Versie juni 2015
Pedagogisch Beleidsplan
Pagina 1 van 18
Versie juni 2015
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord
2.
Toepassingsgebied
3.
Uitgangspunten 3.1 Ons Motto 3.2 Visie op kind en ontwikkeling 3.3 Pedagogische visie 3.4 Pedagogische doelen 3.5 Visie op zorgkinderen 3.6 Visie op samenwerking met ouders 3.7 het 4-ogenprincipe
4.
VVE en activiteiten in het kader van de LEA 4.1 VVE programma 4.2 Activiteiten in het kader van de LEA
5.
Het pedagogisch handelen 5.1 Doelen en competenties 5.1.1 Zorgen voor affectie en geborgenheid 5.1.2 Veiligheid, duidelijkheid en continuïteit bieden 5.1.3 Erkenning en waardering geven 5.1.4 Overdracht van waarden en normen 5.2
Ontwikkelingsstimulering op de verschillende gebieden 5.2.1 Sociaal-emotionele ontwikkeling 5.2.2 Ontwikkeling identiteit, zelfbeeld en zelfredzaamheid 5.2.3 Cognitieve ontwikkeling 5.2.4 Taalontwikkeling 5.2.5 Motorische ontwikkeling 5.2.6 Zintuiglijke ontwikkeling 5.2.7 Creatieve ontwikkeling
6.
Middelen, het scheppen van spel -en ontwikkelingsmogelijkheden 6.1 Groepssamenstelling 6.2 Incidentele extra dagen 6.3 Dagritme 6.4 Basiscommunicatie 6.5 Steunen en stimuleren van spelen 6.6 Inzet van vrijwilligers en Peuter Plus leidster 6.7 Indeling inrichting binnen en buiten 6.8 Observeren en signaleren
7.
Afsluitend
Pagina 2 van 18
Versie juni 2015
1.
Voorwoord
Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van Stichting Speel Wijs. Speel Wijs is een organisatie die aan kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar de gelegenheid biedt om samen met andere kinderen, onder deskundige begeleiding van professionele leidsters te spelen. Speel Wijs is in april 2010 ontstaan vanuit de fusie tussen Stichting Peuterspeelzaalwerk de Ronde Venen en Stichting Peuterspeelzaalwerk Abcoude en Omstreken. De doelstelling van de Stichting is het bevorderen van de ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden van peuters van twee tot vier jaar. Dit door hen in groepsverband onder deskundige leiding samen te brengen en te laten spelen. Het peuterspeelzaalaanbod moet een optimale bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind op alle terreinen: taal, sociaal, emotioneel, cognitief en motorisch. De ontwikkeling en het welbevinden van de kinderen wordt op systematische wijze gevolgd en zo nodig worden signalen hieromtrent afgegeven Maatschappelijk gezien wil de Stichting een bijdrage leveren aan het gemeentelijke jeugdbeleid. In het bijzonder noemen we LEA (Locale educatieve agenda) en VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie) waarbij we meewerken aan het realiseren van een doorgaande ontwikkelingslijn voor 0-6 jarigen. Dit plan is geschreven voor iedereen die direct of indirect betrokken is bij de Stichting Speel Wijs. In dit plan is onder meer te lezen wat de visie van de Stichting op het peuterspeelzaalwerk is en wat de pedagogische uitgangspunten zijn. Het pedagogisch beleid geeft een duidelijk beeld van de pedagogische manier van werken binnen Speel Wijs en geeft richting aan het handelen van de leidsters. De concrete uitwerking is vastgelegd in de werkplannen per speelzaal.
2.
Toepassingsgebied
Dit pedagogisch beleidsplan heeft betrekking op de activiteiten van alle peuterspeelzalen van stichting Speel Wijs.
VVE Peuterspeelzaal Pino, Baljuwsstraat 5, Mijdrecht VVE Peuterspeelzaal Dribbel, J. van Renessestraat 20, Mijdrecht VVE Peuterspeelzaal Klein Duimpje, Eendracht 2, Mijdrecht VVE Peuterspeelzaal Duimelot, Marktschipper 2, Wilnis Peuterspeelzaal Ministek, Broekzijdselaan 46d, Abcoude
Op alle locaties kunnen ouders zelf kiezen welke ochtenden en/of middagen zij hun kinderen willen laten komen spelen. Hierbij zorgen wij er voor dat een kind dat meerdere dagdelen per week komt met niet meer dan drie verschillende leidsters te maken krijgt. Er zitten maximaal 16 kinderen in een groep. De voertaal op alle peuterspeelzalen is Nederlands.
Pagina 3 van 18
Versie juni 2015
3.
Uitgangspunten
3.1
Ons Motto
Wij maken ons sterk voor het jonge kind, samen. Wij oriënteren ons op alle ontwikkelingsgebieden van het jonge kind ( 2-4 jaar) en we doen het op onze manier: samen spelend leren.
3.2
Visie op kind en ontwikkeling
Wij gaan uit van een positief mensbeeld, waarbij een kind de mogelijkheid moet krijgen om uit te groeien tot een gelukkig mens. Een kind dat zichzelf kan zijn en dat dicht bij zijn eigen gevoel staat, vol zelfvertrouwen en met respect voor anderen en de wereld om hem heen. Ieder kind is uniek en heeft de drang in zich om de wereld te ontdekken. Het kind is een competent wezen dat geboren wordt met een eigen aanleg en het zal zich in wisselwerking met zijn omgeving ontwikkelen op zijn manier en in zijn eigen tempo.
3.3
Pedagogische visie
We gaan uit van het individuele kind dat onderdeel uitmaakt van een groep. Daarbij schenken we aandacht aan groepsprocessen en aan de interactie tussen kinderen onderling. Zo krijgen kinderen de mogelijkheid om sociale vaardigheden te oefenen en te ontwikkelen en zich bewust te worden van hun eigen handelen. We stimuleren kinderen dan ook om met elkaar te spelen en van elkaar te leren. De leidsters zijn zich bewust van hun voorbeeldhouding. Daarnaast begeleiden wij het individuele kind op basis van gelijkwaardigheid en met respect voor de eigenheid en de gevoelens van het kind. Hierdoor kan het kind zich ontplooien en leren zelf keuzes te maken, met vertrouwen in en respect voor zichzelf en anderen. We gaan uit van de eigen krachten van het kind. We stimuleren ieder kind tot zelfstandigheid, weerbaarheid en het dragen van eigen verantwoordelijkheden, afgestemd op leeftijd en mogelijkheden van het kind. Dit gebeurt in een uitdagende en inspirerende omgeving met een duidelijke structuur. Onze basisprincipes hierbij zijn het bieden van vertrouwen, veiligheid en geborgenheid. We werken met groepen met een vaste samenstelling, in een vaste ruimte en met vaste leiding. De pedagogische visie wordt per locatie vertaald in een pedagogisch werkplan. Hierin wordt per peuterspeelzaal aangegeven hoe deze visie vertaald wordt naar de dagelijkse praktijk.
3.4
Pedagogische doelen
Wij willen een optimale bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind op alle terreinen. We gaan hierbij uit van de volgende pedagogische basisdoelen:
Pagina 4 van 18
Versie juni 2015
bieden van sociaal-emotionele veiligheid door te zorgen voor affectie, geborgenheid, duidelijkheid en continuïteit sociale competentie: wij stimuleren kinderen om met elkaar te spelen en van elkaar te leren persoonlijke competentie: wij respecteren en waarderen de eigenheid van het individuele kind en stimuleren zelfstandigheid bieden van normen en waarden
Wij streven ernaar dat door een optimale zorg en begeleiding, iedere peuter de stap naar de basisschool kan maken.
3.5
Visie op zorgkinderen
Wij vinden het belangrijk dat kinderen leren omgaan met verschillen, elkaar waarderen en respecteren en rekening houden met elkaar. Door het plaatsen van zorgkinderen op een gewone peuterspeelzaal bieden we zorgkinderen de mogelijkheid in hun eigen leefomgeving te blijven en kunnen ze uitgedaagd worden zich op te trekken aan andere kinderen. Met zorgkinderen bedoelen we die kinderen die op de peuterspeelzaal extra aandacht nodig hebben van de leidsters vanwege een licht verstandelijke en/of lichamelijke beperking, een gedragsprobleem, een ontwikkelingsstoornis, een medisch probleem of gezins-en/of omgevingsfactoren die van invloed zijn op hun gedrag/welbevinden. Bij aanmelding, intake, of tijdens de plaatsing kan duidelijk worden dat het om een zorgkind gaat. Als bij aanmelding al duidelijk is dat het om een zorgkind gaat, kijken wij zorgvuldig naar de belastbaarheid van de groep en de leidsters voor wij tot plaatsing overgaan. In principe zullen wij niet meer dan twee zorgkinderen per groep plaatsen. De pedagoog van de Stichting is altijd betrokken bij plaatsing van zorgkinderen of wanneer gaande de plaatsing opvallend gedrag wordt geconstateerd. De pedagoog kan door de leidster, in overleg met ouders, worden ingeroepen voor advies. Wij zien een goede relatie met en betrokkenheid van ouders als een voorwaarde voor een optimale ontwikkeling van het kind. In geval van zorgen zal de ontwikkeling van hun kind en een eventuele ondersteuning altijd met ouders besproken worden. Om de zorg voor kinderen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen heeft de gemeente de Ronde venen in 2010 besloten tot deelname aan de landelijke verwijsindex, de VIR [ Verwijs Index Risico’s Jeugdigen]. De verwijsindex heeft tot doel om beroepskrachten die met hetzelfde kind te maken hebben tijdig met elkaar in contact te brengen. Zo wordt voorkomen dat de verschillende instellingen die bij een kind of gezin betrokken zijn langs elkaar heen werken. Doel daarvan is om te komen tot een gezamenlijke aanpak van de problematiek van de jongere en zijn gezin. Registratie in de VIR zal door de pedagoog gedaan worden, alleen na overleg met de leidster en de coördinator van Speel Wijs. Ouders worden van deze registratie op de hoogte gesteld.
3.6
Visie op samenwerking met ouders
Het peuterspeelzaalwerk moet naar onze mening direct verbonden zijn met de term laagdrempelig. De voorziening is voor iedereen toegankelijk. Ouders zijn een belangrijke schakel in het peuterspeelzaalwerk. Zij blijven de eerst verantwoordelijke mensen in de zorg en opvoeding van hun kind. Wanneer zij hun kind naar de speelzaal brengen dragen zij een stukje van die zorg en verantwoording over aan de leidsters. Om de thuis- en Pagina 5 van 18
Versie juni 2015
speelzaalsituatie op elkaar aan te laten sluiten is goed contact en overleg tussen leidsters en ouders heel belangrijk. De leidsters stellen zich tot taak goed contact met de ouders op te bouwen, zodat de speelzaal ook voor hen een aangename plek is om te komen. Speel Wijs biedt opvoedingsondersteuning aan ouders indien zij dat wensen. Wij bieden de volgende vormen van ondersteuning: Emotionele steun ( begrip en positieve feedback), informatieve steun ( algemene en specifieke informatie over ontwikkeling, verzorging en opvoeding), adviseren ( tips, praktisch adviezen en zo nodig gerichte verwijzing), sociale steun ( mogelijkheid bieden met elkaar in contact te komen op inloopochtenden of ouderavonden) en steun door voorbeeldgedrag. Participatie van ouders binnen de Stichting en binnen de speelzaal vindt op verschillende manieren plaats. Dit kan via de ouderraad op Stichtingniveau of via de activiteitencommissie op speelzaalniveau, door hulp bij activiteiten of door als hulpouder mee te draaien op de groep. Door af en toe mee te draaien leren ouders de kinderen, het speelgoed, de liedjes en de gewoontes kennen waardoor ze de verhalen over de speelzaal beter zullen begrijpen. 3.7 Het 4 ogen- en 4 orenprincipe in de dagelijkse praktijk Op de groep Speel Wijs volgt het vier ogen principe: iemand moet altijd kunnen meekijken of meeluisteren met wat er op de groep gebeurt. Deze transparantie is concreet vertaald naar daar waar het kan doorkijken te realiseren of deuren daar waar mogelijk open te laten. Op locaties waar twee lokalen in gebruik zijn is toezicht mogelijk doordat er of een raam tussen de lokalen zit of er ramen zijn waardoor altijd toezicht van buitenaf mogelijk is. Door het in – en uitlopen van ouders in de ochtend (dit geldt voor de locaties waar één medewerker alleen opent) staat de medewerker eigenlijk nooit alleen. Onze lokaties zijn gehuisvest in gebouwen met meerdere gebruikers. De kans dat er mensen in kunnen lopen en kunnen zien wat er gebeurt is altijd aanwezig.
Buiten de groep Als een kind / kinderen meegaan met een beroepskracht naar een ruimte buiten de eigen groep is dat altijd een ruimte die voor iedereen toegankelijk is en waar dus op ieder onverwacht moment anderen binnen kunnen lopen.
Naar buiten gaan Een uitstapje buiten de deur gebeurt nooit door een medewerker alleen met een groepje kinderen..
Ouders Ouders worden geïnformeerd via de website en informatiebrochure over welke afspraken er zijn gemaakt met alle medewerkers.
Pagina 6 van 18
Versie juni 2015
Professionele medewerkers Medewerkers zijn gewend bij elkaar naar binnen te lopen en elkaar aan te spreken op gedrag. Wij hebben een open aanspreekcultuur. Hoe wij met elkaar omgaan bespreken wij tijdens team overleggen. Onze pedagoog en directeur lopen op onverwachte momenten binnen op de locaties. Onze medewerkers zijn getraind in het herkennen van signalen bij kinderen wat betreft kindermishandeling en kindermisbruik. Zij hebben hier een training in gehad en het onderwerp blijft bespreekbaar in onze teambesprekingen. De meld-code kindermishandeling en huiselijk geweld is dan ook met alle teams besproken. Alle medewerkers hebben een verklaring omtrent gedrag. Wij zorgen er voor dat ook de vrijwillige medewerkers op de hoogte zijn van dit principe. (NB Nog opnemen in vrijwilligersbeleid!). Er zijn soms stagiaires op onze groepen, zij worden gekoppeld aan een vaste medewerker en staan nooit alleen op de groep . Onze medewerkers weten wat te doen bij een niet pluis gevoel . Bij het ophalen van kinderen door derden letten onze medewerkers erop dat dit van tevoren door de ouders doorgegeven is. Mocht dit niet het geval zijn dan zal altijd bij de ouders nagevraagd worden of het kind meegegeven kan worden aan de desbetreffende persoon.
4.
VVE en activiteiten in het kader van de LEA
Vanuit het rijk worden in het kader van het Onderwijsachterstandenbeleid gelden beschikbaar gesteld voor VVE: Voor -en Vroegschoolse Educatie. Het doel van VVE is om kinderen al op jonge leeftijd zodanig te ondersteunen dat zij zonder achterstand op de basisschool kunnen starten. Als een kind op de basisschool met een [grote] achterstand begint wordt deze vaak niet meer ingelopen. VVE-programma’s richten zich vooral op stimulering van de taalontwikkeling van jonge kinderen. Daarnaast is er ook nadrukkelijk aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, de motorische ontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling/ontluikende rekenvaardigheid. Op 4 van onze speelzalen kunnen wij werken met een VVE programma. Op deze speelzalen werken op elke groep 2 gediplomeerde leidsters die de kinderen individueel of in kleine groepjes extra begeleiden en stimuleren. Ouders van wie de kinderen voldoen aan de zogenaamde doelgroepcriteria kunnen, onder voorwaarden van de overheid, korting krijgen op de ouderbijdrage Deze criteria zijn:
4.1
Thuis wordt geen Nederlands gesproken of naast Nederlands ook een andere taal; Als het kind een D of E scoort op de CITO taaltoets voor peuters; Beide ouders hebben een lage opleiding; Het kind komt minimaal 4 dagdelen naar een VVE speelzaal..
Het VVE-programma
Wij werken met het VVE programma ‘doe meer met Bas’ . Er wordt met wisselende en herkenbare thema’s gewerkt waarbij de belevenissen van Bas centraal staan. De thema’s worden voor een schooljaar vastgesteld en zijn zo opgesteld dat de leidsters er hun eigen invulling aan kunnen geven. Bij het uitwerken van de thema’s wordt er voor gezorgd dat alle ontwikkelingsgebieden aan bod komen. Pagina 7 van 18
Versie juni 2015
Een herkenbare structuur, veel herhalen en veel visualiseren, ook door het gebruik van dagritmekaarten, is zeer belangrijk. Een peuter leert vooral ook door herhaling. Ook doordat de peuters vaker komen en dan min of meer hetzelfde aanbod krijgen, worden ze extra gestimuleerd in hun ontwikkeling. De pop Bas doet mee met [kring] activiteiten en wordt een vriendje van de peuters. Bas gaat regelmatig logeren bij een peuter, de belevenissen van Bas kunnen thuis in een schrift geschreven of getekend worden. In de kring wordt dan door de leidster, zo mogelijk samen met de peuter die Bas meehad, wat voorgelezen of verteld over de belevenissen thuis. Ouderbetrokkenheid is heel belangrijk bij VVE. De taalstimulering bij VVE werkt alleen als ouders op de hoogte zijn van wat wij doen. Ook is het heel belangrijk dat ouders thuis verder gaan met waar wij op de speelzaal aan werken. De activiteiten waarbij wij een beroep doen op ouders zijn niet vrijblijvend, wij verwachten dat ouders hierin participeren. Behalve dat Bas regelmatig gaat logeren, gaat er bij elk thema ook een nieuwsbrief mee naar huis en ouders worden vaak uitgenodigd om mee te draaien. Bij de afsluiting van een thema worden de ouders ook altijd betrokken, hetzij door wat eerder hun kind op te halen en een korte presentatie met liedjes of spelletjes over het thema, of door middel van een andere gezamenlijke activiteit. Op onze VVE speelzalen werken we naast ‘Bas’ ook met de programma’s en activiteiten voortkomend uit de LEA, zoals de observaties door logopedisten en Boekenpret. De Boekenpretthema’s worden aangepast aan de thema’s van ‘Bas’. Tot slot: VVE speelzalen zijn toegankelijk voor alle peuters, ook peuters die geen gebruik maken van de doelgroepregeling en minder dan 4 dagdelen komen zijn van harte welkom op deze speelzalen! We streven naar een evenwichtige verhouding tussen peuters die wel en niet onder de doelgroepregeling vallen.
4.2
Activiteiten in het kader van de LEA
Het oplossen van achterstanden in de spraak-en/of taalontwikkeling van jonge kinderen is al sinds 2002 een belangrijk agendapunt binnen de gemeente de Ronde Venen. In 2006 resulteerde dit in de Lokale Educatieve Agenda [LEA]. Er wordt een actief beleid gevoerd om op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen zoveel mogelijk ontwikkelingsachterstanden te voorkomen. Met diverse instanties wordt met regelmaat overlegd over welke acties ondernomen kunnen worden. Op al onze speelzalen werken we met onderstaande activiteiten die in het kader van de LEA zijn ontwikkeld: Boekenpret De bibliotheek verstrekt aan alle speelzalen Boekenpret: een programma waarbij ouders gestimuleerd worden om thuis met hun kind te lezen. Drie keer per jaar krijgen alle speelzalen een themakist met voorleesboeken, speelontdekboeken en knuffels/speelgoed. Ouders krijgen hierbij een boekje mee om thuis voor te lezen. De Boekenpretthema’s worden aangepast aan de thema’s van ‘Bas’.
Pagina 8 van 18
Versie juni 2015
Taaltoets en extra taal-stimulering Wij hebben een peuterleidster plus in dienst, die de CITO taaltoets bij alle 3.1 jarige peuters afneemt en bij een D of E score nogmaals met 3.10 jaar. Ook kan zij, zowel op de VVE speelzalen als op de reguliere speelzaal, zo nodig individueel of in kleine groepjes taal/zorgondersteuning bieden aan peuters die dat extra nodig hebben.
Logopedisten Met regelmaat bezoeken logopedisten de peuterspeelzalen in Mijdrecht en Wilnis Zij observeren de kinderen op taalontwikkeling. Indien er bijzonderheden zijn bespreken de logopedisten deze met de leidsters en geven advies.
Overdracht De kennis en ervaring die op de peuterspeelzaal door leidsters is opgedaan over het kind, wordt overgedragen aan de basisschool. Ongeveer 4 weken voordat een peuter naar de basisschool gaat, wordt een overdrachtsformulier ingevuld door de leidster, alle ontwikkelingsgebieden komen hierbij aan de orde. Dit formulier wordt met ouders besproken en, met toestemming van de ouders, opgestuurd naar de basisschool of meegegeven aan de ouders. Indien nodig kan een warme overdracht naar de basisschool gedaan worden.
5.
Het pedagogisch handelen
Ieder kind ontwikkelt zich in de loop van de tijd op verschillende terreinen. Binnen de peuterspeelzalen wordt breed aandacht besteed aan de verschillende ontwikkelingsgebieden. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanleg en de interesses van de individuele peuter. Het bieden van veiligheid, geborgenheid en een duidelijke structuur vormen hierbij de sleutelwoorden.
5.1
Doelen en competenties
5.1.1
Zorgen voor affectie en geborgenheid
Wij benaderen het kind met warmte en zorgen voor een positieve en gezellige groepssfeer waar het kind zich welkom voelt. Een van de belangrijkste voorwaarden voor kinderen om zich goed te ontwikkelen, is het gevoel er te mogen zijn. Het kind moet, ook op de peuterspeelzaal, het vertrouwen krijgen dat er mensen zijn die om hem geven en die het belangrijk vinden om rekening met hem te houden. De leidsters proberen een band met het kind op te bouwen, zodat het kind zich kan hechten en waardoor de peuterspeelzaal een veilige plek wordt. Sensitiviteit is een belangrijke basishouding.
Pagina 9 van 18
Versie juni 2015
De leidster heeft voor ieder kind aandacht en zorg. Dit kan blijken door naar zijn verhalen te luisteren, te knuffelen, te troosten bij verdriet, oogcontact te maken en tijd te maken om samen een activiteit te doen.
5.1.2
Veiligheid, duidelijkheid en continuïteit bieden
Wij streven naar zo min mogelijk wisseling van pedagogisch medewerkers op een groep, zodat het kind zich kan hechten en steun kan vinden bij vertrouwde personen. Een vaste dagindeling en terugkerende rituelen bieden structuur en herkenbaarheid en daarmee veiligheid en duidelijkheid.
Een gevoel van veiligheid op zowel fysiek als op emotioneel gebied is essentieel voor een goede ontwikkeling. Fysieke veiligheid bieden wij door te zorgen voor een veilige omgeving waarin kinderen op ontdekking kunnen gaan. De GGD geeft adviezen en richtlijnen voor een veilige leefomgeving voor de peuterspeelzalen. Deze worden opgevolgd door de Stichting. De GGD voert jaarlijks controles uit in iedere speelzaal en geeft aan waar punten voor verbetering zijn.
Emotionele veiligheid is net zo belangrijk als fysieke veiligheid. Emotionele veiligheid waarborgen we door het bieden van structuur en duidelijkheid. Door een vaste overzichtelijke dagindeling met vaste rituelen, een overzichtelijke ruimte en duidelijke regels voelen kinderen zich veilig en kunnen ze zich optimaal ontwikkelen. Rituelen, zoals het vieren van een verjaardag, kerst en Sinterklaas, geven een gevoel van verbondenheid. Deze rituelen kunnen per vestiging verschillen en worden beschreven in de werkwijze per vestiging. De leidsters hebben oog voor het gevoel van veiligheid bij kinderen en begeleiden de kinderen bij een eventueel gevoel van onveiligheid. Een gevoel van onveiligheid kan soms ontstaan bij veranderingen, zoals een nieuwe leidster op de groep. Het goed laten lopen van de wenperiode is van groot belang voor het gevoel van veiligheid en geborgenheid van peuter en ouder. Voor een peuter is de peuterspeelzaal vaak de eerste plek waar hij regelmatig zonder zijn ouders blijft spelen. Er is dan ook tijd nodig voor peuter en ouders om aan die nieuwe situatie te wennen. De scheiding tussen het kind en de ouders (soms de oppas) moet geleidelijk verlopen. Het is belangrijk dat de nieuwe peuter ruim de gelegenheid krijgt om te wennen aan de ruimte, de groep kinderen en de leidsters. Een peuter krijgt zo vertrouwen in zijn nieuwe omgeving. Hij kan zo een vertrouwensrelatie opbouwen met de leidster en de andere kinderen. Een goed, respectvol en eerlijk overleg tussen de leidster en de ouder is nodig. Als een kind het moeilijk heeft zal de leidster dit aangeven aan de ouders, zodat er gezamenlijk gezocht kan worden naar een oplossing waarbij deze peuter en deze ouders zich goed voelen. Pagina 10 van 18
Versie juni 2015
Wij vinden het belangrijk dat ouders hun kind met vertrouwen uit handen kunnen geven aan de leidster. Afscheid nemen is een belangrijk onderdeel van het peuterspeelzaalbezoek, zowel voor de peuter als voor de ouders. De peuter moet leren dat zijn ouders weg gaan, maar dat ze hem straks ook weer komen ophalen! Voor ouders betekent het een stukje loslaten van hun peuter.
5.1.3
Erkenning en waardering geven
We hebben oog voor de positieve kanten en gedragingen van elk kind en laten dit ook merken. We staan open voor de eigenheid van elk kind en houden rekening met zijn gevoelens. We benaderen het kind op een positieve manier en geven het kind aandacht en complimenten. Leidsters schenken bewust aandacht aan het versterken van de eigenwaarde van het kind, door aan te geven welk gedrag we waarderen en te vertellen waarom we dat waarderen. Als de leidster bepaald gedrag van een kind niet waardeert geeft ze opbouwende kritiek. Bij opbouwende kritiek spreek je niet afkeuring uit over het kind, maar keur je alleen bepaald gedrag af, leg je de consequenties uit van dat gedrag en bied je een alternatief. Ieder mens is uniek en heeft zijn eigen karaktereigenschappen en uiterlijke kenmerken. Ook bij peuters komen deze verschillende eigenschappen naar voren. Soms zijn de verschillen heel duidelijk zichtbaar (uiterlijk) of merkbaar (gedrag, leefgewoonten, karakter); bijvoorbeeld bij gehandicapte kinderen of bij kinderen met een andere afkomst, uit een andere cultuur. Als Stichting vinden wij respect vóór en acceptatie van elkaar heel belangrijk. Dit geldt zowel voor de peuters als ook voor de ouders. Voor kinderen met een handicap of uit een andere cultuur is integratie in onze samenleving net zo belangrijk als voor ieder ander kind, maar zij hebben daar meer begeleiding bij nodig. De leidster heeft een sensitieve houding en benadert kinderen respectvol en vanuit gelijkwaardigheid. Zij corrigeert kinderen niet op afstand, alleen als er gevaar dreigt. Zij kijkt het kind aan als ze ermee praat en luistert naar wat het kind te vertellen heeft
5.1.4
Overdracht van waarden en normen
Waarden en normen hebben een nauwe relatie met "respect". Respect hebben voor de mensen, dieren en dingen om je heen en hiernaar handelen is een essentieel punt voor de omgang met de naaste omgeving van ieder mens. Het is daarom belangrijk om peuters te laten zien hoe je omgaat met elkaar in de groep en met je omgeving. De leidster hanteert regels die duidelijkheid geven over hoe de peuters met elkaar om horen te gaan. Zo leren kinderen wat er wel of niet mogelijk is in de omgang met leeftijdsgenootjes. De leidster geeft verbaal en non-verbaal aan hoe je met elkaar en de materialen/dingen om je heen omgaat. In de peuterspeelzaal gaat dit vaak spelenderwijs, maar soms ook door de peuter echt te wijzen op zijn gedrag of taalgebruik. Ook het respecteren van elkaars anders zijn en daarvan kunnen leren wordt benadrukt.
Pagina 11 van 18
Versie juni 2015
Peuters imiteren gedrag van volwassenen. Dit is iets waar de leidster zich altijd bewust van zal zijn. "Peuters doen niet wat je zegt; ze doen wat jij als volwassene laat zien". Ook wat betreft respect zijn de leidster en ook de andere volwassenen een voorbeeld. De leidster toont respect voor het kind en voor anderen en laat zo zien hoe het hoort. De leidsters zijn zich ervan bewust dat iedere peuter opgroeit in zijn eigen milieu, binnen een eigen cultuur met eigen normen en waarden. Ze zullen andere culturele achtergronden respecteren en er binnen de mogelijkheden van de peuterspeelzaal rekening mee houden en er zorgvuldig mee omgaan
5.2
Ontwikkelingsstimulering op de verschillende gebieden
5.2.1
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Bij de sociale ontwikkeling gaat het om hoe het kind omgaat met anderen en hoe anderen omgaan met het kind. Bij de emotionele ontwikkeling gaat het om het leren omgaan met de eigen gevoelens en die van de ander. De sociale ontwikkeling is niet los te zien van de emotionele ontwikkeling. Een peuter heeft voor hij naar de speelzaal komt in de eerste twee jaren van zijn leven al veel geleerd. Daarbij komt iedere peuter uit een ander gezin met een andere omgeving/leefwereld en neemt daar iets van mee. Elke peuter heeft al zijn eigen persoonlijkheid, aanleg en interesses en komt dus met zijn eigen rugzakje met bagage naar de speelzaal. Daar proberen de leidsters een positieve bijdrage aan te leveren door in de speelzaal een fijne, veilige en vertrouwde sfeer in de groep te creëren. Op deze wijze kan de peuter ook in groepsverband verder groeien en zich verder ontwikkelen. In de peuterspeelzaal staat spelen (met elkaar) voorop. Spelen is een manier waarop een peuter zich ontwikkelt, de wereld om zich heen verkent. Spelenderwijs wordt hen geleerd om rekening te houden met elkaar, om naar elkaar te luisteren, om samen te spelen en samen te delen. Door bewuste ontmoetingsmomenten te creëren, zoals in het kringgesprek, het samen eten en drinken, het vieren van een verjaardag, stimuleren de leidsters de kinderen om betrokken te zijn bij elkaar en om emoties te delen. In deze fase vinden we het van belang dat de kinderen ook leren verdraagzaam te zijn tegenover anderen. Peuters lossen problemen vaak zelf op door bijvoorbeeld iets anders te gaan doen of op een andere plek verder te spelen. Komen ze er niet uit of is er echt een conflict, dan helpen de leidsters hen bij het oplossen hiervan. De leidster vindt het belangrijk dat ruzies of kleine conflictjes meteen bijgelegd of goedgemaakt worden. Het is immers van belang voor goede sociale relaties dat een peuter het samen doen als prettig ervaart en er een goed gevoel aan overhoudt. Een peuter vraagt (onbewust) naar regels en grenzen van de volwassenen en vraagt begeleiding bij het omgaan met emoties. Hij moet leren omgaan met allerlei soorten emoties zoals angst, verdriet, woede en blijdschap. De leidster kan het kind hier goed bij helpen, als ze met het kind meeleeft en de gevoelens serieus neemt, een kind mag ook boos of verdrietig zijn. Het is belangrijk dat de leidster zelf over een goede intuïtie beschikt.
Pagina 12 van 18
Versie juni 2015
5.2.2
Ontwikkeling identiteit, zelfbeeld en zelfredzaamheid
Een absolute voorwaarde bij het opbouwen van vertrouwen in zichzelf en een goed gevoel van eigenwaarde is dat het kind zich veilig voelt binnen de speelzaal. Ieder kind krijgt individuele aandacht rekening houdend met leeftijd en behoeften van het kind. Binnen de grenzen van redelijkheid en veiligheid blijft er altijd aandacht en ruimte voor het eigen initiatief en de eigen wil van het individuele kind. Kinderen worden aangemoedigd eigen initiatieven te ontplooien. Zij krijgen de gelegenheid zich op zelfgekozen bezigheden te richten welke aansluiten bij de eigen interesses. Wij vinden het belangrijk kinderen te begeleiden naar zelfstandigheid. Dit betekent dat we kinderen al van jongs af aan bepaalde taken en verantwoordelijkheden geven die zij aankunnen. Kinderen wordt geleerd om te gaan met moeilijke situaties. Leidsters stimuleren hen in het zelf bedenken van oplossingen. Afhankelijk van de leeftijd en van datgene waar kinderen om vragen, bieden leidsters hulp. De leidster maakt bij iedere situatie, door goed te observeren, een afweging wanneer haar hulp nodig is en wanneer het kind het zelf kan oplossen. Ook het zindelijk worden draagt bij aan het zelfstandig worden. Hierin volgen we het tempo van het kind en stimuleren we, indien nodig, in overleg met de ouders.
5.2.3
Cognitieve ontwikkeling
Onder cognitieve ontwikkeling wordt verstaan de ontwikkeling van het denken en redeneren, de processen die het handelen sturen en de oorzaakgevolg relaties leren begrijpen. Al spelende met elkaar en met het aangeboden speelgoed leren kinderen voorwerpen en eigenschappen te onderscheiden en te herkennen. De begripsvorming en het abstracte denken worden gestimuleerd. Peuters leren door de informatie die ze krijgen op te slaan in beelden, symbolen en begrippen. Daarna leren ze relaties leggen tussen dit alles. De cognitieve ontwikkeling wordt ook gestimuleerd door het aanbieden van materialen als puzzels, constructiemateriaal, spelletjes, het voorlezen van boeken e.d. Leidsters bieden dergelijk speelmateriaal aan, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van de kinderen waarbij wij ervan uitgaan dat kinderen ook zelf uitdaging zoeken om zich te ontwikkelen.
5.2.4
Taalontwikkeling
Door het gebruik van taal kan het kind duidelijk maken wat het wil of hoe het zich voelt. Het is een belangrijk communicatiemiddel en belangrijk voor alle verdere ontwikkeling. Er wordt op de peuterspeelzaal veel aandacht geschonken aan de ontwikkeling en de beheersing van de Nederlandse taal.
Pagina 13 van 18
Versie juni 2015
Door samen te lezen, te zingen, door kringactiviteiten, door veel met kinderen te praten, door veel te benoemen wat zij doen en door de dingen om ons heen veel te benoemen zorgen wij voor een rijke taalomgeving. Een goed gehoor is van groot belang bij het leren van taal. Bij twijfel aan het gehoor van een peuter zal de leidster altijd contact opnemen met de ouders. Wij werken nauw samen met logopedisten, die regelmatig bij ons op een aantal speelzalen komen om de taalspraakontwikkeling van de kinderen te volgen
5.2.5
Motorische ontwikkeling
De peuter is de hele dag in beweging. Door ontdekken, proberen, kijken en veel herhalen worden zijn vaardigheden steeds groter en gaat de peuter de wereld om zich heen steeds beter begrijpen. Doordat zijn motorische vaardigheden groter worden groeit ook zijn zelfvertrouwen. In de speelzaal scheppen de leidsters een omgeving waarin de motorische ontwikkeling gestimuleerd wordt. Wanneer een leidster bijzonderheden opmerkt bij deze ontwikkeling bespreekt ze dit met de ouders en overlegt ze met hen hoe er verder met de situatie omgegaan kan worden. In de speelzaal is vaak duidelijk verschil in motorische ontwikkeling te zien tussen de peuters van twee jaar, die soms nog wat houterig en instabiel bewegen en de peuters van bijna vier jaar. De oudere peuters beheersen het gebruik van hun lichaam beter en kunnen hun bewegingen beter coördineren. Bij de motorische ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen de grove motoriek en de fijne motoriek. - Grove motoriek: hieronder verstaan we het beheersen van de bewegingen van armen en benen. Er is verschil in aanpak hiervan bij verschillende kinderen; het ene kind zal meer gestimuleerd moeten worden in dit spel, het andere zal soms wat afgeremd moeten worden, omdat het een "gevaar" voor zichzelf of anderen kan zijn. - Fijne motoriek: hieronder verstaan we het beheersen van de bewegingen van de vingers en pols en de verdere "kleine, fijne" bewegingen. Vooral hierin zijn grote verschillen bij de kinderen in de peuterspeelzaal. Een peuter van 2 jaar verft met een dikke kwast, met bewegingen vanuit de hele arm, terwijl een peuter van bijna 4 jaar over het algemeen met een dunne kwast uit de voeten kan en verft vanuit de pols. Het is belangrijk dat de leidster aansluit bij de ontwikkelingsfase waarin de peuter zich op dat moment bevindt. Hiervoor zijn verschillende materialen aanwezig in de speelzaal.
5.2.6
Zintuiglijke ontwikkeling
Onder zintuiglijke ontwikkeling verstaan we de ontwikkeling van de zintuigen dat wil zeggen het gehoor, het zicht, de tastzin, de reukzin en de smaakzin. Peuters zijn erg zintuiglijk ingesteld. Ze gaan in de loop van de speelzaaltijd steeds meer dingen onderscheiden, zoals verschillende vormen, smaken, kleuren en geluiden. Door deze waarnemingen leert een kind de wereld om zich heen beter kennen en ordenen. Hoe ruikt een bloem, is een hard geluid prettig, is een blokje rond of vierkant, voelt een poesje hard of zacht? Door deze begrippen te benoemen (hard/zacht, warm/koud) wordt ook aan het taalbegrip gewerkt.
Pagina 14 van 18
Versie juni 2015
5.2.7
Creatieve ontwikkeling
Creativiteit is voor peuters het bezig zijn met, het plezier hebben in en het ontdekken van de mogelijkheden van het werken met verschillende materialen. Het werken met en ontdekken van de verschillende materialen staat voorop. Het resultaat is niet belangrijk, het gaat om het plezier en de ervaringen die het kind aan de activiteit beleeft. Door hun fantasie de vrije loop te laten leren de kinderen zich te uiten en ontwikkelen ze hun creativiteit. In de speelzaal biedt de leidster zoveel mogelijk verschillende materialen aan waar de peuter mee kan experimenteren. Creatief bezig zijn is niet alleen het werken met materialen, zoals tekenen, verven en knutselen. Ook bij dansen en bewegen, verkleden, zingen en muziek maken, komt de creatieve ontwikkeling aan de orde. Het kan ook het creatieve denken zijn om oplossingen te zoeken voor een probleem waar een peuter mee te maken krijgt, bijvoorbeeld in de vorm van een ontwikkelingsmateriaal.
6. Middelen, het scheppen van spel-en ontwikkelingsmogelijkheden
6.1
Groepssamenstelling
De speelzalen zijn voor alle peuters van 2 tot 4 jaar toegankelijk. Bij plaatsing zorgen we voor een evenwichtige verdeling tussen de VVE plaatsen en reguliere plaatsen, waarbij als norm wordt gehanteerd : op een groep van 16 kinderen zitten maximaal 8 VVE kinderen. Afhankelijk van de groepssamenstelling kan hiervan worden afgeweken. Op twee speelzalen [ Dribbel en Klein Duimpje] hebben we een groep voor kinderen ouder dan drie jaar [ 3+ groep]. In deze groep wordt een programma geboden waarbij veel aandacht is voor schoolvoorbereiding.
6.2
Incidenteel een dag extra
Incidenteel kan een ouder het verzoek doen bij de leidsters om zijn kind een extra ochtend te laten spelen. Als de maximale groepsgrootte daarmee niet wordt overschreden en het kind komt bij bekende leidsters in de groep kan dit verzoek worden gehonoreerd. In de praktijk blijkt dat het kind dat in een voor hem onbekende groep komt altijd wel aansluiting vindt bij een aantal kinderen.
6.3
Dagritme
Alle speelzalen werken volgens een vaste dagindeling die herkenbaarheid, veiligheid en structuur biedt. Dit draagt ook bij aan een eerste begin van tijdsbesef.
Pagina 15 van 18
Versie juni 2015
Vrij spelen, opruimen, kringactiviteiten (zingen, boekje lezen, verjaardag vieren, kringgesprekken), fruit eten en drinken, knutselen of naar buiten, gezamenlijke afsluiting (liedje, boekje) zijn vaste onderdelen. Elk dagdeel begint met het brengen van de peuters, waarbij er voor de ouders gelegenheid is voor contact met de leidster. Er kan, eventueel samen met een ouder, een puzzel gemaakt worden, een boekje gelezen worden of een spelletje gedaan worden. Bij een aantal speelzalen is er een kwartier voor het brengen ingeruimd, bij andere speelzalen een half uur.
6.4
Basiscommunicatie
De pedagogische kwaliteit wordt gemeten aan de interactievaardigheden van leidsters. De basiscommunicatie omvat:
6.5
sensitieve responsiviteit of emotionele steun. Dit betekent dat leidsters gevoelig zijn voor wat een kind bezig houdt en laten merken aan het kind dat ze het kind gezien hebben, waarderen en helpen als dat nodig is. De leidsters hebben plezier in wat de kinderen doen en geven ze rustig en geduldig de tijd. De leidster zorgen ervoor dat ze alle kinderen aandacht geven, ook de kinderen die nauwelijks opvallen respect voor de autonomie. Leidsters geven het kind de gelegenheid om zelf oplossingen te vinden en keuzes te maken. praten, uitleggen en luisteren. Door te luisteren, praten en uit te leggen maken leidsters de buitenwereld en de gevoelswereld begrijpelijk. structuur en rituelen. Leidsters geven duidelijk leiding, stellen grenzen en geven positieve gedragsaanwijzingen ondersteunen van positieve relaties tussen de kinderen. Leidsters zorgen ervoor dat de kinderen zich veilig en vertrouwd voelen met elkaar en stimuleren verbondenheid in de groep door rituelen en positieve aandacht voor alle kinderen.
Steunen en stimuleren van spelen
Spelen is een manier om de wereld te ontdekken en te ordenen. Leidsters geven kinderen de gelegenheid om met hun hele lijf en alle zintuigen te leren. Er is gelegenheid voor bewegingsspel, fantasiespel, speelleerspelletjes, exploratief spel en constructiespel. Leidsters laten de kinderen de ruimte om bewegingen of een bepaald spel te herhalen. Ze weten dat ze dan oefenen tot ze het helemaal beheersen. Ook stimuleren ze het imiteren. Ze weten dat ze voor de kinderen een voorbeeld zijn en dat de kinderen naar hen kijken om van hun gezicht af te lezen wat ze van iets vinden. De leidsters volgen het kind en geven ruimte voor een eigen tempo van leren. Ze beïnvloeden door kansen te grijpen, en observeren of het kind er op ingaat. Ook geven de leidsters het spel een nieuwe impuls door mee te spelen en helpen mee zonder het over te nemen. Een peuter gaat in de loop van de tijd steeds meer samen spelen. Hij merkt dat andere peuters ook dingen voelen en ervaren en dat ook zij bepaalde behoeften hebben. Het spel van een peuter wordt steeds ingewikkelder en krijgt vaker een bedoeling. De peuter gaat fantaseren, "doen alsof", zingen en werken met verschillende materialen. Pagina 16 van 18
Versie juni 2015
Juist omdat een peuter in de fase zit van ontdekken en leren door spel, worden in de speelzaal fantasiespel en verschillende creatieve- en muzikale activiteiten aangeboden. De ene keer werken de leidsters in kleine groepjes en de andere keer met de hele groep.
6.6
De inzet van de Peuter Plusleidster en/of vrijwilligers
Op de 3+ groepen op peuterspeelzaal Klein Duimpje en Dribbel werkt één beroepskracht ondersteund door een vrijwilligster. Dit omdat deze groepen niet onder de VVE subsidieregeling vallen. De vrijwilligers zijnop de hoogte van ons pedagogisch bekleid, ons vrijwilligersbeleid en het protocol kindermishandeling en huiselijk geweld. In het kader van Social return on Investment bieden wij op onze locaties werkervaringsplaatsen. Mensen die oeilijk hun weg vinden in of naar het reguliere arbeidsproces krijgen bij ons de gelegenheid om te wennen aan een werksituatie. Met de gemeente De Ronde Venen zijn er afsprakengemaakt over de voorwaarden en de uitvoering. De mensen die bij ons werken zijn – afhankelijk van de aard van hun beperking – op de hoogte van ons pedagogisch beleid , vrijwilligersbeleid en protocol kindermishandeling en huiselijk geweld. Van tijd tot tijd is er op de groepen behoefte aan extra ondersteuning. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er een zorgkind in de groep zit waar extra aandacht voor nodig is. Of een groep kan wat lastiger te managen zijn omdat er veel kinderen en ouders zijn die het Nederlands niet goed beheersen. Er wordt dan bekeken of de inzet van de peuterplusleidster een uitkomst is. Het team, de pedagoog en de peuter plusleidster maken afspraken over het doel van de ondersteuning, de werkwijze en over de periode. In ons handboek is beschreven hoe deze inzet wordt geregeld.
6.7
Indeling inrichting binnen en buiten
De inrichting van de groepsruimte is functioneel, dat wil zeggen gericht op peuters en zo veilig en uitdagend mogelijk. Ook moet het lokaal overzichtelijk zijn, voor zowel de leidsters als de peuters. De ruimte is zo ingericht dat kinderen in kleine groepjes en met de hele groep kunnen samen spelen en samen zijn. Ook is er ruimte voor rust en privacy, de mogelijkheid moet er zijn om je even terug te trekken uit de groep. Er zijn hoeken die speciaal geschikt zijn voor bepaalde spelactiviteiten, zoals een bouwhoek, een boekenhoek en een poppenhoek. Het meubilair voldoet aan de arbo normen. Het is ergonomisch verantwoord en het is van goede kwaliteit, zodat het tegen een stootje kan. Elke speelzaal beschikt over hoog en laag meubilair. In het lokaal zijn dichte kasten te vinden waarin materiaal te vinden is dat de peuters niet (zelf) mogen pakken. In de open kasten staat materiaal dat de peuters zelf mogen pakken. Zo kan het kind zelf bepalen waar het mee wil spelen. Dit vergroot de zelfstandigheid van de peuter. Niet alleen de peuter, maar ook de ouder moet zich prettig voelen in de ruimte.
6.8
Observeren en signaleren
Pagina 17 van 18
Versie juni 2015
Observeren is een tweede natuur van leidsters. Ze observeren met het oog op de veiligheid en het welbevinden van de kinderen. Ook observeren de leidsters het welbevinden van de groep als geheel: is de sfeer gezellig, werkt het dagritme, wordt de hele speelruimte gebruikt. Door te observeren leren de leidsters de kinderen kennen en kijken ze of dat wat ze aanbieden aan de kinderen werkt, waar de belangstelling ligt en waar individuele kinderen behoefte aan hebben. Door te observeren kunnen de leidsters aansluiten bij de kinderen en activiteiten plannen.Door regelmatig te observeren kan er ook vroegtijdig gesignaleerd worden. Als blijkt dat er zorgen zijn om de ontwikkeling van een peuter, zal de leidster dat in eerste instantie bespreken met de ouders. Ook kan zij haar bevindingen bespreken met haar directe collega’s en de pedagoog. De pedagoog kan, na toestemming van de ouders, een observatie doen. Het verslag van deze observatie wordt gezamenlijk besproken door de leidster, de pedagoog en de ouders. Het resultaat van de observatie en bespreken kan leiden tot tips voor leidsters en/of ouders, maar kan ook leiden tot het advies een externe hulporganisatie in te schakelen. Het inschakelen gebeurt alleen als ouders hiervoor toestemming geven, ouders zijn en blijven altijd de eindverantwoordelijke voor hun kind. 6.9 Achterwacht Op peuterspeelzaal Dribbel en Klein Duimpje werkt er van 8.30 tot 9 uur één leidster alleen op de groep. Met de naastgelegen school hebben we de afspraak dat we bij calamiteiten direct een beroep kunnen doen op een medewerker van de school. Telefoonnummer van de school of van de persoon die beschikbaar is hangt op een duidelijk zichtbare plek in het lokaal. Het moment waarop een leidster alleen werkt is op deze twee speelzalen beperkt tot een half uur aan het begin van de ochtend. Tijdens dit half uur zullen in de praktijk altijd ouders in/uitlopen om hun kind te brengen. In geval van nood kunnen we een van deze ouders een taak geven.
7. Afsluitend Ons pedagogisch beleidsplan is geen statisch document. Jaarlijks evalueren wij een onderdeel uit het beleidsplan óf uit de bijbehorende werkplannen. De evaluatie wordt ook met de ouderraad besproken. Veranderingen in het pedagogisch beleid koppelen we terug aan de ouderraad.
Pagina 18 van 18