Werkgroep Fokkerij & Gezondheid
Verenigingsfokreglement Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje
voor het ras: Het Nederlandse Kooikerhondje
1.
ALGEMEEN 1.1.
Dit reglement voor de Vereniging het Nederlandse Kooikerhondje hierna te noemen de vereniging beoogt bij te dragen aan de behartiging van de belangen van het ras Het Nederlandse Kooikerhondje zoals deze zijn verwoord in de statuten en het huishoudelijk reglement van de vereniging. Dit Verenigingsfokreglement (VFR) is goedgekeurd door de algemene ledenvergadering van de vereniging op 25 mei 2014. Inhoudelijke aanpassingen van het VFR kunnen uitsluitend plaatsvinden met instemming van de algemene ledenvergadering van de vereniging.
1.2.
Dit Verenigingsfokreglement (VFR) geldt voor alle leden van de vereniging het Nederlandse Kooikerhondje.
1.3.
Het bestuur van de vereniging verplicht zich, de door de Algemene Vergadering van de Vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland vastgestelde wijzigingen van het Kynologisch Reglement (KR), die betrekking hebben op dit Verenigingsfokreglement, terstond hierin door te voeren. In tegenstelling tot het gestelde in artikel 1.1 behoeven deze wijzigingen niet de goedkeuring van de algemene ledenvergadering van de vereniging. Dit ontslaat de individuele fokker niet van de plicht, zelf op de hoogte te zijn en te blijven van recente wijzigingen in het KR, ook als het bestuur van de vereniging hier in gebreke blijft.
1.4.
Voor wat betreft de omschrijving van de in dit VFR genoemde definities gelden de omschrijvingen zoals vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement en het Kynologisch Reglement van de Vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland.
1.5.
Voor wat betreft de externe regelgeving gelden de regels zoals vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement en het Kynologisch Reglement van de Vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland.
1.6.
Inschrijving van een nest in de Nederlandse stamboekhouding (NHSB) door de Vereniging Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland vindt plaats conform de regels zoals vastgelegd in het Kynologisch Reglement.
1.7.
Begripsbepalingen en definities A. Commissie Toetsing Deze heeft de volgende taakstelling: Het toetsen of leden die kooikerhondjes fokken hierbij handelen of hebben gehandeld overeenkomstig de bepalingen van het fokreglement van de vereniging. Deze doelstelling is ook van kracht indien een van de eigenaren van een combinatie waarmee gefokt is/gaat worden, geen lid is van de Vereniging. B. Commissie Informatievoorziening, fokkerij, gezondheid en gedrag. Hierna te noemen: informatiecommissie. Deze heeft de volgende taakstelling: Het bevorderen dat de kwaliteit, gezondheid, het karakter en het exterieur van de kooikerhondjes wordt verbeterd. Zij doet dit door het verzamelen van informatie en het geven van informatie aan fokkers en eigenaren van honden. C. ENM Erfelijke Necrotiserende Myelopathie ook bekend onder ENM, kooikerverlamming en leukodystrofie. Er is sprake van ENM indien de dieren volgens de dierenarts het klinische beeld vertonen zoals beschreven in het artikel Erfelijke Necrotiserende Myelopathie bij Kooikerhondjes (door P.J.J. Mandigers) en het door middel van sectie is aangetoond, verricht in een door de Nederlandse Staat erkend instituut.
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
2/12
Via een DNA onderzoek is vast te stellen of een kooikerhondje “’drager’’ is van ENM of ‘’vrij’’ is van deze aandoening. Dit onderzoek dient plaats te vinden volgens de methodiek zoals deze gebruikt wordt op het haematologisch dan wel biochemisch laboratorium van de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht (Nederland) D. Epilepsie Epilepsie is een ziekte waarbij de hond bij herhaling epileptiforme aanvallen of zogenaamde toevallen vertoont. Toevallen kunnen omschreven worden als terugkerend abnormaal gedrag met afhankelijk van de soort epilepsie een aantal karakteristieke kenmerken. Epileptiforme aanvallen kunnen onderverdeeld worden in verschillende soorten: 1) Klassieke gegeneraliseerde toeval. Dit is de toeval zoals de meeste mensen zich epilepsie voorstellen. Een grote aanval waarbij in het voorstadium van de aanval de hond meestal onrustig en angstig is. Dit stadium kan duren van een paar minuten tot een paar dagen. Tijdens de echte aanval: bewustzijnsverlies, krampperiode, speekselen, ademhalingsproblemen, urine- en ontlastingverlies. Deze fase duurt meestal maar enkele minuten. Tijdens de laatste fase, de herstelfase: ontspanning van de spieren, weer bij bewustzijn komen. De hond kan extreem rusteloos of juist vermoeid zijn. Deze fase kan enkele uren tot dagen duren. 2) Partiële epileptiforme toevallen. Tijdens deze toevallen vertoont de hond maar 1 of 2 kenmerken van een gegeneraliseerde aanval. Bijvoorbeeld: de hond zakt maar heel even weg, krampt alleen met voorpoten, de hond hoeft niet het bewustzijn te verliezen. 3) A-typische epileptiforme toevallen. Dit is een restgroep waarbij de aanval niet in de ene of in de andere groep in te delen is. Bijvoorbeeld: vlieghappen, achter staart aan rennen, met oren trillen. Deze toevallen zijn vaak heel subtiel en moeilijk op te merken, deze vorm van epilepsie wordt vaak niet herkend als toeval. Voortekenen van een toeval zijn vrijwel niet aanwezig. In de veterinaire wereld wordt pas over ‘epilepsie’ gesproken als de epileptiforme aanvallen, in welke soort dan ook, bij herhaling (twee keer of meer) voorkomen. Epilepsie is te onderscheiden in twee vormen: Primaire epilepsie: er is geen oorzaak voor de epilepsie te vinden. Alle soorten toevallen kunnen voorkomen. Secundaire epilepsie: bij deze vorm van epilepsie is de oorzaak van de aanvallen een aantoonbaar andere afwijking of oorzaak. De vorm primair of secundair moet worden vastgesteld door onafhankelijk diergeneeskundig onderzoek. Bewijslast ligt bij de eigenaar van het aan epilepsie lijdende dier. E. Gedrag Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
3/12
Het karakter van het Nederlandse Kooikerhondje wordt als volgt beschreven: Het Nederlandse Kooikerhondje heeft een aantrekkelijk, vriendelijk uiterlijk. Toch zit er veel temperament in dit ras. Voor het oorspronkelijke werk in de eendenkooi is een rustig, zelfverzekerd gedrag een eerste vereiste. Buiten het vangseizoen had het hondje de taak het schadelijk wild te verdelgen. Daartoe moest het een zekere felheid, snelheid en hardheid bezitten. De samenwerking met de kooibaas was voor al het werk in de eendenkooi een vereiste. Vandaar de attente houding en de "will to please". Het werk vereiste bovendien doorzettings- en uithoudingsvermogen. Het moderne Nederlandse Kooikerhondje zou al deze benodigde eigenschappen nog moeten bezitten. Door angst geïnduceerde agressie of over-dominant gedrag t.o.v. mensen en honden is zeker ongewenst. Het hondje moet vrij en met voldoende zelfvertrouwen door de ring gaan en zich vriendelijk, onverschillig door de keurmeester laten betasten. F. Gedragsverklaring. Verklaring afgegeven door de informatiecommissie op basis van de geldige keurverslagen van de hond. Een gedragsverklaring wordt gegeven als: a. er maar twee geldige keuringen zijn geweest en er in geen van beide een negatieve opmerking over het gedrag is gemaakt; b. er meer dan twee, maar niet meer dan vijf, keuringen zijn geweest en er in maximaal één daarvan een negatieve opmerking over het gedrag is gemaakt; c. er meer dan vijf keuringen zijn geweest en er in maximaal twee daarvan een negatieve opmerking over het gedrag is gemaakt; d. er meer dan vijf keuringen zijn geweest en er in meer dan twee daarvan een negatieve opmerking over het gedrag is gemaakt en de eigenaar door middel van twee rapportages, die zijn opgesteld door twee verschillende gedragsbegeleiders van de Vereniging Alpha (welke is aangesloten bij de Raad van Beheer), aantoont dat de hond toch een voldoende stabiel karakter heeft. e. Negatieve opmerkingen blijken uit formuleringen in de trant van: “niet laten betasten”, “angstig gedrag”, “uitvallen”, “bijten”, “diskwalificatie vanwege gedrag”. G. Gedrag, afwijkend. Er is sprake van afwijkend gedrag indien het dier niet normale angsten en/of agressie vertoont. H. Geldige keuringen Beoordeling van een door de Raad van Beheer voor het Nederlandse Kooikerhondje benoemde keurmeester tijdens een door de Vereniging georganiseerde keuring, dan wel tijdens een (inter)nationale tentoonstelling. De leeftijd van de hond moet ten tijde van de eerste keuring minimaal twaalf maanden en ten tijde van de tweede keuring minimaal vijftien maanden bedragen. I. Knikstaart Door een aangeboren vergroeiing van één of enkele staartwervels vertoont de staart een knik. Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
4/12
J. Oogafwijkingen, erfelijke Er is sprake van een erfelijke oogafwijking als er volgens het ECVO (European College of Veterinary Ophthalmologists) onderzoek een oogafwijking wordt aangetoond door een erkende veterinaire oogspecialist. K. Oogonderzoek Een onderzoek gericht op erfelijke oogafwijkingen door een door de ECVO erkend veterinair oogspecialist. Het onderzoek mag worden ondergaan vanaf een leeftijd van 12 maanden oud en blijft maximaal 24 maanden geldig. Na deze 24 maanden zal opnieuw onderzoek moeten plaats vinden. L. Patellaluxatie Onder patellaluxatie wordt verstaan het abnormaal verplaatsbaar zijn van de knieschijf hetzij naar binnen hetzij naar buiten toe. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een hiervoor erkend veterinair orthopedisch specialist. M. Patellaonderzoek / knieonderzoek Een onderzoek naar patellaluxatie uitgevoerd door een voor het patellaonderzoek erkende Specialist Chirurgie van Gezelschapsdieren (protocol Meutstege). Dit onderzoek mag pas plaatsvinden als het dier tenminste 12 maanden oud is. Voor de waardering van de knieën wordt aangesloten bij de kwalificaties/gradering zoals deze specialisten dat onderling hebben afgesproken. N. Patellaluxatie Panelonderzoek Na twee patellaluxatie onderzoeken volgens Protocol Meutstege met verschillende uitslagen, bestaat de mogelijkheid voor een panelonderzoek. Dit onderzoek wordt verricht door 3 (daarvoor erkende) dierenartsen, allen specialist Orthopedie van Gezelschapsdieren uit de Hoofdafdeling Gezelschapsdieren van de Universiteit van Utrecht. Ingeval de eerdere onderzoeken verricht werden door dierenartsen uit die Hoofdafdeling, dan worden hiervoor vervangende dierenartsen aangewezen. O. Schofthoogte Gemeten: lengte van de loodlijn van de schoft tot op de grond. P. VWD Er is sprake van de ziekte van von Willebrand, ook wel genoemd von Willebrand's disease (VWD), indien bij de hond de von Willebrand factor (vWf) ontbreekt. Dit blijkt als via een bloedonderzoek met behulp van DNA-onderzoek de hond "lijder" is bevonden. Dit onderzoek dient plaats te vinden volgens de methodiek zoals deze gebruikt wordt op het haematologisch dan wel biochemisch laboratorium van de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren te Utrecht (Nederland). Via het DNA-onderzoek is ook vast te stellen of een kooikerhondje "drager" is van VWD of "vrij" is van deze ziekte. 2.
FOKREGELS Artikel VIII.2 KR in samenhang met regels van de vereniging. 2.1.
Een teef mag niet worden gedekt door haar grootvader, haar vader, haar broer, haar zoon of haar kleinzoon. Pups, voortgekomen uit één van de genoemde combinaties, zullen niet in het NHSB worden ingeschreven (Artikel VIII.2 KR en Artikel III.14 lid 1l KR) 2.1.1.
Naast bovenstaande verwantschappen is het niet toegestaan een teef door haar halfbroer te laten dekken.
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
5/12
2.2.
Herhaalcombinaties: Dezelfde oudercombinatie is onbeperkt. 2.2.1
2.3.
Bij het vorige lid geldt dat dezelfde oudercombinatie slechts is toegestaan indien zij samen eerder niet meer dan 12 nakomelingen hebben voortgebracht.
Minimum leeftijd reu: De minimale leeftijd van de reu op de dag van de dekking moet tenminste 15 maanden zijn.
2.4.
Aantal dekkingen: De reu mag maximaal 3 geslaagde dekkingen per kalenderjaar verrichten met een in Nederland totaal van maximum 15 geslaagde dekkingen gedurende zijn leven. Naast het hierboven gestelde mag een in Nederland geregistreerde reu maximaal 10 nesten verwekken buiten Nederland, waarvan maximaal 3 per land. Als geslaagde dekking geldt een dekking waaruit minimaal één levende pup is voortgekomen en ingeschreven in het NHSB. NB 1: In bijzondere omstandigheden zal een nest niet worden ingeschreven in het NHSB (artikel III.14 KR). Ook dan wordt uitgegaan van een geslaagde dekking. NB 2: indien sperma wordt gebruikt van de reu voor kunstmatige inseminatie (KI), telt dit mee als een `dekking`.
2.5.
Cryptorchide en monorchide: cryptorchide of monorchide reuen zijn uitgesloten van de fokkerij.
2.6.
Gebruik buitenlandse dekreuen: Wanneer een niet in Nederlands eigendom zijnde reu, welke wel staat ingeschreven in een door de FCI erkende stamboekhouding, ingezet wordt voor de fokkerij dient deze te voldoen aan de gezondheidseisen zoals die in dit reglement gesteld zijn. Ten aanzien van exterieureisen geldt: 2 keurverslagen waarvan minimaal 1 ZG kwalificatie. De beide keuringen moeten verricht zijn door bij de FCI voor het ras erkende keurmeesters. De reu mag geen, volgens de rasstandaard, ernstige of diskwalificerende fouten hebben. De leeftijd van de reu moet ten tijde van de eerste keuring minimaal twaalf maanden bedragen en ten tijde van de tweede keuring minimaal vijftien maanden. Voor deze buitenlandse reu wordt geen gedragsverklaring vereist.
2.7
3.
Kunstmatige inseminatie (sperma van levende en/of overleden dekreuen): als een fokker voor een dekking het sperma gebruikt van een nog in leven zijnde of van een overleden dekreu, dan gelden voor deze dekking de regels van dit Verenigingsfokreglement alsof het een natuurlijke dekking van de dekreu betreft.
WELZIJNSREGELS (Artikel VIII.1 KR) 3.1.
Een teef mag niet worden gedekt vóór de dag waarop zij de leeftijd van 18 maanden heeft bereikt.
3.2.
Een teef, waaruit niet eerder pups zijn geboren, mag niet worden gedekt na de dag waarop zij de leeftijd van 72 maanden heeft bereikt.
3.3.
Een teef, waaruit eerder pups zijn geboren, mag niet meer worden gedekt na de dag waarop zij de leeftijd van 96 maanden heeft bereikt.
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
6/12
4.
3.4.
Een teef mag niet meer worden gedekt na de dag waarop haar vijfde nest is geboren.
3.5.
Een teef mag niet worden gedekt binnen 10 maanden na de dag van een dekking voor een vorig nest van die teef.
3.6.
Een teef mag niet worden gedekt binnen 24 maanden na de dag van de dekking voor een voorvorig nest van die teef.
GEZONDHEIDSREGELS 4.1.
Gezondheidsonderzoek (screening) ouderdieren: preventieve screening van ouderdieren moet, als het gaat om: HD onderzoek, ED onderzoek, oogonderzoek en doofheidonderzoek, plaatsvinden door deskundigen die erkend zijn door de Raad van Beheer conform de door de Raad van Beheer voor deze onderzoeken opgestelde en/of goedgekeurde onderzoeksprotocollen.
4.2.
Verplicht screeningsonderzoek. Op basis van wetenschappelijk onderzoek zijn de volgende gezondheidsproblemen binnen het ras vastgesteld en moeten de ouderdieren vóór de dekking worden onderzocht op: • Erfelijke oogafwijkingen • Patellaluxatie. • Ziekte van Von Willebrand. • Erfelijke Necrotiserende Myelopatie (ENM)
4.3.
Aandoeningen: 4.3.1.
Normen inzake Erfelijke Necrotiserende Myelopathie (ENM)
a. Dieren die lijden aan ENM worden uitgesloten van de fokkerij. b. Dieren die blijkens onderzoek ‘’drager’’ van ENM zijn mogen voor de fokkerij ingezet worden mits zij gecombineerd worden met een dier waarbij het onderzoeksresultaat ‘’vrij’’ van ENM is. c. De combinatie van drager X drager is niet toegestaan. Het verdient sterk aanbeveling dragers niet uit te sluiten voor de fokkerij. 4.3.2.
Normen inzake epilepsie
a. Lijders aan epilepsie en hun directe nakomelingen worden uitgesloten van de fokkerij. b. Ouderdieren, die twee of meer directe nakomelingen hebben voortgebracht, waarbij epileptiforme aanvallen zijn geconstateerd, worden uitgesloten van de fokkerij, tenzij het door diergeneeskundig onderzoek bewezen secundaire epilepsie is. c. Directe nakomelingen van dezelfde combinatie van ouderdieren, als bedoeld in lid b, worden uitgesloten van de fokkerij. d. Het is aan te bevelen directe nakomelingen van een der ouderdieren, volle broers en volle zussen van een der ouderdieren zoals bedoeld in lid b. niet in te zetten voor de fokkerij. 4.3.3.
Normen inzake erfelijke oogafwijkingen
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
7/12
a. Het is uitsluitend toegestaan te fokken met ouderdieren die, volgens het ECVOoogonderzoek, de beoordeling “vrij” van erfelijk beschouwde oogaandoeningen hebben. b. De combinatie van ouderdieren, die directe nakomelingen heeft voortgebracht, die blijken te lijden aan een erfelijke oogaandoening, mag niet worden herhaald. c. Ouderdieren die uit twee combinaties nakomelingen hebben voortgebracht die blijken te lijden aan Cataract of PRA worden uitgesloten van de fokkerij. d. Nakomelingen van later bekend geworden lijders aan een erfelijke oogafwijking mogen niet voor het bereiken van de leeftijd van 36 maanden voor de fokkerij worden ingezet en dienen op een minimale leeftijd van 34 maanden een ECVO oogonderzoek te ondergaan. e. Het is sterk aan te bevelen nakomelingen, van later bekend geworden lijders aan Cataract of PRA, niet in te zetten voor de fokkerij. f. Het is aan te bevelen om alle volle broers en zussen van lijders aan Cataract of PRA te laten onderzoeken volgens het ECVO oogonderzoek. 4.3.4.
Normen inzake de ziekte van von Willebrand (VWD)
a. Dieren die lijden aan de ziekte VWD worden uitgesloten van de fokkerij. b. Dieren die blijkens onderzoek “drager” van VWD zijn worden uitgesloten van de fokkerij. 4.3.5.
Normen inzake patellaluxatie
a. Dieren die blijkens een knieonderzoek patellaluxatie graad 2 of hoger hebben of hebben gehad (operatieve correctie) worden uitgesloten van de fokkerij. b. De combinatie van ouderdieren, die directe nakomelingen heeft voortgebracht, die blijken te lijden aan patellaluxatie, mag niet worden herhaald. c. Dieren die blijkens een knieonderzoek patellaluxatie graad 1 hebben mogen voor de fokkerij worden ingezet mits zij worden gecombineerd met een dier waarbij de uitslag van het knieonderzoek “vrij” (vast) is. d. Desgewenst kan een heronderzoek plaatsvinden bij een andere daartoe erkende specialist (protocol Meutstege). Wanneer het onderzoekresultaat niet afwijkt van het eerste onderzoek is dit de juiste uitslag en deze wordt als zodanig geregistreerd. Bij een afwijkende tweede uitslag kan een panelonderzoek aangevraagd worden. De uitslag van dit panelonderzoek is bindend. Bij de publicatie wordt vermeld dat dit een uitslag is van een panelonderzoek. Hangende het panelonderzoek zal de slechtste uitslag van de vorige onderzoeken geldig zijn e. Het is aan te bevelen dieren met de uitslag “losse knieën” alleen te combineren met een dier met “vaste knieën”. 4.3.6.
Normen inzake knikstaarten
a. Dieren die een knikstaart hebben zijn uitgesloten van de fokkerij. b. De combinatie van ouderdieren, die directe nakomelingen heeft voortgebracht, die een knikstaart hebben, mag niet worden herhaald. c. Een reu of teef die in 3 afzonderlijke nesten (verschillende combinaties) nakomelingen met knikstaarten heeft voortgebracht, wordt uitgesloten van de fokkerij. Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
8/12
4.3.7.
4.4.
Ten tijde van de dekking dienen beide dieren in een uitstekende conditie en in een goede gezondheid te verkeren.
Diskwalificerende fouten: Met honden met één of meer diskwalificerende fouten (volgens de rasstandaard) mag niet worden gefokt.
5. GEDRAGSREGELS 5.1.
Karaktereisen: beide ouderdieren moeten voldoen aan de karaktereisen zoals die in de rasstandaard zijn beschreven.
5.2.
Verplichte gedragstest: Voor dit ras is een verplichte gedragstest niet van toepassing. 5.2.1.
Echter voor beide ouderdieren moet voor de dekking een gedragsverklaring afgegeven zijn.
6. WERKGESCHIKTHEID 6.1.
Voor dit ras is een verplichte werkgeschiktheidstest niet van toepassing.
7. EXTERIEURREGELS 7.1.
Kwalificatie: beide ouderdieren moeten minimaal één keer hebben deelgenomen aan een door de Raad van Beheer en/of FCI gereglementeerde expositie en daar minimaal de kwalificatie Zeer Goed hebben behaald. 7.1.1. Zowel de reu als de teef moeten voor de dekking de bovengenoemde kwalificatie hebben behaald op een geldige keuring door een, door de Raad van Beheer voor het kooikerhondje benoemde keurmeester. 7.1.2.
Daarnaast moet de hond nog minimaal éénmaal gekeurd zijn op een evenement van de vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje of een (inter)nationale tentoonstelling door een, door de Raad van Beheer voor het kooikerhondje benoemde keurmeester. De hond mag geen, volgens de rasstandaard, ernstige of diskwalificerende fouten hebben. De leeftijd van de hond moet ten tijde van de eerste geldige keuring minimaal twaalf maanden bedragen en ten tijde van de tweede geldige keuring minimaal vijftien maanden. Genoemde keuringen dienen door verschillende keurmeesters verricht te worden.
7.1.3. De fokker tracht te fokken naar de ideale maat van het ras, te weten 40 cm schofthoogte voor een reu en 38 cm schofthoogte voor een teef. Daarom is het gewenst te fokken met reuen met een schofthoogte tussen 37 cm en 42 cm en met teven met een schofthoogte tussen 35 cm en 40 cm
7.2.
8.
Fokgeschiktheidskeuring Fokgeschiktheidskeuringen zijn niet van toepassing.
REGELS AFGIFTE PUPS, WELZIJN PUPS
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
9/12
8.1.
Ontwormen en enten: de fokker draagt zorg voor het deugdelijk ontwormen en inenten van de pups volgens gangbare veterinaire inzichten en voor een volledig door de dierenarts ingevuld en ondertekend Paspoort voor Gezelschapsdieren. De pups dienen bij aflevering adequaat ontwormd te zijn en zij dienen voorzien te zijn van een unieke ID transponder.
8.2.
Aflevering pups: de pups mogen niet eerder worden afgeleverd dan op de leeftijd van 7 weken. Tussen de eerste enting en de overdracht aan de nieuwe eigenaar moeten minimaal 7 dagen zitten.
8.3.
Van de fokker wordt verwacht: a. Hij de nieuwe eigenaar informatie verschaft omtrent de afstamming van de pups en de eventuele erfelijke ziekten/afwijkingen die bij het gefokte nest een rol kunnen spelen. Hierbij behoort te worden aangegeven of hij gebruik gemaakt heeft van dieren zoals bedoeld in artikel 4.3.2.d, en 4.3.3.e. b. Hij de bij hem bekende afwijkingen met betrekking tot de gezondheid, het karakter en de rasstandaard van de pups aan de nieuwe eigenaar bekend maakt. c. Hij de gefokte honden tot het moment van overdracht aan de nieuwe eigenaar, goed verzorgt, waarbij onder meer behoort: het socialiseren van de pups, waarbij gebruik wordt gemaakt van een verrijkt milieu, bij voorkeur het gezin. d. Dat aan de eigenaar adviezen worden meegegeven betreffende het socialiseren en opvoeden van de pup; e. Dat aan de eigenaar adviezen worden meegegeven betreffende de voeding van de pup; f. Dat de fokker in principe een gezonde pup aan de nieuwe eigenaar meegeeft; g. Van fokkers en eigenaren van kooikerhondjes wordt verwacht dat zij met de informatiecommissie zullen samenwerken, respectievelijk van de door de informatiecommissie verzamelde kennis gebruik zullen maken en deze kennis, gevraagd en ongevraagd, zullen aanvullen. Deze samenwerking dient wederzijds te zijn. h. Het wordt de fokker dringend aanbevolen een schriftelijke koopovereenkomst te gebruiken.(b.v. het model koopovereenkomst van de vereniging “Het Nederlandse Kooikerhondje
8.5.
Rechten en plichten van de fokkers ten opzichte van de vereniging in het kader van de fokkerij 8.5.1.
Fokkers die lid zijn van de vereniging en voldoen aan de normen voor de fokkerij zoals verwoord in artikel 2, 3, 4, 5 en 7 van dit reglement komen in aanmerking voor: a. het verkrijgen van informatie over de gezondheid, het karakter en het exterieur van zijn fokproducten; b. het verkrijgen van informatie over de gezondheid, het karakter en het exterieur van andere kooikerhondjes zoals opgenomen in het "clubregister"; c. informatie over eventuele voor hem geschikte fokcombinaties; d. nestinventarisatie; e. nestvermelding op de puppy-informatielijst; f. plaatsing op fokkerslijst op de website
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
10/12
8.6.
8.5.2.
Voor het gestelde onder 8.5.1.a tot en met 8.5.1.e. van dit artikel kan de fokker zich wenden tot het secretariaat van de Informatiecommissie. Voor het gestelde onder 8.5.1.f. van dit artikel kan de fokker zich wenden tot de secretaris van de vereniging.
8.5.3.
Fokkers die lid zijn van de vereniging melden alle door hen gefokte nesten. Dit doen zij door het nest uiterlijk een week na de geboorte aan te melden bij het secretariaat van de commissie Toetsing. Het is evenwel al mogelijk het geplande nest na de dekking aan te melden.
8.5.4.
Voor het gestelde in het voorgaande lid maakt de fokker gebruik van het door de vereniging beschikbaar gestelde formulier. Hierbij wordt opgemerkt dat de fokker de gevraagde gegevens, voor zover deze niet reeds in het bezit zijn van de vereniging, dient te overleggen. Controle op de gegevens vindt zo veel mogelijk vooraf plaats.
8.5.5.
Een fokker die lid is van de vereniging draagt voor elk gefokt en namens de raad van beheer van een chip voorzien kooikerhondje, een door het bestuur vast te stellen bedrag af aan de vereniging.
Sancties 8.6.0. Naast de sancties welke door het Tuchtcollege van de Raad van Beheer opgelegd worden bij overtredingen van het kynologisch reglement, zijn voor de vereniging onderstaande sancties onverkort van toepassing. 8.6.1. Indien een fokker en/of dekreu-eigenaar die lid is van de vereniging niet voldoet aan de vereiste normen gesteld in artikel 2, 3, 4, 5 en 7 van dit reglement dan is deze in overtreding. Automatisch verspeelt de fokker hierbij het recht op het gestelde in artikel 8.5.1.d, 8.5.1.e en 8.5.1 f. van dit reglement. 8.6.2. Bij overtreding van één of meer normen genoemd in dit reglement, zal het bestuur van de vereniging in eerste instantie contact opnemen met betrokkene. Deze fokker en/of dekreu-eigenaar zal hierbij worden gevraagd zijn motieven naar voren te brengen. Bij herhaling van overtredingen zal het bestuur hiervan melding maken in het mededelingenblad van de vereniging. Indien een lid bij herhaling normen overtreedt heeft het bestuur van de vereniging het recht het lid het lidmaatschap van de vereniging op te zeggen conform artikel 5 van de statuten. 8.6.3. Indien gefokt wordt met dieren die zijn uitgesloten van de fokkerij op grond van het bepaalde onder de artikelen 4 van dit reglement wordt hiervan in een officiële "bestuursmededeling" melding gedaan in het mededelingenblad en kan het lid uit het lidmaatschap van de vereniging worden gezet conform artikel 5 van de statuten. Alvorens een bestuursmededeling wordt gedaan wordt de fokker en/of dekreu-eigenaar in de gelegenheid gesteld uit te leggen waarom hij deze dieren heeft gebruikt.
9. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN 9.1.
Dit reglement is niet van toepassing op nesten die geboren worden uit een teef gedekt op of voor de dag waarop dit reglement in werking treedt.
9.2.
Gezondheidsuitslagen, exterieur-, gedrags- en/of werkkwalificaties die zijn afgegeven en/of voor de inwerkingtreding van dit reglement hebben plaatsgevonden, worden geacht onder de werking van dit reglement te vallen.
9.3.
Indien strikte toepassing van de bepalingen van dit reglement een onredelijkheid met zich meebrengt, dan wel leidt tot onevenredig nadeel voor de betrokkene, kan het bestuur, mits niet in strijd met het Kynologisch reglement, onder schriftelijke
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
11/12
motivering, dispensatie verlenen van het gestelde in artikel 2, 5 en 7 van dit reglement. 9.4.
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij enig verschil van mening omtrent de toepassing ervan, beslist, in spoedeisende gevallen, het bestuur, in andere gevallen de algemene ledenvergadering.
9.5.
Tegen een uitspraak zoals bedoeld in artikel 9.4 van dit reglement kan door de beklaagde beroep aangetekend worden bij de geschillencommissie van de vereniging
9.6.
In bijzondere gevallen kan de vereniging bij een besluit met betrekking tot het toestaan van een bepaalde combinatie afwijken van dit VFR, indien de belangen van het ras daardoor worden gediend. Een besluit op basis van dit lid wordt met redenen omkleed naar de leden van de vereniging gecommuniceerd.
9.7.
Wijziging van dit reglement Tot wijziging van dit reglement kan alleen worden besloten in een algemene ledenvergadering met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
10. INWERKINGTREDING 10.1.
Dit Verenigingsfokreglement treedt in werking nadat het reglement is goedgekeurd door het bestuur van de Raad van Beheer conform de artikelen 10 HR en VIII. 5+ 6 KR. en vervangt dan het vigerend fokreglement zoals dat door de algemene ledenvergadering 25 mei 2014 is vastgesteld.
Aldus vastgesteld door de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje Op 25 mei 2014
De voorzitter
De Secretaris
J.H. van den Berg
R.H. Ludema – Huitema
Gepubliceerd in Mededelingenblad 3 van 2014. Bij verschillen in documenten prevaleren de officieel gepubliceerde documenten.
Vereniging Het Nederlandse Kooikerhondje / Raad van Beheer
12/12