VERSLAG AAN DE
KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS voorgelegd door het
BELGISCH INSTITUUT VOOR POSTDIENSTEN EN TELECOMMUNICATIE overeenkomstig artikel 34, derde lid, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector
Oktober 2007
VOORWOORD
Hierbij heeft het BIPT de eer om zijn nieuwe halfjaarlijks verslag aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers te overhandigen. De verslagperiode loopt van april 2007 tot september 2007. Dit document wil de acties en voornaamste besluiten van de Raad van het BIPT beschrijven met betrekking tot de situatie van de Belgische sectoren van de postdiensten, de telecommunicatie en de radiocommunicatie. De Raad van het BIPT zet in de bladzijden die volgen ook de doelstellingen uiteen die hij voor zichzelf heeft vastgelegd. De Raad van het BIPT vestigt uw aandacht in het bijzonder op de volgende markante elementen. In de sector van de telecommunicatie moesten heel wat middelen worden ingezet voor de marktanalyses en de referentieaanbiedingen. Op die twee gebieden zijn erg veel besluiten genomen. In feite zijn behalve de markten 11 en 12 alle marktanalyses afgerond. Die twee markten vielen onder het samenwerkingsakkoord1 met de gemeenschappen. Omdat dit akkoord echter uiteindelijk door alle betrokken parlementen is ondertekend en bekrachtigd2, kunnen die markten nu op hun beurt worden genotificeerd aan de Europese Commissie en aan de nationale regelgevende instanties. De analyse van markt 18 inzake omroep op het grondgebied van Brussel-Hoofdstad is eveneens aangevat. De analyse van markt 173 is dan weer door de beslissing van de Europese instanties met betrekking tot internationale roaming4 achterhaald geraakt. Er moet worden gesignaleerd dat een aanzienlijk deel van het werk in verband met de marktanalyses te maken heeft met de follow-up van de gerechtelijke procedures die door de ondernemingen worden aangespannen. Er wordt ook erg uitgekeken naar de herziening door de Europese Commissie van de aanbeveling met de lijst van de relevante markten. Om het spel van de concurrentie op de meest adequate manier te bevorderen, heeft de Raad van het BIPT bij de historische operator voor elektronische-communicatiediensten een goed woordje gedaan opdat die in zijn referentieaanbiedingen meer rekening zou houden met de rechtmatige vragen van zijn concurrenten. In dezelfde gedachtegang draagt de publicatie door Belgacom van indicatoren inzake dienstkwaliteit bij tot een zo groot mogelijke transparantie in zijn contractuele betrekkingen met de andere operatoren. Zoals gebruikelijk zijn al die besluiten genomen na het advies te hebben gevraagd van alle betrokken partijen en na op de website van het Instituut (www.bipt.be) alle tussentijdse documenten te hebben gepubliceerd die tot de betrokken besluiten hebben geleid.
1
Gesloten op 17 november 2006. De goedkeuring van de Federale Staat is vervat in artikel 158 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen. Die van de Vlaamse Gemeenschap is gegeven in een decreet van 4 mei 2007 (Belgisch Staatsblad van 2 juli 2007). De Franse Gemeenschap heeft een decreet aangenomen op 2 juli 2007 (Belgisch Staatsblad van 19 september 2007). Het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap heeft zich akkoord verklaard via zijn decreet van 25 juni 2007 (Belgisch Staatsblad van 6 augustus 2007). 3 De nationale wholesale-markt voor internationale roaming via openbare mobiele netwerken. 4 Verordening (EG) Nr. 717/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2007 betreffende roaming op openbare mobiele telefoonnetwerken binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG 2
2
In de postsector heeft de Raad van het BIPT zijn dialoog met de ondernemingen uit de sector voortgezet en geprobeerd de verschillende sociaal-economische realiteit van de talrijke spelers die op die markten actief zijn, te beoordelen; de omgeving van een integrator die met transnationale verrichtingen bezig is verschilt radicaal van die van een onderneming van een meer bescheiden omvang en nog meer van de realiteit waarmee zelfstandigen worden geconfronteerd, die vaak werkzaam zijn binnen heel kleinschalige structuren, soms zelfs als eenmanszaak. Het gedrag en de wensen van de ene en de andere komen tot uiting in de resultaten van twee enquêtes met betrekking tot de universele postdienst die op de website van het Instituut zijn gepubliceerd. Aangezien het BIPT ook de particulieren heeft laten bevragen kunnen de verschillende standpunten met kennis van zaken worden vergeleken. Om de twijfel die in de sector bestond proberen weg te nemen, heeft het Instituut een mededeling gepubliceerd om duidelijkheid te verschaffen over zowel de karakteristieken van een postpakket als de link tussen het vervoersrecht en de postale reglementering. Ten overstaan van ondernemingen die hun reglementaire verplichtingen bewust met de voeten treden, heeft de Raad van het BIPT de overtreders in gebreke gesteld.
De Raad van het BIPT houdt zich ter beschikking van de geachte leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor alle verdere inlichtingen.
Michel Van Bellinghen, Lid van de Raad
Georges Denef Lid van de Raad
Catherine Rutten Lid van de Raad
Eric Van Heesvelde Voorzitter van de Raad
3
Inhoudstafel 1. DIENST MARKTEN/ECONOMISCHE ANALYSE ..................................................................................1 1.1. ANALYSE VAN DE MARKTEN VOOR ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE EN VERWERKING VAN MARKTGEGEVENS ...................................................................................................... 1 1.2. INTERCONNECTIE: BRIO & KOSTENMODELLEN ................................................................................... 2 1.3. KOSTEN VAN DE UNIVERSELE DIENST .................................................................................................... 2 1.4. GESCHEIDEN BOEKHOUDING EN KOSTENTOEREKENINGSSYSTEEM ..................................................... 3 1.5. RETAILDIENSTEN (VASTE TELEFONIE EN HUURLIJNEN) ........................................................................ 4 1.6. INTERCONNECTIE IN DE SECTOR VAN DE MOBIELE TELEFONIE............................................................. 4 1.7. TOEGANG TOT HET AANSLUITNETWERK: ONTBUNDELING (BRUO) EN BITSTREAM (BROBA) ........ 5 1.8. DOORVERKOOP VAN DE TELFOONAANSLUITING (BROW)................................................................... 6 1.9. WHOLESALE-AANBOD VAN HUURLIJNEN (BROCS).............................................................................. 6 1.10. REGULERING RADIO- EN TV-OMROEP OP HET GRONDGEBIED VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ................................................................................................... 6 2. DIENST TECHNOLOGIE............................................................................................................................7 2.1. NETWERKEN EN DIENSTEN ...................................................................................................................... 7 2.2. EXAMENS RADIOAMATEURS – MARITIEME RADIOCOMMUNICATIE ..................................................... 7 2.3. VASTE LOKALE RADIOVERBINDINGEN ................................................................................................... 7 2.4. SITEBEHEER: NORMEN INZAKE BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE GOLVEN EN HET TOEZICHT OP SITE SHARING ................................................................................................................ 8 2.5. VERGUNNINGEN....................................................................................................................................... 9 2.6. FREQUENTIES ......................................................................................................................................... 10 2.7. APPARATUUR ......................................................................................................................................... 13 2.8. NUMMERING .......................................................................................................................................... 14 2.9 SECTIE INFORMATISERING ..................................................................................................................... 16 3. DIENST POST ............................................................................................................................................18 4. DIENST CTR-Telecom...............................................................................................................................22 4.1. NCS - CONTROLE OP DE GEBRUIKERS VAN RADIOGOLVEN ................................................................ 22 4.2. BEHEER VAN DE DATABANK BETREFFENDE DE BEGUNSTIGDEN VAN SOCIALE TARIEVEN ............... 23 4.3. CONTROLE VAN DE OVERIGE UNIVERSELEDIENSTVERPLICHTINGEN .................................................. 24 4.4. ANDACHT VOOR DE BELANGEN VAN DE GEBRUIKERS ........................................................................ 24 4.5. NOODDIENSTEN - TELEFONISCHE AFLUISTERINGEN ........................................................................... 25 4.6. VEILIGHEID VAN DE NETWERKEN ......................................................................................................... 27 4.7. REGLEMENTAIRE ONTWIKKELINGEN ................................................................................................... 29 5. DIENST INTERNATIONALE RELATIES TELECOM ...........................................................................30 6. JURIDISCHE DIENST TELECOM ...........................................................................................................32 6.1. NIEUW REGELGEVINGSKADER .............................................................................................................. 32 6.2. HET SAMEWERKINGSAKKOORD MET DE GEMEENSCHAPPEN .............................................................. 38 6.3. ETHERPOLITIE ........................................................................................................................................ 38 6.4 RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE....................................................................... 38 6.5. ETHISCHE COMMISSIE ............................................................................................................................ 39 6.6. ANTI-SLAMMINGSCONTROLES (ARTIKEL 135)..................................................................................... 39 6.7 MVNO..................................................................................................................................................... 40 6.8. GESCHILLEN ........................................................................................................................................... 41 6.9. EUROCOÖRDINATOR .............................................................................................................................. 42 7. PERSONEELSDIENST EN HUMAN RESOURCES ...............................................................................44 7.1. BUDGETTAIRE EN BOEKHOUDKUNDIGE REGELS DIE OP HET INSTITUUT VAN TOEPASSING ZIJN ...... 44 7.2. UITBREIDING VAN HET PERSONEELSKADER......................................................................................... 44 7.3. WIJZIGINGEN IN DE PERSONEELSSTATUTEN ........................................................................................ 45 7.4. NIEUW EVALUATIESYSTEEM OP BASIS VAN EEN FUNCTIEBESCHRIJVING .......................................... 45 7.5 ORGANISATIE BEVORDERINGSEXAMENS .............................................................................................. 45 7.6. INTEGRATIE VAN DE OMBUDSDIENST VOOR DE POSTSECTOR ............................................................ 45 7.7 DOSSIERS DIE DE OMBUDSDIENST VOOR DE POSTSECTOR EN DE OMBUDSDIENST VAN TELECOMMUNICATIE AANBELANGEN........................................................... 45 4
7.8 DEFINITIEVE OVERDRACHT VAN DE PERSONEELSLEDEN VAN DE VROEGERE DIENST KIJK- EN LUISTERGELD NAAR DE BEZIGENDE OVERHEIDSDIENSTEN ........................................................................ 46
5
1. DIENST MARKTEN/ECONOMISCHE ANALYSE 1.1. ANALYSE VAN DE MARKTEN VOOR ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE EN VERWERKING VAN MARKTGEGEVENS
Realisaties In het eerste halfjaar 2007 is de analyse van de huurlijnmarkten (de relevante markten 7, 13 en 14) en markt 15 (toegang en gespreksopbouw op openbare mobiele telefoonnetwerken) afgerond. De betreffende besluiten zijn door de Raad goedgekeurd op 17 januari resp. 2 mei. De conclusie was dat er enerzijds op de markten 7 en 13 geen daadwerkelijke mededinging is en die markten dus ex ante gereguleerd moeten worden en er anderzijds op de markten 14 en 15 geen marktspeler gevonden kan worden met aanzienlijke marktmacht zodat er op die markten geen verplichtingen opgelegd kunnen worden. Van de publicatie van het besluit ten aanzien van markt 15 is tevens gebruik gemaakt om de verplichtingen vervat in de mededeling van de Raad van het BIPT van 2 augustus 2004 met betrekking tot GSM-gateways op te heffen. Bovendien zijn er ook een aantal vervolganalyses voltooid die een uitvloeisel zijn van bepalingen in het hoofdbesluit: op de netwerkspecifieke markt 9 zijn nieuwe ondernemingen aangemeld, zoals aangekondigd was in het besluit van 11 augustus 2006 met betrekking tot de markten van de cluster “vaste telefonie”, en voor markt 16 zijn de mobiele terminatingtarieven die van kracht worden vanaf 2008, en het bijbehorende glijpad opnieuw gedefinieerd zoals bepaald was in het besluit van 11 augustus 2006 naar aanleiding van opmerkingen van de Europese Commissie. De laatste marktanalyse uit de eerste ronde van de aanbeveling van 11 februari 2003, die nog op stapel staat, is die met betrekking tot markt 18, omroeptransmissiediensten voor het leveren van omroepdiensten aan eindgebruikers in het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De bevoegdheid voor die markt is het BIPT toegekend door de wet van 30 maart 1995 zoals gewijzigd door de wet van 16 maart 2007. Hoewel het samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen ondertussen is ondertekend, is het wachten op de ratificatie door alle deelparlementen. Dat betekent dat de samenwerking tussen de regulatoren nog altijd geen concrete gestalte gekregen heeft en de afronding van de relevante markten 11 en 12 dus op zich laat wachten. Zoals reeds voorheen opgemerkt, tekenen ondernemingen vrijwel systematisch beroep aan tegen die marktbesluiten waarin zij aangemeld worden als hebbende een aanzienlijke marktmacht. Dat betekent dat er rechtszaken lopen tegen alle afgeronde marktanalyses met uitzondering van die met betrekking tot de markten 4, 6, 14 en 15. Doelstellingen Het analysetraject en een deel van het consultatietraject van de bovengenoemde analyse met betrekking tot markt 18 zal in het tweede halfjaar van 2007 voltooid kunnen worden. De herziening van de aanbeveling met de lijst van relevante markten, die reeds een tijd geleden door de Europese Commissie werd aangekondigd, zal naar alle verwachtingen in het tweede halfjaar van 2007 gepubliceerd worden. Hiermee zal uiteraard rekening gehouden dienen te worden in de verdere planning van de marktanalyses. Nog afgezien van wat de bovenvermelde herziening oplevert, zullen hoe dan ook nieuwe marktanalyses gepland en voorbereid moeten worden. Net zoals in de afgelopen periodes, zal het volgen van de door de ondernemingen aangespannen processen een belangrijk onderdeel van het marktanalysewerk blijven.
1
1.2. INTERCONNECTIE: BRIO & KOSTENMODELLEN Realisaties Voor het eerste semester van 2007 stonden de volgende activiteiten op het programma: - de voortzetting van de actualisering van het top-down kostenmodel voor de interconnectietarieven. - de daadwerkelijke uitvoering van de uitbreiding van de draagwijdte van de CSC/CPSfuncties tot de korte nummers; - afhankelijk van de behoeften, de voortzetting van de vergaderingen van de werkgroep BRIO. De actualisering van het top-down kostenmodel voor de interconnectietarieven heeft geleid tot de aanneming van het besluit van de Raad van 24 april 2007 betreffende de tarieven voor gespreksopbouw en gespreksafgifte van Belgacom voor het jaar 2007. De toepassing van de uitbreiding van de draagwijdte van de CSC/CPS-functies naar verkorte nummers blijft voorlopig nog op obstakels stuiten. In het bijzonder blijkt dat de toegang tot de inlichtingendiensten (die deel uitmaken van de universele telecommunicatiedienst) niet voor de klanten van alle operatoren beschikbaar is. Daardoor kon geen effectieve uitvoeringsdatum worden vastgelegd. De BRIO-werkgroep heeft niet hoeven bijeen te komen. Het BIPT heeft ook via een mededeling een standpunt ingenomen over de addenda nr. 6 en 7 bij het referentie-interconnectieaanbod van Belgacom (respectievelijk met betrekking tot het loadsharingmechanisme en de financiële waarborgen). Doelstellingen Voor het tweede semester van 2007 zijn de volgende activiteiten gepland: - de bepaling van de laatste interconnectietarieven 2007 van Belgacom: o ATAP o Transit o VAS o CPS-activering - de bepaling van de WACC van Belgacom; - de actualisering van het top-down kostenmodel met het oog op de bepaling van de interconnectietarieven van Belgacom voor 2008; - de publicatie van een bestek met het oog op de selectie van een consultant om het BIPT bij te staan bij de actualisering van het bottom-up model voor de interconnectiekosten; - de uitvoering van de uitbreiding van de draagwijdte van de CSC/CPS-functies tot de korte nummers; - een besluit in verband met het voorstel voor een aanbod van Belgacom inzake beveiligde toegang tot de gedeelde nummers (shared numbers); - afhankelijk van de behoeften, de voortzetting van de vergaderingen van de werkgroep BRIO.
1.3. KOSTEN VAN DE UNIVERSELE DIENST Er waren geen specifieke activiteiten gepland voor het 1e semester van 2007. In dat semester is evenwel de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV) aangenomen, die in werking is getreden op 18 mei 2007. Die wet wijzigt de Belgische reglementering inzake sociale tarieven, meer bepaald het stelsel van de financiering van het fonds voor de universele dienst inzake sociale tarieven. Die wijzigingen hebben ertoe geleid dat het besluit van de Raad, in zijn 2
hoedanigheid van beheerder van het fonds voor de universele dienst inzake sociale tarieven van 30 oktober 2006 moest worden ingetrokken; dat besluit bepaalde de methodologie voor het bepalen van de compensaties onder de operatoren in het kader van dat fonds. Voor het 2e semester van 2007 zijn de volgende activiteiten gepland: -
de aanpassing van de methode voor de berekening van de compensaties op grond van de nieuwe wettelijke bepalingen; de berekening en de kennisgeving van de gecorrigeerde compensaties die voor het jaar 2006 verschuldigd zijn; de berekening en de kennisgeving van de compensaties die voor het jaar 2007 verschuldigd zijn.
1.4. GESCHEIDEN BOEKHOUDING EN KOSTENTOEREKENINGSSYSTEEM Overzicht Tussen 6 en 24 april 2007 heeft het BIPT een openbare raadpleging gehouden over een ontwerpbesluit tot wijziging van de besluiten met betrekking tot de analyse van de markten 1, 2, 8, 9, 10 en 13. Dat ontwerp heeft tot doel een aantal gerichte wijzigingen aan te brengen in verschillende besluiten van het BIPT inzake marktanalyse, in het bijzonder wat betreft de verplichting om een kostentoerekeningssysteem in te stellen. Het ontwerp is vervolgens ter advies voorgelegd aan de Raad voor de Mededinging. In het kader van de uitvoering van de correctiemaatregelen waarin de verschillende marktanalyses voorzien, heeft het BIPT ook een ontwerpbesluit gepubliceerd dat de voornaamste karakteristieken bepaalt die het kostentoerekeningssysteem van Belgacom moet hebben. Dat ontwerpbesluit zit nu in de fase van de kennisgeving aan de Europese Commissie. Om een aantal gerichte wijzigingen aan te brengen in verschillende besluiten van het BIPT inzake marktanalyse, in het bijzonder wat betreft de verplichting om een kostentoerekeningssysteem in te stellen, is er een ontwerpbesluit opgesteld. Dat besluit is aan een openbare raadpleging onderworpen en aan de Raad voor de Mededinging is een advies gevraagd. Doelstellingen De volgende documenten moeten in de tweede helft van 2007 aan de Europese Commissie worden genotificeerd: -
het ontwerpbesluit tot wijziging van de besluiten met betrekking tot de analyse van de markten 1, 2, 8, 9, 10 en 13; het ontwerpbesluit over de verplichting voor Belgacom om een kostentoerekeningssysteem op te stellen.
Er zal een definitief besluit worden aangenomen in verband met de verplichting voor Belgacom om een kostentoerekeningssysteem in te stellen nadat het ontwerpbesluit aan de Europese Commissie genotificeerd is, samen met het ontwerpbesluit tot wijziging van sommige besluiten betreffende de analyse van de markten.
3
1.5. RETAILDIENSTEN (VASTE TELEFONIE EN HUURLIJNEN) Realisaties Voor het eerste semester van 2007 stonden de volgende activiteiten op het programma: -
de afronding van de richtsnoeren van de pricesqueezetest; de voltooiing van het kostenmodel voor de huurlijnen; afhankelijk van de planning van de aanneming van de definitieve besluiten betreffende de analyse van de relevante markten, de geleidelijke toepassing van de correctiemaatregelen op retailniveau, waarin die besluiten voorzien.
Het ontwerp van richtsnoeren inzake pricesqueeze is op 8 maart 2007 voor advies voorgelegd aan de Raad voor de Mededinging. De Raad voor de Mededinging heeft op 7 april een advies verstrekt. Het ontwerp van richtsnoeren is vervolgens op 21 mei aan de Europese Commissie genotificeerd. Het BIPT heeft vastgesteld dat Belgacom de dalingen van de lasten voor mobiele gesprekafgifte niet doorberekend had in zijn retailtarieven die vanaf de datum van 1 november 2006 in werking zijn getreden. Bijgevolg heeft het BIPT op 8 februari 2007 beslist om Belgacom in gebreke te stellen om zich uiterlijk op 2 april 2007 naar het besluit van 11 augustus 2006 “vaste telefonie” te schikken. Na die ingebrekestelling zijn de tarieven van vast naar mobiel op 1 mei 2007 verlaagd. Doelstellingen Voor het tweede semester van 2007 staan de volgende activiteiten op het programma: -
de aanneming van de definitieve versie van de richtsnoeren inzake pricesqueeze; de voortzetting van de monitoring van de doorberekening van de MTR- en FTR-verlagingen in de retailtarieven.
Zodra het besluit betreffende de richtsnoeren om pricesqueeze te beoordelen is aangenomen, zullen de richtsnoeren worden gebruikt om de pricesqueezetest toe te passen op een of meer gevallen.
1.6. INTERCONNECTIE IN DE SECTOR VAN DE MOBIELE TELEFONIE Overzicht De tweede fase van de toepassing van het pricecapmechanisme van de MTR-gespreksafgiftelasten van de mobiele netwerken, zoals bepaald in het besluit van het BIPT van 11 augustus 2006 betreffende markt 16, is uitgevoerd op 1 mei 2007. De nieuwe tarieven die sedert die datum gelden, zijn door het Instituut meegedeeld op 3 april 2007. Met de hulp van het consultancybedrijf Analysys heeft het Instituut een ontwerpbesluit opgesteld ter aanvulling van het voormelde besluit van 11 augustus 2006 met als doel de MTR-lasten te reguleren vanaf het jaar 2008. Overeenkomstig de opmerkingen van de Europese Commissie, is dat ontwerp gebaseerd op het kostenniveau van een efficiënte mobiele operator in België, om geleidelijk aan de tarifaire symmetrie op te leggen tussen de MTR-lasten van de betrokken operatoren. Dat kostenniveau van een mobiele operator die geacht wordt efficiënt te zijn, is bepaald door een aantal verdere bewerkingen en aanpassingen door te voeren in het generieke kostenmodel dat in 2005 was ontwikkeld. Op 3 april 2007 heeft het Instituut de openbare raadpleging over dat ontwerp van aanvullend besluit gelanceerd. De reacties op die raadpleging, die op 2 mei 2007 afliep, zijn onderzocht en het betreffende ontwerpbesluit is ter advies voorgelegd aan de Raad voor de Mededinging.
4
Wat betreft markt 15 van de toegang tot en de gespreksopbouw op de mobiele openbare telefoonnetten, is het besluit van het BIPT afgerond op 2 mei 2007, na het advies van 26 februari 2007 van de Belgische Raad voor de Mededinging en het gunstige advies van 23 april 2007 van de diensten van de Europese Commissie. Het Instituut heeft besloten dat er in België op die wholesalemarkt voor toegang en gespreksopbouw op mobiele telefoonnetwerken voldoende concurrentie was en dat er bijgevolg geen correctiemaatregelen moesten worden opgelegd op de markt in kwestie. Doelstellingen In verband met de economische aspecten van de netwerken en diensten voor mobiele communicatie, zal het tweede semester van 2007 er in hoofdzaak op gericht zijn: -
na de adviezen die worden verwacht van de Raad voor de Mededinging en van de Europese Commissie het aanvullende besluit af te werken met als doel de termineringstarieven van de drie mobiele operatoren te reguleren vanaf 2008; de toepassing op 1 januari 2008 van de derde stap van het pricecapmechanisme van de MTRlasten voor te bereiden.
1.7. TOEGANG TOT HET AANSLUITNETWERK: ONTBUNDELING (BRUO) EN BITSTREAM (BROBA) Overzicht Op het einde van het eerste semester 2006 startte het BIPT met het uitwerken van nieuwe kostenmodellen wat betreft het BRUO, het BROBA en de collocatie. Aan de hand van een eerste consultatie met de sector werden deze nieuwe modellen verfijnd. De resulterende modellen worden gebruikt om de nieuwe tarieven te bepalen voor de referentieaanbiedingen van 2007. De tarieven voor bitstream werden reeds eind 2006 vastgelegd en op het einde van het eerste semester van 2006 worden ook de resultaten van verschillende andere kostenmodellen ter consultatie gelanceerd: de nieuwe tarieven voor ontbundelde toegang (BRUO), splitters en naar waarschijnlijkheid ook de proceskosten. Wat betreft kwalitatieve elementen werden er ontwerpbeslissingen gelanceerd rond verschillende addenda voor BRUO en BROBA die de operationele belasting bij Belgacom moeten verminderen en de efficiëntie moeten verhogen. Het gaat onder meer over nieuwe forecastingprocessen en SLA voor BRUO en een BROBA full VP scenario. Daarnaast besteedde het Instituut ook aandacht aan het implementeren van de publicatie van key performance indicators, dit zowel wat betreft het BRIO als wat betreft BRUO-BROBA; hierover werd een consultatie gehouden en een definitieve beslissing aangenomen op 23 mei 2007. De operationele situatie bij Belgacom werd ook besproken tijdens maandelijkse opvolgingsvergaderingen tussen Belgacom en de voornaamste gebruikers van het aanbod om de procedures verder te verbeteren. Doelstelling In het tweede semester van 2007 zal het Instituut ook een consultatie over de herziening van de collocatiekosten lanceren en afronden. In de tweede helft van 2007 zal de naleving van de SLA's en de juistheid van de forecasts worden gecontroleerd om de doeltreffendheid van de nieuwe procedures te beoordelen. De behoeften in termen van migratie van BROBA naar BRUO zullen eveneens worden geanalyseerd om de overeenstemmende middelen die nodig zijn, te evalueren.
5
Het Instituut werkt bovendien actief mee in de werkgroepen van de ERG in verband met “wholesale broadband regulatory practices and routines for BSA & LLU” en de "Next Generation Networks".
1.8. DOORVERKOOP VAN DE TELFOONAANSLUITING (BROW) Overzicht Op 28 november 2006 werd aan het BIPT gemeld dat één van de gemeenschappen mogelijk bezwaren heeft tegen bepaalde aspecten van het ontwerpbesluit omtrent het referentieaanbod voor de doorverkoop van de telefoonaansluiting (WLR). Het BIPT heeft als gevolg daarvan in een geest van goede wil in aanloop naar de bekrachtiging van het samenwerkingsakkoord besloten eerst deze bezwaren te horen alvorens te notificeren aan de Europese Commissie. Hierdoor werd de initieel geplande notificatie op 1 december 2006 verschoven naar een latere datum.
1.9. WHOLESALE-AANBOD VAN HUURLIJNEN (BROCS) Overzicht De besluiten betreffende de markten 7, 13 en 14 zijn door de Raad aangenomen op 17 januari 2007 en zijn dus in werking getreden. Bijgevolg is de ontwikkeling van het overeenstemmende nieuwe bottom-up kostenmodel aangevat en heeft Belgacom een voorstel voor een referentieaanbod gedaan (BROCS gedoopt, wat staat voor Belgacom Reference Offer Capacity Services). De marktanalyses voorzien ook in een nieuw bottom-up model voor de huurlijnen, dat door Bureau van Dijk tot stand is gebracht. Doelstelling Het referentieaanbod, alsook de uitgaande tarieven van het kostenmodel zullen op het einde van het eerste semester en/of het begin van het tweede semester van 2007 aan raadpleging worden onderworpen, en vervolgens het voorwerp uitmaken van een definitief besluit van de Raad.
1.10. REGULERING RADIO- EN TV-OMROEP OP HET GRONDGEBIED VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Overzicht De wet van 16 maart 2007 tot wijziging van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad alsook van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector heeft een aantal bevoegdheden gegeven op het gebied van radio- en televisieomroep. De analyse van markt 18 is aan de gang. Doelstelling De analyse van markt 18 zal aan een openbare raadpleging worden onderworpen voordat die aan de Europese Commissie wordt genotificeerd.
6
2. DIENST TECHNOLOGIE 2.1. NETWERKEN EN DIENSTEN Overzicht Het uitvoeringsbesluit voor openbare bureaus voor elektronische communicatie werd nog niet goedgekeurd. Het Instituut wacht zijn ondertekening en publicatie af alvorens verdere stappen te kunnen ondernemen. Het koninklijk besluit dat de aangifte regelt van netwerken en diensten werd gepubliceerd in het Staatsblad. De dienst Aangiften heeft de nieuwe aangifteprocedure, alsook de nieuwe tarieven, uitgewerkt in het aangifteformulier en op de website. Doelstellingen De dienst Aangiften zal een blijvende praktische toepassing van de notificatie van de openbare netwerken en diensten voortzetten. Het nieuwe koninklijk besluit genereert nu ook een kader om de aangiften van doorverkopers gegrond te kunnen afwerken. Een grondige controle van de aanwezige operatoren wordt nu mogelijk, en zal waarschijnlijk aanleiding geven tot een verhoogde inschrijvingsaantal in het komende halfjaar.
2.2. EXAMENS RADIOAMATEURS – MARITIEME RADIOCOMMUNICATIE Het Instituut heeft de taak examens te organiseren die toegang verlenen tot radioamateurvergunningen, alsook tot operateurcertificaten voor radiomaritieme stations. Overzicht Op 11 augustus 2006 heeft de Raad van het BIPT beslist om de organisatie van morseproeven voor radioamateurs die naar het buitenland willen gaan, toe te vertrouwen aan de erkende radioamateurverenigingen. De eerste proef is afgenomen op 19 mei 2007. Naar aanleiding van de opmerkingen vanwege de Raad van State is het koninklijk besluit betreffende de operatorgetuigschriften voor radioamateurs aangepast en zal die in de volgende legislatuur worden bekendgemaakt. Doelstellingen Een koninklijk besluit betreffende het houden en het gebruik van radiocommunicatiestations aan boord van schepen wordt momenteel door het Instituut opgesteld; dat besluit stelt ook de examenstof en de organisatie van de radiomaritieme examens vast (VHF en GMDSS).
2.3. VASTE LOKALE RADIOVERBINDINGEN Overzicht Op verzoek van het kabinet van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, heeft het BIPT een openbare raadpleging gehouden over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende vaste en nomadische radiotoegang. Dat ontwerp van koninklijk besluit heeft in het bijzonder betrekking op de WiMAX-technologie (Worldwide interoperability for Microwave Access). Die technologie, die gebaseerd is op radiotransmissienorm 802.16 van het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers), wordt ondersteund door het consortium van constructeurs « WiMAX Forum ». De WiMAX-technologie 7
zou vaste, nomadische en eventueel mobiele breedbanddataverbindingen via radiogolven mogelijk moeten maken. Nomadische verbindingen zijn verbindingen waarvoor het eindtoestel zich op verschillende punten kan bevinden maar tijdens het gebruik vast blijft, terwijl in het geval van mobiele verbindingen het eindtoestel tijdens het gebruik in beweging kan zijn. WiMAX wordt vaak vergeleken met de wifitechnologie, maar dan met hogere debieten en een groter bereik. In België beschikken twee operatoren (Mac Telecom en Clearwire) over een vergunning voor vaste lokale radioverbindingen in frequentiebanden waar de WiMAX-technologie of gelijkwaardige technologieën kunnen worden toegepast. Momenteel is geen extra spectrum meer beschikbaar voor andere operatoren in frequentiebanden waar de WiMAX-technologie of gelijkwaardige technologieën kunnen worden toegepast. Doelstellingen Na onderzoek van de bijdragen in het kader van de openbare raadpleging zal het Instituut een nieuw ontwerp van koninklijk besluit voorbereiden en het aan de minister overzenden.
2.4. SITEBEHEER: NORMEN INZAKE BLOOTSTELLING AAN ELEKTROMAGNETISCHE GOLVEN EN HET TOEZICHT OP SITE SHARING
Overzicht Het cartografische instrument dat nu anderhalf jaar operationeel is wordt verder verbeterd. Dit cartografische instrument toont de gebruiker een kaart van België, waarop kan worden ingezoomd. Op deze kaart worden de plaatsen aangeduid waar zich sites bevinden. Per site kan een overzicht opgevraagd worden waarin het juiste adres en de op de site aanwezige antenne-eigenaars aangeduid worden. In de laatste maanden is de controle en correctie van alle adres- en coördinaatgegevens afgewerkt. Een externe firma is erin geslaagd om samen met de operatoren een bijkomende kwaliteitsgarantie te verzekeren qua adres en ligging van de sites. Het BIPT heeft resultaten van deze controles verwerkt en brengt de gecoördineerde resultaten over aan alle betrokken partijen en op de website. Doelstellingen Het toepassingsgebied van de reglementering inzake stralingsdossiers is verder uitgebreid tot o.a. radioamateurs, lokale radio’s, krijgsmacht en anderen. Een blijvende vergelijking tussen de inlichtingen in de databank « RF-straling » en die in de databank met betrekking tot gedeeld gebruik van sites van RISS (Radio Infrastructure Site Sharing) zal de correctheid van de gegevens dienen te garanderen. Na de verificatie van de bestaande sites wordt nu een systeem ingesteld dat over de correctheid van de nieuwe toegevoegde sites moet waken. Dit systeem zal systematisch de adres- en coördinaatgegevens nagaan op basis van een stratenregister en gedetailleerde kaarten. In twijfelgevallen wordt een ploeg ter plaatse gestuurd om de gegevens te verifiëren.
8
2.5. VERGUNNINGEN Overzicht Verdere ontwikkelingen door de dienst Informatisering worden in de dienst geïmplementeerd. De eerste fase van dit project vond eind 2006 zijn intrede in de dienst. Nieuwe uitvoeringsbesluiten voor de nieuwe telecomwet zijn in voorbereiding en de dienst Vergunningen wacht nu de verdere afwerking van het koninklijk besluit af. Doelstellingen Een verdere invoering van de geïnformatiseerde dossierverwerking zal in 2007 een blijvende inspanning vragen. Nieuwe werkwijzen en andere gebruikssoftware zullen een flexibele houding van het personeel vergen. In deze fase zal de werking van de dienst hierdoor zeker niet vlotter verlopen, gelet op de verplichte leerperiode, maar op termijn wordt een substantieel verbeterde werking van dit project verwacht. Wanneer het nieuwe uitvoeringsbesluit dat het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen vervangt, van kracht wordt, zal de dienst de nodige aanpassingen doorvoeren om enkele aangepaste regels te implementeren. -
Radioamateur Overzicht De dienst zet de registratie van de radioamateurs voort, van wie het aantal stijgt sedert de invoering van de basisvergunning, en streeft ernaar de best mogelijk dienstverlening te verstrekken in het toegestane wettelijke kader. Doelstellingen De herziening van het ministerieel besluit van 9 januari 2001 betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs is nog niet begonnen omdat die afhankelijk is van het besluit dat bestemd is om het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 te vervangen, dat momenteel bij de Europese Commissie wordt onderzocht. Het Instituut bestudeert momenteel de mogelijkheid om via een aanvullend examen, een tussentijdse vergunning af te geven, waarmee Belgische radioamateurs die geen houder zijn van een HAREC-vergunning, naar het buitenland kunnen gaan, overeenkomstig aanbeveling ECC/REC 05-06. Voor de regeling van de internationale erkenning van onze basisvergunning zal een bijkomende procedure uitgewerkt worden.
-
Radiomaritieme communicatie en communicatie in de luchtvaart Het Instituut geeft de vergunningen af voor het houden en het gebruiken van radiocommunicatiestations aan boord van schepen die de Belgische vlag voeren, alsook voor de luchtvaartuigen die in België ingeschreven zijn. Overzicht De databank wordt nog altijd aangepast om de papieren dossiers volledig te verwijderen; het einde van die aanpassing wordt verwacht in de loop van 2008.
9
Doelstellingen Een koninklijk besluit betreffende het houden en het gebruik van radiocommunicatiestations aan boord van schepen wordt momenteel door het Instituut opgesteld; dat besluit stelt ook de examenstof en de organisatie van de radiomaritieme examens vast (VHF en GMDSS). -
Openbare trunkingnetwerken Overzicht Het Instituut wacht nog steeds op de publicatie van de herziening van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 waarin de reglementering betreffende de operatoren die trunkingnetwerken exploiteren, opgenomen is. Doelstellingen Bij de bekendmaking van het besluit zal het Instituut het uitvoeren en de verschillende dossiers volgen.
-
Gsm Overzicht Het regelgevingskader met betrekking tot de operatoren van mobiele telefonie aan boord van luchtvaartuigen is opgesteld in overeenstemming met de beslissing van de CEPT en moet nog gepubliceerd worden. Doelstellingen Bij de bekendmaking van het besluit zal het Instituut het uitvoeren en de verschillende dossiers volgen.
2.6. FREQUENTIES Overzicht Internationale activiteiten RSPG In de RSPG werd een opinie betreffende het digitaal dividend aanvaard. Terecht wordt erop gewezen dat, gezien de overgang van analoge naar digitale omroepuitzendingen, het beschikbaar worden van het digitaal dividend op een geharmoniseerde basis, niet voor 2012 zal gebeuren. Een ideaal scenario met als dividend een geharmoniseerde subband blijkt enkel haalbaar mits een herplanning van de volledige band. In de RSPG werden tevens nieuwe werkitems goedgekeurd aangaande de toepassingen zonder vergunning en het stroomlijnen van de EU-werkmethodes inzake een goed spectrumbeheer. RSC De RSC keurde een beschikking van de Europese Commissie goed betreffende de geharmoniseerde beschikbaarheid van informatie betreffende het gebruik van het spectrum en een beschikking betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 2GHzfrequentieband voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten. Verder ondernam de RSC een onderzoek om de plannen van de lidstaten inzake het toekomstige gebruik van de frequentieband 2500-2690 MHz te inventariseren.
10
Een belangrijke beschikking aangaande de introductie van de 3G-systemen in de 2G-banden werd ook ontwikkeld. Beschikkingen aangaande mobiele communicatie aan boord van vliegtuigen (MCA: Mobile communications Onboard Aircraft) en specifieke UWB-toepassingen worden tevens voorbereid. Werkgroep van RSC/COCOM betreffende de gebruiksrechten voor het WAPECS-concept De dienst nam ook verder deel aan de gemeenschappelijke werkgroep van RSC/COCOM in verband met de gebruiksrechten voor de WAPECS. Binnen deze werkgroep werd een ontwerp van aanbeveling voorbereid met een uitgebalanceerde minimumset aan regelgevende voorwaarden voor alle WAPECS-platformen. Als resultaat van deze werkzaamheden zal deze aanbeveling voorgelegd worden aan het COCOM-comité. Werkgroep van RSC/COCOM betreffende MSS 2 GHz en MCA Er werd ook deelgenomen aan de expertengroep voor de introductie van systemen voor mobiele satellietdiensten in de 2 GHz-band (MSS 2GHz) teneinde een uitweg te vinden voor de nieuwe hybride satellietsystemen met complementair grondcomponent die in deze banden geïntroduceerd zullen worden. Een consultatiedocument met betrekking tot een selectie- en toewijzingsprocedure voor dergelijke systemen werd afgewerkt en door het COCOM-comité goedgekeurd. De consultatie hierover is aan de gang. In deze groep werden ook besprekingen gevoerd over een geharmoniseerde introductie van gsmsystemen voor mobiele communicatie aan boord van vliegtuigen. Werkgroep van de RSPG betreffende Spectrum Trading Er werd ook deelgenomen aan een vergadering van een beperkte groep van experten betreffende een diepgaande gedachtewisseling over de inhoud van het begrip en het formuleren van een geharmoniseerde en geleidelijke invoering in deze deelnemende landen van spectrum trading. Het resultaat van deze werkgroep zal uiteindelijk voorgelegd worden aan de RSPG. Radio-interfaces Een nieuwe radio-interface B20 betreffende Ultra-Wide-Bandapparatuur (UWB-apparatuur), die de voorwaarden vastlegt waarbij het gebruik en de commercialisering van deze apparatuur op de Belgische markt worden toegelaten, werd ontwikkeld. Een aantal nieuwe radio-interfaces B7, B11, B12 en B14 (onder andere voor het gebruik van radioapparatuur met een zeer laag vermogen voor de transmissie van muziek in de FM-band) werden door de Raad van het BIPT goedgekeurd en op de website geplubliceerd. Consultatie 2,6 GHz-band Er werd een publieke consultatie georganiseerd voor de band 2500-2690 MHz. Deze band was oorspronkelijk bedoeld als uitbreidingsband voor de 3G-netwerken. Niettemin gaan er meer en meer stemmen op om deze band op een technologieonafhankelijke wijze ter beschikking te stellen. De consultatie onderzoekt tevens de mogelijke interesse voor een vierde 3G-vergunning. De samenvatting van de bijdragen is op 26 juni op de website van het Instituut gepubliceerd. Koninklijk besluit betreffende de introductie van 3G-systemen in de 2G-banden Tijdens het eerste semester van 2007 werd het koninklijk besluit gepubliceerd dat de realisatie van UMTS-netwerken in de gsm-banden vanaf het midden van 2008 zal toelaten. Landmobiele diensten Voorts werd de planning van de frequenties voor privaat mobiel gebruik verder uitgewerkt. In het bijzonder moet hier het dossier van de Belgische spoorwegen vermeld worden, dat volledig aan de actuele situatie aangepast werd. De technische cel “landmobiele diensten” coördineerde en wees de frequenties toe voor tijdelijke evenementen waaronder vooral de Ronde van Frankrijk en verschillende georganiseerde concerten en andere tijdelijke evenementen. 11
Betreffende de maritieme netten werd de situatie van de jachthavens in Nieuwpoort geëvalueerd en werden bijkomende frequenties toegekend. RRC-‘06 Na de planningsconferentie RRC-06 en het bereikte akkoord GE06 werden de werkzaamheden voor de overgangsregeling voortgezet (geleidelijke overgang van de analoge zenders naar de digitale zenders). Dit moet uiteraard bekeken worden in een internationaal kader, rekening houdende met de verschillende overgangsdata die de verschillende buurlanden hanteren. Met onze buurlanden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk werden er tijdens het eerste semester 2007 een aantal bilaterale vergaderingen georganiseerd. ITU-Wereldradioconferentie 2007 De dienst Frequentiebeheer organiseerde een voorbereidende nationale vergadering om de gemeenschappelijke Europese voorstellen (ECP) te bespreken en uit te maken of België deze ECP’s kan steunen. Doelstellingen Wat de ITU betreft zal de aandacht tijdens het tweede semester 2007 vooral gaan naar de voorbereiding van de Wereldradioconferentie die plaatsvindt in oktober-november 2007. Deze conferentie zal een variatie aan onderwerpen behandelen. Onder meer de volgende belangrijke punten staan op de agenda: - IMT-2000, toekomstige ontwikkeling IMT-2000 en systemen na IMT-2000 (agendapunt 1.4, 1.9); - toekomstige spectrumbehoeften voor de luchtvaart (agendapunt 1.5 en 1.6); - reorganisatie van de HF-banden (agendapunt 1.13); - wetenschappelijk gebruik van het spectrum (agendapunt 1.2, 1.3, 1.7, 1.17, 1.20, 1.21); - herziening van de procedures voor GMDSS (agendapunt 1.14); - flexibiliteit in het radioreglement (WRC-03) (agendapunt 7.1); - voorbereiding van de WRC-10-agenda (agendapunt 7.2). Begin juli 2007 vindt er in Roemenië een CEPT/ECC-conferentie plaats waar drie bestaande omroepakkoorden worden herzien (Akkoord van Chester 1997, Akkoord van Wiesbaden 1995 en het Akkoord van Maastricht 2002). Het BIPT zal daar de Belgische delegatie met vertegenwoordigers van de gemeenschappen leiden. Betreffende de resultaten van de RRC-06 zal verder gewerkt worden aan de internationale coördinatie van een overgangsregeling (overstappen van analoge omroepuitzendingen naar digitale omroepuitzendingen). De “Radio Spectrum Policy Group” (RSPG) zal een opinie voorbereiden in verband met het gebruik van radio-apparatuur die vrijgesteld is van vergunning. Er zijn tevens werkzaamheden gepland voor het stroomlijnen van het spectrumbeheer in de Unie. Het “Radio Spectrum Committee” (RSC) zal zich verder buigen over o.a. een beschikking betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronische-communicatienetdiensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap, en een nieuwe beschikking die specifieke UWB-apparatuur toelaat. De activiteiten van de verschillende werkgroepen van de RSC/COCOM zullen verder gevolgd worden. Zo zal een ontwerp van aanbeveling voorbereid worden voor mobiele communicatie aan boord van vliegtuigen en zullen verdere stappen worden gezet met betrekking tot een selectie- en toewijzingsprocedure voor de implementatie van systemen voor mobiele satellietdiensten in de 2 GHz en dit rekening houdende met de resultaten van de gevoerde consultatie.
12
Verder is het de bedoeling om naar aanleiding van deze consultatie over de 2.6 GHz-band een wetgevend kader te ontwikkelen teneinde nieuwe gebruiksrechten in deze band toe te kennen. De dienst Frequentiebeheer zorgt tevens voor het ter beschikking stellen, conform de beschikking van de Europese Commissie, van de nodige informatie in het zogenaamde EFIS-systeem, beheerd door het ERO in Kopenhagen. De voorbereiding van nieuwe radio-interfaces die de voorwaarden vastleggen waarbij het gebruik en de commercialisering van apparatuur op de Belgische markt worden toegelaten zal worden aangevat. Het is onder meer de bedoeling om de Belgsiche radio-interfaces aan te passen aan de recente beschikking van de Europese Commissie inzake kortbereikapparatuur en de laatste stand van zaken van de CEPT/ECC-aanbeveling 70-03.
2.7. APPARATUUR Overzicht De dienst Apparatuur heeft de taak om op het terrein de conformiteit te controleren van de apparatuur die in de handel wordt gebracht. Deze apparatuur moet voldoen aan de eisen gesteld in de Europese Richtlijn 1999/5/EG – de R&TTE-richtlijn. De dienst Apparatuur verschaft nadere toelichting betreffende de praktische toepassing van deze richtlijn. De activiteit van de dienst Apparatuur bestaat in het plannen en uitvoeren van gerichte controles op de conformiteit van radio- en telecommunicatie-eindapparatuur. Die interventies kunnen uiteraard niet volledig en systematisch zijn en geschieden daarom steekproefsgewijs in specifieke domeinen. Naast het spontaan bezoeken van winkels wordt ook opgetreden op openbare markten. Beurzen worden bezocht zodat fabrikanten van nieuwe toepassingen ingelicht kunnen worden over de te respecteren regelgeving. De opsporingsinspectie van de Administratie der Douane en Accijnzen en de in België actieve internationale koeriersdiensten doen een beroep op de controleurs van de dienst Apparatuur indien er twijfel bestaat over de conformiteit van ingevoerde – dikwijls via internet bestelde – radio- en telecommunicatie-eindapparatuur. De geadresseerden van dergelijke in beslag genomen nietconforme apparatuur worden schriftelijk verwittigd en gevraagd vrijwillig afstand te doen van de bestelde illegale goederen. Indien bij controles niet-conforme apparatuur wordt aangetroffen en indien de verantwoordelijke voor het in de handel brengen ervan en/of de fabrikant ervan kan worden geïdentificeerd, dan wordt deze aangeschreven. Hierbij wordt aangegeven welke inbreuken er vastgesteld werden en wordt er nadere informatie verschaft zodat de niet-conformiteiten aan de bron voorkomen kunnen worden. De informatie wordt eveneens doorgespeeld aan de buitenlandse autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het markttoezicht in verband met radio- en telecommunicatie-eindapparatuur zodat ook zij de nodige maatregelen kunnen treffen en eventueel de betrokken firma verdere informatie kunnen bezorgen. Uiteraard wordt er nauw samengewerkt met de parketten en wordt, waar nodig, verdere toelichting betreffende onze specifieke wetgeving verstrekt. Ook wordt er overleg gepleegd met andere politieen controlediensten in het kader van gezamenlijke acties. De verwerking van de controlerapporten en van de dossiers in verband met de algemene houdersvergunningen behoort ook tot de dagelijkse bezigheid van de dienst Apparatuur. In het kader van de publicatie van de nieuwe EMC-richtlijn (Richtlijn 2004/108/EG) werd een toelichtingsdocument gepubliceerd door de Europese Commissie. De dienst Apparatuur van het BIPT heeft hieraan een belangrijke en gewaardeerde bijdrage geleverd. 13
Dit document dat enkel in het Engels beschikbaar is, is terug te vinden op de website van de Europese Commissie via de link: http://ec.europa.eu/enterprise/electr_equipment/emc/guides/emc_guide_2007.pdf. De aandacht wordt erop gevestigd dat de bepalingen van de nieuwe EMC-richtlijn van toepassing worden op 20 juli 2007. Hoewel er een aantal aanpassingen en verduidelijkingen in deze nieuwe richtlijn zijn opgenomen blijven de vroegere basisprincipes van kracht. Toch moeten de fabrikanten en andere actoren er rekening mee houden dat er een aantal, vooral administratieve verplichtingen nageleefd moeten worden. Ook de bepalingen in verband met vaste installaties zijn specifieker. Deze nieuwe EMC-richtlijn werd in Belgisch recht omgezet door het koninklijk besluit van 28 februari 2007 betreffende de elektromagnetische compatibiliteit (Belgisch staatsblad van 14 maart 2007 pagina 13678 tot 13687). De dienst Apparatuur is tevens actief betrokken bij een aantal nationale en internationale vergaderingen. Doelstellingen Voor het tweede halfjaar van 2007 zijn in feite dezelfde activiteiten gepland. Het is de bedoeling tegen eind 2007 de informatiedocumenten betreffende de toepassing van de R&TTE-richtlijn die op de BIPT-website gepubliceerd zijn, te actualiseren. Ook zullen inspanningen geleverd worden om de Belgische radio-interfacespecificaties bij te werken rekening houdende met de technologische evolutie. Het BIPT blijft verder actief binnen de vergaderingen van TCAM, R&TTE ADCO, EMC ADCO, ERO SRD MG, ETSI ERM.
2.8. NUMMERING Overzicht Beheer van het nummerplan In de eerste helft van 2007 heeft het BIPT een uitgebreide schriftelijke consultatie georganiseerd over het nieuwe ontwerp-KB betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte en de toekenning en intrekking van gebruiksrechten voor nummers. Eveneens werd aan de geïnteresseerde marktpartijen de mogelijkheid geboden om hun standpunt omtrent het nieuwe ontwerp-KB mondeling toe te lichten. Dit proces resulteerde in 22 uitgebreide schriftelijke reacties die zorgvuldig werden geanalyseerd. De samenvatting met de analyse en een aantal beleidsopties werd aan de voogdijoverheid overgezonden. Op instructie van de voogdijoverheid heeft het BIPT het ontwerp-KB aangepast en werd er een advies hierop uitgebracht. Eveneens bevat dit koninklijk besluit nieuwe tarieven zowel voor de behandeling van dossiers als voor de jaarlijkse gebruiksrechten. De inpact op de begroting van het BIPT werd geanalyseerd en overgezonden naar de inspectie van financiën. Op 27 april werd het koninklijk besluit ondertekend door de Koning. De telecommunicatie-industrie is tot vandaag in belangrijke mate verdeeld tussen de vaste en mobiele netwerken. Deze scheiding komt ook tot uiting op het vlak van nummering. Door de veranderingen in de sector beginnen deze grenzen te vervagen en zien we convergentiediensten op de markten verschijnen. De dienst Nummerbeheer heeft in het kader van zijn internationale activiteiten meegewerkt aan een rapport over vaste mobiele convergentiediensten en plant op basis hiervan de markt te consulteren. Verder werd een nieuw ontwerp van ministerieel besluit met bijbehorend advies tot wijziging van het ministerieel besluit van 12 december 2005 tot vaststelling van de categorieën uitgaande gesprekken
14
en categorieën opgeroepen nummers waarvan de blokkering kosteloos aan de eindgebruikers aangeboden moet worden, opgesteld en overgezonden aan de voogdijoverheid. Nummeroverdraagbaarheid Om de nummeroverdraagbaarheid toegankelijker te maken voor kleinere marktpartijen wordt het systeem van hosting ingevoerd. Na de openbare consultatie over de hostingvoorwaarden werden de resultaten geanalyseerd en na bijkomende raadpleging van de vzw voor nummeroverdraagbaarheid werd het besluit met betrekking tot de vastlegging van de voorwaarden voor het verlenen van indirecte toegang (“hosting”) tot de databank voor de nummeroverdraagbaarheid door de Raad aangenomen op 30 mei 2007. Een aantal partijen die de regels met betrekking tot de nummeroverdraagbaarheid niet respecteerden werden in gebreke gesteld. De doorlichting via een samenkomst met de marktpartijen met betrekking tot de regulering op vlak van nummeroverdraagbaarheid in vaste en mobiele netwerken werd gestart via de organisatie van een vergadering. Internationaal niveau De dienst Nummerbeheer heeft verder het voorzitterschap van de werkgroep ‘Numbering, Naming and Addressing’ van de ECC voortgezet. Tijdens de 16e plenaire vergadering van de ECC werd België opnieuw verkozen om deze werkgroep voor te zitten gedurende een periode van 3 jaar. Doelstellingen Beheer van het nummerplan Bijkomende regulering zal worden opgesteld teneinde in België het besluit van 15 februari 2007 van de Europese Commissie over de reservatie van nationale telefoonnummers die beginnen met ‘116’ voor de invoering van geharmoniseerde diensten van sociale waarde in te voeren. Een analyse van de resultaten van de impact van de convergentiediensten op het nummerplan zal worden gemaakt en indien nodig zullen een aantal nieuwe beleidsregels worden voorgesteld. Het koninklijk besluit betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte en de toekenning en intrekking van gebruiksrechten voor nummers van 27 april 2007 zal concreet worden toegepast met als bijzondere aandachtspunten: 1. de start van de voorintekeningsfase voor SMS- en MMS-diensten (1 september 2007); 2. de invoering van de nummeroverdraagbaarheid van geografische nummers voor de nomadische VoIP-dienst (1 september 2007); 3. de verandering eindgebruikerstarief voor oproepen naar 78- en 70-nummers (1 september 2007); 4. de inwerkingtreding van de nieuwe regeling inzake nationale korte nummers van het type 19XX (1 september 2007); 5. de invoering van de bevoegdheid voor het beheer van het TETRA-nummerplan (1 september 2007); 6. de invoering van nieuwe tarieven voor de jaarlijkse rechten en dossierkosten (1 september 2007); 7. de regularistatie van de suballocatie van nummercapaciteit tussen operatoren (1 november 2007); 8. de start van de voorbereiding van de omnummering van 77-nummers in 906-nummers (1 april 2008); 15
9. de voorbereiding van de invoering van een nieuw systeem voor infokiosknummers (1 april 2008); 10. de voorbereiding van de omnummering en invoering van een nieuw SMS- en MMSnummerplan (1 juni 2008). De datum tussen haakjes is de datum waarop de diverse bepalingen van het koninklijk besluit in voege zullen treden op voorwaarde dat het koninklijk besluit wordt gepubliceerd tijdens de maand juni 2007 in het Belgisch Staatsblad. Nummeroverdraagbaarheid De doorlichting van de regulering moet verder worden afgerond met als doel een aantal beleidsopties te definiëren om vervolgens te implementeren via een aangepast nieuw reglementair kader. Internationale aspecten De dienst Nummerbeheer zal het voorzitterschap van de werkgroep ‘Numbering, Naming and Addressing’ van de ECC voortzetten. Bijzondere aandacht in dit kader zal worden besteed aan het onderzoek van maatregelen die zowel nationaal als internationaal de integriteit van de “calling line identification” moeten bewaren. Verder zal in het kader van de Europese consultatie over de vraag welke diensten van sociaal nut een 116-nummer krijgen een Belgisch standpunt worden ingenomen, zowel schriftelijk als tijdens de voorbereidende vergaderingen.
2.9 SECTIE INFORMATISERING Overzicht Het ultieme doel, zijnde de fusie van de databanken van de onderlinge diensten, komt steeds dichterbij. In de laatste zes maanden werden hiervoor een aantal beslissende stappen gezet. Op dit moment zijn we vrijwel klaar om de laatste fase in te gaan. In deze fase zal er uiteindelijk een groot aantal vereenvoudigingen optreden in het werk van de dienst Vergunningen. Dit moet op de dienst Vergunningen resources vrijmaken, daar de dienst Vergunningen zich niet meer zal moeten bezighouden met het inbrengen van vergunningen. Vooraleer ten volle van deze ontwikkelingen genoten kan worden moeten de dossiers aan een grondige controle onderworpen worden. Dit zal voornamelijk op de dienst Frequenties bijkomend werk met zich brengen om de divergenties van de afgelopen jaren recht te trekken. Bijkomende ondersteuning voor de frequentiedienst zal dus nodig zijn. Het sluitstuk van het elektronisch dossierbeheer, het elektronisch loket, is nog steeds in ontwikkeling. Een aantal onderdelen zijn reeds te raadplegen maar de data zijn uiteraard afhankelijk van de fusie van de interne databanken. Het is ook belangrijk om dit onderdeel grondig aan te pakken en niet te overhaasten gezien de mogelijke veiligheidsimplicaties van het ter beschikking stellen van data via het internet. De diensten van de NCS werden op informaticavlak meer geïntegreerd in de sectie Informatisering. Zowel het dossierbeheer als het beheer van de elektronische documenten lopen nu mede door het toezicht van de sectie Informatisering. In de afgelopen maanden werden elektronische VPNconnecties gelegd naar elk lokaal centrum zodat het lokaal centrum rechtstreeks toegang heeft tot deze databank. Deze connecties bieden bijkomende mogelijkheden die we in de komende maanden zullen exploreren.
16
Een niet belangrijk onderdeel van de nog te voorziene ontwikkelingen zijn voor een stuk afhankelijk van het nog te publiceren nieuwe radiobesluit. Zolang deze publicatie niet gebeurd is, is het gebruik van meer geavanceerde systemen van vergunningen (m.b.v. stickers) niet mogelijk. Doelstellingen 1. Nog steeds: de realisatie van het elektronisch loket parallel met de finale fusie van de databanken van de betrokken diensten, wat de klantrelatie met het BIPT veel duidelijker zal maken, daar klanten online de dossiergegevens zullen kunnen raadplegen. 2. Nog steeds: een nieuwe iteratie van de bestaande software waarbij het nieuwe radiobesluit en de nieuwe softwarestandaard in rekening worden gebracht (langetermijndoelstelling). 3. Doorgedreven controle van de databanken ter voorbereiding van het ter beschikking stellen van de gegevens aan de klanten.
17
3. DIENST POST Overzicht Nationaal niveau Het BIPT heeft de ondernemingen in de postsector heel actief verder bewust gemaakt opdat ze zich schikken naar de secundaire wetgeving inzake vergunningen en aangiftes (zie Belgisch Staatsblad dat verschenen is op 17 januari 2006). Met het oog hierop vatte het BIPT een tweede fase in de procedure aan, met name de ingebrekestelling van de in gebreke blijvende ondernemingen. Eind mei 2007 waren er 8 vergunningen verleend en 121 aangiftes ontvangen. De wetteksten betreffende postale reglementering werden in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd 14 mei 2007. Het betreft in het bijzonder: - Wet tot wijziging van de wet van 6 juli 1971 houdende oprichting van DE POST en tot wijziging van de wet van 26 december 1956 op de Postdienst; - Wet tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Op 1 juni 2007 werden tevens de volgende reglementaire teksten in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd: - Koninklijk Besluit houdende reglementering van de postdienst; - Koninklijk Besluit houdende reglementering van de financiële postdiensten; - Ministerieel Besluit houdende reglementering van de particuliere brievenbussen; - Ministerieel besluit houdende reglementering van de financiële postdiensten. De bevoegdheden van de Ombudsdienst voor de postsector zijn door de wet van 21 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 23 januari 2007) uitgebreid tot de hele postsector. Wat het vierde beheerscontract van De Post betreft, heeft het Instituut de kwaliteitsnormen geverifieerd van de postbestelling in verband met de prioritaire en niet-prioritaire stukpostzendingen. Hetzelfde geldt voor de aangetekende zendingen en de binnenkomende stukpost. Het BIPT heeft de audit 2006 afgerond met betrekking tot het systeem voor de registratie en behandeling van de klachten in verband met de krantenbedeling (met postabonnement) via aanvullend onderzoek bij de drie uitgevers en De Post. Het BIPT heeft de analyse voortgezet van de tevredenheidsgraad van de klanten van De Post. Met behulp van de aanvullende informatie die De Post heeft verstrekt, heeft het BIPT artikel 15, § 2, toegepast van het koninklijk besluit betreffende de toepassing van titel IV van de wet van 21 maart 1991 en dus de berekening van de last van de universele postdienst voor het jaar 2005 kunnen beëindigen. De minister en De Post zijn van het resultaat op de hoogte gebracht. Het BIPT heeft een ontwerpmededeling over de regels voor de certificatie van de analytische boekhouding van De Post, overeenkomstig art. 10, § 3, van het koninklijk besluit van 11 januari 2006 voorgelegd voor een openbare raadpleging. Die mededeling is aangenomen. Het BIPT heeft een overheidsopdracht gegund om bij 2.500 kmo's en zelfstandigen een telefonische enquête te laten uitvoeren met betrekking tot de universele postdienst. Het BIPT heeft samen met De Post verder nagedacht over de opportuniteit om het model voor de berekening van de kosten van de universele dienst te wijzigen in geval van een eventuele openstelling van de markt.
18
Het BIPT heeft de nieuwe prijszetting van De Post betreffende de preferentiële (of voorkeurtarieven) en conventionele tarieven die van toepassing zullen worden bij de operationele inwerkingtreding van de nieuwe sorteercentra gevolgd. Het BIPT heeft een ontwerpmededeling over de postpakketten ter consultatie voorgelegd. Europees niveau Het Instituut heeft naar aanleiding van het 3e voorstel voor een richtlijn tot volledige vrijmaking van de postmarkt deelgenomen aan het door de Commissie georganiseerde Postal Directive Committee. Het Instituut heeft vervolgens: - het Raadgevend Comité voor de postdiensten geïnformeerd; - de vergaderingen bijgewoond op de DGE ter voorbereiding van de Europese Raden; - het parlement gevolgd bij het nemen van een resolutie; - de minister geadviseerd tijdens de interkabinetaire vergaderingen, in het bijzonder over de mogelijke financieringsmethoden van de universele dienst. Het BIPT heeft de werkzaamheden rond de Dienstenrichtlijn voortgezet. Op het niveau van het CERP (Europees Comité voor postregulering) waarvan het BIPT het voorzitterschap heeft, heeft het Instituut de verschillende werkgroepen uitgenodigd om zich toe te spitsen op aangelegenheden die verband houden met de geleidelijke liberalisering van de markt en met de uitwerking van de derde postrichtlijn. Met dat doel, is er door het CERP een vragenlijst geweest betreffende de financiering van de universele dienstverlening. In het licht daarvan heeft het BIPT heel actief deelgenomen aan de werkzaamheden over de verantwoordelijkheid van de regulatoren, aan boekhoudkundige aangelegenheden, aan de bescherming van de consumenten, aan de standaardisatienormen, enz. Het BIPT heeft de aanpassingen aan bestaande CEN-normen met betrekking tot het meten van besteltermijnen gevolgd. Daarnaast heeft het BIPT als coördinator van de CERP PT “Implementation of CEN quality of service standards” een verslag betreffende het toepassen van Europese kwaliteitsstandaarden klaargemaakt. In mei 2006 tijdens de plenaire CERP-vergadering in Tallinn konden de spelers uit de privésector en in het bijzonder de vertegenwoordigers van de kleine en middelgrote ondernemingen en de consumenten, ruimschoots aan het woord komen. Bovendien zijn er nog altijd in het kader van het ontwerp van derde postrichtlijn besprekingen gevoerd over de toekomstige rol van het CERP en zijn betrekkingen met de Europese Commissie. Het CERP is immers geroepen om een rol te spelen als beheerder en controleur van de markt op Europees niveau. De Europese Commissie wenst te profiteren van de expertise van de regulatoren en van de ministeries op het terrein. Wereldniveau Het Instituut heeft de ontwikkeling gevolgd van het dossier inzake ratificatie van de Akten van de UPU van Boekarest, dat overgezonden is aan de minister van Buitenlandse Zaken en heeft deelgenomen aan de debatten in de Senaatscommissie. Binnen de UPU heeft het BIPT een project gecoördineerd dat erop gericht is de verantwoordelijkheden en taken binnen die organisatie beter te verdelen en dat in oktober 2007 zal worden voorgesteld aan de volgende Administratieve Raad.
19
Het BIPT heeft overigens actief deelgenomen aan de werkzaamheden rond de structuur en de samenstelling van de Vereniging. De Raad voor Postexploitatie heeft de door het BIPT afgewerkte documenten goedgekeurd, namelijk de praktische gids voor formele wetgevingstechniek, de wijzigingen die zijn aangebracht in de Reglementen en het meertalige vocabularium van de UPU. Het BIPT heeft het werk voltooid dat tot doel had een aantal voorstellen te presenteren met betrekking tot de definities van posttermen die compatibel zijn met de regels van de WTO. Tijdens het eerste semester heeft het BIPT een derde versie van het strategisch plan van Nairobi voorbereid en gecoördineerd in het kader van de Groep Strategische Planning. Dat plan zou de poststrategie van de UPU-leden moeten beschrijven voor de periode 2009-2012, alsook de praktische aspecten. Doelstellingen Nationaal niveau Het BIPT zal zich opnieuw toeleggen op acties om de ondernemingen in de postsector de voorschriften van de secundaire wetgeving inzake vergunningen en aangiftes te doen naleven. Indien nodig, zal het BIPT procedures starten om ondernemingen die weigerachtig zijn om zich naar de reglementering te schikken, in gebreke te stellen. Het Instituut zal ter beschikking blijven van de regering voor de afwerking van de tekst in verband met het voorontwerp van koninklijk besluit van het Raadgevend Comité voor de postdiensten. Wat het vierde beheerscontract betreft zal op grond van de overeenkomsten die in 2006 ondertekend zijn, het systeem van de kwaliteitsnormen voor de aangetekende zendingen, postpakketten en binnenkomende stukpost volledig van toepassing worden in 2007 en dit overeenkomstig de uitgewerkte protocols. Het Instituut zal ook de naleving controleren van de criteria inzake tevredenheid van de cliënteel. Het BIPT zal de audit van het CSA-systeem (kwaliteitsmeting van de krantenbedeling) bij De Post verder updaten samen met de audits bij de uitgevers. In het kader van de kosten van de financiering van de universele dienst, zal het BIPT de regering op de hoogte brengen van de eindresultaten van 2006. Het zal zijn onderzoek voortzetten over de opportuniteit om het model voor de berekening van de kosten van de universele dienst in de toekomst te wijzigen in geval van de openstelling van de markt. In het algemeen zal het Instituut aandacht besteden aan de ontwikkeling van de sector en toezien op de naleving van het transparantie- en het non-discriminatiebeginsel. In 2007 is de bevoegdheid van de Ombudsdienst bij De Post omgevormd tot een ombudsdienst voor de postsector. Het BIPT zal de nodige acties treffen met het oog op de financiering van de Ombudsdienst door een vergoeding in te voeren op basis van de werkingskosten en van de klachten tegen elke operator die worden behandeld. Nu het ministerieel besluit houdende reglementering van de particuliere brievenbussen is verschenen, zal het BIPT ervoor zorgen dat de nieuwe reglementering zo ruim mogelijk bekend geraakt onder de betrokken actoren, namelijk onder andere de gemeenten, de architecten en de fabrikanten van brievenbussen. Het BIPT zal bij de kmo's en zelfstandigen de enquête verrichten over de universele postdienst en een verslag uitbrengen aan de minister.
20
Het BIPT zal de resultaten analyseren van de raadpleging over een ontwerpmededeling van het BIPT over de postpakketten. Het Instituut zal de audit van het CSA-systeem (kwaliteitsmeting van de krantenbedeling) bij De Post verder updaten samen met de audits bij de uitgevers. Europees niveau Het Instituut zal verder de ontwikkelingen betreffende de derde postale richtlijn op het niveau van het Europees Parlement en de Raad en desgevallend de minister adviseren en bijstaan in de omzetting van de richtlijn. Daarbij zal het BIPT erop toezien dat het CERP in de toekomst zijn rol kan spelen ten opzichte van het Postal Directive Committee, zoals vastgelegd is in het ontwerp van derde postrichtlijn. Het Instituut zal de leden van die organisatie blijven aansporen opdat zij ten volle hun rol vervullen in de liberalisering en de controle van de markt. Het zal erop toezien dat het CERP aan de Europese Commissie gestaafde economische en juridische verslagen afgeeft. Het zal er de nadruk op leggen dat de Europese Commissie duidelijke regels uitvaardigt, waarvan de "haalbaarheid" wordt gegarandeerd voor de toepassing van de derde postale richtlijn. Het zal in het bijzonder de werkzaamheden volgen van de werkgroep "Affaires économiques" die belast is met aangelegenheden in verband met de kosten van de universele dienst en de financiering ervan, boekhouding, tarieven. Het BIPT zal de werkzaamheden rond de richtlijn van het Parlement en de Raad betreffende de diensten op de interne markt blijven volgen. Het BIPT zal ook zijn steun verlenen aan Eurostat om de statistische gegevens voor de postsector met betrekking tot het jaar 2006 af te werken. In het kader van de voorbereiding van het Congres van de UPU in Nairobi zal het BIPT een actieve rol spelen binnen het Project Team van het CERP dat voorstellen zal doen en ontwerpen van resolutie zal voorleggen tijdens dat Congres. Wereldniveau Tijdens het tweede semester zal het BIPT het toekomstige Strategische Plan van de UPU voor de periode 2009-2012 verder uitwerken. Daarbij zal het BIPT de werkzaamheden van de rondetafelgesprekken die binnen de verschillende Beperkte Verenigingen door de UPU worden georganiseerd, actief volgen. Als effectief lid en regulator binnen die groep, zal het proberen een proactieve rol te spelen in het kader van een markt die geleidelijk aan voor concurrentie wordt opengesteld. Bovendien zal het BIPT zich in dat dossier ook om de milieuproblematiek bekommeren. In het kader van de voorbereiding van het Congres van de UPU in Nairobi in 2008 zal het BIPT een proactieve rol spelen binnen die organisatie inzake afronding van projecten in verband met de structuur en hervorming van de instelling. Het BIPT zal voorontwerpen van voorstellen en van wijzigingen van de Akten voorbereiden die op dat Congres moeten worden voorgelegd.
21
4. DIENST CTR-TELECOM 4.1. NCS - CONTROLE OP DE GEBRUIKERS VAN RADIOGOLVEN Overzicht In de loop van de eerste helft van 2007 bestonden de voornaamste activiteiten van de dienst NCS in: - het beheer van de lopende dossiers, hetgeen in het bijzonder de volgende acties inhoudt: o de behandeling van de klachten van de gebruikers van het radiospectrum; o de preventieve controle van de particuliere en professionele radiogebruikers; o het opsporen van onwettige radiozenders; o de stralingsmetingen in het kader van de volksgezondheidsnorm; o de controle tijdens evenementen; o de samenwerking met de parketten en politiediensten; o de samenwerking met het CCRM; - de analyse van de klachten in de FM-omroepband; - de meting van de UMTS-netwerken: een beoordeling van de dekking van de UMTSnetwerken van Proximus, Mobistar en Base is volgens een vereenvoudigde procedure uitgevoerd; - de uitwerking van de technische bestekken voor de aankoop van meetapparatuur; - de deelname aan de internationale werkgroepen: o CEPT/ERC/FM-PT22 (monitoring); o CEPT/RA1 (enforcement); o RAINWAT COMMITTEE (maritime); o CEPT/RA2 (maritime). Er dient te worden opgemerkt dat aan een radio een administratieve boete is opgelegd wegens schadelijke storingen. De directie van de NCS is ook actief betrokken bij het selectieonderzoek van de nieuwe techniciens die deel uitmaakten van de kaderuitbreiding. Doelstellingen Buiten de voortzetting van de lopende werkzaamheden waarmee de NCS belast is, zal de dienst bijzondere aandacht besteden aan de volgende dossiers. -
Controle op de FM-omroepband De dienst NCS moet vaststellen dat wegens het ontbreken van frequentieplannen die juridisch niet worden aangevochten, de grootste onzekerheid heerst omtrent de rechten en plichten van de radio's die uitzenden in de FM-omroepband. Net als in het verleden zal het BIPT alles in het werk stellen om de gemeenschappen de mogelijkheid te bieden om een evenwichtige oplossing te vinden voor het huidige geschil in verband met de verdeling van de zendvermogens. Op grond van de relevante bepalingen van de wet van 13 juni 2005 en overeenkomstig de procedure die in november 2005 is gepubliceerd zal de NCS de metingen op het terrein voortzetten om de werkelijkheid vast te stellen van de storingen die worden veroorzaakt door radio’s in de ene gemeenschap en waarop kritiek wordt geleverd door een andere gemeenschap. Die dossiers zouden kunnen uitmonden in administratieve sancties overeenkomstig artikel 21 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van het BIPT.
-
Controle op de dekking van de UMTS-netwerken De resultaten van de meetcampagne zullen aan de operatoren worden overgezonden.
22
-
Gsm-jammers In het kader van de installatie van gsm-jammers in gevangenissen, zullen de bepalingen van artikel 33 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie worden geverifieerd, en meer bepaald de noodzaak dat er buiten de penitentiaire instellingen geen schadelijke storingen worden veroorzaakt door de gsm-jammers.
-
Wifinetwerken Er zal een meetmethode worden uitgewerkt voor de verificatie van de zendparameters van de wifinetwerken.
-
Stralingsmetingen Momenteel wordt de huidige meetmethode herzien. Daardoor zou het enerzijds mogelijk moeten zijn om de in te zetten middelen te beperken in de gevallen waarin de stralingsniveaus laag zijn, en anderzijds een uitvoerige analyse te verrichten van andere bronnen van uitzending dan gsm en UMTS, als dat nodig is.
-
Grote evenementen Twee etappes in de Ronde van Frankrijk 2007 lopen door België. De teams op het terrein zullen in samenwerking met de buitenlandse besturen toezien op een optimaal gebruik van het radiospectrum. Onze teams zullen ook aanwezig zijn op de Grote Prijs Formule 1 van Francorchamps.
-
Logistique Er zullen drie nieuwe meetvoertuigen worden ingericht.
4.2. BEHEER VAN DE DATABANK BETREFFENDE DE BEGUNSTIGDEN VAN SOCIALE TARIEVEN Overzicht De dienst "STT" die sedert 3 mei 2006 ingezet is voor het beheer van de databank betreffende de begunstigden van de sociale telefoontarieven, behandelt alle aanvragen voor de toekenning van de sociale tarieven waarvoor de gegevens van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid niet toereikend zijn om te besluiten of de aanvrager wel degelijk aan de voorwaarden voldoet van artikel 22 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005. In het eerste semester van 2007 was voor meer dan 27.000 aanvragen voor een sociaal telefoontarief de tussenkomst van het Instituut nodig; daarbij zijn: - er meer dan 5.400 uitgemond in het verkrijgen van het recht om het sociale tarief te genieten; - er meer dan 4.700 aanvragen geweigerd; - wachten er meer dan 17.000 op een antwoord (de documenten zijn nog niet naar het BIPT teruggezonden). Nu wachten er geen dossiers meer op behandeling. De achterstand die op het einde van het tweede semester van 2006 te zien was, is inmiddels weggewerkt. In verband met de financiering van het fonds voor de sociale telefoontarieven voor het jaar 2005 (meer bepaald voor de periode van 1 juli 2005 tot 31 december 2005) heeft het Instituut in zijn hoedanigheid van beheerder van het fonds voor de universele dienst inzake sociale tarieven een besluit gepubliceerd dat tot doel heeft het besluit van 30 oktober 2006 in te trekken. Die intrekking was nodig wegens de verandering van het regelgevingskader inzake financiering van het sociale element die ingevoerd is bij de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Bovendien zijn de omzetcijfers met betrekking tot de markt van de openbare telefonie in 2006 aan de operatoren opgevraagd om het fonds voor het jaar 2006 te kunnen financieren. 23
Het Instituut heeft vervolgens het nodige denkwerk aangevat om een methode vast te stellen voor de berekening van de bijdragen in en vergoedingen vanwege het fonds, overeenkomstig het nieuwe regelgevingskader. Zo ook heeft het Instituut gewerkt aan het opstellen van een methode voor de berekening van de kosten voor investering en werking van de databank en de verdeling ervan onder de operatoren, volgens de nadere regels die vastgelegd zijn in de wijzigingsbepalingen van artikel 30 van de "BIPT"-wet die vervat zijn in de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2006.
Doelstellingen De start van de tweede fase van het in-productie-stellen van de computertoepassing die voor de sociale tarieven wordt gebruikt, is uitgesteld tot het tweede semester van 2007. Een verandering zal in het bijzonder de dienst "STT" treffen omdat die zal bestaan uit een systematische verificatie voor iedereen die sedert 2 jaar of meer begunstigde van een sociaal telefoontarief is, om na te gaan of hij nog altijd aan de voorwaarden voldoet die vastgesteld zijn in artikel 22 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005. In de tweede helft van 2007 zal het Instituut, in zijn hoedanigheid van beheerder van het fonds voor de universele dienst inzake sociale tarieven, een besluit publiceren over de methode voor de berekening van de compensaties per operator voor het sociale element van de universele dienst, overeenkomstig artikel 74 van de wet van 13 juni 2005 en het koninklijk besluit ter uitvoering ervan van 20 juli 2006, teksten die allebei gewijzigd zijn door de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV). Dat besluit zal worden gevolgd door de verzending van een mededeling aan de betrokken operatoren van het bedrag van hun compensatie of vergoeding ten opzichte van het fonds.
4.3. CONTROLE VAN DE OVERIGE UNIVERSELEDIENSTVERPLICHTINGEN Overzicht In afwachting van de aanwijzing van de aanbieders voor de diverse elementen van de universele dienst blijft Belgacom de enige universeledienstverlener. Onder de controle van het BIPT heeft die operator zijn verrichtingen en zijn meetmethodes moeten aanpassen om zich te schikken naar de kwalitatieve en kwantitatieve verplichtingen van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Bijgevolg worden momenteel bij het Instituut nieuwe controlemaatregelen ontwikkeld.
Doelstellingen Tijdens het tweede semester van 2007 zal het Instituut het verslag over de uitvoering van de universele dienst in 2006 publiceren. Het Instituut zal tevens de ontwikkeling voortzetten van controleprocedures die aangepast zijn aan de nieuwe kwalitatieve verplichtingen en aan de nieuwe apparatuur die bij Belgacom wordt geïnstalleerd.
4.4. ANDACHT VOOR DE BELANGEN VAN DE GEBRUIKERS Overzicht In de loop van het eerste semester van 2007 zijn de operatoren door het BIPT verzocht te antwoorden op verschillende vragenlijsten met betrekking tot de toepassing van sommige bepalingen van titel IV van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. De betreffende bepalingen zijn de artikelen 108, 110, 114, 115, 116, 120, 130, 131 en 133. 24
Dankzij de antwoorden die het BIPT ontvangen heeft, kon de naleving van die bepalingen door de operatoren een eerste keer algemeen worden beoordeeld; die beoordeling is samengevat in een document dat op 18 april 2007 ingediend is bij de Commissie Infrastructuur van de Kamer. Een tweede controleprocedure is op 18 juni gestart in verband met de artikelen 122, 123, 124, 125 en 129 van de wet. De resultaten van die nieuwe controleprocedure zullen bekend zijn in de loop van het tweede semester van 2007.
Doelstellingen In de loop van het tweede semester van 2007 zal het BIPT overgaan tot een grondig onderzoek van de eerste controles in verband met de voormelde bepalingen, eventueel via een geïndividualiseerd contact met de operatoren van wie de verstrekte antwoorden een onvoldoende mate van tevredenheid zouden hebben geschonken.
4.5. NOODDIENSTEN - TELEFONISCHE AFLUISTERINGEN 4.5.1 Nooddiensten: toegankelijkheid en identificatie van de oproepende lijn Overzicht De wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen heeft het begrip "andere nooddiensten" verduidelijkt dat voorkomt in artikel 107 van de wet van 13 juni 2005, aan wie de identificatie van de oproepende lijn moet worden aangeleverd. Het gaat om de teleonthaalcentra, het antigifcentrum, de zelfmoordpreventie, het Europees centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen en kindertelefoondiensten. Deze verstrekking van de identificatie van de oproepende lijn voor het bestrijden van kwaadwillige oproepen moet geschieden aan de hand van administratieve en technische maatregelen die worden goedgekeurd door de minister, op voorstel van het Instituut en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De wet houdende diverse bepalingen (IV) van 25 april 2007 heeft die bepaling zo gewijzigd dat de woorden "op voorstel van" werden vervangen door "op advies van", wat de minister de vrijheid geeft om het voorstel van het BIPT aan te passen. Na die wijziging heeft de minister echter niet meer de tijd gehad om nog voor de ontbinding van de Kamers een besluit op te stellen. Het BIPT heeft toch nagegaan welke nooddiensten gebruik willen maken van het recht op identificatie van de oproepende lijn; het antwoord van één van de nooddiensten blijft (op datum van 13 juni 2007) nog achterwege.
Doelstellingen Er zal met de betrokken nooddiensten opnieuw worden vergaderd over de implementatie van de maatregelen door de operatoren alsook over de implementatie door de nooddiensten van administratieve en technische maatregelen die worden beoogd in het hierboven vermelde op te stellen ministerieel besluit. Daarnaast zal overleg moeten worden gepleegd met de nieuwe minister die hiervoor bevoegd zal zijn. Het Instituut zal gelijklopend hiermee een campagne voeren bij alle betrokken operatoren, om hen te wijzen op hun verplichtingen wat betreft de toegankelijkheid van de nooddiensten en de identificatie van de oproepende lijn bij noodoproepen voor de nooddiensten.
25
4.5.2 . Identificatie van de voorafbetaalde kaarten op mobiele netwerken
Overzicht Sedert verscheidene maanden heeft het Instituut zich tot doel gesteld in overleg met de operatoren en de federale overheidsdienst Justitie een koninklijk besluit op te stellen dat de registratie van de voorafbetaalde kaarten op de mobiele netwerken oplegt. De maatregelen die in dat koninklijk besluit vervat zijn, zullen echter maar doeltreffend zijn indien de nooddiensten kunnen beschikken over de identificatie van de oproepende lijn. De wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen verduidelijkt wat moet worden verstaan onder de verstrekking van de identificatie van de oproepende lijn bij noodoproepen naar de nooddiensten. Er zal echter eerst klaarheid moeten worden geschapen over de maatregelen die deze nooddiensten kunnen nemen ten opzichte van kwaadwillige oproepen (het onder 4.5.1. vermelde ministerieel besluit) vooraleer verder aan dit koninklijk besluit gewerkt kan worden.
Doelstellingen Er zullen vergaderingen met de mobiele operatoren worden belegd om methode en tijdschema vast te leggen. 4.5.3. Telefonisch afluisteren - Wettelijke onderschepping van elektronische communicatie
Overzicht Het Instituut heeft zijn samenwerking met de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid van de FOD Justitie voortgezet. Het BIPT heeft de lijst van de "coördinatiecellen Justitie" van de operatoren bijgewerkt en overgezonden aan de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid van de FOD Justitie. Sommige operatoren maken voorbehoud bij de gegevens die op die lijst staan. Om alle verwarring uit te sluiten over de te verstrekken gegevens met betrekking tot de personen die deel uitmaken van een "coördinatiecel Justitie", is op voorstel van het Instituut een volledige lijst van die gegevens opgenomen in het ontwerp van koninklijk besluit tot vervanging van het koninklijk besluit van 9 januari 2003 tot uitvoering van de artikelen 46bis, § 2, eerste lid, 88bis, § 2, eerste en derde lid, en 90quater, § 2, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, evenals van artikel 109ter, E, § 2, van de wet van 21 maart 1991. Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft de aannemingsprocedure in de vorige legislatuur niet volledig kunnen doorlopen en zal opnieuw ter goedkeuring moeten worden voorgelegd tijdens de nieuwe legislatuur. Wat betreft de verplichtingen op het vlak van de wettelijke onderschepping is het koninklijk besluit van 9 januari 2003 tot uitvoering van de artikelen 46bis, § 2, eerste lid, 88bis, § 2, eerste en derde lid, en 90quater, § 2, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en van artikel 109ter, E, § 2, van de wet van 21 maart 1991, nog steeds van kracht daar de vroegere bepalingen van artikel 109ter, E, § 2, overgenomen werden in de wet van 13 juni 2005, onder andere in artikel 127. Het koninklijk besluit van 9 januari 2003 wordt momenteel herzien door de FOD Justitie. Pas wanneer de uitvoeringsbepalingen op het vlak van het Wetboek van strafvordering zijn vastgelegd, kan door het Instituut bepaald worden welke uitvoeringsbepalingen overeenkomstig artikel 127 van de wet nodig zijn.
26
Doelstellingen Het Instituut zal blijven deelnemen aan de vergaderingen van het nationaal platform telecommunicatie van de gerechtelijke en politiediensten. Het BIPT zal dat platform de nodige technische ondersteuning inzake elektronische communicatie verlenen. Het Instituut verzorgt verder de follow-up, aanpassing en verzending van de lijst van de "coördinatiecellen Justitie" van de operatoren. Zodra het hierboven bedoelde koninklijk besluit aangenomen is, zal het Instituut bij de operatoren een campagne voeren om de in dat nieuwe koninklijk besluit vastgestelde gegevens van de "coördinatiecellen Justitie" te verzamelen.
4.6. VEILIGHEID VAN DE NETWERKEN Overzicht De veiligheid van de elektronische-communicatienetwerken is een van de essentiële elementen voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij. Deze problematiek is een voortdurende en constante bekommernis van het Instituut, dat zijn inspanningen op dit vlak zal voortzetten. In de loop van de eerste helft van 2007: -
hebben de vertegenwoordigers van het Instituut actief deelgenomen aan de vergaderingen van de raad van bestuur van het agentschap « European Network and Information Security Agency » (ENISA). Het werkplan van ENISA voor 2007 werd na intensieve besprekingen door de raad van bestuur voltooid en in een nieuwe vorm voorgesteld, gebaseerd op de principes die door de raad van bestuur voor het meerjarenbeleid van het agentschap waren goedgekeurd. Op 6 juni 2007 werd een bijzondere werkvergadering door de raad van bestuur belegd met de leden van de "Permanent Stakeholders Groep" (PSG) waarop dit werkplan "nieuwe stijl", met werkpakketten over verscheidene jaren, werd voorgesteld.
-
kwam de werkgroep ENISA van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie, opgericht op aangeven van het BIPT, samen om het ontwerpwerkplan 2007 te bespreken. Op 13 juni 2007 werd het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie op de hoogte gebracht van de wijzigingen in het werkplan van ENISA.
-
hebben vertegenwoordigers van het BIPT deelgenomen aan de werkzaamheden van de "werkgroep elektronische communicatie" (WGTEL) van het "Civilian Communications Planning Committee" (CCPC) van de NAVO en van de CCPC zelf. België maakt deel uit van het "Training Team CCPC" dat zorgt voor de organisatie van het opleidingssymposium van de CCPC in 2008 alsook van de ad-hocgroep ICT-veiligheid van de WGTEL.
-
is het denkwerk over de continuïteit van de werking van de openbare elektronischecommunicatienetwerken in geval van crisis ("Business Continuity Planning”) voortgezet. Dit houdt nauw verband met de bescherming van de kritische Belgische infrastructuren en sluit aan bij de recente publicatie van de Europese Commissie over de bescherming van kritische nationale infrastructuren. In het kader van het "Overlegplatform voor informatieveiligheid", waarvan het secretariaat wordt verzorgd door FedICT, coördineert het BIPT een ad-hocwerkgroep die ideeën uitwerkt op het vlak van bescherming van kritische elektronische-communicatie-infrastructuur. Het BIPT zette het overleg voort met de crisiscel van de FOD Economie om de rol van het BIPT te bepalen in het beheer van de problemen in verband met de handhaving van de continuïteit van de werking van de openbare elektronische-communicatienetwerken in geval van crisis.
27
-
heeft de wet betreffende de elektronische communicatie het Instituut nieuwe specifieke opdrachten toebedeeld inzake veiligheid van de openbare netwerken voor elektronische communicatie. Het BIPT heeft nagegaan hoe de punten die werden opgenomen in het eerste uitgewerkte ontwerp van actieprogramma om die nieuwe opdrachten te vervullen, gerealiseerd kunnen worden. Deze mogelijke realisaties zijn grotendeels afhankelijk van de kaderuitbreiding die het BIPT zal toegestaan worden in 2007 en van de prioriteiten die de bevoegde minister in de nieuwe legislatuur legt.
-
is de werkgroep opgericht naar aanleiding van de consultatie van november 2005 over de interpretatie die moet worden gegeven aan artikel 114 van de wet van 13 juni 2005 wat betreft aanbieders van software ten behoeve van de elektronische communicatie slechts éénmaal samengekomen, gelet op de door de Europese Commissie aangekondigde herziening van de Europese regelgeving voor de elektronische communicatie en de intentie die hierin werd geformuleerd om de beveiliging van de netwerken, diensten en eindgebruiker te versterken. De werkgroep zal zijn activiteiten hernemen zodra er meer duidelijkheid is over de resultaten van de herziening van de Europese regelgeving en de impact ervan op de in de wet van 13 juni 2005 voor het BIPT vastgelegde taken ter zake.
-
werd een vernieuwde versie van de Belgische bijdrage aan de CIIP-Directory (“Critical Information Infrastructure Protection”) opgesteld na consultatie van de betrokken diensten en verzonden aan de beheerder van de CIIP-Directory.
-
Er is onder de internetgebruikers een enquête gehouden over de middelen die ze inzetten om hun computeraansluiting te beschermen. Het Instituut heeft de eerste lessen die uit die enquête konden worden getrokken onderzocht en dit om de toekomstige strategie van het Instituut inzake preventie van computerdreigingen te kunnen uitstippelen.
Doelstellingen Voor het tweede semester van 2007 is het Instituut van plan om de volgende acties te ontwikkelen op de volgende gebieden: -
het rekening houden met de nieuwe vormen van dreigingen voor de veiligheid van de netwerken op het niveau van de dienst "virusmeldingen";
-
de omschrijving van de behoeften inzake veiligheid van de elektronischecommunicatiemiddelen van de Belgische bevolking in samenwerking met de spelers en de deskundigen van de betrokken overheden, onder andere via een specifieke werkgroep van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie;
-
het nastreven van samenwerking en uitwisseling met derde landen overeenkomstig de richtlijnen die uitgevaardigd zijn door ENISA; in samenwerking met de Belgische NLO (« National Liaison Officer ») voor ENISA, de werking van de werkgroep “Netwerkbeveiliging” van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie volgen en waar mogelijk actief bijdragen tot het uitvoeren van het werkprogramma van ENISA en waar mogelijk de Belgische experts betrekken in de werkgroepen;
-
in het kader van de handhaving van de continuïteit van de werking van de openbare elektronische-communicatienetwerken in geval van crisis, onderzoeken welke maatregelen nodig zijn voor de Belgische elektronische-communicatiesector, in het bijzonder voor wat de kritische infrastructuren betreft;
-
in het kader van de werkzaamheden van ENISA: o deelnemen aan de vergaderingen van de raad van bestuur van ENISA, bijdragen tot de ontwikkeling van de structuren van het agentschap ("Permanent Stakeholders
28
o
Group" en de werkgroepen) en de uitvoering volgen van het werkprogramma voor 2007 en helpen bij de voorbereiding van het werkprogramma voor 2008; deelnemen aan de door de Europese Commissie gelanceerde evaluatie van de werking en de opdrachten van ENISA.
-
verder de gegevens voor België verzamelen voor de "CIIP-Directory", ze coördineren en bijhouden in het kader van de "Meridian Conference", die een jaarlijks evenement is geworden op initiatief van de Europese Commissie;
-
opstellen van de conclusies die voortvloeien uit de enquête over de manier waarop de internetgebruikers zich beschermen tegen computerrisico's.
4.7. REGLEMENTAIRE ONTWIKKELINGEN Overzicht Het Instituut is in de loop van het eerste semester van 2007 betrokken bij de afronding van de volledige secundaire reglementering betreffende de universele dienst inzake elektronische communicatie, en in het bijzonder bij de tekstaanpassingen naar aanleiding van de adviezen die de Raad van State over de ontwerpbesluiten heeft uitgebracht.
Doelstellingen In de loop van het tweede semester van 2007 is het Instituut van plan de secundaire reglementering uit te werken die nog moet worden aangenomen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III « Bescherming van de eindgebruikers » van titel IV.
29
5. DIENST INTERNATIONALE RELATIES TELECOM -
Europese Unie
Overzicht Op Europees niveau heeft het BIPT deelgenomen aan de vergaderingen van de groep van de Raad Telecommunicatie die hard gewerkt heeft om een voor iedereen aanvaardbaar akkoord te bereiken over een verordening die tot doel heeft de prijzen voor internationale roaming beduidend te verminderen. Een akkoord daarover wordt verwacht tegen het einde van het eerste semester en de nieuwe tarieven zouden van toepassing moeten zijn vanaf het laatste kwartaal van 2007. Het Instituut heeft tevens de werkzaamheden gevolgd van de groep van hoge ambtenaren met betrekking tot internetbeheer en die over de informatiemaatschappij in Europa. Overigens heeft het Instituut deelgenomen aan de vergaderingen van het Comité voor communicatie (COCOM). Doelstellingen Het BIPT zal blijven werken binnen de groep Telecommunicatie van de Raad tijdens het voorzitterschap van Portugal in het tweede semester van 2007. Het Portugese voorzitterschap hoopt dat de Europese Commissie haar voorstel voor een herziening van het regelgevingskader van de elektronische communicatie te gelegener tijd zal voorleggen, na de ruime openbare raadpleging die heeft plaatsgehad over de Review 2006. Debatten over het beheer van het frequentiespectrum en over het gebruik van nieuwe toepassingen zoals de identificatie via radiofrequenties (RFID) zullen in de komende maanden waarschijnlijk de aandacht krijgen van de groep van de Raad. Het Instituut rekent er overigens op zijn samenwerking voort te zetten met het COCOM, zowel voor de inhoudelijke bespreking van de documenten die de Commissie voorlegt, als voor de follow-up van de marktanalyses in geval van een voornemen tot veto van de Commisie. Het zal ook zijn medewerking verlenen aan de groep van hoge ambtenaren met betrekking tot het internetbeheer. -
IRG-ERG en overige internationale activiteiten
Overzicht Het BIPT heeft in het eerste semester van 2007 actief deelgenomen aan de activiteiten van de voltallige vergaderingen en de project teams van IRG en ERG, onder andere de voltallige vergaderingen van 15 januari te Rome, op 15 en 16 februari te Brussel en van 30 mei tot 1 juni te Oslo. Telkens nam het BIPT ook deel aan de coördinatievergaderingen van het Contact Netwerk die twee weken voor elke voltallige vergadering werden georganiseerd. Het BIPT heeft ook intensief deelgenomen aan de activiteiten in de diverse werkgroepen en project teams in de eerste helft van 2007. De prioriteiten voor de activiteiten van deze WG en PT voor het eerste semester hadden vooral te maken met de analyse van de ervaringen met de marktanalyse, breedband en VoIP en de voorstellen van de Commissie tot regulering van de tarieven voor International Roaming. Zo heeft het BIPT in het kader van het Project Team « Next Generation Networks » van de ERG deelgenomen aan de vergaderingen van een beperkt drafting team en aan de vergadering van de werkgroep die uitgemond is op een document waarin de behoeften inzake regulering worden geanalyseerd voor de « Next Generation Access » (VDSL en Fibre-toegang).
30
Wat het Project Team « Convergence » van de ERG betreft, heeft het Instituut deelgenomen aan de vergaderingen van een beperkt drafting team en aan de vergaderingen van de werkgroep die de omvang van de convergentie heeft gedefinieerd. Het BIPT heeft ook de vergaderingen van de werkgroep bijgewoond die geleid hebben tot een document waarin een analyse wordt gemaakt van de gevolgen van de Next Generation Networks voor de boekhoudkundige remedies in het kader van het Project Team « Next Generation Networks Accounting » van de ERG. Ten slotte moet in verband met het werk van het Project Team over de huurlijnen de deelname van het Instituut worden vermeld aan de vergadering voor de lancering van de groep (die zijn agenda moet opstellen), alsook de presentatie van de analyse van markt 13 door de Belgische regulator aan de overige leden van de groep als een van de grondslagen voor de bespreking. Het BIPT was ook actief met betrekking tot de coördinatie van de groepen van deskundigen die werden opgericht om een advies te geven op de vetovoorstellen van de Commissie inzake de notificaties van MCA betreffende markt 12, van AGCOM betreffende markt 15bis en ten slotte UKE betreffende markt 1. Ten slotte heeft het BIPT ook deelgenomen aan het Electronic Communications Committee van maart te Krakow en de CEPT-coördinatievergaderingen met betrekking tot de activiteiten in de Internationale Telecommunicatie Unie op 5 en 6 maart te Genève. Doelstellingen Het BIPT zal ook verder in het tweede semester van 2007 actief deelnemen aan de activiteiten van de voltallige vergaderingen en de werkgroepen en project teams van IRG en ERG. De voltallige vergaderingen van de ERG en de IRG zijn gepland op 11 en 12 oktober te Athene en op 6 en 7 december te Rome. Telkens neemt het BIPT ook deel aan de coördinatievergaderingen van het Contact Netwerk die twee weken voor elke voltallige vergadering zullen plaatsvinden. Het BIPT blijft eveneens lid van het IRG-secretariaat. In verband met de ERG zal het Project Team « Next Generation Networks » vergaderingen houden om de resultaten van de openbare raadpleging op te nemen, om aan de Commissie een gemeenschappelijk standpunt voor te stellen over de regulering van de « Next Generation Access ». Het doel van het Project Team « Convergence » bestaat erin een document op te stellen over de gevolgen van de convergentie voor de regulering, dat op het einde van het jaar aan een openbare raadpleging moet worden onderworpen. Ten slotte heeft het Project Team « Next Generation Networks Accounting » als doelstelling zijn einddocument op te stellen voor een eventuele openbare raadpleging in september. De hoofdprioriteit blijft de herziening van het Europese reglementair kader en het antwoord daarop van de nationale regelgevingsautoriteiten. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze de ERG effectief kan bijdragen tot meer harmonisering op Europees vlak. Er komt ook een gezamenlijke aanpak voor de implementatie van de beslissing van de Europese Commissie inzake de tarieven voor International Roaming. Daarnaast zal er een belangrijke consultatie plaatsvinden in verband met NGA. Het BIPT zal actief deelnemen aan de diverse werkgroepen en project teams. De IRG wil ook zijn eigen structuur en functioneren herzien. Onder leiding van het BIPT werd een groep van deskundigen samengesteld die voorstellen zal voorbereiden tegen de vergadering van Athene. Dit zal concreet gestalte moeten krijgen vanaf 2008. Ten slotte zal het BIPT deelnemen aan de belangrijkste CEPT-vergadering, de Assemblee van 20-21 juni te Amsterdam.
31
6. JURIDISCHE DIENST TELECOM 6.1. NIEUW REGELGEVINGSKADER De wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (Belgisch Staatsblad van 20 juni 2005) is op 30 juni 2005 in werking getreden. Die wet zet de Kaderrichtlijn, de Machtigingsrichtlijn, de Toegangsrichtlijn, de Universeledienstrichtlijn en de Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie om. Ze vervangt de vroegere wetgeving, die enerzijds uit titel III van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestond en anderzijds uit de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving. De nieuwe wet is lichtjes gewijzigd door de wetten van 20 juli 2005 en van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2005 en 30 december 2005). Ook de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006) heeft de wet van 13 juni 2005 gewijzigd. Meer recent heeft de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007) daarin een aantal bijkomende wijzigingen aangebracht. Ze is bovendien aangevuld door de wet van 6 juli 2005 betreffende sommige juridische bepalingen inzake elektronische communicatie in verband met het beroep dat kan worden aangetekend tegen de beslissingen van de Ethische Commissie. De wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen brengt een aantal aanpassingen aan in de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Het gaat om wijzigingen betreffende nummering en radioapparatuur. Verder worden verduidelijkingen aangebracht aangaande rechten bij het aanvragen van een vergunning en worden de vereisten inzake kwaliteit en veiligheid van netwerken bepaald. Ook worden wijzigingen aangebracht in de strafbepalingen. Ten slotte worden een aantal wijzigingen op het vlak van universele dienst doorgevoerd. Op de website van het Instituut staat een concordantietabel van de bepalingen van de vroegere wetgeving en die van de nieuwe wetgeving, en zijn ook de bepalingen in hun geheel opgenomen. Aan de hand daarvan kan voor elke wettelijke bepaling een vergelijking worden gemaakt. De hierboven vermelde wet van 13 juni 2005 bevat een aantal belangrijke bepalingen van het overgangsrecht. Die bepalingen hebben tot doel ofwel de geldigheid van de handelingen die onder de vroegere wetgeving zijn gesteld, te handhaven, ofwel de toepasselijkheid van sommige bepalingen van de vroegere wetgeving te verlengen. In het laatste geval hangt de toepassing van de wet van 13 juni 2005 af van ofwel de aanneming van maatregelen ter uitvoering van de nieuwe wet (inzake universele dienst) ofwel van besluiten van het BIPT (inzake marktanalyses). Er moet dus worden benadrukt dat de overgang naar het nieuwe stelsel niet plotseling plaatsvindt maar geleidelijk, op verschillende momenten naargelang van de betrokken subsector, de inwerkingtreding van de koninklijke besluiten en de besluitvorming van het Instituut. In de zomer van 2006 had een eerste reeks besluiten de vaste telefonie en de mobiele gespreksafgifte al onder het nieuwe stelsel gebracht. De besluiten van 17 januari en 2 mei 2007 hebben voor de tweede de overgang in de mobiele sector voltooid en voor de eerste de stap gezet voor alle huurlijnen. In het kader van zijn opdracht om een advies te verstrekken over de ontwerpmaatregelen ter uitvoering van de wet van 13 juni 2005 heeft het Instituut zijn evaluatie voortgezet van de verenigbaarheid van de maatregelen ter uitvoering van de vroegere wetgeving met de eisen van de nieuwe wet. Het heeft meegewerkt aan de opstelling van de teksten die in de volgende punten worden vermeld en doet dat nog steeds. De wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector heeft, zoals men nog wel weet, begin 2006 ook een belangrijke wijziging ondergaan, niet zozeer qua omvang maar qua draagwijdte. In afwachting van een samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de gemeenschappen, beperkt artikel 14 nieuw de bevoegdheid van het Instituut daar waar men te maken heeft met infrastructuur die gemeenschappelijk is voor omroep en telecommunicatie: het BIPT moet zich beperken tot de voorbereidende handelingen (metingen, vaststellingen, …) zonder nog een dwingend, definitief 32
besluit te mogen nemen. De draagwijdte van het arrest van het Arbitragehof strekt zich ook uit tot de reglementering. De Federale Regering moet bijgevolg, om dezelfde reden inzake gezamenlijke bevoegdheid met die van de gemeenschappen, tijdelijk bepaalde besluiten in de koelkast stoppen, zolang het samenwerkingsakkoord van 17 november 2006 dat met de gemeenschappen gesloten is, niet in werking is getreden. De wet van 16 maart 2007 tot wijziging van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad alsook van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 5 april 2007. Ze verleent het Instituut nieuwe bevoegdheden op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Op die manier wordt het BIPT daar de controle-instantie inzake omroep, voor zover die materie nog tot de federale bevoegdheid behoort wegens de onmogelijkheid om de activiteit van sommige instellingen exclusief te binden aan de Vlaamse Gemeenschap of aan de Franse Gemeenschap. Op dit ogenblik blijven dergelijke bevoegdheden nog tamelijk virtueel. Het Instituut kan zich nu echter toeleggen op de analyse van markt 18 (omroeptransmissiediensten op wholesale-niveau) op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, net zoals de drie gemeenschappen dat doen voor de taalgebieden waar zij uitsluitend bevoegd zijn. Diezelfde wet van 16 maart 2007 brengt in de organieke wet van 17 januari 2003 tevens de aanpassingen aan die genoodzaakt zijn door die nieuwe bevoegdheden. Buiten de analyse van markt 18 op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad in de loop van het 2e semester van 2007 zal het BIPT misschien ook de fakkel moeten overnemen van de POD Wetenschapsbeleid om de reglementering voor te bereiden die nodig is voor de uitvoering van de wet van 30 maart 1995, zoals die – grondig – gewijzigd is door de wet van 16 maart 2007. Overzicht -
Wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie De wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie bevat een aantal onvolkomenheden. Het BIPT had de wet grondig geanalyseerd en voorgesteld om deze onvolkomenheden middels de programmawet te herzien. De bevoegde ministers namen het besluit om de voorgestelde herzieningen in twee stappen door te voeren: de meest dringende wijzigingen werden opgenomen in de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006) terwijl de meeste wijzigingen gegroepeerd werden in de wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007). De wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen bevat, naast enkele formele wijzigingen, de volgende belangrijke wijzigingen: a. Een vereenvoudiging in verband met de bevoegdheidsverdeling aangaande nummering en een betere concrete toepassing van de huidige bepalingen in verband met nummering. b. Radioapparatuur wordt overeenkomstig de R&TTE-richtlijn gedefinieerd op basis van radiogolven vanaf 9 kHz. Momenteel was er in de Belgische wetgeving geen ondergrens bepaald waardoor bepaalde apparatuur aan verplichtingen moest voldoen die in de buurlanden niet van toepassing zijn. Dat werd rechtgezet door de invoering van de onderlimiet. De bewoording van bepalingen inzake apparatuur werd ook aangepast om het voor de controlediensten mogelijk te maken om apparatuur te controleren die wordt ingevoerd of die zich in transitzones bevindt. De huidige bewoording vermeldt enkel de apparatuur die gehouden of gecommercialiseerd wordt. c. Een verduidelijking dat het aanvragen van een vergunning reeds de verplichting tot het betalen van bepaalde rechten met zich meebrengt en een toelichting van de uitgaven waarvoor de rechten betaald worden. d. In artikel 113 met betrekking tot de kwaliteit en de veiligheid wordt het begrip “netwerken” opgenomen en de rest van het artikel wordt overeenkomstig aangepast en opgesplitst in een 33
deel dat enkel op de diensten slaat en gaat over beveiligde toegang en een deel in verband met kwaliteit dat voor netwerken en diensten bedoeld is. e. De strafmaat voor het misdrijf vermeld in het huidige artikel 145, § 3, 2° wordt verlaagd overeenkomstig arrest 71/2006 van het Arbitragehof. f. De procedure die de verbaliserende officier van gerechtelijke politie moet volgen bij het verbaliseren van een misdrijf strafbaar gesteld door de wet van 13 juni 2005 en, na de aanpassing, ook door de wet van 21 maart 1991 wordt aangepast wegens de praktische problemen en problemen van rechtszekerheid die het artikel in zijn huidige vorm stelt. g. Er worden een aantal wijzigingen in verband met universele dienst doorgevoerd. Zo wordt in artikel 74 van de wet van 13 juni 2005 aangaande het sociale element van de universele dienst het begrip “operator” gepreciseerd en wordt bepaald dat enkel de aanbieders die daartoe een verzoek bij het Instituut hebben ingediend in aanmerking komen voor een vergoeding. In artikel 92, § 4 van de wet wordt een precisering aangebracht betreffende de berekening van de financiering door de operatoren van het universeledienstfonds. De artikelen 98 en 99 worden hiermee in overeenstemming gebracht. Twee anomalieën in artikel 31 van de bijlage in verband met inlichtingen die vermeld moeten worden in de universele telefoongids, worden geregeld. Eveneens in de bijlage wordt wat betreft de methodologie voor de berekening van de kosten van de universele dienst een afdeling ingevoegd aangaande de nettokosten voor de sociale tarieven van de universele dienst. Verder worden een aantal verduidelijkingen gegeven betreffende de interpretatie van de artikelen 74 en 101 van de wet in verband met compensaties voor aanbieders van sociale tarieven. -
Uitvoeringsbesluiten In de loop van het vorige semester heeft het Instituut een aantal uitvoeringsbesluiten onderzocht en herwerkt om ze in het nieuwe regelgevingskader in te passen. Concreet zijn de volgende analyses verricht: -
De aangifte van de elektronische-communicatiediensten en -netwerken Het BIPT heeft een uitvoeringsbesluit opgesteld waarin alle regels vervat zijn inzake aangifte van elektronische-communicatiediensten en -netwerken. De interne werkzaamheden daarrond zijn beëindigd en het ontwerp is aan de minister voorgelegd. Het bijzondere aan dat ontwerp is dat het in overeenstemming met de wet, voorziet in een aangiftestelsel voor de eenvoudige doorverkopers, een speciaal en eenvoudiger stelsel voor de diensten en netwerken die zonder winstoogmerk worden geëxploiteerd (zoals de netwerken die de stadsdiensten onderling verbinden) en dat de te betalen rechten zijn aangepast. Bovendien vormt dat ontwerp een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging, aangezien het de volgende uitvoeringsbesluiten groepeert (en opheft): a. het ministerieel besluit van 11 juni 1999 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden die opgelegd worden aan bepaalde telecommunicatiediensten; b. het ministerieel besluit van 11 juni 1999 tot vaststelling van de nadere regels inzake de aangifte van telecommunicatiediensten; c. het koninklijk besluit van 20 april 1999 betreffende de rechten die aan het Instituut moeten betaald worden door de personen die ertoe gehouden zijn een aangifte te doen van telecommunicatiediensten; d. het koninklijk besluit van 16 juli 1998 betreffende de voorwaarden voor de aanleg en de exploitatie van niet-openbare telecommunicatienetwerken; e. (gedeeltelijk) de circulaires van 15 januari 2004 betreffende de openbare netwerken en spraaktelefonie Dit besluit werd door de Koning ondertekend op 7 maart 2007 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 maart 2007. Het Instituut behandelt de kennisgevingen conform dit besluit.
34
-
Aangifte openbare bureaus voor elektronische communicatie Het Instituut heeft een ontwerpbesluit opgesteld dat uitvoering geeft aan het gewijzigde artikel 47 van de wet van 13 juli 2005 en dat de nadere regels bepaalt volgens dewelke uitbaters van openbare bureaus voor elektronische communicatie aangifte moeten doen van deze activiteit. Concreet gaat het om uitbaters van phone shops, internetcafés e.d.m. Het Instituut heeft ervoor gezorgd dat een ontwerpbesluit aan de bevoegde ministers overgezonden werd vóór het einde van 2006. De Raad van State gaf hieromtrent een advies op 21 mei 2007. Het Instituut zal het ontwerp dienaangaande aanpassen.
-
Semafonie Het BIPT werkt een uitvoeringsbesluit inzake semafonie uit dat de volgende uitvoeringsbesluiten actualiseert en groepeert: a. het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende het bestek van toepassing op de exploitatie van mobiele persoonlijke satellietcommunicatiediensten; b. het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 tot vaststelling van het bestek van toepassing op de semafoondienst en de procedure inzake de toekenning van individuele vergunningen; c. het koninklijk besluit van 17 juli 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van ERMES-mobilofonienetten. De interne werkzaamheden in verband hiermee zijn zo goed als afgerond. Het Instituut heeft ervoor gezorgd dat een ontwerpbesluit aan de bevoegde ministers overgezonden werd vóór het einde van 2006.
-
Beheer van de nationale nummeringsruimte Het Instituut heeft in het voorbije semester op vraag van het kabinet van de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid via zijn website een raadpleging gehouden omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte in uitvoering van artikel 11, § 1 en 6, artikel 29, § 2 en artikel 30, § 2. Het Instituut analyseerde de antwoorden op deze raadpleging en stelde voorstellen van bijsturing op in het licht van sommige pertinente antwoorden. Verder verstrekte het Instituut verschillende adviezen omtrent dit ontwerp-KB, zowel in de fase voorafgaand aan het voorleggen van het ontwerp-KB aan de Raad van State, als na het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving. Het koninklijk besluit werd door de Koning ondertekend op 27 april 2007. De verwachting is dat de publicatie in het Belgisch Staatsblad zal plaatsvinden in de loop van de maand juni.
-
Reorganisatie van de verplichtingen inzake transparantie, non-discriminatie en toegang opgelegd aan de SMP-operatoren via het koninklijk besluit van 20 april 1999 en bevestiging van de lijst van elementen die moeten worden geregeld in een interconnectieovereenkomst. Een ontwerp van koninklijk besluit opgesteld op basis van artikel 53 van de wet betreffende de elementen die ten minste moeten worden geregeld in een interconnectieovereenkomst en dat verder tot doel heeft het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot vaststelling van de termijnen en de algemene principes van toepassing op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectieovereenkomsten te sluiten en tot vaststelling van de nadere regels voor publicatie van het referentie-interconnectieaanbod en tot vaststelling van de voorwaarden die geregeld moeten worden in de interconnectieovereenkomst op te heffen, werd aan de mobiele operatoren voorgelegd ter gelegenheid van de nationale consultatie ten aanzien van het ontwerpbesluit van de Raad van het BIPT met betrekking tot de marktdefinitie, de analyse van de concurrentieverhoudingen, de identificatie van de ondernemingen met een sterke marktpositie en het vaststellen van de geëigende 35
verplichtingen voor markt 15. Het definitieve besluit van de Raad van het BIPT betreffende markt 15 werd genomen op 2 mei 2007. Er werd nog geen definitief ontwerp van koninklijk besluit en advies van het BIPT voorgesteld aan de minister. -
Globale herziening van de uitvoeringsbesluiten inzake radiocommunicatie Het Instituut heeft intern de werkzaamheden aangevat die moeten leiden tot een actualisering van de secundaire wetgeving inzake radiocommunicatie, meer bepaald het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 en het ministerieel besluit van 19 oktober 1979. Hierin zal ook een regeling i.v.m. trunking worden geïntegreerd. Het Instituut heeft ervoor gezorgd dat vóór het einde van 2006 deze werkzaamheden werden afgerond en dat een ontwerpbesluit aan het kabinet werd bezorgd. Op vraag van het kabinet werd over de ontwerptekst een consultatie georganiseerd. Deze liep van 16 januari 2007 tot 16 februari 2007. Een verslag met de reacties werd aan het kabinet overgezonden. De aangepaste ontwerptekst werd genotificeerd aan de Europese Commissie.
-
Ontwerp van koninklijk besluit inzake vaste lokale radioverbindingen De juridische dienst leverde zijn medewerking aan het opstellen van dit ontwerpbesluit, waarvan de krachtlijnen elders in dit beheersplan worden toegelicht. Het ontbreken van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen inzake de reglementering en het beheer van de zgn. gemengde infrastructuur, bemoeilijkt de afronding van dit ontwerpbesluit ten zeerste. Het Instituut heeft desalniettemin ervoor gezorgd dat vóór het einde van 2006 een ontwerpbesluit aan het kabinet werd bezorgd. Op vraag van het kabinet Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid organiseerde het BIPT een consultatie met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de vaste en nomadische radiotoegang. De consultatie duurde zes weken en liep af op 23 maart 2007. Het Instituut ontving 10 bijdragen. Het ontwerpbesluit actualiseert het reglementaire kader inzake radiotoegang en breidt dit ook uit: waar de bestaande reglementering, opgenomen in het konklijk besluit van 22 juni 1998 betreffende de voorwaarden inzake aanleg en exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken, enkel in vaste radiotoegang voorzag, wordt door het ontwerp ook nomadische radiotoegang gereglementeerd. Verder voorziet het ontwerp in een uitbreiding van het beschikbare spectrum, een aanpassing van de selectieprocedures, etc. Zoals uit de consultatie bleek, bieden het ontwerp en de achterliggende problematiek echter nog stof voor discussie en reflectie, zowel voor wat betreft de juridische en technische aspecten, als wat betreft de beleidsmatige. Bjivoorbeeld: hoe verhoudt dit ontwerp zich tot de toekomstige ontwikkelingen van de Europese regelgeving ter zake ? Hoe zal de verhouding zijn tussen de aanbieders van vaste en/of nomadische radiotoegang en de “klassieke” mobiele operatoren ? Moeten de vereisten waaraan deze laatsten moeten voldoen, bijv. inzake dekking, al dan niet versoepeld worden ? Voor breedbandtoepassingen via radiotoegang moet de spectrale capaciteit worden aangepast: is spectrum trading daartoe een optie ? Kunnen reeds vergunde aanbieders van radiotoegang bogen op “verworven rechten” ? Zullen de frequenties toegekend worden via een veiling of via een beautycontest, of na een combinatie van beide ? Enzovoort. Het Instituut zal al deze vragen grondig onderzoeken en mogelijke antwoorden voorbereiden. Een zo volledig mogelijk dossier zal na de vakantieperiode aan de bevoegde minister worden bezorgd.
36
-
Ethische Commissie Op 12 april 2007 verscheen het koninklijk besluit van 1 april 2007 betreffende de procedure voor en de praktische regels in verband met de werking van de Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken in het Belgisch Staatsblad.
-
Koninklijk besluit betreffende het voeren van gescheiden boekhoudingen in de sector van de elektronische communicatie In uitvoering van artikel 60, § 1 werd er een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het voeren van gescheiden boekhoudingen in de sector van de elektronische communicatie opgesteld waarover op vraag van het kabinet van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid een publieke raadpleging werd georganiseerd die eindigde op 25 oktober. Op 22 december 2006 werd door het BIPT een nota bezorgd aan het voornoemde kabinet met een bespreking van de ontvangen bijdragen en een aangepaste versie van het ontwerp van koninklijk besluit naar aanleiding van de raadpleging. Het koninklijk besluit is grotendeels gebaseerd op Aanbeveling 2005/698/EG van de Commissie van 19 september 2005 inzake scheiding van boekhoudingen en kostenberekeningssystemen onder het regelgevingskader, en de Annex bij de ERG Opinion on the proposed Review of the Recommandation on cost accounting and accounting separation. Het koninklijk besluit van 4 oktober 1999 betreffende sommige boekhoudkundige beginselen die van toepassing zijn op organisaties met een sterke positie op de telecommunicatiemarkt ter uitvoering van artikel 109 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt hiermee opgeheven.
-
Koninklijk besluit betreffende de nooddiensten tot uitvoering van het artikel 107, § 1 en § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, en houdende diverse bepalingen inzake elektronische communicatie voor de nooddiensten Dit koninklijk besluit werd ondertekend op 2 februari 2007 en gepubliceerd op 13 februari 2007. Het BIPT heeft meegewerkt aan de voorbereiding ervan. Het heeft tot doel, overeenkomstig artikel 107 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, de nooddiensten en de nummers waarop zij bereikt kunnen worden voor noodoproepen vast te leggen. Dit besluit vervangt het koninklijk besluit van 9 oktober 2002 tot vaststelling van de nooddiensten overeenkomstig artikel 125 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
-
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 2001 tot vaststelling van het bestek en van de procedure tot toekenning van vergunningen voor de mobiele telecommunicatiesystemen van de derde generatie Dit koninklijk besluit werd ondertekend op 28 maart 2007 en gepubliceerd op 11 mei 2007. Het BIPT heeft meegewerkt aan de voorbereiding ervan. Het besluit treedt in werking op 1 juli 2008 (art. 4). De bedoeling van de wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 18 januari 2001 is om het ontplooien van een 3G-netwerk mogelijk te maken in de 2Gfrequentiebanden.
-
Koninklijk besluit betreffende de nadere regels voor de bekendmaking van de beslissingen van de Europese Commissie, bedoeld in artikel 144 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie Ter uitvoering van artikel 144 van de wet van 13 juni 2005 wordt voortaan voorgeschreven dat het Instituut op zijn website beslissingen van de Europese Commissie openbaar maakt, als bedoeld in artikel 143 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, zodra die ontvangen zijn. Het gaat om de beslissingen van de Commissie die worden genomen in het kader van marktanalyses. 37
6.2. HET SAMEWERKINGSAKKOORD MET DE GEMEENSCHAPPEN Overzicht Het Arbitragehof heeft de federale overheid en de gemeenschappen gelast om in onderlinge overeenstemming de reglementering van de gemengde infrastructuren vast te stellen (namelijk de elektronische-communicatienetwerken waarop zowel elektronische-communicatiediensten in de zin van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, als omroepdiensten kunnen worden verstrekt). Als oplossing is dus voor een samenwerkingsakkoord gekozen. Op 17 november 2006 heeft de Vlaamse Regering uiteindelijk, nadat het met de andere gemeenschappen een overeenstemming had bereikt over de kwestie van de frequenties voor de FMradio's, meteen daarna dat samenwerkingsakkoord tussen de gemeenschappen en de Federale Staat ondertekend. Het Federale Parlement heeft in de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen zijn goedkeuring gegeven aan het samenwerkingsakkoord. Het Vlaamse Parlement is meteen gevolgd met eenparigheid van stemmen op 25 april 2007. Waarschijnlijk zullen de parlementen van de Franse Gemeenschap en van de Duitstalige Gemeenschap binnenkort volgen. Doelstellingen Zodra het samenwerkingsakkoord door alle respectieve parlementen bekrachtigd is en bijgevolg in werking is getreden, zal het Instituut zijn best doen om het eerlijk en in een constructieve geest ten uitvoer te leggen.
6.3. ETHERPOLITIE Overzicht In samenwerking met de gemeenschappen wordt een koninklijk besluit uitgewerkt dat de controle van de radio-omroepstations regelt. Het BIPT wordt door de diensten van de minister nauw betrokken bij het opstellen en analyseren van bepalingen die de technische en operationele aspecten regelen. Het Instituut werd door het kabinet betrokken bij het opstellen van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende klankradio-omroep in frequentiemodulatie in de band 87,5 MHz - 108 MHz voor wat betreft technische aspecten van de controle op radio-omroepstations. Het besluit werd door de Koning ondertekend op 26 januari 2007 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 februari 2007. Het Instituut zal op grond daarvan overgaan tot een conforme controle van het spectrum.
6.4 RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE TELECOMMUNICATIE De regels in verband met de samenstelling en de werking van het Raadgevend Comité voor de telecommunicatie die zijn vastgesteld in het koninklijk besluit van 14 juni 2006 zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 juli. Door die publicatie treden de artikelen 3 tot 7 in werking van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. Het nieuwe Raadgevend Comité zal dus voortaan in zijn jaarverslag aanbevelingen kunnen verstrekken over de activiteiten van het Instituut.
38
6.5. ETHISCHE COMMISSIE Overzicht Overeenkomstig zijn wettelijke taken gaf het BIPT secretariaats- en algemeen functionele ondersteuning aan de activiteiten van de Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken, die van start gingen op 19 januari 2007. Het ging daarbij onder meer om: -
-
-
-
het organiseren en notuleren van de vergaderingen van de Ethische Commissie; het opstarten van een project tot creatie van een eigen website van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie; het uitvoeren van de gevonden oplossing voor klachten in verband met betaalnummers die het BIPT of de Ethische Commissie zelf ontving, waaronder het doorsturen van klachten naar de federale politie, de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de FOD Economie en de Kansspelcommissie; begeleiding bij het opstellen van een advies van de Ethische Commissie voor de telecommunicatie over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het beheer van de nationale nummeringsruimte en de toekenning en intrekking van gebruiksrechten voor nummers; de follow-up van de implementatie in België van het “European Framework for Safer Mobile Use by Younger Teenagers and Children”, tot stand gekomen onder impuls van de Europese Commissie; de voorbereiding van een internationale vergadering van IARN in Berlijn in juni 2007. IARN, afkorting voor “International Audiotex Regulators Network”, is een contactnetwerk van instanties die vergelijkbare taken hebben als de Ethische Commissie voor de telecommunicatie (voor meer informatie zie: www.iarn.org); het opstarten van een project om te komen tot een voorstel van Ethische Code, zoals bepaald door artikel 134, §2 van de wet van 13 juni 2005.
Het Instituut gaf ook een eerste uitvoering aan het koninklijk besluit van 1 april 2007 betreffende de procedure voor en de praktische regels in verband met de werking van de Ethische Commissie voor het aanbieden van betalende diensten via elektronische-communicatienetwerken door op grond van artikel 3, eerste lid, van dat besluit een secretaris en plaatsvervangend secretaris van de Ethische Commissie aan te duiden (zie Mededeling in het Belgisch Staatsblad van 16 mei 2007). Doelstellingen Het Instituut houdt zich ter beschikking om, samen met de voorzitter en de leden van de Ethische Commissie, voort te werken aan de projecten in verband met de verdere ontwikkeling van de activiteiten van de Ethische Commissie, waaronder de projecten in verband met de creatie van een website, het opstellen van een voorstel van reglementaire Ethische Code en de opmaak van een huishoudelijk reglement.
6.6. ANTI-SLAMMINGSCONTROLES (ARTIKEL 135) Overzicht Het BIPT heeft de systematische controles, zoals beschreven in het beheersplan van het tweede semester van 2006, voortgezet en stelt een lichte verminderde doch nog steeds aanzienlijke instroom van nieuwe dossiers via de Ombudsdienst voor telecommunicatie vast. Los daarvan ontving het Instituut verzoeken van operatoren om artikel 135 en in het bijzonder de passage in verband met de betaling van de 750 euro als forfaitaire tegemoetkoming toe te passen, onafhankelijk van het indienen van een klacht door de eindgebruiker bij de Ombudsdienst voor 39
telecommunicatie. In deze dossiers heeft het Instituut beslist dat het bewijs van het bestaan van een klacht van de eindgebruiker bij de Ombudsdienst voor telecommunicatie en van het afronden van het onderzoek door de Ombudsdienst nodig is vooraleer het Instituut zich zal uitspreken over het al dan niet verschuldigd zijn van de betaling van de forfaitaire tegemoetkoming van 750 euro bepaald in artikel 135 aan de verzoekende operator. Tot slot is het Instituut in één bepaald slammingsdossier gebotst op de beperkingen van het artikel dat het Instituut toelaat om bij het vaststellen van een inbreuk op het regelgevend kader een administratieve geldboete op te leggen (artikel 21, § 2, van de wet van 17 januari 2003 betreffende het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector). In dat dossier stelde het Instituut twee inbreuken vast op artikel 135 en nodigde het Instituut de betrokken operator uit om het bewijs van de betaling van 2 x 750 euro over te maken aan de betrokken ondernemingen die de eindgebruiker op grond van de feiten tijdelijk als klant verloren hadden. De aangesproken operator verkoos deze betaling niet uit te voeren. Als reactie hierop besliste het Instituut om, liever dan een procedure van ingebrekestelling te starten, die krachtens het proportionaliteitsbeginsel niet kan worden voltooid (aangezien de toepassing van de administratieve boete, ook al is die minimaal, waarin artikel 21, § 2, van de wet van 17 januari 2003 voorziet, niet in verhouding zou staan tot de feiten die de schending vormen (namelijk het verzuim om 2 x 750 euro te betalen)), de vaststelling van de inbreuk op artikel 135 mee te delen aan de betrokken maatschappijen die recht hebben op de vaste tegemoetkoming, zodat die maatschappijen volledig op de hoogte zouden zijn van hun rechten tegenover de maatschappij die in overtreding is. Doelstellingen Het BIPT stelt zich tot doel om de systematische controles verder door te voeren zolang ze nodig zijn.
6.7 MVNO Overzicht In uitvoering van artikel 11, § 6 werd er een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 2002 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele-telecommunicatiediensten opgesteld dat de nodige wijzigingen aan het koninklijk besluit van 23 september 2002 aanbrengt, teneinde mobielnummeroverdraagbaarheid ook mogelijk te maken voor MVNO’s. Onder ‘MVNO’s' wordt verstaan: operatoren die gebruikmaken van het mobiele netwerk van een derde operator om via dat netwerk hun mobiele diensten aan te bieden; het kan dan gaan om eigen mobiele diensten (d.w.z. de betreffende MVNO’s beschikken over eigen switches, eigen HLR, eigen facturatiesysteem enz.) of het kan gaan om mobiele diensten die in eigen naam worden doorverkocht. De voorgestelde wijziging houdt tevens in dat de kostenverdeling voor wat betreft de databank voor nummeroverdraagbaarheid, de CRDC, en meer bepaald de kostenverdeling over de mobiele operatoren, op een meer genuanceerde wijze wordt vastgelegd: op dit ogenblik betalen de drie mobiele operatoren elk een gelijk deel van deze kosten. Het spreekt voor zich dat een dergelijk systeem niet houdbaar is wanneer ook de MVNO’s gebruik gaan maken van de CRDC. Het Instituut heeft hieromtrent begin juli 2006 een consultatie georganiseerd. Deze liep af midden september 2006. Medio november 2006 werd het aangepaste ontwerpbesluit aan het kabinet overgezonden. Het besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 2002 betreffende de overdraagbaarheid van de nummers van eindgebruikers van de aan het publiek aangeboden mobiele telecommunicatiediensten werd door de Koning ondertekend op 20 maart 2007 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 april 2007. De toepassing ervan zal door het Instituut ter harte worden genomen.
40
6.8. GESCHILLEN Er zijn in de eerste helft van 2007 acht nieuwe beroepen aangetekend: 1. Base-BT-Colt-Euphony-Verizon-Mobistar-Tele2-Versatel-Telenet hebben bij de Raad van State een vordering5 ingesteld tegen het besluit van de Raad van het BIPT van 30 oktober 2006 betreffende de methodologie voor het bepalen van compensaties per operator voor het sociale element van de universele dienst. 2. Belgacom heeft bij het hof van beroep van Brussel een vordering ingesteld tegen het besluit van de Raad van het BIPT van 29 november 2006 betreffende de tarieven voor blocks & tie cables. 3. Belgacom heeft bij het hof van beroep van Brussel een vordering ingesteld tegen het besluit van de Raad van 17 januari 2007 betreffende de definitie van de markten, de analyse van de concurrentievoorwaarden, de identificatie van de operatoren met een sterke machtspositie en de bepaling van de gepaste verplichtingen voor de markten van de cluster « huurlijnen » (de markten 7-13-14). 4. Belgacom heeft bij het hof van beroep van Brussel een vordering ingesteld tegen het besluit van de Raad van 7 maart 2007 betreffende de definitie van de markten, de analyse van de concurrentievoorwaarden, de identificatie van de operatoren met een sterke machtspositie en de bepaling van de gepaste verplichtingen voor de markten van de cluster « vaste telefonie » (markt 9). 5. Belgacom heeft bij het hof van beroep van Brussel een vordering ingesteld tegen de ingebrekestelling van 8 februari 2007 voor de niet-naleving van het besluit van de Raad van het BIPT van 11 augustus 2006. 6. Belgacom heeft bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel een vordering in verband met burgerrechtelijke aansprakelijkheid ingesteld in geval van nietigverklaring door de Raad van State van de besluiten over de gespreksafgiftetarieven van Telenet. 7. BFM heeft een vordering ingesteld tegen de administratieve boete van 24 april 2007. 8. Belgacom heeft een vordering ingesteld tegen het besluit van de Raad van het BIPT van 24 april 2007 betreffende de tarieven voor gespreksopbouw en gespreksafgifte van Belgacom voor het jaar 2007. Het hof van beroep van Brussel heeft in die periode acht arresten uitgesproken: 1.
Op 2 februari 2007 heeft het hof bevolen om de interconnectietarieven die vroeger overeengekomen zijn tussen Belgacom Mobile en Mobistar mee te delen aan BASE. 2. Op 23 maart 2007 heeft het hof het besluit betreffende BRUO 2005 heel gedeeltelijk nietig verklaard en de zaak voor de rest op de rol geplaatst. 3. Op 10 mei 2007 heeft het hof het Instituut ertoe veroordeeld nieuwe processtukken neer te leggen in de zaak ISLA 2004. 4. Op 11 mei 2007 heeft het hof het besluit betreffende BROBA 2005 heel gedeeltelijk nietig verklaard en de zaak voor de rest op de rol geplaatst. 5. Op 1 juni 2007 heeft het hof de definitie en de analyse door het BIPT van de markten 1 en 2 (toegang) bevestigd, alsook de aanwijzing van Belgacom als operator met een sterke machtspositie op die markten, alsook de grote meerderheid van de correctiemaatregelen die eraan worden opgelegd. 6. Op 8 juni 2007 heeft het hof van beroep akte genomen van de afstand van Belgacom Mobile in de vorderingen tot nietigverklaring van de besluiten van de Raad van het BIPT van 21 januari en 21 februari 2005 betreffende de toegang van The Phone Company tot het netwerk van Belgacom Mobile – Voorlopige maatregelen (vordering tot schorsing en nietigverklaring). 7 en 8. Met twee arresten van 21 juni 2007 heeft het hof van beroep van Brussel de vorderingen verworpen van B.T., Mobistar, Verizon, TELE2, Versatel, Base, Colt, Telenet en Scarlet tegen het besluit van de Raad van het BIPT van 17 mei 2005 betreffende de voorlopige raming van de nettokosten van de universele dienst voor het jaar 2003 5
Vordering tot schorsing met uitzondering van Telenet, en tot nietigverklaring.
41
De Raad van State heeft op 19 juni 2007 acht arresten uitgesproken waarin hij zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen tot schorsing die waren ingesteld door Base-BTColt-Euphony-Verizon-Mobistar-Tele2-Versatel, tegen het besluit van de Raad van het BIPT van 30 oktober 2006 betreffende de methodologie voor het bepalen van compensaties per operator voor het sociale element van de universele dienst. Het Hof van Cassatie heeft dan weer via een arrest van 12 april 2007 de voorziening verworpen die het Instituut had ingesteld tegen het arrest van 18 juni 2004 dat het besluit van de Raad van het BIPT van 29 augustus 2003 met betrekking tot de piekuren van operator Base voor zijn terminatiedienst vernietigde. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat er bij de Raad van State 21 zaken hangende zijn en 25 bij het hof van beroep van Brussel.
6.9. EUROCOÖRDINATOR Overzicht Voor elke overheidsdienst op het federale niveau en op het niveau van de deelstaten, is een eurocoördinator aangesteld in het kader van het bevorderen en volgen van de omzetting van Europese richtlijnen door België. Voor het BIPT wordt de functie van eurocoördinator uitgeoefend binnen de juridische dienst. Onder leiding van de FOD Buitenlandse Zaken komen alle eurocoördinatoren tweemaandelijks samen in een proactieve werkgroep die de richtlijnen vanaf het stadium van het voorstel analyseert. Voor elke richtlijn worden de departementen bepaald die bevoegd zijn en/of die als piloot fungeren voor de omzetting. Andere nuttige gegevens, zoals het identificeren van de dossierbeheerder op het niveau van de Belgische administratie, worden eveneens tijdens deze vergaderingen verzameld. In het kader van deze omzettingswerkzaamheden beheert de FOD Buitenlandse Zaken de databank “Eurtransbel”. Het doel hiervan is de stand van zaken weer te geven van de omzetting in Belgisch recht van de richtlijnen. De databank wordt geactualiseeerd door de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de EU en door de eurocoördinatoren. De databank is evenwel beperkt tot intern gebruik door de betrokken overheden. Wat betreft het resultaat van de omzetting notificeert de eurocoördinator nationale uitvoeringsmaatregelen van richtlijnen aan de Europese Commissie. Dit gebeurt eveneens via een elektronische databank die beheerd wordt op het niveau van de Commissie. Zo werd bijvoorbeeld in het afgelopen semester de volgende wet als nationale uitvoeringsmaatregel elektronisch aan de Commissie genotificeerd: wet van 16 maart 2007 tot wijziging van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van omroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad alsook van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector. Deze wet vormt een omzetting van de volgende richtlijnen: Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten ("Toegangsrichtlijn"), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten ("Machtigingsrichtlijn"), Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Kaderrichtlijn"), Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten ("Universeledienstrichtlijn") en Richtlijn 2002/77/EG van de Europese Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en diensten.
42
Doelstellingen De juridische dienst zal de functie van eurocoördinator verder ter harte nemen. De dienst zal ook de voorbereidende werkzaamheden volgen voor de herziening op Europees niveau van het regelgevend kader.
43
7. PERSONEELSDIENST EN HUMAN RESOURCES 7.1. BUDGETTAIRE EN BOEKHOUDKUNDIGE REGELS DIE OP HET INSTITUUT VAN TOEPASSING ZIJN Boekhouding Na een overgangsperiode waarin zowel het oude als het nieuwe boekhoudprogramma naast elkaar werden gebruikt, is de boekhouding nu definitief overgeschakeld naar het nieuwe programma Axi. Dit moet haar in staat stellen een betere opvolging van klanten en leveranciers mogelijk te maken alsook de verwerking van betalingen sneller te laten verlopen. Daarnaast is de boekhouding een mailing naar alle leveranciers aan het voorbereiden om hun gegevens te laten controleren en indien nodig aan te vullen zodat er kan overgeschakeld worden naar de nieuwe bankstandaard van gecodeerde berichtgeving waarbij de IBAN-rekeningnummers en de BIC-bankcode gebruikt zullen moeten worden. Verder wordt er onderzocht wat de mogelijkheden zijn om facturen elektronisch te laten goedkeuren door de verschillende personen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Financiële en logistieke aspecten De belangrijkste logistieke uitdaging voor het BIPT zal er in de komende maanden ongetwijfeld in bestaan een nieuwe vestiging te vinden voor het Instituut en daaraan gekoppeld de verhuis van de diensten. In de Astrotoren kan niet bijkomend worden gehuurd, waardoor de realisatie van de kaderuitbreiding er niet mogelijk zou zijn. Daarenboven wordt de toren zelf in 2011 volledig gerenoveerd, waardoor er dan alleszins een globale verhuis zou nodig zijn. De begroting 2007 werd aangepast om de kosten die hieraan verbonden zijn en nog in 2007 vallen te kunnen dragen.
7.2. UITBREIDING VAN HET PERSONEELSKADER Het koninklijk besluit van 9 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 maart 1993 tot vaststelling van de personeelsformatie van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 januari 2007. De uitbreiding van het functionele kader van het Instituut met 25 eenheden (t.t.z. enerzijds door de toevoeging van 28 betrekkingen - als volgt verdeeld over de graden: 6 adviseurs, 4 ingenieur-adviseurs, 1 vertalerrevisor, 2 administratief sectiechefs, 7 correspondenten, 2 technisch sectiechefs en 6 techniciens – verhoogd met 5 betrekkingen voor de overname van personeelsleden van de vroegere dienst Kijk- en Luistergeld - 2 administratief sectiechefs, 2 correspondenten en 1 adjunct-correspondent – en anderzijds door het in mindering brengen van 8 betrekkingen van adjunct-correspondent) heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2007. Als gevolg van de goedkeuring van deze kaderuitbreiding werden, vanaf deze datum, 5 laureaten van bevorderingsselecties benoemd in een hogere graad. In samenwerking met SELOR worden de procedures opgestart voor de organisatie van wervingsselecties tot invulling van de bijkomende en door bevordering vrijgekomen betrekkingen. In overeenstemming met de nieuwe statuten zullen wel een aantal betrekkingen in de graad van adviseur moeten vrijgehouden worden voor bevordering vanuit de lagere niveaus.
44
7.3. WIJZIGINGEN IN DE PERSONEELSSTATUTEN Met de publicatie van de koninklijke besluiten van 11 januari 2007 tot vaststelling van het administratief statuut enerzijds, en van het geldelijk statuut anderzijds, werd de procedure die moest leiden tot de grondige herziening van de statuten van het personeel van het Instituut en die ingezet werd in 2003, eindelijk afgesloten. Gelet op de complexiteit van dit dossier is het niet verwonderlijk dat vrijwel onmiddellijk twee nieuwe dossiers tot wijziging van deze koninklijke besluiten moeten worden opgestart. Wat het geldelijke statuut betreft gaat het enkel over de rechtzetting van enkele anomalieën. Voor het administratief statuut omvat het evenwel ook de invoering van enkele nieuwigheden – zoals het van toepassing stellen op het Instituut van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal openbaar ambt – die niet meer in het vorige project konden worden opgenomen zonder deze procedure terug te moeten beginnen.
7.4. NIEUW EVALUATIESYSTEEM OP BASIS VAN EEN FUNCTIEBESCHRIJVING Onmiddellijk na het in voege treden van de nieuwe personeelsstatuten werd van start gegaan met de toekenning van functiebeschrijvingen en doelstellingen aan alle (in dienst zijnde) personeelsleden.
7.5 ORGANISATIE BEVORDERINGSEXAMENS Als gevolg van de goedgekeurde kaderuitbreiding wordt, in samenwerking met Selor, de organisatie van examens voor bevordering naar niveau B voorbereid. Door de nieuwe personeelsstatuten wordt de bevordering naar niveau A nu ook mogelijk gemaakt. Alvorens echter kan worden overgegaan tot de organisatie van de bevorderingsexamens dient eerst een examenprogramma te worden vastgelegd.
7.6. INTEGRATIE VAN DE OMBUDSDIENST VOOR DE POSTSECTOR De betrekkingen van de naar het Instituut overkomende ambtenaren van de Ombudsdienst van De Post werden met de kaderuitbreiding opgenomen in het personeelskader van het Instituut. Deze ambtenaren evenals de beide ombudslieden zelf werden reeds vanaf 1 januari 2007 op de payroll van het Instituut geplaatst, niettegenstaande dat het ontwerpbesluit houdende de modaliteiten van overdracht van bedoelde ambtenaren nog niet de volledige procedure heeft doorlopen. Het dossier werd voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
7.7 DOSSIERS DIE DE OMBUDSDIENST VOOR DE POSTSECTOR EN DE OMBUDSDIENST VAN TELECOMMUNICATIE AANBELANGEN Een dossier werd opgestart houdende ontwerpbesluiten betreffende de terbeschikkingstelling door het Instituut van menselijke en materiële middelen aan de Ombudsdienst voor de postsector enerzijds en aan de Ombudsdienst voor telecommunicatie anderzijds. Dit dossier werd reeds goedgekeurd door de Ministerraad en is (wordt) voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Een tweede dossier tot herziening van de weddenschalen van de ombudslieden door wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 1992 betreffende de dienst “ombudsman” in sommige autonome overheidsbedrijven, zal eveneens worden voorgelegd aan de Raad van State. Inzake de overeenkomsten die in overeenstemming met de artikelen 43bis en 43ter van de wet van 21 maart 1991 moeten worden afgesloten tussen de Raad en de beide ombudsdiensten, zijn de besprekingen nog aan de gang. 45
7.8 DEFINITIEVE OVERDRACHT VAN DE PERSONEELSLEDEN VAN DE VROEGERE DIENST KIJK- EN LUISTERGELD NAAR DE BEZIGENDE OVERHEIDSDIENSTEN Ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 21 september 2006 werd een ontwerpbesluit ingeleid tot overplaatsing, met ingang van 1 februari 2007, van de vijf aan het Instituut ter beschikking gestelde DKL-personeelsleden naar de eigen diensten van het Instituut. Anderzijds werden er, in samenwerking met P&O, reeds besprekingen gevoerd met de gemeenschappen en gewesten aangaande de definitieve overname van het DKL-personeel tewerkgesteld bij deze instellingen. Dergelijke besprekingen zullen, steeds in samenwerking met P&O, eveneens moeten worden gevoerd met de federale overheidsdiensten die DKL-personeel ter beschikking hebben. De nadere regels inzake overdracht die betrekking hebben op de personeelsleden zelf, zullen moeten worden vastgelegd bij koninklijk besluit. Terwijl de afspraken die met de federale overheidsdiensten worden gemaakt over de ten-laste-neming van de loonkosten opgenomen moeten worden in conventies af te sluiten tussen het Instituut en de betrokken overheidsdiensten.
46