Ayyoeb testte die dat met geduld droeg. Rasuulullaah
heeft gezegd:
“De Profeet van Allaah; Ayyoeb lijdde aan die beproeving gedurende 18 jaren lang en iedereen dichtbij hem en ver weg wezen hem af, behalve twee mannen temidden van zijn broeders….” Abu Ya‟laa in zijn Musnad, Abu Na‟eem in Al-Hilyah, wad-Diyaa‟ in Al-Mukhtaarah; Ibn Hibbaan in zijn Sahih. Zie: Silsilat al-Ahaadieth as-Sahihah nr: 17.
Hij lijdde aan het verlies van zijn familie en rijkdommen en hij had vele kinderen en heel veel rijkdommen: in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 83-84 staat:
EN GEDENKT AYYOEB TOEN HIJ ZIJN HEER AANRIEP (EN ZEI:) “VOORWAAR, TEGENSPOED HEEFT MIJ GETROFFEN EN U BENT DE BARMHARTIGSTE DER BARMHARTIGEN.” TOEN VERHOORDEN WIJ HEM EN HIEVEN DE TEGENSPOED OP. EN WIJ GAVEN HEM ZIJN FAMILIE EN HET DAARAAN GELIJKE AAN HEM (ERBIJ), ALS EEN BARMHARTIGHEID VAN ONS EN ALS EEN VERMANING VOOR DE AANBIDDERS.
De Profeten werden zelfs nog meer dan andere mensen getest. 58
As Sa‟b ibn Sa‟d
heeft overgeleverd dat zijn vader zei:
“Ik vroeg aan Rasuulullaah: “Welke mensen worden het meest getest?” Hij zei: “De Profeten, dan de besten na hen en de besten na hen. Een man zal op het niveau van zijn religie worden getest. Als zijn religieuze overtuiging sterk is, dan zal hij zwaarder worden getest En als er enige zwakte in zijn religieuze overtuiging is, zal hij op dat niveau worden getest. De test zal doorgaan totdat het hem op de aarde laat lopen zonder zonden.” At-Tirmidhie hadith Sahih hasan, en Ibn Maadjah e.a. Silsilat al-Ahaadieth as-Sahihah nr: 143. Abu Sa‟eed al-Khudri
bezocht Rasuulullaah
Hij legde zijn hand op Rasuulullaah
toen hij zich niet lekker voelde.
en voelde de koorts door de deken heen.
Hij zei: “O Rasuulullaah, hoe zwaar is het voor jou!” Hij antwoordde: “Wij zijn zo; de test is voor ons verdubbeld en de beloning is voor ons verdubbeld.” Ibn Maadjah, Ibn Sa‟d, Al-Haakim die zei dat het Sahih is volgens Muslim. En Adh-Dhahabi was het met hem eens. Zie: Silsilat al-Ahaadieth as-Sahihah nr: 144.
DE PROFETEN VERRICHTTEN MENSELIJK WERK. Zij deden hetzelfde werk als andere mensen. Rasuulullaah deed bijv. zaken voordat hij aan zijn missie begon. De Profeten hoedden ook schapen. Jaabir ibn „Abdullaah zei: “Wij waren met Rasuulullaah
fruit aan het oprapen van de Araq boom.
Rasuulullaah zei: “Jullie moeten de zwarte nemen, want die zijn het beste.” Zij zeiden: “Hoedde je ooit schapen?” Hij zei: “Was er ooit een Profeet die geen schapen hoedde?” Sahih Bukhaarie. Fath al-Baari. 6/ 438. Tot de Profeten die volgens de Qur‟aan schapen hoedden behoorde Musaa‟; hij werkte verschillende jaren als schaapsherder: in soerah Al-Qasas 28: 24-25 staat:
59
TOEN GAF HIJ HUN VEE VOOR HEN TE DRINKEN... TOEN KWAM EEN VAN DE TWEE VROUWEN VERLEGEN NAAR HEM TOELOPEN, ZIJ ZEI: “VOORWAAR, MIJN VADER ROEPT JOU OM TE KOMEN, OM JOU TE BELONEN, OMDAT JIJ ONS VEE TE DRINKEN HEBT GEGEVEN.”
Ibn Haadjar zei: “Wat de Imaams -de leidinggevende vrome geleerden- zeiden, is dat de reden achter het hoeden van de schapen van de Profeten was, dat zij leerden om nederig te zijn, hun harten raakten aan stilte gewend, zij droegen zorg voor schapen en vervolgens voor naties.” Fath al-Baari 6/ 439.
Tot de Profeten die menselijk werk verrichtten behoorde ook de Profeet Daawoed; hij was een smith die ketenen, pantsers en schilden maakte: in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 80 staat:
EN WIJ LEERDEN HEM KLEDING VOOR JULLIE MAKEN OM JULLIE TE BESCHERMEN IN JULLIE OORLOG.
Hij was een smith en tegelijkertijd een koning en hij at van wat zijn eigen handen verdienden. De Profeet Zakariyyaa maakte tapijten. Dit is bewezen in een hadith uit Sahih Muslim. Zie: Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 117.
ZIJ HEBBEN GEEN ENKELE GODDELIJKE OF ENGELACHTIGE EIGENSCHAP. Het feit dat zij menselijk zijn houdt in dat zij niet Goddelijk zijn en geen enkele Goddelijke Eigenschap hebben. De Boodschappers hebben allemaal verklaard dat zij van
60
zichzelf geen enkele kracht of sterkte hadden en zij zochten hun toevlucht bij Allaah en zij eigenden zichzelf geen van Zijn Eigenschappen toe. Allaah zegt in soerah Al-Maa‟idah 5: 116-117 dat „Isaa niets te maken had met de Eigenschappen die men hem toeschreef:
EN (GEDENK) TOEN ALLAAH ZEI: “O „ISAA, ZOON VAN MARYAM, HEB JIJ TEGEN DE MENSEN GEZEGD: “NEEMT MIJ EN MIJN MOEDER TOT TWEE GODEN NAAST ALLAAH?” HIJ („ISAA) ZEI: “SUBHAANAKA! NOOIT ZOU IK KUNNEN ZEGGEN WAAROP IK GEEN RECHT HEB. INDIEN IK DAT GEZEGD HAD, ZOU U DAT ZEKER GEWETEN HEBBEN. U WEET WAT ER IN MIJN ZIEL IS, EN IK WEET NIET WAT ER IN UW ZIEL IS. VOORWAAR, U BENT DE KENNER VAN HET VERBORGENE. IK HEB NIET ANDERS GEZEGD DAN U MIJ HEEFT GEBODEN TE ZEGGEN: “DIENT ALLAAH, MIJN HEER EN JULLIE HEER.” Dit is wat „Isaa zal zeggen op de Dag van de grootste verzameling. Dit zijn ware woorden die de leugens van de Christenen zullen ontkennen die zij hebben gemaakt over „Isaa; de dienaar en Boodschapper van Allaah. Sommigen beweren dat de Messiah, zoon van Maryam de incarnatie van God is: In soerah Al-Maa‟idah 5: 72 staat:
VOORZEKER, ZIJ ZIJN ONGELOVIG DIE ZEGGEN:
61
“ALLAAH IS DE MASIH, ZOON VAN MARYAM.” HOEWEL DE MASIH ZEI: “O KINDEREN VAN ISRAEL, AANBIDT ALLAAH, MIJN HEER EN JULLIE HEER.”
Een andere groep zegt dat God de derde van de drie is: in soerah Al-Maa‟idah 5: 73 staat:
VOORZEKER, ZIJ ZIJN ONGELOVIG DIE ZEGGEN: “VOORWAAR, ALLAAH IS EEN DERDE VAN DRIE (GODEN).”
Een derde groep zegt dat hij de zoon van God is, verheven is Allaah boven alles wat zij zeggen: in soerah Maryam 19: 88-89 staat:
EN ZIJ ZEIDEN: “DE BARMHARTIGE HEEFT ZICH EEN ZOON GENOMEN.” VOORZEKER, JULLIE ZIJN MET IETS VERWERPELIJKS GEKOMEN.
MENSELIJKE PERFECTIE. Zonder twijfel zijn mensen ver van groots in hun verschijning en de gunsten die hen zijn geschonken; sommigen zijn lelijk, sommigen mooi en sommigen er tussen in. Sommigen zijn blind, sommigen hebben maar een oog en sommigen zien met beide ogen. Sommige van degenen die kunnen zien hebben mooie ogen en anderen juist niet en de een kan beter dan de ander zien. Sommigen zijn doof, anderen niet en anderen ertussen in. Zonder twijfel belichamen de Profeten het hoogste niveau van menselijke wezens, omdat Allaah hen voor Zichzelf koos en daarom koos Hij degenen die het puurste in hun harten en gedrag waren; en het meest excellent in opstelling. In soerah Al-An‟aam 6: 124 staat:
EN WANNEER ER EEN TEKEN TOT HEN KOMT, DAN ZEGGEN ZIJ: “WIJ ZULLEN NOOIT GELOVEN TOT AAN ONS HETZELFDE IS GEGEVEN ALS WAT AAN ALLAAH‟S BOODSCHAPPERS IS GEGEVEN.”
62
ALLAAH WEET BETER WAAR HIJ ZIJN BOODSCHAP BRENGT.
LICHAMELIJKE PERFECTIE. Allaah waarschuwt ons tegen het kwellen van Rasuulullaah zoals de kinderen van Israel bij de Profeet Musaa‟ deden: in soerah Al-Ahzaab 33: 69 staat:
O JULLIE DIE GELOVEN, WEEST NIET ZOALS DEGENEN DIE MUSAA‟ KWETSTEN. ALLAAH VERKLAARDE HEM ONSCHULDIG AAN WAT ZIJ ZEIDEN. EN HIJ STAAT BIJ ALLAAH IN HOOG AANZIEN. Rasuulullaah heeft ons uitgelegd dat zij Musaa‟ beschuldigden van lichamelijke gebreken. Bukhaarie heeft een hadith verzameld van Abu Hurayrah waarin Rasuulullaah
zei:
“Musaa‟ was een heel verlegen, bescheiden man die nooit iets van zijn huid toonde, vanuit schaamte. Degenen van onder de kinderen van Israel die hem kwelden zeiden: “Hij is alleen zo bescheiden vanwege sommige lichamelijke gebreken; of lepra of een hernia of een ander gebrek.” Allaah wou laten zien dat Musaa‟ vrij was van datgene wat zij hem toeschreven; op een dag ging hij alleen naar buiten, legde zijn kleding op een rots en ging baden. Toen hij klaar was wou hij zijn kleding pakken maar het rotsblok rolde weg met zijn kleding. Musaa‟ pakte zijn stok en rende erachter aan en zijn gehele lichaam was bloot zichtbaar *en het was het beste dat Allaah geschapen had. Dus zuiverde Allaah hem van datgene waarvan zij hem hadden beschuldigd. Toen stond het rotsblok stil en Musaa‟ nam zijn kleding en deed het aan en sloeg toen de rots met zijn stok. Wallaahi, de rots heeft nog steeds de kenmerken van die klap; drie of vier of vijf kenmerken. Dit is wat Allaah in soerah al-Ahzaab 33: 69 zegt:
O JULLIE DIE GELOVEN, WEEST NIET ZOALS DEGENEN DIE MUSAA‟ KWETSTEN. ALLAAH VERKLAARDE HEM ONSCHULDIG AAN WAT ZIJ ZEIDEN. EN HIJ STAAT BIJ ALLAAH IN HOOG AANZIEN.
63
(* naakt douchen en dat men je awrah zag was toegestaan volgens de wetten van Bani‟ Israa‟iel.) Ibn Haadjar al-„Asqallaani zei over deze hadith : “Dit toont aan dat de Profeten in hun lichamelijke verschijning en houding meest perfect waren en dat degenen die een Profeet van lichamelijke gebreken beschuldigen hem kwellen en degene die dat doet kan een kaafir zijn.” Fath al-Baari 6/ 439.
HUN UITERLIJKE VERSCHIJNING VERSCHILDE. Het feit dat de Boodschappers kwa uiterlijk heel perfect waren betekent niet dat zij er hetzelfde uitzagen. De soort perfectie varieert en dat is een teken van perfecte Macht van de Enige Schepper: Rasuulullaah
beschreef sommige Profeten en Boodschappers aan
ons: Muslim heeft een hadith verzameld waarin hij
zei:
“Gedurende de nacht van al Israa (nachtreis) zag ik Musaa‟; die eruit zag alsof hij een van de mannen was van de stam Shanu‟ah.” (een stam in Yemen) Fath al-Baari 6/ 428.
En hij
zei over „Isaa:
“Er was geen Profeet tussen hem en mij. Hij zal neerdalen (uit de hemelen) en wanneer jullie hem zien zullen jullie hem herkennen. Hij is een man van gemiddelde lengte met een roodachtige kleur. Hij zal neerdalen terwijl hij twee door saffraan licht geel gekleurde kledingsstukken draagt, zijn hoofd zal druppen, ookal is het niet nat.” Abu Daawoed en Ahmad. Zie: Sahih al-Jaami.‟ 5/ 90.
En de Sahaabah beschreven Rasuulullaah
aan ons:
“Hij was de beste van de mensen, van gemiddelde lengte, maar eerder lang dan kort, breed geschouderd, met gladde wangen, intens zwart haar, ogen die eruit zagen alsof ze omringd waren met kohl, lange wimpers, wanneer hij liep stapte hij met zijn hele voeten en wanneer hij zijn kleed om deed was het zo glad als zilver.” Bayhaqi. Zie: Sahih al-Jaami‟, 4/ 199.
PERFECTE MANIEREN EN GEDRAG.
64
De Profeten hadden wat dit betreft een heel hoog niveau en verdienden het om door de Heer van de schepping geprezen te worden. Allaah prees Zijn Dichtbijzijnde Vriend Ibraahiem in soerah Hoed 11: 75:
VOORWAAR, IBRAAHIEM IS INDERDAAD ZACHTMOEDIG, TEDER, BEROUWVOL.
De dochter van de vrome dienaar zei toen zij Musaa‟ beschreef in soerah al-Qasas 28: 26:
EEN VAN DE TWEE (VROUWEN) ZEI: “O VADER NEEM HEM TOCH IN DIENST. VOORWAAR, DE BESTE DIE JE IN DIENST KAN NEMEN IS DE BETROUWBARE STERKE. Allaah prees Ismaa‟iel omdat hij trouw was aan zijn belofte in soerah Maryam 19: 54:
EN VERTEL IN HET BOEK OVER ISMAA‟IEL; HIJ WAS TROUW AAN ZIJN BELOFTEN EN HIJ WAS EEN BOODSCHAPPER; EEN PROFEET. En Allaah prees het karakter van Rasuulullaah
in soerah Al-Qalam 68: 4:
EN VOORWAAR, JIJ BESCHIKT OVER EEN HOOGSTAAND KARAKTER. WA INNAKA LA‟ALAA KHOELOEQIN „AZIEM.
Allaah beschreef het karakter van Rasuulullaah als verheven en Hij bevestigde dit op drie manieren: door te zweren bij de letter Noen, de pen, en bij wat de engelen schrijven
65
in de aantekeningen van de mensen, door deze zin te introduceren met “inna” (waarlijk) en door de Lam in het taalkundig gezegde van deze zin te zetten. Een aspekt van het nobele karakter van Rasuulullaah waar Allaah hem om geprezen heeft is de rahmah waarmee Hij hem heeft geschapen: in soerah At-Tawbah 9: 128 staat:
VOORZEKER, ER IS EEN BOODSCHAPPER TOT JULLIE GEKOMEN UIT JULLIE EIGEN MIDDEN. ZWAAR VOOR HEM IS JULLIE LIJDEN, VURIG WENST HIJ HET GOEDE VOOR JULLIE, VOOR DE GELOVIGEN IS HIJ LIEFDEVOL EN BARMHARTIG.
Deze karaktereigenschappen hadden een grote impact op het leiden en onderwijzen van de mensen. Muslim heeft overgeleverd dat Safwaan ibn Umayyah zei: “Rasuulullaah gaf mij wat hij me gaf, ookal was hij voor mij het meest gehate van Allaah‟s schepping. Maar hij bleef mij geven totdat hij een van de meest geliefde mensen voor mij werd.”
Muslim overleverde dat een man aan Rasuulullaah vroeg, en hij gaf hem een kudde schapen die tussen twee bergen graasde. De man kwam naar zijn volk en vertelde hen: “Ik ben Muslim geworden, want Muhammad vreest.”
geeft zoveel alsof hij geen armoede
Als de Boodschappers deze perfecte karaktereigenschappen niet hadden die Allaah hun gaf, zouden mensen hen niet hebben gevolgd. Dat is omdat mensen iemand met veel tekortkomingen niet graag volgen.
DE BESTE VAN DE MENSEN KWA AFKOMST. De Boodschappers zijn van nobele afkomst; alle Boodschappers na Nuh behoorden tot zijn afstammelingen en alle Boodschappers na Ibraahiem waren van zijn lijn. Allaah zegt in soerah Al-Hadid 57: 26:
66
EN VOORZEKER ZONDEN WIJ NUH EN IBRAAHIEM EN VESTIGDEN ONDER HUN NAKOMELINGEN HET PROFEETSCHAP EN DE SCHRIFT.
Allaah koos als Zijn Boodschappers degenen die de beste afkomst hadden. Rassulullaah
zei in een hadith uit Bukhaari overgeleverd or Abu Hurayrah
:
“Ik ben (als een Boodschapper) gestuurd in de beste van alle generaties van Aadam‟s afkomelingen vanaf hun schepping.” Fath al-Baari, 6/ 566.
In Musnad Ahmad en Sunan at-Tirmidhie is overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“Ik ben Muhammad ibn „Abdullaah ibn „Abdul-Muttalib, Allaah schiep de mensheid en maakte mij tot een van de besten van hen, vervolgens maakte Hij twee groepen van hen en plaatste mij in de beste groep, toen maakte Hij stammen en plaatste mij in de beste stam, toen maakte Hij familie‟s en plaatste mij in de beste familie. Dus ben ik de beste van jullie in termen van familie en de beste van jullie als een individu.” Ahmad en Tirmidhie. Sahih al-Jaami‟, 2/ 22.
In Sahih Muslim en Sunan an-Nasaa‟i staat: “Allaah koos Kinaanah vanuit de kinderen van Israel; vanuit Kinaanah koos Hij Quraysh en vanuit Quraysh koos Hij Bani Haashim.”
Waathilah ibn al-Asqa
heeft overgeleverd dat Rasuulullaah
heeft gezegd:
“Voorzeker, Allaah, de Geweldige en Majestieuze heeft uit de zonen van Ibraahiem Ismaa‟iel verkozen en heeft uit de zonen van Ismaa‟iel Kinaanah verkozen, en heeft uit de zonen van Kinaanah Quraraysh verkozen en heeft uit de zonen van Quraysh Haashim verkozen en heeft uit de zonen van Haashim mij verkozen.” Sahih Muslim, at-Tirmidhie, al-Laalaka‟ie en Ahmad.
DE PROFETEN WAREN VRIJE MANNEN, VER WEG VAN SLAVERNARIJ.
67
Tot de eigenschappen van perfectie behoort het feit dat de Profeten geen slaven waren. As-Safaareeni zegt hierover: “Slavernarij is een soort tekortkoming dat niet past bij de positie van Profeetschap. Een Profeet roept mensen dag en nacht op en het is niet gemakkelijk voor een slaaf om zoiets te doen….” Lawaami‟ asl-Anwaar al-Bahiyah. P: 2/ 265. TALENTEN EN MOGELIJKHEDEN. De Profeten hadden brilliante geesten, grote intelligentie, welsprekende tongen, sterke intuitie en andere talenten en mogelijkheden die essentieel waren voor het overbrengen van de Boodschap en het onderwijzen van hun volgelingen. Rasuulullaah herinnerde zich alles dat hem werd onderwezen en vergat nooit een woord: in soerah Al-Alaa‟ 87: 6 staat: WIJ ZULLEN (DE QUR‟AAN) AAN JOU VOORDRAGEN EN JIJ ZULT HEM NIET VERGETEN.
Profeten bewezen dat hun vijanden ongelijk hadden. Ibraahiem zei in soerah Al-Baqarah 2: 258:
WEET JIJ NIET VAN DEGENE DIE MET IBRAAHIEM OVER ZIJN HEER REDETWISTTE, OMDAT ALLAAH HEM HET KONINKRIJK HAD GEGEVEN? TOEN IBRAAHIEM ZEI: “MIJN HEER IS DEGENE DIE DOET LEVEN EN DOET STERVEN.” HIJ ZEI: “IK DOE LEVEN EN STERVEN.” IBRAAHIEM ZEI: “MAAR VOORWAAR, HET IS ALLAAH DIE DE ZON IN HET OOSTEN DOET OPKOMEN, DOE JIJ HAAR DAN IN HET WESTEN OPKOMEN.” TOEN ZWEEG DEGENE DIE ONGELOVIG WAS VAN VERBAZING.
En Allaah zei over het debat tussen Ibraahiem en zijn volk in soerah Al-An‟aam 6: 83:
68
EN DAT WAS ONS ARGUMENT DAT WIJ IBRAAHIEM TEGEN ZIJN VOLK GAVEN, WIJ VERHEFFEN MET GRADEN WIE WIJ WILLEN: VOORWAAR, JOUW HEER IS ALWIJS, ALWETEND. De Profeet Musaa‟ debateerde met de Farao totdat hij hem versloeg in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 23-29:
FIR‟AWN ZEI: “EN WIE IS DE HEER DER WERELDEN?” HIJ (MUSAA‟) ZEI: “DE HEER VAN DE HEMELEN EN DE AARDE EN WAT TUSSEN HEN BEIDE IS, ALS JULLIE ER MAAR VAN OVERTUIGD ZIJN.” HIJ (FIR‟AWN) ZEI TOT HEN DIE RONDOM HEM WAREN: “LUISTEREN JULLIE NIET?” HIJ (MUSAA‟) ZEI: “JULLIE HEER EN DE HEER VAN JULLIE VOORVADEREN.” HIJ (FIRAWN) ZEI: “ALS JIJ EEN ANDERE GOD DAN MIJ HEBT AANGENOMEN, DAN ZAL IK JOU ZEKER TOT EEN VAN DE GEVANGENEN LATEN MAKEN.” HIJ (MUSAA‟) ZEI: “ZELFS ALS IK JOU IETS DUIDELIJKS KAN LATEN ZIEN?”
69
WAAR DIENAARSCHAP BEREIKEN TEGENOVER ALLAAH. We hebben de perfectie besproken waardoor de Boodschappers geliefd waren bij hun volgelingen, kwa innerlijk en uiterklijk en kwa tallenten, maar er is een andere soort perfectie die Allaah Zijn Boodschappers en Profeten hielp te verkrijgen; n.l. het verkrijgen van ware onderwerping (“„Uboediyah”) aan Allaah in hen zelf. Hoe meer iemand een staat van ware dienaarschap aan Allaah verkrijgt, hoe dichter hij komt bij het verkrijgen van menselijke perfectie. Hoe verder hij weg is van het verkrijgen hiervan, hoe meer hij verkeerd gaat. De Boodschappers hebben de race gewonnen wat dit betreft. Hun levens waren een en al offers om dit ware dienaarschap aan Allaah te bereiken. En Rasuulullaah, de zegel der Profeten werd door Zijn Heer geprezen om het bereiken van het meest nobele niveau van ware dienaarschap aan Allaah: in soerah An-Nadjm 53: 10-11 staat:
TOEN OPENBAARDE HIJ AAN ZIJN DIENAAR WAT HIJ OPENBAARDE. HET HART VAN DE PROFEET LOOG NIET OVER WAT HET ZAG.
In soerah Al-Foerqaan 25: 1 staat:
GEZEGEND IS DEGENE DIE DE FURQAAN NAAR ZIJN DIENAAR HEEFT NEERGEZONDEN, OPDAT HIJ EEN WAARSCHUWER VOOR DE WERELDEN ZAL ZIJN. En in de du‟aa in soerah Al-Djinn 72: 19 staat:
70
EN VOORWAAR, WANNEER DE DIENAAR VAN ALLAAH IN DE SALAAT STAAT EN HEM AANROEPT, DAN BEDELVEN ZIJ (DE DJINN‟S) HEM BIJNA. En in relatie tot de Israa‟: in soerah Al-Israa‟ 17: 1:
HEILIG IS DEGENE DIE ‟S NACHTS ZIJN DIENAAR VAN DE MASJID AL HARAAM NAAR DE MASJID AL AQSAA HEEFT GEBRACHT, WAARVAN WIJ DE OMGEVING HEBBEN GEZEGEND, OPDAT WIJ HEM VAN ONZE TEKENEN LIETEN ZIEN.
Dit is de reden waarom aan hem voorrang boven alle mensen in de wereld en in het Hiernamaals moet worden gegeven. Zoals in de Sahihain staat zal de Messiah de mensheid vertellen wanneer zij hem vragen om voor hen te bemiddelen, nadat alle mensen die voor hem kwamen gevraagd zijn: “Ga naar Muhammad, Allaah waren vergeven.”
„Aa‟ishah
de dienaar wiens vroegere en latere zonden allemaal door Sharh al-„Aqeedah at-Tahaawiyah p: 157.
heeft dit dienaarschap als volgt aan ons beschreven:
“Ik zei: “O Rasuulullaah, moge Allaah mij geofferd laten zijn voor jou, eet wanneer je leunt want dat zal makkelijker voor je zijn.” Hij boog zijn hoofd totdat zijn voorhoofd bijna de grond raakte en zei: “Ik eet liever als een dienaar en zit zoals een dienaar zit.” Al-Baghawi in Sharh as-sunnah, door Ibn Sa‟d en door Imaam Ahmad in Az-Zuhd. Sahih al-Jaami‟ as-Sagheer 1/ 122.
MANNELIJKHEID.
71
Een ander aspekt van de perfectie is dat Allaah alle Boodschappers temidden van mannen koos. Allaah stuurde geen een Boodschapper als vrouw: in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 7 staat:
EN WIJ HEBBEN NIEMAND VOOR JOU GEZONDEN OF ZIJ WAREN SLECHTS MANNEN AAN WIE WIJ OPENBAARDEN.
DE REDEN WAAROM BOODSCHAPPERS MANNEN WAREN. - De taken van Boodschappers vereisen vele zware taken; zoals mannen en vrouwen aanspreken, mensen in het geheim en in het openbaar ontmoeten, door het land heen reizen, leugenaren confronteren en bewijzen tegen hen vestigen en met hen debateren, de legers voorbereiden en leiden en door de oorlogsstrijd heen gaan. - De taak van Boodschappers vraagt dat de Boodschappers de zorg dragen over degenen die hen volgen, dus zij bevelen en verbieden hun volgelingen en zij geven hen regels en beoordelen hen. - Mannelijkheid is voor deze taak geschikter; Allaah heeft de rol van verantwoordelijkheid aan mannen over vrouwen gegeven: in soerah An-Nisaa‟ 4: 34 staat:
DE MANNEN ZIJN DE TOEZICHTHOUDERS OVER DE VROUWEN.
Vrouwen hebben met menstruatie te maken, en zwangerschap, bevalling, nifaas, etc wat psychologisch stres en emotionele schommelingen teweeg brengt en pijn waardoor zij niet voordurend allerlei taken kunnen uitvoeren.
PROFEETSCHAP BIJ VROUWEN. Sommige geleerden, zoals Abu al-Hasan al-Ash‟ari, Qurtubi en Ibn Hazam hebben gezegd dat Allaah sommige vrouwen met Profeetschap heeft gezegend. Zij noemen Maryam, Hawwaa‟, Saarah, de moeder van Musaa‟, Haajar en Aasiyah. Wanneer deze mensen de Aayah lezen waarin staat dat mannen Profeten kunnen zijn en vrouwen niet, zeggen zij dat zij dit niet ontkennen; ze beweren dat de positie van Boodschappers voor mannen is, maar dat de positie van Profeten niet in de Qur‟aan tekst wordt genoemd en dat het bezwaar om vrouwen Boodschappers te laten zijn, niet tot het bezwaar tegen Profeetschap van hen behoort.
HUN BEWIJS. 72
Hun bewijs is dat de Qur‟aan zegt dat Allaah inspiratie of Openbaring aan sommige vrouwen stuurde: b.v: aan de moeder van Musaa‟: soerah Al-Qasas 28: 7:
EN WIJ INSPIREERDEN AAN DE MOEDER VAN MUSAA‟.
En Allaah stuurde Jibriel naar Maryam en hij sprak tot haar: soerah Maryam 19: 17-19:
...VERVOLGENS ZONDEN WIJ HAAR ONZE GEEST (JIBRIEL) EN HIJ VERSCHEEN AAN HAAR ALS EEN VOLMAAKT MENS. ZIJ ZEI: “IK ZOEK MIJN BESCHERMING BIJ AR-RAHMAAN TEGEN JOU, ALS JIJ ALLAAH VREEST.” HIJ ZEI: “IK BEN SLECHTS EEN GEZANT (“RASUL”) VAN JOUW HEER, OM JOU EEN REINE JONGEN TE SCHENKEN.”
En de engelen zeiden: soerah Ali-„Imraan 3: 42-43:
“O MARYAM, VOORWAAR, ALLAAH HEEFT JOU UITVERKOREN EN JOU GEREINIGD EN JOU BOVEN DE VROUWEN VAN DE WERELDEN UITVERKOREN.
73
O MARYAM, GEHOORZAAM JOUW HEER EN KNIEL JE VOOR HEM NEER EN BUIG JE MET DE BUIGENDEN.” Abu al-Hasan al-Ash‟ari beweerde dat iedereen tot wie een engel van Allaah kwam met een regel, bevel, verbod of nieuws een Profeet was. Fath al-Baari 6/ 447. Dit gebeurde met de moeder van Musaa‟ en Maryam, Hawwaa‟, Saarah, Haajar en Aasiyah. Zij gebruiken ook als bewijs het feit dat Allaah Maryam koos boven de vrouwen van de mensen en de djinn, zoals in soerah Ali „Imraan 3: 42 staat:
EN TOEN DE ENGELEN ZEIDEN: “O MARYAM, VOORWAAR, ALLAAH HEEFT JOU UITVERKOREN EN JOU GEREINIGD EN JOU BOVEN DE VROUWEN VAN DE WERELDEN UITVERKOREN.
En Rasuulullaah
zei:
“Vele mannen bereikten perfectie, maar geen van de vrouwen bereikte dat, behalve Aasiyah de vrouw van de Farao en Maryam de dochter van Imraan.” Sahihain. Zie: Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 118. Zij zeggen: degenen die de staat van perfektie bereiken zijn Profeten.
WEERLEGGING VAN HUN ZIENSWIJZE. Wat zij zeggen kan niet als bewijs voor het Profeetschap van vrouwen dienen. - Wij accepteren hun idee niet dat een Profeet geen Boodschap hoeft door te geven of te onderwijzen of met de mensen hoeft te mengen. Ons idee is dat er geen verschil tussen een Profeet en een Boodschapper is; het verschil is dat een Profeet met de wetten van de Boodschapper die voor hem kwam is gestuurd. - De Openbaring die Allaah aan deze vrouwen heeft gestuurd vond in de vorm van dromen plaats; bijv. bij de moeder van Musaa‟ en Aasiyah. We weten dat dromen een deel van Openbaring zijn en dat dit ook bij andere mensen dan alleen Profeten kan plaats vinden. - Wij accepteren niet dat ieder bij wie een engel komt een Profeet is.
74
In de hadith staat dat Allaah een engel stuurde naar een man die zijn broer in zijn geloof in een andere stad opzocht. Hij vroeg hem wat de reden was waarom hij hem bezocht en toen hij zei dat hij hem omwille van Allaah lief had, vertelde de engel hem dat Allaah hem had gestuurd om hem te vertellen dat Hij van hem hield. - En het verhaal van de kale man, de melaatse en de blinde is heel bekend. En Jibriel kwam om de Sahaabah over hun geloof te onderwijzen door vragen aan Rasuulullaah
te stellen waar de Sahaabah bij zaten en wat zij hoorden.
- De Profeet durfde niet te zeggen of Dhu‟l Qarnain een Profeet was, zelfs al zegt de Qur‟aan dat Allaah inspiratie naar hem stuurde: soerah Al-Kahf 18: 86:
WIJ ZEIDEN: “O DHU‟L QARNAIN, OF JIJ GEEFT HEN EEN BESTRAFFING, OF JIJ BEHANDELT HEN MET GOEDHEID.”
- Zij kennen de teksten waarin staat dat Allaah Maryam koos, want Allaah zegt duidelijk dat Hij anderen dan de Profeten koos: soerah Fathir 35: 32:
DAARNA DEDEN WIJ DEGENEN DIE WIJ VERKOZEN VAN ONZE DIENAREN HET BOEK ERVEN. EN ONDER HEN ZIJN ER DIE ZICHZELF ONRECHT AANDOEN, EN ONDER HEN ZIJN ER DIE GEMATIGD ZIJN, EN ONDER HEN ZIJN ER DIE WEDIJVEREN IN DE GOEDE WERKEN, MET TOESTEMMING VAN ALLAAH.
Hij koos de familie van Ibraahiem en de familie van Imraan boven de mensheid en de jinn en temidden van hun families zijn ongetwijfeld mensen die geen Profeten zijn: soerah Ali-Imraan 3: 33:
75
VOORWAAR, ALLAAH VERKOOS AADAM EN NUH EN DE FAMILIE VAN IBRAAHIEM EN DE FAMILIE VAN IMRAAN BOVEN DE ANDERE WERELDBEWONERS. - Het woord “perfectie” dat in de hadith wordt genoemd die zij als bewijs gebruiken betekent niet perse Profeetschap. Wat bedoeld wordt is vrouwen die perfectie hebben bereikt in alle deugden die op vrouwen van toepassing zijn, maar perfectie is hier niet de perfectie van de Profeten. 1) In sommige ahaadieth staat duidelijk dat Khadidjah een van de perfecte vrouwen was. Ibn Mardawayah. Zie: Al-Bidaayah wan-Nihaayah, 2/ 61. 2) Dit bewijst duidelijk dat perfectie hier geen perfectie van Profeetschap is. 3) In sommige ahaadieth staat duidelijk dat Faatimah de leidster van de vrouwen van de bewoners van het Paradijs zal zijn, apart van Maryam, de dochter van „Imraan. Ahmad; de isnaad is jayyid. Fath al-Baari 6/ 477.
Dit sluit Profeetschap anders dan die van Maryam uit, zoals de moeder van Musaa‟ en Aasiyah, want Faatimah was absoluut geen Profeet. Deze hadith zegt duidelijk dat zij verheven is boven andere vrouwen en als de moeder van Musaa‟ en Aasiyah Profeten waren, zouden zij boven Faatimah verheven zijn. Maryam wordt als as-siddieqah beschreven (waarheidsgetrouwe): soerah Al-Maa‟idah 5: 75:
EN ZIJN (VAN DE MASIH) MOEDER WAS EEN OPRECHTE VROUW. (WA UMMUHU SIDDIEQAH.)
76
Als er hogere beschrijvingen waren, zouden die genoemd zijn, maar in de ahadith of in de Qur‟aan is nergens gezegd dat de vrouwen Profeten waren. Al-Hasan al-Basri zei dat er geen Profeten temidden van de vrouwen en de djinn zijn. Fath al-Baari, 6/ 471, 473.
ZAKEN DIE UNIEK ZIJN BIJ DE PROFETEN EN DIE ANDERE MENSEN NIET HEBBEN. AL WAHY. Allaah heeft alleen aan hen Openbaringen geschonken: In soerah Al-Kahf 18: 110 staat:
ZEG: “VOORWAAR, IK BEN SLECHTS EEN MENS ZOALS JULLIE. HET IS AAN MIJ GEOPENBAARD DAT JULLIE GOD EEN GOD IS.
Tot sommigen van hen sprak Allaah direct en tot anderen via engelen; Allaah onderwees hen zaken uit de ongeziene wereld, zowel over de toekomst als over het verleden… Een voorbeeld daarvan is de Israa‟ (nachtelijke reis) van Rasuulullaah naar Bayt al-Maqdis (Jerusalem) en dat hij naar de hemelen opsteeg waar hij de engelen en de Profeten zag en het Paradijs en de Hel. Hij zag ook degenen die in hun graven worden gestraft en hoorde hun kwellingen. In de hadith staat: “Als het niet was vanwege de angst dat jullie jullie doden niet meer zullen gaan begraven, dan zou ik tot Allaah hebben gebeden om jullie de straf in het graf te laten horen.” Ahmad, Muslim, Abu Daawoed en an-Nasaa‟i. Sahih al-Jaami‟ as-Saghier 5/ 75.
DE PROFETEN HUN OGEN SLAPEN, MAAR HUN HARTEN ZIJN WAKKER. Anas
heeft in Bukhaarie een hadith overgeleverd:
“De Profeet‟s ogen slapen, maar zijn hart niet. Zo zijn de Profeten; hun ogen slapen maar hun harten niet.” Fath al-Baari 6/ 579.
En de Profeet beschreef zichzelf: “Mijn ogen slapen, maar mijn hart niet.” 77
Overgeleverd door Ibn Sa‟d en Ibn Hibbaan. Zie Sahih al-Jaami‟ as-Sagheer 3/ 55.
AAN DE PROFETEN WERD OP HET STERVENSMOMENT DE KEUZE GEGEVEN. Zij mogen kiezen tussen deze wereld en het Hiernamaals. „Aa‟ishah
heeft overgeleverd dat zij Rasuulullaah
hoorde zeggen:
“Er is geen Profeet die ziek werd of er werd hem de keuze tussen deze wereld en het Hiernamaals gegeven.” Sahihain. Zie: Silsilat al-Ahaadieth as-Sahihah 2/ 316.
En ze zei: “Tijdens zijn laatste ziekte werd zijn stem heel hees en ik hoorde hem zeggen: (4: 69: )
EN WIE ALLAAH EN DE BOODSCHAPPER GEHOORZAAMT; ZIJ ZIJN MET DEGENEN VAN DE PROFETEN EN DE WAARACHTIGEN EN DE MARTELAREN EN DE OPRECHTEN DIE ALLAAH BEGUNSTIGD HEEFT. en ik wist dat hem een keuze was gegeven.” Sahih al-Bukhaarie. Fath al-Baari 8/ 255.
De engel des doods gaf Musaa‟ de keuze en Musaa‟ sloeg de engel en sloeg zijn oog eruit. Zie: „Aalam al-Malaa‟ikah.
EEN PROFEET WORDT ALLEEN DAAR BEGRAVEN WAAR HIJ STERFT. Andere zaken die Allaah alleen voor de Profeten heeft bepaald zijn zaken die te maken hebben met wat er na de dood gebeurt: Een Profeet wordt daar waar hij sterft begraven volgens de hadith: “Geen Profeet was ooit begraven behalve daar waar hij stierf.” Imaam Ahmad in zijn Musnad met een Sahih isnaad.
78
Zie: Sahih al-Jaami‟ as-Sagheer 5/ 46. De Sahaabah begroeven Rasuulullaah gestorven.
in de kamer van „Aa‟ishah
waar hij was
DE AARDE EET HUN LICHAMEN NIET OP. Een van de manieren waarop Allaah de Profeten eert, is dat de aarde hun lichamen niet verteert. Hoe lang zij ook in de aarde liggen, hun lichamen blijven perfect intact, zoals de hadith zegt: “Allaah heeft de aarde verboden om de lichamen van de Profeten te verteren.”
Ibn Kahir noemde in Al-Bidaayah wan-Nihaayah 2/ 40 dat Yuunus ibn Bakeer zei: “Toen wij Tastar overwonnen vonden wij tenmidden van het huis van Al-Harmazaan een bed waarop een dode man lag bij wiens hoofd een boek lag. We namen dat boek en brachten het naar „Umar en hij riep Ka‟b om ernaar te kijken en liet het hem in het Arabisch vertalen. Hij zei: “Ik was dat de eerste Arabische man die het las en las het zoals ik de Qur‟aan las. Ik vroeg Abu al-„Aaliyah: “Wat was erin?” Hij zei: “Jullie biografieen en zaken, wat jullie zullen zeggen en wat er daarna zal gebeuren.” Ik vroeg: “Wat heb je met die man gedaan?” Hij zei: “Wij groeven 13 verspreid liggende graven op voor hem in een dag en toen de nacht kwam begroeven wij hem en maakten alle graven gelijk (effen), zodat de mensen niet zouden weten waar hij begraven was en hem niet zouden opgraven.” Ik vroeg verder: “Op wat voor voordeel van hem hoopte men?” Hij zei: “Wanneer de lucht haar regen vasthield, droegen zij hem uit zijn bed en vroeg men om regen.” Ik vroeg: “Wat denk je dat deze man was?” Hij zei: “En man die Daniel werd genoemd.” Ik vroeg: “Hoe lang was hij volgens jullie al dood?” Hij zei: “Hij stierf 300 jaar geleden.” Ik informeerde: “Is er iets aan zijn lichaam veranderd?” Hij zei: “Nee, behalve sommige haren aan de achterkant van zijn nek. Want het vlees van de Profeten wordt niet door de aarde verteerd of door wilde dieren.” Ibn Kathir zei: “Dit is een Sahih isnaad die terug gaat naar Abu „Aaliyah.” Het lijkt erop dat dit een van de Profeten van Bani‟ Israa‟iel was en de Sahaabah dachten dat het Daniel was. Daniel was door de koning van Perzie gepakt en verbleef in gevangenschap bij hem. Maar de tijdsinschatting van degenen die hem vonden lijkt incorrect want Daniel leefde 800 jaar voor Islaam. Als hun inschatting correct was,
79
was deze man geen Profeet, want er was geen Profeet tussen Isaa‟ en onze Boodschapper Muhammad. In dat geval was hij een vrome dienaar van Allaah en geen Profeet. Het is echter aannemelijk dat hij een Profeet was omdat alleen hun lichamen intact blijven. Het kan ook dat het boek dat bij zijn hoofd werd gevonden het Boek van een Profeet was, want er stonden zaken over het ongeziene in wat inhoudt dat het niets anders dan Goddelijke Openbaring kon zijn. Waarom we denken dat hij tot de kinderen van Israel behoorde is omdat de Sahaabah dachten dat het Daniel was, wat zij uit andere bewijzen wisten die niet genoemd zijn en omdat het boek dat bij zijn hoofd werd gevonden in het Hebreeuws geschreven lijkt. Degene die het vertaalde was Ubay ibn Ka‟b, die Joods was geweest voordat hij Muslim werd.
ZIJ ZIJN LEVEND IN HUN GRAVEN. Anas
heeft gezegd: “De Profeten zijn levend in hun graven; biddend.” Zie: Sahih al-Jaami‟. 2/ 414.
En Rasuulullaah
heeft ook gezegd:
“Tijdens de nachtelijke hemelreis (“al israa‟ wal mi‟raaj ”), kwam ik langs Musaa‟ bij al-Khateeb al-Ahmar, en hij stond te bidden in zijn graf.” Muslim: Kitaab al-Fadaa‟il. Hadith nr: 1641. zie: Sharh an-Nawawi „ala al-Muslim 15/ 133. Abu Hurayrah
heeft overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“Ik zag mijzelf temidden van een groep Profeten en Musaa‟ stond te bidden en Isaa‟ ibn Maryam stond te bidden en Ibraahiem stond te bidden.” Muslim. Fath al-Baari‟. 6/ 487.
DE ONFEILBAARHED VAN DE PROFETEN IN HET OVERDRAGEN VAN DE BOODSCHAP. Zijn de Boodschappers en Profeten tegen fouten en zonden beschermd en is hun onfeilbaarheid allesomvattend en algemeen? Hun onfeilbaarheid geldt voor het dragen en overbrengen van de Boodschap. Boodschappers vergeten niets van datgene dat Allaah aan hen openbaart. Allaah garandeerde Zijn Boodschapper dat Hij hem de Qur‟aan zou laten reciteren zodat hij niets zou vergeten van wat hem geopenbaard was. In soerah al-„Aala 87: 6-7 staat:
80
WIJ ZULLEN (DE QUR‟AAN) AAN JOU VOORDRAGEN EN JIJ ZULT HEM NIET VERGETEN. BEHALVE WAT ALLAAH WIL.
En Hij garandeerde hem dat Hij het in zijn in soerah Al-Qiyaamah 75: 16-18 staat:
hart zou verzamelen;
(ALLAAH ZEGT TOT DE PROFEET: ) “BEWEEG JOUW TONG ER NIET MEE (DE QUR‟AAN), OM ER HAAST MEE TE MAKEN. VOORWAAR, HET IS AAN ONS HEM TE DOEN BEWAREN EN HEM VOOR TE DOEN DRAGEN. WANNEER WIJ HEM DAN HEBBEN DOEN VOORDRAGEN, VOLG DAN ZIJN VOORDRACHT.
De Boodschappers lieten niets achterwege van wat Allaah hen openbaarde en zij voegden er zelf niets aan toe, dus dat maakt hen feilloos in het over brengen van de Boodschap. Zij bedekten niets, want dat zou immers en daad van bedrog zijn wat ondenkbaar voor een Boodschapper is. In soerah Al-Maa‟idah 5: 67 staat:
O BOODSCHAPPER! VERKONDIG WAT JOU VAN JOUW HEER IS NEERGEZONDEN. EN INDIEN JIJ DAT NIET DOET, DAN HEB JIJ ZIJN BOODSCHAP NIET VERKONDIGD.
Onfeilbaarheid betekent dus dat zij niets vergaten dat Allaah aan hen openbaarde: in soerah Al-Alaa‟ 87: 6 zegt Allaah:
WIJ ZULLEN (DE QUR‟AAN) AAN JOU VOORDRAGEN EN JIJ ZULT HEM NIET VERGETEN.
81
En in soerah An-Nadjm 53: 3-5 staat:
EN HIJ SPREEKT NIET UIT BEGEERTE. HET IS NIETS ANDERS DAN EEN OPENBARING DIE AAN HEM GEOPENBAARD IS. EEN MACHTIGE VAN KRACHT (JIBRIEL) ONDERWEES HEM.
ZAKEN DIE ONFEILBAARHEID NIET TEGENSPREKEN. Menselijke emoties spreken het niet tegen. IBRAAHIEM‟S ANGST. De Profeet Ibraahiem werd bang voor zijn gasten toen hij zag dat zij het voedsel dat hij hen gaf niet wilden eten. Hij wist niet dat zijn gasten engelen waren met het uiterlijk van mensen; in soerah Hoed 11: 70 staat:
TOEN HIJ DAN ZAG DAT HUN HANDEN ER NIET NAAR REIKTEN, VOND HIJ HEN VREEMD EN WERD HIJ BANG VAN HEN. ZIJ ZEIDEN: “VREEST NIET, WIJ ZIJN GEZONDEN TOT HET VOLK VAN LOETH.” MUSAA‟S ONGEDULD EN ONWETENDHEID. De Profeet Musaa‟ beloofde al-Khidr dat hij geduldig zou zijn wanneer hij met hem op reis zou gaan en niets zou vragen over wat deze vrome dienaar deed, tenzij hij het hem zelf zou vertellen. Maar hij kon zichzelf niet onder controle houden toen hij hem dingen zag doen die hij niet begreep en dus stelde hij hem vragen, had bezwaren, maakte suggesties. (eerst vanuit vergeetachtigheid, maar later vrijwillig.) Iedere keer zei al-Khidr zoals in soerah Al-Kahf 18: 75 staat:
82
“HEB IK JOU DAN NIET GEZEGD DAT JIJ NOOIT IN STAAT ZAL ZIJN GEDULD MET MIJ TE HEBBEN?”
En in soerah Al-Kahf 18: 82 staat:
“EN IK DEED HET NIET OP MIJN EIGEN BEVEL; DAT IS DE UITLEG OVER HETGEEN WAARMEE JIJ NIET IN STAAT WAS GEDULD TE HEBBEN.” En toen Musaa‟ heel boos was greep hij zijn broer bij zijn baard beet en zette de tabletten neer waarop de Boodschap stond geschreven, zoals in soerah Al-A‟raaf 7: 150 staat beschreven:
EN TOEN MUSAA TOT ZIJN VOLK TERUGKEERDE, BOOS EN BEDROEFD, ZEI HIJ: “SLECHT IS WAT JULLIE IN MIJN PLAATS TIJDENS MIJN AFWEZIGHEID HEBBEN GEDAAN, WILDEN JULLIE HET BEVEL TOT BESTRAFFING VAN JULLIE HEER VERHAASTEN?” EN HIJ ZETTE DE TAFELEN HAASTIG NEER EN HIJ GREEP ZIJN BROEDER BIJ ZIJN BAARD EN TROK HEM NAAR ZICH TOE.
83
En in vers 154:
EN TOEN DE TOORN VAN MUSAA‟ BEDAARD WAS, NAM HIJ DE TAFELEN OP, EN DAARIN STAAT LEIDING EN BARMHARTIGHEID BESCHREVEN VOOR DEGENEN DIE HUN HEER VREZEN. AADAM‟S VERGEETACHTIGHEID EN ONTKENNING. At-Tirmidhie heeft een hadith van Abu Hurayrah heeft gezegd:
verzameld waarin Rasuulullaah
“Toen Allaah Aadam schiep, wreef Hij over zijn rug heen en iedere ziel die Hij uit Aadam‟s nageslacht wou scheppen tot aan de Dag der Opstanding viel eruit. Hij plaatste een lichtflits tussen ieders ogen en liet hen vervolgens aan Aadam zien, die zei: “O Heer, wie zijn dit?” Hij zei: “Jouw nageslacht.” Toen zag hij een man tussen hen en hij hield van dat wat tussen zijn ogen was en zei: “O Heer, wie is dit?” Hij zei: “Dit is een man die tot de laatste naties van jouw afstammelingen behoort, hij wordt Dawuud genoemd.” Hij zei: “O Heer, hoe lang zal hij leven?” Hij zei: “Zestig jaar.” Hij zei: “O Heer, geef hem veertig jaren langer van mijn levensduur.” Toen Aadam‟s leven voorbij was en de engel des doods bij hem kwam, zei hij: “Heb ik niet nog veertig jaren van mijn leven over?” Hij zei: “Gaf je die niet aan je zoon Dawuud?” Aadam ontkende dit en zijn nakomelingen ontkenden; Aadam vergat en zijn nakomelingen vergaten, Aadam maakte een fout en zijn nakomelingen maakten een fout.” At-Tirmidhie; Sahih-hasan. Al-Hakeem: Sahih volgens Muslim. Zie: Al-Bidaayah wan-Nihaayah 1/ 87.
EEN PROFEET VERBRANDDE EEN STAD MIEREN. Een van de Profeten werd boos toen een mier hem beet en gaf daarom opdracht om de stad van de mieren te verbranden. Maar Allaah berispte hem daarvoor. Volgens Abu Hurayrah : “Een van de Profeten stopte om onder een boom uit te rusten en een mier beet hem. Hij gaf opdracht om zijn baggage die onder de boom lag te verplaatsen en vervolgens dat het huis van de mieren verbrand moest worden. Toen openbaarde Allaah hem:
84
“ZOU HET NIET VOLDOENDE GEWEEST ZIJN OM EEN ENKELE MIER TE STRAFFEN?” ( die jou beet) Bukhaarie, Abu Daawoed, an-Nasaa‟i. Sahih al-Jaami‟ 5/ 28.
ONZE PROFEET BAD 2 RAKA‟AH SALAAT-UL-ZOHR VANUIT VERGEETACHTIGHEID. Onze Profeet vergat ook dingen die niet te maken hadden met het overdragen van de Boodschap of met de Shari‟ah. Ibn Sirien heeft bijvoorbeeld van Abu Hurayrah overgeleverd: “Rasuulullaah leidde ons in het gebed tijdens een van de middaggebeden (zohr of „asr) en bad 2 raka‟ah en zei toen de tasliem. Vervolgens stond hij op en ging naar een stuk hout dat in de moskee lag en leunde er tegen aan alsof hij boos was. Hij plaatste zijn rechterhand over zijn linker en verstrengelde zijn vingers, vervolgens plaatste hij zijn rechterwang op de rug van zijn linkerhand. Degenen die haast hadden vertrokken door de deuren van de moskee, zeggende dat het gebed verkort was. Onder de mensen waren Abu Bakr en „Umar, maar zij haastten zich om hem te spreken. Er was ook een man bij hen die bekend stond als Dhu‟l-Yadayn die zei: “O Rasuulullaah,
vergat je of is het gebed ingekort?”
Rasuulullaah zei: “Is wat Dhu‟l-Yadayn zegt waar?” Zij zeiden: Ja.” Dus stond hij op en bad wat hij had gemist en zei toen de tasliem. Toen zei hij: “Allaahu Akbar” en boog zoals hij de eerste keer had gebogen of langer. Toen hief hij zijn hoofd op en zei: “Allaahu Akbar.” Sahihain.
Volgens Ibn Mas‟ud
zei Rasuulullaah
in een andere overlevering:
“Ik ben alleen menselijk; ik vergeet zoals jullie vergeten en als ik iets vergeet, herinner mij er dan aan.” Overgeleverd door de jama‟ah, behalve at-Tirmidhie. Nayl al-Awtaar 3/ 125.
ZIJ KUNNEN ZICH VERGISSEN WANNEER ZIJ TUSSEN DE MENSEN PROBEREN TE OORDELEN. De Profeten en Boodschappers streefden ernaar om over de zaken die zij meemaakten te oordelen en zij oordeelden n.a.v. datgene wat zij zagen, want zij hadden geen kennis van het ongeziene en konden dus fouten maken wanneer zij de onjuiste conclusie‟s trokken. Het is een feit dat de Profeet Dawoed niet het juiste oordeel had gemaakt,
85
terwijl Allaah zijn zoon Soeleimaan hielp om het juiste oordeel in dezelfde zaak te hebben. Abu Hurayrah heeft in een hadith uit Sahih Bukhaarie gezegd: “Er waren twee vrouwen die ieder een kind hadden. De wolf kwam en nam het kind van een van hen weg. Zij zei tegen haar metgezel: “Het nam jouw kind weg.” En de ander zei: “Nee, het nam jouw kind weg.” Zij verwezen naar Dawoed en hij oordeelde in voordeel van de oudere vrouw. Toen gingen zij naar Soeleimaan Ibn Dawoed en vertelden hem over wat er gebeurd was. Hij zei: “Breng mij een mes en ik zal het kind in tweeen snijden en tussen jullie verdelen. De jongere vrouw zei: “Doe dat niet, moge Allaah genade met jou hebben! Hij is haar zoon!” Toen oordeelde hij in het voordeel van de jongere vrouw.” Kitaab ahaadieth al Anbiyaa.‟ Fath al-Baari 6/ 438.
DEGENEN DIE DE EMOTIES VAN DE PROFETEN EN BOODSCHAPPERS ONTKENNEN, GAAN TEGEN DE TEKSTEN IN. De Shi‟a die de 12 imaams volgen zeggen dat onfeilbaarheid betekent dat de Profeten nooit kunnen vergeten. Dit is fout want de Qur‟aan en de ahaadieth beweren het tegenovergestelde. En dat zijn teksten die niet voor eigen interpretatie open zijn. Wij moeten immers alleen de Qur‟aan en de soennah volgen.
DE JODEN SCHREVEN SLECHTE DADEN AAN DE PROFETEN TOE. De Joden schreven slechte daden aan de Boodschappers en de Profeten toe. In Exodes 32: 1 ff staat bijvoorbeeld dat de Profeet Haroen een kalf maakte en het samen met het volk van Israel aanbad. De Qur‟aan legt uit hoe misleid zij waren en wie in het echt degene was die het kalf maakte; As-Saamiri; en Haroen beschuldigde hem openlijk en krachtig. En dat Ibraahiem zijn vrouw Saarah aan de Farao offerde om voordeel uit haar te halen (Genesis: 12: 14 ff) Rasuulullaah zei: “De Koning van Egypte was een tyran. Wanneer hij een mooie, getrouwde vrouw zag, doodde hij haar man en nam haar voor zichzelf. Toen hij Ibraahiem om zijn vrouw vroeg, zei Ibraahiem dat zij zijn zus was.” (eigenlijk zus in Islaam).
Rasuulullaah vertelde ons dat Allaah Saarah beschermde toen zij naar de tyran ging, waardoor hij haar niets kon aandoen. Zij zeggen dat de Profeet Loeth wijn dronk totdat hij dronken was en vervolgens zinah deed met zijn twee dochters; de ene na de andere. (Genesis 19: 30 ff)
86
Allaah zou nooit toestaan dat een van Zijn Profeten zoiets zou doen; Loeth deed zijn hele leven niets anders dan goeds. Ze zeggen dat Ya‟qoeb schaapskuddes van zijn schoonvader stal en zijn familie weg nam zonder zijn medeweten. (Genesis 31: 17 ff) Zij zeggen dat Reuben zinah met de vrouw van zijn vader Ya‟qoeb deed en dat Ya‟qoeb hiervan af wist maar er niets van zei. (Genesis 35: 22) Zij zeggen dat de Profeet Dawoed zinah deed met de vrouw van een van de bevelhebbers van zijn leger en vervolgens deze man vermoordde, waarna Dawoed haar toevoegde aan zijn vrouwen en zij beviel van Soeleimaan. (Samuel 11: 1ff) Zij zeggen dat Soeleimaan aan het eind van zijn leven beelden aanbad en er tempels voor bouwde. (Koningen 11: 5ff) Dit zijn slechts enkele van de grote zonden die de Joden aan de zuivere Profeten van Allaah toeschreven, die daar ver van verwijderd zijn!
DE CHRISTENEN SCHREVEN SLECHTE DADEN AAN DE PROFETEN TOE. De Christenen zijn wat dit betreft niet beter dan de Joden, omdat de Bijbel van vandaag de hierboven genoemde zaken ook bevat. In het Evangelie van Matheus ( 1: 3-6) staat dat Jezus van Soeleiman, zoon van Dawoed afstamde en dat hun grootvader Prez was, die van Judah afstamde, de zoon van Ya‟qoeb. In het Evangelie van Johannes 2: 4 staat dat Jezus zijn moeder berispte temidden van een groep mensen, vergelijk dat met wat in de Qur‟aan in soerah Maryam 19: 32 staat:
EN OM GOED TE ZIJN VOOR MIJN MOEDER. EN HIJ HEEFT MIJ NIET ALS EEN ARROGANTE ONGEHOORZAME GEMAAKT. In Johannes 10: 18 staat dat Jezus getuigde dat alle Profeten die naar het volk van Israel kwamen, overvallers en dieven waren. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van wat er over de Profeten en Boodschappers aan leugens is verzonnen.
DE MENING VAN DE MUSLIM UMMAH OVER DE ONFEILBAARHEID VAN DE PROFETEN EN HUN BESCHERMING TEGEN HET BEGAAN VAN ZONDEN.
87
De Muslim Ummah is van mening dat de soort zonden die zowel de Joden als de Christenen aan de Profeten van Allaah hebben toegeschreven zonden zijn die Profeten en Boodschappers nooit- onder welke omstandigheden dan ook- zouden begaan en dat zij daartegen beschermd zijn!
GEEN ONFEILBAARHEID EN BESCHERMING TEGEN HET BEGAAN VAN KLEINE ZONDEN. De meeste geleerden in Islaam zeggen dat de Profeten niet onfeilbaar waren wat betreft het begaan van kleine zonden of fouten. Zij waren wel feilloos (“m‟asoem” genoemd) kwa Dien maar niet kwa Dunya. Zij maakten wel fouten omdat zij als mens soms dingen niet begrepen of konden weten. Ibn Taymiyyah heeft gezegd: “De meeste geleerden in Islaam zijn van mening dat de Profeten geen grote zonden begingen, maar wel kleine zonden. Het is zelfs de mening van “Ahl ul-kalaam.” (Islaamitische filosofen) Het is niet overgeleverd dat ook maar een van de Salaf, Imaam‟s, Sahaabah of Taabi‟ien iets tegen deze mening in brachten.” Majmoo‟al-Fataawa van Shaikh ul-Islaam 4/ 319.
HET BEWIJS HIERVOOR. De Profeet Aadam beging als zonde dat hij van de verboden boom at: In soerah Taa Haa 20: 120-122 staat:
MAAR DE SHAYTAAN FLUISTERDE HEM IN EN ZEI: “O AADAM, ZAL IK JOU DE EEUWIGE BOOM WIJZEN EN EEN KONINKRIJK DAT NIET VERGAAT?” VERVOLGENS ATEN ZIJ ERVAN, ZODAT HUN SCHAAMTE ZICHTBAAR WERD EN ZIJ BEGONNEN ZICH TE BEDEKKEN MET BLADEREN VAN HET PARADIJS; EN ZO WAS AADAM ZIJN HEER ONGEHOORZAAM EN DWAALDE HIJ. DAARNA KOOS ZIJN HEER HEM UIT EN HIJ AANVAARDDE ZIJN BEROUW EN LEIDDE HEM.
88
Nuh bad tot zijn Heer voor zijn (vierde) zoon Yaam, die kaafir was; in soerah Hoed 11: 45-47 staat:
EN NUH RIEP TOT ZIJN HEER; HIJ ZEI: “O MIJN HEER, VOORWAAR, MIJN ZOON BEHOORT TOT MIJN FAMILIE, EN VOORWAAR, UW BELOFTE IS DE WAARHEID. EN U BENT DE RECHTVAARDIGSTE DER RECHTERS.” (d.w.z volgens tafsir Ibn Kathir: “U beloofde, om mijn familie te redden en Uw belofte is waar; hoe kan het dan dat mijn zoon verdrinkt?!” Allaah zegt: “Hij is niet van degenen die Ik beloofde te redden; Ik beloofde jou alleen de gelovigen van jouw familie te redden.”) HIJ (ALLAAH) ZEI: “O NUH, VOORWAAR, HIJ BEHOORT NIET TOT JOUW FAMILIE, VOORWAAR, HET IS GEEN RECHTSCHAPEN DAAD, VRAAG MIJ DAAROM NIET IETS WAAROVER JIJ GEEN KENNIS HEBT. VOORWAAR, IK VERMAAN JE, OPDAT JIJ NIET TOT DE ONWETENDEN ZULT BEHOREN.” HIJ (NUH) ZEI: “O MIJN HEER, VOORWAAR, IK ZOEK MIJN TOEVLUCHT BIJ U TEGEN DAT IK IETS ZAL VRAGEN WAAROVER IK GEEN KENNIS HEB, EN ALS U MIJ NIET VERGEEFT EN MIJ NIET BEGENADIGT, DAN ZAL IK ZEKER TOT DE VERLIEZERS BEHOREN.”
Dus Allaah berispte hem, zeggende dat zijn zoon niet tot de gelovigen van zijn familie behoorde en dat deze daad van hem geen vrome daad was; dus Nuh vroeg Allaah vergeving voor zijn fout. (terwijl hij dit eigenlijk niet kon weten)
89
Musaa‟ wou iemand van zijn volk helpen, dus sloeg en doodde hij zijn Egyptische tegenstander en had daarna berouw: in soerah Al-Qasas 28: 15-16:
EN HIJ KWAM DE STAD BINNEN OP EEN TIJD DAT HAAR MENSEN ONACHTZAAM WAREN, EN HIJ VOND DAAR TWEE MANNEN DIE VOCHTEN; DE EEN VAN ZIJN GROEP (DE KINDEREN VAN ISRAEL) EN DE ANDER VAN ZIJN VIJANDEN (DE MENSEN VAN FIR‟AWN). DAAROP VROEG DEGENE VAN ZIJN GROEP HEM OM HULP TEGEN DEGENE VAN ZIJN VIJAND. TOEN SLOEG MUSAA‟ HEM MET ZIJN VUIST EN DOODDE HEM (PER ONGELUK). HIJ ZEI: “DIT BEHOORT TOT HET WERK VAN SHAYTAAN; VOORWAAR, HIJ IS EEN VIJAND DIE DUIDELIJK DOET DWALEN.” HIJ ZEI: “MIJN HEER, VOORWAAR, IK HEB MIJZELF ONRECHT AANGEDAAN, DUS VERGEEF MIJ.” (“RABBI INNIE ZALAMTOE NAFSI FAAGHFIRLIE.”) DAAROP VERGAF HIJ HEM. Musaa‟ gaf toe dat hij zichzelf onrecht had aangedaan en vroeg Allaah om vergeving voor zijn zonde en Allaah vergaf hem. Dawoed haastte zich met zijn oordeel voordat hij de tweede partij had gehoord, maar had tawbah en Allaah vergaf hem zijn zonde; in soerah Saad 38: 22-25 staat:
90
TOEN ZIJ BIJ DAAWOED BINNEN KWAMEN, SCHROK HIJ VAN HEN.* ZIJ ZEIDEN: “WEES NIET BANG, WIJ ZIJN TWEE MANNEN DIE HET MET ELKAAR ONEENS ZIJN; EEN VAN ONS HEEFT DE ANDER ONRECHTVARDIG BEHANDELD. OORDEEL DAAROM VOLGENS DE WAARHEID TUSSEN ONS EN WIJK NIET (VAN DE WAARHEID) AF EN LEID ONS NAAR HET RECHTE PAD. VOORWAAR, DEZE BROEDER VAN MIJ, HIJ HEEFT NEGENENNEGENTIG OOIEN EN IK HEB EEN OOI. TOEN ZEI HIJ: “STA HAAR AAN MIJ AF.” EN HIJ VERSLOEG MIJ IN HET REDETWISTEN.” HIJ (DAWOED) ZEI: “VOORZEKER, HIJ HEEFT JOU ONRECHTVAARDIG BEHANDELD MET DE EIS OM JOUW OOI AAN ZIJN OOIEN TOE TE VOEGEN. EN VOORWAAR, VELE GENOTEN BEHANDELDEN ELKAAR ZEKER ONRECHTVARDIG, BEHALVE DEGENEN DIE GELOVEN EN DIE GOEDE WERKEN VERRICHTEN EN ZIJ ZIJN SLECHTS WEINIGEN. EN DAAWOED VERMOEDDE DAT WIJ HEM OP DE PROEF STELDEN, WAAROP HIJ ZIJN HEER OM VERGEVING SMEEKTE. HIJ BOOG ZICH NEER EN TOONDE BEROUW.* TOEN VERGAVEN WIJ HEM DAT. EN VOORWAAR, VOOR HEM IS ER BIJ ONS ZEKER ONZE NABIJHEID EN DE BESTE PLAATS VAN TERUGKEER. 91
* Volgens de Tafsir Ibn Kathir schrok hij omdat hij in zijn prive kamer was, waar niemand die dag mocht komen. Hij was zich er niet van bewust dat twee mensen zijn kamer waren genaderd. Ibn „Abbaas zei: “De Profeet boog in sajdah als een daad van tawbah en wij buigen als een daad van shukr (dank).” An-Nasaa‟ie 2: 159.
Rasuulullaah werd door Allaah berispt omdat hij zichzelf de honing van zijn vrouw Maariyah al-Qibtiyyah verbood en omdat hij voor Ibn Um Makhtoem; de blinde man geen tijd had om te praten; hij was nl.te druk bezig de tyrannen van de kuffaar naar Allaah op te roepen. Daardoor besteedde hij geen aandacht aan de blinde man die vurig verlangde om zijn Heer tevreden te stellen en die bij Allaah degene was tot wie Rasuulullaah
zich had moeten wenden; in soerah „Abasa‟ 80: 1-4 staat:
HIJ FRONSTE EN WENDDE ZICH AF. OMDAT DE BLINDE TOT HEM KWAM. EN WAT DOET JOU HET WETEN, MISSCHIEN WILDE HIJ ZICH REINIGEN (VAN ZONDEN). OF ZICH LATEN ONDERRICHTEN EN ZOU HET ONDERRICHT HEM BATEN.
Rasuulullaah accepteerde een losprijs van sommige van de gevangenen van Badr; Allaah openbaarde aan hem in soerah Al-Anfaal 8: 67:
HET PAST EEN PROFEET NIET DAT HIJ KRIJGSGEVANGENEN HEEFT, TOTDAT HIJ (DE VIJANDEN) OP AARDE HEEFT ONDERWORPEN.
92
De Qur‟aan beschrijft ook hoe Yuunus boos op zijn volk werd en hen vervolgens zonder toestemming van Allaah verliet. En wat de kinderen van Yaqoeb tegen hun broer Yuusuf deden toen zij hem levend in de put gooiden. Allaah stuurde hen Wahy en maakte hen tot Anbiyaa.‟ Sommige onderzoekers denken dat het vreselijk en onacceptabel is om kleine zonden aan de Anbiyaa‟ toe te schrijven, maar wij moeten alle zaken volgens de Qur‟aan en de ahadith oordelen, want dat is ons bevolen om te doen. Deze misvattingen zijn wijdverspreid onder moderne schrijvers en zijn corrupte misinterpretaties.
TWEE ARGUMENTEN. Allaah heeft ons bevolen om Zijn Boodschapper nemen; in soerah Al-Ahzaab 33: 21 staat:
te volgen en als voorbeeld te
VOORZEKER, DE BOODSCHAPPER VAN ALLAAH IS VOOR JULLIE EEN GOED VOORBEELD, VOOR WIE OP DE BELONING VAN ALLAAH EN DE LAATSTE DAG HOOPT EN VOOR WIE ALLAAH VEELVOUDIG GEDENKT.
Dit is van toepassing op iedere Boodschapper. Het bevel om de Boodschapper te volgen houdt in dat zijn geloof en daden en woorden allen daden van gehoorzaamheid zijn. Wanneer de Anbiyaa‟ en Ruusul fouten begingen, ookal ging het over zaken die zij niet hadden kunnen weten, ging hun aandacht gelijk daarnaartoe en verrichtten zij onmiddelijk tawbah. Wij horen hun voorbeeld te volgen; ons naar tawbah te haasten! Men denkt dat zonde tegenovergesteld is aan perfectie en dat het een tekortkoming is, ookal is er tawbah. Dit is niet correct want tawbah veegt alle zonden uit en is niet tegenovergesteld aan perfectie. Degene die een zonde heeft begaan kan niet worden beschuldigd nadat hij tawbah heeft verricht. Iemand is vaak beter na de tawbah dan daarvoor, vanwege zijn spijt en vrees voor Allaah in zijn hart en hij maakt du‟aa en verricht vrome daden die de slechte daden uitwissen. Een van de Salaf zei: “Nadat Daawoed berouw had, was hij beter dan daarvoor.” Een ander zei: “Als berouw niet de meest geliefde zaak bij Allaah was, dan zou Hij de meest nobele van Zijn schepping niet hebben getest.”
93
Het is in de boeken van de Sahih bewezen dat Allaah meer vreugde heeft om het berouw van Zijn dienaar dan een man heeft wanneer hij zijn kameel waarop al zijn voorzieningen zijn geladen in de wildernis terug vindt en vanuit die vreugde per ongeluk zegt: “O Allaah U bent mijn slaaf en ik ben Uw dienaar” i.p.v. andersom.
En Allaah beschrijft in soerah Al-Foerqaan 25: 70 de beloning voor degenen die tawbah verrichten:
BEHALVE DEGENE DIE BEROUW TOONT EN GELOOFT EN GOEDE DADEN VERRICHT; VOOR DIEGENEN WISSELT ALLAAH HUN ZONDEN IN VOOR GOEDE DADEN. EN ALLAAH IS GHAFOER AR-RAHIEM. (ALLAAH IS VERGEVENSGEZIND, MEEST GENADEVOL)
Op de Dag des Oordeels zal Allaah een afscherming om Zijn dienaar plaatsen en hem aan zijn grote zonden herinneren, waardoor de dienaar denkt dat hij veroordeeld en verloren is...maar Allaah zal dan tegen hem zeggen: “IK HEB DEZE VOOR JOU IN GOEDE DADEN OMGEWISSELD.”
Dan zal de dienaar Hem vragen om zijn grote zonden te tonen waarvan hij niet wou dat deze bekend zouden worden gemaakt. Zonder twijfel zal hij beter af zijn nadat zijn zonden in goede daden zijn veranderd, dan hij zou zijn geweest als hij ze nooit had begaan en deze verandering niet had plaats gevonden. De Qur‟aan noemt nooit de zonden van de Profeten zonder tegelijkertijd hun berouw en vergeving te noemen. Aadam en zijn vrouw verrichtten een zonde en toonden direct berouw: in soerah Al-A‟raaf 7: 23 staat:
ZIJ ZEIDEN: “ONZE HEER, WIJ HEBBEN ONSZELF ONRECHT AANGEDAAN (“ RABBANAA ZALAMNAA ANFUSANAA”)
94
EN WANNEER U ONS GEEN GENADE SCHENKT, DAN ZULLEN WIJ ZEKER TOT DE VERLIEZERS BEHOREN.” Musaa‟ doodde een Egyptenaar en toonde direct berouw: in soerah Al-Qasas 28: 16 staat:
HIJ ZEI: “MIJN HEER, VOORWAAR, IK HEB MIJZELF ONRECHT AANGEDAAN, DUS VERGEEF MIJ.” DAAROP VERGAF HIJ HEM. VOORWAAR, HUWA-L GHAFOER UR-RAHIEM. PROFETEN RESPECTEREN EN EREN. Het is niet toegestaan om de kleine zonden of fouten die de Profeten begingen als excuus te gebruiken om over hen te roddelen. Allaah heeft hen immers vergeven en gezuiverd. Wij moeten hier een les uit halen; wij dienen de Boodschappers en de Profeten te volgen en ons te haasten in het verrichten van tawbah en het terug keren naar Allaah om om vergeving te vragen.
ONFEILBAARHEID VAN ANDERE MENSEN DAN DE PROFETEN. Ahl as-soennah wal-Jamaa‟ah schrijven aan niemand anders dan de Profeten en de Boodschappers onfeilbaarheid toe, zelfs niet aan de besten van deze Ummah na Rasuulullaah n.l: de Sahaabah. (zijn metgezellen) Abu Bakr en „Umar waren niet onfeilbaar. De eerste rechtgeleide Khalifah Abu Bakr as-Siddieq gaf:
zei in de eerste khutbah die hij
“O mensen, ik ben als Khalifah aangewezen over jullie, maar ik ben niet de beste van jullie. Als ik goed doe, steun mij dan en als ik fout doe, corrigeer mij dan.” Rasuulullaah
zei:
“O mensen, ik ben slechts een menselijk wezen en de Boodschap van mijn Heer zal snel komen en ik zal antwoorden. Ik laat twee dingen voor jullie achter: de eerste is het Boek van Allaah waarin Leiding en Licht is; degene die eraan vast houdt en het volgt zal geleid worden en degene die zich ervan terug trekt zal verkeerd gaan. Volg dus het Boek van Allaah en houdt je eraan vast. En de leden van mijn huishouden; ik herinner jullie aan Allaah wat betreft de leden van mijn huishouding.” Muslim en Ahmad. Sahih al-Jaami‟ 1/ 426.
95
De testen die de Muslim Ummah ondergaat en die de Ummah hebben belegerd kunnen alleen weg gaan door terug te keren naar dit Boek. Hoe mooi is de volgende beschrijving van het Boek van Allaah: “Het Boek van Allaah, waarin nieuws is over degenen die voor jullie kwamen; nieuws over wat er zal gaan gebeuren nadat jullie zijn gegaan; regels over zaken tussen jullie. Het is de onderscheider en is niet schertsend. Wanneer iemand het verwerpt zal Allaah hem breken en wanneer iemand ergens anders leiding zoekt, zal Allaah hem misleiden. Het is het sterke touw van Allaah; het is de wijze herinneraar; het is het Rechte Pad; het is dat waardoor de mensen niet afdwalen; nog de tongen verward worden, en de geleerde kan het niet geheel begrijpen. Het raakt niet uitgeput door herhaling en haar wonderen komen niet tot een eind. Degene die in overeenstemming ermee handelt zal beloond worden; degene die ermee oordeelt zal rechtvaardig zijn en degene die mensen ernaar oproept, roept hen naar het rechte pad.” At-Tirmidhie e.a. shaikh al-Albaanie zei dat de betekenis van de hadith heel goed is, maar dat de isnaad da‟ief is.
VERGELIJKING TUSSEN DE TWEE BOODSCHAPPEN. Hun bron en de reden achter hun Openbaring lezen we in soerah Ali-„Imraan 3: 3-4:
HIJ HEEFT AAN JOU HET BOEK MET DE WAARHEID NEERGEZONDEN, BEVESTIGEND WAT DAARAAN VOORAFGEGAAN WAS, EN HIJ ZOND DE TAWRAAH EN DE INDJIEL HIERVOOR NEER, ALS LEIDING VOOR DE MENSEN, EN HIJ DEED DE FURQAAN NEERDALEN....
Alle Goddelijk geopenbaarde Boeken werden om een reden geopenbaard en om een doel: n.l. om de mensheid de weg te wijzen om op deze aarde te leven en hen te leiden via leringen, directies en Leiding. Zij werden geopenbaard om een Licht en spirit te zijn om zielen te laten herleven en te verlichten evenals hun donkerte en de donkerte van het
96
leven. De Qur‟aan vertelt ons op een plek de reden waarom Allaah de Tawraah, Indjiel en de Qur‟aan neerzond, welke de grootste Boeken zijn die Allaah neerzond: in soerah Al-Maa‟idah 5: 44, 46, 48-50 staat:
VOORWAAR, WIJ HEBBEN DE TAWRAAH NEERGEZONDEN MET DAARIN LEIDING EN LICHT. DE PROFETEN DIE ZICH AAN ALLAAH HADDEN OVERGEGEVEN OORDEELDEN ERMEE OVER DE JODEN, EN DE RABBIJNEN EN DE SCHRIFTGELEERDEN OORDEELDEN ERMEE. EN WIJ LIETEN „ISAA, ZOON VAN MARYAM IN HUN VOETSTAPPEN VOLGEN, TER BEVESTIGING VAN WAT ER VAN DE TAWRAAH REEDS VOOR HEM WAS. EN WIJ GAVEN HEM DE INDJIEL MET DAARIN LEIDING EN LICHT EN EEN BEVESTIGING VAN WAT ER VAN DE TAWRAAH REEDS VOOR HEM WAS: ALS EEN LEIDING EN EEN ONDERRICHT VOOR DE MOETTAQOEN. EN WIJ HEBBEN AAN JOU HET BOEK (DE QUR‟AAN) MET DE WAARHEID NEERGEZONDEN, TER BEVESTIGING VAN DE SCHRIFT DIE ERAAN VOORAF GING EN TER BESCHERMING.
97
Sayyid Qutb (rahimahullaah) zei over de tafsir van deze Aayah: (fi zilaal al-Qur‟aan p: 895:) “Iedere Openbaring kwam van Allaah om een manier van leven te zijn; een manier van leven om in praktijk te brengen. Religie kwam met een positie van leiderschap, organisatie, om het menselijk leven te leiden en beschermen. Religie kwam niet om slechts als geloof in de harten te zitten of om via rituelen in de tempel uit te voeren, of op andere plekken van aanbidding. Geloven en rituelen- ookal zijn zij essentieel voor het menselijke leven en van enorm belang om de menselijke ziel te disciplineren- zijn niet genoeg op zichzelf om het menselijke leven te leiden, organizeren, sturen en te beschermen, tenzij zij de basis van een systeem vormen en worden toegepast op een praktische manier.”
Iedere Wahy kwam van Allaah om een manier van leven te zijn, of deze Wahy nu naar een dorp kwam of een natie, of naar alle generaties eeuwen lang. Het bracht bepaalde wetten om met de realiteit van het leven te kunnen om gaan, evenals het geloof dat de juiste voorstelling van het leven maakt en de rituelen van aanbidding die de harten van de mensen aan Allaah verbindt. Deze drie aspecten vormen de basisprincipes van iedere Wahy die van Allaah kwam, want het menselijke leven kan niet goed zijn tenzij de religie van Allaah haar levensweg is. In de Qur‟aan staan een groot aantal bewijzen die aan tonen dat eerdere Openbaringen die tot sommige steden of stammen kwamen alle drie de elementen in een vorm bevatten die geschikt was voor het stadium waar dat volk of die stam doorheen ging. De Aayaat laten het feit zien dat deze elementen in de drie grote religie‟s aanwezig waren: namelijk in het Chistendom, Jodendom en Islaam. De Tawraah- zoals Allaah het oorspronkelijk openbaarde- is het Boek van Allaah dat kwam om het volk van Israel te leiden en hun weg te verlichten tijdens hun leven. Het kwam met de Boodschap van Tawheed en verschillende rituelen van aanbidding en wetten. Allaah stuurde de Tawraah niet alleen om Leiding en Licht voor de harten te zijn op het gebied van geloof en daden van aanbidding, maar ook om Leiding en Licht te zijn via haar wetten die gepraktiseerd moesten worden in het echte leven via de Weg van Allaah en om dit leven te beschermen binnen het raamwerk van dit systeem. De Profeten die zichzelf aan Allaah overgaven oordeelden hiermee; zij claimden niets voor hunzelf; het was allemaal voor Allaah; zij hadden niets te zeggen; geen macht en geen recht om hunzelf Goddelijke Eigenschappen toe te eigenen. Dit is de Islaam in de ware zin waarin het aan hen werd geopenbaard om het in hun omstandigheden uit te voeren en ermee te oordelen. Zij werden toevertrouwd met het in leven houden van het Boek van Allaah, door hun levens volgens de leringen ervan te leven. Zonder deze Wahy was en is de mensheid verloren: in soerah Al-Baqarah 2: 213 staat:
98
EN DE JODEN ZEIDEN: “DE CHRISTENEN HEBBEN GEEN GRONDSLAG.” (VOOR HUN BEWERINGEN) EN DE CHRISTENEN ZEIDEN: “DE JODEN HEBBEN GEEN GRONDSLAG.” TERWIJL ZIJ DE SCHRIFT VOORLEZEN. ZO SPREKEN DEGENEN DIE NIET WETEN HETZELFDE WOORD ALS ZIJ.
ALGEMENE BOODSCHAP EN SPECIALE BOODSCHAP. Aan Rasuulullaah werd de Laatste Boodschap geopenbaard voor de gehele mensheid; welke goed is voor alle tijden en plekken. De Profeten voor hem werden tot bepaalde volkeren gestuurd. Allaah openbaarde in soerah Al-Maa‟idah 5: 3 aan Rasuulullaah
:
99
VANDAAG HEB IK JULLIE GODSDIENST VOOR JULLIE VERVOLMAAKT EN HEB IK MIJN GUNST VOOR JULLIE VOLLEDIG GEMAAKT EN HEB IK DE ISLAAM VOOR JULLIE ALS GODSDIENST GEKOZEN. AL YAWMA AKMALTU LAKUM DIENAKOEM WA ATMAMTOE „ALAIKOEM NI‟MATIE WA RADIETOE LAKOEMUL ISLAAMA DIENAN.
Sayyid Qutb (rahimu Allaah) gaf als commentaar op dit vers: “De gelovige staat te kijken naar de caravaan van geloof; de Boodschappen en de Boodschappers, vanaf het begin van de mensheid; de eerste van de Boodschappers; Aadam tot de laatste; tot de Boodschap van de ongeletterde Profeet aan de gehele mensheid. Wat ziet hij? Hij ziet deze caravaan; de caravaan van Leiding en Licht; hij ziet de tekenen overal langs de weg, maar hij vindt dat iedere Boodschap, behalve de zegel der Profeetschap, alleen voor zijn eigen volk was gestuurd, en hij ziet dat iedere Boodschap die aan de laatste vooraf ging op een bepaald moment kwam; een speciale Boodschap voor een speciale groep in een bepaalde omgeving. Dus al deze Boodschappen waren aangepast aan hun omstandigheden en waren geschikt om met deze omstandigheden om te gaan. Allen riepen de mensen op tot een God - wat “Tawheed” is - en allen riepen de mensen op om zichzelf alleen aan een God over te geven - wat Islaam is. Maar ieder van hen had een wet om in het leven te worden toegepast die geschikt was voor die groep, die omgeving, die tijd en die omstandigheden. Totdat Allaah Zijn Boodschap wou beeindigen voor de mensheid met de zegel der Profeten; met een Boodschap voor de gehele mensheid, niet voor een groep in een bepaalde omgeving, speciale tijd, of situatie.....een Boodschap voor de mensheid die de situatie‟s van omgeving en tijd overtreft, want het is aan de menselijke natuur gericht die niet verandert. In soerah Ar-Roem 30: 30 staat:
100
WEND DAN JOUW AANGEZICHT (O MUHAMMAD ) NAAR DE GODSDIENST ALS EEN HANIEF. VOLG DE NATUURLIJKE AANLEG DIE ALLAAH IN DE MENS GESCHAPEN HEEFT. ER IS GEEN VERANDERING IN DE SCHEPPING VAN ALLAAH. DAT IS DE JUISTE GODSDIENST, MAAR DE MEESTE MENSEN WETEN HET NIET.
In de vorm van deze Boodschap stuurt Hij een gedetailleerde wet die met alle aspecten van het menselijke leven onderhandelt; principe‟s en activiteiten uiteen zettend en met algemene regels m.b.t. zaken die veranderen volgens tijd en plaats evenals wetten m.b.t. zaken die niet veranderen. Dus de Shari‟ah met al haar regels, wetten en systemen die een menselijk leven nodig heeft, vanaf het moment dat deze Boodschap was geopenbaard tot het einde der tijden om door te gaan, helpt de mens te groeien en te ontwikkelen rondom dit idee en binnen dit raamwerk.” Fi Zilaal al-Qur‟aan 6/ 482.
Al-Hasan al-Basri
heeft gezegd:
“Allaah openbaarde Boeken, alle kennis ervan werd in vier verzameld; de Tawraah, de Indjiel, de Zaboer en al-Furqaan.(de Qur‟aan) Toen werd de kennis van die drie in de Qur‟aan verzameld.” Al-Ikleel: As-Suyuuti 3/ 336.
GELOOF IN DE BOODSCHAPPEN. Het is onze plicht om in de Boodschappen te geloven. In soerah Al-A‟raaf 7: 144 zegt Allaah tegen Musaa‟:
“O MUSAA‟, VOORWAAR, IK HEB JOU UITVERKOREN BOVEN DE (ANDERE) MENSEN, D.M.V. MIJN BOODSCHAP AAN JOU EN MIJN WOORD.”
Allaah prees Zijn Boodschappers die Zijn Boodschap verkondigden.
101
In soerah Al-Ahzaab 33: 39 staat:
ZIJ WAREN DEGENEN DIE DE BOODSCHAPPEN VAN ALLAAH VERKONDIGDEN EN DIE HEM VREESDEN EN DIE NIEMAND VREESDEN DAN ALLAAH.
Vele volkeren werden vernietigd vanwege hun ongeloof in de Boodschap van Allaah. De Profeet Saalih zei nadat zijn volk vernietigd was in soerah Al-A‟raaf 7: 79:
TOEN WENDDE HIJ (SAALIH) ZICH VAN HEN AF EN ZEI: “O MIJN VOLK, VOORZEKER, IK HEB JULLIE EEN BOODSCHAP VAN MIJN HEER VERKONDIGD EN JULLIE RAAD GEGEVEN, MAAR JULLIE HOUDEN NIET VAN DE RAADGEVERS.” En Shu‟ayb zei in soerah Al-A‟raaf 7: 93:
HIJ (SHU‟AYB) WENDDE ZICH TOEN VAN HEM AF EN HIJ ZEI: “O MIJN VOLK, VOORZEKER, IK HEB BOODSCHAPPEN VAN MIJN HEER VERKONDIGD, EN JULLIE RAAD GEGEVEN. HOE KAN IK DAN BEDROEFD ZIJN OVER EEN VOLK DAT ONGELOVIG IS?”
GELOOF IN ALLE BOODSCHAPPEN. Wat Allaah aan Zijn Boodschappers Openbaarde werd soms (vanuit de hemel) in schrift geopenbaard, zoals bijvoorbeeld bij de Tawraah het geval was. In soerah Al-A‟raaf 7: 145 staat:
102
EN WIJ SCHREVEN HEM VOOR IN DE TAFELEN (“AL LWAH.”) OVER ALLE ZAKEN ALS EEN VERMANING EN ALS EEN UITEENZETTTING, ALS EEN VERMANING EN ALS EEN UITEENZETTING OVER ALLE ZAKEN EN WIJ ZEIDEN: “GRIJPT DIT STEVIG VAST EN BEVEEL JOUW VOLK DAT ZIJ ZICH ER OP DE BESTE MANIER AAN HOUDEN.....”
Of het kan een geschreven Boek in de hemel zijn, welke in recitatievorm werd neergezonden, zoald de Qur‟aan. In soerah Al-Israa‟17: 106 staat:
EN DE OPENBARING VAN DE QUR‟AAN HEBBEN WIJ IN GEDEELTEN VERDEELD, OM HEM AAN DE MENSEN MET TUSSENPOZEN VOOR TE DRAGEN EN WIJ HEBBEN HEM ALS EEN NEERZENDING NEERGEZONDEN.
Dat wat vanuit de hemel werd geopenbaard kan in de vorm van een Boek samen gesteld zijn geweest zoals dat bij de Heilige Geschriften van Ibraahiem het geval was en de Boeken die aan Musaa‟, Daawoed en „Isaa en Muhammad werden geopenbaard. Of Wahy die aan Rasuulullaah of een andere Nabi werd gegeven maar niet in de vorm van een Boek, zoals de Wahy die neerkwam tot Ismaa‟iel, Ishaaq, Ya‟qoeb en de Asbaath en de Wahy die tot Rasuulullaah (o.a. in de ahadith)
kwam naast de Qur‟aan.
Wij moeten in alle Wahy die Allaah heeft neergezonden geloven. In soerah Al-Baqarah 2: 136 staat:
103
ZEGT: “WIJ GELOVEN IN ALLAAH EN WAT ER AAN ONS IS NEERGEZONDEN AAN IBRAAHIEM EN ISMAA‟IEL EN ISHAAQ EN YA‟QOEB EN DE KINDEREN VAN YA‟QOEB EN WAT ER IS GEGEVEN AAN MUSAA‟ EN „ISAA EN WAT ER IS GEGEVEN VAN HUN HEER AAN DE PROFETEN; WIJ MAKEN GEEN ENKEL ONDERSCHEID TUSSEN HEN EN WIJ ONDERWERPEN ONS AAN HEM.”
Allaah zei in soerah As-Sjoera 42: 15 tegen Zijn Boodschapper
:
ROEP DAAROM OP TOT DE ISLAAM EN WEES STANDVASTIG ZOALS JOU IS BEVOLEN EN VOLGT HUN BEGEERTEN NIET EN ZEG: “IK GELOOF IN WAT ALLAAH VAN HET BOEK HEEFT NEERGEZONDEN EN IK BEN BEVOLEN OM ONDER JULLIE RECHTVAARDIG TE ZIJN....”
En Allaah zei in soerah An-Nisaa‟ 4: 136 tegen de gelovigen:
104
O JULLIE DIE GELOVEN! GELOOFT IN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER EN IN DE SCHRIFT DIE HIJ AAN ZIJN BOODSCHAPPER OPENBAARDE EN IN DE SCHRIFT DIE HIJ VROEGER OPENBAARDE. EN WIE ONGELOVIG IS AAN ALLAAH EN ZIJN ENGELEN EN ZIJN BOEKEN EN ZIJN BOODSCHAPPERS EN DE LAATSTE DAG; HIJ IS WAARLIJK VER WEG GEDWAALD.
Wij geloven in alle Openbaringen die Allaah ons in detail heeft genoemd, zoals de Boeken die Hij heeft genoemd, n.l: de Suhuuf van Ibraahiem, de Tawraah van Musaa‟,de Zaboer van Daawoed, de Indjiel van Isaa‟ en de Qur‟aan van Muhammad, Allaah‟s Spreken tot Musaa‟, de Wahy van Allaah aan Saalih, Hoed, Shuayb en Muhammad anders dan de Qur‟aan d.w.z: inclusief de Boeken van de soennah. We geloven dat er andere Boeken zijn en andere Wahy‟s waar Allaah ons niet over heeft verteld.
HOE ZULLEN WE IN DE BOODSCHAP GELOVEN? De volkeren aan wie de Boeken werden geopenbaard moesten volgens de wetten van die Boodschappen leven. We geloven dat de Goddelijke geopenbaarde Boeken elkaar bevestigen en elkaar niet weerleggen. De Indjiel bevestigt bijvoorbeeld de Tawraah. In soerah Al-Maa‟idah 5: 46 staat:
EN WIJ LIETEN „ISAA, ZOON VAN MARYAM, IN HUN VOETSTAPPEN VOLGEN, TER BEVESTIGING VAN WAT ER VAN DE TAWRAAH REEDS VOOR HEM WAS. EN WIJ GAVEN HEM DE INDJIEL MET DAARIN LEIDING EN LICHT EN EEN BEVESTIGING VAN WAT ER VAN DE TAWRAAH REEDS VOOR HEM WAS; ALS EEN LEIDING EN EEN ONDERRICHT VOOR DE MOETTAQOEN.
Wie iets ontkent dat Allaah heeft geopenbaard is een kaafir;
105
in soerah An-Nisaa‟ 4: 136 staat:
O JULLIE DIE GELOVEN! GELOOFT IN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER EN IN DE SCHRIFT DIE HIJ AAN ZIJN BOODSCHAPPER OPENBAARDE EN IN DE SCHRIFT DIE HIJ VROEGER OPENBAARDE. EN WIE ONGELOVIG IS AAN ALLAAH EN ZIJN ENGELEN EN ZIJN BOEKEN EN ZIJN BOODSCHAPPERS EN DE LAATSTE DAG; HIJ IS WAARLIJK VER WEG GEDWAALD.
En in soerah Al-A‟raaf 7: 40 staat:
VOORWAAR, DEGENEN DIE ONZE VERZEN LOOCHENEN EN DIE ZICH ER HOOGHARTIG VAN AFWENDEN; DE POORTEN VAN DE HEMEL ZULLEN VOOR HEN NIET WORDEN GEOPEND, EN ZIJ ZULLEN HET PARADIJS NIET BINNEN GAAN, TOTDAT DE KAMEEL DOOR HET OOG VAN DE NAALD GAAT...
We geloven dat iedere wet de wet die daarvoor kwam geheel of gedeeltelijk aanvulde. Allaah stond Aadam bijvoorbeeld toe om zijn zonen en dochters met elkaar te laten trouwen en vervolgens werd dat verboden. In de tijd van Ya‟qoeb was het toegestaan voor een man om met twee zussen tegelijk te trouwen en Ya‟qoeb deed dat, vervolgens werd dit verboden. De Indjiel stond sommige dingen toe in de Tawraah waren verboden; in soerah Ali „Imraan 3: 50 staat dat „Isaa zei:
106
“EN IK BEN ER ALS BEVESTIGING VAN WAT ER VOOR MIJ IS GEKOMEN VAN DE TAWRAAH EN OPDAT IK JULLIE EEN PAAR DINGEN WETTIG KAN VERKLAREN DIE VOOR JULLIE VERBODEN WAREN...”
In soerah Al-A‟raaf 7: 157 staat:
ZIJ ZIJN DEGENEN DIE DE BOODSCHAPPER VOLGEN; DE ONGELETTERDE PROFEET, DIE ZIJ BIJ HEN, IN DE TAWRAAH EN IN DE INDJIEL BESCHREVEN VINDEN. HIJ BEVEELT HEN HET BEHOORLIJKE EN HIJ VERBIEDT HEN HET VERWERPELIJKE, EN HIJ STAAT HEN DE GOEDE DINGEN TOE EN HIJ VERBIEDT HEN DE SLECHTE DINGEN. EN HIJ BEVRIJDT HEN VAN HUN LASTEN EN VAN DE BOEIEN DIE OP HEN RUSTEN....
107
HET IS NIET GENOEG OM ALLEEN IN DE QUR‟AAN TE GELOVEN. Wij geloven in alle geopenbaarde Boeken, maar geloven is niet genoeg in het geval van de Qur‟aan. We moeten de Qur‟aan ook volgen en praktiseren door haar bevelen uit te voeren en haar verboden niet te doen. In soerah Al-A‟raaf 7: 2-3 staat:
DIT IS EEN BOEK DAT AAN JOU (MUHAMMAD ) IS NEERGEZONDEN, LAAT ER DAAROM GEEN BEDRUKTHEID IN JOUW BORST ZIJN VANWEGE DEZE QUR‟AAN. HIJ IS NEERGEZONDEN OM ERMEE TE WAARSCHUWEN, EN IS EEN VERMANING VOOR DE GELOVIGEN. VOLGT DAN HETGEEN AAN JULLIE VAN JULLIE HEER IS NEERGEZONDEN EN VOLGT BUITEN HEM GEEN LEIDERS.... Rasuulullaah
zei tegen de Sahaabah:
“Verheug jullie, want deze Qur‟aan is in het land van Allaah en haar kracht is in jullie handen, dus houdt jullie stevig aan haar vast, want jullie zullen nooit vernietigd worden en nooit afdwalen als jullie dat doen.” Tabaraani in Al-Kabeer. Hadith Sahih in Sahih al-Jaami.‟ 1/ 66.
BEWARING VAN DE BOODSCHAPPEN. Omdat de vorige Boodschappen aan een bepaalde tijd verbonden waren en niet eeuwig waren zouden zij niet blijven, dus Allaah gaf geen garantie dat Hij ze zou beschermen, dat moesten de geleerden van die tijd doen. De bewaring van de Tawraah was aan de Rabbijnen toevertrouwd; in soerah Al-Maa‟idah 5: 44 staat:
108
VOORWAAR, WIJ HEBBEN DE TAWRAAH NEERGEZONDEN MET DAARIN LEIDING EN LICHT. DE PROFETEN, DIE ZICH AAN ALLAAH OVERGEGEVEN HADDEN OORDEELDEN ERMEE OVER DE JODEN. EN DE RABBIJNEN EN DE SCHRIFTGELEERDEN OORDEELDEN OOK...
Maar de Rabbijnen en de Priesters waren er niet toe in staat om hun Boeken te beschermen. Sommigen verraadden hun vertrouwen door dingen te veranderen en weg te laten en toe te voegen in zowel grote als kleine zaken. Dit is duidelijk in de Tawraah te zien. Zij schreven Allaah en Zijn Boodschappers dingen toe waar je kippevel van krijgt. Maar wat de laatste Boodschap betreft heeft Allaah Zelf gegarandeerd dat Hij haar zal beschermen en dat hij deze taak niet aan de mensen heeft overgelaten; in soerah Al-Hidjr 15: 9 staat:
VOORWAAR, WIJ ZIJN HET DIE DE VERMANING (DE QUR‟AAN) HEBBEN NEERGEZONDEN. EN VOORWAAR, WIJ ZIJN DAAROVER ZEKER DE WAKERS. Als je kijkt naar alle Muslims in allerlei werelddelen die de Qur‟aan uit hun hoofd kennen (omdat Allaah in soerah Al-Qamar 54: 22 zegt:
EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN DE QUR‟AAN GEMAKKELIJK GEMAAKT...) dan zul je je realiseren dat zij ieder die iets aan de Qur‟aan verandert gelijk zullen verbeteren. Een kleine jongen of oude vrouw zal diegene corrigeren en laten zien wat hij veranderd heeft, ookal kennen zij de betekenis van de Qur‟aan niet precies. Kijk naar de geschiedenis van dit Boek en hoeveel zorg en aandacht men heeft gegeven aan haar samenstelling, commentaar, grammatica, verhalen, nieuws en regels; niets hiervan zou hebben plaats gevonden zonder Goddelijke bescherming.
109
OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN DE GEOPENBAARDE BOODSCHAPPEN. DE ENE RELIGIE. Allaah openbaarde alle Boodschappen die de Profeten brachten; zij vertegenwoordigen een Weg om te volgen door zowel vroegere evenals latere generatie‟s. De religie waar alle Boodschappers de mensen naar opriepen is een en dezelfde; in soerah Ali „Imraan 3: 19 staat:
VOORWAAR, DE ENIGE RELIGIE BIJ ALLAAH IS DE ISLAAM... INNAD-DIENA „INDALLAAHIL ISLAAM.
Islaam is niet de naam van een bepaalde religie; het is eerder de naam van een algemene religie die door alle Profeten werd gepredikt. De Profeet Nuh zei in soerah Yuunus 10: 72 tot zijn volk:
“ALS JULLIE JE DAN AFWENDEN; IK HEB JULLIE GEEN BELONING GEVRAAGD; MIJN BELONING RUST SLECHTS BIJ ALLAAH EN MIJ IS BEVOLEN OM TE BEHOREN TOT HEN DIE ZICH HEBBEN OVERGEGEVEN AAN ALLAAH.” (“MINAL MUSLIMIEN.”)
Islaam is de religie die Allaah aan Ibraahiem, de vader der Profeten openbaarde; in soerah Al-Baqarah 2: 131 staat:
110
EN GEDENKT TOEN ZIJN HEER TOT HEM ZEI: “ONDERWERP JEZELF AAN MIJ.” (“RABBUHU ASLIM”) HIJ ZEI: “IK ONDERWERP MIJ AAN DE HEER DER WERELDEN.” (“ASLAMTOE LIRABBIL „ALAMIEN.”) Zowel Ya‟qoeb als Ibraahiem adviseerden hun kinderen in soerah Al-Baqarah 2: 132:
“O MIJN KINDEREN, VOORWAAR, ALLAAH HEEFT DE GODSDIENST VOOR JULLIE GEKOZEN, STERFT DAAROM NIET BEHALVE ALS JULLIE OVERGEGEVENEN (“MUSLIMOEN”) ZIJN.” De zonen van de Profeet Ya‟qoeb antwoordden hun vader in soerah Al-Baqarah 2: 133:
OF WAREN JULLIE GETUIGEN TOEN YA‟QOEB DE DOOD NABIJ WAS EN HIJ TOT ZIJN KINDEREN ZEI: “WAT ZULLEN JULLIE AANBIDDEN NA MIJ?” ZIJ ZEIDEN: “WIJ ZULLEN UW GOD AANBIDDEN; DE GOD VAN UW VOORVADEREN; IBRAAHIEM EN ISMAA‟IEL EN ISHAAQ, ALS DE ENIGE GOD; EN WIJ HEBBEN ONS AAN HEM OVERGEGEVEN.” (“WA NAHNOE LAHU MUSLIMOEN.”) Musaa‟ zei tegen zijn volk in soerah Yunuus 10: 84:
111
“O MIJN VOLK, ALS JULLIE IN ALLAAH GELOVEN, STELT DAN JULLIE VERTROUWEN OP HEM, ALS JULLIE JE HEBBEN OVERGEGEVEN AAN ALLAAH.” De Discipelen zeiden in soerah Ali-„Imraan 3: 52 tegen Isaa‟:
EN TOEN „ISAA ONGELOOF BIJ HEN ONTDEKTE, ZEI HIJ: “WIE ZIJN MIJN HELPERS (OP HET RECHTE PAD) NAAR ALLAAH?” ZIJN METGEZELLEN (“HAWAARIYYOEN”) ZEIDEN: “WIJ ZIJN HELPERS VAN ALLAAH; WIJ GELOVEN IN ALLAAH EN GETUIGEN DAT WIJ ONS OVERGEGEVEN HEBBEN.” (“NAHNOE ANSAARULLAAHI AMANNAA BILLAAHI WA ASHAD BI ANNAA MUSLIMOEN.”) Toen een groep van de mensen van het Boek de Qur‟aan hoorden, zeiden zei: soerah Al-Qasas 28: 53 staat:
EN WANNEER HIJ (DE QUR‟AAN) AAN HEN WORDT VOORGEDRAGEN, ZEGGEN ZIJ: “WIJ GELOVEN ERIN. VOORWAAR, HET IS DE WAARHEID VAN ONZE HEER. VOORWAAR, WIJ HADDEN ONS ERVOOR AL OVERGEGEVEN AAN ALLAAH.” (“MUSLIMOEN.”) “Islaam” was het algemene woord dat door alle Profeten werd gebruikt evenals hun volgelingen. Kijk hoe vaak het woord “Muslimoen” gebruikt werd?!
112
Islaam betekent: overgave, gehoorzaamheid, onderwerping aan Allaah door dat wat Hij bevolen heeft te doen en van dat wat Hij verboden heeft weg te blijven. Islaam in de tijd van Nuh betekende dat men datgene wat Nuh bracht moest volgen; Islaam in de tijd van Musaa‟ betekende dat men datgene wat Musaa‟ bracht moest volgen; in de tijd van Isaa‟ de Indjiel en in de tijd vanaf Muhammad
de soennah.
DE ESSENTIE VAN DE ROEP VAN DE BOODSCHAPPERS. De essentie is de roep naar Allaah Alleen en niets naast Hem te aanbidden. De Qur‟aan spreekt hierover en bevestigt het op verschillende plaatsen. De Profeet Nuh zei in soerah Al-A‟raaf 7: 59 tegen zijn volk:
VOORZEKER, WIJ ZONDEN NUH TOT ZIJN VOLK EN HIJ ZEI: “O MIJN VOLK, AANBIDT ALLAAH; ER IS VOOR JULLIE GEEN GOD DAN HIJ...”
Ibraahiem zei in soerah Al-Ankaboet 29: 16 tegen zijn volk:
EN GEDENKT IBRAAHIEM, TOEN HIJ TOT ZIJN VOLK ZEI: “AANBIDT ALLAAH EN VREEST HEM, DAT IS BETER VOOR JULLIE ALS JULLIE HET WETEN.
Hud zei in soerah Al-A‟raaf 7: 65 tegen zijn volk:
“O MIJN VOLK, AANBIDT ALLAAH; ER IS VOOR JULLIE GEEN GOD DAN HIJ.....”
En de Profeet Saalih zei in soerah Al-A‟raaf 7: 73 tegen zijn volk: 113
“O MIJN VOLK, AANBIDT ALLAAH, ER IS VOOR JULLIE GEEN GOD DAN HIJ....” We lezen in de Qur‟aan in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 25 dat Allaah alle Profeten met een Boodschap heeft gestuurd:
EN WIJ STUURDEN NIET EEN VAN DE BOODSCHAPPERS VOOR JOU, OF WIJ OPENBAARDEN AAN HEM DAT ER GEEN ANDERE GOD DAN MIJ IS; AANBIDT MIJ DAAROM. Soms overlevert de Qur‟aan de verhalen van de Profeten en de Boodschappers en dat zij een Pad volgden en beschrijft hen als een natie met een God, zoals in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 92:
VOORWAAR, DEZE GODSDIENST IS JULLIE GODSDIENT; DE ENIGSTE. IK BEN JULLIE HEER, AANBIDT MIJ DAAROM. (“INNA HAADZIHI UMMATOEKOEM UMMATAN WAAHIDATAN WA ANNAA RABBOEKOEM FAA „ABUDOENI.”)
De religie van Ibraahiem wordt in soerah Al-An‟aam 6: 79 beschreven als:
“VOORWAAR, IK HEB MIJN AANGEZICHT NAAR HEM DIE DE HEMELEN EN DE AARDE SCHIEP GEWEND, ALS HANIEF EN IK BEHOOR NIET TOT DE VEELGODENAANBIDDERS.”
114
De Profeten en Boodschappers gaven advies aan degenen die na hen kwamen: zoals we net in soerah Al-Baqarah 2: 133 hebben gezien. In soerah As-Sjoe‟araa‟ 42: 13 staat duidelijk dat de religie die de Boodschappers brachten een religie is:
HIJ HEEFT JULLIE DE GODSDIENST UITGELEGD: WAT HIJ ERVAN HEEFT OPGEDRAGEN AAN NUH, EN HETGEEN WIJ AAN JOU HEBBEN GEOPENBAARD EN WAT WIJ ERVAN AAN IBRAAHIEM EN „ISAA OPGEDRAGEN HEBBEN; DAT JULLIE DE GODSDIENST ONDERHOUDEN EN DAT JULLIE DAAROVER NIET VERDEELD RAKEN....
DE VORIGE BOODSCHAPPEN BESCHRIJVEN DE REDENEN WAAROM HET VOOR ONS VERPLICHT IS OM ALLAAH TE AANBIDDEN. De vorige Boodschappen maakten niet alleen de aanbidding van Allaah Alleen bekend, maar legden ook de redenen uit die deze Roep naar de Waarheid bevatten die niemand kan ontkennen; zo zei de Profeet Nuh in soerah Nuh 71: 13-20 tegen zijn volk:
115
WAT IS ER MET JULLIE, DAT JULLIE DE GROOTHEID VAN ALLAAH NIET VREZEN? TERWIJL HIJ JULLIE WAARLIJK IN FASEN HEEFT GESCHAPEN? ZIEN JULLIE NIET HOE ALLAAH DE ZEVEN HEMELEN IN LAGEN HEEFT GESCHAPEN? EN HIJ HEEFT DAARIN DE MAAN GEPLAATST ALS EEN LICHT EN DE ZON ALS EEN LAMP. EN ALLAAH HEEFT JULLIE ALS SCHEPSELEN VOORTGEBRACHT UIT DE AARDE. DAARNA KEERT HIJ JULLIE IN HAAR TERUG EN BRENGT HIJ JULLIE WEER TEVOORSCHIJN. EN ALLAAH HEEFT VOOR JULLIE DE AARDE ALS EEN TAPIJT UITGESPREID. OPDAT JULLIE HAAR OVER BREDE WEGEN BEREIZEN. Deze Boodschap werd in de Geschriften van Ibraahiem en Musaa‟ herhaald; in soerah An-Nadjm 53: 42-52 staat:
...EN DAT BIJ JOUW HEER HET EINDE IS? EN DAT HIJ HET IS DIE DOET LACHEN EN DOET HUILEN EN DAT HIJ HET IS DIE DOET STERVEN EN DIE DOET LEVEN? EN DAT HIJ DE PAREN HEEFT GESCHAPEN; DE MAN EN DE VROUW? VAN EEN DRUPPEL (SPERMA), WANNEER DIE WORDT UITGESTORT? EN DAT HIJ HET ANDERE LEVEN (DE OPWEKKING) VOORTBRENGT?
116
EN DAT HIJ HET IS DIE VERRIJKT EN DIE VERARMT? EN DAT HIJ DE HEER VAN DE SIRIUS IS? EN DAT HIJ DE VROEGERE „AAD VERNIETIGD HEEFT? EN DE TSAMOED, TOEN GEEN VAN HEN OVERBLEEF? EN DAARVOOR HET VOLK VAN NUH? EN VOORWAAR, ZIJ WAREN HET MEEST ONRECHTVAARDIG EN HET MEEST BUITENSPORIG.
EEUWIGE PRINCIPES. Tot de zaken van geloof behoort niet alleen “Tawheed” maar ook “Arkaan ul-imaan”. De eerste Boodschapper Nuh herinnerde zijn volk aan Qiyaamah; in soerah Nuh 71: 17-18 staat:
EN ALLAAH HEEFT JULLIE ALS SCHEPSELEN UIT DE AARDE VOORTGEBRACHT. DAARNA KEERT HIJ JULLIE IN HAAR TERUG EN BRENGT HIJ JULLIE WEER TEVOORSCHIJN.
Hij vertelde hen over de engelen en de djinn, de kuffaar van zijn volk zeiden: soerah Al-Moe‟minoen 23: 24-25:
TOEN ZEIDEN DE VOORAANSTAANDEN VAN ZIJN VOLK DIE NIET GELOOFDEN: “DEZE MAN IS SLECHTS EEN MENS ZOALS JULLIE. HIJ WENST BOVEN JULLIE UIT TE BLINKEN. EN ALS ALLAAH HET GEWILD HAD, 117
ZOU HIJ ENGELEN HEBBEN GESTUURD. WIJ HEBBEN HIEROVER VAN ONZE VOOROUDERS NOG NOOIT GEHOORD. HIJ IS SLECHTS EEN MAN DIE BEZETEN IS, WACHT DAAROM OP HEM TOT EEN BEPAALD MOMENT.” Geloven in de Laatste Dag was duidelijk een deel van Ibraahiem‟s imaan; in soerah Al-Baqarah 2: 126 staat:
EN GEDENKT TOEN IBRAAHIEM SMEEKTE: “MIJN HEER, MAAK DIT GEBIED TOT EEN VEILIGE PLAATS EN VOORZIE HAAR BEWONERS MET VRUCHTEN, DEGENEN VAN HEN DIE IN ALLAAH EN IN HET HIERNAMAALS GELOVEN.” HIJ (ALLAAH) ZEI: “EN OOK DEGENE DIE ONGELOVIG IS, ZAL IK GENIETINGEN SCHENKEN, VOOR EEN BEPAALDE TIJD, DAARNA ZAL IK HEN NAAR DE BESTRAFFING VAN DE HEL DRIJVEN. EN DAT IS DE SLECHTSTE PLAATS VAN TERUGKEER.” Het is nog duidelijker in de roep van de Profeet Musaa,‟ toen de tovenaren in sujuud vielen zeiden zei tegen Firawn: soerah Taa Haa 20: 73-76:
118
VOORWAAR,WIJ GELOVEN IN ONZE HEER, OPDAT HIJ ONZE ZONDEN ZAL VERGEVEN EN OOK DE TOVENARIJ, WAARTOE JIJ ONS GEDWONGEN HEBT. EN ALLAAH IS BETER IN HET BELONEN EN BLIJVENDER IN DE BESTRAFFING. VOORWAAR, WIE ALS EEN ZONDAAR NAAR ZIJN HEER KOMT, VOOR HEM IS ZEKER DE HEL, WAARIN HIJ NOCH LEEFT, NOCH STERFT. EN ZIJ DIE ALS GELOVIGEN NAAR HEM KOMEN EN WAARLIJK GOEDE DADEN VERRICHTEN; ZIJ ZIJN DEGENEN DIE DE HOGE RANGEN KRIJGEN. DE TUINEN VAN „ADN, WAAR ONDERDOOR DE RIVIEREN STROMEN; ZIJ ZIJN EEUWIG LEVENDEN DAARIN. EN DAT IS DE BELONING VAN WIE ZICH REINIGT. In de Geschriften van Ibraahiem en Musaa‟ staat volgens soerah Al-A‟laa 87: 16-17:
JULLIE GEVEN IMMERS VOORRANG AAN HET WERELDSE LEVEN. TERWIJL HET HIERNAMAALS BETER EN BLIJVENDER IS.
Alle Profeten en Boodschappers waarschuwden hun volken voor de Dajjaal. (de Anti Christ) „Umar heeft volgens een betrouwbare overlevering gezegd dat Rasuulullaah
zei:
“Allaah stuurde geen Profeet of hij waarschuwde zijn volk tegen ad-Dajjaal. Nuh en de Profeten na hem waarschuwden hun natie‟s voor hem.” Sahih Bukhaarie. Sahih al-Jaami‟ 5/ 133. zie: Fath al-Baari 6/ 370.
ALGEMENE PRINCIPES. Boeken hebben de algemene principes waarin mensen ter aller tijden moeten geloven bevestigd; zoals de principes voor straf en beloning die zeggen dat ieder mens voor zijn
119
eigen daden verantwoordelijk is; dat hij voor zijn zonden zal worden gestraft maar niet voor de zonden van anderen; dat hij beloond zal worden voor zijn goede daden etc. In soerah An-Nadjm 53: 36-41 staat:
OF IS HIJ NIET OP DE HOOGTE GEBRACHT VAN WAT IN DE GESCHRIFTEN VAN MUSAA‟ STAAT? EN DE GESCHRIFTEN VAN IBRAAHIEM, DIE TROUW WAS? DAT GEEN ENKELE DRAGER DE ZONDEN VAN EEN ANDER ZAL DRAGEN? EN DAT DE MENS SLECHTS DAT KRIJGT WAARNAAR HIJ GESTREEFD HEEFT? EN DAT HIJ HET RESULTAAT VAN ZIJN STREVEN ZAL ZIEN? WAAROP HIJ BELOOND (VERGOLDEN) ZAL WORDEN MET DE VOLMAAKTE BELONING (VERGELDING)?
Dus echt succes wordt alleen bereikt door jezelf te zuiveren volgens de manieren die Allaah beschrijft en overgave aan Hem en door aan het eeuwige voorkeur te geven boven het tijdelijke...In soerah Al-A‟laa 87: 14-19 staat:
HIJ DIE ZICH REINIGT (VAN ZIJN ZONDEN) ZAL WAARLIJK SLAGEN. EN OOK DIE DE NAAM VAN ZIJN HEER GEDENKT EN DE SALAAT VERRICHT. JULLIE GEVEN IMMERS VOORRANG AAN HET WERELDSE LEVEN. TERWIJL HET HIERNAMAALS BETER EN BLIJVENDER IS. VOORWAAR, DIT STAAT ZEKER IN DE VROEGERE BLADEN. DE BLADEN VAN IBRAAHIEM EN MUSAA.‟
120
Abu Dharr vroeg aan Rasuulullaah wat de Geschriften van Ibraahiem en de Geschriften van Musaa‟ bevatten. Volgens de hadith die door Ibn Hibbaan en Al-Haakim werd verzameld, zei Abu Dharr: “Ik zei: “O Rasuulullaah, wat was het Geschrift van Ibraahiem?” Hij zei: “Het waren allemaal gezegden en beeldspraak; DE “ONFEILBAARHEID” VAN AL-MU‟IZZ AL-FAATIMI. De volgelingen van Al-Mu‟izz Ma‟d ibn Tameem, die door sommige mensen Al-Mu‟izz li Dienillaah al-Faatimi werd genoemd, beweerden dat hij en zijn afstammelingen onfeilbaar waren en geen zonden konden begaan. Dit is een valse bewering waarmee zij de mensen wilden misleiden door deze tyran de positie van een Profeet te geven, zodat dat wat hij zei een religie zou worden om gevolgd te worden. Maar deze persoon die zij Al-Mu‟izz noemden en degenen die Faatimi‟s werden genoemd of Faatimid‟s, waren geen afstammelingen van Faatimah, zij stamden van „Ubaydullaah al-Qaddaah af. Zij schreven deze onfeilbaarheid aan hun Imaams en soortgelijken toe, ookal –zoals Abu Haamid al-Ghazaali zei“ was hun madhab (weg/ wetschool) uiterlijk Raafidi, maar innerlijk puur kufr.” Majmoe‟al-Fataawa; Shaikh al-Islaam 4/ 320. DE ONFEILBAARHEID VAN DE IMAAMS (RELIGIEUZE EN TIJDELIJKE LEIDERS). De Shi‟ah beweren dat hun twaalf Imaams onfeilbaar zijn en geen zonden hebben begaan. De onfeilbaarheid die zij hen toeschrijven is dezelfde als die zij de Profeten toeschrijven. Een van de vooraanstaande, hedendaagse Shi‟ah geleerden zegt in zijn uitleg van hun idee van de onfeilbaarheid van hun imaams: “Over de Imaams kan niet worden gedacht dat zij vergeetachtig of nalatig zijn. Wij geloven dat zij zich bewust zijn van alles dat in het belang van de Muslims is.” Al-Hukuumah al-Islaamiyah door Al-Khomeini. p: 91.
Ibraahiem al-Moosawi az-Zanjaani haalde As-Sadooq aan; zeggende: “Ons geloof wat de Profeten, Boodschappers, Imaams en engelen betreft, is dat zij onfeilbaar en puur zijn, vrij van iedere vorm van onzuiverheid. (“danas”) Zij begaan geen enkele zonde; groot of klein. Zij zijn Allaah niet ongehoorzaam in wat Hij hen beveelt te doen en zij doen dat wat hen bevolen is.” „Aqaa‟id al-Imaamiyah al-Ithnaa‟ „Ashariyah p: 157.
Zij beschouwen degenen die niet zeggen dat de Imaams onfeilbaar zijn als kaafir. De woorden die hierboven werden genoemd werden direct gevolgd door de woorden:
121
“Degene die op een of andere manier ontkent dat zij onfeilbaar zijn, heeft hen als onwetend beschreven en degene die hen als onwetend beschrijft is een kaafir.” Idem.
Toen zei hij: “Ons geloof wat hen betreft is dat zij onfeilbaar zijn en dat zij de eigenschappen van perfectie hebben en kennis van al hun zaken van het begin tot het einde; zij kunnen op geen enkele manier beschreven worden als ongehoorzaam aan Allaah of dat zij daarin tekort schieten.” Idem. Al-Majlisi zei: “Onze Imaami (Shi‟ah) metgezellen zijn eensgezind in hun geloof dat de Profeten en Imaams onfeilbaar zijn en geen zonden begaan; groot noch klein, vrijwillig verricht of vanuit vergeetachtigheid, voordat zij als Profeten of Imaams werden aangesteld of daarna, vanaf hun geboorte totdat zij Allaah ontmoeten. Niemand verschilde wat dat betreft, behalve As-Sadooq Muhammad ibn Baabawayh en zijn Shaikh Ibn Al-Waleed. Zij zeiden dat het mogelijk is dat Allaah hen laat vergeten, maar niet de soort vergeetachtigheid die de shaytaan veroorzaakt. Maar dit had met andere zaken te maken dan regels duidelijk te maken en uit te leggen.” Bihaar al-Anwaar door: Mawlaa Muhammad Baaqir al-Majlisi, 25/ 350-351. zie: Al-Imaamah door: As-Saaloos p: 21. Zij beschouwen de woorden van hun Imaams als Shar‟i bewijs samen met de Qur‟aan en de soennah. Volgens hen kwam de wetgeving van de Shari‟ah met de dood van Rasuulullaah niet tot een einde, maar ging het verder via hun twaalf Imaams en zij geloven zelfs dat het mogelijk is dat hun “verborgen Imaam” Boodschappen ontvangt via zijn waarnemer. Zij geloven ook dat hun Imaams beter geschikt zijn als Khaliefah (leider) dan anderen; dus beter dan Abu Bakr, „Umar, „Uthmaan, of welke anderen van de Sahaabah dan ook.
HET GEHEIM VAN ONFEILBAARHEID. De Profeten en Boodschappers zijn onfeilbaar wat de Wahy betreft; in soerah An-Nadjm 53: 3-4 staat:
EN HIJ SPREEKT NIET UIT BEGEERTE. HET IS NIETS ANDERS DAN EEN OPENBARING DIE AAN HEM GEOPENBAARD IS. EEN MACHTIGE IN KRACHT (JIBRIEL) ONDERWEES HEM. 122
Wat is het geheim van de onfeilbaarheid van de Imaams? De geleerden van de Imaami Shi‟ah zeggen dat Allaah de Imaams geesten (“arwaah”) gaf waarmee Hij hen leidde. Al-Kulayni gaf in zijn boek “Usool al-Kaafi dit onderwerp de titels: “Baab fihi dhikr al-Arwaah allati fil-Aa‟immah” (Hoofdstuk waarin de geesten die in de Imaams verbijven worden genoemd.”) en: “wa Baab ar-Ruh allati yusaddid Allaah bihaa al-Aa‟immah.” (hoofdstuk over de geest waarmee Allaah de Imaams leid.” 1/ 273-274.) De hoofdstukken bevatten zes verslagen, inclusief een van Abu „Abdullah, die de Ruh die in soerah As-Sjoe‟araa‟ 42: 52 wordt genoemd:
ZO HEBBEN WIJ AAN JOU EEN OPENBARING NEERGEZONDEN; EEN ZAAK VAN ONS. JIJ WIST TOEN NIET WAT HET BOEK (DE QUR‟AAN) WAS EN WAT HET GELOOF WAS, MAAR WIJ HEBBEN HEM TOT EEN LICHT GEMAAKT WAARMEE WIJ VAN ONZE DIENAREN LEIDEN WIE WIJ WILLEN. EN VOORWAAR, JIJ LEIDT ZEKER NAAR EEN RECHT PAD. een schepsel noemt dat groter is dan Jibriel en Mikaa‟iel, die met Rasuulullaah waren om hem te leiden en te onderwijzen en met de Imaams na hem. In het eerste hoofdstuk zegt Al-Imaam as-Saadiq dat “de Ruh al-Quduus” (de engel Jibriel) alleen tot de Profeten kwam, en toen de Profeet stierf, kwam de Ruh alQuduus tot de Imaams; Ruh al-Quduus slaapt niet en is nooit nalatig of achteloos of arrogant en de Imaam kan zien vanwege hem. „Aqaa‟id al-Imaamiyah al-Ithnaa‟ „Ashariyah door: Ibraahiem al-Moosawi al-Zanjaani, p: 161. In andere hoofdstukken wordt dit “zien” uitgelegd als dat hij dingen die ver weg zijn in andere delen van de wereld, en wat in de wolken in de lucht is en in het algemeen en wat er onder de Troon en onder de grond is kan zien. Ibn Baabawayh al-Qummi zei in Risaalah li‟ Sadoq fil- I‟tiqaadaat (p: 108-109):
123
“..Ons geloof wat de Sahih betreft verhaalt over de Imaams dat zij in overeenstemming met het Boek van Allaah zijn en dat er geen tegenstelling in hun meningen is omdat zij via Openbaring van Allaah zijn genomen.” Al-Qummi, die ook het boek “Faqeeh man la yahdutuhu faqeeh” schreef; een van de vier boeken van hadith die de Ja‟faris volgen, zegt: “De geleerden van de Shiah denken dat als de Profeet geen opvolger aanwees, hij als Profeet en Boodschapper tekort is gekomen en zijn Ummah heeft genegeerd.” Idem. p: 171. Een van de dingen die laten zien dat hun beweringen over de Imaams vals zijn is het feit dat degene die onfeilbaar is zonder enig bewijs wordt gevolgd en het is toegestaan om tegen degene die niet onfeilbaar is in te gaan en dat tegen hem in gaan verplicht kan zijn wanneer wij weten dat hij tegen een van de Goddelijke teksten is ingegaan! Maar Allaah heeft ons bevolen om Hem en de Boodschapper in het geval van iemand anders dan de Boodschapper
te gehoorzamen,
moeten wij diegene
gehoorzamen wanneer hij ons beveelt om de Boodschapper te gehoorzamen; wanneer er enige discussie is, dient de zaak naar het Boek van Allaah en de soenah van Zijn Boodschapper
te worden verwezen. In soerah An-Nisaa‟ 4: 59 staat:
O JULLIE DIE GELOVEN! GEHOORZAAMT ALLAAH EN GEHOORZAAMT DE BOODSCHAPPER EN DEGENEN ONDER JULLIE DIE MET GEZAG BEKLEED ZIJN. ALS JULLIE OVER IETS VAN MENING VERSCHILLEN, LEGT HET DAN VOOR AAN ALLAAH EN DE BOODSCHAPPER INDIEN JULLIE IN ALLAAH EN DE LAATSTE DAG GELOVEN. DAT IS BETER EN EEN BETERE AFSLUITING.
Als de Imaams onfeilbaar waren, zou het bevel zijn dat er naar Allaah, en de Boodschapper
en de Imaams moet worden verwezen.
124
,
Het feit dat het ons niet bevolen is naar hen te verwijzen in geval van meningsverschil toont aan dat zij niet onfeilbaar zijn. De Khalief „Ali en zijn twee zonen waren het met elkaar oneens over zaken van kennis en fataawah (religieuze uitspraken), zoals alle geleerden met elkaar onenigheden hadden. Als zij onfeilbaar waren geweest dan was het onmogelijk dat zij onenigheden met elkaar hadden. Wat betreft de zaak van vechten verschilde Al-Hasan met zijn vader en er waren heel veel dingen die zijn vader deed waar hij niet van hield. Dat hij fataawah uitsprak die hij later veranderde laat zien dat hij van gedachten veranderde, maar iemand die onfeilbaar is zou geen fataawah uitspreken die elkaar tegenspreken. Al-Hasan adviseerde zijn broer Al-Husayn om de mensen van Iraq niet te gehoorzamen en niet met deze zaak verder te gaan; als hij onfeilbaar was geweest dan was het voor Al-Husayn niet toegestaan om tegen hem in te gaan. Majmoo‟ al-Fataawa 35/ 120, 125, 126.
TEKENEN VAN PROFEETSCHAP. De Profeten die Allaah aan Zijn dienaren stuurde vertelden de mensen: “Wij zijn door Allaah gestuurd en jullie moeten dat wat wij jullie vertellen geloven en ons gehoorzamen door dat wat wij jullie bevelen uit te voeren en door van dat wat wij jullie verbieden weg te blijven.” Allaah vertelt ons in soerah Ash-Shoe‟araa‟26: 106-108 dat Nuh tegen zijn volk zei:
“VREZEN JULLIE (ALLAAH) NIET? VOORWAAR, IK BEN VOOR JULLIE EEN BETROUWBARE BOODSCHAPPER. VREEST DAAROM ALLAAH EN GEHOORZAAMT MIJ.
Dezelfde woorden werden door de Boodschappers van Allaah Hud, Saalih, Loeth en Shuayb tegen hun volkeren gesproken. Dit is wat iedere Boodschapper tegen zijn volk zei wanneer hij hen tot Allaah opriep. Als dit het geval was, dan moest Allaah duidelijke tekenen en bewijzen vestigen om te bevestigen dat de bewering van de Boodschappers (dat zij de Boodschappers van Allaah waren) waar was, zodat dit een bewijs tegen de mensen was; zodat niemand een excuus zal hebben waarom zij niet in hen geloven of hen niet gehoorzamen. In soerah Al-Hadid 57: 25 staat:
125
VOORZEKER, WIJ HEBBEN ONZE BOODSCHAPPERS MET DUIDELIJKE BEWIJZEN GEZONDEN EN WIJ HEBBEN MET HEN HET BOEK EN DE WETGEVING NEERGEZONDEN, OPDAT DE MENS IN HET MIDDEN ZOU STAAN (RECHTVAARDIG ZOU HANDELEN).
d.w.z: met bewijs en duidelijke tekenen die aantonen dat zij de waarheid zeggen.
VERSCHILLENDE SOORTEN TEKENEN. De soort tekenen die de geloofwaardigheid van iedere Boodschapper bewezen zijn er velen en verschillenden. Sommigen van degenen die de tekenen van het Profeetschap van onze Profeet Muhammad optelden, rekenden bijna duizend tekenen. Deze tekenen zouden in verschillende groepen kunnen worden verdeeld; die ieder vergelijkbare tekenen bevat. We hebben de tekenen in vijf groepen verdeeld: 1) Tekenen en wonderen die Allaah veroorzaakte om te bewijzen dat Zijn Boodschappers echt waren. 2) Het voorspellen van vroegere Profeten en de komst van latere Profeten. 3) Levenswijze en gedrag van de Profeten. 4) De tevredenheid met de Boodschappers roep. 5) Allaah‟s Hulp en Steun.
We zullen ieder van deze vijf meer gedetailleerd bekijken.
TEKENEN EN WONDEREN. Het Arabsche woord “Aayah” dat in de Qur‟aan wordt gebruikt, betekent een teken dat iets betekent. Wat hier wordt bedoeld is iets buitengewoons dat Allaah bij Zijn Boodschappers en Profeten laat gebeuren; iets van het soort dat mensen niet kunnen nadoen; zoals een stok in een slang veranderen die snel beweegt. Deze buitengewone tekenen die niet kunnen worden ontkend of worden genegeerd tonen aan dat zij de waarheid spreken in het overbrengen van de Boodschap die zij brengen.
126
DEFINITIE VAN TEKENEN EN WONDEREN. Geleerden noemen deze tekenen “mu‟jizaat” (wonderen). Mu‟jizah in het Arabisch is een zelfstandig naamwoord dat van het woord “al-„ajz” afstamt, welke naar het onvermogen om iets te doen of een beslissing te nemen of de zaken van iets onder controle te hebben verwijst. Basaa‟ir Dhawiy at-Tamyeez 1/ 65. Al-Fakhr ar-Razi legde een wonder uit als iets buitengewoonlijks vergezeld met een uitdaging die niemand kan ontmoeten. Lawaami‟ al-Anwaar al-Bahiyal 2/ 289-290. Ibn Hamdaan al-Hanbali legde het uit als woorden of daden die buitengewoon zijn, als die worden vergezeld met de bewering een Boodschapper te zijn en hij doet het als uitdaging en niemand kan iets soortgelijks doen of iets dat erbij in de buurt komt. Idem.
Gebaseerd op wat hierboven is gezegd kan het volgende niet als wonderen worden beschouwd: 1) De heldendaden die Allaah aan de Profeten gaf maar die niet als een uitdaging kwamen, zoals water tussen de vingers van Rasuulullaah laten verschijnen, dat hij een kleine hoeveelheid voedsel liet vermeerderen, de tasbieh (zeggen van “Subhaanallaah”) van de stenen in zijn hand, de bomen die naar hem toekwamen, het huilen van de palmboomstronk. etc... 2) De heldendaden die Allaah aan andere mensen, behalve de Profeten gaf, wat de geleerden van de latere generaties “karaamah” noemden. Degenen die van mening verschillen over “mu‟jizah” en “karaamah” waren de latere geleerden. Maar het woord mu‟jizah in Arabisch en in het gebruik van de vroegere geleerden zoals Imaam Ahmad omvat dat allemaal. Majmoo‟ al-Fataawa. Shaykh al-Islaam, 11/ 311; Lawaami‟ al-Anwaar alBahiyah, 2/ 290. Wij hebben hen de naam “Aayah” gegeven zoals in de Qur‟aan staat. Dit is een allesomvattend woord dat alles omvat wat Allaah aan Zijn Profeten gaf om te laten zien dat zij echt Profeten waren, of het nu als een uitdaging was bedoeld of niet. SOORT TEKENEN. Als we de tekenen en wonderen die Allaah aan Zijn Boodschappers en Profeten gaf bekijken, zullen we zien dat zij met drie zaken verbonden zijn: kennis, kracht en onafhankelijkheid van middelen. Majmoo‟ al-Fataawa. Shaikh al-Islam, 11/ 312-313.
127
Vertellen over ongeziene zaken van het verleden en dingen die nog moeten gaan komen, zoals toen „Isaa (Jezus) zijn volk vertelde wat zij aten en wat zij in hun huizen opsloegen, en toen onze Boodschapper over de vorige natie‟s vertelde en over de rampspoeden en tekenen van het Uur die in de toekomst zullen plaats vinden; dat heeft allemaal met kennis te maken. Een stok in en slang veranderen, de man met lepra en de blinde genezen, de doden herrijzen, de maan in tweeen splijten etc. hebben allemaal met kracht te maken. Allaah‟s bescherming van de Boodschapper tegen de mensen, hem bewakend tegen de mensen die hem iets aan wilden doen en hem ertoe in staat stellend voortdurend te vasten zonder dat dit zijn energie beinvloedde heeft allemaal met onafhankelijkheid van middelen te maken. Deze drie zaken; kennis, kracht en onafhankelijkheid van middelen, waar de tekenen en wonderen mee verbonden zijn, zijn beperkt en alleen Allaah heeft de Kracht om alle dingen te doen. Allaah bevool Zijn Boodschapper zich niet met zo‟n bewering te vereenzelvigen. En kijk wat voor mooie woorden hij in soerah Al-An‟aam 6: 50 heeft gezegd:
ZEG: “IK ZEG JULLIE NIET DAT DE SCHATTEN VAN ALLAAH BIJ MIJ ZIJN EN NIET DAT IK HET VERBORGENE KEN, EN IK ZEG JULLIE NIET DAT IK EEN ENGEL BEN; IK VOLG SLECHTS WAT AAN MIJ GEOPENBAARD WORDT.”
De Boodschapper heeft nooit beweerd dat hij kennis van het ongeziene had of dat hij de schatten van de aarde bezat of dat hij een engel was die geen voedsel, drinken of bezit nodig had. De Boodschappers kunnen iets hiervan bevatten met grenzen, wat hen anders dan de meeste mensen maakt wat dat betreft; zij leren wat Allaah hen heeft geleerd, zij kunnen soms dingen doen die Allaah hen laat doen en zij kunnen onafhankelijk van middelen zijn met Allaah‟s Hulp.
VOORBEELDEN VAN DE TEKENEN VAN DE BOODSCHAPPERS.
128
1) HET TEKEN VAN ALLAAH‟S PROFEET SAALIH. De Profeet Saalih vroeg zijn volk om Allaah Alleen te aanbidden. In soerah An-Naml 27: 45 staat:
EN VOORZEKER, WIJ ZONDEN HUN BROEDER SAALIH NAAR DE TSAMOED. (HIJ ZEI:) “AANBIDT ALLAAH!” TOEN WERDEN ZIJ TWEE GROEPEN DIE MET ELKAAR REDETWISTEN.
Maar zij geloofden hem niet en vroegen hem om een teken om te bewijzen dat hij de waarheid vertelde: in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 153-154 staat:
ZIJ ZEIDEN: “VOORWAAR, JIJ BEHOORT SLECHTS TOT DE BETOVERDEN. JIJ BENT SLECHTS EEN MENS ZOALS WIJ. BRENG DAAROM EEN TEKEN ALS JIJ TOT DE WAARACHTIGEN BEHOORT.”
Ibn Kathir zei: “De mufassirien, de uitleggers of vertalers beweerden dat de Tsamoed op een dag op hun verzamelplaats bijeen kwamen en de Boodschapper van Allaah Saalih kwam bij hen en riep hen op tot Allaah. Hij herinnerde hen, waarschuwde hen en predikte tot hen. Zij zeiden tegen hem: “Als jij uit deze berg (en zij wezen een berg aan) een vrouwtjes kameel tevoorschijn kan brengen met die en die specialiteiten...” en zij vroegen om specialiteiten die nauwelijks in kamelen worden gevonden, incusief het verzoek dat zij tien maanden zwanger moest zijn. Hun Profeet Saalih zei tegen hen: “Als ik jullie verzoek beantwoord op de manier zoals jullie dat willen, zullen jullie dan geloven in wat ik naar jullie heb gebracht en in de Boodschap waarmee ik gestuurd ben?” Zij zeiden: “Ja.” Dus gaf hij hen een belofte, ging vervolgens bidden op zijn gebedsplaats zolang als Allaah wou dat hij bad en verzocht zijn Heer om hun verzoek te beantwoorden. Allaah bevool die berg te splijten, een tien maanden zwangere enorm grote vrouwtjes kameel onthullend, precies zoals zij gevraagd hadden.
129
Toen zij haar met hun eigen ogen zagen, zagen zij een groot wonder, een verbijsterend teken en beslissend bewijs. Velen van hen geloofden, maar de meesten van hen gingen hardnekkig door met hun ongeloof.” Al-Bidaayah wan-Nihaayah 1/ 134.
Allaah heeft laten weten dat Hij hun verzoek om een teken beantwoordde: in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 155 staat:
HIJ (SAALIH) ZEI: “DIT IS EEN VROUWTJESKAMEEL, ZIJ HEEFT RECHT OM TE DRINKEN EN JULLIE HEBBEN RECHT OM TE DRINKEN; IEDER OP EEN VASTGESTELDE DAG.
En in soerah Al-A‟raaf 7: 73 staat:
EN TOT DE TSAMOED (ZONDEN WIJ) HUN BROEDER SAALIH. HIJ ZEI: “O MIJN VOLK, AANBIDT ALLAAH, ER IS VOOR JULLIE GEEN GOD DAN HIJ. WAARLIJK, ER IS EEN DUIDELIJK BEWIJS VAN JULLIE HEER TOT JULLIE GEKOMEN. DAT IS EEN VROUWTJESKAMEEL VAN ALLAAH, ALS EEN TEKEN VOOR JULLIE....
En Allaah zei dat dit een duidelijk teken was zonder dubbelzinnigheid, Hij beschreef het in soerah Al-Israa‟ 17: 59 als “duidelijk:”
130
EN NIETS VERHINDERDE ONS DE TEKENEN NEER TE ZENDEN DAN DAT DE VOORAFGAANDEN HEN LOOCHENDEN. EN WIJ GAVEN DE TSAMOED DE VROUWTJESKAMEEL ALS EEN DUIDELIJK ZICHTBAAR TEKEN, MAAR ZIJ BEHANDELDEN HAAR ONRECHTVAARDIG. EN WIJ ZENDEN DE TEKENEN ALLEEN MAAR OM HEN TE DOEN VREZEN.
2) HET WONDER VAN DE PROFEET IBRAAHIEM. De Profeet Ibraahiem vernietigde de afbeeldingen die zijn volk aanbad en daarom maakten zij een vuur om hem in te gooien, maar Allaah bevool het vuur om hem geen pijn te doen; in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 68-70 staat:
ZIJ (DE ONGELOVIGEN) ZEIDEN: “VERBRANDT HEM EN HELPT JULLIE GODEN, ALS JULLIE (IETS WILLEN) DOEN.” WIJ (ALLAAH) ZEIDEN: “O VUUR, WEES KOUD EN VEILIG VOOR IBRAAHIEM.” EN ZIJ WILDEN EEN LIST TEGEN HEM BERAMEN, MAAR WIJ MAAKTEN HEN TOT DE GROOTSTE VERLIEZERS. Een ander teken dat met Ibraahiem plaats vond was het opwekken van de doden; in soerah Al-Baqarah 2: 260 vertelt Allaah ons hierover:
131
EN TOEN IBRAAHIEM ZEI: “MIJN HEER, TOON MIJ HOE U DE DODEN DOET HERLEVEN.” HIJ (ALLAAH) ZEI: “GELOOF JIJ DAN NIET?” HIJ ZEI: “JAWEL, MAAR OPDAT MIJN HART TOT RUST KOMT.” HIJ (ALLAAH) ZEI: “NEEM DAN VIER VOGELS EN SNIJD ZE VOOR JE IN STUKKEN, LEG DAN VAN HEN OP IEDERE BERG STUKKEN; ROEP HEN DAN, ZIJ ZULLEN DAN HAASTIG TOT JE KOMEN EN WEET DAT ALLAAH ALMACHTIG, ALWIJS IS.
Dus Allaah bevool hem eerst die vogels te slachten, vervolgens hen in stukken te hakken en ze over verschillende heuvels uit te strooien. De uitgestrooide delen kwamen bij elkaar terug en waren weer zoals zij voorheen waren geweest, vervolgens kwam er weer leven tot hen en vlogen zij omhoog de lucht in; SubhaanAllaah. 3) DE TEKENEN VAN ALLAAH‟S PROFEET MUSAA‟. Allaah gaf de Profeet Musaa‟ negen duidelijke tekenen: In soerah Al-Israa‟ 17: 101 staat:
EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN MUSAA‟ NEGEN DUIDELIJKE TEKENEN GEGEVEN, EN VRAAG DE KINDEREN VAN ISRAEL (O MUHAMMAD TOEN HIJ (MUSAA‟) TOT HEN KWAM, EN FIRAWN TOT HEN ZEI: “VOORWAAR, IK VERONDERSTEL ZEKER DAT JIJ, O MUSAA‟ BETOVERD BENT!”
)
1) De grootste van deze tekenen was de stok die in een grote slang veranderde toen hij hem op de grond gooide; in soerah Taa Haa 20: 17-21 staat:
132
“...WAT IS DAT DAAR IN JOUW RECHTERHAND, O MUSAA‟?” HIJ (MUSAA‟) ZEI: “DAT IS MIJN STAF, WAAROP IK LEUN EN WAARMEE IK BLADEREN AFSLA VOOR MIJN SCHAPEN EN DIE IK OOK VOOR ANDERE DOELEN GEBRUIK.” HIJ (ALLAAH) ZEI: “WERP HEM NEER, O MUSAA‟!” TOEN WIERP HIJ HEM NEER EN HIJ WERD EEN SLANG DIE ZICH SNEL VOORTBEWOOG. HIJ (ALLAAH) ZEI: “PAK HEM OP EN WEES NIET BANG, WIJ ZULLEN HEM WEER IN DE OORSPRONKELIJKE TOESTAND TERUGBRENGEN....
De stok veranderde in een hele grote slang, zoals een Python slang die met snelle bewegingen voortbewoog, alsof het de snelste soort van kleine slangen was, en desondanks in de vorm van een van de grootste slangen was. (Ibn Kathir, tafsir) Het slikte de hoeveelheden touwen en stokken in waarmee de magiers die Firawn had gebracht hadden gecompeteerd met de Profeet Musaa,‟ in soerah Taa Haa 20: 65-69 staat:
ZIJ ZEIDEN: “O MUSAA,‟ OF JIJ WERPT, OF ZIJN WIJ HET DIE HET EERST WERPEN?” HIJ ZEI: “WERPT MAAR.” EN TOEN SCHEEN HET HEM TOE DAT HUN TOUWEN EN HUN STAVEN ZICH DOOR HUN TOVENARIJ VOORTBEWOGEN. TOEN VOELDE MUSAA‟ VREES IN ZICH OPKOMEN. WIJ (ALLAAH) ZEIDEN: “VREES NIET! VOORWAAR, JIJ ZULT DE OVERHAND KRIJGEN. WERP NEER WAT IN JOUW RECHTERHAND IS, HET ZAL WAT ZIJ WROCHTTEN VERSLINDEN.... Toen de magiers met hun eigen ogen zagen wat de slang van Musaa‟ deed, wisten zij dat dit niet de daad van een menselijk wezen was, eerder een daad van Allaah;
133
de Schepper van de mens. Zij konden niets anders doen dan hunzelf op de grond neer te werpen; buigend voor Allaah; de Heer der werelden: in soerah Taa Haa 20: 70 lezen we:
TOEN WERDEN DE MAGIERS OP HUN KNIEEN NEERGEWORPEN, ZIJ ZEIDEN: “WIJ GELOVEN IN DE HEER VAN MUSAA‟ EN HAROEN.” 2) Een van de andere tekenen waarmee de Profeet Musaa‟ werd gestuurd was dat wat Allaah in soerah Taa Haa 20: 22 heeft genoemd:
EN STOP JOUW HAND ONDER JOUW KRAAG, HIJ ZAL WIT TEVOORSCHIJN KOMEN, ZONDER ZIEKTE, ALS EEN ANDER TEKEN.
Mudjaahid zei in de tafsir Ibn Kathir: “Dit betekent: Leg jouw palm onder jouw onderarm.” Toen Musaa‟ zijn hand in de opening van zijn kleding stopte en het er weer uit haalde, kwam het er schijnend alsof het een halve maan was uit.” Al-Hasan-Al-Basri zei: “Hij nam het eruit en Wallaahi, het was alsof het een lamp was.” Allaah noemt in soerah al-A‟raaf (7) van de Qur‟aan nog zeven tekenen die Hij hen liet zien; 3) De jaren van droogte en hongersnood, veroorzaakt door laag water in de Nijl en geen regenval in Egypte. 4) Vermindering van landbouwproductie, waarbij dat wat op het land groeide in haar groei belemmerd werd. 5) De vloed die de velden onder water zette en steden en dorpen vernietigde. 6) De sprinkhanen die niets groen of droog lieten zonder het te verslinden. 7) De luizen en insecten die de mensen lichamelijk schaadden. 8) De kikkers die hun levens ellendig maakten omdat er zoveel van hen waren. 9) Het bloed dat hun voedsel en drinken besmeurde.
In soerah Al-A‟raaf 7: 130-133 staat: 134
EN VOORZEKER GREPEN WIJ HET VOLK VAN FIRAWN MET JAREN (VAN HOGERSNOOD) EN TEKORTEN AAN OOGST OPBRENGSTEN. HOPELIJK ZULLEN ZIJ ZICH LATEN VERMANEN. EN WANNEER DAN HET GOEDE TOT HEN KWAM, ZEIDEN ZIJ: “VOOR ONS IS DAT (VANWEGE ONZE INSPANNINGEN).” MAAR WANNEER HET SLECHTE HEN TREFT, DAN WIJZEN ZIJ MUSAA‟ EN DEGENEN MET HEM AAN ALS BRENGERS VAN HET NOODLOT. WEET; HUN NOODLOT IS SLECHTS BIJ ALLAAH, MAAR DE MEESTEN VAN HEN WETEN HET NIET. ZIJ ZEIDEN: “MET WAT VOOR TEKENEN JIJ OOK TOT ONS KOMT OM ONS DAARMEE TE BETOVEREN, WIJ ZULLEN DAARDOOR NIET IN JOU GELOVEN.”
ANDERE TEKENEN. Dit zijn negen tekenen waarmee de Profeet Musaa‟ naar de Firawn werd gestuurd, maar er waren nog veel meer wonderen die Allaah in de handen van Musaa‟ liet plaats vinden, bijvoorbeeld toen Musaa‟ de zee met zijn stok aanraakte, waarna het zich in tweeen deelde, en toen hij het rotsblok raakte en er twaalf rivieren uit stroomden en toen de manna en de kwartels uit de hemel kwamen voor het volk van Israel toen zij in de Sinai woestijn waren, en nog meer andere tekenen... 4) DE WONDEREN VAN ALLAAH‟S PROFEET „ISAA (JEZUS). Temidden van de wonderen waarover Allaah ons heeft verteld is dat Hij „Isaa iets dat op een vogel leek uit klei liet maken, waarna hij erin blies en het een vogel werd met Allaah‟s Wil en Toestemming. Hij raakte de blinden aan en zij genazen met Allaah‟s Wil; hij raakte degenen die lepra hadden aan en Allaah nam die ziekte weg;
135
hij passeerde de doden en riep hen en Allaah bracht hen tot leven. De Qur‟aan vertelt ons hierover in soerah Al-Maa‟idah 5: 110:
“O ISAA‟, ZOON VAN MARYAM, GEDENK MIJN GUNST AAN JOU EN AAN JOUW MOEDER TOEN IK JOU VERSTERKTE MET DE HEILIGE GEEST (JIBRIEL) ZODAT JIJ MET DE MENSEN SPRAK TOEN JIJ IN DE WIEG LAG EN TOEN JIJ VOLWASSEN WAS. EN TOEN IK JOU DE SCHRIFT EN DE WIJSHEID EN DE TAWRAAH EN DE INDJIEL ONDERWEES. EN TOEN JIJ UIT KLEI DE GELIJKENIS VAN EEN VOGEL SCHIEP -MET MIJN VERLOF- EN JIJ BLIES ERIN EN HIJ WERD EEN VOGEL -MET MIJN VERLOF- EN JIJ GENAS DE BLINDEN EN DE LEPROZEN -MET MIJN VERLOF- EN TOEN JIJ DE DODEN DEED OPWEKKEN -MET MIJN VERLOF-EN TOEN IK DE KINDEREN VAN ISRAEL VAN JOU AFHIELD TOEN JIJ MET DUIDELIJKE BEWIJZEN TOT HEN KWAM.” EN DEGENEN ONDER HEN DIE ONGELOVIG WAREN, ZEIDEN: “DAT IS NIETS DAN DUIDELIJKE TOVENARIJ.”
En temidden van zijn tekenen is de tafel die Allaah uit de hemel stuurde, toen de Discipelen „Isaa daarom vroegen, en het was zoals „Isaa gevraagd had; een feest voor de eersten en de laatsten van hen; in soerah Al-Maa‟idah 5: 112-115 staat:
136
TOEN DE METGEZELLEN ZEIDEN: “O „ISAA, ZOON VAN MARYAM, KAN JOUW HEER TOT ONS EEN MAA‟IDAH (GEDEKTE TAFEL) DOEN NEERDALEN UIT DE HEMEL?” HIJ („ISAA) ZEI: “VREEST ALLAAH, INDIEN JULLIE GELOVIGEN ZIJN.” ZIJ ZEIDEN: “WIJ WILLEN (ALLEEN MAAR) DAT WIJ DAARVAN ETEN EN ONZE HARTEN TOT RUST GEBRACHT WORDEN EN WIJ (WILLEN) WETEN OF JIJ ONS WAARLIJK DE WAARHEID HEBT VERTELD EN DAN BEHOREN WIJ TOT DE GETUIGEN DAARVAN.” „ISAA, ZOON VAN MARYAM ZEI: “O ALLAAH, ONZE HEER, DOE EEN TAFEL UIT DE HEMEL NEERDALEN, OPDAT ER VOOR DE EERSTE TOT EN MET DE LAATSTE VAN ONS EEN PLECHTIG FEEST („IED) IS, ALS EEN TEKEN VAN U. EN GEEFT ONS VOORZIENING EN U BENT DE BESTE VAN DE VOORZIENERS.” ALLAAH ZEI: “IK ZAL HEM TOT JULLIE DOEN NEERDALEN, MAAR WIE VAN JULLIE DAARNA ONGELOVIG IS; VOORWAAR, IK ZAL HEM STRAFFEN MET EEN BESTRAFFING WAARMEE IK NIEMAND IN DE WERELDEN GESTRAFT HEB.”
137
5) TEKENEN VAN DE ZEGEL DER PROFETEN EN DE LAATSTE BOODSCHAPPER
.
Allaah liet buitengewone wonderen plaats vinden via de handen van de Profeet Muhammad.
Wanneer de zoeker naar Waarheid ze test, zullen zij hem aantonen dat
dit een getuigenis van Allaah is die getuigt van de waarheid van Zijn Boodschapper . Sommige van de geleerden heben ze opgesomd en kwamen tot wel duizend wonderen. Boeken zijn erover geschreven en de geleerden van Tawheed, tafsir, hadith en geschiedenis hebben ze allen uitgelegd en erover gediscussieerd.
HET GROOTSTE TEKEN. Het grootste teken van de tekenen die Allaah aan onze Boodschapper heeft gegeven - zelfs het grootste teken dat Allaah aan alle Boodschappers gaf- is de Heilige Qur‟aan; het duidelijke Boek. Het is een teken dat op zowel het hart als het verstand gericht is; een teken dat tot de Dag der Opstanding zal blijven bestaan; welke noch veranderd, noch gewijzigd kan worden. In soerah Foessilat 41: 41-42 staat:
VOORWAAR, DEGENEN DIE NIET IN DE VERMANING (DE QUR‟AAN) GELOVEN NADAT DEZE TOT HEN WAS GEKOMEN (ZULLEN GESTRAFT WORDEN). VOORWAAR, HET IS ZEKER EEN VERHEVEN BOEK. DE VALSHEID RAAKT HEM (DE QUR‟AAN) NIET, NIET VAN VOREN EN NIET VAN ACHTEREN. HET IS EEN NEERZENDING VAN DE ALWIJZE, DE GEPREZENE.
Wanneer de Boodschapper van Allaah een geleerde man was geweest en had kunnen lezen en schrijven zouden de mensen getwijfeld hebben over zijn bewering dat de Heilige Qur‟aan God‟s Woorden zijn, maar omdat Muhammad analfabeet (“ummi”) was, kon hij de Qur‟aan niet hebben nageschreven van de geschriften van de Joden en de Christenen, zoals zij beweren. Tijdens Lailatul Qadr (de Nacht van Kracht en Uitstekendheid), wanneer Goddelijke vrede op de schepping rust, werd de eerste Qur‟aan Openbaring aan de Boodschapper van Allaah
138
geopenbaard met als eerste woorden:
“Iqra‟” d.w.z: “Lees!” of: “Reciteer” of: “verkondig!” Muhammad was te bang en volledig onvoorbereid op deze schok, hij riep uit: “Maa-ana-beqaa-Ri‟in.” (“Ik ben niet geleerd!”)....
Allaah daagde de meest spraakzame Arabieren met dit Boek uit; de Arabieren waren zeer begaafd in spraak en poezie. De Arabieren waren vijandig tegenover de roep van Islaam en de Boodschapper van Islaam en zij konden de roep van Islaam met hun welbespraakte sprekers vernietigen en iets om met dit Boek te wedijveren produceren, maar zij waren hiertoe niet in staat; in soerah Al-Baqarah 2: 23-24 staat:
EN ALS JULLIE IN TWIJFEL VERKEREN OVER WAT WIJ NEERGEZONDEN HEBBEN AAN ONZE DIENAAR (MUHAMMAD BRENGT DAN EEN GELIJKWAARDIGE SOERAH VOORT EN ROEPT JULLIE GETUIGEN BUITEN ALLAAH OP, ALS JULLIE WAARACHTIGEN ZIJN.
)
EEN UNIEK SOORT WONDER. Allaah besloot dat de wonderen van de laatste Profeet Muhammad een ander soort wonderen waren dan die van de andere Boodschappers. Allaah kon een lichamelijk wonder neer sturen dat degenen die het zagen zou verbijsteren; in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 4 staat:
ALS WIJ HET GEWENST HADDEN, HADDEN WIJ EEN TEKEN UIT DE HEMEL TOT HEN DOEN NEERDALEN, ZODAT HUN NEKKEN ERVOOR GEBOGEN BLEVEN.
139
Als Allaah het gewild had zou Hij vanuit de hemel een overweldigend teken hebben gestuurd waarover zij niet zouden hebben gediscussieerd en waarbij zij geen andere keuze zouden hebben gehad dan te geloven en zij zouden hun overgave op een lichamelijke manier hebben moeten uiten: zoals we in soerah as-Sjoe‟araa‟ hierboven hebben gezien. Alsof deze lichaamshouding permanent zou zijn geworden. Maar Allaah wou dat het wonder van de laatste Boodschap een machtig, overweldigend en overwinnend teken zou zijn, dus maakte Hij als teken de Qur‟aan; een komplete manier van leven; een wonder in ieder aspect. Het is een wonder in haar samenstelling, haar artistieke orde en haar stijl; kloppend in haar kwaliteit en niveau; het varieert niet en haar kwaliteit verandert niet zoals dat het geval is bij het werk van mensen; zoals het werk van iemand van hoger of lager niveau is; krachtiger of zwakker. Maar de kwaliteit van deze Qur‟aan is blijvend; in een stijl; een niveau dat niet verandert. Het is een wonder wat betreft haar intellectuele ideeen en de harmonie en de aanvullende natuur ervan. Al haar instructies en wetten komen in harmonie bijeen; alles van het menselijke leven omvattend; vervulling en motivatie gevend zonder dat iets ervan tegen de menselijke natuur ingaat of tekort komt in het begeleiden van haar. Zij zijn allen aan een punt gebonden in zo‟n harmonie dat geen een menselijke ervaring zoiets zou kunnen maken. Er moet een onbegrensde kennis zijn; geen onderwerp dat beperkt is door tijd of plaats dat leiding geeft... Het is een wonder dat in de harten en zielen binnendringt; hun sloten opendraait en hun deuren opent op een effectieve manier; en dat problemen op een verbazingwekkende en simpele manier benadert en mensen op de zachtste manier leidt en controleert, zonder moeilijkheden, kronkelingen of tegenstellingen. Allaah, de Glorierijke, de Almachtige, wou dat deze Qur‟aan het wonder van de Boodschap zou zijn. Hij wou niet dat een overweldigend materieel teken zou worden neergezonden waarvoor de mensen hun nekken nederig zouden buigen en wat hen zou forceren zich over te geven. Dat is omdat de laatste Boodschap een Boodschap is die open staat voor alle volkeren en alle generaties. Het is geen Boodschap die beperkt is tot en bepaald volk of een bepaalde plaats. Dus is het passend dat haar wonderen open voor allen zouden zijn; degenen ver weg en dichtbij; voor iedere natie en iedere generatie. In het geval van overweldigende wonderen zien alleen degenen die “hun nekken buigen” hen; daarna zijn het nog slechts verhalen die worden doorverteld; niet iets waarvan mensen echt getuigen kunnen zijn! Maar de Qur‟aan, is meer dan 14 eeuwen later nog steeds een open Boek een een duidelijk geopenbaard Pad, waarvan de mensen uit deze eeuw datgene nemen waarmee zij hun levens kunnen sturen -als zij beslissen om het als hun leiding te nemen- en het zal al hun behoeften vervullen en hen naar een betere wereld leiden, een verhevener horizon en een grotere bestemming. En degenen die na ons komen zullen dingen ontdekken die wij niet vonden, omdat het ieder die zoekt dat geeft wat zijn behoeften vervult, zonder er op de minste wijze afbreuk aan te doen; het is eerder voortdurend hernieuwd. Zie: Fi Zilaal al-Qur‟aan 19/ 2584.
140
DE ISRAA‟ EN MI‟RAAJ (DE NACHT-EN HEMELREIS). Een andere van de duidelijke tekenen en wonderen is toen Allaah Zijn Profeet ‟s nachts van Al-Masjid al-Haraam (in Makkah) naar Al-Masjid al-Aqsaa (in Jerusalem) nam, waar Allaah de Profeten met hem bijeen bracht en hij Imaam; in soerah Al-Israa‟ 17: 1 staat:
leidde hen in gebed als hun
HEILIG IS DEGENE DIE ‟S NACHTS ZIJN DIENAAR VAN DE MASJID AL HARAAM (MAKKAH) NAAR DE MASJID AL AQSAA (JERUSALEM) HEEFT GEBRACHT, WAARVAN WIJ DE OMGEVING GEZEGEND HEBBEN OPDAT WIJ HEM VAN ONZE TEKENEN LIETEN ZIEN.
Toen hij naar de hoogste hemel werd opgenomen zag hij een van de grootste tekenen van zijn Heer; hij zag de engel Jibriel in het oorspronkelijke uiterlijk waar Allaah hem in geschapen had. Hij zag “Sidrat al-Muntahaa” (de Lotus Boom in de hoogste grens), Hij kwam voorbij de zevende hemel en de Meest Genadevolle sprak met hem; in soerah An-Nadjm 53: 12-18 staat:
WILLEN JULLIE (VEELGODENAANBIDDERS) DAN REDETWISTEN OVER WAT HIJ ZAG?
141
EN VOORZEKER, HIJ HEEFT HEM (JIBRIEL) BIJ EEN ANDERE NEERDALING GEZIEN.* BIJ SIDRATILMUNTAHAA.* DAARBIJ IS DE TUIN VAN DE VERBLIJFPLAATS (AL JENNAH) TOEN DE SIDRAH OMHULD WERD DOOR WAT HEM ONTHULDE. ZIJN BLIK WEEK NIET EN DWAALDE NIET.* VOORZEKER, HIJ HEEFT DE GROTE TEKENEN* VAN ZIJN HEER GEZIEN.
* „Abdullaah ibn Mas‟ud
heeft overgeleverd:
“Rasuulullaah zag Jibriel in zijn originele vorm waarin Jibriel 600 vleugels had; iedere vleugel bedekte een kant van de horizon. Uit zijn vleugels vielen waardevolle stenen waar alleen Allaah kennis van heeft.” Ahmad 1: 355. * „Abdullaah ibn Mas‟ud
zei:
“Toen Rasuulullaah op de Israa‟ reis werd meegenomen, steeg hij op naar de sidrat al-Muntahaa, welke in de zevende hemel is; daar eindigt alles wat van de aarde opstijgt en wordt daar vastgehouden en daar stopt alles dat van boven neer daalt.” * “zijn blik dwaalde niet” betekent: hij keek niet rechts of links (m.a.w: hij deed alleen wat Allaah hem bevolen had.) volgens Ibn „Abbaas. * “Grote tekenen” die van Allaah‟s Macht en Grootsheid getuigen. De Quraysh dachten dat de bewering van Rasuulullaah een leugen was, want zij waren gewend om de caravanen weken lang naar Bayt al-Maqdis (Jerusalem) te nemen en terug te komen, hoe kon een man beweren daar geweest te zijn en in minder dan een nacht terug te komen? Dit was iets verbazingwekkends. Inderdaad het was verbazingwekkend, maar onze verbazing verdwijnt wanneer we ons realiseren dat Degene Die hem op die nachtreis nam Allaah was en Allaah kan alles doen wat Hij wil.
HET SPLIJTEN VAN DE MAAN. Een van de andere wonderen van de Profeet
was het splijten van de maan.
De mensen van Mekkah vroegen de Boodschapper om een teken, dus werd de maan in tweeen gespleten, totdat zij tussen de twee helften een plek konden zien die Al-Harraa‟ werd genoemd. Op het moment toen de maan gespleten werd was zij vol. Allaah noemde dit teken in Zijn Boek, waarin Hij in soerah Al-Qamar 54: 1-2 zei:
142
HET UUR IS NABIJ EN DE MAAN IS GESPLETEN. EN WANNEER ZIJ EEN TEKEN ZIEN, DAN WENDEN ZIJ ZICH AF EN ZEGGEN: “VOORTDURENDE TOVENARIJ.”
Ibn Kathir heeft overgeleverd dat de Muslims het met elkaar eens waren dat dit teken plaats vond en dat de ahadith die het splijten van de maan noemen mutawaatir zijn, met zoveel isnaads dat dit waar moet zijn. Al-Bidaayah wan-Nihaayah, 3/ 118.
Dit wonder werd door de mensen op het hele Arabische schiereiland gezien. De mensen van Makkah geloofden het niet en zeiden: “Muhammad
heeft ons betoverd.” Toen kregen zij bijgedachten en zeiden:
“Wacht en luister wat de reizigers jullie vertellen, want Muhammad kan niet alle mensen betoveren.” De volgende dag vroegen zij degenen die uit Makkah waren gekomen en zij vertelden hen dat zij het ook hadden gezien. Mensen die niet op het Arabische eiland aanwezig waren, zagen het splijten van de maan ook. Ibn Kathir zei: “Haar splijten was op vele plekken van de wereld te zien. Er is gezegd dat dit op sommige plekken in India werd vastgelegd. Er werd die nacht een gebouw gebouwd en gedateerd als de nacht waarop de maan spleet.” Al-Bidaayah wan-Nihaayah 3/ 118.
Er wordt gezegd dat het splijten van de maan niet iets onmogelijks is, want wetenschappers getuigden van het splijten van een komeet in 1889 in twee delen en de komeet spleet in 1846 in twee delen. De astronoom Spencer Jones discussieerde over het splijten van kometen en meteoren in zijn boek “Werelden zonder einde.” Idem. Er is op deze tekst gereageerd met “Het verschil tussen het splijten van de maan en het splijten van deze twee kometen is dat zij niet hersteld werden na het splijten, maar de maan wel. Dit is het verschil dat verwacht kan worden tussen een natuurlijk astronomisch verschijnsel en een astronomisch wonder dat in de handen van een Boodschapper plaats vond, want een wonder is van bepaalde duur en verdwijnt wanneer haar doel vervuld is. Als het zou zijn doorgegaan zou het een natuurlijk verschijnsel zijn geweest en geen wonder.” Idem 131.
143
HIJ
ZORGDE ERVOOR DAT VOEDSEL VERMEERDERDE.
Dit gebeurde meerdere keren. Anas “Abu Talhah
heeft overgeleverd:
zei tegen Umm Sulaym:
“Ik hoorde de stem van Rasuulullaah
zwak klinken en ik wist dat hij honger had; heb je iets?” Zij zei: “Ja.” Zij bracht enige broden van gerst. Toen nam ze een kleed van zichzelf en rolde het brood erin. Vervolgens plaatste zij het onder mijn arm en wikkelde het extra stuk kleed om mijn hoofd. Toen stuurde ze mij naar de Boodschapper van Allaah en ik nam het voedsel mee naar hem. Ik vond Rasuulullaah
in de moskee en de
mensen waren met hem. Ik stond daar en Rasuulullaah zei tegen mij: “Stuurde Abu Talhah jou?” Ik zei: “Ja.” Hij zei: “Met voedsel?” Ik zei: “Ja.” Rasuulullaah zei tegen degenen die bij hem waren: “Sta op.” Vervolgens ging hij weg en ik ging hen vooruit totdat ik bij Abu Talhah kwam en hem vertelde. Abu Talhah zei: “O Umm Sulaym, de Boodschapper van Allaah
heeft de mensen gebracht en wij hebben niet genoeg om hen te
voeden.” Zij zei: “Allaah en Zijn Boodschapper Abu Talhah
weten het het beste.”
ging naar buiten om de Boodschapper van Allaah
te ontmoeten
en Rasuulullaah kwam met Abu Talhah. De Boodschapper van Allaah “Vertel mij, O Umm Sulaym, wat heb je?” Zij bracht dat brood. Rasuulullaah
zei:
bevool dat het in stukken moest worden gesneden.
Umm Sulaym smeerde boter op de bovenkant, toen zei Rasuulullaah datgene wat Allaah hem wou laten zeggen. Toen zei hij: “Laat tien van hen komen en eten.” Dus kwamen zij en aten zij totdat zij genoeg hadden, vervolgens vertrokken zij. Toen zei hij: “Laat tien anderen komen en eten.” Dus kwamen zij en aten totdat zij genoeg hadden, vervolgens vertrokken zij. Toen zei hij: “Laat tien anderen komen.” Dus kwamen zij en aten totdat zij genoeg hadden, vervolgens vertrokken zij. Toen zei hij: “Laat tien anderen komen en eten.” Dus aten alle mensen en hadden genoeg en er waren zeventig of tachtig mensen. Sahihain. Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 182.
HET VERSLAG VAN JAABIR IBN „ABDULLAAH. Een ander voorbeeld dat zowel door Bukhaarie als Muslim verzameld is, van Jaabir ibn „Abdullaah is:
144
“Ik kwam bij mijn vrouw (op de dag van Al-Khandaq) en zei: “Heb je iets? Want ik heb de Profeet heel erg hongerig gezien.” Zij bracht een tas waarin een bepaalde hoeveelheid (“een saa‟”) gerst was en wij hadden een zwarte haan, dus slachtte ik het en maalde de gerst en we stopten het vlees in een aardewerk pot. Toen kwam ik bij de Profeet,
zeggende:
“O Boodschapper van Allaah wij hebben een haan van ons geslacht en een saa‟ gerst gemalen. Kom en breng een paar mensen met je mee.” De Profeet riep met een luide stem: “O mensen van Al-Khandaq! Jaabir heeft voedsel gemaakt, kom op!” De Boodschapper van Allaah zei tegen Jaabir : “Zet je aardewerk pot niet neer, noch bak je brood totdat ik kom.” Hij kwam en het deeg werd naar hem toe gebracht. Hij spuugde erin en zegende het (bad om zegeningen ervoor), toen ging hij naar onze aardewerk pot en spuugde erin en zegende het. Vervolgens zei hij: “Roep de bakkersvrouw zodat zij je kan helpen om het brood te maken, schep voedsel uit je pot, maar verwijder het niet van het vuur. Er waren duizend mensen, en ik zweer bij Allaah dat zij door aten totdat zij zich volgegeten hadden en weg gingen en onze pot was nog steeds aan het pruttelen, met net zoveel voedsel erin als aan het begin, en ons deeg was ok net zoveel als aan het begin.” Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 168.
HIJ LIET WATER VERMEERDEREN; HET VLOEIDE TUSSEN ZIJN VINGERS. Dit gebeurde vaak bij de Boodschapper, we zullen een paar voorbeelen noemen. Zowel Bukhaarie als Muslim hebben van Jaabir ibn „Abdullaah overgeleverd: “De mensen kregen dorst op de dag van Al-Hudaybiyah. Rasuulullaah had voor zich een kan staan waarmee hij wuduu verrichtte, vervolgens kwamen de mensen naar hem toe en zeiden: “Wij hebben geen water voor wuduu of om te drinken, behalve dat wat in jouw kan is.” Dus de Profeet stopte zijn hand in de kan en water begon tussen zijn vingers uit te stromen. We dronken het en verrichtten wuduu. Er werd aan Jaabir gevraagd: “Met hoeveel waren jullie?” Hij zei: “Als we honderdduizend waren geweest zou het voldoende voor ons zijn geweest, maar wij waren met vijftienhonderd.” Idem. 3/ 170.
Hij liet het water van de put van Al-Hudaybiyah ook toenemen op de dag van Al-Hudaybiyah. Bukhaarie heeft overgeleverd dat Al-Baraa‟ ibn „Aazib zei:
145
“Wij waren op de dag van Al-Hudaybiyah met veertienhonderd mensen bij Rasuulullaah.
We dronken uit de put en maakten het droog;
we lieten er geen druppel water in achter. De Boodschapper hoorde hierover, dus kwam hij naar de put en zat aan de kant ervan, vroeg vervolgens om een kan water, deed wuduu, spoelde zijn mond, maakte vervolgens du‟aa en goot het water in de put. Hij zei: “Laat het een tijdje.” Toen dronken zij (de mensen) er zelf van en gaven het aan hun dieren tot zij die plek verlieten.” Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 170.
Bukhaarie heeft van „Abdullaah ibn Mas‟ud
overgeleverd dat hij zei:
“Wij dachten dat de tekenen een zegening waren, maar jullie denken dat zij iets angstaanjagends zijn. We waren met de Profeet
op een reis en onze
watervoorziening werd minder. Hij zei: “Breng mij wat water.” Zij brachten een pot met een beetje water erin. Hij stopte zijn hand erin en zei: “Kom naar het gezegende; het zuivere en de zegening van Allaah.” Ik zag het water tussen de vingers van de Boodschapper van Allaah vloeien en wij hoorden de tasbih (het zeggen van “Subhaanallaah”) van het voedsel wanneer hij at.”
ZIJN VIJANDEN WERDEN TEGENGEHOUDEN OM HEM PIJN TE DOEN. Temidden van de voorbeelden is dat Allaah de du‟aa van de Profeet beantwoordde, toen hij van Makkah naar Madinah emigreerde. In de volgende overlevering achtervolgt een van zijn vijanden hem: “....Suraaqah ibn Maalik haalde hem in. Suraaqahs paard zonk tot aan zijn buik in de grond en kon niet bewegen. Suraaqah zei: “Ik zie dat jullie tegen mij hebben gebeden. Bid voor mij en Wallaahi, ik zal de zoektocht van jullie afleiden.” Dus bad de Profeet voor hem en was hij veilig. Wanneer Suraaqah daarna iemand ontmoette vertelde hij hen: “Ik heb al in deze richting gezocht, dus doe geen moeite om daar te kijken.” Iedereen die hij ontmoette keerde hij weg.” Sahihain.
En in de strijd van Hunayn: “De Muslims waren verslagen, maar Rasuulullaah
146
en een paar van de gelovigen
- degenen die hun belofte van trouw onder de boom hadden gezworen- stonden standvastig. Toen het gevecht intenser werd nam de Profeet gooide die naar de gezichten van de kuffaar en zei toen:
een paar stenen en
“Zij zijn vernietigd door de Heer van Muhammad.” Al-„Abbaas, de overleveraar van de hadith zei: “Wallaahi, zodra hij de stenen gooide, begon ik te zien dat hun kracht op was en zij zich begonnen terug te trekken.” Muslim. Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 172. Volgens een overlevering van Salamah ibn al-Akwa‟ verzameld door Muslim: “Wij waren met de Boodschapper van Allaah het Muslimleger vluchtte; Rasuulullaah
tijdens de campagne van Hunayn en
in de steek latend.
Toen het leger dichtbij kwam, steeg de Boodschapper van zijn muildier, raapte en handvol stof op van de grond, gooide het in hun (de vijands) gezichten en zei: “Moge deze gezichten misvormd zijn !” Er was niemand temidden van de vijand wiens ogen niet gevuld waren met de stof van deze handvol en zij vluchtten weg. Dus vernederde Allaah hen en Rasuulullaah Muslims.”
verdeelde hun buit onder de Idem.
Een ander voorbeeld dat door Muslim is verzameld: “Abu Jahl zwoor bij Al-Laat en Al-„Uzza dat wanneer hij Rasuulullaah moskee zou zien bidden waar de Quraysh samen kwamen, hij op zijn nek zou gaan staan of zijn gezicht met stof zou wrijven.
in de
Toen hij de Boodschapper van Allaah zag neerbuigen, wilde hij datgene doen wat hij gezworen had te gaan doen, maar toen hij hem naderde werd hij plotseling op zijn rug gegooid, zijn armen opheffend alsof hij zichzelf beschermde. Er werd hem gevraagd: “Wat is er met jou aan de hand?” Hij zei: “Tussen mij en hem is een greppel van vuur en verschrikking en vleugels.” Rasuulullaah
zei:
“Als hij dichtbij me was gekomen zouden de engelen hem ledemaat na ledemaat hebben gescheurd.” Jaami‟al-Usool, 12/ 94.
147
BEANTWOORDING VAN ZIJN GEBEDEN. De moeder van Abu Hurayrah
werd geleid door de du‟aa van de Boodschapper.
Het is overgeleverd dat Abu Hurayrah
zei:
“Ik nodigde mijn moeder naar Islaam uit toen zij een mushrikah (veelgodendienares) was. Ik riep haar op een dag en ze zei iets over Rasuulullaah
wat ik niet leuk vond
om te horen. Ik kwam huilend bij Rasuulullaah. Ik zei: “O Rasuulullaah, bid tot Allaah dat Hij de moeder van Abu Hurayrah leidt.” Hij zei: “O Allaah, leid de moeder van Abu Hurayrah.” Ik ging naar buiten, me optimistisch voelend vanwege de du‟aa van de Profeet. Toen ik mijn huis naderde vond ik de deur op slot. Ik hoorde mijn moeder‟s voetstappen en ze zei: “Blijf daar waar je bent!” Toen hoorde ik het geluid van water. Zij waste zichzelf, kleedde zich aan en deed haar khimaar (sluier) om. Zij opende vervolgens de deur en zei: “O Abu Hurauyrah, ik getuig dat er geen andere God is dan Allaah en ik getuig dat Muhammad
Zijn dienaar en Boodschapper is.”
Ik ging huilend van vreugde naar Rasuulullaah hele goede woorden.”
terug. Hij prees Allaah en uitte Muslim.
JAREER
WERD EEN RUITER VANWEGE ZIJN
DU‟AA.
Zowel Bukhaarie als Muslim hebben van Jareer ibn „Abdullaah Rasuulullaah
overgeleverd dat
tegen hem zei:
“Wil jij niet vanwege mij van Dhu‟l-Khalasah (een huis vol afgodsbeelden, dat bekend stond als de Ka‟bah van Al-Yamaamah.) afkomen?” Ik zei: “Natuurlijk.” Ik was geen krachtige ruiter en dat zei ik tegen Rasuulullaah . Hij sloeg mij zo hard op mijn borst dat ik de afdruk die zijn hand achterliet later kon zien en zei: “O Allaah, maak van hem een sterke ruiter en maak van hem iemand die leidt en die geleid is.” Ik ben sindsdien nooit van mijn paard afgevallen. Ik vertrok met honderdvijftig dappere ruiters van de Quraysh en wij brandden het (huis) met vuur en vernietigden het.”
Het is verder door zowel Bukhaarie als Muslim overgeleverd dat Anas
zei:
“De mensen waren door een jaar van hongersnood gestroffen tijdens het leven van Rasuulullaah.
Terwijl de Profeet
op Vrijdag een toespraak hield,
148
stond een bedoeien op en zei: “O Boodschapper van Allaah, onze rijkdom is vernietigd en onze kinderen lijden honger; bid tot Allaah voor ons.” Hij rees zijn handen en we konden zelfs de kleinste wolk niet in de lucht zien, maar bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, hij had zijn handen nog niet naar beneden gedaan of er ontstonden wolken zo groot als bergen en hij was nog maar amper van de minbar naar beneden gekomen toen ik regen van zijn baard zag af druipen. Het regende die dag de hele dag en de volgende dag en tot de volgende Vrijdag, toen dezelfde bedoeien of een andere opstond en zei: “O Rasuulullaah, onze gebouwen zijn vernietigd en onze bezittingen verdronken, bid tot Allaah voor ons.” Dus rees hij zijn handen en zei: “O Allaah, laat het rondom ons regenen en niet op ons.” Zodra hij naar de wolken in iedere richting wees, trokken zij zich terug en Madinah werd door wolken omringd maar er waren geen wolken boven en de vallei van Qanaa stroomde een maand lang vol water en niemand kwam uit enige richting of hij sprak over de regen.” Volgens een andere overlevering zei hij: “O Allaah laat het rondom ons regenen en niet op ons; O Allaah, laat de regen op de heuvels en bergen en bodems van de valleien en de groeven van de bomen komen.” Toen stopte het en wij gingen naar buiten om in de zon te lopen.” DE HAND VAN EEN ARROGANT PERSOON WERD DOOR ZIJN DU‟AA GERAAKT. Muslim heeft van Salamah ibn al-Akwa‟ overgeleverd dat “Een man in de aanwezigheid van Rasuulullaah gebruikte. Hij
at terwijl hij zijn linkerhand
zei: “Eet met je rechterhand.” De man zei: “Dat kan ik niet.”
De Profeet zei: “Dat je het nooit zal kunnen.” Niets had hem tegengehouden om dat te doen, behalve zijn arrogantie. Salamah zei: “Hij rees het daarna nooit meer naar zijn mond.”
DE ZEGENING VAN HET GEBED VAN RASUULULLAAH KAMEEL VAN JAABIR . Zowel Bukhari als Muslim hebben van Jaabir
149
overgeleverd:
BEREIKTE DE
“Ik ging samen met Rasuulullaah weg met een militaire campagne en ik reed op een kameel die gebruikt werd voor het dragen van water. De kameel was uitgeput en kon bijna niet meer lopen. De Profeet vergezelde mij en zei: “Wat is er met jouw kameel aan de hand?” Ik zei: “Ze is uitgeput.” De Boodschapper van Allaah ging naar achteren, schreeuwde tegen de kameel en bad ervoor en sindsdien was de kameel de anderen altijd vooruit. Hij zei tegen mij: “Hoe vind je je kameel?” Ik zei: “Het is goed; jouw zegeningen hebben het bereikt.” Hij zei: “Wil je het voor een wiqiyah (goud) aan mij verkopen?” Ik verkocht het aan hem op de voorwaarde dat ik het terug reed naar Madinah. Toen Rasuulullaah Madinah bereikte bracht ik de volgende morgen de kameel bij hem en hij gaf me haar prijs en gaf haar toen aan mij terug.”
DE ZIEKEN GENEZEN. HIJ GENAS IEMAND WIENS BEEN GEBROKEN WAS. Het is overgeleverd dat Al-Baraa‟ zei: “Rasuulullaah stuurde een groep mensen naar Abu Raafi‟(een Jood die de ergste vijand van de Profeet was): “‟Abullaah ibn „Ateek ging op een nacht zijn (de Jood zijn) huis binnen terwijl hij sliep en doodde hem. „Abdullaah ibn „Ateek zei: “Ik duwde mijn zwaard in zijn maag totdat het er in zijn rug uitkwam, toen wist ik dat ik hem had gedood, vervolgens kwam ik terug. Om de deuren te openen zette ik mijn been op de stoep, ik wankelde en viel op een nacht vol maanlicht en brak mijn been. Ik omwikkelde het met mijn tulband en ging naar mijn metgezellen en ik kwam bij de Profeet en vertelde hem (wat er gebeurd was). Hij zei: “Strek je been uit.” Dus strekte ik mijn been uit en hij wreef het met zijn hand en het was alsof er niets mee gebeurd was.” Bukhaarie. HIJ
GENAS DE OGEN VAN „ALI IBN ABI TAALIB.
Zowel Bukhari als Muslim hebben van Sahl ibn Sa‟d Khaybar Rasuulullaah
overgeleverd dat op de dag van
zei:
“Morgen zal ik deze vaandel aan een man geven in wiens handen Allaah overwinning zal geven. Hij houdt van Allaah en Zijn Boodschapper Boodschapper
en Allaah en Zijn
houden van hem.” De volgende ochtend kwamen de mensen naar
Rasuulullaah, ieder van hen hopend dat aan hem het vaandel zou worden gegeven. Hij zei: “Waar is „Ali ibn Abi Taalib ?” Zij zeiden: “O Rasuulullaah,
hij heeft iets met zijn ogen.” Hij zei: “Stuur iemand naar hem.” 150
Hij werd naar hem toegebracht, toen spuugde Rasuulullaah genezen en het leek alsof hij nooit aan enige pijn had geleden.
in zijn ogen en hij was
Toen gaf hij hem het vaandel en „Ali zei: “O Rasuulullaah, zal ik tegen hen vechten totdat zij zoals ons zijn?” Hij zei: “Vertrek en neem het makkelijk totdat jullie hun gebied bereiken, nodig hen dan uit tot Islaam en vertel hen welke verplichtingen zij tegenover Allaah hebben. Want Wallaahi, als Allaah een man in jullie handen zou leiden zal dat beter voor jullie zijn dan rode kamelen te hebben.”
HET SCHEENBEEN VAN SALAMAH IBN AL-AKWA.‟ Bukhari heeft overgeleverd dat Yazeed ibn Abi „Ubayd zei: “Ik zag het litteken van een slag op de huid van Salamah ibn al-Akwa‟ en ik zei: “O Abu Muslim, wat is deze slag?” Hij zei: “Een slag die ik op de dag van Khaybar kreeg. De mensen zeiden: “Salamah is gewond.” Ik kwam naar de Profeet hij blies er drie keer op en ik heb het tot nu toe nooit gezien.”
toe en
HIJ VERJOEG DE JINN UIT IEMAND DIE BEZETEN WAS. Het is overgeleverd dat Ya‟laa ibn Murrah ath-Thaqafi zei: “Wij waren op een campagne met Rasuulullaah en we kwamen bij een put. Een vrouw bracht een van haar zonen die door een jinn bezeten was. De Profeet
hield zijn neus vast en zei: “Kom eruit! Ik ben Muhammad de
Boodschapper!”
Toen gingen we verder en toen we bij die plek terug kwamen
(was die vrouw bij die put) Hij vroeg haar over de jongen. Ze zei: “Bij Degene Die jou met de Waarheid heeft gestuurd, sindsdien hebben wij nooit meer problemen bij hem gezien.” Sharh as-sunnah, overgeleverd door Imaam Ahmad in zijn Musnad 4/ 172. met een Sahih isnaad, en ook in Al-Mishkaat 3/ 188, volgens al-Albaanie.
HIJ VERTELDE OVER ONGEZIENE ZAKEN. Wat de informatie over het ongeziene betreft, sprak hij over Allaah en Zijn Namen, Eigenschappen en Daden; hij sprak over de engelen en hun eigenschappen; hij sprak over de wereld van de jinn en het Paradijs en de hel. Hij sprak over dingen die in het verleden zijn gebeurd en hij sprak over Aadam, Nuh, Hoed, Saalih, Ibraahiem, Musaa‟, „Isaa en andere Profeten en Boodschappers en wat er tussen hen in gebeurde en met hun volkeren. Hij sprak gedetailleerd over deze zaken op een manier waarop een ongeletterde man die lezen noch schrijven kon, dat normaal niet 151
zou kunnen; die niet omging met degenen die de geschiedenis van naties hadden bestudeerd en kennis over hen hadden... Hij bracht informatie die niet eerder tot de kennis van de wereld was gekomen; informatie die de geleerden van de mensen van het Boek (de Joden en de Christenen) hadden bedekt. Hij corrigeerde een groot deel van de informatie die zij hadden. Dit alles toont aan dat hij deze kennis van de Alwetende bracht. Zoals in soerah Hoed 11: 49 staat:
DIT BEHOORT TOT EEN VAN DE BERICHTEN VAN HET ONWAARNEEMBARE DAT WIJ AAN JOU (NUH) OPENBAREN. EN HIERVOOR WIST JIJ, NOCH JOUW VOLK DIT.... De Qur‟aan verwijst naar deze kennis op verschillende plaatsen, bijvoorbeeld in de contekst van het verhaal van Maryam in soerah Ali-„Imraan 3: 44:
DAT ZIJN BERICHTEN OVER HET VERBORGENE DIE WIJ AAN JOU (O MUHAMMAD ) MEDEDELEN. EN JIJ WAS NIET MET HEN TOEN ZIJ DOOR HUN PENNEN TE WERPEN VERLOOTTEN WIE VAN HEN VERANTWOORDELIJK VOOR DE ZORG VOOR MARYAM WAS, EN JIJ WAS OOK NIET BIJ HEN TOEN ZIJ HIEROVER REDETWISTTEN. En vergelijkbaar in de contekst van het verhaal van Musaa‟ in soerah Al-Qassas 28: 46:
EN JIJ WAS NIET OP DE ZIJKANT VAN THOER TOEN WIJ RIEPEN.
152
MAAR HET IS DANKZIJ DE BARMHARTIGHEID VAN JOUW HEER DAT JIJ ER BENT OM EEN VOLK, WAARTOE VOOR JOU GEEN WAARSCHUWER KWAM, TE WAARSCHUWEN.
Hij vertelde over ongeziene zaken op het moment dat zij plaats vonden; Imaam Bukharie heeft overgeleverd: “Hij sprak over het martelaarschap van de drie Muslimleiders in de strijd van Mu‟tah en over Khaalid ibn al-Waleed die de vlag nam nadat zij gestorven waren op de dag waarop dat gebeurde.” Mishkaat al-Masaabeeh 1/ 172.
Toen de Negus stierf vertelde hij dezelfde dag hier over; hetzelfde gebeurde toen Chosroes stierf. Hij voorspelde ook zaken uit het ongeziene die nog zouden gaan gebeuren. Sommigen gebeurden al tijdens hun tijd en sommigen vonden na een bepaalde tijd plaats zoals hij voorspeld had en anderen zullen nog komen. Een ander voorbeeld is dat hij de plekken voorspelde waar de leiders van de kuffaar in de strijd zouden neer vallen, voordat de strijd van Badr begon. Muslim heeft overgeleverd dat Anas zei: “Rasuulullaah
mobiliseerde de mensen, zij gingen voort, totdat zij bij Badr stopten.
De Boodschapper van Allaah zei: “Hier is de plek waar die en die zullen vallen,” en hij legde zijn hand hier en daar op de grond. Niemand passeerde de plek waar Rasuulullaah was).
zijn hand had neergelegd. (behalve degene wiens naam genoemd Idem 3/ 167.
Hij sprak ook over ongeziene zaken die na zijn dood zouden gaan plaats vinden. Abu Hurayrah
heeft bijvoorbeeld overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“Wanneer Chosroes sterft zal er geen Chosroes na hem zijn en wanneer Ceasar sterft zal er geen Ceasar na hem zijn. Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is; hun rijkdom zal op de Weg van Allaah worden uitgegeven.” (en dit gebeurde later echt.) Bukhaarie, Muslim, at-Tirmidhie. Jaami‟al-Usool 12/ 59. De Boodschapper sprak vaak over zaken die in de toekomst zouden gaan plaats vinden. Hudhayfah ibn al-Yamaan zei: “De Boodschapper van Allaah stond voor ons en vertelde ons over wat er zou gaan gebeuren tussen die dag en het begin van het Uur. Degene die het herinnerden herinnerden het zich en degenen die het vergaten, vergaten het. Deze metgezellen van mij weten het, maar er kunnen sommige dingen zijn die ik vergeten ben, maar wanneer ik het zie gebeuren herinner ik het, zoals iemand het
153
gezicht herinnert van iemand die van hem weg is geweest en wanneer hij hem dan ziet herkent hij hem.” Bukhaarie, Muslim, Abu Daawoed. Idem 12/ 63.
Soortgelijk sprak hij over de tekenen van het Uur zoals dat in de boeken van de ahadith genoemd is.
HET VERDRIET VAN DE BOOMSTAM. In Sahih al-Bukhaari en in andere boeken is overgeleverd dat Rasuulullaah de gewoonte had om toespraken tegen een boomstam te houden. Toen hij nadat de minbar (preekstoel) gemaakt was hier gebruik van ging maken, was de boomstam met verdriet vervuld en haar gehuil was hoorbaar. Hij
kwam er naartoe en raakte het aan. Volgens Bukhaarie‟s overlevering:
“Toen de minbar gebouwd was, hoorden we een geluid -zoals het geluid van een kameel- uit de boomstam komen, totdat de Boodschapper erop plaatste.”
neer kwam en zijn hand Jaami‟ al-Usool 12/ 68.
DE BOMEN BOGEN VOOR HEM, GROETTEN HEM MET SALAAM EN SPRAKEN TEGEN HEM. Muslim heeft overgeleverd van Jaabir
dat hij zei:
“Wij gingen samen met de Boodschapper van Allaah
op weg en stopten op een
ruime vallei. Rasuulullaah wou zijn behoefte doen, maar zag niets waar hij zichzelf achter kon schuilen, behalve twee bomen aan de kant van de vallei. De Boodschapper van Allaah ging naar een van hen toe, pakte haar takken vast En zei: “Volg mij met de Wil van Allaah.”en het volgde hem zoals een kameel bij zijn neusring geleid wordt door haar bereider. Toen kwam hij bij de andere boom, hield een van haar takken vast en zei: “Volg mij met de Wil van Allaah,” dus volgde zij hem. Toen stond hij tussen de twee bomen en zei: “Kom samen en bedek mij met de Wil van Allaah.” En zij kwamen bijeen. Ik zat bij mijzelf te denken, toen zag ik Rasuulullaah in mijn richting komen en de twee bomen gingen uit elkaar en ieder van hen stond op haar plek.”
Het is overgeleverd dat Ya‟laa ibn Murrah ath-Thaqafi “We gingen met Rasuulullaah
zei:
op weg en stopten om te rusten.
154
De Profeet
viel in slaap en een boom kwam, pluggend door de aarde en kwam
dichtbij hem en ging vervolgens terug naar haar plek. Toen Rasuulullaah werd vertelde ik hem erover en hij zei: “Dat is een boom die haar Heer om
wakker
toestemming vroeg om de Boodschapper van Allaah te mogen groeten en haar werd toestemming verleend.” Sharh as-soennah; ook overgeleverd door Ahmad. Haar isnaad is da‟ief maar is een bevestigende overlevering in de hadith van Jaabir verzameld door Ad-Saarimi, 1/ 10. Het verhaal is Sahih volgens Shaikh al-Albaanie, die dat in zijn commentaar op Al-Mishkaat 3/ 188 zei.
Daarimi heeft overgeleverd van Anas
dat hij zei:
“Jibriel kwam bij de Profeet toen hij overstuur aan het zitten was, bevlekt met bloed vanwege de vervolging van de mensen van Makkah. Hij zei: “O Rasuulullaah, zou je ons een teken willen laten zien?” Hij zei: “Ja.” Hij keek naar een boom die achter hem was en zei: “Roep het.” Dus riep hij het en het kwam en stond voor hem. Toen zei hij: “Zeg dat het terug moet gaan.” Dus vertelde hij het terug te gaan en dat deed het. Rasuulullaah zei: “(Dat is) genoeg voor mij, (dat is) genoeg voor mij.” De isnaad is Sahih zoals in Al-Mishkaat 3/ 188 gezegd is.
Imaam Tirmidhie heeft overgeleverd van Ibn „Abbaas
dat hij zei:
“Een bedoeien kwam naar Rasuulullaah en zei: “Hoe kan ik weten dat jij een Profeet bent?” Hij zei: “Als ik deze tros dadels roep van deze palmboom, zal het getuigen dat ik de Boodschapper van Allaah ben.” Dus riep Rasuulullaah het en kwam het van de palmboom naar beneden totdat het bij de Profeet was. Toen zei hij: “Ga terug” en het ging terug. Toen trad de bedoeien Islaam binnen.” Sahih verklaard door at-Tirmidhie.
Zowel Bukhaarie als Muslim hebben van Haqq ibn „Abdur-Rahmaan dat hij zei: “Ik hoorde mijn vader zeggen: “Ik vroeg Masroeq:
155
overgeleverd
“Hoe wist de Profeet over de jinn op de nacht toen zij naar zijn Qur‟aan recitatie luisterden?” Hij zei: “Jouw vader - d.w.z: „Abdullah ibn Mas‟ud - vertelde mij dat hij zei: “Een boom vertelde hem erover.” Sahihain.
Daarimi heeft van Ibn „Umar
overgeleverd:
“We waren samen met de Profeet dichtbij was zei Rasuulullaah
op een reis. Een bedoeien kwam en toen hij tegen hem: “Getuig jij dat er geen andere God is dan
Allaah Alleen, zonder partner of deelgenoot en dat Muhammad Boodschapper is?” Hij zei: “Wie getuigt van wat jij hebt gezegd?”
Zijn dienaar en
Hij zei: “Deze woestijnboom.” Rasuulullaah riep het en hij stond aan de rand van de vallei. De boom kwam, pluggend door de aarde en stond voor hem en getuigde drie keer dat hij was zoals hij zei, vervolgens ging het terug naar haar plaats.” De isnaad is Sahih zoals onze shaikh al-Albaanie in zijn commentaar zei op Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 189.
HET GROETEN VAN DE ROTS. Muslim en Tirmidhie hebben van Jaabir ibn Samurah
overgeleverd dat Rasuulullaah
zei: “Ik ken een rots in Mekkah die me groette voordat mijn missie begon. Ik weet nog steeds welke het is.”
HET GEKLAAG VAN DE KAMEEL. Het is overgeleverd dat Ya‟laa ibn Murrah ath-Thaqafi
zei:
“Terwijl wij op een reis waren met Rasuulullaah, kwamen we langs een kameel die drinkwater op haar rug droeg. Toen de kameel hem zag, begon het een geluid te maken en het liet het voorste deel van haar nek op de grond rusten. De Profeet
ging er stond er naast en zei: “Waar is de eigenaar van deze kameel?”
De man kwam naar hem toe en hij
zei: “Verkoop het aan mij.”
Hij zei: “Nee, ik zal het aan jou geven, O Rasuulullaah, maar het behoort tot een familie die geen andere bron van inkomsten heeft.” Hij zei: “Als dat het geval is (hoef je het niet aan mij te geven), maar het klaagde bij mij over dat het overbelast is en ondervoed, dus behandel het vriendelijk.”
156
Sharh as-Sunnah, ook door Ahmad. De isnaad is da‟ief maar er is een bevestigende overlevering van Daarimi 1/ 10, dus is het verhaal Sahih volgens al-Albaanie in Al-Mishkaat 3/ 188.
Het is overgeleverd dat „Abdullah ibn Ja‟far “Ik reed op een dag achter Rasuulullaah
zei: en hij vertelde me iets dat ik niet aan
iemand anders zou vertellen. De Boodschapper van Allaah hield ervan om zichzelf achter iets als een muur, een boom, een heuvel of een van de palmbomen te plaatsen. Hij ging een tuin binnen die een man van de Ansaar toebehoorde. Toen een kameel de Profeet
zag, maakte het een geluid en haar ogen stroomden
met tranen over. De Profeet kwam ernaar toe en klopte haar rug tussen de heupen en het bot achter de oren, toen werd het rustig. Hij zei: “Wie is de eigenaar van deze kameel? Bij wie hoort deze kameel?” Een jonge man van de Ansaar kwam en zei: “Het is van mij, O Rasuulullaah.” Hij zei: “Vrees jij Allaah niet wat dit dier betreft waarover Allaah jou macht heeft gegeven? Het klaagde bij mij dat jij het laat uit hongeren en uitput.” Overgeleverd door Abu Daawoed, Al-Haakim, Ahmad en Ibn „Asaakir. Deze versie is overgeleverd dor Ibn „Asaakir. Haar isnaad is Sahih volgens de condities van Muslim, die het overgeleverd heeft met deze isnaad, zonder het verhaal van de kameel. al-Ahaadieth as-Sahihah door Shaikh al-Albaanie, 1/ 28.
WONDEREN VAN ANDEREN DAN DE PROFETEN. DE KARAAMAAT VAN DE AWLIYAA. Een van de basis principes van Ahl as-Soennah wal-Jamaa‟ah is om in de karaamaat * van de Awliyaa‟ (vrienden van Allaah) te geloven, zoals de kennis die zij hebben die buiten het begrip van het gewone volk ligt en verschillende soorten kracht en invloed. Majmoo‟ al-Hataawa. Shaikh al-Islaam, 3/ 156.
* een karaamah wordt door de geleerden van Tawheed beschreven als een buitengewoonlijke prestatie welke niet samen gaat met de bewering Profeet te zijn, welke in de handen van een vroom iemand die een volgeling van een Profeet is plaats vindt; die zijn wetten volgt met het juiste geloof en vrome daden, of hij zich nu van de karaamah bewust is of niet. Lawaami‟ al-Anwaar al-Bahiyah 2/ 393. Sommige sekte‟s van Muslims ontkennen de karaamaat van de Awliyaa.‟
157
Een daarvan is de Mu‟tazzilah, die hun bewering op het idee vestigden dat als het voor andere mensen dan de Profeten mogelijk zou zijn om buitengewoonlijke prestatie‟s te verrichten, de mensen de Profeten met de Awliyaa‟ zouden verwarren en wonderen zouden dan niet langer de waarheid van een Profeet aantonen. Sharh al-„Aqiedah at-Tahaawiyah, p: 563. Hun mening dient te worden weerlegt, want sommige van de karaamaat van de Awliyaa‟ zijn in de Qur‟aan besproken en in de Sahih ahadith; de overleveringen bereiken het niveau van mutawaatir en mensen zijn in allerlei tijden en plaatsen van zulke gebeurtenissen getuige geweest. Hun argument geldt alleen voor situatie‟s waarin de zogenaamde Wali‟ een “wonder” verricht en beweert dat hij een Profeet is. Maar dit gebeurt niet, want als hij beweert dat hij een Profeet is, dan is hij niet langer een Wali‟ maar een leugenaar. Idem. Imaam Ahmad keurde degenen die de karaamaat van de Profeten ontkenden en die niet in hen geloofden af en hij verklaarde hen dat zij afgedwaald zijn. Lawaami‟ al-Anwaar al-Bahiyah, 2/ 393. DE WIJSHEID ACHTER DE KARAAMAAT DIE AAN DE AWLIYAA‟ ZIJN GEGEVEN. Allaah verleent buitengewone handelingen aan sommige van Zijn dienaren om hen te eren vanwege hun rechtschapenheid en kracht van geloof. Het kan ook dienen om sommige van hun behoeften te vervullen, zoals de behoefte aan eten en drinken en veiligheid. Hij kan dat ook aan hen geven om zijn Dien te steunen, Zijn Woord te verspreiden en de Waarheid te bevestigen en valsheid weg te drijven. De Qur‟aan vertelt ons bijvoorbeeld over de situatie van Maryam die winterfruit gedurende de zomer had en zomerfruit gedurende de winter: in soerah Ali-„Imraan 3: 37 staat:
IEDERE KEER DAT ZAKARIYYAA IN DE GEBEDSRUIMTE BIJ HAAR KWAM VOND HIJ LEVENSVOORZIENINGEN BIJ HAAR. HIJ ZEI: “O MARYAM, VAN WAAR HEB JIJ DAT?” ZIJ ZEI: “DAT KOMT BIJ ALLAAH VANDAAN, VOORWAAR, ALLAAH VOORZIET WIE HIJ WIL ZONDER AFREKENING.”
158
Een ander voorbeeld is wat er met de mensen van de Grot gebeurde toen Allaah hun oren 300 jaar lang verzegelde, plus negen maanjaren en Allaah hield hun lichamen gedurende die lange tijd in leven en vertelt erover in soerah Al-Kahf 18: 25-26:
EN ZIJ VERBLEVEN DRIEHONDERD JAAR IN HUN GROT EN VERMEERDERD MET NEGEN. EN JIJ ZOU GEDACHT HEBBEN DAT ZIJ WAKKER WAREN; MAAR ZIJ WAREN SLAPEND. EN WIJ DRAAIDEN HEN OP HUN RECHTERKANT EN OP HUN LINKERKANT EN HUN HOND LAG UITGESTREKT MET ZIJN VOORPOTEN OP DE VOORGROND. ALS JIJ HEN ZOU ZIEN, HAD JIJ HEN DE RUG TOEGEKEERD, VLUCHTEND EN JIJ ZOU MET ANGST VOOR HEN VERVULD ZIJN. EN ZO WEKTEN WIJ HEN OP, OPDAT ZIJ ELKAAR ZOUDEN ONDERVRAGEN. En er zijn ook voorbeelden van wat er met de Metgezellen van de Profeet
gebeurde.
LICHTEN IN STOKKEN. Usayd ibn Hudayr en „Abbaad ibn Bishr spraken met de Profeet over een zaak waar zij bezorgd over waren totdat een deel van de nacht tijdens een heel donkere nacht verstreken was. Toen verlieten zij Rasuulullaah om naar huis te gaan. Ieder van hen had een stok in zijn hand en de stok van een van hen scheen zodat zij in het licht ervan konden lopen. Toen hun wegen zich scheidden scheen de stok van de ander ook, zodat ieder van hen in het licht van zijn eigen stok kon lopen totdat hij zijn familie bereikte. Dit is door Bukhaarie overgeleverd. Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 197.
GEZEGEND VOEDSEL. Abu Bakr as-Siddieq
bracht drie gasten mee naar huis van Ahl as-Suffah.
Rasuulullaah had de Muslims opgedragen om deze mensen gastvrijheid te bieden. Abu Bakr liet hen in zijn huis zodat zijn familie voor hen kon zorgen en hij ging naar Rasuulullaah.
Hij kwam laat terug en zijn vrouw zei tegen hem:
“Wat hield jou van jouw gasten weg?” Hij zei: “Gaf je hen geen avondeten?”
159
Ze zei: “Zij weigerden om te eten totdat jij zou komen.” Hij werd boos en zei: “Wallaahi, ik zal dit voedsel nooit eten!” Zijn vrouw zwoor dat zij dat voedsel nooit zou eten en de gasten zworen dat zij dat voedsel nooit zouden eten. Toen zei Abu Bakr: “Dit is van de shaytaan.” Vervolgens vroeg hij om eten en hij at en zij aten en zij brachten geen hap naar hun monden zonder dat dat wat over was in het bord meer was dan wat genomen was. Hij zei tegen zijn vrouw: “O zuster van Bani Firaas, wat is dit?” Zij zei: “Mijn goedheid! Nu is het drie keer zoveel als voorheen.” Zij aten en hij stuurde iets ervan aan de Profeet en er werd gezegd dat hij er iets van at.” Sahihain. Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 198. Deze gebeurtenis was een eer van Allaah aan Abu Bakr vanwege zijn deugd. En omdat hij niet volhield in zijn boosheid toen hij gezworen had om niets van het voedsel te eten. Dus was hij boos op shaytaan en Allaah eerde hem daarvoor.
SUFAYNAH EN DE LEEUW. Deze Sufaynah was een bevrijde slaaf van Rasuulullaah, die het spoor van het Muslimleger bijster raakte in het land van de Romeinen of die gevangen was genomen. Hij vertrok op zoek naar het leger toen hij een leeuw tegen kwam. Hij zei: “O Abu al-Haarith (bijnaam van de leeuw), ik ben een bevrijde slaaf van Rasuulullaah en dit is wat er met mij gebeurd is.” De leeuw begon met zijn staart te bewegen en kwam naast hem staan. Iedere keer dat hij een geluid hoorde ging hij het onderzoeken, kwam vervolgens terug en liep naast hem totdat hij het leger bereikte. Toen ging de leeuw terug. At-Tabreezi zei in Mishkaat al-Masaabeeh; dit is overgeleverd in Sharh as-soenah. Er is een soortgelijke overlevering van Al-Haakim en hij zei dat het Sahih is volgens de voorwaarden van Muslim en adh-Dhahabi was het met hem eens en het is zoals zij zeiden. (Mishkaat al-Masaabeeh 3/ 199)
EEN SCHREEUW IN MADINAH KLINKT IN SYRIE. „Umar ibn al-Khattaab stuurde een leger en wees een man aan die Saariyah werd genoemd om hen te leiden. Terwijl „Umar (ergens anders) predikte, begon hij te roepen: “O Saariyah, de berg!” Toen kwam een boodschapper van het leger en zei: “O Ameer al-Mu‟minien, wij ontmoetten onze vijanden en zij overwonnen ons, vervolgens hoorden wij iemand roepen: “O Saariyah, de berg!” toen beschermden we onze ruggen door de berg acher ons te laten en Allaah versloeg hen.” At-Tabreezi zei: Dit is overgeleverd door Al-Bayhaqi in Dalaa‟il an-Nubuwwah. De uitgever van Al-Mishkaat zei dat Ibn „Asaakir iets soortgelijks heeft overgeleverd met een hasan isnaad.
160
SOMMIGE KARAAMAAT VAN DE AWLIYAA.‟ Ibn Taymiyyah heeft verschillende van deze karaamaat appart genoemd van die die we hierboven genoemd hebben. We zullen verschillende voorbeelden noemen: (Majmoo‟ al-Fataawa, Shaikh al-Islaam 11/ 276-281.) Toen Khubayb ibn „Adiy een gevangene van de mushrikien in Makkah was, voorzag Allaah hem van druiven om te eten toen er geen druiven in Makkah waren. Toen Umm Ayman hijrah naar Madinah maakte, had zij geen eten of drinken bij zich. Zij stierf bijna van de dorst. Ze vastte en toen het tijd was om het vasten te verbreken hoorde zij een geluid boven haar hoofd en keek naar boven. Daar zag ze een emmer hangend in de lucht. Ze dronk eruit totdat haar dorst gelest was en ze voelde nooit meer dorst in haar leven. Wanneer Al-Baraa‟ ibn „Aazib een eed zwoor om Allaah te smeken iets te doen, vervulde Allaah zijn eed. Toen het gevecht van de Muslims in Jihaad intens werd, zeiden zij: “O Baraa,‟ zweer een eed om jouw Heer te smeken.” Dan zei hij: “O Heer, ik verzoek U dringend; laat ons hen verslaan.” Dan werd de vijand verslagen. Op de dag van Al-Qaadisiyyah zei hij: “Ik verzoek U dringend, O Heer, om ons overwinning over hen te schenken en laat mij de eerste martelaar zijn.” Zij overwonnen hen en Al-Baraa‟ werd als martelaar gedood. Khaalid ibn al-Waleed bestormde een vesting en ze zeiden: “We zullen ons niet overgeven totdat jij gif drinkt.” Hij dronk het en het deed hem niets. Toen Az-Zubayrah werd vervolgd vanwege haar Islaam, weigerde zij enige religie te volgen behalve Islaam. Ze werd blind en de mushrikien zeiden: “Al-Laat en Al-„Uzza hebben haar zicht weggenomen.” Ze zei: “Nee, Wallaahi,” toen gaf Allaah haar haar zicht terug. Al-Hasan Al-Basri verborg zich voor Hajjaaj. De troepen bereikten hem zes keer terwijl hij bad tot Allaah en zij zagen hem niet. Hij bad tegen een van de Khawaarij die hem wou achtervolgen en hij viel dood neer. Toen Uways al-Qarni stierf vonden zij doodskleden die hij voorheen niet had en zij vonden een graf dat al voor hem in een rots gegraven was, kompleet met lahd (een nis volgens de soenah), waar zij hem begroeven nadat ze hem in die doodskleden hadden gewikkeld.
DEUGDZAAMHEID IS DE GROOTSTE KARAAMAH.
161
Een karaamah is geen bewijs dat degene aan wie het gegeven is beter is dan iemand anders. Allaah kan karaamah schenken aan iemand die zwak van geloof is om hem sterk in zijn geloof te maken en degene aan wie zoiets niet verleend is kan perfecter in geloof zijn en meer een vriend van Allaah zijn en heeft daarom niet dat nodig wat aan anderen is gegeven. Buitengewoonlijke dingen gebeurden vaker bij de Taabi‟ien dan bij de Sahaabah. We moeten onszelf daarom niet bezig houden met het zoeken naar karaamaat of het erg vinden dat die niet aan ons zijn geschonken. Abu „Ali al-Jawzjaani sprak de waarheid toen hij zei: “Wees een zoeker naar deugdzaamheid, geen zoeker naar karaamah, want jouw ziel heeft de natuurlijke aanleg om karaamah te zoeken, maar jouw Heer vraagt van jou deugdzaamheid.” Sommige van degenen die begrepen wat hij gezegd heeft, zeiden: “Dit is een groot principe wat deze zaak betreft en een subtiel idee die vele zoekers naar de Waarheid niet begrijpen.” Majmoo‟ al-Fataawa al-Islaam, 11/ 320. WONDEREN EN DUIVELSE PRESTATIE‟S. Vele mensen gaan dwalen omdat zij denken dat iedereen die een bijzondere heldendaad verricht een van de vrome vrienden van Allaah is.* (* “Awliyaa‟” zijn vrome, Godvrezende gelovigen die in Allaah geloven en houden van waar Hij van houdt en haten wat Hij haat en boos zijn waar Hij boos om is; zij bevelen wat Hij heeft bevolen en verbieden wat Hij heeft verboden en geven aan degenen waar Hij van houdt: niemand kan “Waliy” zijn (= e.v van Awliyaa‟ zonder in de Profeet Muhammad
te geloven en hem te volgen.)
Sommige mensen vliegen door de lucht en lopen op water etc. maar zij zijn de ergsten van Allaah‟s schepselen. Misschien beweren zij zelfs Profeten te zijn, zoals Al-Haarith ad-Dimashqi, die in Syrie verscheen in de tijd van „Abdul Maalik ibn Marwaan en die beweerde dat hij een Profeet was. Hij verrichtte vele buitengewoonlijke daden. Men bond zijn benen met touwen vast en dan bevrijdde hij zichzelf; hij werd door wapens getroffen zonder dat dat hem iets deed; wanneer hij een marmeren plaat aanraakte, begon het tasbieh te reciteren (“SubhaanAllaah” te zeggen.) Hij liet de mensen beelden van paarden en mensen in de lucht zien en zei dat dit de engelen waren. Maar al deze daden waren werken van de shayaatien. Je ziet dit heel veel in India bijvoorbeeld. Wanneer vrome mensen bij deze duivelse evenementen aanwezig zijn en Allaah‟s Naam noemen en Aayat al-Kursie reciteren en andere delen uit de Qur‟aan zal dit deze duivelse zaken stoppen. Toen de Muslims de leugenaar Al-Haarith grepen om hem te doden, probeerde een van hen hem met zijn speer te doden, maar die ging niet bij hem naar binnen. „Abdul Maalik zei tegen hem: “Je zei de Naam van Allaah niet.” Dus zei hij de Naam van Allaah, toen doorboorde hij hem en doodde hem.”
162
Majmoo‟ al-Fataawa, Shaikh al-Islaam, 11/ 284-285.
De Dajjaal (de Anti-Christ) zal buitengewoonlijke wonderen verrichten, die degenen die ze zullen zien zullen verbijsteren; tegelijkertijd zal hij beweren dat hij een Profeet en zelfs Goddelijk is. Hij zal de doden doen herleven, onvruchtbaar en dor land haar vruchten laten oogsten, regen laten komen en nog veel meer wonderen verrichten. Hij zal overleden geliefden zogenaamd doen herleven terwijl het in werkelijkheid shayaatien zijn die hun uiterlijk hebben aangenomen.
Buitengewoonlijke wonderen van een persoon zijn dus geen teken dat hij een nabije vriend van Allaah is. Karamaat komen enkel en alleen vanwege geloof en standvastigheid in Allaah aanbidden. Wanneer de wonderen komen vanwege kufr of shirk, valsheid, immoraliteit of andere verkeerde zaken is het een duivelse daad, geen karaamah van de Meest Genadevolle. DE VROEGERE NATIE‟S WERD DE KOMST VAN DE PROFEET VOORSPELD. Allaah zegt in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 197:
IS HET NIET EEN TEKEN VOOR HEN DAT DE GELEERDE „ULEMAA VAN BANI ISRAA‟IEL HET WISTEN (ALS WAARHEID)?
Deze Aayah zegt dat temidden van de duidelijke tekenen die naar de oprechtheid of geloofwaardigheid van de Boodschapper Muhammad en de Waarheid van de Boodschap die hij bracht wezen, het feit aanwezig was dat de kinderen van Israel dat wisten. Dit feit werd opgeschreven en in stand gehouden; geschreven in hun boeken, zoals Allaah in soerah As-sjoe‟araa‟ 26: 196 zegt:
EN VOORWAAR, HIJ (DE QUR‟AAN) IS ZEKER (AANGEKONDIGD) IN DE SCHRIFTEN VAN DE VROEGEREN. 163
IS HET VOOR HEN DAN GEEN TEKEN DAT DE GELEERDEN VAN DE KINDEREN VAN ISRAEL HEM KENNEN? DE QUR‟AAN VERTELT ONS DAT DE VROEGERE PROFETEN DE KOMST VAN ONZE PROFEET MUHAMMAD
HEBBEN VOORSPELD.
De Qur‟aan die van onze Heer; de Alwetende, naar ons is neergekomen, vertelt ons dat Muhammad en zijn natie in eerder geopenbaarde Boeken worden genoemd en dat de vorige Profeten goede tijdingen van zijn komst voorspelden. Een aantal mufassirien hebben uitleg gegeven aan soerah Ali-„Imraan 3: 81: EN (GEDENKT) TOEN ALLAAH EEN OVEREENKOMST* MET DE PROFETEN AANGING (EN ZEI): “WAT IK JULLIE OOK GEGEVEN HEB VAN DE SCHRIFT EN DE WIJSHEID; EN ER KOMT DAARNA EEN BOODSCHAPPER TOT JULLIE TER BEVESTIGING VAN WAT BIJ JULLIE IS; JULLIE ZULLEN ZEKER IN HEM GELOVEN EN HEM ZEKER HELPEN.” * Allaah nam een eed van iedere Profeet vanaf Aadam tot en met Isaa‟, dat wanneer Allaah hen het Boek en de Hikmah zou geven (waardoor zij de hoge rangen verkregen die zij verdienden) er een Boodschapper na hen zou komen en zij in hem moesten geloven en hem moesten steunen. Ookal gaf Allaah de Profeten Kennis en Profeetschap, het mocht geen reden zijn om de Profeet wanneer hij zou komen. Dat is waarom Allaah zei:
te volgen en te steunen
“EN LATER ZAL ER TOT JULLIE EN BOODSCHAPPER KOMEN DIE DAT WAT MET JULLIE IS ZAL BEVESTIGEN; JULLIE MOETEN DAN IN HEM GELOVEN EN HEM HELPEN.”
Allaah zei vervolgens: “ZIJN JULLIE HET DAARMEE EENS EN ZULLEN JULLIE “ISRI” (= DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR MIJN VERBOND) OPNEMEN? Ibn „Abbaas, Mudjaahid, Ar-Rabi‟,Qataadah en As-Suddi zeiden dat “Isri” “Mijn overeenkomst” betekent. (Ibn Kathir: tafsir 3: 81) DE DU‟AA VAN DE PROFEET IBRAAHIEM. Het is overgeleverd van Al-„Arbaad ibn Saariyah
164
dat Rasuulullaah
zei:
“Ik was bij Allaah in de Moeder der boeken als de zegel der Profeten vastgelegd toen Aadam nog klei was. Ik zal jullie over het begin van mijn zaak vertellen; ik ben de du‟aa van de Profeet Ibraahiem, de goede tijdingen van „Isaa en het visioen van mijn moeder waarin zij zag dat uit haar licht kwam dat de paleizen van Syrie verlichtte.En zo dromen alle moeders van de Profeten hetzelfde. ” Dit is in Sharh as-Soennah overgeleverd. Mishkaat al-Masaabeeh door At-Tabreezi, 3/ 127. Al-Albaanie heeft de hadith Sahih verklaard.
Allaah vertelt ons dat toen de Nabije Vriend van Allaah; de Profeet Ibraahiem en zijn zoon Ismaa‟iel de Ka‟bah bouwden en du‟aa maakten, een deel van die du‟aa dat was wat aan ons geopenbaard is in het tweede hoofdstuk uit de Qur‟aan; soerah Al-Baqarah 2: 127-129:
EN (GEDENKT) TOEN IBRAAHIEM DE GRONDVESTEN VAN HET HUIS LEGDE EN ISMAA‟IEL (SAMEN SMEKEND:) “ONZE HEER, AANVAARD HET VAN ONS: VOORWAAR, U BENT DE ALHORENDE, DE ALWETENDE. ONZE HEER, MAAK ONS BEIDEN TOT MENSEN DIE ZICH AAN U OVERGEVEN EN (MAAK) ONZE NAKOMELINGEN TOT EEN VOLK DAT ZICH OVERGEEFT AAN U EN ONDERWIJS ONS DE GEBRUIKEN (VAN O.A. DE HAJJ) EN AANVAARD ONS BEROUW, VOORWAAR, U BENT DE MEEST BEROUWAANVAARDENDE, DE MEEST BARMHARTIGE. ONZE HEER! EN ZEND TOT HEN EEN BOODSCHAPPER VAN HUN EIGEN VOLK, DIE HUN UW VERZEN VOORDRAAGT EN DIE HEN HET BOEK
165
(DE QUR‟AAN) EN DE WIJSHEID ONDERWIJST EN DIE HEN REINIGT. Allaah beantwoordde de du‟aa van Zijn Nabije Vriend Ibraahiem en zijn zoon; de Profeet van Allaah; Ismaa‟iel. Muhammad was de uitkomst van dat antwoord. De Tawraah van vandaag- ondanks het feit dat hij verdraaid is- bevat nog steeds sommige van die blijde tijdingen. We zien dat Allaah Ibraahiem‟s du‟aa voor Ismaa‟iel beantwoordde. In de bijbel in het boek van Genesis 17: 20 staat: “En wat Ismael betreft; Ik heb je gehoord; Ik zal hem zeker zegenen; Ik zal hem vruchtbaar maken en zijn aantal groots laten toenemen. Hij zal de vader van twaalf leiders zijn en Ik zal hem tot een grote natie maken.” In de Samaritaanse Torah is dit vers bijna netzo. De vertaling van de Hebreeuwse tekst is: “En wat Ismael betreft; Ik heb jou gehoord; Ik zal hem zeker zegenen; Ik zal zijn aantal vermeerderen via ma‟ad ma‟ad.” Nubuwwat Muhammad min ash-Shakk ilal-Yaqeen, p: 250. Muhammad Nabi al-Islam, p: 3. Ibn al-Qayyim zei dat in sommige copieen van de Torah de tekst zoals hier was geschreven.Dit verwijst op verschillende manieren naar de komst van onze Profeet Muhammad: - De natie die groot is in het Zicht van Allaah moet een Muslim natie zijn en deze natie bestond niet bij de afstammelingen van Ismaa‟iel tot nadat de Boodschapper was en de Muslims over het Ooosten en het Westen verspreid waren.
gestuurd
- De Hebreeuwse tekst “ma‟ad ma‟ad” is een duidelijke verwijzing naar de naam van de Boodschapper.
De vertalers vertaalden het als “heel, heel” of “veel, veel,”
maar de correcte vertaling is Muhammad, want in het Hebreeuws wordt het als “me‟od me‟od” uitgesproken en de Hebreeuwse uitspraak is dichtbij de Arabische. - Het zegt dat twaalf leiders zullen worden geboren en dit is in overeenkomst met de uitspraak van Rasuulullaah dat deze Ummah door twaalf leiders (Khalifah‟s) -allen van de Quraysh- zullen worden geregeerd.
DE PROFEET MUSAA‟ VOORSPELDE DE KOMST VAN DE PROFEET Definitief nieuws over de ongeletterde Profeet van Israel via de Profeet van Allaah; Musaa.‟
166
.
kwam lang geleden tot de Kinderen
Hij bracht hen het zekere nieuws van zijn missie, zijn eigenschappen, de eigenheid van zijn Boodschap en de eigenschappen van zijn Ummah. Hij zou een ongeletterde Profeet zijn en hij zou zijn Ummah het goede bevelen en het slechte verbieden. Hij zou hen alles wat goed is toestaan en alles wat slecht is verbieden. Hij zou degenen onder de Kinderen van Israel bevrijden van de ballast en ketenen die op hen drukten vanwege hun zonden. De volgelingen van deze Profeet zouden hun Heer vrezen, hun zakaah betalen en in de tekenen van Allaah geloven. Het nieuws kwam tot hen dat degenen die in deze ongeletterde Profeet geloofden, hem volgden en respecteerden, steunden en hielpen degenen zouden zijn die succesvol zouden zijn. Allaah, de Glorierijke en Al-Machtige heeft in soerah Al-A‟raaf 7: 157 gezegd:
...DEGENEN DIE DE BOODSCHAPPER VOLGEN, DE ONGELETTERDE PROFEET DIE ZIJ BIJ HEN IN DE TAWRAAH EN IN DE INDJIEL BESCHREVEN VINDEN. HIJ BEVEELT HEN HET BEHOORLIJKE EN HIJ VERBIEDT HEN HET VERWERPELIJKE EN HIJ STAAT HEN DE GOEDE DINGEN TOE EN HIJ VERBIEDT HEN DE SLECHTE DINGEN. EN HIJ BEVRIJDT HEN VAN HUN LASTEN EN VAN DE BOEIEN DIE OP HEN RUSTTEN. DEGENEN DIE HEM GELOVEN, HEM BIJSTAAN EN HEM HELPEN EN DIE HET LICHT (DE QUR‟AAN) VOLGEN DAT MET HEM IS NEERGEZONDEN; ZIJ ZIJN DEGENEN DIE WELSLAGEN.”
ANDERE SCHETSINGEN VAN DEZE VOORSPELLINGEN IN DE BIJBEL. „ISAA (JEZUS) VOORSPELDE DE KOMST VAN DE PROFEET.
167
Allaah vertelt ons in soerah As-Saf 61: 6 dat „Isaa de komst van de Profeet Muhammad voorspelde:
EN (HERINNER) TOEN „ISAA, ZOON VAN MARYAM, ZEI: “O KINDEREN VAN ISRAEL! IK BEN DE BOODSCHAPPER VAN ALLAAH, DIE DE TAWRAAH BEVESTIGT DIE VOOR MIJ KWAM EN BLIJDE TIJDINGEN VAN EEN BOODSCHAPPER DIE NA MIJ ZAL KOMEN GEEFT, WIENS NAAM AHMAD ZAL ZIJN. MAAR WANNEER HIJ (AHMAD/ MUHAMMAD ) TOT HEN KWAM MET DUIDELIJKE BEWIJZEN, ZEIDEN ZIJ: “DIT IS DUIDELIJKE MAGIE.”
Ahmad is een van de namen van onze Profeet Muhammad, zoals in Sahih al-Bukhaarie is bewezen, waarin is overgeleverd dat Jubayr ibn Mut‟im zei: “Ik hoorde Rasuulullaah
zeggen:
“Ik heb verschillende namen; ik ben Muhammad; ik ben Ahmad; ik ben Al-Maahi; via wie Allaah kufr uitschakelt; ik ben Al-Haashir bij wiens voeten (achter wie) de mensen zullen worden verzameld op de dag der Opstanding; en ik ben Al-„Aaqib (degene die de andere Profeten overtreft in het brengen van goeds.)” Muslim heeft iets soortgelijks overgeleverd. Tafsir Ibn Kathir, 6/ 646.
TWEE VERGELIJKINGEN VAN DE TAWRAAH EN DE INDJIEL. Allaah heeft in soerah Al-Fath 48: 29 twee vergelijkingen van de Tawraah en de Indjiel genoemd van onze Boodschapper Muhammad
en zijn metgezellen:
168
MUHAMMAD IS DE BOODSCHAPPER VAN ALLAAH EN DEGENEN DIE MET HEM ZIJN, ZIJN STRENG TEGENOVER DE ONGELOVIGEN, MAAR ONDERLING BARMHARTIG. JIJ ZIET HEN ZICH NEERBUIGEN EN ZICH NEERKNIELEN. ZIJ ZOEKEN EEN GUNST VAN ALLAAH EN ZIJN WELGEVALLEN. HUN KENMERKEN ZIJN ZICHTBAAR IN HUN GEZICHTEN* DOOR DE SPOREN VAN NEERKNIELINGEN. DAT IS HUN BESCHRIJVING IN DE TAWRAAH. EN HUN BESCHRIJVING IN DE INDJIEL IS ALS EEN JONGE PLANT WAARVAN DE LOTEN ONTSPRUITEN, WAARDOOR HIJ STERKER WORDT. DAARNA WORDT HIJ STEVIGER EN STAAT HIJ RECHT OP ZIJN WORTEL. BIJ DE PLANTERS VEROORZAAKT HIJ BLIJDSCHAP. * volgens de tafsir Ibn Kathir: volgens Ibn „Abbaas betekent dit: een aangenaam gezicht. Mudjaahid e.a. legden uit: “Het betekent: nederigheid en diepe eerbied; respect.”
At-Tabari 22: 263.
Sommigen zeiden: “De vrome, goede daden brengen licht in het hart, straling in het gezicht, overvloed; rijkdom in voorzieningen en liefde in mensen hun harten.”
De leider der gelovigen „Uthmaan bin „Affaan
zei:
“Ieder die een geheim verbergt; Allaah de Verhevene zal dat wat hij gedaan heeft zichtbaar maken in zijn gezicht of woorden per ongeluk van de lippen van zijn mond laten glippen.” Imaam Ahmad (1: 296) heeft overgeleverd dat „Abdullaah bin „Abbaas Rasuulullaah
zei dat
heeft gezegd:
“Waarlijk, goed gedrag, een aangename verschijning en matigheid zijn een deel van vijfentwintig delen Profeetschap.” 169
Daarom hield iedereen van de Sahaabah (de metgezellen van de Profeet); van hun uiterlijke verschijning en hun karakter, want zij hadden oprechte intentie‟s en zuivere, goede daden. Imaam Maalik zei: “Er was mij verteld dat toen de Christenen de Metgezellen zagen, die Ash-Shaam veroverden, zij zeiden: “Deze mensen zijn, Wallaahi, beter dan de Discipelen (van Jezus) volgens wat ons over hen is medegedeeld.”
VOORSPELLINGEN IN HET OUDE TESTAMENT. Het Oude Testament dat vandaag bestaat is veranderd en vervormd. Dit is merkbaar aan de tegenstellingen die we er over vele zaken in vinden. Er zijn drie versie‟s van het Oude Testament; een Hebreeuwse, Griekse en Samaritaanse. Ieder van deze mensen beweert dat hun versie correct is. Er zijn duidelijke verschillen tussen de editie‟s en vertalingen van de Bijbel. Deze verandering heeft ervoor gezorgd dat vele voorspellingen verloren of veranderd zijn. Desondanks zijn er nog veel overgebleven en deze zijn niet verborgen voor degene die deze zaken overdenkt en ze vergelijkt met het leven van de Boodschapper van Allaah,
daarbij wegblijvend van de invloeden van eigen mening en verlangens.
DE BOODSCHAPPER
IS IN DE BIJBEL BIJ NAAM GENOEMD.
Sommige van de goede voorspellingen noemen duidelijk de naam van Muhammad. Sommige Muslim geleerden hebben deze teksten ontdekt, maar de doorgaande veranderingen in dit boek leiden naar het buiten beschouwing laten van deze teksten. Een voorbeeld hiervan is wat er in het boek van „Isaiah 57 wordt gezegd: “Ik heb jou prijzenswaardig (wat de letterlijke betekenis van de naam Muhammad
is)
gemaakt, O Muhammad; degene die bij zijn Heer heel hoog wordt geacht; jouw naam bestond in de eeuwigheid.” Al-Jawab as-Sahih, 3/ 326.
De uitspraak dat de naam van Muhammad woorden van de Boodschapper
al eeuwig bestond komt overeen met de
zelf:
“Ik was een Profeet zelfs toen Aadam nog aarde was.” Muhammad Nabi al-Islaam p: 18.
170
In de Hebreeuwse tekst wordt in het derde hoofdstuk van het boek van Habakkuk gezegd: “De aarde was gevuld met de lof van Ahmad en zijn rechterhand had overwicht over de natie‟s.” In de editie‟s die in 1848 werden gepubliseerd en in 1884 in Beirut en in de klassieke geschriften staat het zelfs nog duidelijker: “De hemelen zijn verlicht met de glorie van Muhammad zijn lof; jouw stem is in de rivieren en in de zeeen, O Muhammad
en de aarde is gevuld met
kom, de bergen zagen jou en zijn met eerbied gevuld.”
PLAATSEN EN GEBEURTENISSEN MET DE BOODSCHAPPER GENOEMD.
DIE ZIJN
Op sommige plaatsen is de plek waar zijn missie begon genoemd. In hoofdstuk 33 van het boek van Deuternomium staat: “De Heer kwam uit de Sinai en kwam tot hen vanuit Seir; hij scheen vanuit de berg Paran.” (Deuternomium 33: 2-NIV.) De Sinai is de plek waar Allaah tot de Profeet Musaa‟ sprak; Saa‟ier (“Seir”) is de plek waar Allaah Openbaringen aan de Profeet „Isaa gaf en Faraan (“Paran”) betekent de berg van Makkah waar Allaah Openbaringen aan de Profeet Muhammad stuurde. Het feit dat de berg Paran naar Makkah verwijst, wordt door andere teksten in de Bijbel aangegeven. In soerah At-Tin 95: 1-3 heeft Allaah deze Heilige plaatsen samen in een vers genoemd:
BIJ DE VIJG EN DE OLIJF. BIJ DE BERG SINAI. BIJ DEZE VEILGE STAD (MAKKAH.)
De Bijbel noemt de plek waar Openbaringen tot Muhammad In het boek van Isaiah staat:
zouden neerkomen.
“Openbaring vanuit de richting van het land van de Arabieren in ruw gebied.” (Isaiah 21.
171
En het begin van de Openbaring in het land van de Arabieren kwam in het ruwe gebied van de grot Hiraa.‟ Dit zelfde hoofdstuk noemt bovendien de Hidjrah (emigratie) van Rasuulullaah
en verwijst naar de plaats waar naartoe hij emigreerde:
“Breng water voor de dorstigen; jullie die in Tema leven. Breng voedsel voor de vluchtelingen. Zij vluchtten voor het zwaard; voor het geslepen zwaard; voor de gebogen boog en voor de hitte van de strijd.” (Isaiah 21: 14-15.) Teemaa‟ (Tema) ligt aan de buitenranden van Madinah en wanneer je de teksten controleert zul je duidelijk zien dat het over de Hidjrah van de Boodschapper De eindigende tekst zegt:
spreekt.
“Dit is wat de Heer tegen me zegt: “Binnen een jaar; als een bediende die aan een contract vastzit het zou uitrekenen, zullen alle pompen van Kedar tot een einde komen. De overlevenden van de boodschutters; de strijders van Kedar zullen met weinigen zijn.” De Heer, de God van Israel heeft gesproken.” (Isaiah 21: 16-17)
Deze tekst spreekt over de strijd van Badr want het kwam een jaar-als een bediende die aan een contract vast zat het zou uitrekenen- na de Hijrah. Alle pompen van Kedar eindigden, want Kedar (in het Arabisch: “Qiedaar.”) was een van de kinderen van Ismaa‟iel, en zijn afstammelingen waren de mensen van Makkah en de boogschutters van Kedar waren met weinigen na de strijd van Badr.
DE BIJBEL VERWIJST NAAR EEN VAN DE KENMERKEN VAN DE PLAATS WAAR DE BOODSCHAPPER
NAAR TOE EMIGREERDE.
Sommige Bijbelteksten verwijzen naar de plaats waar Rasuulullaah emigreerde. In het boek van Isaiah 42: 11-12 staat:
naartoe
“Laat de woestijn en haar steden hun stemmen verheffen; laat de kolonie‟s waar Kedar leeft zich verheugen; laat hen schreeuwen vanaf de bergtoppen. Laat hen Glorie uiten aan de Heer en Zijn Lof verkondigen...” Kedar was dus een van de zonen van Ismaa‟iel zoals in Genesis 25: 13 staat. En Saali‟ (Sela) is de berg Sala‟ in Madinah. Met het schreeuwen en verkondigen dat hier wordt genoemd wordt de Adhaan (oproep tot het gebed) bedoeld, welke nog steeds vijf keer per dag klinkt. Die lofuitingen op de „Eids en gedurende de dagen en de nachten, werden door de zuivere monden van de mensen van Madinah geroepen bij de berg Sala.‟
172
DE BIJBEL VERWIJST NAAR DINGEN DIE IN DE HANDEN VAN DE PROFEET GEBEURDEN. De teksten noemen het verspreiden van zijn da‟wah en sommige dingen die met de Boodschapper
gebeurden. In het derde hoofdstuk van Habakkruk staat:
“God kwam uit Temam; de Heilige uit de berg Paran, Sela. Zijn glorie bedekte de hemelen en zijn lof vulde de aarde. Zijn pracht was als de zonsopgang; lichtstralen schenen uit zij hand; waar zijn kracht was verborgen. De teistering (van de pest) ging voor hem uit; de pestepidemie volgde zijn stappen. Hij stond en schudde de aarde; hij keek en liet de volkeren rillen. De oude bergen vergingen en de jaren oude heuvelen zakten in.” (Habakkuk 3: 3-6.)
Dit is een voorspelling van de grote overwinning die Rasuulullaah en zijn volgelingen behaalden en van hoe zijn oproep over de aarde zou gaan verspreiden. De oude bergen (d.w.z: de krachtige natie‟s van klassieke glorie) vergingen en de oude heuvelen (d.w.z: de mindere generatie‟s) zouden inzakken. Dit gebeurde allemaal.... Dit verwijst ook naar de twee andere zaken die door degenen die kennis hebben van de Profeet‟s biografie zullen worden begrepen: stralen zoals van licht van zijn handen en de pest voor en achter zijn voetstappen....
DE STRALEN EN LICHT SCHENEN VAN ZIJN HAND. De teksten zeggen: “Zijn pracht was zoals de zonsopgang; stralen schenen van zijn hand; waar zijn kracht verborgen was.” Dan staat er: “Hij stond en schudde de aarde; hij keek en liet de volkeren rillen.” Dit lijkt over een bepaald voorval te spreken; dit gaat over wat er met de Profeet gebeurde toen de Sahaabah er niet toe in staat waren om een rotsblok te breken toen zij een greppel groeven. De Boodschapper kwam en sloeg er een krachtige slag tegen en eenderde ervan ging weg en er kwam een licht af. Zijn Metgezellen zeiden: “Allaahu Akbar!” Toen sloeg hij er een tweede keer en een derde keer tegen. De Boodschapper zei dat hij bij het eerste licht de paleizen van Syrie zag, bij de tweede de paleizen van Perzie en bij de derde de poorten van San‟aa.‟ Dit staat precies in een van de ahaadieth: An-Nasaa‟i en Ahmad hebben met een hasan isnaad overgeleverd dat Al-Baraa‟ ibn „Aazib zei:
173
“Rasuulullaah bevool ons om de greppel te graven. In een deel van de greppel kwamen wij een rotsblok tegen waar geen van onze hakbijlen een deuk in kon slaan. We klaagden erover bij de Profeet. Hij kwam en nam een hakbijl en zei toen: “Bismillaah,” en sloeg tegen de rots. Een derde ervan kwam eraf. Toen zei hij: “Allaahu Akbar” aan mij zijn de sleutels van Syrie gegeven. Wallaahi, ik kan op dit moment haar rode paleizen zien.” Toen sloeg hij een tweede keer en het tweede derde deel kwam eraf, hij zei: “Allaahu Akbar” aan mij zijn de sleutels van Perzie gegeven. Wallaahi, ik kan haar witte paleizen in Al-Madaa‟in zien. Toen sloeg hij het een derde keer en zei: “Bismillaah.” Toen brak hij de rest van de rots en zei: “Allaahu Akbar” aan mij zijn de sleutels van Yemen gegeven. Wallaahi, ik kan de poorten van San‟aa‟ zien vanaf waar ik nu ben.” Fath al-Baari, 7/ 397.
Volgens een overlevering van Tabaraani: “Hij sloeg de rots en licht schitterde ervan af. Hij zei: “Allaahu Akbar!” zoals de Muslims deden...(de Profeet zei: “De eerste flits van licht verlichtte de paleizen van Syrie en Jibriel vertelde me dat mijn Ummah wijd verspreid over hen zal zijn.....” Fath al-Baari 7/ 397.
Kijk opnieuw naar de teksten die we hierboven hebben genoemd en denk na over de ahadith; is dit niet het voorval dat deze voorspelling vervult?
DE PEST GING VOOR HEM UIT EN DE PEST VOLGDE ZIJN VOETSTAPPEN. De voorspelling die zegt: “De pest ging voor hem uit en de pestepidemie volgde zijn voetstappen.” Dit is wallaahi een duidelijke voorspelling die niet open is voor enige andere uitleg. Voordat de Boodschapper naar Madinah kwam, was Madinah bekend om de koorts. Volgens een hadith van Ibn „Abbaas, verzameld door Bukhaarie: “Toen Rasuulullaah en zijn metgezellen naar Makkah kwamen om „Umrah te verrichten; de „Umrah die als „Umrat al-Qadaa‟ (de vervullende pelgrimstocht) bekend staat zeiden de mushrikien: “Er is een groep naar jou toe gekomen die verzwakt is door de koorts van Yathrib.” Fath al-Baari 3/ 469.
Deze koorts effecteerde de Metgezellen van de Boodschapper naar Madinah kwamen en de Boodschapper nemen. Het is overgeleverd dat „Aa‟ishah
toen zij voor het eerst
bad tot zijn Heer om de koorts weg te zei:
174
“Toen Rasuulullaah naar Madinah kwam werden Abu Bakr en Bilaal ziek. Ik ontmoette hen en zei: “O mijn vader, hoe voel je je? O Bilaal, hoe voel je je?” Toen Abu Bakr ziek werd reciteerde hij een couplet: “Iedere man ontwaakt temidden van zijn familie, maar de dood is dichterbij dan zijn schoenveters.” Wanneer de ziekte Bilaal
verliet, reciteerde hij de coupletten:
“Ik vraag me af of ik de nacht zal doorbrengen in de valei (van Makkah) met idhkhir en jaliel (grassoorten) om mij heen? Zal ik op een dag het water van Mijannah drinken? Zal ik in staat zijn om (de heuvels van) Shaamah en Tafiel te zien?”
Bukhaarie heeft van de moeder der gelovigen, „Aa‟ishah
overgeleverd:
“Ik kwam bij Rasuulullaah en hij zei: “O Allaah, maak Madinah zo geliefd voor ons als Makkah of nog meer en maak het gezond. Zegen haar maten en gewichten voor ons en neem haar koorts naar AlJuhfah.” Fath al-Baari 7/ 262.
Aan het einde van Kitaab al-Hajj heeft Bukhaari toegevoegd: “Toen zei Bilaal: “O Allaah, vervloek „Utbah ibn Rabee‟ah, Shaybah ibn Rabee‟ah en Umayyah ibn Khalaf, omdat zij ons naar het land van de pest hebben verdreven.” Idem 7/ 263.
YATHRIB (MADINAH) WAS GEINFECTEERD MET KOORTS EN BIJNA NIEMAND KON ER NAAR BINNEN GAAN ZONDER ERDOOR GERAAKT TE WORDEN. Allaah beantwoordde Zijn Boodschapper‟s du‟aa en nam de koorts ervan weg en maakte het gezond. En Hij hield de pestepidemie tegen om Madinah binnen te gaan. Volgens de hadith van Ahmad in zijn musnad van Abu „Usayb de bevrijde slaaf van Rasuulullaah
heeft Rasuulullaah
gezegd:
“Jibriel kwam met de koorts en de pest naar mij toe. Ik hield de koorts in Madinah en stuurde de pest naar Syrie.” Musnad van Ahmad 5/ 81.
175
Misschien werd de koorts in het begin in Madinah gehouden, vervolgens werd het naar Al-Juhfah gestuurd, of misschien wordt er bedoeld dat het in het gebied waar Madinah is werd gehouden, want Al-Juhfah is dichtbij Madinah. Wat ook het geval is, de voorspelling kwam uit zoals deze in de bijbel was voorspeld!
ALGEMENE VOORSPELLINGEN. In sommige gevallen zijn de voorspellingen algemeen en noemen de eigenschappen van de Boodschapper en de Openbaring die Allaah naar hem zou toesturen en nieuws over zijn Ummah en de hulp die voor hem zou neer komen en hoe de engelen hem zouden steunen en sommige dingen die Allaah aan Zijn Boodschapper zou schenken, zoals zijn hemelreis (al-Mi‟raaj) etc. Een voorbeeld daarvan is de voorspelling van Daniel. Daniel zei ( al-Jawaab as-Sahih, 3/ 331, 4/ 3) toen hij de Joden waarschuwde en hen de Ummah van Muhammad
beschreef:
“God zal hen over jullie doen zegevieren.; Hij zal temidden van hen een Profeet sturen en aan hen een Boek Openbaren. Jullie nekken zullen onder hun controle zijn en zij zullen jullie onderwerpen en jullie met de Waarheid vernederen. De mannen van Kedar zullen temidden van de natie‟s verschijnen, door engelen op witte paarden vergezeld. Zij zullen jullie omringen en jullie einde zal het vuur zijn. We zoeken toevlucht bij God tegen het vuur.” Kedar was –zoals we eerder hebben gezegd- de zoon van Ismaa‟iel. Zij verspreidden door het land en kregen de macht over Syrie, Arabie, Egypte en „Iraq. Vele overleveringen vertellen dat de engelen met witte paarden neerkwamen zoals zij op de dag van Badr neerkwamen en op de dag van Al-Ahzaab. Daniel zei-duidelijk de naam van Muhammad
noemend-:
“Vele pijlen zullen van jullie bogen worden geschoten en pijlen zullen met bloed doordrengt worden op jouw bevel, O Muhammad.” Daniel zei ook: “Ik vroeg God en smeekte Hem om me te laten zien wat er met de kinderen van Israel zou gaan gebeuren en of Hij hen zou vergeven en hen het koninkrijk zou terug geven en Profeten naar hen zou sturen of dat dat aan anderen zou worden gegeven? De engel verscheen aan mij in de vorm van een jonge man met een mooi gezicht en zei: “Vrede zij met jou, O Daniel. God zegt: “De kinderen van Israel hebben Mij boos gemaakt en zijn tegen Mij in opstand gekomen. Zij hebben andere Goden in Mijn Plaats aanbeden. Zij zijn van kennis naar onwetendheid gegaan, van waarheid naar leugen.
176
Dus stuurde Ik Nebuchadnezzar (Bakht Nasr) tegen hen en hij doodde hun mannen en nam hun vrouwen en kinderen in gevangen, verwoestte hun plaatsen van aanbidding en verbrandde hun boeken. Degenen die na hem kwamen deden hetzelfde tegen hen. Ik ben ontevreden met hen en Ik zal hen niet helpen wanneer zij tegenslag krijgen. Zij zullen aan Mijn Woede onderworpen blijven totdat Ik de Messias (Jezus), de zoon van de maagd stuur en Ik zal de zaak met woede beeindigen. Zij zullen vernederd en vervloekt blijven totdat Ik de Profeet van onder de kinderen van Ismael stuur, over wie Ik blijde tijdingen aan Haajar stuur wanneer Ik Mijn engelen naar haar stuur met blijde tijdingen. Ik zal Openbaring aan die Profeet sturen en hem de namen leren. Ik zal hem met rahmah sieren en zal zijn weg de weg van vriendelijkheid en rahmah maken. Ik zal zijn spraak waar maken en zijn aard vrijgevend en eerlijk en wijs. Ik zal hem een Boek schenken dat de Boeken die voor hem kwamen zal bevestigen. Ik zal hem naar Mij toebrengen op een reis gedurende de nacht en hem van de ene hemel naar de andere brengen, opstijgend totdat Ik hem dichtbij Mij breng en hem groet met vrede en Openbaring op hem laat neerdalen. Dan zal Ik hem terug sturen naar Mijn dienaren met vreugde en blijheid, zorgdragend voor dat wat hem is toevertrouwd, uit het hart lerend wat Ik hem vertel. Hij zal mensen oproepen om Mij Alleen te aanbidden met zachte spraak en mooie prediking, zonder hardheid of geschreeuw op de marktplaatsen. Hij zal goed voor zijn vrienden zijn en genadevol voor zijn vijanden, zijn mensen oproepend om Mij Alleen te aanbidden, hen vertellend wat hij van Mijn tekenen heeft gezien. Maar zij zullen hem verwerpen en verdrijven.”
Ibn Taymiyyah zei: “Toen noemde Daniel het verhaal van Rasuulullaah zoals hij het van de engel had gehoord, eindigend met de blaas op de Trompet en het einde van deze wereld.” Toen zei hij: “Deze voorspelling is nog steeds bij de Christenen en de Joden aanwezig; zij lezen het maar zeggen dat deze persoon nog niet verschenen is.”
VOORSPELLINGEN UIT HET EVANGELIE. In het Evangelie van Mattheus staat: “En als je het wil accepteren; hij is de Elijah die moet gaan komen. Hij die oren heeft, laat hem horen.” (Mattheus 11: 14-15.) De Boodschapper
vertelde ons dat er geen Profeet tussen hem en „Isaa‟ (Jezus) was.
Dus de “Elijah” waar „Isaa over sprak moet Muhammad zijn. Uit de contekst blijkt dat de “Elijah” waar de Joden van hielden gelijk aan Muhammad is. In het Evangelie van Johannes staat: “Als jullie van mij houden, zullen jullie gehoorzaam zijn aan dat wat ik beveel. 177
En ik zal de Vader vragen en Hij zal jullie een andere raadgever schenken om voor altijd met jullie te zijn.” (Johannes 14: 15-16.)
In andere talen staat er: “En Hij zal jullie Paracletos geven om voor altijd met jullie te zijn.” De letterlijke betekenis van het Griekse woord “Paracletos” is: Ahmad, wat een van de namen van Rasuulullaah
is. Muhammad Nabi al-Islaam, p: 36.
In het Evangelie van Johannes staat: “Wanneer de raadgever komt, die ik jullie van de Vader stuur; de geest van Waarheid die van de Vader uit gaat, zal hij over mij getuigen.” (Johannes 15: 26.) “Hij zal over mij getuigen” want de Profeet Muhammad getuigde dat de Mesias (Jezus) een Profeet was en een Boodschapper. De geest van waarheid is een beeldspraak voor de Boodschapper Muhammad. De betekenis is niet precies weer te geven, want het originele Grieks-de taal waaruit deze Evangelieen werden vertaald- zegt “Paracletos.” In de Arabische vertaling uit 1821, 1831 en 1844 in Londen staat: “faraqleet” wat het dichtste bij het Griekse woord dat ernaar verwijst staat. Maar de vertaling van dit woord in moderne vertalingen als “al-mu‟azzi” (raadgever) is het soort vervorming waar Allaah de Mensen van het Boek (d.w.z: de Joden en de Christene) schuldig verklaarde, zoals in soerah An-Nisaa‟ 4: 46 staat:
SOMMIGE DIE WOORDEN VAN HUN JUISTE PLAATSEN VERPLAATSEN...
Het dient ook genoteerd te worden dat er een missende zin voor de zin in vers 26 van dit hoofdstuk uit de Bijbel is, die in de moderne vertaling weggelaten is, maar die in oudere edities van het Evangelie duidelijk aanwezig is. Deze zin zegt:“Als de Munahmana, die God stuurt tot jullie komt.” De letterlijke betekenis van Munahmana in de Syrische taal is: Muhammad. zie: Al-Jawaab as-Sahih 4/ 6.
ANDERE VOORSPELLINGEN UIT DE EVANGELIEEN.
178
Nubuwwat Muhammad min ash-Shakk ilal-Yaqeen, p: 297. In het tweeentwintigste hoofdstuk van het Evangelie van Matheus staat: “Jezus zei tegen hen: “Hebben jullie nooit de Evangelieen gelezen: “De steen die de bouwers verwierpen, is de hoeksteen geworden; de Heer heeft dit gedaan en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom vertel ik jullie dat het Koninkrijk van God van jullie zal worden weggenomen en aan een volk zal worden gegeven dat haar vruchten zal plukken. Degene die op deze steen valt zal in stukken breken, maar degene op wie het valt zal vernietigd worden.” (Mattheus 21: 42-44.)
Deze steen is onze Profeet Muhammad. Zowel Muslim als Bukhaarie hebben overgeleverd dat Abu Hurayrah „Abdullaah
hebben overgeleverd dat Rasuulullaah
en Jaabir ibn
zei:
“De vergelijking van mij en de Profeten die voor mij kwamen is als die van een man die een huis bouwde en het mooi maakte, op de plek van een steen na in de hoek. De mensen begonnen eromheen te lopen en het te bewonderen, zeggende: “Waarom heb je deze steen niet hier geplaatst?” Ik ben die steen en ik ben de zegel der Profeten.”
Ibn al-Qayyiem zei in: Hidaayah al-Hayaaraa, 381-382: “Denk over wat de Messias (Jezus) in een andere voorspelling zei: “De steen die de bouwers (vertraagd?) achterwege lieten is de hoeksteen geworden.”
Hoe past dit bij de woorden van de Profeet: “De vergelijking van mij en de Profeten die voor mij kwamen is als die van een man die een huis bouwde en het mooi maakte, op de plek van een steen na in de hoek. De mensen begonnen er omheen te lopen en het te bewonderen, zeggende: “Waarom heb je die steen niet hier geplaatst?” Ik ben die steen.”
Denk aan wat de Messias in deze voorspelling zei: “Het is fantastisch in onze ogen.” En: “Het koninkrijk van God zal van jullie worden weggenomen en aan een ander volk worden gegeven...”
179
Dit komt overeen met de woorden van Allaah in soerah Al-Anbiyaa‟ 21: 105:
EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN IN DE ZABOER GESCHREVEN, NA DE VERMELDING (IN DE LAWH-UL-MAHFUZH), DAT DE AARDE GEERFD ZAL WORDEN DOOR MIJN RECHTSCHAPEN DIENAREN.
En in soerah An-Nur 24: 55 staat:
EN ALLAAH HEEFT DIEGENEN ONDER JULLIE DIE GELOVEN EN GOEDE WERKEN VERRICHTEN BELOOFD, DAT HIJ HEN ZEKER OP AARDE ALS GEVOLMACHTIGDEN AANSTELT, ZOALS HIJ DEGENEN VOOR HEN ALS GEVOLMACHTIGDEN AANSTELDE, EN DAT HIJ HUN GODSDIENST DIE HEM VOOR HEN BEHAAGDE ZEKER BEVESTIGT, EN DAT HIJ VOOR HEN NA HUN VREES (DOOR) VEILIGHEID VERVANGT. ZIJ AANBIDDEN MIJ EN ZIJ KENNEN MIJ IN NIETS DEELGENOTEN TOE. MAAR WIE DAARNA ONGELOVIG ZIJN: ZIJ ZIJN DEGENEN DIE ZWAAR ZONDIG ZIJN.
Een soortgelijke tekst verschijnt in het achtste hoofdstuk van het boek van Mattheus: “Ik zeg tegen jullie dat velen uit het Oosten en het Westen tot jullie zullen komen en hun plaatsen zullen nemen op het feest met Abraaham, Isaac en Jacob in het koninkrijk van de hemel. Maar de voorwerpen van het koninkrijk zullen naar buiten worden gegooid, de donkerte in, waar gehuil en tandegeknars zal zijn.” (Mattheus 8: 11.) 180
Deze voorspelling verwijst naar de overwinning van de Ummah van Islaam, welke uit het Oosten en het Westen zal komen en welke de Tevredenheid van Allaah zal verkrijgen samen met degenen die door Allaah gegezend zijn, n.l: de Profeten, de waarheidsgetrouwen, de martelaren en de saalihien (rechtvaardigen), en hoe excellent zijn deze metgezellen! Zoals in soerah An-Nisaa‟ 4: 69 staat:
EN WIE ALLAAH EN DE BOODSCHAPPER GEHOORZAAMT: ZIJ ZIJN MET DEGENEN VAN DE PROFETEN EN DE WAARACHTIGEN EN DE MARTELAREN EN DE OPRECHTEN DIE ALLAAH BEGUNSTIGD HEEFT. ZIJ ZIJN DE BESTE METGEZELLEN.
In al-Faariq staat: “O Christenen, als jullie eerlijk zijn, zullen jullie accepteren dat degenen die uit het Oosten en het Westen komen, de Ummah van Muhammad zijn. Jullie waren daar aanwezig en jullie werden toegesproken toen de Messias, vrede zij met hem, over een volk sprak dat in de toekomst zou gaan komen en sloot jullie uit toen hij zei: “maar de aan God gewijde mensen...” Al-Faariq, 54.
Een andere passage verschijnt in het vierde hoofdstuk van het Evangelie van Johannes: “Geloof mij, vrouw, een tijd gaat komen waarin jullie (God) noch in deze berg noch in Jerusalem zullen aanbidden.” (Johannes 4: 20-24.)
Deze teksten wijzen op de behoefte aan een nieuwe religie, waarvan het centrum uit Jerusalem zou weg gaan, en het verwijst naar de gebedsrichting die van Bait al-Maqdis (Jerusalem) naar de Ka‟bah (Mekkah) zou veranderen; de richting van aanbidding van de volgelingen van de nieuwe religie. Dit is in soerah Al-Baqarah 2: 144 bevestigd:
181
WAARLIJK, WIJ HEBBEN GEZIEN HOE JOUW GEZICHT ZICH VOORTDUREND TOT DE HEMEL WENDDE, DAAROM WENDEN WIJ JOU (NU) NAAR EEN QIBLAH DIE JOU WELGEVALLIG IS. WEND JOUW GEZICHT IN DE RICHTING VAN DE MASJID AL HARAAM (IN MAKKAH). EN WAAR JULLIE JE OOK BEVINDEN (EN DE SALAAT VERRICHTEN), WENDT JULLIE GEZICHTEN IN DE RICHTING ERVAN. EN VOORWAAR, DEGENEN AAN WIE DE SCHRIFT IS GEGEVEN, WETEN ZEKER DAT HET DE WAARHEID VAN HUN HEER IS...
In het begin waren de Muslims naar Bait al-Maqdis gericht in Jerusalem wanneer zij baden, toen werd deze Aayah geopenbaard, hun bevelend om hun naar het Heilige Huis in Mekkah te richten.
UIT HET EVANGELIE VAN LUCAS. De schrijver van Al-Injiel was-Saleeb (Nubuwwat Muhammad min ash-Shakk ilal-Yaqeen, p: 300) vertelt ons dat in het Evangelie van Lucas 2: 14 staat: “Glorie aan God in de hoogte en op aarde Islaam en aan de mensheid Ahmad.”
Maar de vertalers van het Evangelie vertaalden het als volgt: “Glorie aan God in de hoogte en op aarde vrede aan de mensen waarop Zijn Gunst rust.”
Wij geloven dat de eerste vertaling de juiste is. Er worden in de originele tekst twee woorden genoemd waarvan niemand precies de betekenis weet. Dus deze twee woorden werden niet vertaald zoals ze hadden moeten worden vertaald uit de oude vertaling van de Syrische taal; deze twee woorden zijn: “Eiriny” wat zij als “vrede” hebben vertaald en “eudokia” wat zij als “gunst” vertaald hebben. Het eerste woord is dus als “vrede” vertaald, (“salaam”) maar de corecte vertaling is: “Islaam.” Het is bekend dat het woord “Islaam” enorm veel betekenissen omvat, zoals; “vrede, veiligheid, rust, verzoening” etc. en het bevat een betekenis die groter is; meer algemeen en krachtiger. De woorden van de engelen: “en op aarde vrede” kunnen geen algemene verzoening betekenen, want alles dat leeft, vooral levende wezens, en vooral het menselijke soort dat op deze kleine planeet leeft is overgeleverd aan natuurlijke en sociale wetten die
182
opleggen dat er gebeurtenissen en rampen en oorlogen zullen plaats vinden en andere confrontatie‟s.....Het is onmogelijk voor mensen om in verzoening op aarde te leven en om gevechten te laten stoppen. Jezus zei in Mattheus 10: 34: “Denk niet dat ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen; ik kwam niet om vrede te brengen, maar een zwaard...”
En in Lucas 12: 51 staat: “Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen?Neen, zek ik u, veleer verdeeldheid.” Dus de vertaling past niet bij de woorden en de missie van de Messias, de correcte betekenis is daarom: “en Islaam op de aarde.” “Eudokia” betekent bovendien: “Ahmad” en niet: “geluk of goede wil,” zoals de bisschoppen het vertaald hebben. Dat is omdat het Grieks geen “eudokia” zegt tegen “goede wil,” eerder: “euthelyma.” “Doxazo” betekent: “prijs, verlangen, wens, liefde en iemand‟s gedachten uitdrukken.” Het stamt van het woord: “doxa” dat “lof, geprezen, prijzenswaardig, waardevol, gewenst, glorierijk en gewild” betekent. In Isaiah 64: 11 is Mahamadaytu als “endoxa heimon” vertaald.
VOORSPELLINGEN IN HET EVANGELIE VAN BARNABAS. Dit evangelie is vol voorspellingen van de gekozen Boodschapper. Bijvoorbeeld: “God zei: “Wees geduldig, O Muhammad.” En: “Zijn gezegende naam Muhammad.” En; “O God, stuur ons Uw Boodschapper; O Muhammad wereld.”
kom vlug naar deze
EEN BEELD VAN HET EVANGELIE VAN BARNABAS. Zonder twijfel is dit Evangelie een van de Evangelieen die in de oude tijden heel bekend was. Het is in de boeken uit de tweede en derde eeuw na Chr. genoemd, maar daarna niet meer, totdat een copie ervan aan het begin van de achttiende eeuw werd ontdekt, welke nog steeds in “de paleis bieb” in Vienna aanwezig is.
183
Toen dit boek uitgegeven werd, veroorzaakte het een enorme oproer in Europa onder de academicie en religieuze gemeenschappen. De Arabische vertaling van dit boek is twee keer uitgegeven; de tweede editie werd door Daar al-Qalam in Kuweit uitgegeven. Ookal is dit boek in het Arabisch wat sommige dingen betreft betrouwbaar, Muslims hebben er ook dingen in veranderd. In dit Evangelie lezen we bijvoorbeeld de verzonnen woorden dat Allaah Zijn Boodschapper Muhammad alle dingen gaf; dat Hij alle dingen omwille van hem schiep; dat Hij hem voor alles schiep. Op een plaats staat dat de Boodschapper
zei:
“O Heer, ik herinner dat toen U mij schiep, U het universum wou scheppen; het Paradijs, de engelen en de mensheid vanuit liefde voor mij, zodat zij U via mij zullen loven. En ik ben Uw dienaar.”
Ergens anders staat: “Wees geduldig, O Muhammad omwille van jou wil Ik het Paradijs en het universum scheppen en een groot aantal mensen die Ik aan jou zal geven.” En: “Dit is degene omwille van wie Allaah dingen schiep.” En: “Voor alle andere dingen schiep Allaah Zijn Boodschapper. Deze woorden zijn zonder twijfel niet correct en zij spreken de waarheid die wij kennen tegen; Allaah schiep immers de mens, de engelen en de djinn om Hem te aanbidden, zoals in soerah Ad-Dzaariyaat 51: 56 staat:
EN IK HEB DE DJINN‟S EN DE MENS SLECHTS GESCHAPEN OM MIJ TE AANBIDDEN.
Het eerste dat Allaah schiep was de Pen, zoals in de hadith staat: “Het eerste ding dat Allaah schiep was de Pen.”
Deze overdreven, aangedikte meningen werden wijdverpreid onder de Muslims die zij in de vorm van ahadith die zij aan de Boodschapper toeschreven verspreidden. Tot deze zwakke (“da‟ief”) en bedachte (“mawdoe”) ahaadieth behoren de volgende:
184
“Als het niet vanwege jou was, zou Ik de sterren niet geschapen hebben.” Silsilat al-Ahaadieth ad-Da‟iefah wal-Mawdoe‟ah, hadith nr: 282. “Ik was de eerste van de Profeten die geschapen werd en de laatste die gestuurd werd.” Al-Fawaa‟id al-Majmoe‟ah door Shawkaani, p: 326. “Ik heb de wereld en haar bewoners geschapen zodat zij zullen weten hoe geliefd jij bij Mij bent en hoe groot jouw positie bij Mij is. Als het niet vanwege jou was, O Muhammad, zou Ik deze wereld niet geschapen hebben.” Tanzeeh ash-Sharee‟ah al-Marfoe‟ah „an al-Ahaadieth ad-Da‟iefah wal-Mawdoe‟ah, p: 325. “Allaah schiep mij uit Zijn Licht en Hij schiep Abu Bakr uit mijn licht.”
Idem, p: 337.
Als je deze zwakke en bedachte overleveringen vergelijkt met het Evangelie van Barnabas zul je je realiseren dat degene die deze geschriften veranderde hetzelfde type geweest is als degene die deze ahadith bedacht. Er zijn nog meer zaken die vals aan de Boodschapper
zijn toegeschreven, welke tegen de waarheid die we kennen ingaan.
Bijvoorbeeld: “De Hel zat trillen vanwege de aanwezigheid van de Boodschapper het Vuur zal ophouden lijden te veroorzaken, zolang de Boodschapper van Allaah aanwezig zal zijn om de Hel te zien.”
en
Dit gaat tegen de uitspraak van de Qur‟aan in; bijvoorbeeld het vers dat in soerah Az-Zoekhroef 43: 75 staat:
(DE BESTRAFFING) ZAL VOOR HEN NIET VERLICHT WORDEN TERWIJL ZIJ DAARIN WANHOPIGEN ZIJN. Dit boek beschrijft „Isaa ook als zeggende: “Ik ben niet geschikt om de schoenveters van de Boodschapper van Allaah los te maken.” Zo‟n uitspraak past een van de Boodschappers van sterke wil niet. Zoals in soerah Al-Ahqaaf 46: 35 van de Qur‟aan staat:
185
WEES DAAROM GEDULDIG, ZOALS DE BEZITTERS VAN STANDVASTIGHEID (“OELOEL „AZMI) ONDER DE BOODSCHAPPERS GEDULDIG WAREN.
Verder beschrijft dit boek de Boodschapper op manieren die respectloos zijn. Het zegt b.v. dat hij als een gekke man zal zijn en het zegt dat de Dag der Opstanding zijn bewustzijn weg zal nemen. (astaghfirullaah)
VOORSPELLINGEN IN ANDERE WERELD GESCHRIFTEN. Mawlaana „Abdul-Haqq Qadyaarti schreef een boek in het Engels: “Muhammad in wereld geschriften.” waarin hij in staat was om de teksten te vergelijken en tegenenover elkaar te zetten, gebaseerd op zijn kennis van Farsi (Perzisch), Hindi, Hebreeuws, Arabisch en sommige Europese talen. Hij beperkte zichzelf niet tot de Tawraah en de Bijbel; hij breidde zijn studie uit tot en met de boeken uit Persie, India en het oude Babylon. Hij was succesvol in sommige van zijn ontdekkingen en zijn werk evenaart de beste en soortgelijke studie‟s over dit onderwerp. Mawlaana „Abdul-Haqq zegt dat de naam van de Arabische Boodschapper Ahmad in zijn Arabische vorm in de Indiase Samavida verschijnt; een van de boeken van de Brahmanen in het Hindoeisme. Het is overgeleverd in de zesde en achtste hoofdstukken van het tweede deel, waarin het zegt dat “Ahmad de wet van zijn Heer ontving en het is met wijsheid gevuld en er komt licht vanaf zoals licht van de zon af komt....” De schrijver gelooft dat de Profeet Muhammad op veel plaatsen in de boeken van de Brahmanen genoemd wordt; beschreven op een manier die naar veel lof en prijzingen en verrijkende reputatie verwijzen. Temidden van de beschreven namen die hem gegeven zijn is: “Susharava” wat in het boek Atharpha vida geschreven staat. Hij onderzocht ook de boeken van Zaraadasht (Zarathustra), welke wereldbekende boeken zijn van de Zoroastrians. In het boek van Zend Avesta vond hij een voorspelling die een Boodschapper voorspelde die als een Rahmah (genade) voor de werelden (“soeshyant”) wordt beschreven, die met een vijand geconfronteerd zou worden die in het oude Perzisch “Angra Mainyu” of de vader van de Vlam (Abu Lahab) wordt genoemd. Hij zou de mensen tot een God oproepen, aan Wie niemand gelijk of vergelijkbaar is; Hij heeft geen begin noch einde, geen gelijke, geen partner, geen vader, geen moeder, geen vrouw, geen kind, geen zoon, geen verblijfplaats, geen lichaam, geen vorm, geen kleur, geen geur...
186
Dit zijn sommige van de eigenschappen waarmee Allaah in Islaam beschreven is; de Ene, Degene Die ZichZelf genoeg is; die niet is verwekt noch heeft verwekt, waar niemand aan gelijk is, Die geen vrouw of kind heeft. Hij noemt voorspellingen van de boeken van Zaraadasht, die over de oproep naar de Waarheid spreken, die door de beloofde Profeet zal worden gebracht. In deze voorspellingen wordt de Arabische woestijn genoemd. Hij heeft sommige van hen in het Engels vertaald zonder er iets aan te veranderen: “Wanneer de natie van Zaraadasht haar religie verwerpt zal het verzwakken en er zal in het land van de Arabieren een man verschijnen wiens volgelingen Perzie zullen overwinnen en de arrogante Perzen zullen onderwerpen. Na vuur in hun tempels te hebben aanbeden zullen zij hun gezichten naar de Ka‟bah van Ibraahiem wenden die van afgodsbeelden gezuiverd zal zijn. Op die dag zullen zij; de volgelingen van de Profeet -die een genade voor de werelden is- de meesters van Perzie, Midyan, Toos en Balkh worden, wat plaatsen zijn die heilig zijn voor de Zaraadashtis en de nabije mensen. Hun Profeet zal welsprekend zijn en over wonderen spreken.” Muhammad in World Scriptures, p: 47.
DEZE VOORSPELLINGEN WAREN WIJD BEKEND VOORDAT DE PROFEET KWAM. Deze voorspellingen waren wereldwijd bekend voordat de Profeet kwam. De Mensen van het Boek- zoals de Joden en de Christenen in de Qur‟aan worden genoemd- verborgen ze toen niet, nee zij verkondigden ze juist en beweerden dat zij hem zouden gaan volgen wanneer hij zou komen. De Muslims hebben sommige van deze voorspellingen voor ons bewaard. De Ansaar van Madinah hebben sommige van de dingen die de Joden over deze voorspellingen zeiden voor de komst van de Profeet overgebracht. Sommige van de Mensen van het Boek herkenden de Profeet toen hij nog een kind was en sommige van de Mensen van het Boek haalden hun voordeel uit deze voorspellingen en werden Muslims.
BESCHRIJVING VAN ONZE BOODSCHAPPER Bukhaarie heeft van „Ataa‟ ibn Yasaar
IN DE TAWRAAH.
overgeleverd dat hij zei:
“Ik ontmoette „Abdullaah ibn „Amr ibn al-„Aas en zei: “Vertel mij over de beschrijving van de Boodschapper van Allaah in de Tawraah.” Hij zei: “Waarlijk, hij wordt in de Tawraah beschreven zoals hij in de Qur‟aan wordt beschreven in soerah Al-Ahzaab 33: 45:
187
O PROFEET, VOORWAAR, WIJ HEBBEN JOU ALS EEN GETUIGE GEZONDEN EN ALS EN BRENGER VAN VERHEUGENDE TIJDINGEN EN ALS EEN WAARSCHUWER. EN ALS EEN OPROEPER TOT ALLAAH, MET ZIJN TOESTEMMING, EN ALS EEN VERLICHTE LAMP. N.l: een leider voor de onalfabeet; jij bent Mijn dienaar en Boodschapper; Ik heb jou al-Mutawakkil (degene die zijn vertrouwen in Allaah legt) genoemd, zonder hard en grof te zijn, niet schreeuwend op de marktplaatsen en niet kwaad met kwaad vergeldend; eerder vergevend en genade schenkend. Allaah zal zijn ziel niet nemen totdat Hij de kromme weg van de mensen via hem rechtgezet heeft zodat zij zullen zeggen dat er geen andere God is behalve Allaah. Via hem zal Hij blinde ogen openen, dove oren en onoplettend verstand.” Bukhaarie, Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 125.
Daarimi heeft iets soortgelijks overgeleverd van „Ataa‟ ibn Salaam en Ka‟b (Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 125.), die een van de geleerden van de Joden was die in de Profeet
geloofden. Ka‟b zei:
“We vinden in de Tawraah geschreven: “Muhammad is de Boodschapper van Allaah, Mijn gekozen dienaar. Hij is niet hard of grof en hij schreeuwt niet op de marktplaatsen. Hij vergeldt geen kwaad met kwaad; hij vergeeft eerder. Zijn geboorteplaats zal in Makkah zijn en zijn emigratiebestemming zal Teebah (Madinah) zijn. En zijn heerschappij zal Syrie bereiken. Zijn Ummah zal die waar lof aan gegeven is zijn; zij zullen Allaah in goed en in slechte tijden loven, op iedere plek prijzen en op de hoge plekken loven. Zij zullen aandacht schenken aan de bewegingen van de zon en bidden wanneer de tijd voor gebeden komt. Zij zullen kleding dragen dat hun enkels zal bereiken en zij zullen hun ledematen (voor het gebed) wassen. Hun verkondiger zal open verkondigen. Hun rij zal in het gebed en in het gevecht hetzelfde zijn en zij zullen ‟s nachts een onduidelijk geluid maken zoals het zoemen van bijen.” Idem 3/ 129. At-Tabreezi zei: “Dit is de versie die in Al-Mosaabeeh is overgeleverd; een licht verbeterde versie is door Daarimi overgeleverd.” Jaabir ibn „Abdillaah
heeft overgeleverd:
188
“Waarlijk, het eerste bericht dat wij over Rasuulullaah kregen was van een vrouw die met een djinn bevriend was. Hij kwam naar haar toe in de gedaante van een vogel en stond op een tak. De vrouw zei tegen hem: “Kom je niet naar beneden zodat je ons bericht en ik jou bericht?” Hij zei: “Er is een man in Makkah verschenen die ons ontucht verbiedt en ons het verblijf (in een mensenlichaam) verbiedt.” Ahmad, Abu Na‟iem, Imaam ibn Sa‟d en at-Tabaraanie. (* wanneer een djinn in iemand gaat is dat gelijk aan ontucht.)
WAAR STAAT DEZE VOORSPELLING IN DE TAWRAAH? Deze voorspelling is niet meer te vinden in de Tawraah die de Joden en Christenen vandaag gebruiken. Als we met de Tawraah dat wat specifiek als Tawraah bekend is bedoelen, dan is deze voorspellingen een van de dingen die de Joden verborgen hebben; ze zijn dan alleen bij hun rabbijnen bekend. We denken dat er nog copieen van waren in de tijd van Rasuulullaah,
want Allaah zegt in soerah An-Nisaa‟ 4: 47:
O JULLIE DIE DE SCHRIFT IS GEGEVEN! GELOOFT IN WAT WIJ JULLIE HEBBEN NEERGEZONDEN, ALS EEN BEVESTIGING VAN WAT JULLIE REEDS VAN VROEGER HEBBEN.... En in soerah Al-Maa‟idah 5: 43:
MAAR HOE KOMT HET DAT ZIJ ZICH DOOR JOU LATEN OORDELEN, TERWIJL ZIJ DE TAWRAAH BIJ ZICH HEBBEN? DAARIN IS DE WET VAN ALLAAH EN ZELFS NA DAT ZULLEN ZIJ ZICH AFKEREN!
189
Maar het woord Tawraah kan naar iets anders dan de Tawraah van de Profeet Musaa‟ verwijzen. Het kan naar ieder Boek dat van Allaah geopenbaard was verwijzen, zoals het woord Qur‟aan op ieder Boek dat van Allaah geopenbaard is van toepassing is, zoals in de hadith staat: “De Qur‟aan was gemakkelijk voor de Profeet Daawoed gemaakt; tussen het zadelen van zijn dier en het bestijgen ervan kon hij de Qur‟aan reciteren.” Er wordt verwezen naar zijn Qur‟aan, d.w.z: de Zaboer (de Psalmen van David.) In sommige voorspellingen over de Ummah staat: “Hun Evangelie (Indjiel) is in hun harten.” De Qur‟aan wordt dus als Evangelie beschreven. Op basis hiervan kunnen we zeggen dat deze voorpelling in het boek van Jesaiah aanwezig was, waarin staat: “Mijn dienaar waar Ik tevreden over ben; Ik stuur Mijn Openbaring naar hem neer. Hij zal Mijn Rechtvaardigheid laten zegevieren onder de natie‟s en Mijn Bevelen aan hen opleggen. Hij zal niet lachen, zijn stem zal niet op de markt plaatsen worden gehoord. Hij zal blinde ogen en dove oren openen en lege harten laten herleven. Wat Ik aan hem zal geven, zal Ik aan niemand anders geven. Hij zal God heel veel loven; hij zal vanuit de verste reikwijdte van de aarde komen. De aarde en haar bewoners zullen vreugdevol zijn; zij zullen de Eenheid van God verkondigen vanaf iedere heuvel. Hij zal nooit zwak of verslagen zijn en hij zal niet worden beinvloed door verlangens en bevliegingen. Hij zal de rechtvaardigen die zwak zijn niet vernederen; hij zal eerder de gelovigen van de Waarheid steunen. Hij zal de steun van de nederigen zijn. Hij is het licht van God dat nooit gedoofd zal worden en het kenmerk van zijn gezag zal op zijn schouders zijn.” Al-Jawaab as-Saheeh, door Ibn Taymiyyah 3/ 281.
HET VERHAAL VAN IBN AL-HAYBAAN. Een van de verhalen die de boeken van de soenah aan ons hebben overgeleverd van de Joodse geleerden voor Islaam vertelt ons dat een Jood die al-Haybaan werd genoemd naar Madinah toe kwam en zich twee jaar voor de Islaam tussen de Joden van Bani Qurayzah vestigde. De overleveraar van het verhaal zei: “We hebben nooit een man gezien die vijf keer per dag bidt en beter was dan hem. Hij vestigde zich temidden van ons en wanneer wij een droogte meemaakten zeiden wij tegen hem: “Ga naar buiten, O Ibn al-Haybaan en bid voor ons om regen.” Hij zei: “Nee, wallaahi, niet totdat jullie sadaqah geven voordat we naar buiten gaan.” Wij vroegen hem: “Hoeveel?” Hij zei: “Een saa‟ dadels of twee madd gerst.” Wij gaven dat, vervolgens ging hij naar de velden om voor ons om regen te bidden. Wallaahi, hij was nog niet weg van die plek of wolken kwamen en regen viel. Dit gebeurde meer dan een keer, of twee of drie keer.
190
Toen hij op zijn sterfbed lag en zich realiseerde dat hij stervende was zei hij: “O Joden, wat denken jullie dat mij hier bracht van een land dat alles had, naar een land van armoede en honger?” Wij zeiden: “Allaah weet het het beste.” Hij zei: “Ik kwam alleen naar dit land omdat ik verwachtte en hoopte dat ik de Profeet zou zien verschijnen wiens tijd is gekomen. Dit is het land waar naartoe hij zal emigreren. Ik had gehoopt dat Allaah hem zou sturen zodat ik hem kon volgen. Zijn tijd is dichtbij dus laat niemand jullie slaan om hem te volgen, O Joden, want hij zal met het vergieten van bloed en gevangen nemen van vrouwen en kinderen die hem tegenwerken worden gestuurd. Niets dient jullie tegen te houden (van het volgen van hem.) Sommige van de Joodse jongeren van Bani Qurayzah haalden voordeel uit het advies van Ibn al-Haybaan, n.l: Tha‟lalabah ibn Sa‟yah, Usayd ibn Sa‟yah en Asad ibn „Ubayd. Toen Rasuulullaah Bani Qurayzah bestormde, zeiden deze jonge mannen: “O Bani Qurayzah, Wallaahi, hij is de Profeet waar Ibn al-Haybaan jullie over heeft verteld.” Zij zeiden: “Nee, dat is hij niet.” Zij zeiden: “Ja, hij is het; hij heeft de eigenschappen.” (van die Profeet) Toen gingen zij weg en omarmden Islaam, beschermden dus hun bloed, rijkdom en bezit.” Al-Bidaayah wan-Nihaayah, 1/ 310.
TOEN DAT WAT ZIJ WISTEN TOT HEN KWAM, GELOOFDEN ZIJ ER NIET IN. Abu Na‟eem heeft in Dalaa‟il an-Nubuwwah met zijn isnaad overgeleverd dat Muhammad ibn Salamah zei: “Er was alleen een Jood temidden van Bani „Abd al-Ashhal. Zijn naam was Yoosha.‟ Ik hoorde hem zeggen -toen ik nog een jonge jongen was die alleen een onderkleed droeg-“De tijd nadert waarin een Profeet gestuurd zal worden uit de richting van dat Huis,” en hij wees richting het Huis van Allaah (de Ka‟abah). “Degene die leeft om hem te ontmoeten, laat hem in hem geloven.” Toen werd Rasuulullaah gestuurd en werden we Muslim terwijl hij (die Jood) temidden van ons was, maar hij werd geen Muslim vanwege haat en afgunst.” Idem, 2/ 309. Salamah ibn Salamah ibn Waqsh
heeft overgeleverd:
“We hadden een buurman van de Joodse stam Banie „abd al-Ash-hal. Op een dag, net voordat de Profeet gestuurd werd, trad hij uit zijn huis en stond in de zitting van „abd al-Ash-hal. Ik was de jongste onder de aanwezigen (in die zitting). Ik had een kleed aan waarin ik voor de deur van ons huis op mijn zij lag. Hij sprak over de wederopstanding, de Dag der Opstanding, de beoordeling, de weegschaal, het Paradijs en het Vuur en zei: “Dat is bestemd voor een polytheistisch volk dat beelden aanbidt en niet gelooft dat er een opstanding na de dood zal plaats vinden.” Zij zeiden: “Wee jou, geloof jij werkelijk dat de mensen na hun dood zullen opstaan en naar een plek zullen gaan waarin een Paradijs en een Vuur aanwezig zijn en waarin ze
191
vanwege hun daden beloond zullen worden?” Hij zei: “Ja! Bij al hetgeen waarop gezworen wordt, er is zelfs voor Wadd (naam van een van de afgodsbeelden) een aandeel in dat vuur dat te vergelijken is met de grootste oven in het wereldse. Hij zal erin gegooid worden en vervolgens zal hij daarin opgesloten worden, en gedurende die dag niet uit het vuur gered worden.” Zij zeiden tegen hem: “Wee jou, wat is het teken daarvan?” Hij zei: “Een Profeet die in dit land gezonden zal worden.” Hij wees naar Makkah en Yemen. Zij zeiden: “Wanneer denk je dat hij gezonden wordt?” Hij keek naar mij en zei: “Als deze man blijft leven, zal hij hem treffen.” Salamah zei: “Wallaahi, kort daarna heeft Allaah Rasuulullaah
gezonden terwijl hij (de Jood)
nog temidden van ons was. Wij geloofden in hem en hij (de Jood) verloochende hem vanwege afgunst en jaloezie. Wij zeiden tegen hem: “Wee jou, ben jij niet degene die ons veel over hem verteld heeft?” Hij zei: “Jawel, maar het is niet zo (als ik gezegd had).” Ibn Hishaam in: As-seerah, imaam Ahmad, at-Tabaraanie, Sahih Bukhaarie in: At-taariekh al-kabier. Abu Na‟iem, al-Haakim en al-Bayhaqie. „ABDULLAH IBN SALAAM HAD BAAT BIJ ZIJN KENNIS. „Abdullah ibn Salaam was de leider van de Joden en de meest geleerde temidden van hen; de zoon van de leider van de Joden. Hij zei: “Toen ik over Rasuulullaah hoorde en over zijn eigenschappen leerde, zijn naam, zijn verschijning en deze tijd, waar wij op wachtten, was ik in Quba‟ en hield me stil over hem. Toen Rasuulullaah uit Madinah kwam, stopte hij in Quba‟ temidden van Bani „Amr ibn „Awf. Een man kwam en vertelde ons over zijn komst. Ik was in de top van een dadelboom van mij, erin werkend, en mijn tante van moeder‟s kant Khaalidah bint al-Haarith was onder mij. Toen ik het nieuws hoorde dat de Profeet gekomen was, zei ik: “Allaahu Akbar!” Toen zij mij “Allaahu Akbar” hoorde zeggen, zei mijn tante: “Als jij over (de Profeet) Musaa‟ ibn „Imraan had gehoord, zou je niet meer hebben gezegd.” Ik zei tegen haar: “O tante, wallaahi, hij is de broer van Musaa‟ ibn „Imraan en hij is met dezelfde religie en dezelfde Boodschap gestuurd.” Ze zei: “O zoon van mijn broer, is dit degene over wie ons verteld is dat hij bij het naderenvan het Uur zal worden gestuurd?” Ik zei: “Ja.” Zij zei: “Dan is dit degene.” Ibn Ishaaq, As-Seerah (Al-Bidaayah, 3/ 211)
Bukharie heeft het verhaal van hoe „Abdullaah ibn Salaam naar Rasuulullaah hij Islaam omarmde overgeleverd en hoe hij Rasuulullaah
192
en hoe
vroeg om iemand naar de
Joden toe te sturen en hen over hem te vragen voordat zij ontdekten dat hij Muslim geworden was. Toen zij kwamen zei Rasuulullaah: “O Joden, wee jullie! Vrees Allaah, want bij Allaah -naast Wie er geen andere God isjullie weten dat ik inderdaad de Boodschapper van Allaah ben en dat ik naar jullie toe ben gekomen met de waarheid, dus word Muslim.” Zij zeiden: “Wij weten dat niet.” Hij zei: “Wat voor man is „Abdullah ibn Salaam temidden van jullie?” Zij zeiden: “Hij is onze leider en de zoon van onze leider; de meest geleerde temidden van ons en de zoon van de meest geleerde temidden van ons.” Hij zei: “Wat denken jullie, als hij Muslim werd?” Zij zeiden: “Onmogelijk! Hij zou nooit een Muslim worden.” Hij zei: “O Ibn Salaam, kom naar buiten naar hen.” Dus kwam hij naar buiten en zei: “O Joden, vrees Allaah -naast Wie er geen andere God is- want jullie weten dat hij de Boodschapper van Allaah is en dat hij met de Waarheid is gekomen.” Zij zeiden: “Je liegt.” Dus vroeg Rasuulullaah
hen om te vertrekken.”
Al-Bidaayah 3/ 211.
DE GETUIGENIS VAN EEN JOODSE JONGEN. Anas ibn Maalik
heeft overgeleverd dat er een Joodse jongen was die de Profeet
bediende. Hij werd ziek en Rasuulullaah
kwam hem bezoeken en vond zijn vader bij
zijn hoofd zittend, de Tawraah lezend. Rasuulullaah
zei:
“O Jood, ik vraag jou bij Allaah, Die de Tawraah van Musaa‟ openbaarde, vind je enige bescrijving van mij en enige verwijzing naar mijn komst in de Tawraah?” Hij zei: “Nee.” Het kind zei: “Integendeel, bij Allaah, O Rasuulullaah, wij vinden verwijzing naar jouw beschrijving en jouw komst in de Tawraah; ik getuig dat er geen andere God is dan Allaah en dat jij de Boodschapper van Allaah bent.” Dit is overgeleverd door Bayhaqi met een Sahih isnaad. Al-Jawaab as-Sahih, 3/ 287.
HET INZICHT VAN EEN MONNIK. Een van de monniken herkende Rasuulullaah toen hij nog jong was, toen hij op een zakenreis met zijn oom Abu Taalib van zijn vader‟s kant reisde. Abu Muusa heeft overgeleverd dat Abu Talib naar Syrie ging en de Profeet ging met hem mee samen met sommigen van de ouderen van de Quraysh. Toen zij dichtbij de plek kwamen waar de monnik was, stegen zij af en maakten zij hun zadels los. De monnik kwam naar buiten om hen te ontmoeten. Zij hadden die weg voorheen ook gepasseerd en hij was nooit naar buiten gekomen om hen te ontmoeten. Dus maakten zij hun zadels los en de monnik begon tussen hen door te lopen,
193
totdat hij bij Rasuulullaah kwam en zijn hand nam en zei: “Dit is de leider van de werelden, dit is de Boodschapper van de Heer der werelden. Allaah zal hem als een genade voor de werelden sturen.” De ouderen van de Quraysh zeiden tegen hem: “Hoe weet je dat?” Hij zei: “Toen jullie over de heuvel kwamen faalde geen een boom of steen om in sujuud neer te buigen en zij buigen zichzelf alleen voor een Profeet. Ik herken hem aan het zegel der Profeetschap-als een appel, onder het einde van zijn schouderblad.” Hij vertrok toen en maakte eten voor hen en toen hij het naar hen toebracht was de Profeet op de kamelen aan het passen, dus vertelde hij hen dat zij iemand naar hem toe moesten sturen. Hij kwam met een wolk die boven hem was om hem schaduw te schenken en toen hij bij de mensen kwam merkte hij dat zij voor hem in de schaduw van een boom waren gegaan.Toen hij ging zitten ging de schaduw van de boom hem bedekken en de monik zei: “Kijk hoe de schaduw van de boom hem bedekt heeft.” At-Tirmidhie die zei dat het hasan ghareeb is.zie: Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 187. al-Albaanie zei in zijn commentaar op deze hadith in Al-Mishkaat dat de hadith Sahih is.
DE JOODSE GELEERDEN WISTEN DAT DE PROFEET
ZOU KOMEN.
Toen de tijd noodaak werd waarin de gekozen Profeet zou verschijnen, wisten de mensen van het Boek (de Joden en de Christenen) daarover uit de tekenen die zij kenden. Abu Zar‟ah heeft met een Sahih isnaad van Usamah ibn Zayd van zijn vader Zayd ibn Zayd ibn „Amr ibn Nufayl voor zijn
Haarithah overgeleverd dat Rasuulullaah
missie ontmoette. Tot de dingen die Zayd Rasuulullaah vertelde was dat hij gereisd had op zoek naar de ware religie; de religie van Tawheed en een monnik in Syrie vertelde hem: “Je vraagt over een religie waarvan we niemand kennen die Allaah volgens deze religie volgt, behalve een shaykh in Arabie.” Hij zei: Dus ging ik naar buiten en ging naar hem (de shaykh) en vertelde hem waarom ik was gekomen om hem te ontmoeten.” Hij zei: “Iedereen die je ziet volgt misleiding; tot wie behoor jij?” Ik zei: “Ik ben van de mensen van het Huis van Allaah, de mensen van doornen en woestijnbomen.” Hij zei: “Er is in jullie land een Profeet verschenen of hij zal verschijnen, want zijn ster is verschenen. Dus ga terug en geloof in hem en volg hem.” Dus ging ik terug maar ik heb nog niets gezien.” Al-Jawaab as-Sahih, 3/ 285.
Zayd sprak tegen deze Boodschapper
voordat hij gestuurd was.
Hij wist niet dat degene die tegen hem Rasuulullaah
was, wiens ster al verschenen
was. Zayd stierf een paar jaar voordat de missie van de Profeet
begon.
We hebben hierboven het verhaal van Ibn al-Haybaan genoemd, die Syrie verliet om naar Madinah te gaan. Toen hij stierf vertelde hij de Joden: 194
“Het enige dat mij hier bracht was de verwachting van een Profeet wiens tijd gekomen is en dit is het land waar hij naartoe zal emigreren.” In Bukharie is overgeleverd dat Heraclius gewend was om de sterren te bekijken; hij keek en zei dat de koning van de besnedenen verschenen was.
EEN BLIK OP DE PROFETEN. Wanneer je iemand wilt onderzoeken en wilt uitvinden hoe eerlijk en waarheidsgetrouw hij is, dien je naar de contouren van zijn gezicht te kijken, te testen wat hij doet en zegt en zijn bewegingen te volgen. Degenen waarover je geen bepaalde kennis kunt vergaren zijn degenen die je vluchtig ontmoet, of degenen die hun ware aard proberen te verbergen; die met hun woorden en daden een schijn creeren waardoor zij niet laten zien wie zij werkelijk zijn. De Profeten en Boodschappers gingen met de mensen van hun volkeren om, zaten met hen, en onderhandelden met hen in verschillende zaken. Dus de mensen hadden de kans om hen van dichtbij te bestuderen en te testen. Voordat de Profeet zijn missie begon, werd Rasuulullaah “al-Amien” (de waarheidsgetrouwe) door de Quraysh genoemd, vanwege zijn eerlijkheid en oprechtheid. Rasuulullaah
vroeg hen aan het begin van zijn oproep:
“Als ik jullie zou vertellen dat achter deze vallei een leger is dat jullie wil aanvallen, zullen jullie mij dan geloven?” Zij zeiden: “Wij hebben jou nooit gekend als een leugen vertellend.” Bukhaarie. De Qur‟aan vertelt ons ook om dit soort veronderstellingen te gebruiken; in soerah Yuunus 10: 16 staat: ZEG: (O MUHAMMAD ) “ALS ALLAAH HET HAD GEWILD, DAN HAD IK HET NIET VOOR JULLIE GERECITEERD, NOCH HET AAN JULLIE BEKEND GEMAAKT. WAARLIJK, IK HEB EEN LEEFTIJD LANG VOOR DIT (DE QUR‟AAN) TEMIDDEN VAN JULLIE GELEEFD. DENKEN JULLIE DAN NIET NA?
Hij vertelde hen dat hij al lange tijd met hen was voordat hij hen liet weten dat hij een Profeet was. M.a.w: hoe leefde hij temidden van hen? Hoe eerlijk was hij tegenover hen? In de tafsir van Ibn Kathir staat hierover: “...en dat zij volledig bewust dienden te zijn van zijn eerlijkheid en waarheidsgetrouwheid, want hij was temidden van hen opgegroeid,
195
totdat Allaah de Boodschap naar hem toestuurde.” “DENKEN JULLIE DAN NIET NA?” betekent: “Hebben jullie geen verstand waarmee jullie de Waarheid van de leugen kunnen onderscheiden?” Toen de Romeinse keizer Heraclius aan Abu Sufyaan en degenen die in zijn gezelschap waren over de Profeet vroeg: “Hebben jullie hem ooit van leugens beschuldigd voor zijn bewering?” Antwoordde Abu Sufyaan: “Nee.” Abu Sufyaan was toen het hoofd van de ongelovigen en de leider van de afgodendienaren, maar hij erkende nog steeds de Waarheid. Dit is een duidelijke en onweerlegbare getuigenis omdat hij van de vijand kwam. Heraclius zei toen: “Ik vroeg mij af hoe iemand die geen leugen over anderen vertelt ooit een leugen over Allaah zou kunen vertellen.” Fath Al-Baari 8: 82.
Ja‟far bin Abu Taalib
zei tegen an-Najaashi, de koning van Ethiopie:
“Allaah heeft een Boodschapper naar ons toegestuurd die we kennen vanwege zijn waarheidsgetrouwheid, familieachtergrond en eerlijkheid; hij verbleef veertig jaar temidden van ons voor het Profeetschap.” Ahmad 1: 202.
Een waardevol metaal spreekt voor zichzelf; een goed fruitsoort is bekend vanwege haar kleur, vorm, smaak en geur; het licht van een stralende lamp leidt iemand ernaar toe. In soerah An-Nur 24: 35 staat:
ALLAAH GEEFT HET LICHT AAN DE HEMELEN EN DE AARDE. DE GELIJKENIS VAN ZIJN LICHT IS MET EEN NIS MET EEN LAMP ERIN;
196
DE LAMP BEVINDT ZICH IN EEN GLAS. HET GLAS IS ALS EEN STRALENDE STER DIE BRANDT (VAN DE OLIE) VAN EEN GEZEGENDE OLIJFBOOM, DIE NIET VAN HET WESTEN EN NIET VAN HET OOSTEN IS. HAAR OLIE VERLICHT, HOEWEL ZIJ (NOG) NIET DOOR HET VUUR IS AANGERAAKT. LICHT OP LICHT. ALLAAH LEIDT NAAR ZIJN LICHT WIE HIJ WIL. EN ALLAAH MAAKT GELIJKENISSEN VOOR DE MENSEN.
Sommige mensen hadden geen een bewijs nodig om hen te laten zien dat de Boodschapper de waarheid gesproken had, want zijn persoonlijkheid, leven en biografie vormden het grootste bewijs. Een van deze mensen was Abu Bakr asSiddieq.
Toen Rasuulullaah
hem riep, twijfelde hij niet.
„Abdullah ibn Salaam keek eens naar het gezicht van Rasuulullaah en het was genoeg om hem te vertellen dat dit het gezicht was van iemand die de waarheid sprak, niet het gezicht van een leugenaar. Rasuulullaah kwam naar Madinah en „Abdullah ibn Salaam, de geleerde van de Joden, kwam met de mensen naar buiten en keek naar het gezicht van de Boodschapper. Hij zei: “Toen ik zijn gezicht zag wist ik dat dit niet het gezicht van een leugenaar was.” Ahmad: Musnad; Tirmidhie: Sunan. Hij zei dat het een Sahih hadith is; Ibn Maajah: Sunan; Al-Bidaayah wan-Nihayah, 3/ 210.
Khadidjah kende Rasuulullaah als echtgenoot en was nauw met hem verbonden voordat hij een Boodschapper en een Profeet werd. Zij twijfelde niet om hem gerust te stellen; dat Allaah hem nooit in de steek zou laten en dat hem niets ergs zou overkomen. Dat is vanwege de manier waarop Allaah met mensen zoals de Boodschapper onderhandelt; n.l. door hen te eren. Toen hij een keer naar haar toe kwam en haar vertelde dat hij voor zichzelf vreesde toen de Openbaring plotseling tot hem was gekomen in de berg Hira‟, zei ze tegen hem: “Nooit! Wallaahi, nooit zal Allaah jou te schande maken. Jij houdt goede relaties met je verwanten en nakomelingen, helpt de armen en behoeftigen, dient jouw gasten vrijgevig en steunt degenen die door onheil getroffen zijn.” Sahih al-Bukhaarie. Fath al-Baari, 1/ 22.
HERACLIUS EN ABU SUFYAAN. Heraclius, de keizer van de Romeinen, gebruikte zijn verstand om over de Boodschappers en hun eigenschappen uit te vinden. Hij bereikte dus de conclusie dat Muhammad
197
door zijn Heer gestuurd was, maar hij geloofde niet vanwege de angst om zijn koninkrijk te verliezen. Rasuulullaah stuurde brieven naar de koningen op de aarde, hen oproepend tot Islaam. Heraclius, de keizer van de Romeinen, was een van degenen aan wie een brief gestuurd was. Toen de brief van de Boodschapper naar hem toe was gestuurd, stuurde hij iemand naar de Arabieren die daar waren. Abu Sufyaan was met een groep van de Quraysh naar Syrie gegaan om zaken te doen, dus vroeg Heraclius hem over de Profeet. Hij ondervroeg Abu Sufyaan droeg de anderen op om het hem te vertellen wanneer hij loog. Hun stilte betekende dat zij het eens waren met wat hij zei. Volg het gesprek tussen hen, overgeleverd door Abu Sufyaan:
en
“De eerste vraag die hij (Heraclius) mij over hem stelde was: “Wat is zijn familiestatus temidden van jullie?” Ik antwoordde: “Hij behoort tot een goede, nobele familie temidden van ons.” Hij vroeg: “Heeft iemand temidden van jullie ooit dezelfde bewering (een Profeet te zijn) gemaakt?” Ik antwoordde: “Nee.” Hij vroeg: “Was iemand temidden van zijn voorouders een koning?” Ik antwoordde: “Nee.” Hij vroeg: “Volgen de nobelen en de armen hem?” Ik antwoordde: “Het zijn de armen die hem volgen.” Hij vroeg: “Nemen zijn volgelingen toe of af (dag bij dag)?” Ik antwoordde: “Zij nemen toe.” Hij vroeg: “Wordt iemand temidden van hen ontevreden en geeft hij zijn religie achteraf op?” Ik antwoorde: “Nee.” Hij vroeg: “Hebben jullie hem ooit beschuldigd van het vertellen van leugens voor zijn bewering (een Profeet te zijn)?” Ik antwoordde: “Nee.” Hij vroeg: “Verbreekt hij zijn beloften?” Ik antwoordde: “Nee. Wij zijn in een staat van tijdelijke wapenstilstand met hem, maar wij weten niet wat hij erin zal doen.” Ik kon geen kans vinden om iets tegen hem te zeggen behalve dat. Hij zei: “Hebben jullie ooit tegen hem gevochten?” Ik antwoordde: “Ja.” Hij vroeg: “Wat was de uitkomst van die gevechten?” Ik antwoorde: “Het wisselde; soms won hij en soms wij.” Heraclius zei: “Wat beveelt hij jullie te doen?” Ik zei: “Hij vertelt ons Allaah Alleen te aanbidden en niets met Hem te aanbidden en alles wat onze voorouders hadden gezegd te laten varen. Hij draagt ons op te bidden, de waarheid te spreken, kuis te zijn en goede relaties met onze verwanten te onderhouden.”
198
Heraclius zei tegen de vertaler: “Vertel hem: “Ik vroeg jullie over zijn familie en jullie antwoord was dat hij tot een heel nobele familie behoorde. Alle Boodschappers komen van nobele families temidden van hun respectvolle mensen. Ik vroeg jullie of iemand anders temidden van jullie zo‟n bewering had geuit en jullie zeiden van niet. Als jullie ja gezegd hadden, zou ik gedacht hebben dat deze man de vorige nadeed. Toen vroeg ik jullie of een van zijn voorouders een koning was en jullie zeiden van niet. Als jullie ja gezegd hadden, zou ik gedacht hebben dat deze man het koninkrijk van zijn voorouders wou terug hebben. Verder vroeg ik of hij ooit beschuldigd was van het vertellen van een leugen voordat hij zei wat hij zei en jullie zeiden van niet. Dus vroeg ik mij af hoe iemand die geen leugen over anderen vertelt ooit een leugen over Allaah zou kunnen vertellen. Toen vroeg ik jullie of de arme mensen hem volgden of de rijken. Jullie zeiden dat het de armen zijn die hem volgen en zij waren de volgelingen van alle Boodschappers. Toen vroeg ik jullie of zijn volgelingen toe of af namen. Jullie antwoordden dat zij aan het toenemen waren en dit is in feite de weg van waar geloof, totdat het in alle respect volbracht is. Verder vroeg ik jullie of er iemand was die na het omarmen van deze religie ontevreden met deze religie was en er afstand van deed. Jullie zeiden van niet en dit is het teken van waar geloof wanneer haar groot genoegen in de harten binnen gaat en volledig met hen mengt. Ik vroeg jullie of hij ooit iemand van jullie bedrogen had en jullie zeiden van niet. Eensgelijk bedriegen de Boodschappers nooit iemand. Toen vroeg ik jullie wat hij jullie bevool te doen. Jullie antwoordden dat hij jullie bevool om Allaah Alleen te aanbidden en niets met Hem te aanbidden; hij verbood jullie om afgoden te aanbidden en bevool jullie om te bidden, de waarheid te spreken en kuis te zijn. Als wat jullie gezegd hebben waar is, zal hij heel snel bezit nemen van deze plaats onder mijn voeten. Ik wist (van de Geschriften) dat hij zou gaan verschijnen maar ik wist niet dat hij van onder jullie zou zijn. Als ik wist dat ik hem zou kunnen ontmoeten zou ik hem direct gaan ontmoeten en als ik met hem was zou ik zeker zijn voeten wassen.” Bukhaarie in zijn Sahih, Kitaab Baad‟ al-Wahy. Zie: Fath al-Baari, 1/ 31.
HUN ONTHOUDING VAN DE LUXES VAN DEZE WERELD. Een ander teken van de waarheidsgetrouwheid van de Boodschappers, welke van hun biografieen kan worden afgelezen, is dat zij de meest ascetische mensen waren in hun onthouding van de comfortabele en voorbijgaande luxes van deze wereld en haar valse pracht en praal. Zij vroegen om geen enkele beloning of geld van de mensen die zij opriepen. Zij deden goede dingen voor hen maar verwachtten geen enkele beloning of dank. De eerste van de Boodschappers zei in soerah Hud 11: 28 tegen zijn volk:
199
“O MIJN VOLK, WAT DENKEN JULLIE? ALS IK STEUN OP EEN DUIDELIJK BEWIJS (“BAYYINAH”*) VAN MIJN HEER EN HIJ HEEFT MIJ BARMHARTIGHEID GESCHONKEN VAN ZIJN ZIJDE, DIE VOOR JULLIE VERBORGEN IS; ZOUDEN WIJ JULLIE OPDRINGEN, TERWIJL JULLIE ER EEN AFKEER VAN HEBBEN?” * “Bayyinah” betekent volgens de tafsir van Ibn Kathir: “zekerheid, en duidelijke zaak en waar Profeetschap.” Dat is de grootste Rahmah van Allaah an Nuh en zijn volk.
En Allaah bevool de laatste van de Boodschappers om hetzelfde te zeggen; in soerah An-Nur 25: 57:
ZEG:(O MUHAMMAD ) “IK VRAAG JULLIE HIERVOOR GEEN BELONING ANDERS DAN DAT MEN DE WEG TOT ZIJN HEER WIL NEMEN.” In soerah ash-Shoe‟araa‟; het zesentwintigste hoofdstuk van de Qur‟aan, vertelt Allaah ons een deel van het verhaal van de Profeten Nuh, Hud, Saalih, Loeth en Shu‟ayb; ieder van hen zei tegen zijn volk: in soerah As-Sjoe‟araa‟ 26: 109:
IK VRAAG JULLIE ER GEEN BELONING VOOR, MIJN BELONING BERUST ALLEEN BIJ DE HEER DER WERELDEN. DE ROEP VAN DE BOODSCHAPPERS. Wanneer we de oproep van de Boodschappers testen vinden we overvloedig bewijs welke de mate van hun oprechtheid aantoont. De Boodschappers brachten een systeem voor het vernieuwen van de mensheid en de menselijke samenleving. En religie zoals deze, waarvan haar Boodschappers zeiden dat het van Allaah komt, dient van de uiterste perfectie te zijn; vrij van fouten en tekortkomingen, niet tegenstrijdig met de menselijke natuur of de wetten van het universum.
200
De Qur‟aan onderricht ons om deze lijn van logisch denken te volgen, zoals in soerah An-Nisaa‟ 4: 82 staat:
DENKEN ZIJ DAN NIET NA OVER DE QUR‟AAN? EN WANNEER (DIE) ANDERS DAN VAN BIJ ALLAAH GEWEEST WAS, DAN ZOUDEN ZIJ DAARIN VEEL TEGENSTRIJDIGS VINDEN.
Het feit dat het een geintegreerd geheel is; sommige delen bevestigen andere delen; zonder tegenstellingen of verschillen, is een duidelijke aanwijzing van de betrouwbaarheid van degene die het bracht. Imaam Ahmad heeft overgeleverd dat „Amr bin Shu‟ayb zei dat zijn vader zei dat zijn grootvader zei: “Mijn broer en ik waren in een ontmoeting aanwezig die voor mij waardevoller was dan rode kamelen. Mijn broer en ik kwamen en merkten dat sommige van de leiders van de Metgezellen van Rasuulullaah dichtbij een deur van hem zaten. Wij hielden niet van het idee om van hem gescheiden te zijn, dus zaten we dichtbij de kamer. Zij noemden toen een Aayah en begonnen te discussieren totdat zij hun stemmen verhieven. Rasuulullaah was zo boos dat zijn gezicht rood was toen hij weg ging. Hij gooide zand naar hen en zei tegen hen: “Aanschouw, O mensen! (“Mahlaan yaa qawmi!”) Dit is hoe de volkeren voor jullie vernietigd werden; vanwege hun discussies met hun Profeten en dat zij delen van de Boeken andere delen lieten tegenspreken. De Qur‟aan spreekt zichzelf niet tegen. Het getuigt eerder zelf van de waarheid. Pas daarom datgene waar jullie kennis van hebben hieruit toe en wat je er niet van kent, verwijs het naar degenen die er kennis van hebben.” Ahmad 2: 181.
De waarden en deugden die de Boodschappers pleitten zijn een van de grootste aanwijzingen van hun waarheidsgetrouwheid; in soerah Al-Israa‟ 17: 9 staat:
201
VOORWAAR, DEZE QUR‟AAN LEIDT NAAR WAT RECHTER IS EN BRENGT DE GOEDE TIJDINGEN AAN DE GELOVIGEN DIE GOEDE WERKEN VERRICHTEN: DAT ER VOOR HEN EEN GROTE BELONING IS. Volgens de tafsir van Ibn Kathir wordt er het goede nieuws (“al bushra”) aan de Mu‟minien (de ware gelovigen) gegeven die in de Qur‟aan geloven en die in overeenstemming daarmee goede daden verrichten; (“ya‟maloen-as-saalihaatie”) dat zij een grote beloning (“ajran kabieran”) op de Dag der Opstanding zullen krijgen. De geleerden hebben boeken geschreven die de perfekte en veelomvattende aard van deze religie en de wijsheid van haar wetten beschrijven. Mensen blijven de Islaam testen maar men kan geen fouten of tekortkomingen vinden! Allaah heeft de mensheid het voorrecht gegeven van het verstand en Hij heeft hen de mogelijkheid gegeven om het kwade als kwaad te herkennen en het goede als goeds. Maar Zijn Genade beveelt dat Hij Zijn schepselen niet zal straffen voor het nalaten van goede daden en voor het verrichten van slechte daden zolang “de huja” (bewijs via Boodschappers) hen niet bereikt heeft. Aan een bedoeien werd gevraagd hoe hij wist dat Muhammad Allaah was. Hij zei:
de Boodschapper van
“Hij staat nooit iets toe en het verstand wenst dat hij het verboden had en hij verbiedt nooit iets en het verstand wenst dat hij het toegestaan had.” Miftaah Daar as-Sa‟aadah, 2/ 6-7. De manier van denken van deze bedoeien was excellent. Want de Boodschapper bracht van Allaah kennis en wetten die, wanneer een eerlijk persoon deze overdenkt, geen menselijke iedeeen of opinies kunnen zijn.
DE OPROEP VAN ONZE PROFEET MUHAMMAD. Een ieder die de oproep van onze Profeet Muhammad
test, zal heel arrogant zijn als
hij het niet waardeert en er niet in gelooft, want onze Profeet bracht deze Qur‟aan, waarvan de mens noch de jinn iets soortgelijks konden produceren. Het bevat verslagen over zowel het verleden als de toekomst en verschillende soorten kennis die de oprechte man zichzelf laat overgeven aan Allaah. Dit Boek en deze kennis kwamen tot ons via een man die noch lezen noch schrijven kon, die nooit een pen vasthield en nooit iets dat door geleerden geschreven was of geschriften die voor hem kwamen had gelezen. In de Qur‟aan in soerah Al-„Ankaboet 29: 48 staat:
202
EN DAARVÓÓR HEB JIJ NOOIT EEN BOEK GELEZEN, EN JIJ HEBT NOOIT IETS ERVAN MET JE RECHTERHAND GESCHREVEN. ANDERS ZOUDEN DE ONTKENNERS ZEKER TWIJFELEN.
Het is geen normale zaak voor een man die niet kan lezen of schrijven om de leraar der mensheid te worden, kennis aan de mensen door te geven, de kennis van degenen die eerder kwamen berekenend en de veranderingen en vervormingen die daarin zijn verschenen uitleggend. Dit bewijs was in het verstand van het volk van Makkah aanwezig, want zij kenden Muhammad voordat hij hen bracht wat hij hen bracht. Zij wisten dat hij analfabeet was, daarom konden zij slechts de waarheid verwerpen en ontkennen toen zij deze te weten kwamen; in soerah Al-An‟aam 6: 33 staat:
WIJ WETEN INDERDAAD (O MUHAMMAD ) DAT JIJ TREURT DOOR DEGENEN DIE (KWAAD) SPREKEN, EN VOORWAAR, ZIJ LOOCHENEN JOU NIET, MAAR HET ZIJN DE VERZEN VAN ALLAAH DIE DE ONRECHTVAARDIGEN ONTKENNEN.
In de tafsir van Ibn Kathir wordt uitgelegd dat dit over hun ontkenning van de Boodschapper gaat en zijn droefheid en verdriet om hen, zoals in een ander vers staat van soerah Ash-Shoe‟araa‟ 26: 3:
HET KAN ZIJN DAT JE JEZELF MET VERDRIET GAAT DODEN, OMDAT ZIJ GEEN GELOVIGEN WORDEN.
Hun dwaasheid bereikte een omvang tot zij beweerden dat degene die deze kennis aan Muhammad gaf een Romeinse smit in Makkah was, wat een belachelijke leugen is; in soerah An-Nahl 16: 103 staat:
203
EN VOORZEKER, WIJ WETEN DAT ZIJ ZEGGEN: “VOORWAAR, HET IS SLECHTS EEN MENS DIE HEM ONDERWIJST.” DE TAAL VAN DEGENEN WAAR ZIJ VALSELIJK NAAR VERWIJZEN IS VREEMD, MAAR DIT IS EEN DUIDELIJKE ARABISCHE TAAL.
Volgens de tafsir van Ibn Kathir bedoelden de afgodendienaren met deze leugen een niet Arabische man die temidden van hen had geleefd als een bediende voor sommige stammen van de Quraysh en die goederen verkocht bij As-Safaa. Misschien zat de Profeet soms met hem en sprak dan wat met hem, maar hij was een buitenlander die niet veel Arabisch kende, alleen genoeg uitdrukkingen om vragen te beantwoorden wanneer dat moest. Allaah heeft hun beweringen weerlegd: DE TONG VAN DE MAN WAAR ZIJ NAAR VERWIJZEN IS BUITENLANDS, TERWIJL DEZE QUR‟AAN IN EEN DUIDELIJKE ARABISCHE TONG IS. d.w.z: hoe zou het kunnen dat deze Qur‟aan met haar welsprekende stijl en perfecte betekenissen, welke meer perfect is dan enig Boek dat aan een vorige Profeet werd geopenbaard, van een buitenlander is geleerd die nauwelijks de taal spreekt? Niemand met een klein beetje verstand zou zoiets kunnen zeggen. tafsir Ibn Kathir, deel 5.
DE HULP EN STEUN DIE ALLAAH AAN ZIJN BOODSCHAPPERS SCHONK. Een andere aanwijzing van de waarheidsgetrouwheid van de Profeten en de Boodschappers is het feit dat Allaah hen steunde en beschermde. Het is onmogelijk dat sommigen leugens zouden vertellen over Allaah en dat Allaah hen dan zou helpen en steunen en engelen zou sturen om hen standvastig te maken en te leiden. Wanneer iemand onterecht zou beweren door een aardse koning gestuurd te zijn en de koning zou achter deze leugen komen dan zou hij hem achtervolgen en hem straffen wanneer hij hem te pakken zou krijgen. Dus hoe zou de Schepper van het Universum, de Alwetende, Meest Wijze, wanneer iemand leugens over Hem vertelt en vals beweert Zijn Boodschapper te zijn en in Zijn Naam dingen beveelt en verbiedt hem kunnen steunen en helpen? Wanneer een leugenaar zoiets deed en krachtig werd, duurde dat niet lang. Allaah zou hem blootstellen en iemand naar hem toesturen om tegen hem in te gaan en hem tot een les maken voor anderen, zoals Allaah met Musaylimah deed en Sajaah en Al-Aswad al-„Ansi, die Profeten beweerden te zijn... Sharh al-„Aqeedah at-Tahaawiyah, p: 165-167. Ibn al-Qayyim zei iets soortgelijks in zijn boek: Hidaayat al-Hayaara, zie: Al-Jaami‟, p: 562. 204
Allaah vewijst in soerah An-Nahl 16: 116 ook naar dit soort bewijs:
EN ZEGT NIET DOOR DE LEUGEN DIE JULLIE TONGEN BESCHRIJVEN: “DIT IS TOEGESTAAN EN DAT IS VERBODEN,” OM OVER ALLAAH EEN LEUGEN TE VERZINNEN. VOORWAAR, DEGENEN DIE OVER ALLAAH DE LEUGEN VERZINNEN ZULLEN NIET WELSLAGEN. Dit houdt (volgens de tafsir) iedereen in die met een vernieuwing (“bid‟ah”) komt waar hij geen bewijs voor heeft vanuit de Shari‟ah of wie iets toegestaan verklaard wat Allaah verboden heeft of wie iets verboden verklaart wat Allaah toegestaan heeft, alleen maar omdat het bij zijn mening past. Degenen die leugens over Allaah verzinnen zullen in deze of de volgende wereld geen succes hebben. Hij bepaalde dat zij geen succes hadden, zoals Hij in soerah Al-Haaqah 69: 44-46 zegt:
EN ALS HIJ (MUHAMMAD ) EEN PAAR WOORDEN HAD VERZONNEN IN ONZE NAAM. DAN ZOUDEN WIJ HEM MET KRACHT GEGREPEN HEBBEN. EN DAN ZOUDEN WIJ ZIJN HARTSLAGADER DOORGESNEDEN HEBBEN.
Wat dit betekent is dat waneer de Boodschapper enige leugens bedacht zou hebben over Allaah, Allaah hem vernietigd zou hebben. Dit bewijs heeft grote invloed op mensen. Toen de Arabieren zagen hoe de Islaam overwon geloofden zij erin en traden het met grote getalen binnen: in soerah An-Nasr 110: 1-2 staat:
ALS DE HULP VAN ALLAAH EN DE OVERWINNING ZIJN GEKOMEN.
205
EN JIJ (O MUHAMMAD ) DE MENSEN IN GROTE GROEPEN TOT DE GODSDIENST VAN ALLAAH ZIET TOETREDEN....
EEN ARGUMENT. Het antwoord op wat sommigen van degenen die niet in de Boodschap van Muhammad geloven zeggen over de overwinningen van de Farao, Nimrod, Genghis Khan en andere ongelovige vroegere leiders, is heel duidelijk; geen van deze koningen beweerden een Profeet te zijn en geen van hen beweerde dat Allaah hen had bevolen de mensheid op te roepen om alleen Allaah te aanbidden en te gehoorzamen. Dit is anders dan degene die beweert dat Allaah hem heeft gestuurd, vervolgens helpt en steunt Allaah hem en steunt zijn volgelingen en helpt hen te zegevieren. Zo iemand kan niet anders dan een waarheidsgetrouwe Boodschapper zijn want als hij een leugenaar was zou Allaah hem immers vernietigen. Er is een les te halen uit de gevallen van Musaylimah, Al-Aswad, al-„Ansi en Sajaah en de Dajjaal (Anti-Christ), die leugens over Allaah zal verzinnen en die zal beweren Goddelijk te zijn, maar Allaah zal hem blootstellen en zijn ware aard tonen aan degenen die inzicht hebben. Degenen die niet gezegend zijn met het licht van geloof zullen over hem in de war zijn.
HOOFDSTUK 8. DE DEUGDEN VAN DE PROFETEN EN HUN VERSCHILLENDE STATUSSEN. DE VERHEVENHEID VAN SOMMIGE PROFETEN BOVEN ANDEREN. Allaah schiep Zijn schepping en Hij maakte verschillen onder Zijn schepselen; in soerah Al-Qashash 28: 68 staat:
EN VOORWAAR, JOUW HEER (O MUHAMMAD DE ALMACHTIGE, DE MEEST BARMHARTIGE.
) IS ZEKER HIJ,
Van Zijn aarde koos Hij Makkah en maakte er de lokatie van Zijn klassieke Huis van; degene die ernaar binnen gaat zal er veilig zijn. Hij vulde de mensen hun harten met liefde ervoor en verplichtte de mensheid die ertoe in staat is om er de bedevaart naar te verrichten. Hij verbood jacht op haar grondgebieden en verbood het om haar bomen te snoeien of om te hakken. Hij zegt in soerah Al-Haddj 22: 25 dat degene die de wens heeft om daarin iets slechts te doen een pijnlijke bestraffing krijgt:
206
VOORWAAR, DEGENEN DIE NIET GELOVEN EN VAN DE WEG VAN ALLAAH EN DE MASDJID AL HARAM (DE GEWIJDE MOSKEE IN MAKKAH) AFHOUDEN, DIE WIJ VOOR ALLE MENSEN GEMAAKT HEBBEN; ZOWEL DE INWONER VAN DAAR ALS DEGENE VAN BUITEN: EN WIE WENST DAARIN HET SLECHTE TE DOEN DOOR ONRECHTPLEGING, WIJ ZULLEN HEM VAN EEN PIJNLIJKE BESTRAFFING DOEN PROEVEN. “Al-Haraam” is de benaming van Makkah. Het betekent in het Arabisch: de verboden plaats. Hiermee wordt bedoeld dat er in die plaats niet mag worden gevochten of gedood vanwege haar gewijdheid. Volgens de tafsir van Ibn Kathir (Ibn „Abbaas) betekent dit dat zowel de mensen van Makkah evenals anderen in Al-Masjid Al-Haraam kunnen verblijven. At-Tabari 18: 596. Wat iets slechts doen betreft heeft „Ali bin Abi Talhah overgeleverd dat Ibn „Abbaas zei: “De slechte daad van shirk.”
At-Tabari 18: 600.
Al-„Awfi heeft overgeleverd dat Ibn „Abbaas zei: “De slechte daad is het toestaan in de Haraam van dat wat Allaah verboden heeft, zoals mensen slecht behandelen en doden, waarbij je degenen die jouw niets hebben aangedaan iets aan doet en degenen doodt die niet tegen je hebben gevochten. Wanneer iemand dit doet verdient hij een pijnlijke straf.” At-Tabari 18: 600. Ibn „Abbaas zei: “Dit werd geopenbaard over „Abdullaah bin Unays. De Boodschapper van Allaah stuurde met twee mannen; een ervan was een Muhaadjir (emigrant) en de andere was van de Ansaar. (“helpers” genoemd; de bewoners van Madinah die de emigranten uit Makkah hielpen.) Zij begonnen over hun afkomst op te scheppen en „Abdullaah bin Unays werd kwaad en doodde de Ansaari. Vervolgens viel hij de Islaam af en geloofde niet meer en vluchtte naar Makkah. Toen werden deze woorden over hem geopenbaard:
207
EN WIE WENST DAARIN HET SLECHTE TE DOEN DOOR ONRECHTPLEGING. D.w.z: wie naar Al-Haraam vlucht om slechte daden te verrichten; dus door Islaam te verlaten.”
Temidden van de maanden koos Allaah Ramadaan, temidden van de heilige nachten Laylat-ul-Qadr, temidden van de dagen de dag van „Arafah, temidden van de dagen van de weken koos Hij Vrijdag. Allaah maakte verschil temidden van de engelen en koos temidden van hen de engelen die Zijn Boodschap aan Zijn Profeten en Zijn Boodschappers overdroegen. Van de zonen van Aadam koos Allaah de Profeten, dus zijn de Profeten de besten van onder de mensheid en de besten van de Profeten zijn de Boodschappers. In soerah Al-Haddj 22: 75 staat:
ALLAAH KIEST UIT DE ENGELEN GEZANTEN EN UIT DE MENSEN (BOODSCHAPPERS). VOORWAAR, ALLAAH IS ALHOREND, ALZIEND.
De Ummah is het erover eens dat de Profeten verheven boven anderen zijn; aan de gelovigen in de Waarheid (as-Siddiqien), de martelaren en de rechtvaardigen. Het onderscheid temidden van hen staat in soerah Al-An‟aam 6: 83-86:
EN DAT WAS ONS ARGUMENT DAT WIJ IBRAAHIEM TEGEN ZIJN VOLK GAVEN, WIJ VERHEFFEN MET GRADEN WIE WIJ WILLEN: VOORWAAR, JOUW HEER IS ALWIJS, ALWETEND. EN WIJ SCHONKEN HEN ISHAAQ EN YA‟QOEB, ALLEN LEIDDEN WIJ, 208
EN DAARVOOR LEIDDEN WIJ NUH, EN VAN ZIJN NAGESLACHT DAWUUD EN SOELEIMAAN EN AYYOEB EN YUUSUF EN MUSAA‟ EN HAROEN: EN ZO BELONEN WIJ DE WELDOENERS. In de tafsir van Ibn Kathir staat dat Ibraahiem en zijn vrouw Saarah nadat zij oud waren geworden de hoop op het hebben van kinderen verloren. De engelen kwamen naar Ibraahiem toen zij onderweg waren naar het volk van Loeth (om hen te vernietigen) en zij gaven het goede nieuws van een kind aan Ibraahiem en zijn vrouw. Ibraahiem‟s vrouw was verbaasd; ze vroeg zich af hoe zij op zo‟n oude leeftijd nog kinderen konden krijgen, waarop de engelen antwoordden: “Heb je vragen over de Qadr (de lotsbestemming) van Allaah? De Genade van Allaah en Zijn zegeningen voor jou, O familie?” (11: 72-73.) De engelen gaven hen ook het goede nieuws dat Ishaaq een Profeet zou zijn en zijn eigen nageslacht zou hebben. In soerah As-Saafaat 37: 112 staat:
EN WIJ GAVEN HEM HET GOEDE NIEUWS VAN ISHAAQ, EEN PROFEET VAN DE SAALIHIEN. (RECHTVAARDIGEN)
En in soerah Hud 11: 71 staat:
...VAN ISHAAQ, EN NA HEM VAN YA‟QOEB....
D.w.z: dit kind zal tijdens jouw levensduur een ander kind hebben, zodat jouw ogen er voldoening uithalen, zoals jouw ogen in zijn vader voldoening zullen vinden. Waarlijk, iemand wordt vrolijk en blij wanneer hij een grootvader wordt, want dat betekent dat zijn nageslacht zal voortbestaan. Er werd ook verwacht dat wanneer een ouder echtpaar kinderen had, vanwege de zwakte van het kind zij geen nakomelingen zouden hebben. Daarom liet Allaah het goede nieuws weten van Ishaaq en zijn zoon Ya‟qoeb, wiens namen letterlijk “vermenigvuldigen en nakomelingen hebben” betekent. Dit was een beloning voor Ibraahiem die zijn volk had verlaten en uit hun land was geemigreerd zodat hij Allaah Alleen kon aanbidden. Allaah gaf Ibraahiem betere mensen voor het volk en stam dat hij had achtergelaten in de plaats. Hij gaf hem rechtvaardige kinderen van zichzelf, die zijn religie volgden, zodat zijn ogen daar genoegen uit konden halen. Zo ging het ook precies met Nuh. tafsir Ibn Kathir, deel 3.
De Boodschapper
vertelde ons: 209
“Na de Profeten en Boodschappers is de zon nooit gerezen of ondergegaan voor iemand die beter was dan Abu Bakr.”
Uit deze hadith mag begrepen worden dat de Profeten en de Boodschappers de besten van de mensheid zijn en dat de beste mens na hen Abu Bakr as-Siddieq is. In een soortgelijke hadith zegt Rasuulullaah over Abu Bakr en „Umar: “Zij zijn de leiders van de mannen van gemiddelde leeftijd van het Paradijs, temidden van de eersten en de laatsten, appart van de Profeten en de Boodschappers.”
Allaah onderscheidde Zijn gezegende dienaren die Hij gezegend heeft in vier groepen, zoals Hij in soerah An-Nisaa‟ 4: 69 heeft gezegd:
EN WIE ALLAAH EN DE BOODSCHAPPER GEHOORZAAMT: ZIJ ZIJN MET DEGENEN VAN DE PROFETEN EN DE WAARACHTIGEN EN DE MARTELAREN EN DE OPRECHTEN DIE ALLAAH BEGUNSTIGD HEEFT. ZIJ ZIJN DE BESTE METGEZELLEN!
In de tafsir van Ibn Kathir staat dat Jibriel deze Aayah aan de Profeet nadat het volgende was gebeurd: Ibn Jarir heeft overgeleverd dat Sa‟id bin Jubayr zei: “Een Ansaari man kwam bij Rasuulullaah
openbaarde
terwijl hij zich verdrietig voelde.
De Profeet zei tegen hem: “Waarom voel je je verdrietig?” Hij zei: “O Allaah‟s Profeet! Ik was over iets aan het nadenken.” De Profeet zei: “Wat is het?” De Ansaari zei: “Wij komen dag en nacht naar jou toe, kijkend naar jouw gezicht en zittend bij jou. Morgen zul je met de Profeten worden opgewekt, en wij zullen niet in staat zijn om jou te zien.” De Profeet zei niets, maar later kwam Jibriel met deze Aayah en de Profeet stuurde het goede nieuws naar de Ansaari man.” At-Tabari 8: 534. Masruq, „Ikrimah, „Aamir Ash-Sha‟bi, Qataadah en Ar-Rabi‟ bin Anas.
210
Muslim heeft overgeleverd dat Rabi‟ah bin Ka‟b Al-Aslami
zei:
“Ik was gewend in het huis van de Profeet te slapen en hem zijn water voor wuduu‟ (rituele wassing) en zijn behoeften te brengen. Hij zei op een keer tegen mij: “Vraag mij.” Ik zei: “O Rasuulullaah! Ik vraag dat ik jouw metgezel in het Paradijs zal zijn.” Hij zei: “Iets anders behalve dat?” Ik zei: “Alleen dat.” Hij zei: “Help mij dan (deze wens te vervullen) voor jou door vele sudjuuds (buigingen in het gebed) te verrichten.” Muslim: 489. Nog groter nieuws dan dit staat in de Sahihain, overgeleverd door verschillende metgezellen, dat de Boodschapper van Alaah
over degene werd gevraagd die van
mensen houdt, maar zijn status is niet dichtbij de hunne. Rasuulullaah
zei:
“Iemand is met degenen die hij lief heeft.” (“al mar‟u ma‟a man ahbba.”) Anas gaf als commentaar: “De Muslims waren nooit blijer dan met deze hadith.” In een andere overlevering zei Anas: “Ik houd van de Boodschapper van Allaah, Abu Bakr en „Umar en ik hoop dat Allaah mij met hen allen zal opwekken, zelfs al heb ik geen daden verricht die gelijk aan de hunne zijn.” Fath Al-Baari 7: 51. Al-Bukhaarie nr: 6168 en Muslim: 2640.
ER IS GEEN RUIMTE VOOR TOEVAL. Sommigen denken misschien dat er hier plaats voor toeval is en dat er aan sommige Profeten Profeetschap werd geschonken zonder dat zij dat verdienden. Maar Allaah, de Alwetende keek in de kern van Zijn dienaren en in hun harten en Hij koos van hen en selecteerde degenen die meer perfect en verheven waren. Allaah heeft in soerah An-An‟aam 6: 124 gezegd:
EN WANNEER ER EEN TEKEN TOT HEN KOMT, DAN ZEGGEN ZEI: “WIJ ZULLEN NOOIT GELOVEN TOT AAN ONS HETZELFDE IS GEGEVEN ALS WAT AAN ALLAAH‟S BOODSCHAPPERS IS
211
GEGEVEN.” ALLAAH WEET BETER WAAR HIJ ZIJN BOODSCHAP BRENGT.
De Wijsheid en Kennis van Allaah tonen dat Profeetschap en Boodschapper zijn alleen aan degenen die er door Allaah op voorbereid waren werd gegeven en die ertoe in staat waren om het te dragen. Wanneer je over de levens van de Profeten en Boodschappers van Allaah nadenkt, zul je zien dat zij het meest rechtvaardig van alle mensen vanuit hun harten waren en het diepste kwa kennis en het meest allert en intelligent, het meest geduldig en verdragend, het vriendelijkste in hun aard... Dus het is geen wonder dat Allaah hen koos om Zijn Openbaring aan toe te vertrouwen; degenen die Zijn religie moesten vestigen.
HET GELOOF DAT DE IMAAMS VERHEVEN BOVEN DE PROFETEN ZIJN. Sommige groepen die zichzelf Muslims noemen zijn het oneens met elkaar over deze zaak, waar de Ummah het juist wel overeen is. Tot deze groepen behoren de Imami Ithna‟ „Asha‟ri Shi‟ah. Een van hen vooraanstaande geleerden (Khomeini) heeft hierover gezegd: “Tot de essentiele geloven van onze school van gedachte is dat onze Imaams een positie hebben welke geen engel dichtbij Allaah en geen Profeet die gestuurd is ooit bereikt heeft.” Al-Hukoomah al-Islaamiyah, door Khomeini, p: 52. Hij zei ook: “Het is door hen (de Imaams) overgeleverd: “Wij hebben een niveau van nabijheid bij Allaah welke geen engel die dichtbij Allaah is en geen Profeet die werd gestuurd ooit bereikte; Faatimah az-Zahraa‟ heeft dit niveau ook bereikt.” Idem.
Deze meningen die de Imaams boven de Profeten plaatsen worden vaak in de boeken van de Shi‟ah herhaald. Ieder die dit niet gelooft wordt door hen als een kaafir veroordeeld. Ibn Baabawayh al-Qummi, die zij “as-Sadoeq” noemen, heeft gezegd: “Ons geloof wat degene betreft die de positie van Amir al-Mu‟minien „Ali ibn Abi Taalib ontkent en de Imaams die na hem kwamen, is dat hij als degene is die het Profeetschap van alle Profeten ontkent. Ons geloof wat degene betreft die Amir alMu‟minien („Ali ) erkent, maar die een van de Imaams die na hem kwamen ontkent is dat hij als degene is die alle Profeten erkent maar die het Profeetschap van onze Profeet Muhammad
ontkent.”
Risaalah sil-I‟tiqaadaat, p: 103.
212
DE ZEGEL (KENMERK) VAN DE AWLIYAA‟ EN DE ZEGEL VAN DE PROFETEN. Sommige van de Soefies beweren dat “wilaayah” (de positie van wali; zogenaamd “heilig zijn”) een hogere positie is dan die van Profeetschap. Zij beweren dat de zegel van de awliyaa‟ verhevener is dan de zegel van de Profeten. Tot degenen die deze valse bewering maken behoorde Al-Hakeem at-Tirmidhie en Ibn „Arabi die in Wahdat al-Wujood geloofden. Zij logen in wat zij zeiden, want het is niet in het Boek van Allaah overgeleverd of in de soennah van Zijn Boodschapper dat er een zegel van de awliyaa‟ is, noch is het overgeleverd dat hij op een hoger niveau dan andere awliyaa‟ is of de beste van hen is. Geen van hen die diepe kennis hebben en geschikt zijn om als leiders gevolgd te worden en als voorbeelden genomen spraken over deze zaak. Hun fout begon toen zij keken en vonden dat Muhammad de zegel der Profeten was en de beste der Boodschappers. Zij zeiden dat hij de beste van hen is omdat hij de laatste van hen is. Dit was een fout, want prioriteit is niet gebaseerd op eesrte of laatste zijn. De Profeet Ibraahiem kwam eerst maar hij had een hogere positie dan Musaa‟; Ibraahiem en Musaa‟ kwamen eerst maar zij hebben een hogere positie dan de Profeet „Isaa‟ (Jezus). Het is in een bertrouwbare overlevering overgeleverd dat Rasuulullaah heeft gezegd dat de besten van zijn Ummah zijn Sahaabah (zijn Metgezellen) zijn en dat zelfs wanneer een Muslim zoveel als de berg Uhud aan goud zou uitgeven hij hun niveau nooit zou bereiken en zelfs niet de helft ervan. Hij
zei:
“De beste van de generatie‟s is mijn generatie, dan degenen die hen volgen, dan degenen die hen volgen.”
Vanuit het gebied van wereldse kennis kunnen degenen die eerst komen misschien meer vooraanstaand zijn dan degenen die later komen. Een voorbeeld hiervan is Seebahwayh op het gebied van grammatica. Het kan zijn dat op sommige gebieden die zich baseren op een opeenhoping van kennis degenen die later komen beter zijn dan degenen die voor hen kwamen. Maar op het gebied van Profeetschap is het anders. Profeetschap en haar kennis zijn een Goddelijke gift welke niet kan worden verkregen door hard werken of streven. Deze zaak opent de deuren naar het kwade en laat iedereen die hoog over zichzelf denkt en ieder die deze Ummah wil schaden beweren dat hij de zegel van de awliyaa‟ is en dat hij zijn kennis van Allaah verkrijgt, zonder een bemiddelaar. Dit is serieuze dwaling. Niemand heeft het recht te beweren dat hij een hogere status dan die van de Profeten heeft en niemand heeft het recht te beweren dat het acceptabel is om Allaah op een manier te aanbidden die tegen de weg van de Boodschapper
in gaat.
PRIORITEIT VAN SOMMIGE PROFETEN EN BOODSCHAPPERS OVER ANDEREN.
213
Allaah vertelt ons dat Hij sommige van de Profeten prioriteit over anderen heeft gegeven; in soerah Al-Israa‟17: 55 zegt Hij:
EN JOUW HEER WEET BETER OVER WIE ER IN DE HEMELEN EN OP DE AARDE IS. EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN SOMMIGE PROFETEN BEVOORRECHT BOVEN ANDERE PROFETEN.... Dit betekent volgens de tafsir: “hun status of niveau van gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid.” De Ummah is het erover eens dat de Boodschappers superieur aan de Profeten zijn en dat er onderscheid is tussen de Boodschappers, want in soerah Al-Baqarah 2: 253 staat:
DAT ZIJN DE BOODSCHAPPERS VAN WIE WIJ SOMMIGEN BOVEN ANDEREN HEBBEN BEVOORRECHT, ONDER HEN ZIJN ER TOT WIE ALLAAH GESPROKEN HEEFT EN SOMMIGEN VAN HEN HEEFT HIJ (ENKELE) GRADEN VERHEVEN...
DE BOODSCHAPPERS VAN STERKE WIL ZIJN HET HOOGST IN STATUS TEMIDDEN VAN DE BOODSCHAPPERS. De hoogste in status van de Boodschappers en Profeten zijn vijf: Muhammad, Nuh, Ibrahiem, Musaa‟ en „Isaa. Dit zijn de vijf Boodschappers van sterke wil, zoals in soerah Al-Ahqaaf 46: 35 staat:
WEES DAAROM GEDULDIG, ZOALS DE BEZITTERS VAN STANDVASTIGHEID (“OEWLOEW AL „AZMI”) ONDER DE BOODSCHAPPERS GEDULDIG WAREN...
214
Allaah noemt hen op veel plaatsen in Zijn Boek; bijv. in soerah As-Sjoera 42: 13:
HIJ HEEFT JULLIE DE GODSDIENST UITGELEGD: WAT HIJ ERVAN HEEFT OPGEDRAGEN AAN NUH EN HETGEEN WIJ AAN JOU HEBBEN GEOPENBAARD EN WAT WIJ ERVAN AAN IBRAAHIEM EN MUSAA‟ EN „ISAA HEBBEN OPGEDRAGEN: DAT JULLIE DE GODSDIENST ONDERHOUDEN EN DAT JULLIE DAAROVER NIET VERDEELD RAKEN.
En in soerah Al-Ahzaab 33: 7:
EN (GEDENK) TOEN WIJ MET DE PROFETEN HUN VERBOND AANGINGEN EN MET JOU (O MUHAMMAD ) EN MET NUH EN IBRAAHIEM EN MUSAA‟ EN ISAA‟ DE ZOON VAN MARYAM. EN WIJ GINGEN MET HEN EEN PLECHTIG VERBOND AAN.
Allaah vertelt ons in deze Aayah over de vijf krachtige Boodschappers; de bezitters van standvastigheid; hoe Hij een verbond (“Al-„Ahd” genoemd volgens Ibn „Abbaas.) met hen aan ging dat zij de religie van Allaah zouden vestigen en Zijn Boodschap zouden overbrengen en elkaar zouden steunen, zoals Allah in soerah Ali „Imraan 3: 81 heeft gezegd:
215
EN (GEDENKT) TOEN ALLAAH EEN OVEREENKOMST MET DE PROFETEN AANGING EN ZEI: “WAT IK JULLIE OOK VAN DE SCHRIFT EN DE WIJSHEID GEGEVEN HEB; EN ER KOMT DAARNA EEN BOODSCHAPPER TOT JULLIE TER BEVESTIGING VAN WAT BIJ JULLIE IS; JULLIE ZULLEN ZEKER IN HEM GELOVEN EN HEM ZEKER HELPEN.” HIJ ZEI: “ERKENNEN JULLIE DIT EN AANVAARDEN JULLIE MIJN VERBOND?” ZIJ ZEIDEN: “WIJ ERKENNEN HET.” HIJ (ALLAAH) ZEI: “GETUIGT DAN EN IK BEHOOR MET JULLIE TOT DEGENEN DIE GETUIGEN.”
Dit verbond werd met hen genomen nadat hun missies waren begonnen. In soerah As-sjoera 42: 13 zegt Allaah:
HIJ HEEFT JULLIE DE GODSDIENST UITGELEGD: WAT HIJ ERVAN HEEFT OPGEDRAGEN AAN NUH EN HETGEEN WIJ AAN JOU GEOPENBAARD HEBEN EN AAN IBRAAHIEM EN MUSA‟EN „ISAA.
HOE WORDEN DE PROFETEN EN DE BOODSCHAPPERS VAN ELKAAR ONDERSCHEIDEN? Ieder die de twee verzen overdenkt die het verschil tussen de Profeten en de Boodschappers noemt zal ontdekken dat Allaah an degenen die Hij boven de anderen heeft verheven iets gaf dat Hij niet aan anderen gaf; of door hen in status boven anderen te verheffen of omdat zij harder streefden om Allaah te aanbidden en mensen naar Hem op te roepen of omdat zij Allaahs Bevelen op de juiste manier uitvoerden. Allaah eerde en begunstigde de Profeet Daawoed door hem de Zaboer te geven; in soerah Al-Israa‟ 17: 55 staat:
216
EN JOUW HEER WEET BETER OVER WIE ER IN DE HEMELEN EN OP DE AARDE IS. EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN SOMMIGE PROFETEN BEVOORRECHT BOVEN ANDERE PROFETEN, EN WIJ GAVEN DAWUUD DE ZABOER. “Jouw Heer weet beter over wie er in de hemelen en op de aarde is” betekent volgens de tafsir: hun status of niveau van gehoorzamheid of ongehoorzaamheid. Allaah heeft de Boodschappers boven de Profeten bevoorrecht en de Boodschappers van kracht zijn de besten van hun allemaal. (Muhammad, Nuh, Ibraahiem, Musaa‟ en „Isaa.) Allaah gaf Musaa‟ de Tawraah; in soerah Al-Baqarah 2: 53 staat:
EN (GEDENKT) TOEN WIJ MUSAA‟ AL KITAAB (DE TAWRAAH) EN DE FURQAAN* GAVEN... * Kennis waarmee de Waarheid van de valsheid kan worden onderscheiden.
En in soerah Al-Maa‟idah 5: 44 staat:
VOORWAAR, WIJ HEBBEN DE TAWRAAH NEERGEZONDEN MET DAARIN LICHT EN LEIDING. DE PROFETEN, DIE ZICH (AAN ALLAAH) OVERGEGEVEN HADDEN OORDEELDEN ERMEE OVER DE JODEN. EN DE RABBIJNEN EN DE SCHRIFTGELEERDEN (OORDEELDEN OOK), MET BEHULP VAN HETGEEN HUN VAN DE SCHRIFT VAN ALLAAH WAS TOEVERTROUWD EN ZIJ WAREN DAAR GETUIGEN VAN.
217
In de tafsir verwijst “Rabbaaniyyoen” naar: “aanbidders die geleerd en religieus zijn” en “Ahbaar” verwijst naar: “de geleerden.” Het Boek van Allaah was hen toevertrouwd en het was hen bevolen dat zij zich daaraan vast moesten houden en geen deel ervan verbergen. En Hij gaf de Profeet „Isaa de Indjiel; in soerah Al-Maa‟idah 5: 46 staat:
EN WIJ LIETEN „ISAA, ZOON VAN MARYAM, IN HUN VOETSTAPPEN VOLGEN, TER BEVESTIGING VAN WAT ER VAN DE TAWRAAH REEDS VOOR HEM WAS. EN WIJ GAVEN HEM DE INDJIEL MET DAARIN LEIDING EN LICHT EN EEN BEVESTIGING VAN WAT ER IN DE TAWRAAH REEDS VOOR HEM WAS; ALS EEN LEIDING EN EEN ONDERRICHT VOOR DE MOETTAQOEN. “In hun voetstappen” betekent: “de Profeten van de Kinderen van Israel.” Hij geloofde in de Tawraah en regeerde ermee. De leiding en het licht van de Indjiel wijzen mensen naar de Waarheid en een licht verwijdert de twijfels en lost onenigheden op. “Als een Leiding en een onderricht voor de moettaqoen” betekent: “Wij maakten de Indjiel Leiding en onderricht dat het begaan van zonden en fouten verbiedt voor degenen die Taqwaa‟ voor Allaah hebben en Zijn waarschuwing en bestraffing vrezen.” Tafsir Ibn Kathir. Allaah koos alleen Aadam uit om de “vader van de mensheid” te zijn. Allaah schiep hem met Zijn Hand en blies hem de ziel in die Hij had geschapen en bevool de engelen om voor hem te buigen. Hij begunstigde de Profeet Nuh door hem de eerste Boodschapper van de mensen op aarde te laten zijn en Allaah noemde hem een dankbare dienaar. Hij begunstigde de Profeet Ibraahiem door hem als Zijn nabije Vriend (“khaliel” genoemd) te kiezen, zoals in soerah An-Nisaa‟ 4: 125 staat:
218
EN WIE IS ER BETER IN GODSDIENST DAN DEGENE DIE ZICH VOLLEDIG AAN ALLAAH OVERGEEFT EN HIJ IS EEN WELDOENER (“MUHSIN”) EN HIJ VOLGT DE GODSDIENST VAN IBRAAHIEM, HANIEF. EN ALLAAH NAM IBRAAHIEM ALS BOEZEMVRIEND (“KHALIEL”).
In de tafsir Ibn Kathir staat dat de eerste zin betekent: ...verricht de goede daden in eerlijkheid met geloof voor zijn Heer en verwacht de beloning van Allaah “en hij is een Muhsin”; de correcte leiding volgend. Dit zijn de twee voorwaarden; oprechtheid en correctheid; in afwezigheid ervan zal geen een daad van iemand worden geaccepteerd. Het werk is oprecht wanneer het voor Allaah Alleen wordt verricht en het wordt correct wanneer het volgens de Shari‟ah is. De daad wordt dus uiterlijk correct met het volgen van de soenah en innerlijk correct met oprechtheid. Wanneer een daad een van deze twee condities mist wordt de daad ongeldig. “En volgt de religie (“millah”) van Ibraahiem de Hanief” verwijst naar Muhammad en zijn volgelingen, tot de Dag der Opstanding. De Hanief voorkomt met intentie en met kennis Shirk; hij gaat andachtig naar de Waarheid, waarbij hij zich door niemand laat stoppen of hinderen. “en Allaah nam Ibraahiem als Khaliel” moedigt aan om Ibraahiem al-Khaliel te volgen, want hij was en is nog steeds een Imaam die gevolgd dient te worden. Khaliel is de hoogste graad van liefde, welke Ibraahiem verkreeg door zijn gehoorzaamheid aan zijn Heer. Qataadah zei: “Er werd ons verteld dat de Muslims en de Mensen van het Boek elkaar hun voordelen vertelden. De Mensen van het Boek zeiden: “Onze Profeet kwam voor jullie Profeet en ons Boek kwam voor jullie Boek. Daarom hebben wij meer recht op Allaah dan jullie hebben.” De Muslims zeiden: “Wij hebben eerder meer recht op Allaah dan jullie hebben; onze Profeet is de Laatste Profeet en ons Boek vervangt alle Boeken ervoor.” Toen steunde Allaah het argument van de Muslims door de hierboven genoemde Aayah te openbaren. En Allaah maakte Ibrahiem tot een leider voor de mensheid; in soerah Al-Baqarah 2: 124 staat:
219
EN (GEDENKT) TOEN IBRAAHIEM DOOR ZIJN HEER BEPROEFD WERD MET ENKELE WOORDEN (GEBODEN EN VERBODEN) DIE HIJ DAAROP IN ACHT NAM. HIJ (ALLAAH) ZEI: “VOORWAAR, IK ZAL JOU VOOR DE MENSHEID TOT EEN LEIDER MAKEN.” HIJ (IBRAAHIEM) ZEI: “EN OOK VAN MIJN NAGESLACHT?” HIJ (ALLAAH) ANTWOORDDE: “MIJN VERBOND OMVAT DE ONRECHTPLEGERS NIET.” Deze woorden (“kalimaat”) betekenen in de tafsir: “wetten, bevelen en verboden.” Omdat Ibraahiem zich aan de bevelen hield en de verboden vermeed, beloofde Allaah hem tot een imaam (leider) te maken als beloning hiervoor. Daarom maakte Allaah Ibraahiem tot een rolmodel voor de mensen en een imaam wiens pad nagevolgd dient te worden. Ibn „Abbaas zei: “De woorden waar Allaah Ibraahiem mee testte en die uitgevoerd werden: - zijn (ongelovige) volk verlaten toen Allaah hem dat bevool, - zijn discussie met Nimrod, de koning van Babylon over Allaah, - geduldig zijn toen hij in het vuur werd gegooid, - migreren van zijn thuisland toen Allaah hem dat bevool, - geduld met de materiele vragen van gasten met Allaah‟s bevel - en Allaah‟s bevel om zijn zoon te offeren. Toen Allaah Ibraahiem met deze woorden had getest, was hij klaar voor de grote test; Allaah zei tegen hem: “Geef jezelf over (wees een Muslim)!” Hij zei: “Ik heb mijzelf (als een Muslim) overgegeven aan de Heer van alles dat bestaat.” (soerah al-Baqarah 2: 131.) ookal betekende dit appart zijn van de mensen en hun uitdagen.” Ibn Abi Haatim 1: 360.
Toen Allaah Ibraahiem tot een imaam maakte vroeg hij Allaah om de imaams daarna uit zijn nageslacht te kiezen. Allaah accepteerde deze du‟aa, maar vertelde hem dat er ook onrechtvaardige mensen temidden van zijn nageslacht zouden zijn die geen baat bij Allaah‟s belofte zouden hebben. Desondanks behoorde iedere Profeet na Ibraahiem tot zijn nageslacht, en ieder Boek dat geopenbaard werd kwam tot hen.
Deze Aayah die we net genoemd hebben betekent: “O Muhammad! Herinner de afgodendienaren en de Mensen van de Geschriften, die beweren de volgelingen van de religie van Ibraahiem te zijn, terwijl zij het in het echt niet volgen, terwijl jij, O Muhammad en jouw volgelingen de ware volgelingen van zijn religie zijn; herinner hen aan de bevelen en verboden waar Allaah Ibraahiem mee testte.” In soerah Ali-„Imraan 3: 67-68 staat:
220
IBRAAHIEM WAS NOCH EEN JOOD, NOCH EEN CHRISTEN, MAAR HIJ WAS EEN WARE MUSLIM HANIFAN EN HIJ WAS NIET VAN DE MUSHRIKIEN. WAARLIJK, TEMIDDEN VAN DE MENSHEID ZIJN DEGENEN DIE DE BESTE BEWERING HEBBEN OVER IBRAAHIEM DEGENEN DIE HEM EN DEZE PROFEET (MUHAMMAD EN DEGENEN DIE GELOOFD HEBBEN (MUSLIMS).
Sa‟ied bin Mansur zei:
heeft overgeleverd dat Ibn Mas‟ud
) VOLGDEN
zei dat Rasuulullaah
“Iedere Profeet had een Walie (helper; beste vriend) van onder de Profeten. Mijn Walie temidden van hen is mijn vader Ibraahiem, de Khaliel ( intieme vriend) van mijn Heer, de Verhevene, de Meest Geeerde. De Profeet
reciteerde toen:
WAARLIJK, TEMIDDEN VAN DE MENSHEID HEBBEN DEGENEN DIE HEM VOLGDEN HET MEESTE RECHT...” Sa‟ied bin Mansur 3: 1047. Allaah begunstigde de Profeet Musaa‟ door hem als Zijn Boodschapper te sturen en door met hem te praten; in soerah Al-A‟raaf 7: 144 staat:
HIJ (ALLAAH) ZEI: “O MUSAA‟, VOORWAAR, IK HEB JOU UITVERKOREN BOVEN DE ANDERE MENSEN, DOOR MIDDEL VAN MIJN BOODSCHAP AAN JOU EN MIJN WOORD. NEEM DAN WAT IK AAN JOU HEB GEGEVEN
221
(DE TAWRAAH) EN BEHOOR TOT DE DANKBAREN (“ASH -SHAAKIRIEN”).” Allaah zegt dat Hij rechtstreeks tot Musaa‟ sprak en hem boven de mensen van zijn tijd uitverkoorde, door Zijn Boodschap en omdat Hij rechtstreeks tot hem sprak. Maar er is geen twijfel dat Muhammad de belangrijkste van alle Kinderen van Israel is; de eersten en de laatsten onder hen. Daarom koos Allaah hem om de Laatste Profeet en Boodschapper te zijn, wiens wetten tot aan het Laatste Uur gehandhaafd zullen worden. Muhammad‟s volgelingen zijn groter in aantal dan die van alle andere Profeten en Boodschappers. Na Muhammad is de tweede in rang van eer Ibraahiem, vervolgens Musaa‟ ibn „Imraan. En Hij koos hem voor Zichzelf; in soerah Taa-Haa 20: 41 staat:
EN IK HEB JOU VOOR MIJZELF GEKOZEN.
Al-Bukhaarie heeft overgeleverd dat Abu Hurayrah
heeft gezegd dat Rasuulullaah
zei: “Aadam en Musaa‟ ontmoetten en Musaa‟ zei: “Jij bent degene die dingen moeilijk maakte voor de mensheid en jij zorgde ervoor dat zij uit het Paradijs zijn verdreven.” Aadam zei: “Ben jij degene die Allaah voor Zijn Boodschap koos en Hij selecteerde jou voor Zichzelf en Hij openbaarde de Tawraah aan jou?” Musaa‟ antwoordde: “Ja.” Toen zei Aadam: “Vond jij dat het voor mij was voorbeschikt dat Hij (Allaah) mij creeerde?” Musaa‟ antwoordde: “Ja.” Daarom verwierp Aadam Musaa‟s redenering.” Fath Al-Baari 8: 288, Muslim 4: 2043, 2044. Hij begunstigde „Isaa door van hem een Boodschapper van Allaah te maken en Zijn Woord dat Hij aan Maryam schonk en een geest welke Hij schiep en hij sprak als baby tot de mensen; in soerah An-Nisaa‟ 4: 171 staat:
222
O LIEDEN VAN HET SCHRIFT (“AHL-AL KITAAB”; DE JODEN EN DE CHRISTENEN), OVERDRIJFT NIET IN JULLIE GODSDIENST EN ZEG NIETS OVER ALLAAH DAN DE WAARHEID. VOORWAAR, DE MASIH „ISAA, ZOON VAN MARYAM, IS SLECHTS EEN BOODSCHAPPER VAN ALLAAH EN ZIJN WOORD, DAT HIJ AAN MARYAM ZOND EN UIT EEN GEEST (“AR-RUH”; JIBRIEL) VAN HEM VOORTKOMEND. GELOOFT DUS IN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPERS EN ZEGT NIET DAT ALLAAH “DRIE” IS. HOUDT HIERMEE OP, DAT IS BETER VOOR JULLIE. VOORWAAR, SLECHTS ALLAAH IS DE ENE GOD. VERHEVEN IS HIJ BOVEN DE BEWERING DAT HIJ EEN ZOON HEEFT. „Isaa is alleen een van Allaah‟s dienaren en een van Zijn schepselen. Allaah zei tegen hem: “Wees” en hij was en Hij stuurde hem als een Boodschapper. „Isaa werd geschapen via een Woord van Allaah dat Hij met Jibriel naar Maryam stuurde. Jibriel blies het leven van „Isaa in Maryam met Allaah‟s toestemming. Al-Bukhaarie heeft overgeleverd dat „Ubaadah bin As-Saamit zei dat Rasuulullaah zei: “Wanneer iemand getuigt dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allaah Alleen Die geen partners heeft en dat Muhammad Zijn dienaar en Boodschapper is en dat „Isaa Allaah‟s Boodschapper is en Zijn Woord dat Hij aan Maryam schonk en een ruh geschapen door Hem en dat Paradijs waar is en Hel waar is, dan zal Allaah hem het Paradijs binnen laten met de daden die hij heeft verricht.” Fath Al-Baari 6: 547. Of in een andere overlevering: “....door welke van de acht poorten van het Paradijs hij wenst.”
Muslim 1: 57.
Allaah verbiedt de Mensen van de Geschriften om extreem te worden in religie; de Christenen verhieven „Isaa tot zij hem boven de rang verhieven die Allaah hem gaf; zij verhieven hem van de rang van Profeet naar de rang van God. Imaam Ahmad heeft overgeleverd dat Ibn „Abbaas zei dat „Umar zei dat Rasuulullaah
zei:
“Prijs mij niet onnodig zoals de Christenen bij „Isaa de zoon van Maryam overdreven. Waarlijk, ik ben alleen een dienaar, dus zeg: “abdullaah wa rasuuluhu.” (Allaah‟s dienaar en Zijn Boodschapper.)” Ahmad 1: 23.
223
Imaam Ahmad heeft overgeleverd dat Anas bin Maalik
zei dat een man eens zei:
“O Muhammad! Jij bent onze meester en de zoon van onze meester, onze meest vrome persoon en de zoon van ons meest vrome persoon....” Rasuulullaah
zei:
“O mensen! Zeg wat jullie te zeggen hebben, maar sta shaytaan niet toe jullie te misleiden. Ik ben Muhammad bin „Abdullaah, Allaah‟s dienaar en Boodschapper. („abdullaahi wa rasuuluhu.) Wallaahi, ik houd er niet van dat jullie mij boven de rang die Allaah mij heeft gegeven verheffen.” Ahmad 3: 153.
De Profeten kunnen ook op andere manieren verschillend zijn. Een Profeet kan gewoon een Profeet zijn of hij kan een Profeet-Koning zijn, of een dienaar-Boodschapper. Een Profeet die niet wordt geloofd en niet wordt gevolgd of gehoorzaamd is een Profeet maar geen koning. Degene die geloofd wordt en gevolgd en gehoorzaamd-als hij alleen datgene beveelt wat Allaah hem beveelt-is een dienaar-Profeet, maar geen koning. Als hij beveelt wat hij wil van dingen die voor hem zijn toegestaan dan is hij een ProfeetKoning, zoals Allaah tegen de Profeet Soeleimaan zei in soerah Saad 38: 39:
DAT IS ONS GESCHENK, GEEF HET DAN WEG OF HOUD HET ACHTER; ZONDER AFREKENING. Dit betekent: “Dit is wat Wij aan koningschap en perfecte kracht aan jou hebben gegeven, zoals jij vroeg, je mag geven aan wie je wilt en ontzeggen wie jij wilt; wat je ook doet is toegestaan voor jou, dus hoe je ook oordeelt, het zal goed zijn.” tafsir Ibn Kathir.
De Profeet-Koning is in contrast met de dienaar-Boodschapper, zoals het tegen de Profeet werd gezegd: “Kies wat je wilt; een dienaar-Boodschapper of een Profeet-Koning.” De dienaar-Boodschapper doet wat hem bevolen is en geeft dingen aan de mensen weg zoals Allaah hem bevolen heeft, maar de Profeet-Koning kan geven aan wie hij wil en terughouden van wie hij wil zonder dat hem dat wordt aangerekend. Rasuulullaah
vroeg Jibriel om advies, die zei: “Wees nederig.”
224
Dus koos hij ervoor om dienaar-Boodschapper te zijn, want het heeft een grotere waarde bij Allaah en brengt een hogere status in het Hiernamaals, ookal is de andere mogelijkheid van Profeetschap gecombineerd met Koningschap ook iets groots in zowel deze als de volgende wereld. De dienaar-Boodschapper is perfecter dan de Profeet-Koning, zoals de positie van onze Profeet Muhammad was, die een dienaar-Boodschapper was die gesteund, gehoorzaamd en gevolgd werd. Dus zal hij een beloning krijgen die gelijk is aan degenen die hem volgden. De mensheid kreeg heel veel voordeel vanwege hem; zij ontvingen Rahmah vanwege hem en aan hem zal vanwege hen ook Rahmah worden geschonken. Hij koos er niet voor om een koning te zijn zodat dat zijn deel in het Hiernamaals niet zou ondermijnen, want het houdt leiderschap en rijkdom in. De positie van de Profeet Nuh, Ibraahiem, Musaa‟ en „Isaa ibn Maryam is hoger bij Allaah dan de positie van de Profeten Daawoed, Soeleimaan en Yuusuf. Majmoo‟ al-Fataawa, Shaikh al-Islaam.
DE DEUGD VAN DE LAATSTE BOODSCHAPPER MUHAMMAD. Wanneer Allaah de eersten en de laatsten op de Dag der Opstanding zal opwekken, zal onze Boodschapper de leider van de kinderen van Aadam zijn, het vaandel van lof dragend...Op die Dag zullen de Profeten en de Boodschappers onder zijn vaandel zijn. Rasuulullaah
heeft gezegd:
“Ik zal de leider van de kinderen van Aadam zijn op de Dag der Opstanding en ik bluf niet. Er zal die Dag geen Profeet zijn; Aadam of iemand anders, of hij zal onder mijn vaandel zijn. Ik zal de eerste zijn die mag bemiddelen en de eerste die geroepen zal worden om te bemiddelen en ik bluf niet.” Ahmad, Tirmidhie en Ibn Maadjah. Sahih al-Jaami‟ as-Sagheer, 2/ 21.
Wanneer de mensen hun nood op die Dag te intens wordt, zullen de mensen de grote Boodschappers smeken om voor hen te bemiddelen bij Allaah. De Boodschappers zullen proberen om dat te voorkomen; ieder van hen zal zeggen dat zij naar een ander toe moeten gaan, totdat wanneer zij bij de Profeet „Isaa komen deze zal zeggen: “Ga naar Muhammad, de dienaar wiens vroegere en latere zonden door Allaah waren vergeven.” Dit zal zijn status zijn op die grote Dag. Dit is alleen vanwege de gunsten die Allaah aan hem heeft geschonken; zijn grootse karaktereigenschappen, nobele houding, streven voor de zaak van Allaah en het handelen zoals Hij bevolen heeft. Allaah heeft hem met gunsten in zichzelf gezegend, in zijn oproep en in zijn Ummah. Hij nam hem bijvoorbeeld als een nabije Vriend zoals Hij dat met de Profeet Ibraahiem had gedaan. Volgens een hadith van Muslim in zijn Sahih, heeft Abu „Awaanah
overgeleverd dat de Profeet Muhammad
225
zei:
“Allaah heeft mij als een nabije vriend genomen zoals Hij Ibraahiem als een nabije vriend nam.” Tahqeeq at-Tahaawiyah. Zie: Sharh at-Tahaawiyah, p: 175. Hij gaf hem de nobele Qur‟aan, waaraan gelijk nooit eerder iets aan een andere Profeet of Boodschapper werd gegeven; in soerah Al-Hidjr 15: 87 staat:
EN VOORZEKER, WIJ HEBBEN JOU DE ZEVEN VAAK HERHAALDE VERZEN GEGEVEN EN DE GEWELDIGE QUR‟AAN.
Er waren enige verschillen van mening onder de geleerden over de betekenis van “de zeven van de mathaani”. Ibn Mas‟ud, Ibn „Umar, Ibn „Abbaas, Mujaahid, Sa‟id bin Jubayr, Ad-Dahhaak e.a. zeiden dat zij de zeven lange soerahs zijn; d.w.z: Al-Baqarah, Al-„Imraan, An-Nisaa‟, Al-Maa‟idah, Al-An‟aam, Al-A‟raaf en Yuunus. De tweede mening is dat zij Al-Faatihah zijn, die uit zeven Aayaat bestaat. Dit werd overgeleverd door „Ali, „Umar, Ibn Mas‟ud en Ibn „Abbaas. In een hadith heeft Abu Hurayrah
overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“Umm Al-Qur‟aan (de moeder of de essentie van de Qur‟aan) is de zeven Mathaani en Al-Qur‟aan al-Adziem.” Fath Al-Baari 8: 232.
Allaah koos Rasuulullaah om zes dingen te mogen ontvangen die aan geen een andere Profeet voor hem werden geschonken. Zoals de hadith zegt: “Ik ben met zes dingen boven andere Profeten begunstigd; aan mij is kort maar krachtige taal gegeven; ik ben gesteund met vrees (voor mij in de harten van mijn vijanden); de oorlogsbuit is voor mij toegestaan; de aarde is tot een betekenis van reinheid en een plaats van aanbidding voor mij gemaakt; ik ben aan de gehele mensheid gestuurd; en ik ben de laatste van de Profeten.” Muslim, Tirmidhie. Sahih al-Jaami‟ 2/ 21.
Hij kon dus met weinig woorden wijze, diepzinnige betekenissen uitleggen; Allaah heeft vrees voor Zijn Boodschapper en de volgelingen van Zijn Boodschapper in de harten van zijn vijanden geplaatst;
226
De oorlogsbuit was halaal voor hem, voorheen was het zo dat wanneer deze buiten door de Boodschappers en hun volgelingen werden verzameld vuur vanuit de hemel neerkwam en het verbrandde; De aarde is tot een plaats van aanbidding gemaakt en als reiniging voor hem en zijn volgelingen. Waar iemand van deze Ummah ook is wanneer de tijd van gebed komt kan hij wuduu‟verrichten en wanneer hij geen water kan vinden dan kan hij zichzelf reinigen door “tayammum” (reiniging met aarde i.p.v. water) te verrichten, vervolgens kan hij in een moskee of in een huis of open gebied bidden; Hij werd naar de gehele mensheid gestuurd; Arabieren en niet-Arabieren (ongeacht ras of etnische achtergrond), aan degenen die leefden tijdens zijn missie en degenen die na hem kwamen, totdat het Uur begint. In soerah Al-A‟raaf 7: 158 staat:
ZEG: “O MENSEN, VOORWAAR, IK BEN DE BOODSCHAPPER VAN ALLAAH VOOR JULLIE ALLEN. (ALLAAH IS) DEGENE AAN WIE HET KONINKRIJK OVER DE HEMELEN EN DE AARDE BEHOORT, GEEN GOD IS ER DAN HIJ. HIJ DOET LEVEN EN HIJ DOET STERVEN. GELOOFT DAAROM IN ALLAAH EN ZIJN BOODSCHAPPER; DE ONGELETTERDE PROFEET, DIE IN ALLAAH EN ZIJN WOORDEN GELOOFT EN VOLGT HEM. HOPELIJK ZULLEN JULLIE LEIDING VOLGEN.” “O mensen!” verwijst volgens de tafsir naar de gehele mensheid; rood en zwart en de Arabieren evenals de niet-Arabieren. Er zijn vele Aayaat en ahaadieth over het feit dat de Profeet Muhammad naar de gehele mensheid en de djinns werd gestuurd. Al-Bukhaarie heeft overgeleverd dat Abu-Dardaa‟ zei: “Abu Bakr en „Umar hadden een argument waarbij Abu Bakr „Umar boos maakte. Dus „Umar ging boos weg en Abu Bakr volgde hem, vragend of hij hem wou vergeven, maar „Umar weigerde. „Umar sloot de deur in Abu Bakr‟s gezicht dicht en Abu Bakr ging naar Rasuulullaah
227
terwijl wij met hem waren.
Rasuulullaah
zei: “Deze maat van jou (Abu Bakr) heeft iemand boos gemaakt!”
„Umar kreeg spijt van wat hij had gedaan, ging naar de Profeet de salaam en zat naast hem, en vertelde hem wat er was gebeurd. Rasuulullaah “O Rasuulullaah,
en groette hem met
werd boos (op „Umar), en zich dat realiserend, zei Abu Bakr: ik was het die onrechtvaardig was.”
Rasuulullaah zei: “Willen jullie mijn metgezel (“saahibie”) (Abu Bakr) alleen laten! Ik zei: “O mensen! Ik ben de Boodschapper van Allaah voor jullie allen” en jullie zeiden: “Je liegt” maar Abu Bakr zei: “Je hebt de waarheid gezegd.” Al-Bukhaarie. Fath Al-Baari 8: 153.
En de Profeet werd naar de djinn gestuurd zoals hij naar de mensheid werd gestuurd. Er waren negen djinn‟s op een plek “Nakhlah” genoemd (een valei tussen Makkah en At-Taa‟if) terwijl Rasuulullaah
het „Ishaa‟ gebed verrichtte en zij stonden bovenop
elkaar om hem te horen (72: 19). Rasuulullaah was zich niet van hun aanwezigheid bewust op dat moment. De djinn‟s zeiden: “Luister stil!” en naderhand keerden zij als waarschuwers naar hun volk terug; in soerah Al-Ahqaaf 46: 31-32 staat:
O VOLK VAN ONS, GEEFT GEHOOR AAN DE OPROEPER VAN ALLAAH EN GELOOFT IN HEM, DAN ZAL HIJ JULLIE ZONDEN VERGEVEN EN HIJ ZAL JULLIE REDDEN VAN EEN PIJNLIJKE BESTRAFFING.” De djinn‟s hebben dus waarschuwers temidden van hen maar geen Boodschappers. De Boodschappers waren immers altijd mensen, zoals in soerah Al-Foerqaan 25: 20 staat: EN WIJ STUURDEN VOOR JOU NOOIT EEN VAN DE BOODSCHAPPERS OF WAARLIJK, ZIJ ATEN VOEDSEL EN LIEPEN DOOR DE MARKTEN.
Imaam Ahmad en de beroemde Imaam Al-Haafiz Abu Bakr Al-Bayhaqi hebben in zijn boek “Dalaa‟il An-Nubuwwah” overgeleverd dat Ibn „Abbaas zei:
228
“Rasuulullaah
reciteerde nooit Qur‟aan voor de jinns, noch zag hij hen.
Rasuulullaah ging met een groep van zijn metgezellen naar de „Ukaaz markt. Op dat moment werden de duivels tegengehouden om het nieuws uit de hemelen af te luisteren en zij werden door brandende vlammen aangevallen (wanneer zij probeerden af te luisteren). Toen de duivels terug gingen naar hun volk, werd er aan hen gevraagd wat er gebeurd was en zij antwoordden: “Wij werden tegengehouden om het nieuws uit de hemelen af te luisteren en brandende vlammen vallen ons nu aan.” Hun volk zei tegen hen: “Jullie zijn alleen tegengehouden om de informatie van de hemelen af te luisteren omdat er iets groots heeft plaats gevonden. Ga dus overal over de aarde; Oost en West en zie wat het is dat jullie heeft tegen gewerkt in het afluisteren van het nieuws uit de hemelen.” Dus reisden zij overal over de aarde; Oost en West, zoekend naar wat hen had tegengehouden bij het afluisteren van het nieuws uit de hemelen. Een groep van hen ging naar Tihaamah (een dorp 72 mijl richting het Westen van AlMadinah.) en vonden Rasuulullaah terwijl hij bij een plek was -Nakhlah genoemdlangs de weg naar de „Ukaaz markt. Hij leidde zijn Metgezellen in het Fadjr gebed. Toen de jinns de recitatie van de Qur‟aan hoorden, stopten zij met het luisteren ernaar en zeiden toen: “Wallaahi! Dit is wat jullie heeft tegengehouden om het nieuws uit de hemelen af te luisteren!! Toen keerden zij terug naar hun volk en vertelden hen: “Ons volk! Wij hebben waarlijk een verbazingwekkende recitatie (de Qur‟aan) gehoord; het leidt naar het rechte Pad. Dus wij hebben erin geloofd en wij zullen niemand met onze Heer in aanbidding vereenzelvigen.” Al-Bukhaarie nr: 773, 4921, Muslim 1: 331, At-Tirmidhie, An-Nasaa‟ie in Al-Kubraa 6: 499. Later kwamen de djinns in groepen terug; de ene groep na de andere.
De zesde zegening is dat hij de zegel der Profeten is, waarna geen andere Profeet meer komt; in soerah Al-Ahzaab 33: 40 staat:
MUHAMMAD IS NIET DE VADER VAN EEN VAN JULLIE MANNEN, MAAR HIJ IS DE BOODSCHAPPER VAN ALLAAH EN DE LAATSTE DER PROFETEN. EN ALLAAH IS ALWETEND OVER ALLE ZAKEN.
Khadijah schonk hem Al-Qaasim, At-Tayyib en At-Taahir, die allen als klein kind stierven. Maariyah Al-Qibtiyyah schonk hem Ibraahiem, maar dit zoontje stierf ook toen hij nog maar klein was, zoals in de tafsir Ibn Kathir over deze Aayah wordt 229
uitgelegd. Wanneer onze Boodschapper de laatste Profeet is dan is hij ook de laatste Boodschapper, want iedere Boodschapper is een Profeet. Wat de betekenis is van de laatste van de Profeten en de Boodschappers zijn, is dat er geen Boodschapper na hem zal worden gestuurd om zijn wetten te veranderen of enig deel van zijn religie te niet te doen. Wanneer de Profeet „Isaa in het einde der tijden zal neerdalen (vanuit de hemelen op een minaret in Damascus zoals Rasuulullaah voorspeld heeft), zal hij (Jezus) niet komen om met de wetten van de Tawraah en Indjiel te regeren, maar hij zal eerder met de regels van de Qur‟aan regeren; hij zal het kruis breken en de varkens doden en mensen oproepen tot het gebed.
DE TEKSTEN VERBIEDEN ONDERSCHEID TUSSEN DE PROFETEN TE MAKEN. Er zijn ahaadieth die de Muslims verbieden om aan sommige Profeten de voorkeur boven anderen te geven. Abu Sa‟eed al-Khudri heeft bijvoorbeeld overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“Zeg niet dat sommige Profeten beter dan anderen zijn.” Sahihain. Mishkaat al-Msaabeeh, 3/ 114.
Abu Hurayrah
heeft overgeleverd dat Rasuulullaah
zei:
“Geef niet aan sommige Profeten de voorkeur boven anderen.”* Bukhaarie, Mishkaat al-Masaabeeh, 3/ 114. * d.w.z: zeg niet dat die en die beter dan die en die is. Deze ahaadieth zijn niet tegenstrijdig aan de teksten in de Qur‟aan die aantonen dat Allaah aan sommige Profeten en Boodschappers de voorkeur boven anderen heeft gegeven. Het verbod dat in de ahadith wordt genoemd dient zo te worden uitgelegd dat het niet is toegestaan om onderscheid tussen hen te maken wanneer dat gebaseerd is op hun afkomst. Abu Hurayrah heeft in Sahih al-Bukhaarie overgeleverd: “Een Muslim man debateerde met en Jood waarbij zij elkaar beledigden. De Muslim zei toen hij een eed zwoor: “Bij Degene Die Muhammad over de werelden koos.” De Jood zei: “Bij Degene Die Musaa‟ koos over de werelden.” De Muslim rees zijn hand daarbij en sloeg de Jood. De Jood ging naar de Profeet en vertelde hem wat er tussen hem en de Muslim man was gebeurd.
230
Hij (de Profeet ) zei: “Verkies mij niet boven Musaa‟ want de mensen zullen bezwijmen (op de Dag der Opstanding) en ik zal de eerste zijn die zal ontwaken en ik zal Musaa‟ zien die zich aan de zijkant van de Troon zal vasthouden. Ik weet niet of hij een van degenen was die waren bezwijmd en eerder dan mij ontwaakte of dat hij een van degenen was die door Allaah was geexcuseerd.” Bukhaarie: Kitaab al-Anbiyaa‟ Baab Wafaat Musaa‟. Zie: Fath al-Baari, 6/ 441.
Ibn Haadjar zei over deze zaak: “De geleerden zeiden wat het verbod op onderscheid maken tussen de Profeten betreft dat dit verwijst naar iemand die vanuit zijn eigen mening spreekt, niet degene die op basis van bewijs (“daliel”) spreekt; of het verwijst naar iemand die op een manier spreekt dat hij degene die een lagere status heeft ondermijnt, of die tot argumenteren en redetwisten aanzet, of het betekent het verheffen van een Profeet boven een andere op een manier dat er niets goeds over blijft om te zeggen over degene die een minder hoge status heeft.” Fath al-Baari, 6/ 446.
Verder is er overgeleverd dat een van de geleerden zei: “De verslagen die overgeleverd zijn over het verbod om aan sommige Profeten de voorkeur boven anderen te geven hebben te maken met het voeren van discussie‟s met de mensen van het Boek en het geven van voorkeur aan sommige Profeten boven anderen op basis van persoonlijke voorkeur, want wanneer zulke debatten tussen mensen ontstaan die verschillende religie‟s volgen, is er geen garantie dat een van hen niet zal eindigen in neerkijken op de ander en dit kan tot kufr leiden. Maar wanneer dat onderscheid gebaseerd is op het vergelijken van karaktereigenschappen en deugden om te zien wie van hen een hogere status heeft, dan valt dit niet onder het verbod.” Fath al-Baari, 6/ 446.Zie: tafsir Ibn Kathir; soerah Al-Baqarah 2: 253. Soebh‟aanaka llaahoemma wa bieh‟amdieka, Ash-hadoe allaa iellaaha iellaa ant, Astaghfieroeka wa atoeboe ielayk.
231
232