Vereniging Energie-Nederland
Verplichting voor energiebedrijven om duurzame stroom aan bedrijven en consumenten te leveren, is een kansrijke weg om het maximale uit de verduurzaming te halen.
De Nederlandse energiebedrijven hebben gezamenlijk overeenstemming bereikt over de verduurzaming van de energievoorziening. Kern van het plan is dat de verduurzaming niet langer afhankelijk moet zijn van de subsidies van de overheid. Om dat te bereiken hebben de producenten en leveranciers van stroom en gas afgesproken dat ze een verplicht aandeel groene stroom gaan leveren. In de praktijk betekent dat dat de leveranciers de verplichting op zich nemen steeds meer groene stroom te gaan inkopen, en de producenten zich committeren om groene stroom te produceren en op de markt aan te bieden. Recente studies naar de details van zo’n systeem hebben uitgewezen dat het in de Nederlandse energiemarkt op efficiënte wijze ingevoerd kan worden en goedkoper uitpakt dan een subsidiesysteem. De extra kosten voor de verduurzaming tot 2020 worden geraamd op 15 tot 20 miljard euro. Dankzij de introductie van marktwerking bij de verduurzaming vallen de extra kosten 1,3 miljard lager uit. Het kostenvoordeel zal in de jaren daarna nog verder oplopen. Door de invoering van een verplichtingenstelsel zal de energieprijs voor de consument stijgen. Omdat dit stelsel efficiënter is dan een subsidiestelsel, zal die stijging voor de consument minder groot zijn dan de opslag op de energierekening, die nodig is voor de SDE+. Energie-Nederland, de branchevereniging voor de sector die het voorstel heeft ontwikkeld, zal dit voorstel gaan bespreken met minister Verhagen. In juni, zo is de inzet, moet dat leiden tot een Green Deal tussen het Kabinet en de sector. Toelichting In juni 2010 hebben de leden van de nieuwe vereniging Energie-Nederland in meerderheid uitgesproken dat er een impuls aan de verduurzaming nodig is door de invoering van een verplichting voor de energiebedrijven om duurzaam opgewekte stroom aan consumenten en bedrijven te leveren. Deze keus volgde op een discussie over de situatie waarin de stimulering van de verduurzaming verzeild was geraakt.
E 2011-3305
De verduurzaming van de energievoorziening is een van de grootste uitdagingen voor de energiebedrijven. Anno 2011 is dit een uitdaging te meer omdat de verduurzaming tot stand zal moeten komen ondanks de economische en financiële crisis. De ambitie is om tegen de verdrukking van de economische terugval in, de belangrijke verduurzaming en CO2-reductie verder te brengen. De leveranciers en producenten van energie in de Nederlandse energiemarkt zien de verduurzaming als hun opgave en zien potentie in een verplichting om een groeiend aandeel duurzaam geproduceerde energie aan Nederlandse gebruikers te leveren. Om het kort maar krachtig te zeggen: een groeiende hoeveelheid groene stroom uit het stopcontact. Het aandeel van groene stroom in de totale hoeveelheid stroom zal in de loop van de jaren toenemen. Stevig toenemen! De Europese Unie heeft de ambitie om tegen 2050 minimaal 80% van de CO2-uitstoot te hebben gereduceerd en in alle scenario’s die de weg wijzen, is de bijdrage van de elektriciteitssector daaraan onmisbaar. Sterker nog, de elektriciteitssector zal de grootste klapper moeten maken. Het tussendoel voor 2020 ligt in Nederland op de 35% (cf de duurzaamheidsdoelen van dit Kabinet) en zal daarna gewoon door moeten groeien. Door het instellen van een verplichting om steeds meer groene stroom uit het stopcontact te laten komen, ontstaat er een substantiële vraag naar groene stroom. Daarmee wordt de verduurzaming verankerd in de markt. Dit biedt dan weer tal van kansen voor producenten die in onderlinge concurrentie gaan zorgen voor het invullen van die vraag op de meest efficiënte wijze. Deze verplichting vervangt het systeem van exploitatiesubsidies voor marktrijpe maar nog niet renderende technologie zoals wind-op-land en allerlei vormen van biomassatoepassingen, en zelfs al bepaalde zonne-energietoepassingen. Overheidssubsidie voor hele dure technologie zoals wind-op-zee blijft bestaan in de visie van de energiesector. De combinatie van een verplichting met een subsidie voor de duurste duurzame technologie, noemt men een hybride leveranciersverplichting. De uitvoering van dit systeem draait rond een in te richten certificatenmarkt. Discussie met politiek, maatschappij en sector In de politiek-maatschappelijke discussie over energie is niet alleen duurzaamheid een belangrijk vraagstuk, maar de prijs van energie evenzeer. De energiesector is
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 2/8
«DOCUMENT_DATE»
zich zeer bewust van de maatschappelijke opdracht om hier een goede balans te vinden. En als je maatschappelijk kijkt naar energie, dan kun je niet anders dan constateren dat er een kleine voorhoede van consumenten is die voor groene energie een extra prijs over heeft, maar dat de meeste mensen het nog erg plezierig vinden dat energie betaalbaar is. Je hebt het immers nodig en je kunt niet zonder. Dat neemt niet weg dat de verwachting is dat energie in de toekomst duurder gaat worden. Via het ETS zal de prijs voor CO2-uitstootrechten gaan toenemen, en het aandeel duurdere energiedragers in het hele energiesysteem zal toenemen. De vraag is dus niet hoe we energie goedkoop houden, maar hoe we de gewenste investeringen in de duurdere energiedragers zo efficiënt mogelijk kunnen doen. Daarom heeft Energie-Nederland al in een vroeg stadium in discussies met politieke woordvoerders geconstateerd dat zicht op de kosten van de verduurzaming onder een verplichtingensysteem essentieel is. Heel simpel: als invoering van een verplichting per saldo leidt tot hogere kosten voor de maatschappij dan onder het huidige SDE+-systeem, dan is de verplichting een onbegaanbare weg. Daarnaast heeft de discussie binnen Energie-Nederland over de hybride leveranciersverplichting duidelijk gemaakt dat zo’n verplichting pas goed werkt als er adequate oplossingen zijn voor windfall profits, marktmacht en liquiditeit. Ook in de politiek en op de ministeries is er oog voor deze belangrijke issues. In de afgelopen maanden heeft Energie-Nederland drie onderzoeken laten uitvoeren, die een antwoord moeten bieden op de volgende vragen: 1. In hoeverre is te verwachten dat het Kabinet met het huidige beleid op koers ligt om de doelen te behalen? 2. Hoe pakt een goedwerkende leveranciersverplichting qua kosten/baten uit ten opzichte van subsidiesystemen zoals in Nederland en Duitsland? 3. Op welke wijze richt je een verplichtingensysteem in zodanig dat er geen problemen ontstaan met windfall profits, marktmacht en liquiditeit?
Wat is te verwachten van het huidige beleid? We hebben ECN gevraagd een expert-opinion te geven van de mogelijkheden om met de nieuwe SDE+ de doelen in 2020 te halen. Uit de berekeningen van ECN komt
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 3/8
«DOCUMENT_DATE»
naar voren dat met het huidige beleid en budget in 2020 9% hernieuwbare energie mogelijk is. Om echt tot 14% te komen is in 2020 een jaarlijkse uitgave van 3.3 miljard euro nodig. Het Kabinet rekent evenwel met niet meer dan 1,4 miljard. Uit de analyses van ECN blijkt ook dat met de technologieën die onder de SDE+ vallen het alleen haalbaar is om de 14% te bereiken als alle technische beschikbaarheid van duurzame warmte en groen gas optimaal worden benut en de uitrol geen noemenswaardige tegenslag ondervindt. Dit uitgangspunt acht ECN niet erg realistisch. De conclusie moet dan ook zijn, dat de huidige SDE+ zowel een gat op het punt van middelen als op het punt van door de overheid toegestane technologie kent. EnergieNederland kan dan ook niet anders dan op basis van deze expert-opinion concluderen dat we nu al moeten nadenken over de invoering van een ‘verplicht aandeel duurzaam’. Zoals ook de Algemene Energieraad onlangs in een briefadvies aangaf, is de leveranciersverplichting een goede kandidaat om de investeringen aan te trekken die het doel daadwerkelijk dichterbij brengt. Kosten-batenanalyse Hybride Leveranciersverplichting Uit een kostenbatenanalyse die ECN in opdracht van Energie-Nederland heeft uitgevoerd, blijkt dat in Nederland een hybride leveranciersverplichting de komende 20 jaar goedkoper uitpakt dan continuering van een subsidiesysteem. Tot 2020 scheelt het de Nederlandse maatschappij al 1,3 miljard euro. Wat we daarmee hebben kunnen vaststellen, is dat het invoeren van een verplichting zeker niet duurder uitpakt dan continuering van het door de overheid bepaalde subsidiesysteem. Dat het efficiënter kan, zo laat de studie van ECN zien, komt door de druk op de kosten die ontstaat door de invoering van de concurrentie tussen technologieën. Wat eveneens blijkt is dat de verplichting aanzienlijk goedkoper uitpakt wanneer we dit niet alleen in Nederland doen, maar de samenwerking met andere Europese landen zoeken. De reden daarachter is simpel: we kunnen dan gebruik maken van de efficiënte opwekmogelijkheden voor groene stroom die er in sommige ons omringende landen zijn. Een goed voorbeeld, zo laat het ECN-onderzoek zien, is Zweden, waar er veel mogelijkheden zijn voor groene stroom op basis van waterkracht, wind-op-land en biomassa. Berekeningen laten zien dat de Nederlandse
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 4/8
«DOCUMENT_DATE»
maatschappij dan bijna 7 miljard minder hoeft uit te geven, terwijl we als land wel onze doelstellingen halen. Een verplichtingensysteem met oplossingen voor windfall profits en liquiditeit In de discussies over een verplichtingensysteem komen 5 belangrijke vraagstukken naar voren. Dan gaat het om vraagstukken als marktmacht, liquiditeit, windfall winsten, positie van ‘groene’ leveranciers en de plek van projecten die nu al exploitatiesubsidies ontvangen onder de SDE/MEP. Energie-Nederland heeft het Engelse economische onderzoeksbureau Frontier Economics gevraagd deze vraagstukken te analyseren, enkele scenario’s door te rekenen en een expert opinion te geven over mogelijke oplossingen hiervoor in de Nederlandse markt. Het onderzoek heeft uitgewezen dat er oplossingen voor de vraagstukken mogelijk zijn. We lopen ze hieronder langs. 1. Liquiditeit Ø In de Nederlandse energiemarkt zijn partijen actief die zich concentreren op de verkoop van energie aan consumenten en bedrijven. Zij bezitten niet zelf productie-installaties. Deze partijen zullen onder een verplichtingensysteem op de markt hun groene stroom moeten inkopen. Zij stellen daarbij de vraag hoe geregeld wordt dat er ook daadwerkelijk groene stroom te koop is en dat het niet zo zal zijn dat partijen die zelf over productie beschikken, deze uitsluitend gebruiken voor de eigen consumenten-business. Onderzocht is of er arrangementen zijn, zoals verplichte clearing op een beurs, om de liquiditeit te verzekeren. Ø Het Frontier-onderzoek wijst uit dat het aanbod van groene certificaten kan worden verzekerd door met name de producenten van biomassa-certificaten te verplichten hun certificaten aan te bieden. Daarmee wordt verzekerd dat leveranciers zien hoeveel certificaten beschikbaar zijn en worden mogelijkheden gecreëerd hier gebruik van te maken. Mocht dit nog niet voldoende zijn voor een goed werkende markt, dan kan ingesteld worden dat groene certificaten alleen verplicht via een beurs verhandeld mogen worden.
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 5/8
«DOCUMENT_DATE»
2. Marktmacht Ø In een groeiende markt is het voor leveranciers van belang het vertrouwen te hebben dat er geen producenten zijn die de markt voor groene stroom kunnen manipuleren. Dat zou het geval zijn wanneer één producent altijd nodig is om aan de vraag naar groene stroom te voldoen en deze producent kan dan de prijs laten oplopen. Het is dus nodig dat er in de markt voldoende aanbieders van groene stroom actief zijn. Nederland kent meerdere faciliteiten voor de mee- en bijstook van biomassa, afvalbedrijven, windparken; er is onderzocht of dit aanbod voldoende is om marktmacht te voorkomen. Ø Het Frontier-onderzoek wijst uit dat onder een verplichtingensysteem het maximale marktaandeel van één producent tot 15% zou kunnen oplopen. Als projecten, die nu onder de SDE werken, ook meedoen op de certificatenmarkt, dan zal dit aandeel verder terug lopen en is het risico op marktmacht zeer klein. Internationale vergelijking laat zien dat bijvoorbeeld in de Zweedse markt zonder enig probleem marktaandelen van 20% voorkomen. Overigens werken de oplossingen voor de liquiditeit, zoals onder 1 besproken, ook meteen mee aan het verder verminderen van marktmacht.
3. WIndfall winsten Ø Onder een verplichtingensysteem wordt geregeld dat de leveranciers verplicht zijn een bepaalde hoeveelheid groene stroom te leveren. Met welke duurzame technologie die stroom wordt opgewekt wordt niet langer door de overheid bepaald, maar door de bedrijven in de markt zelf. Om aan de vraag naar groene certificaten te voldoen zullen allereerst de goedkoopste certificaten worden aangeboden, en vervolgens de wat duurdere totdat de vraag naar certificaten ingevuld is. De prijs voor certificaten wordt dan bepaald door het certificaat dat als laatste wordt aangeboden. In een zich ontwikkelende markt, waarin het duurste certificaat wordt geleverd door wind-op-zee-stroom, komt een hoge prijs voor groene certificaten tot stand. Producenten die stroom uit biomassacentrales of windparken op land of afvalcentrales aanbieden, maken dan grote winsten omdat het verschil tussen de kosten van hun certificaten en het wind-op-zeecertificaat nu nog erg groot is. Dat is maatschappelijk niet aanvaardbaar. Onderzocht is op welke wijze je dit verschijnsel het meest effectief kunt vermijden. Ø Het Frontier-onderzoek heeft enkele scenario’s doorgerekend waarin een malus-instrument wordt ingezet om de windfall-winsten bij de inzet van
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 6/8
«DOCUMENT_DATE»
goedkope en efficiënte technologie af te romen. Winsten bij biomassa-bijstook worden met 85% teruggedrongen. Hierbij kunnen nog keuzes gemaakt worden in de precieze vormgeving van de malus. Men kan kiezen voor een drempel, waarboven pas certificaten te gelde gemaakt kunnen worden, of voor een afromingspercentage op de prijs van een certificaat. De studie laat zien dat het mogelijk is de excessieve winsten af te romen zonder het bijstoken onmogelijk te maken. 4. Bedrijven die 100% groene stroom leveren Ø De Nederlandse markt kent een specifieke karakteristiek, die gerelateerd is aan de manier waarop groene stroom in de energiebelasting is gestopt. Bij de invoering van de energiebelasting is bepaald dat groene stroom niet belast zou worden. Dat heeft het opnemen van groene stroom in de aanbiedingen van energiebedrijven aan hun klanten een enorme steun in de rug bezorgd. Die bevoordeling is teruggedraaid, maar daar voor in de plaats kwam de mogelijkheid om groene certificaten te kopen in landen waar er een groot aanbod was, zoals in Scandinavië. Met die mogelijkheid konden retailers hun stroomaanbod geheel vergroenen. En omdat groene stroomproductie wordt gesubsidieerd, lijkt het alsof groene stroom net zo duur is als grijze. In de Nederlandse markt is het dus eigenlijk heel normaal geworden dat consumenten groene stroom krijgen tegen dezelfde prijs als grijze stroom. Een verplichtingensysteem doorkruist dat. Groene stroom, omdat het niet meer wordt gesubsidieerd door de overheid, krijgt nu een transparante prijs. Deze kosten zullen worden doorberekend aan de consument. Het systeem dat je met groene certificaten uit de overschotlanden je portefeuille vergroent tot 100% kan natuurlijk gewoon doorgaan. Wel is onderzocht hoe zich dit gaat ontwikkelen onder de nieuwe Europese verordeningen. Ø Het Frontier-onderzoek heeft bevestigd dat zolang het Europese systeem van ‘garanties van oorsprong’ blijft bestaan, leveranciers in staat zijn hun klanten 100% groene stroom te leveren. Het verplichtingensysteem regelt slechts dat een groeiend deel daarvan afkomstig is uit nieuwe productiecapaciteit die in Nederland (of in de landen met wie we gaan samenwerken zoals ECN adviseert) wordt neergezet. 5. Hoe ga je met projecten om die al in de pijplijn zitten? Ø Investeringen moeten niet stilvallen. Lopende projecten waarvoor toezeggingen zijn gedaan, moeten voortgang kunnen vinden. Hiervoor dient een adequate regeling/afspraak gemaakt te worden.
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 7/8
«DOCUMENT_DATE»
Ø Het Frontier-onderzoek laat zien dat de projecten die nu onder de SDE worden gerealiseerd een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de beschikbaarheid van groene certificaten onder het verplichtingensysteem. Frontier adviseert dan ook om deze projecten na introductie van het verplichtingensysteem daaronder op te nemen en productie te belonen met certificaten. Uit het Frontier-rapport blijkt dat de hybride leveranciersverplichting in Nederland is in te voeren. Er zijn oplossingen beschikbaar en werkbaar te maken in de Nederlandse situatie. Het Frontier-rapport bevestigd ook de conclusie die ECN trok in haar studie naar de maatschappelijke kosten en baten van een verplichtingensysteem, dat een verplicht aandeel duurzaam tot een efficiëntere duurzame energiemix leidt dan een systeem gebaseerd op subsidies.
Tot slot Energie-Nederland zal de resultaten van de gedane onderzoeken nu gaan bespreken met de minister en voorstellen dit systeem in Nederland te gaan invoeren. Dit vergt goed overleg tussen ministerie, toezichthouder en sector, en een zorgvuldig debat met de politiek. De lange termijn verankering in de markt die daarmee wordt bewerkstelligd en het vestigen van een goed investeringsklimaat voor duurzame energie, is voor de sector een groot goed. De sector is bereid om in de transitieperiode tot de invoering van een verplichtingensysteem in 2015, haar verantwoordelijkheid te nemen en met projecten en investeringen te zorgen dat het verduurzamingstempo in Nederland op peil blijft. Energie-Nederland 10-05-2011
E 2011-«SEQUENCE»
Pagina 8/8
«DOCUMENT_DATE»