Universitaire Pabo van Amsterdam
ULP-gids leerkrachtvaardigheden 2013-2014
Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam E-mail:
[email protected] www.student.uva.nl/upva
Coördinator: Winnie van Westrenen-Broekmans
Inhoudsopgave 1. Inleiding
4
2. De opleidingsscholen
5
3. De opbouw in de stage
8
4. De organisatie van de stage 4.1 Leerkrachtvaardighedendag 4.2 Competentiematrix 4.3 Leren van leerkrachtvaardigheden 4.4 Vuistregels 4.5 Workshops leerkrachtvaardigheden 4.6 Stage-activiteiten 4.7 Activiteiten van de student in de stage per blok 4.8 Voorbereiding en verslaglegging 4.9 Stagemap 4.10 In de opleidingsschool 4.11 Aanwezigheid 4.12 Afspraken in de stage 4.13 ULP-portfolio 4.14 Inhoud portfolio 4.15 Inleveren 4.16 Schematische weergave portfolio-activiteiten
10 10 10 10 10 11 12 13 16 16 17 17 17 18 18 20 20
5. Begeleiding en beoordeling van studenten 5.1 Stagementor 5.2 Opleider in de school 5.3 Instituutsopleider 5.4 Beoordeling portfolio 5.5 Bindend studieadvies propedeuse 5.6 Procedure bij een onvoldoende beoordeling 5.7 Beroepsprocedure 5.8 Het stagedossier 5.9 Hoe telt ULP mee
27 27 27 27 27 27 28 29 29 30
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11
31 42 44 47 57 60 93 95 97 98 100
Competentiematrix Gedragscode stage Het uitstroomprofiel Stagedoelen Lesvoorbereidingsformulier UPvA Beoordelingsformulieren portfolio studiejaar 1, 2 , 3 en 4 Overzicht opleidingsprogramma Vuistregels Activiteitenlijst ULP 18 LIO stage
1
Bijlage 12 Bijlage 13 Bijlage 14 Bijlage 15 Bijlage 16 Bijlage 17
Professioneel product LIO stage: groepsplan Professioneel product LIO stage: handelingsplan Professioneel product LIO stage: ouderbetrokkenheid Professioneel product LIO stage: opbrengstgericht werken Opdrachtbeschrijving stageweken jaar 2 Opdrachtbeschrijving peerfeedback
101 102 103 104 105 106
2
3
1. Inleiding Voor je ligt de ULP-gids leerkrachtvaardigheden voor het studiejaar 2013-2014. ULP staat voor Universitaire Leraren Praktijk. De ULP bestaat uit twee componenten: leerkrachtvaardigheden en onderzoeksvaardigheden. De academische leerkracht zal in zijn beroepspraktijk deze twee onderdelen integreren. Tijdens de opleiding zijn de componenten onderscheiden wat betreft studiepunten, maar wat betreft de inhoud geïntegreerd. Bij het onderzoeken gaat het ook over lesgeven en leerkrachtvaardigheden en bij het lesgeven gaat het onder andere over onderzoekend leren en onderzoekend evalueren van onderwijs. Deze ULP-gids leerkrachtvaardigheden richt zich op de beschrijving van activiteiten die studenten in het kader van de leerkrachtvaardigheden uitvoeren. De beschrijving van dit studieonderdeel is in de studiegids terug te vinden bij ULP 3, 6 (jaar 1), ULP 9, 12 (jaar 2) en ULP 15, 18 (jaar 3) en ULP 19 t/m 24 (jaar 4). De ULP’s 1, 2, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 13, 14, 16, 17 hebben betrekking op de onderzoeksvaardigheden. Die staan beschreven in de ULP-gids onderzoeksvaardigheden. De ULP-gids leerkrachtvaardigheden dient als leidraad voor de leerkrachtvaardigheden die gedurende het hele jaar op dinsdag in de praktijk worden geoefend. In de ULP-leerkrachtvaardigheden staan de beroepscompetenties centraal. Deze zeven competenties zijn in beginsel geformuleerd door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) en zijn landelijk geaccepteerd door opleidingen, werkgevers en werknemers. Ze zijn de leidraad voor het formuleren en specificeren van competenties die voor leraren in hun specifieke werkomgeving wenselijk geacht worden. Zo hebben de Universitaire Pabo van Amsterdam en de HvA pabo op basis van de zeven competenties van de SBL en de beroepsstandaard van het Primair Onderwijs Amsterdam een eigen competentieset geformuleerd om het profiel van de leraar basisonderwijs in de grootstedelijke context te beschrijven. Daarin is het specifieke karakter van de academische leerkracht te duiden door de onderzoeksmatige en innovatieve competenties. Het moge duidelijk zijn dat dit profiel zowel leerkrachtvaardigheden behelst als onderzoeksvaardigheden in de onderwijspraktijk. Competenties worden gedefinieerd door drie componenten: kennis, vaardigheden en attitude. In de opleiding verwerven de studenten de kennis door middel van practica en hoorcolleges. De vaardigheden worden in de practica, workshops en in de lespraktijk geoefend en de attitude is onderwerp van gesprek tijdens de trainingen communicatie, beroepsvoorbereiding en de lespraktijk. Daarnaast zijn er workshops waarin alle drie de componenten van de competenties terugkomen.
4
2. De opleidingsscholen De UPvA werkt samen met negen schoolbesturen in de stad Amsterdam en omstreken die gezamenlijk op ruim 90 scholen in Amsterdam studenten de kans bieden in de praktijk hun competenties te ontwikkelen. Er wordt gewerkt aan de verbetering van het onderwijs op de scholen en is er ruimte voor onderzoek. Door deze intensieve manier van samenwerken ontstaat er een pendel tussen theorie en praktijk. Binnen de opleidingsscholen worden studenten intensief begeleid door enthousiaste mentoren, academische opleiders in de school en instituutsopleiders. De meeste van deze scholen hebben een samenwerkingsovereenkomst met de Hogeschool van Amsterdam en zijn al ervaren opleidingsscholen. De Universitaire Pabo van Amsterdam sluit aan bij deze opleidingsstructuur. De opdracht aan de negen schoolbesturen is om een opleidingsmodel voor de lespraktijkdag te ontwikkelen dat aansluit bij enerzijds het opleidingsmodel van de Universitaire Pabo van Amsterdam en anderzijds bij de wensen en mogelijkheden van de school waar de student stage loopt. Deze structuur wordt ontwikkeld door de instituutsopleider en de academische opleider in de school en voorgelegd aan het ULP-team van de Universitaire Pabo van Amsterdam. Aan het eind van het studiejaar wordt dit geëvalueerd bij studenten en opleiders. De opbrengsten worden gebruikt om de opleidingsstructuur verder uit te werken, bij te stellen of door te ontwikkelen. De opleidingsscholen zijn: Amsterdam West Binnen de Ring (AWBR) Stichting Amsterdam West Binnen de Ring (AWBR) is een organisatie die het schoolbestuur vormt van 17 basisscholen in de Amsterdamse stadsdelen De Baarsjes, Bos en Lommer, OudWest en Westerpark. Deze scholen zijn: Corantijn, De Meidoorn, De Rosa Boekdrukker, De Roos, Joop Westerweel, Bos en Lommerschool, Multatuli, Narcis-Querido, Tijl Uilenspiegel, Annie M.G. Schmidt, De kinderbuurt, Leonardo da Vinci, De Waterkant, 2e Montessorischool, Het Winterkoninkje, De Spaarndammerhout, Westerpart en De Zeeheld. Het stafbureau van AWBR is gelegen aan de Baarsjesweg 224, 1058 AA te Amsterdam. De website van de AWBR is www.awbr.nl. Stichting Sirius Stichting Sirius verzorgt de bestuurlijke managementondersteuning voor een aantal scholen voor openbaar primair onderwijs in Amsterdam. Deze scholen zijn: De blauwe lijn, De brink, De Bijlmerdrie, De Bijlmerhorst, Cornelis Jetses, Holendrecht, Wereldwijs, 16e Montessori, Nellestein, De Rozemarijn, De Schakel, De Ster, De Tamboerijn en Van Houteschool. Stichting Sirius is gelegen aan de Schonerwoerdstraat 1a, 1107 GA te Amsterdam Zuidoost. De website van stichting Sirius is www.stichting-sirius.nl. Stichting Westelijke Tuinsteden De Stichting Openbaar Basis Onderwijs Westelijke Tuinsteden zorgt voor financiële stabiliteit en efficiënt personeelsbeleid en creëert kaders waarbinnen haar scholen goed onderwijs kunnen geven. Deze scholen zijn: De Punt, De Globe, Osdorpse Montessorischool, De Horizon, Louis Bouwmeesterschool, Huizingaschool, Ru Paré, 7e Montessorischool, De Vlaamse Reus, Community Center Einstein, Goeman Borgesiusschool, Burg. de Vlugtschool,
5
Slootermeerschool, P.J. Troelstraschool, De Kans (SBO). Stichting Westelijke Tuinsteden is gelegen aan de Marius Bauerstraat 399 C, 1062 AP te Amsterdam. De website van Stichting Westelijke Tuinsteden is www.stwt.nl. Stichting Openbaar Primair Onderwijs Samen tussen Amstel en IJ (STAIJ) De Stichting Openbaar Primair Onderwijs Samen tussen Amstel en IJ is vanaf 1 januari 2008 het bevoegd gezag van 17 scholen. Deze scholen zijn: 4de Montessori De Pinksterbloem, 5de Montessori Watergraafsmeer, 8e Montessori Zeeburg, Daltonschool Aldoende, Daltonschool De Meer, De Dapper, De Evenaar, De Flevopark, De Kaap, Daltonschool De kleine kapitein, De Kraal, J.P. Coen, Laterna Magica, Linnaeus, Olympus, SBO Het spectrum, Bataviaschool, Montessori Steigereiland. STAIJ is gevestigd in stadsdeel Zeeburg (Indische buurt) in een voormalige technische school. Het stafbureau is gehuisvest op de 2e verdieping aan het Timorplein 38, 1094 CC te Amsterdam. De website van STAIJ is www.staij.nl. Amsterdamse Stichtingen voor Katholiek Onderwijs (ASKO) Bij ASKO zijn 31 basisscholen aangesloten in en rondom Amsterdam. Deze scholen zijn: De Achthoek, St. Aloysius, St. Antonius, De Archipel, St. Augustinus, De Avonturijn, A. Bekema, Mgr. Bekkers, De Biënkorf, De Boomgaard, De Botteloef, Het Bovenland, De Bron, St. Catharina, Elisabeth Paulus, Bisschop Huibers, St. Jan, St. Jozef, Jozefschool Muiden, Jozefschool Weesp, St. Lidwina, St. Lukas, De Mijlpaal, St. Paulus, Dr. Plesman, De Pool, De Regenboog, St. Rosa, De Satelliet, De Waaier, Het Wespennest en Willibrord. ASKO is gevestigd aan de Kalfjeslaan 380, 1081 JA te Amsterdam. De website van ASKO is www.askobk.nl. Openbaar Onderwijs Aan De Amstel (OOADA) De 21 openbare basisscholen in de stadsdelen Zuid en Centrum behoren sinds 1 januari 2008 tot de stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Met de oprichting van de stichting is het openbaar onderwijs in de genoemde stadsdelen nu volledig verzelfstandigd. Deze eigentijdse en gedegen scholen staan borg voor een goede doorstroom naar het vervolgonderwijs en voorbereiding op de toekomst. Kinderen kunnen onderwijs volgen in de buurt waar ze wonen. Samen met de andere kinderen bereiden zij zich daar voor op vervolgonderwijs en een plaats in de maatschappij die zich verder uitstrekt dan de eigen omgeving. Er zijn 21 scholen waar onderwijs wordt gegeven vanuit diverse onderwijsconcepten. Er zijn Montessorischolen, Daltonscholen, ontwikkelingsgerichte scholen en meer traditionele scholen. Meer informatie is te vinden op www.Openbaaronderwijsaandeamstel.nl. Het bestuurskantoor is gevestigd aan Ruysdaelkade 215, 1072 AW Amsterdam. Stichting Bijzonderwijs Stichting Bijzonderwijs verzorgt in Amsterdam Zuidoost voor circa 2.400 leerlingen het basisonderwijs op levensbeschouwelijke grondslag. De Stichting bestaat uit 8 basisscholen en een nevenvestiging. Er zijn ongeveer 280 personeelsleden werkzaam. De scholen van Stichting Bijzonderwijs verzorgen onderwijs op levensbeschouwelijke basis, dat vorm krijgt door de intensieve uitwisseling tussen verschillende opvattingen en overtuigingen. De culturele en levensbeschouwelijke diversiteit van de leerlingen is hierbij
6
het startpunt. Tot de Stichting Bijzonderwijs horen de scholen: BS Samenspel, Polsstok en Klaverblad. Meer informatie: www.bijzonderwijs.nl. Stichting Bijzonderwijs, Schonerwoerdstraat 1b, 1107 GA Amsterdam Zuidoost; 020 - 6999 655. Esprit scholengroep De Esprit scholengroep PO maakt onderdeel uit van een groter schoolbestuur waarvan ook scholen voor voortgezet onderwijs deel uitmaken. De vier scholen voor primair onderwijs van Esprit hebben alle een eigen karakter en maakt het daarmee voor onze studenten mogelijk een heel bijzonder opleidingstraject te volgen. De Watergraafsmeerschool, Europaschool, Amsterdamse Internationale Community School ( AICS), de Eilanden zijn verspreid over heel Amsterdam. De leerlingenpopulatie is uiteraard afkomstig uit Amsterdam, maar leerlingen hebben vaak een bredere West Europese achtergrond. Op de Europaschool wordt naast Nederlands ook Spaans, Engels en Frans aan geboden. Op de AICS is de voertaal Engels. Nederlands is een klein vak dat als tweede-taalvak geldt voor alle leerlingen. Meer informatie: www.espritscholen.nl. Zaanprimair Zaan Primair voert het bevoegd gezag over 27 scholen, 24 scholen voor basisonderwijs, twee scholen voor speciaal basisonderwijs en een school voor speciaal (voortgezet) onderwijs. Onder het bestuur van Zaan Primair valt ook de Kernschool, een stedelijke voorziening voor de eerste opvang van nieuwkomers in de leeftijd van 6 t/m 12 jaar in Zaanstad en omgeving. Een school van de Zaan Primair scholengroep biedt goed en gedegen onderwijs in een veilige omgeving. De basisschool is de basis voor een succesvolle start in de maatschappij: daarom is er volop aandacht voor waarden, normen en respect. Daarnaast motiveren wij leerlingen het beste uit zichzelf te halen. Of ze nu een extra uitdaging nodig hebben of een duwtje in de rug. We werken samen om constant de kwaliteit te verbeteren en onze leerkrachten steeds beter te maken. Iedere school binnen de Zaan Primair scholengroep is uniek met een eigen sfeer, aanpak en profiel. Komend jaar is er in iedere geval op vier van onze scholen ruimte voor studenten van de Universitaire Pabo: de Jagersplas, de Pionier, de Lindenboom en de Herman Gorter. Meer informatie: www.zaanprimair.nl
7
3. De opbouw in de stage De student loopt in tweeënhalf jaar tijd stage in de drie verschillende bouwen van de stageschool en in groep 3. De stageperiode duurt een semester. De bouwen zijn als volgt gedefinieerd: OnderBouw (OB) groep 1 en 2, MiddenBouw (MB) groep 3, 4 en 5, BovenBouw (BB) groep 6, 7, 8. In het eerste semester van jaar 3 loopt de student stage in de onderbouw of in groep 3. De volgorde is verder naar inzicht en mogelijkheden van de school en - indien mogelijk - naar wens van de student in te delen. In het tweede semester van het derde jaar zijn er keuzemogelijkheden in het volgen van de stage, bijvoorbeeld in het speciaal onderwijs, de weekendschool, de praktijkschool (VO), en vroeg- en voorschoolse educatie. Ook behoort een stage in het buitenland gedurende de zomermaanden tot de mogelijkheden. In het vierde jaar loopt de student de lio-stage op de reguliere basisschool. De student is dus na tweeënhalf jaar zover dat hij zijn kennis en kunde heeft kunnen toepassen in alle bouwen van de school. Daarna vindt de verdieping plaats op het gebied van differentiatie, omgaan met grootstedelijke problematiek in de onderwijscontext en multiculturele leer- en opvoedingsproblematiek. Tijdens het leren en ontwikkelen in de stage staan de competenties centraal. Per semester staan stagedoelen beschreven en krijgen studenten vanuit de vakken in de opleiding handvatten aangereikt om te werken aan bepaalde kennis, vaardigheden en/of attitudes. De ontwikkeling die de student in de stage doormaakt geeft hij/zij op systematische wijze weer in beeld en woord in het portfolio. Periodiek zijn er vastgestelde items die in het portfolio moeten worden opgenomen. Relevante onderwerpen voor de stage per vak: Jaar 1, Sem 1 Verhaal vertellen (geschiedenis)
Jaar 1, Sem 2 Omgaan met verschillen tussen kinderen in leren en in gedrag (drama, inleiding onderwijskunde)
Jaar 2, Sem 1 Vragen stellen en kinderen vragen laten stellen
Voorlezen (inleiding pedagogiek)
Gesprekken in de kring en onderwijsleergesprek ken (jeugdliteratuur)
Instructie op taak (bordschrijven , digibord)
Instructie op leren (rekenen en zaakvakken)
Ontwerpen en uitvoeren van lessen voor de zaakvakken, gebaseerd op instructietheori e Lessen ontwerpen en uitvoeren vanuit de verschillende begaafdheden
Jaar 2, Sem 2 Ontwerpen van uitdagende, rijke onderwijsomgevi ng waarbij het aanbod rekening houdt met diversiteit in leren en ontwikkelen. Doen van handelingsgerich te observatie en toetsing en maken van aanpalend handelingsplan Vanuit specifiek pedagogisch concept pedagogisch handelen
Jaar 3, Sem 1 Handelingsgericht werken in taalonderwijs
Didactiek van begrijpend lezen en aanvankelijk lezen
Bewegingsonderwijs aan het jonge kind
8
van leerlingen Lesgeven waarbij in de voorbereiding rekening is gehouden met verschillen in ontwikkeling en in taalniveau Zelfstandig werken begeleiden
Schrijven en bordschrijven (bordschrijven , digibord)
Instructie in Kunstzinnige Culturele Oriëntatie vakken (KCO)
Instructie op organisatie (aardrijkskund e)
Samenwerkend leren (Nederlands, rekenen en zaakvakken)
Vragen stellen (geschiedenis en aardrijkskund e)
Grenzen stellen aan gedrag (drama)
Het denken van kinderen stimuleren binnen zaakvakonderw ijs
Lesdoelen formuleren Lesplanning maken (geschiedenis, aardrijkskund e, bordschrijven, digibord) Leiding geven aan de groep (communicatie )
Lesdoelen in de vakken, gebruikmakend van gegevens uit leerling volgsysteem en/of observaties (zaakvakken, rekenen)
Differentiatie in activiteiten en tempo: werken met circuits
Culturele rijkdom met leerlingen verkennen (KCO, Jeugdliteratuur)
Organiseren van een onderwijsprojec t
Goed uitgewerkt lesplan (rekenen, Nederlands taal, zaakvakken)
Bieden van rekenhulp aan rekenzwakke leerlingen
Met en in de groep een positief leef- en werkklimaat scheppen en handhaven.
Gespreksvaardighed en met individuele leerlingen met het oog op diagnosticeren van stagnatie
Differentiatie naar excellentie en zeer zwakke leerlingen
Herkennen en beschrijven van achtergronden van gezinscontexten
Bieden van taalsteun aan taalzwakke leerlingen
Cognitieve leerproblemen sigmaleren en diagnosticeren
Rekenproblemen, dyscalculie herkennen en diagnosticeren.
Specifieke activiteiten voor aanvankelijk lezen en schrijven (taalverwerving)
9
4. De organisatie van de stage 4.1 De leerkrachtvaardighedendag De ULP-leerkrachtvaardigheden worden gedurende het hele studiejaar op dinsdag geoefend. In jaar twee zijn er daarnaast ook twee stageweken gepland. En in jaar drie een stageweek. In jaar vier loopt de student twee dagen in de week stage vanaf de start van het schooljaar. Aan het eind van de lio periode zijn er drie stageweken. 4.2 Begeleiding en beoordeling Tijdens de leerkrachtvaardighedendag staat het ontwikkelen en leren vanuit de competenties centraal. Om er voor te zorgen dat de drie componenten waaruit een competentie bestaat (kennis, vaardigheden en attitudes) in de uitoefening van lesgeven en onderzoek geïntegreerd worden, is de UPvA- competentiematrix opgesteld. De begeleiding en beoordeling van de student vindt plaats aan de hand van de competentiematrix van de UPvA. Zie bijlage 1. Op de opleidingsschool heeft de student een mentor die hem in de klas begeleidt en een (academische) opleider in de school (AIOS) die meer op afstand het leer- en ontwikkelingsproces begeleidt, coacht en beoordeelt. De student zorgt ervoor dat hij de stage-activiteiten heeft voorbereid en besproken met de mentor en/of de opleider. 4.3 Leren van leerkrachtvaardigheden In het eerste blok van het eerste jaar zijn workshops op de Universitaire Pabo van Amsterdam gepland om een start te maken met de leerkrachtvaardigheden. Dit vindt plaats onder leiding van docenten, academische opleiders (AOIS) en instituutsopleiders (IO). In het tweede semester van jaar één, jaar twee en drie zijn regelmatig workshops gepland om de studenten op expliciete onderdelen te laten oefenen. In onderstaand schema wordt weergegeven wanneer er workshops zijn, wat de inhoud daarvan is en van welke module ze een onderdeel zijn. Voor de stage is de academische opleider in de school het aanspreekpunt voor de studenten en deze bereidt met de studenten het leren in de stage voor. Voorts zal de student zelf activiteiten voorbereiden en uitvoeren en verder via onderzoek op zoek gaan naar vuistregels die succesvol zijn. Zo ontwikkelt de student de leerkrachtvaardigheden. De begeleiding van de stage door de AOIS en de IO vindt incidenteel plaats op donderdag, geïntegreerd met het leren van de onderzoeksvaardigheden. Het leren van de leerkrachtvaardigheden en onderzoeksvaardigheden op donderdag vindt plaats in een ULPgroep. Deze groep bestaat uit studenten die bij hetzelfde schoolbestuur de stage doen. 4.4 Vuistregels Een vuistregel is een regel die een leerkracht hanteert in de klas om te kunnen handelen in een bepaalde situatie. Bijvoorbeeld: ‘als een kind niet direct aan het werk gaat na de instructie, ga ik even langs om te vragen waarom hij niet start’. Studenten zullen mentoren systematisch bevragen over de vuistregels die zij hanteren in de beroepspraktijk. Door het gesprek over vuistregels en het zelf oefenen met het uitvoeren van vuistregels leren studenten de leerkrachtvaardigheden.
10
De student zal in de opleiding direct een aantal vuistregels leren kennen en er mee gaan oefenen, met name wat betreft het krijgen van aandacht en het houden van orde. De student onderzoekt waarom vuistregels werken. Dat is vaak gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Voorbeeld: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat om gewenst gedrag bij de leerlingen te bewerkstellingen, het gewenste gedrag concreet moet worden gemaakt voor de leerlingen. Deze kennis geeft een leerkracht handvatten om gefundeerd en verantwoord te kunnen handelen. Voorbeeld Vuistregel Bij instructie verwachting uit spreken dat het gaat lukken
Sleutelkennis Hoge verwachtingen leiden tot hoge resultaten.
Literatuur Handboek: … Onderzoek: …..
Door studenten en leerkrachten op zoek te laten gaan naar vuistregels die werken in de klas, en naar bijbehorende sleutelkennis uit de literatuur, wordt leerkrachtgedrag expliciet onderwerp van reflectie en onderzoek bij zowel studenten, leerkrachten, als opleiders in de school. Dit leidt tot sleutelbegrip bij (aankomende) leerkrachten. Deze sleutelbegrippen laten zich bij getoond leerkrachtgedrag meten, onderzoeken en bijstellen. Na een studiejaar beschikken de studenten en de mentoren, aangestuurd door de AIOS en de IO over een vuistregelboek (samengesteld door de UPvA) waarbij vuistregels zijn gekoppeld aan sleutelkennis en handboeken en/of onderzoeksresultaten. 4.5 Workshops leerkrachtvaardigheden Jaar 1 Semester 1 Week 36
Vak ULP 1
Onderwerp
36
ULP 1
37
ULP 1
37
ULP 2
Omgaan met je mentor, competentiematrix en lesvoorbereiding (SMART doelen) Leiden, verleiden en vuistregels. Lesvoorbereidingsformulier en reflecteren. Film
37 42
ULP 2 ULP 2
Didactiek (bovenbouw en onderbouw) Aandacht, orde en stilte
45
ULP 3
Werkvormen en leeractiviteiten
48
ULP 3
Vieringen en religie
Jaar 1 Semester 2
Observeren en klassenmanagement
Week
Vak
Onderwerp
6
ULP 4
Filmplan
6
ULP 4
Inhoud film: organisatie van leren
8 10 10
ULP 4 ULP 5 ULP 5
Directe instructie en opbrengstgericht werken Didactiek (bovenbouw en onderbouw) Leeractiviteiten
12 14
ULP 5 ULP 6
Omgaan met verschillen Monteren film ULP 6
14
ULP 6
Vuistregels en leren
11
Jaar 2 Semester 1 Week
Vak
Onderwerp
38 38
ULP 7 ULP 7
Taakgedrag, observeren en sturen Vuistregels en leerkrachtgedrag
42
ULP 8
Feedback en leren
47
ULP 8
Regulatiestrategieën in onder- en bovenbouw
50
ULP 9
Film stageweken
Jaar 2 Semester 2 Week
Vak
Onderwerp
11
ULP 10
Redzaam en gezond gedrag
11
ULP 10
Kinderen leren interviewen
12
ULP 11
Didactiek van Engels
16
ULP 12
Coöperatief leren
16
ULP 12
Toetsen
19
ULP 12
Verkeer
Jaar 3 semester 1 Week
Vak
Onderwerp
38
ULP 13
Omgevingsonderwijs en het jonge kind
40
ULP 13
Inrichting van leeromgeving
43
ULP 14
45 48
ULP 14 ULP 15
49
ULP 15
Observatie en registratie van leren en ontwikkelen bij kleuters en gesprekken met kleuters Differentiëren en groepsplan Speelwerktijd organisatie en opbrengstgericht werken Professional worden, professional blijven
4.6 Stage-activiteiten Onder stage verstaan we de activiteiten die uitgevoerd worden op de stageschool. Deze activiteiten bieden de studenten zicht op: - de belangrijkste facetten van het leraarschap; - de wijze waarop een schoolorganisatie functioneert; - de wijze waarop leerlingen zich op school manifesteren; - de wijze waarop leerlingen leren, niet alleen op school, maar ook daarbuiten; - groepsprocessen in de klas; - de juistheid van hun keuze voor de lerarenopleiding. Daarnaast doen de studenten op school ervaring op met het: - voorbereiden en uitvoeren van lessen; - samenwerken met collega’s; - het verwerven van competenties op het terrein van het leraarschap; - participeren in overkoepelende schoolactiviteiten. De opleider in de school en de leerkracht van de klas (mentor) waar de student stage loopt buigen zich samen met de student over mogelijke taken die de student kan verrichten. Deze activiteiten kunnen gebaseerd zijn op praktijksuggesties van de opleiding of op leervragen van de student. De meeste activiteiten voor de stage die door de opleiding zijn beschreven hebben een facultatief karakter. Als het verplichte opdrachten betreft, omdat ze onderdeel
12
zijn van de toetsing, dan staat dat in de studiegids beschreven. Van de studenten wordt verwacht dat ze elke stagedag actief zijn met les-, begeleidings- en andere schoolactiviteiten. De rechten en plichten van de student zijn vastgelegd in een stagereglement (zie bijlage 2). Activiteiten in de school voor de ULP-onderzoeksopdrachten Jaar 1 Week
Vak
Onderwerp
39 47
ULP 1 ULP 2
Interview op school Observatie rekenles van mentor
49, 50 of 51 7
ULP 2
Student geeft zelf een rekenles
ULP 4
Gesprek op school over LVS
10
ULP 4
15 of 16
ULP 5
Afspraak voor verzamelen benodigde gegevens uit LVS Interviews leerlingen over wetenschappelijk concept Uitvoeren lessenserie over wetenschappelijk concept
20, 21, 22 ULP 5 en/of 23
Jaar 2 Week
Vak
39 en/of ULP 7 40 45, 46, 47 ULP 7/8 en/of 48 11, 12 en/of 13 14, 15 of 16
Onderwerp Vooronderzoek ten behoeve van lessenserie
ULP 10
Uitvoeren lessenserie (week 46 maandag t/m donderdag = onderzoeksweek; studenten voeren de lessen uit of lopen stage) Uitvoeren taalonderzoek bij leerling
ULP 11
Afname vragenlijst bij groep 6, 7 of 8
4.7 Activiteiten van de student in de stage per blok Jaar 1, semester 1 Vuistregels voor lesgeven Blok 1 (week 1 t/m 8) Je maakt in dit blok kennis met je klas, de mentor en school, en met jezelf. Je leert jouw kwaliteiten voor en in de klas kennen. Je maakt kennis met de vuistregels en competentiematrix van de Universitaire Pabo van Amsterdam. In deze eerste weken onderneem je allerlei activiteiten om te oefenen met het begeleiden van individuele kinderen en kleine groepjes, en het geven van (kleine) lesjes aan de hele groep. Suggesties voor activiteiten en lessen krijg je van je mentor, de academische opleiders in de school, de vakdocenten van de opleiding of je ziet zelf in de praktijk mogelijkheden om aan te pakken. Het spreekt vanzelf dat je overleg pleegt met je mentor en altijd de handen uit de mouwen steekt. Je filmt de activiteiten waar je een aandeel in hebt. Aan het eind van dit blok heb je daardoor een goed beeld gekregen van je beginsituatie als leraar basisonderwijs. We vragen je om in week 7 van blok 1 je eigen inschatting van het competentieniveau in de matrix in beeld te brengen. Je kleurt alleen dat in waar je je een beeld van kunt vormen. Dit wordt besproken tijdens een intervisie bijeenkomst op de opleiding (zie hoofdstuk 4). Blok 2 (week 9 t/m 16)
13
Je kent je beginsituatie uit het vorige blok. Je weet zelf waar je zwakkere punten liggen en die krijgen volop aandacht. Natuurlijk heb je zelf doelen bedacht in zaken waar je al goed in bent en beter in wilt worden. Je hebt ook in beeld waar je nog niet mee hebt geoefend, waar je nog niets vanaf weet. In overleg met je mentor of je opleider in de school plan je hiervoor activiteiten. Deze activiteiten bereid je voor conform de eisen van de opleiders in de school. Je brengt ze in beeld en probeert literatuur aan beelden te koppelen. Neem je in ieder geval voor ieder college, practicum en iedere bron te screenen op de toepassing ervan in de praktijk! Je beschikt over kennis van literatuur voor aardrijkskunde en geschiedenis, bordschrijven en inleiding pedagogiek. Blok 3 (week 17 t/m 20) Je hebt nu een heel archief vol met filmmateriaal. Je hebt jezelf leeropdrachten gegeven, je kent vuistregels en je hebt ze gekregen van de opleiding, je mentor en de opleider in de school. Dit blok gebruik je om de puntjes op de i te zetten met je stageactiviteiten en terug te kijken op je leerproces en de opbrengst ervan. Dit breng je in de competentiematrix en portfolio in beeld. In een groepsgesprek wordt je ontwikkeling en reflectie besproken. De opleider in de school beoordeelt je portfolio. Jaar 1, semester 2 Literatuur bij je handelen Blok 4 (week 21 t/m 28) Je start dit semester in een nieuwe groep. Je zet je in om de leerlingen zo snel mogelijk te leren kennen. Je hebt een aantal voornemens over je ontwikkeling om direct in deze nieuwe situatie toe te passen. Je start direct met het filmen van het onderwijs in de groep. Dit tweede semester breng je twee aspecten van lesgeven in beeld via een film. Het zijn de grootstedelijke dynamiek van de klas en de organisatie van leren. Het gaat erom dat je beide aspecten verkent en dat je er zelf vorm aan geeft. De film heeft dus onderdelen waarbij je laat zien hoe het in jouw klas gaat en onderdelen waarin je jezelf laat zien. Uiteindelijk levert dit een film op van deze nieuwe klas (max. 10 minuten), waaruit blijkt dat je zicht hebt op de grootstedelijke dynamiek van de klas en de organisatie van het leren. Deze film wordt in blok 6 ingeleverd. Ook je andere activiteiten blijf je filmen. Blok 5 (week 29 t/m 36) Dit blok start je met een gesprek met je opleider in school. Je kijkt terug op blok 4 en voert hierover een gesprek met de competentiematrix erbij. Je gaat door met het werken aan de geformuleerde doelen. Op deze manier ontwikkel je je leerkrachtvaardigheden. Daarnaast leg je je activiteiten in de stage vast door verschillende lessen en activiteiten op te nemen op video. Ook verwerf je beeldmateriaal voor de film over de grootstedelijke dynamiek en organisatie van leren. Blok 6 (week 37 t/m 40) Om ULP 6 goed af te sluiten beoordelen de opleider in de school en jij jouw prestaties voor de klas aan de hand van de competentiematrix. Om deze beoordeling te illustreren lever je de in blok 4 en 5 gemaakte film plus overige videofragmenten in. Samen met het uitgewerkte portfolio-format vormt dit je ULP-portfolio (zie hoofdstuk 4). Hiermee maak je duidelijk wat je nu kunt en wat je opvatting over het leraarschap is.
14
Jaar 2, semester 1 Leeractiviteiten Blok 1 (week 1 t/m 8) Je startpunt voor het leren in dit semester is de competentiematrix van eind jaar 1. In dit blok werk je intensief aan je didactische competenties in het projectmatig opgezette blok: Wetenschappen in de school. Dit blok is direct verbonden aan de lespraktijk en alle vakken komen samen in de stage. De ULP-gids onderzoeksvaardigheden biedt alle informatie. Daarnaast maak je filmpjes over specifieke thema’s voor in je portfolio voor ULP 9 (zie hoofdstuk 4). Blok 2 (week 9 t/m 16) Rekenen blijft een belangrijk onderdeel van je vakmanschap. Je gaat aan de slag met meten en meetkunde. Je werkt de opzetten van blok 1 uit en voert die uit in de klas. In dit blok vindt een onderzoeksweek plaats. Deze week staat in het teken van de ULP 7 en 8 (onderzoeksvaardigheden). De onderzoeksweek kan plaatsvinden in de eigen stagegroep, maar eventueel ook op een andere stageschool of klas. Dit is afhankelijk van de uitwerking van de onderzoeksopdracht (ULP 7 en 8). Blok 3 (week 17 t/m 20) In dit blok zijn er twee stageweken opgenomen. Deze stageweken geven je de gelegenheid om het ritme van een klas in een week intensief te beleven. De stagweken vallen onder een aparte module die met een film wordt afgesloten met een film over taal (zie bijlage 16). ULP 9 wordt in dit blok afgerond en beoordeeld (zie hoofdstuk 4). Jaar 2, semester 2 Verschillen in taal en cultuur Blok 4 (week 21 t/m 28) Taal, taalgedrag en diversiteit staat dit hele semester in de schijnwerpers. Het spreekt voor zich dat je je dit blok specialiseert in taallessen en taalstimulerende activiteiten. Daarnaast maak je filmpjes voor in je portfolio van ULP 12 (zie hoofdstuk 4). Blok 5 (week 29 t/m 36) Je bent bijna aan het eind van je tweede stagejaar. Dit blok benut je om de doelen die voort zijn gekomen uit de gesprekken met je opleider te bereiken. De competentiematrix is hiervoor de leidraad. Verder gebruik je theoretische input vanuit de opleiding voor het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten in je stage. Blok 6 (week 37 t/m 40) Om ULP 12 af te ronden beoordelen de opleider in de school en jij opnieuw jouw prestaties voor de klas aan de hand van de competentiematrix. Om deze beoordeling te illustreren lever je videofragmenten in. Samen met het uitgewerkte portfolio-format vormt dit je ULPportfolio (zie hoofdstuk 4). Hiermee geef je aan hoe je jezelf het afgelopen semester hebt ontwikkeld en wat je kwaliteiten zijn. Jaar 3, semester 1 Aanvankelijk leren onder de loep In dit semester ligt de focus op de onderbouw en met name de kleuters. Je krijgt op de opleiding bewegingsonderwijs en dat oefen je met de leerlingen in de praktijk. Het opnemen, analyseren van een les is daarbij een vanzelfsprekende activiteit. Verder wordt in het vakaanbod veel theoretische modellen aangeboden, die je in de praktijk kunt herkennen. En daar adequaat mee omgaan wordt nu jouw competentie. In dit semester vragen we je met je collega-studenten middels intervisietechnieken dit leren te verdiepen en te verbreden. Het is
15
nu de bedoeling dat je niet alleen met je opleider en gebruik makend van theorie op je handelen reflecteert, maar dat je met je medestudenten het proces van feedback ontvangen en geven omzet in opbrengsten op individueel en teamniveau. Jaar 3, semester 2 De wereld rondom onderwijs Dit semester oefen je vooral de competentie samenwerken met collega’s en de omgeving. Je doet dat bij voorkeur in een onderwijsgerelateerde organisatie, zoals de weekendschool, praktijkschool, ouder en kindcentrum. In een reguliere basisschool zou ook kunnen, als je doelen en activiteiten formuleert die daarop betrekking hebben. Natuurlijk lees je achtergrondliteratuur over de organisatie waar je stage loopt en de positionering ervan ten opzichte van het reguliere basisonderwijs. Je sluit deze stage af met een beoordeling door je begeleider aan de hand van de competentiematrix, een verslag over dat gesprek, en een verslag in woord en beeld over je activiteiten en een professioneel product, waarbij je aan de hand van de gelezen literatuur de context van de stage omschrijft. Jaar 4, semester 1 Zelfstandig voor de klas In dit semester start de LIO stage en sta je twee dagen in de week zelfstandig voor de klas. Ook maak je een start met het vormen van je eigen visie en volg je een profilering voor het jonge of het oude kind. Tevens maak je een start met je specialisatie op een vakgebied; rekenen of zaakvakken. Gaandeweg raak je steeds meer vertrouwd met het plannen en organiseren van je eigen groep, je rol binnen de basisschool en de samenwerking met collega’s. De stagemap is niet meer verplicht, je kunt nu een eigen manier kiezen om je werkzaamheden bij te houden en te plannen. Jaar 4, semester 2 De academische leerkracht Dit laatste semester staat in het teken van je persoonlijke ontwikkeling tot academische leerkracht. Bij beroepsvaardigheden krijg je input die je kunt toepassen in je LIO stage. Je draait nu ook een aantal weken zelfstandig de groep. Je kijkt nu ook breder dan alleen naar de klas en doet ervaring op in de schoolorganisatie en in de samenwerking met collega’s. Je laat in een film zien wie jij bent als professional. 4.8 Voorbereiding en verslaglegging Lesgeven is een activiteit die zich goed laat voorbereiden en die heel zichtbaar is. De studenten aan de Universitaire Pabo van Amsterdam wordt gevraagd om al hun activiteiten voor te bereiden en de keuzes die ze maken voor werkvormen en activiteiten vooraf te onderbouwen, te verwijzen naar literatuur en de uitvoering ervan te filmen. Bij de beoordeling van hun lespraktijk wordt gevraagd de gefilmde activiteit en de voorbereiding te evalueren aan de hand van vooraf gestelde doelen. Zie hiervoor de paragraaf beoordeling. 4.9 Stagemap De stagemap is een ordner (of een ander ordelijk systeem) waarin de student alles bijhoudt dat belangrijk is voor zijn ontwikkeling in de stage. LET OP: de stagemap is geen onderdeel van het portfolio en wordt als zodanig niet beoordeeld. Wel moet de stagemap op orde zijn en getoond kunnen worden. Ook moet een lijst met activiteiten worden bijgehouden die correspondeert met de voorbereidingen in de map. De lijst met activiteiten is wel onderdeel van het portfolio (zie portfolio). In ieder geval bevat de stagemap:
16
-
-
-
een algemeen gedeelte; gegevens van de school en klas, eigen gegevens, gegevens van kinderen, afspraken/gewoontes in de klas en persoonlijke aantekeningen; lijst met activiteiten: het schema van werkzaamheden (urenoverzicht) waarop wordt bijgehouden op welke dagen de student aanwezig is geweest op de stageschool en wat de student heeft gedaan; de door de student gemaakte schriftelijke voorbereidingen van didactische activiteiten. Studenten moeten voor het maken van hun activiteiten en lesvoorbereidingen gebruik maken van een lesvoorbereidingsmodel. In overleg met de AOIS wordt bepaald welk voorbereidingsmodel studenten gebruiken. In bijlage 5 is het algemene model van de UPvA te vinden. Dit model is een voorbeeld en hoeft niet verplicht gebruikt te worden door de student; eigen evaluaties, de evaluaties van de stagementor en stagedocenten en beoordelingsformulieren.
4.10 In de opleidingsschool Op de opleidingsschool krijgt de student een klas toegewezen en een leerkracht die lesgeeft in deze klas. Deze leerkracht is opgeleid om studenten te begeleiden wat betreft hun leerkrachtvaardigheden en maakt op deze wijze ook deel uit van de opleidingsschool. Dit is de stagementor. De AOIS en de mentor maken onderling afspraken over de begeleiding van de student in de stage en de bezoekfrequentie van de Academische opleider in de school (AOIS) en de Instituutsopleider (IO) (voor zover van toepassing). Bij problemen is de AOIS of een studieadviseur van de UPvA het eerste aanspreekpunt. Voor meer uitleg over de begeleiding en beoordeling van studenten in de stage zie hoofdstuk 5. 4.11 Aanwezigheid De student is gedurende het hele jaar op dinsdag aanwezig op de opleidingsschool om de leerkrachtvaardigheden te oefenen. In jaar vier op maandag en dinsdag. Bij ziekte meldt hij zich zo vroeg mogelijk, maar in ieder geval voor de lesdag, af bij de stageschool. In geval van langdurige ziekte wordt in overleg met de stagecoördinator een oplossing gezocht om de gemiste dagen in te halen. In andere gevallen wordt de stage in overleg met de mentor en AOIS ingehaald. 4.12 Afspraken in de stage De studenten maken met hun opleidingsschool duidelijke werkafspraken. Die zijn hieronder weergegeven. Daarnaast tekenen ze een contract waarbij ze toezeggen video-opnames uitsluitend te gebruiken voor opleidingsdoelen en informatie over leerlingen correct en anoniem te gebruiken voor onderzoek en opleidingsdoeleinden. Zie bijlage 2. Afspraken voor de student -
Een activiteit is een voorbereide activiteit die je tijdig vooraf mailt aan je mentor. Vrijdagmiddag uiterlijk stuur je de voorbereiding voor de activiteit van dinsdag op. Je vraagt actief feedback aan de mentor over bepaalde punten waar jij in de voorbereiding flink over hebt nagedacht, over dat wat voor jou van belang is te leren, over de vuistregel. Voorbeeld: Wat vind je van de beginsituatie die ik heb opgeschreven?
17
-
-
-
Tijdens de stagedag ben je in de klas actief, tussen de middag en na schooltijd betrokken bij de schoolorganisatie. Maak contact met andere leerkrachten. Sluit je aan bij de mentor. Gebruik je gezond verstand… Je stelt je in de klas hulpvaardig op: maakt afspraken over waar je kunt leren en de leerkracht kunt ondersteunen. Je stelt vragen over de gang van zaken in de klas, over leerlingen en methoden. De antwoorden op de vragen beschouw je als beroepsinformatie en zijn geen onderwerp ter bespreking in een informeel circuit. Je bent correct gekleed. Je maakt zelf contact met leerkrachten, directeur, ouders etc. door je voor te stellen. Tenzij op de opleidingsschool anders wordt afgesproken. Als je vragen over de stage hebt of ergens tegenaan loopt, schroom niet de AOIS hierover aan te spreken. Je geeft je mentor de benodigde formulieren. Over de wijze van afmelding bij ziekte maak je afspraken: via de e-mail of anderszins. Op tijd komen, conform de schoolafspraken. Vraag aan de school welke regels er zijn met betrekking tot allerlei (personeels)zaken.
4.13 ULP-portfolio De student wordt gevraagd om zijn ontwikkeling op systematische wijze in woord en beeld in het ULP-portfolio weer te geven. Periodiek zijn er vastgestelde items die in het ULPportfolio worden opgenomen. Het portfolio wordt dus steeds bijgesteld en aangevuld door de student. Het ULP-portfolio bestaat uit verschillende delen. Een uitgewerkt portfolio wordt opgeslagen op een USB-stick. Het portfolio heeft als doel de ontwikkeling van de student in de ULP te kunnen zien en lezen. De eisen voor de uitwerking van het portfolio voor jaar 1, 2, 3 en 4 staan hieronder weergegeven. Ook de inleverprocedure is beschreven. De beoordelingsformulieren, met daarin ook de minimumeisen, zijn te vinden in bijlage 6. Meer informatie over de beoordelingsprocedure is te vinden in hoofdstuk 5. Na inlevering blijft het portfolio eigendom van de UPvA. NB De stagemap maakt geen onderdeel uit van het portfolio. Zie ook stagemap. 4.14 Inhoud portfolio Het portfolio bevat achtereenvolgens de volgende onderdelen: Competentiematrix Gespreksverslagen Videofragmenten Toelichting videofragmenten Activiteitenlijst Hieronder staan de richtlijnen voor welke inhoud er in de verschillende onderdelen verwacht wordt.
18
Competentiematrix - Aan het begin van de stage wordt de beginsituatie met betrekking tot de competentiematrix vastgelegd. - De competentiematrix wordt in blok 1, 3, 4 en 6 gemarkeerd (instructie is bovenaan de matrix in het portfolio-format te vinden). - Voor het eerste studiejaar worden de competenties 1, 2, 3, 4 en 7 ter beoordeling gemarkeerd (andere competenties mag ook, hoeft niet). - Voor het tweede studiejaar worden de competenties 1, 2, 3, 4, 5 en 7 ter beoordeling gemarkeerd. - Voor het derde en vierde studiejaar worden alle competenties ter beoordeling gemarkeerd, waarbij in jaar drie semester twee het accent op 5 en 6 ligt. - De matrix wordt alleen ingevuld voor die gebieden die als relevant worden ervaren. - De matrix wordt in het eerste gesprek alleen door de student ingevuld. In het tweede gesprek ook door de opleider. Gespreksverslagen met de academische opleider over de competentiematrix - Het verslag verwijst naar de ingevulde competentiematrix. - Het verslag bevat een korte samenvatting van de inhoud van het gesprek (zie punten hieronder). - De volgende punten worden besproken: waar vond groei plaats, wat stimuleerde de groei, welke gebieden behoeven meer aandacht, welke hulp moet er komen van/voor de student/mentor, welke aandachtspunten heeft de student voor de komende periode, welke opdracht(en) heeft de opleider voor de student. - Het verslag bevat een conclusie. - Het verslag is kort en bondig, bevat inhoudelijke leerpunten. Maximaal één A4. - Het verslag is geaccordeerd en eventueel aangevuld door de opleider waarmee je het gesprek hebt gevoerd. Videofragmenten - Het fragment is maximaal 3 minuten lang. - De inhoud van de fragmenten sluiten aan bij de inhoudelijke eisen zoals vermeld op het beoordelingsformulier. - Bij het inleveren: De videofragmenten dienen in de documentnaam de studentnaam, het semester, het blok, het fragmentnummer en de datum te bevatten. Gescheiden door een laag streepje. Een documentnaam zou er dan als volgt uit kunnen zien: K.Jansen_sem1_blok2_frag1_01092011.avi Toelichting videofragmenten - De toelichting gaat over de videobeelden. - In de toelichting wordt verwezen naar de betreffende (deel)competentie. - Er wordt uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. - Er is sprake van reflectie door de student, zoals bedoeld door Korthagen. - Er wordt altijd minimaal één maal per fragment naar passende literatuur verwezen. - De opleiding biedt literatuur, andere literatuur mag ook worden gebruikt. - Het is een meerwaarde als er naar andere stage-activiteiten wordt verwezen. Activiteitenlijst Voor deze lijst wordt gebruik gemaakt van het format zoals vermeld in de bijlage 9. - Er staan ten minste 15 activiteiten vermeld.
19
-
De activiteiten zijn voorbereid en van reflectie voorzien door middel van een lesvoorbereidingsformulier. De activiteiten zijn gevarieerd: verspreid over de verschillende vakken en met diverse werkvormen: de hele groep, in een kleine groep, individuele begeleiding etc. De activiteiten zijn van een datum voorzien. De activiteiten corresponderen met de stagemap. Uit de voorbereide activiteiten worden de vuistregels verzameld en expliciet opgesomd. De activiteiten worden geaccordeerd door de stagementor en opleider in school.
4.15 Inleveren Je levert in: De videofragmenten. Het uitgewerkte portfolio. Het beoordelingsformulier waar je zelf al hebt ingevuld: gegevens en minimumeisen. Inleveren gebeurt op een USB-stick. Op blackboard staat een zip-bestand dat wordt gedownload en gevuld. Inlevermomenten: - Eind van semester 1 en 2: o Eén week voor het gesprek met je opleider inleveren bij de opleider in de school. Het gesprek wordt gepland in overleg met je opleider. o Na dit gesprek inleveren bij de UPvA (zie inleverprocedure). - Zie voor precieze data het jaarrooster. 4.16 Schematische weergave portfolio activiteiten Jaar 1 Semester
Blok 1
1
2
3
Begeleiding Student kleurt de beginsituatieschets in de competentiematrix in. Intervisiebijeenkomste n op de opleiding. Direct aan het begin van blok 2 vindt het eerste gesprek met de opleider plaats. Student maakt een verslag van dit gesprek. Intervisiebijeenkomste n op de opleiding. Intervisiebijeenkomste n op de opleiding.
Videofragmenten De student maakt drie videofragmenten van ongeveer drie minuten. Van (deel) aspecten van de vijf competenties, naar keuze. Over ten minste drie activiteiten die zijn voorbereid. Student schrijft hier een toelichting bij. In totaal zijn er dus drie verschillende fragmenten (1,2,3).
Beoordeling portfolio
In week 4 of 5 is er een groepsbijeenkomst met de Academische Opleider In
20
School over de stage. Hierin wordt gebruikt gemaakt van de filmfragmenten. De bijeenkomst is tevens bedoeld als leer- en reflectiemoment. Het portfolio wordt nagekeken. De student dient ook deel te hebben genomen aan de intervisie-bijeenkomsten op de opleiding. 4
2
5
6
Jaar 2 Semester
Blok 1
1
2
Student kleurt de competentiematrix in. Direct aan het begin van blok 5 vindt het eerste gesprek met de opleider plaats. Student maakt een verslag van dit gesprek. Eind blok 6 vindt het tweede gesprek met de opleider plaats. Hierin wordt de matrix onderstreept en de activiteitenlijst getekend. Student maakt een verslag van dit gesprek.
De student maakt drie videofragmenten van ongeveer drie minuten. Van (deel) aspecten van de vijf competenties, naar keuze. Over ten minste drie activiteiten die zijn voorbereid. Student schrijft hier een toelichting bij. In totaal zijn er dus drie verschillende fragmenten (4,5,6).
Begeleiding Student neemt zelf de competentiematrix van eind jaar 1 erbij. Dat is het startpunt voor leren. Halverwege blok 2 vindt het eerste gesprek met de opleider plaats. De student vult de matrix in en maakt een verslag van dit gesprek.
Videofragmenten De student maakt videofragmenten van ongeveer drie minuten. Een binnen een specifiek thema. En twee over een competentie naar eigen keuze. Student schrijft hier een toelichting bij. Student verwijst per fragment naar literatuur. Fragment 1: onderzoekend en ontwerpend leren
De Opleider In School voert een beoordelingsgesprek met de student.
Film over organisatie van leren en diversiteit.
Beoordeling portfolio
21
Eind blok 3 vindt het Fragment 2: eigen keuze De Opleider In School voert tweede gesprek met de Fragment 3: eigen keuze een beoordelingsgesprek met opleider plaats. Hierin de student. wordt de matrix 3 onderstreept en de activiteitenlijst getekend. Van de 15 activiteiten gaan er minstens drie over taal en drie over rekenen, en een over het uitgevoerde dagdeel. De student maakt een verslag van dit gesprek.* 4 Student kleurt de De student maakt competentiematrix in. videofragmenten van ongeveer drie minuten. Direct aan het begin Een binnen een specifiek van blok 5 vindt het thema. En twee over een 5 eerste gesprek met de competentie naar eigen opleider plaats. 2 keuze. Student schrijft Student maakt een hier een toelichting bij. verslag van dit Student verwijst per gesprek. fragment naar literatuur. De Opleider In School voert Eind blok 6 vindt het tweede gesprek met de Fragment 4: diversiteit een beoordelingsgesprek met Fragment 5: eigen keuze opleider plaats. Hierin de student. Fragment 6: eigen keuze 6 wordt de matrix onderstreept en de activiteitenlijst getekend. Student maakt een verslag van dit gesprek. *In januari loopt de student 3 stageweken. Deze zijn onderdeel van een aparte module en worden apart beoordeeld. De afspraken en regels met de stageschool zijn wel hetzelfde. Jaar 3 Semester
Blok 1
1 2
Begeleiding Student neemt zelf de competentiematrix van eind jaar 2 erbij. Dat is het startpunt voor leren. Intervisiebijeenkomst met de AIOS. Halverwege blok 2 vindt het eerste gesprek met de opleider plaats. De
Videofragmenten De student maakt videofragmenten van ongeveer drie minuten. Een binnen een specifiek thema. En twee over een competentie naar eigen keuze. Student schrijft hier een toelichting bij. Student verwijst per fragment naar literatuur. Fragment 1: cognitief
Beoordeling portfolio
22
3
4
2
student vult de matrix in en maakt een verslag van dit gesprek. Intervisiebijeenkomst met de AIOS. Eind blok 3 vindt het tweede gesprek met de opleider plaats. Hierin wordt de matrix onderstreept en de activiteitenlijst getekend. Van de 15 activiteiten gaan er minstens drie over taal en drie over rekenen, en één over de uitgevoerde dag. De student maakt een verslag van dit gesprek. De student doet aan peerfeedback (zie bijlage 17). Student zoekt zelfstandig een plaats om de keuzestage te doen. Student stelt stagedoelen op en legt deze ter goedkeuring voor aan de stage coördinator van de opleiding.
leerprobleem Fragment 2: eigen keuze Fragment 3: eigen keuze
De Opleider In School voert een beoordelingsgesprek met de student. De student dient ook deel te hebben genomen aan de intervisie bijeenkomsten met de AIOS. De student doet mee aan peer feedback. De student levert hiervan een verslag in van maximaal 1 A4 (zie bijlage 17)
5
6
Jaar 4 Semester
Blok 1
Aan het einde van de stage vindt een gesprek met de stageverlener plaats. Hierin wordt de matrix onderstreept en de activiteitenlijst getekend. Student maakt een verslag van dit gesprek.
Begeleiding Student zorgt er voor dat het Lio contract
De student levert een professioneel product in bij de stagecoördinator van de opleiding. Zie bijlage 10 voor opdrachtbeschrijving.
Videofragmenten
Beoordeling portfolio De student levert een professioneel product in bij
23
1
2
3
4
2
door de schooldirecteur wordt ondertekend. Student stelt een leerwerkplan* op. Contract en leerwerkplan worden door de student ingeleverd bij de onderwijsbalie UPvA (uiterlijk 3 weken na start stage) Het eerste gesprek met de opleider vindt plaats. Aan het begin van blok 2 voert de student een functioneringsgesprek met de schooldirecteur. Halverwege blok 2 vindt het tweede gesprek met de opleider plaats. De activiteitenlijst wordt getekend. De student vult de matrix in en maakt een verslag van dit gesprek.
Verdere begeleiding is afhankelijk van het leerwerkplan van de student en dus wisselend per opleidingsschool en student. Verdere begeleiding is afhankelijk van het leerwerkplan van de student en dus wisselend per opleidingsschool en student.
de stagecoördinator van de opleiding met het thema ‘groepsplan’. Zie bijlage 12 voor opdrachtbeschrijving. De opleider in school beoordeelt de leerkrachtvaardigheden (beoordelingsformulier).
De student maakt drie videofragmenten waar hij zelf zichtbaar op is als leerkracht. Student schrijft hier een toelichting bij. Student verwijst per fragment naar literatuur. Fragment 1: Mediawijsheid Fragment 2: Pedagogisch klimaat Fragment 3: Les rekenen of zaakvakken (afhankelijk van keuze specialisatie)
De student levert een professioneel product in bij de stagecoördinator van de opleiding met het thema ‘handelingsplan’. Zie bijlage 13 voor opdrachtbeschrijving. De opleider in school beoordeelt de leerkrachtvaardigheden en filmfragmenten (beoordelingsformulier).
De Opleider In School voert een beoordelingsgesprek met de student.
De student maakt drie videofragmenten waar hij zelf zichtbaar op is als leerkracht. Student schrijft hier een toelichting bij. Student verwijst per fragment naar literatuur. Fragment 1: Schoolorganisatie Fragment 2: differentiëren: taal
De student levert een professioneel product in bij de stagecoördinator van de opleiding met het thema ‘ouderbetrokkenheid’. Zie bijlage 14 voor opdrachtbeschrijving. De opleider in school beoordeelt de leerkrachtvaardigheden en filmfragmenten (beoordelingsformulier).
24
Fragment 3: Les rekenen of zaakvakken (afhankelijk van keuze specialisatie)
5
6
Aan het begin van blok 5 voert de student een functioneringsgesprek met de schooldirecteur. Halverwege blok 5 vindt het derde gesprek met de opleider plaats. De activiteitenlijst wordt getekend. De student vult de matrix in en maakt een verslag van dit gesprek. Verdere begeleiding is afhankelijk van het leerwerkplan van de student en dus wisselend per opleidingsschool en student.
De Opleider In School voert een beoordelingsgesprek met de student.
De student maakt drie videofragmenten waar hij zelf zichtbaar op is als leerkracht. Student schrijft hier een toelichting bij. Student verwijst per fragment naar literatuur. Fragment 1: kennis delen in de school Fragment 2: didactisch
De student levert een professioneel product in bij de stagecoördinator van de opleiding met het thema ‘opbrengstgericht werken’. Zie bijlage 15 voor opdrachtbeschrijving. De opleider in school beoordeelt de leerkrachtvaardigheden en filmfragmenten
25
maatwerk Fragment 3: Les rekenen of zaakvakken (afhankelijk van keuze specialisatie)
(beoordelingsformulier).
* Het leerwerkplan is maximaal 2 A4 van omvang en bevat de volgende onderdelen: a) waar wil de student specifiek aan gaan werken, b) hoe wil hij dit aan gaan pakken en c) welke begeleiding heeft hij daarbij nodig.
26
5. Begeleiding en beoordeling van studenten 5.1 Stagementor De mentor geeft werkplekbegeleiding in de vorm van voorbeeldlessen/activiteiten, adviezen, tips en suggesties. Ook is de mentor gesprekspartner voor het gesprek over vuistregels. De mentor op de school is verantwoordelijk voor de begeleiding van de student op de stageplek. De mentor heeft voortdurend overleg met de opleider in de school over de voortgang van de student. De mentor geeft de student feedback en evaluaties over activiteiten, vaak mondeling, maar soms schriftelijk. De mentor kent het beoordelingsformulier (de competentiematrix) en is gesprekspartner voor de student in de planning van activiteiten om de competenties te ontwikkelen. De opleider in de school is hierbij soms aanwezig. De opleider in de school is degene die de uiteindelijke beoordelingen doet. 5.2 (Academische ) Opleider in school De opleider in de school bezoekt de student in ieder geval twee keer per semester tijdens een les. In het evaluatiegesprek na het lesbezoek brengt de opleider bij de student een proces op gang van terugkijken, analyseren en leervragen formuleren. Hij helpt de student zijn eigen leervragen te formuleren om van daaruit zijn leerweg te bepalen. Samen met de student stelt hij leerpunten op. De opleider in de school vult de competentiematrix in en bespreekt die met de mentor en met de student. Soms is de Opleider in school ook de Academische Opleider, maar dit kunnen ook twee verschillende personen zijn. De Academische Opleider is de opleider die nauw met de opleiding verbonden is. De Academische Opleider is op donderdag ook bij de ULP bijeenkomsten aanwezig voor begeleiding het leerkrachtvaardighedendeel. En is op deze manier de partner van de instituutsopleider die het onderzoeksvaardighedendeel begeleidt. 5.3 Instituutsopleider De instituutsopleider is de begeleider en beoordelaar van de onderzoeksvaardigheden. Zoals de Academische Opleider dat voor de leerkrachtvaardigheden is. De instituutsopleider begeleidt op donderdag de ULP-groep en beoordeelt de onderzoeksvaardigheden van de student. 5.4 Beoordeling portfolio De eindbeoordeling van het portfolio aan het eind van elk semester vindt plaats door twee beoordelaars. De opleider in de school is de eerste beoordelaar van het examenonderdeel leerkrachtvaardigheden (ULP 3, ULP 6, ULP 9 en ULP 12). Om de leerkrachtvaardigheden goed te kunnen beoordelen zal de opleider in de school informatie aan de mentor vragen. De tweede beoordeling gebeurt door een aparte beoordelingscommissie. Deze commissie maakt een beoordeling op grond van de inhoud van het portfolio, zoals hierboven beschreven. De commissie is samengesteld uit docenten van de HvA en UvA, verbonden aan de UPvA. De beide beoordelaars moeten het eens zijn over het oordeel. Indien de beoordelaars het niet eens zijn, wordt het portfolio voorgelegd aan de examencommissie van de UPvA. Die spreekt het eindoordeel uit.
27
De student heeft recht op een mondelinge en/of schriftelijke toelichting op de beoordeling van de opleider. Bij een onvoldoende beoordeling wordt door de opleider, in overleg met de student (en eventueel de mentor), een stageverlengingscontract opgesteld. De stagecoördinator heeft de verantwoordelijkheid voor het organiseren en verzamelen van de beoordelingen. Resultaten worden doorgegeven aan de stagecoördinator. Ook een negatieve beoordeling moet worden doorgegeven en geregistreerd. 5.5 Bindend studieadvies propedeuse Gedurende het eerste studiejaar leren de studenten zowel op het theoretische vlak als in de stage hun mogelijkheden kennen. Door student, mentor, docenten, opleider in de school en instituutsopleider kan gesignaleerd worden wanneer een student niet naar behoren functioneert. Dat kan een formele waarschuwing in januari en in april ten gevolge hebben, waarbij extra begeleiding wordt aangeboden. De propedeuse is wettelijk bedoeld als een oriënterend, selecterend en verwijzend jaar. Aan het einde van de propedeuse spreekt de examencommissie van de opleiding een oordeel uit. De studieadviseur van de UPvA verzamelt relevante gegevens (onder andere de vorderingen in de stage en de bevindingen van andere docenten). Deze gegevens zijn de basis voor besluiten van de examencommissie en begeleiding door studieadviseurs. Op basis hiervan kan worden besloten de student een bepaald begeleidingstraject aan te bieden of bij achterblijvende resultaten een bindend afwijzend studieadvies te geven. De student mag zich dan niet meer voor de opleiding inschrijven. Naast de stage speelt ook een aantal theoretische onderdelen van het programma een rol bij een bindend negatief studieadvies. De criteria voor een positief oordeel over het functioneren in de stage zijn: 1. De student heeft de stagetijd voor de betreffende periode volbracht (kwantitatief). 2. De beoordeling voor de betreffende stageperiode door de stagementor is voldoende (kwalitatief) dat wil zeggen: a. De student heeft voldaan aan de stagedoelen. b. De student heeft voldaan aan alle eisen. c. Het oordeel van de stagementor is voldoende. d. De beoordeling voor de betreffende stageperiode door de opleider in de school is voldoende. Bij twijfel over het oordeel neemt de examencommissie de beslissing. De opleider in de school geeft het behaalde resultaat door aan de stagecoördinator. 5.6 Procedure bij een onvoldoende beoordeling In het geval van een onvoldoende beoordeling van een stageperiode kan een student dit onderdeel herkansen. De opleider in de school neemt het besluit over de wijze van herkansing en legt dit schriftelijk vast in het contract voor stageverlenging. Er zijn drie opties mogelijk: - De opleider in de school besluit dat de student in de gelegenheid wordt gesteld om in het aansluitende semester aan te tonen dusdanig ‘gegroeid’ te zijn dat de onvoldoende beoordeling alsnog in een voldoende beoordeling wordt omgezet (de
28
-
-
student ontvangt de stagepunten aan het eind van het aansluitende semester, indien voldoende (tussen)beoordeling). De opleider in de school besluit tot het toekennen van extra stagedagen. Een stageverlengingscontract houdt in dat een student minimaal 10 dagen extra stage loopt en in de tijd omschreven leerpunten verbetert. Hij krijgt daarvoor extra begeleiding van de stagementor op zijn leerpunten. Aan het eind van de extra stagedagen wordt de student op zijn leerpunten beoordeeld door de mentor en de opleider in de school. Het stageverlengingscontract wordt ondertekend door de stagecoördinator, de student, de opleider in de school. Het contract en de eindbeoordeling komen in het stagedossier van de student. De extra stagedagen worden in principe bij dezelfde mentor gelopen. Als dit niet mogelijk of wenselijk is, zoekt de opleider in de school (eventueel in overleg met de stagecoördinator van de UPvA) een nieuwe stageplaats. Wanneer de verlengde stageperiode kwantitatief en kwalitatief met een voldoende wordt beoordeeld, verkrijgt de student de daarbij behorende studiepunten. De opleider in de school besluit dat de student de volledige stage dient over te doen. Dit zal meestal op een andere stageschool zijn en in de meeste gevallen tot studievertraging leiden. Hiervoor wordt een stagecontract opgesteld met omschreven stagedoelen. Het stageverlengingscontract wordt ondertekend door de stagecoördinator, de student, de stagedocent. Aan het eind van het semester wordt de student op zijn leerpunten beoordeeld door de mentor en de instituutsopleider. Het contract en de eindbeoordeling komen in het stagedossier van de student.
5.7 Beroepsprocedure Indien de student niet akkoord is met de eindbeoordeling van de opleider in de school, tracht hij - samen met de mentor en de opleider - tot overeenstemming te komen. In voorkomende gevallen kan ook de stagecoördinator worden geraadpleegd. Bij blijvend verschil van mening geldt de beroepsprocedure van de HvA. 5.8 Het stagedossier Van elke student wordt bij de onderwijsbalie van de UPvA (deels digitaal) een stagedossier bijgehouden. In dit dossier worden de volgende formulieren opgenomen: - Gegevens stageschool en betrokkenen. - de stagebeoordelingsformulieren; - de herkansingscontracten (indien van toepassing); - eventuele aanvullende correspondentie betreffende de stage. De stagedossiers zijn alleen toegankelijk voor medewerkers van de UPvA voor zover dit voor de uitoefening van hun functie noodzakelijk is. De medewerkers van de UPvA zijn gehouden de gegevens uit de stagedossiers niet anders te gebruiken dan nodig voor het uitoefenen van hun functie. Het is de medewerkers van de UPvA niet toegestaan om gegevens uit de stagedossiers aan onbevoegden mede te delen. De beheerder van de stagedossiers draagt er zorg voor dat onbevoegden niet de gelegenheid krijgen van de inhoud van de dossiers kennis te nemen. De student heeft recht op inzage in zijn eigen dossier en mag hieruit kopieën maken.
29
5.9 Hoe telt ULP mee Iedere ULP-module levert bij voldoende beoordeling studiepunten op, te weten Semester 1 Semester 2 Jaar 1 ULP 3 3 EC ULP 6 3 EC Jaar 2 ULP 9 3 EC ULP 12 3 EC Jaar 3 ULP 15 3 EC ULP 18 3 EC Jaar 4 ULP 19 4 EC ULP 22 5 EC Jaar 4 ULP 20 5 EC ULP 23 2 EC ULP 24 3 EC Jaar 4 ULP 21 2 EC Een semester bestaat uit 3 blokken, twee van 8 weken en één van 4 weken. Het blok van vier weken wordt gebruikt om activiteiten van zowel leerkrachtvaardigheden als onderzoeksvaardigheden af te ronden en eventueel gemiste stagedagen in te halen.
30
Bijlage 1 Competentiematrix Gemarkeerde zinsdelen zijn de (deel)competenties waarop eerstejaars studenten zich moeten ontwikkelen en waarop ze worden beoordeeld. De competentiematrix moet werken als gespreksinstrument. Als de beoordeling meer meetbaar en kwantitatief wordt gemaakt (bijv. 50% moet zijn gemarkeerd), haal je je een hoop werk op de hals en het instrument wordt er per definitie niet betrouwbaarder van. Als opleiding communiceren we dit ook naar studenten; ‘door het gesprek over de matrix krijgt je opleider in school meer zicht op wat jij doet en vindt wat je doet, en zelf krijg meer zicht op wat de opleider van je verwacht’.
Competentiematrix Pabo HvA en UPvA
Dit is de competentiematrix van de HvA-UPvA. Het uitgangspunt van deze matrix vormen de SBL-competenties, zoals uitgewerkt in de Amsterdamse beroepsstandaarden voor het primaire onderwijs, die hier integraal is overgenomen, waar de opleiding dat relevant achtte. Ook is gebruik gemaakt van de competentiemeter van Pabo HvA en heeft een aanscherping plaatsgevonden op basis van profilering van de opleiding op het gebied van ‘Urban Education’. In de competentiematrix zijn drie niveaus aan gegeven:
1. Beginnend (jaar 1 deels ook in jaar 2), 2. In ontwikkeling (realisatie in jaar 2 en 3 en eis voor lio-bekwaam). 3. Startbekwaam (afgestudeerden van HvA en UPvA moeten aan deze eisen voldoen)
Daarnaast zijn bij wijze van ontwikkelingsperspectief de twee daarop volgende niveaus opgenomen: 4. Vakbekwaam 5. Excellent
INTER PERSOONLIJK COMPETENT Algemene communicatie 1
Beginnend
In Startbekwaam ontwikkeling
Komt gemaakte afspraken meestal na en communiceert over niet nagekomen afspraken.
Komt gemaakte afspraken altijd na.
Stelt soms een vraag.
Reageert op inhoudsniveau.
Communiceert voornamelijk vanuit eigen perspectief. Heeft zicht op eigen en andermans emoties.
Communiceert verbaal en non-verbaal met leerlingen door zich ook in de leerling te verplaatsen. Stelt af en toe vragen.
Houdt zich in en weert agressie af.
Signaleert vormen van ineffectieve communicatie bij zichzelf en anderen 1
Denkt vooruit, plant zelf afspraken in en helpt de ander herinneren aan de afspraak.
Communiceert met leerlingen op een wijze die past bij hun achtergrond en ontwikkeling. Is zich bewust van de verschillende niveaus in communicatie (inhouds-, betrekkings-, bestaansniveau) en kan op deze niveaus effectief communiceren. Stelt de juiste vragen op het juiste moment.
Vakbekwaam
Geeft en wekt vertrouwen.
Signaleert tijdig gespannen situaties in de groep of tussen leerlingen en reageert hier adequaat op.
Excellent
Communiceert effectief, efficiënt en met empathie op elk niveau.
Stimuleert het oplossend vermogen van de leerlingen.
Kan goed vragen stellen en de ander stimuleren om ook vragen te stellen.
Sluit in de contacten met ouders en kinderen op effectieve wijze aan bij cultureel bepaalde communicatiepatronen.
Voorkomt door tijdig ingrijpen een gespannen situatie in de groep of tussen leerlingen.
Heeft gezag en geniet vertrouwen; buigt agressie om en verbetert zo de relatie.
Reageert adequaat als een
Indeling in aspecten op basis van huidige competentiematrix UPvA en ILO
31
leerling onheus wordt bejegend door medeleerlingen. Communicatie met leerlingen, ouders
Toont belangstelling voor wat leerlingen bezighoudt. Signaleert lastig gedrag van leerlingen en ouders.
Is in staat eenvoudige leerstof uit te leggen. Handelt vanuit eigen perspectief.
Probeert inschatting te maken van achtergrond.
Heeft zicht op enkele aspecten van dat wat leerlingen, ouders bezig houdt. Gaat lastige situaties met leerlingen, ouders en situaties wel aan, maar heeft daarbij hulp van anderen nodig. Begeleidt en stimuleert.
Kan benoemen welke theoretische modellen ten grondslag liggen aan zijn interventies.
Kent de achtergrond, of achterhaalt de achtergrond van leerlingen.
Heeft zicht op wat leerlingen, ouders bezighoudt en weet dat af en toe te benutten. Houdt zich staande bij lastige leerlingen, ouders en situaties.
Bespreekt met ( groep) leerlingen hun ideeën over de waarde die onderwijs heeft voor hun toekomst Stimuleert, bemiddelt, confronteert en handelt adequaat.
Maakt steeds verbintenis tussen persoon en belang.
Benadert leerlingen met respect voor hun achtergrond en eigenheid. Communicatie gericht op relatie
Toont belangstelling voor leerlingen en ouders.
Is bereid zich in de leefwereld en achtergrond van leerlingen te verdiepen.
Maakt incidenteel informeel contact met leerlingen, ouders.
Maakt doelgericht contact met alle leerlingen, ouders. Bevordert samenwerking tussen leerlingen.
Kent de brede culturele en religieuze achtergrond van leerlingen en hun ouders.
Initieert gesprek over normen en waarden op individueel niveau en in groepsverband Expliciteert dat leerkracht invloed heeft op de mening, het oordeel en het standpunt van leerlingen. Bespreekt relatie rolmodel en ontwikkeling met leerlingen. Maakt wederzijdse relatie tot gespreksonderwerp.
Bevordert samenwerking tussen leerlingen door het geven van groepsopdrachten waarin iedereen een taak heeft.
Feedback Geven
Geeft feedback op gedrag, gericht op actuele situatie.
Geeft feedback op leergedrag gericht op actuele situatie. Geeft feedback op resultaten.
Communicatie met groepen
Kan de groep aanspreken.
Ziet wat er in de groep gebeurt en maakt keuzes in de wijze van reageren. Kan groepjes aanspreken en aansturen.
Kan de opbouw van de groep beschrijven.
Geeft feedback gericht op ontwikkeling.
Geeft feedback op metacognitief niveau en stimuleert nadenken over leren.
Kan de groep aanspreken en aansturen.
Kan kenmerken noemen van taakgedrag en sociaal gedrag van afzonderlijke groepsleden. Herkent ontwikkelingen in de groep en in de subgroepen.
Hanteert leefregels in de groep ter bevordering van de omgang met verschillende achtergronden.
Heeft goed zicht op wat leerlingen, ouders bezighoudt en weet geregeld moeilijke leerlingen, ouders voor zich winnen.
Verbetert door eigen handelen lastige situaties en de relatie met lastige leerlingen, ouders. Bespreekt met ouders de waarde van onderwijs voor de toekomst van hun kind(eren). Leidt, begeleidt, stimuleert, bemiddelt en confronteert op een vanzelfsprekende en geaccepteerde manier
Maakt communicatieprocessen en patronen met kinderen, ouders en collega’s bespreekbaar.
Maakt verschillen in communicatiepatronen met kinderen, ouders en collega’s bespreekbaar.
Bespreekt in het team communicatievormen en – stijlen en werkwijzen die aansluiten bij verschillende achtergronden van leerlingen en/of die de samenwerking bevorderen.
De motivatie en attributie van de leerling is uitgangspunt voor feedback en sturen op leren.
Stimuleert leerlingen om binnen gestelde kaders een opdracht uit te voeren.
Beschrijft en analyseert systematisch groepsproces. Stuurt en begeleidt groepsproces.
Bespreekt met leerlingen hun toekomstperspectief en ambitie.
Zet dialoog ingang over de normen van de school met betrekking tot niveau, omgangsprotocol, verwachtingen ten aanzien van leerlingen.
Bespreekt doelen in communicatie met kinderen, ouders en collega’s.
Formuleert feedback vanuit ontwikkeling en langere termijn. Kan respectvol confronteren.
Observeert systematisch groepsproces bij leerlingen.
Biedt collega’s hulp om lastige groepssituaties op te lossen
Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen en bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog.
Geeft feedback op resultaten en maakt analyse van tendensen op langere termijn. Koppelt dit terug.
Stimuleert het zelfvertrouwen van leerlingen door waardering te tonen voor hun inspanningen.
Coacht anderen bij lastige leerlingen, ouders en situaties
Checkt altijd of de leerling op taalniveau, betrekkingsniveau en appel de boodschap begrijpen.
Observeert systematisch groepsproces bij collega’s.
Bespreekt met leerlingen hun toekomstige leerroutes gerelateerd aan hun ambitie en mobiliteitsbeelden.
Maakt de gewenste omgangsvormen in de groep bespreekbaar en stuurt daarop. Bespreekt met leerlingen hun percepties van sociale segregatie en mobiliteit.
Kan feedback geven, concreet en specifiek, over deelaspecten, gericht op ontwikkeling en lange termijn, aan leerlingen en collega’s.
Expliciteert visie op richting waarin groepsproces zou moeten groeien, op basis van observatie en analyse.
Verzamelt informatie over verschillende achtergronden en de daarin geldende omgangsvormen en beschrijft op basis hiervan de omgangsvormen binnen de groep/school.
Bespreekt met kinderen de positie van de leerlingen in de klassen- / schoolorganisatie.
32
Schriftelijke communicatie
Mondelinge communicatie
Communiceert schriftelijk op B2-niveau.
Toont aan zich bewust te zijn van taalfouten en grammaticale fouten.
Afstemming van taalniveau op de ontvanger is wisselend.
Maakt zelden taal- en spelfouten in geschreven teksten.
Schrijft foutloos Nederlands.
Maakt zelden taalfouten en grammaticale fouten.
Spreekt foutloos Nederlands.
Stemt schriftelijk taalgebruik af op de doelgroep.
Stemt taalgebruik meestal goed af op de ontvanger.
Schrijft brieven, verslagen, rapporten en handelingsplannen volgens de normen die daaraan gesteld worden binnen het primair onderwijs. Stemt taalniveau af op ontvanger en op de situatie. Toont respect voor het standpunt van leerlingen, ouders en collega’s, geeft duidelijk aan als hij het oneens is met het standpunt.
Gebruikt verschillende taalstrategieën om de ander te begrijpen en om te communiceren.
33
PEDAGOGISCH COMPETENT Zicht op leerlingen
Beginnend Heeft oog voor “de groep”.
Heeft oog voor individuele leerlingen.
Bevorderen van competentie
Vraagt hulp aan de mentor om de beginsituatie van de groep leerlingen in te schatten. Geeft leertaken die passen bij de beginsituatie. Activeert voorkennis.
In Startbekwaam ontwikkeling Heeft binnen de groep oog voor individuele leerlingen.
Benadert leerlingen als individuen, onderkent de verschillende achtergronden van leerlingen in de groep en speelt hierop in.
Creëren van een rijke leeromgeving
Stelt kinderen vragen over zichzelf. Daagt leerlingen uit zelf vragen te stellen.
Kan beperkingen en mogelijkheden benoemen van de leefwereld van de leerlingen in relatie tot de leerstof.
Benadert de groep als een geheel, waarbij iedere leerling waardering krijgt voor zijn/haar eigenheid.
Signaleert bij leerlingen stagnaties in hun ontwikkeling en onderneemt tijdig en adequaat actie.
Zoekt zelf naar oorzaken van afwijkend gedrag.
Herleidt afwijkend gedrag soms tot ontwikkelingsproblemen.
Houdt aantoonbaar rekening met de beginsituatie van individuele leerlingen.
Geeft passende leertaken aan individuele leerlingen.
Leeft leergedrag voor.
Geeft aan welk leergedrag wenselijk is.
Stelt samen met leerlingen uitdagende leerdoelen op en maakt leerlingen medeverantwoordelijk voor het behalen van hun leerdoelen
Hanteert verschillende strategieën om beginsituatie in te schatten. Geeft uitdagende leertaken.
Activeert voorkennis en maakt dit voor de leerlingen inzichtelijk.
Biedt keuzemogelijkheden in leertaken.
Consulteert collega’s bij twijfels over het ontwikkelingspatroon van leerlingen.
Weet wanneer afwijkend gedrag voortkomt uit ontwikkelingsproblemen. Consulteert externe instanties daarover en onderneemt passende actie.
Houdt rekening met verschillen in ontwikkelingstempo van leerlingen.
Formuleert passende leerdoelen.
Bevorderen van autonomie
Verdiept zich in iedere leerling en biedt een aanbod dat aansluit bij de leerstijl en ontwikkeling van de leerling.
Vakbekwaam
Geeft duidelijk aan waar, hoe en wanneer vragen gesteld kunnen worden. Stelt voor alle leerlingen in de groep uitdagende leerdoelen vast en handelt daarnaar Achterhaalt of deze leerdoelen zijn gehaald.
Betrekt in analyses van de ontwikkeling van leerlingen informatie uit meerdere bronnen en van andere deskundigen en betrokkenen (waaronder ouders/verzorgers).
Laat de leerlingen de leeropbrengsten en hun gevoelens daarover benoemen.
Spreekt hoge verwachtingen uit naar leerlingen, daagt hen uit dit waar te maken en complimenteert hen.
Biedt keuzemogelijkheden in leerroutes.
Biedt keuzes in samenwerkingsvorm, volgorde, hoeveelheid van taken, aard van de taken.
Organiseert momenten waarop leerlingen zelf de leerdoelen en vormgeving van leertaken bepalen en uitvoeren. Begeleidt dat proces.
Biedt een rijke taalleeromgeving aan in beeld, woord en tekst.
Leert de leerlingen zorg te dragen voor de leeromgeving, afgestemd op de actualiteit van de groep.
Gebruikt meerde strategieën om kinderen met verschillende achtergronden te betrekken bij het leren. Stelt leerlingen vragen naar hun achtergrond en leefwereld.
Zorgt voor een leeromgeving die leerlingen bewust maakt van de ander. Stimuleert de belangstelling van leerlingen voor andere culturen, gebruiken, overtuigingen en talen.
Laat leerlingen zelf oplossingsrichtingen, stappenplannen bedenken.
Biedt een rekenrijke omgeving aan in woord, beeld en tekst. Daagt uit tot leren waarbij gebruik wordt gemaakt van meervoudige intelligenties.
Herkent in school trends bij ontwikkeling en leren van leerlingen. Presenteert trends aan collega’s. Bespreekt met collega’s tips en mogelijkheden om ontwikkelachterstanden bij leerlingen vroegtijdig te signaleren en aan te pakken. Bespreekt met collega’s hoe zij op een adequate wijze om kunnen gaan met verschillen in ontwikkeling en gedrag tussen leerlingen. Vraagt leerlingen om feedback op bepaalde leeractiviteiten en gebruikt deze feedback om het aanbod binnen de school zichtbaar te verbeteren.
Stimuleert leerlingen om het beste uit zichzelf halen, door hen nog een stapje verder uit te dagen als voor mogelijk werd Gehouden
Is duidelijk over zijn verwachtingen van leerlingen, geeft aan wat ze aankunnen en geeft complimenten.
Biedt keuzemogelijkheden in ondersteunend materiaal.
Excellent
Voert stimulerende gesprekken met leerlingen over de voortgang van het realiseren van hun leerdoelen
Biedt een rijke culturele leeromgeving, waarbij de stad als bron wordt gebruikt.
Is in staat de verschillen tussen leerlingen in te zetten als een verrijking voor de leefomgeving.
34
Creëren van veiligheid
Kan benoemen welke aspecten bijdragen tot een veilige leeromgeving. Deelt leerlingen omgangsregels mee en is gericht op het handhaven ervan.
Toepassen van pedagogisch repertoire
Beschrijft gedrag.
Observeert systematisch sociaal-emotioneel gedrag, leergedrag.
Reageert met gebruikmaking van pedagogisch repertoire, onder begeleiding op leergedrag en sociaal emotioneel gedrag.
Schept in de regel een veilige leeromgeving. Gebruikt conflicterende situaties op problemen te verhelderen.
Bespreekt omgangsregels met leerlingen en handhaaft deze consequent. Registreert gericht sociaalemotioneel gedrag en leergedrag.
Kiest zelfstandig uit handelingsrepertoire, deels intuïtief, deels gericht, gefundeerd op basis van geobserveerd leergedrag en sociaal /emotioneel gedrag.
Probeert leerlingen medeverantwoordelijk te maken voor een veilige leeromgeving. Treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop.
Schept en handhaaft een veilige leeromgeving, waar leerlingen zich medeverantwoordelijk voor voelen.
Stimuleert leerlingen om bij vragen een medeleerling om uitleg te vragen en te geven.
Handelt adequaat, gefundeerd op basis van observaties en interpretatie. Gebruikt meerdere handelswijzen voor eenzelfde soort situatie. Fundeert soms achteraf handelen op basis van theorie.
Interpreteert, onderbouwt, sociaal-emotioneel gedrag, leergedrag.
Stelt zich steeds op de hoogte van actuele uitkomsten van pedagogisch onderzoek. Vertaalt dat naar de onderwijspraktijk
Stelt zich voortdurend op de hoogte van actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom jeugd en vertaalt dat naar een bruikbaar handelingsrepertoire.
Is een rolmodel voor transparantie in legitimering voor handelen
35
VAK- EN VAKDIDACTISCH COMPETENT Leren denken en leren leren
Beginnend Kan leeractiviteiten beschrijven en benoemen.
Begrijpt wat leerlingen (moeten) leren denken bij de verschillende vakken.
Vakkennis en vakvaardigheden
Stuurt bij lesactiviteiten op het leren leren (hoe moet je dit leren). Volgt vooral de inhoudelijke lijn van het boek.
Toont inhoudelijke kennis op niveau van het schoolboek.
Prikkelt de leerlingen af en toe voor het vak en kan de relevantie benoemen.
Taakgerichte leeromgeving creëren
Gebruikt materiaal en middelen die aanwezig zijn in de klas en die horen bij de methode. Benoemt leeractiviteiten.
Koppelt leeractiviteiten aan leerdoelen. Gebruikt directe instructie werkvormen.
Geven van instructie
Gebruikt afwisselend aanbiedende en activerende werkvormen.
Kan vertellen over de leerstof. Kan vakinhoud presenteren.
Kan een gerichte instructie geven voor een enkelvoudige taak.
In Startbekwaam ontwikkeling Herkent leernoodzaak.
Vertaalt leernoodzaak bij inhouden naar lessen/activiteiten.
Vertaalt leeractiviteiten naar werkvormen. Raadpleegt naast het boek ook de methode. Toont parate inhoudelijke kennis die schoolboek ontstijgt. Geeft aanzet tot het verantwoorden van inhoudelijke keuzes.
Prikkelt de leerlingen geregeld voor het vak en gaat het gesprek over relevantie aan. Zoekt gericht stimulerende materialen die passen bij de les die aan de orde is. Beargumenteert keuze van leeractiviteiten.
Heeft onderzoekende houding ten aanzien van ingezette werkvormen.
Gebruikt verscheidene aanbiedende en activerende werkvormen, die aansluiten bij het leerstofonderdeel en de ontwikkeling van de doelgroep.
Stelt leernoodzaak systematisch vast voor individuele leerlingen en voor groepen.
Vakbekwaam
Ontwerpt onderwijs, afgestemd op vastgestelde onderwijsnoodzaak, voor individuen en voor groepen. Biedt lesstof aan die past bij de leerlijn en de vooraf gestelde doelen. Sluit in het aanbod aan bij de doorlopende leerlijnen binnen de school.
Beargumenteert inhoudelijke keuzes in het licht van de eisen die de overheid aan het basisonderwijs stelt. Maakt het vak altijd aantrekkelijk voor leerlingen.
Zorgt voor ondersteunende. en stimulerende materialen.
Biedt leermaterialen en middelen aan die passen bij de verschillende achtergronden van de leerlingen.
Stimuleert (anderstalige) leerlingen in hun taalontwikkeling door een taalrijke leeromgeving aan te bieden (woord, beeld en tekst). Geeft taakgerichte feedback.
Geeft directe instructie en sluit daarmee aan op de ontwikkeling van leerlingen.
Hanteert directe instructievormen en betrekt leerlingen actief bij de les.
Kan een gerichte instructie geven om complexe taak uit te voeren.
Kan leerlingen zelfstandig laten denken over een casus, probleem, opgave.
Toont parate, wendbare inhoudelijke kennis. Kan inhoudelijk los van schoolboek werken.
Beargumenteert relevantie van les en onderwijs overtuigend.
Excellent
Formuleert op basis van onderzoek didactische concepten omtrent onderwerpen, thema’s, vakken.
Bewaakt de doorlopende leerlijnen van de diverse vakkennis en vakvaardigheden binnen de school als geheel.
Biedt de lesstof aan vanuit de gestelde doelen en hanteert de methode als ondersteunend.
Ontwerpt onderwijs dat onderzoeksvaardigheden bij leerlingen ontwikkelt.
Stimuleert collega’s om vernieuwende werkvormen te gebruiken waarmee kan worden aangesloten op verschillende niveaus in een groep.
Kiest en ontwerpt leeractiviteiten steeds op weloverwogen gronden. Staat voortdurend stil bij leeropbrengst.
Gebruikt rijke verscheidenheid aan aanbiedende en activerende werkvormen. Verzamelt informatie over nieuwe inhoudelijke en didactische aanpakken en bespreekt de toegevoegde waarde hiervan met collega’s. Kan leerlingen eigen werktaak en leertaak laten formuleren en uitvoeren.
Kan kennis en vaardigheid aan de hand van stappenplan uitleggen.
Geeft instructie die voldoet aan de volgende kenmerken: gelaagd, bevat instructie op niveau van opdracht en op niveau van sturen op leren.
36
Begeleiden, stimuleren en sturen van denken en leren
Kan in kleine leerstofeenheden hulp bieden. Anticipeert op mogelijke problemen bij de les.
Bereidt begeleidingsstrategieën voor bij lessen. Kan ter plekke analyseren waar leren en denken stagneert. Heeft verscheidene begeleidingsstrategieën paraat.
Leerprocessen begeleiden gericht op halen van leerdoelen.
Differentiëren van leerprocessen
Geeft instructies aan kleine groepjes. Houdt rekening met verschillen.
Evalueren van leeren ontwikkelingsprocessen
Gebruikt toetsen en correctiemodellen van collega’s of het schoolboek.
Evalueert de leeropbrengst van onderwijsactiviteiten aan de hand van leerdoelen.
Leert leerlingen herkennen wanneer het leren en denken stagneert.
Daagt leerlingen uit het geleerde op verschillende manieren toe te Passen.
Maakt motiverend onderwijs, dat uitdaagt tot leren. Ontwerpt onderwijs dat aansluit bij de belevingswereld van het kind, en de horizon ervan verbreedt.
Stimuleert leerlingen hardop oplossingen te bedenken.
Geeft feedback op de meerwaarde van samenwerking voor het resultaat.
Zoekt oplossingen voor verschillen.
Kiest adequate, toegesneden bijspijkeractiviteiten.
Laat leerlingen oplossingsstrategieën onderling vergelijken.
Zoekt naar toegesneden bijspijkeractiviteiten. Voert groepsplan uit.
Gebruikt landelijk gestandaardiseerde toetsen om onderwijs te evalueren.
Maakt soms eigen toetsen en correctiemodellen. Heeft weet van tekorten van methodegebonden toetsen. Heeft zicht op toetsen naast methodegebonden toetsen. Beschrijft leerlijnen voor individuen en groepen. Staat geregeld stil bij leeropbrengsten.
Zoekt naar verrijkingsoefeningen.
Hanteert voor twee basisvakken groepsplannen en herkent hierbinnen de cruciale leermomenten.
Bespreekt met leerling persoonlijkheidskenmerken.
Bespreekt met leerlingen hun prestaties en gedrag in het licht van de te behalen leerdoelen. Stimuleert leerlingen om in groepen meerdere toepassingen van het geleerde te bedenken. Stimuleert gebruik van metacognitieve regulatie strategieën.
Laat leerlingen zoveel mogelijk op eigen niveau werken.
Kiest adequate, toegesneden verrijkingsoefeningen.
Zet vanuit theorie en onderzoek, brede kennis in die werkt.
Verbetert leerlijnen op basis van evaluaties.
Ontwikkelt leerlijnen voor individuen en groepen.
Spreekt met leerlingen over hun mogelijkheden om het nieuw geleerde toe te passen in andere situaties.
Hanteert groepsoverstijgende doelen voor alle vakken en herkent daarbinnen de cruciale leermomenten.
Ontwikkelt en gebruikt voor alle vakken groepsplannen en herkent de cruciale leermomenten daarbinnen. Ontwerpt betrouwbare en valide toetsen en correctiemodellen.
Evalueert leeropbrengsten systematisch en koppelt terug naar ontwerpdoel.
Leert leerlingen elkaar te begeleiden.
Laat leerlingen leerresultaten aan oplossingsstrategieën koppelen en conclusies trekken.
Ontwerpt relatief betrouwbare en valide toetsen en correctiemodellen. Gebruikt waar relevant voortoetsen en diagnostische toetsen.
Leert leerlingen een probleemanalyse te maken van stagnatie in denken en leren.
Integreert allerhande evaluatietechnieken in het leren van leerlingen.
Stelt zich steeds op de hoogte van actuele ontwikkelingen van didactisch onderzoek en vertaalt dat naar de onderwijspraktijk.
Stelt zich steeds de hoogte van actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom onderwijs, en vertaalt dat naar de onderwijspraktijk.
37
ORGANISATO RISCH COMPETENT Organiseren van passende en uitdagende leeromgeving
Beginnend Bereidt eigen onderwijsactiviteiten voor. Heeft zicht op leerlingen tijdens de groepsles.
Heeft overzicht over leerlingen tijdens lessen aan een kleine groep. Is helder over de leertaken.
Optimaal benutten van de onderwijstijd
Maakt een planning voor leeractiviteiten. Let op de tijd.
In Startbekwaam ontwikkeling Bereidt vooral eigen aandeel in de les voor, en dat van leerlingen.
Bereidt leerling-activerende les voor, met mogelijkheden voor differentiatie.
Gebruikt enkele activiteiten en werkvormen.
Formuleer de doelen, taken en verwachtingen SMART.
Heeft goed overzicht tijdens de les.
Communiceert duidelijk naar de groep wat er gedaan moet worden.
Is helder over doelen, taken en verwachtingen. Is zich bewust van de realisatie van planning tijdens de les. Stelt de planning bij.
Werkt soms in andere opstelling, of buiten het lokaal. Weet activiteiten en werkvormen gevarieerd in te zetten. Benut onderwijstijd efficiënt. Stimuleert leerlingen om de gegeven leertijd efficiënt en effectief te gebruiken.
Hanteert in het lesaanbod een logische opbouw en ruimt tijd in voor vragen. Systematisch volgen en administreren van leren en ontwikkeling
Kijkt toetsen na volgens aangegeven correctiemodel. Analyseert de prestatie en vergelijkt dit met de geformuleerde standaard.
Begrijpt hoe het leerlingvolgsysteem van de school werkt.
Ondersteunt de mentor bij het registreren van de voortgang van de leerlingen.
Evalueert onderwijsresultaten en leerprocessen volgens leerlijnen, vastgesteld door school en derden. Formuleert aandachtspunten bij resultaten op individueel niveau, groepsniveau en klassenniveau. Maakt bij het formuleren van leertaken gebruik van gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Kan een aantal veelgebruikte testen en toetsen individueel en klassikaal uitvoeren.
Inhoudelijke bijdrage in werken projectgroepen betreffende de vernieuwing en ontwikkeling van het onderwijs.
Toetst op de afgesproken momenten de voortgang in de ontwikkeling en de leerprestaties van leerlingen. Toetst met de juiste toetsen en onder de juiste condities de ontwikkeling en de leerprestaties van leerlingen. Registreert in de groepsadministratie per leerling de te behalen doelen en de voortgang hierin. Analyseert onder begeleiding de resultaten van de leerlingen en vertaalt dit naar het eigen handelen en de aanpak.
Vakbekwaam
Zorgt voor een sfeervol ingericht lokaal. Introduceert nieuwe werkvormen en activiteiten in de school. Gebruikt feedback van leerlingen om organisatie te verbeteren.
Gebruikt een ruime variatie in activiteiten en werkvormen.
Betrekt leerlingen bij bewaken van onderwijstijd.
Kan een afgeronde les geven. Redelijk realistische, maar weinig flexibele planning.
Kan lesovergangen voorbereiden en zelfstandig verzorgen in de groep. Leiding geven
Kan een gesprek leiden.
Kan de aandacht van de groep krijgen. Kan de aandacht van de groep houden gedurende een les. Kan een lesovergang leiden.
Kan een aantal lessen uitvoeren met een doorlopende lijn rond een hoofdstuk of onderwerp. Realistisch en flexibel in planning.
Organiseert een dialoog over evaluatie met collega en leiding Signaleert en analyseert behoeften aan vernieuwing van het onderwijs.
Initieert de dialoog over analyse van data, mogelijke consequenties ervan voor onderwijs en de organisatie ervan.
Stemt met collega’s regelmatig af welke toetsen zij inzetten om leerprestaties te onderzoeken. Zet waar nodig aanvullende toetsen of testen in om de ontwikkeling of de leerprestaties van leerlingen te onderzoeken. Bespreekt met collega’s de ontwikkeling en leerprestaties van de leerlingen en vraagt feedback op de eigen analyses.
Kan een dag voorbereiden en zelfstandig uitvoeren in de groep.
Kan een leerproces leiden waarbij verschillende groepen verschillende activiteiten uitvoeren. Varieert in vormen om de aandacht (terug) te krijgen. Kan de aandacht van de groep houden gedurende de dag.
Kan een aantal weken aaneengesloten onderwijs ontwerpen en uitvoeren. Helpt leerlingen plannen.
Leert leerlingen plannen.
Kan altijd de aandacht van de groep krijgen en houden.
Kan de aandacht van de groep en individuen krijgen en houden ook in extreme situaties, waarin de veiligheid wordt bedreigd.
Deelt de leertijd voor leerlingen efficiënt en effectief in en hanteert een adequate planning.
Sluit aan bij verschillen tussen leerlingen om de aandacht te krijgen en te houden.
Is helder over de regels in de klas; hanteert deze consequent.
Organiseert elk type les en onderwijsactiviteit goed en vlot.
Heeft overzicht en anticipeert tijdens de les. Werkt regelmatig in andere opstelling, of buiten het lokaal.
Geeft leerlingen medeverantwoordelijkheid voor de klassenorganisatie.
Maakt leerlingen medeverantwoordelijk voor het effectief en efficiënt gebruik van de leertijd.
Analyseert op eigen initiatief de resultaten van de leerlingen en vertaalt dit naar het eigen handelen en de aanpak. Planning
Excellent
Stelt jaarplannen op en realiseert deze.
Doet voorstellen voor onderzoek en ontwikkelingstrajecten Rapporteert en presenteert over ontwikkelingsprocessen
Verzamelt informatie over het verbeteren van klassenmanagement en het actief betrekken van leerlingen. Stelt in overleg met collega’s vast wat belangrijke criteria en meetmomenten zijn in de voortgang van de ontwikkeling en leerprestaties van leerlingen. Bespreekt met collega’s de voortgang van de leerontwikkeling van leerlingen binnen de school en zoekt met hen naar verbetermogelijkheden.
Realistisch en flexibel in planning, ook van experimentele en complexe leerprocessen.
Treedt adequaat op bij verstoringen in de les.
38
SAMENWERKEN MET COLLEGA’S Delen en deelnemen
Beginnend Wisselt soms ervaringen uit met collega’s.
Ondersteunt de mentor bij het organiseren van het klaslokaal en de groep. Toont betrokkenheid bij een aantal teamleden. Heeft inbreng in teamprocessen.
In Startbekwaam ontwikkeling Zoekt stelselmatig actief naar uitwisseling met collega’s om eigen lessen te optimaliseren. Is actief lid van het team. Is collega’s tot steun.
Toont af en toe initiatief in het team. Treedt collega’s respectvol tegemoet en houdt rekening met verschillende achtergronden en talenten.
Wisselt met collega’s kennis en informatie uit over afspraken binnen de school. Biedt collega’s hulp aan en vraagt indien nodig om hulp.
Vakbekwaam
Is in staat het samenwerkingsproces binnen het team positief te beïnvloeden.
Neemt actief deel aan (team)overleg.
Helpt collega’s bij het behalen van hun resultaten door onder andere het bieden van advies en ondersteuning.
Zoekt collega’s op die kunnen helpen bij de oplossing van een probleem en blijft hier niet mee rondlopen.
Vervult een actieve rol tijdens teamoverleg en brengt op eigen initiatief ter zake doende onderwerpen in. Geeft collega’s op constructieve wijze feedback op de wijze waarop zij werken aan het behalen van gezamenlijke resultaten.
Excellent
Wisselt structureel ervaringen uit met collega’s gericht op verdere wederzijdse professionalisering.
Is voortrekker in de samenwerking binnen het team. Fungeert als vraagbaak en steun voor collega’s bij vragen en onduidelijkheden over afspraken in de dagelijkse schoolsituatie.
Maakt collega’s attent op het naleven van onderlinge afspraken. Gestructureerd overleggen
Bespreekt met mentor de lessen en activiteiten, observaties en analyses.
Plannen van feedback momenten met anderen dan de mentor.
Overlegt met collega’s welke activiteiten binnen de school gezamenlijk kunnen worden opgepakt. Bespreekt systematisch met collega’s de voortgang en ontwikkeling van leerlingen.
Neemt actief deel aan projecten/of werkgroepen over onderwijsprogramma's en onderwijsvernieuwing met leidinggevenden en collega's.
Stuurt aan op nadere afspraken naar aanleiding van ontwikkelingsprocessen. Initieert activiteiten die groepsoverstijgend zijn binnen de school.
Grenzen
Signaleert wanneer overbelasting dreigt.
Probeert grenzen van tijd en betrokkenheid af te bakenen.
Geeft grenzen van tijd en betrokkenheid aan.
Bespreekt ontwikkelingen over het gebied van opleiding en/of coaching en over het gebied van leerlingen/ of kwaliteitszorg door informatie uit wisselen en door ontwikkelafspraken te maken. Bespreekt open met collega’s de onderlinge samenwerking en doet suggesties voor verbetering.
Is vaardig in het begeleiden van collega’s bij het ontwikkelen en uitvoeren van onderzoek. Spreekt de organisatie aan op verantwoordelijkheid naar haar werknemers.
39
SAMENWERKEN MET DE OMGEVING Delen en deelnemen
Beginnend Leest de voorgeschreven literatuur.
Is op de hoogte van de verschillende instanties die in de omgeving van de school functioneren en die buiten de basisschool en de thuissituatie opvang en uitdaging bieden.
Doelmatig contact over onderwijs en opvoeding
Toont belangstelling voor de context waarin leerlingen opgroeien. Kan een aantal verschillen benoemen tussen zijn eigen achtergrond en die van de leerlingen.
In Startbekwaam ontwikkeling Leest onderzoeksliteratuur om eigen observaties te staven.
Benoemt de specifieke kenmerken van de leefomgeving van de leerlingen en de buurt waarin de school staat.
Raadpleegt deskundigen over procedures van de school.
Toont initiatief in contact met de omgeving.
Poogt culturele verschillen te overbruggen, onder meer door respect te tonen. Bereidt zich geregeld voor op belangrijke gesprekken en overlegsituaties.
Gebruikt literatuur om onderwijs- en onderzoekspraktijk te staven en te voeden
Levert als gesprekspartner geregeld constructieve bijdragen.
Communiceert op open wijze met ouders/verzorgers/derden en houdt rekening met en toont begrip voor hun achtergronden. Reageert adequaat (snel, alert, met respect, open en constructief) op vragen en opmerkingen van ouders/verzorgers/ derden.
Vakbekwaam
Is in gesprek met ouders en leerlingen over de leefomgeving waarin de school zich bevindt.
Vraagt naar resultaten van de school. Neemt kennis van inspectierapporten.
Neemt kennis van vervolgonderwijs van leerlingen.
Doelmatig contact beroepsgroep
Kan de beroepsrollen van de leerkracht benoemen.
Bespreekt met de mentor achtergronden van leerlingenpopulatie, in en uitstroomgegevens.
Relateert opbrengsten van onderwijs aan context van school in grootstedelijk perspectief.
Oriënteert zich op actuele discussies over het beroep, de school en het bestuur. Maakt gebruik van internetfora waarin leerkrachten dilemma’s, bevindingen en ontwerpen met elkaar delen.
Stelt zich op de hoogte van de uitkomsten van onderzoek en werkgroepen in relatie tot de eigen school.
Bespreekt met ouders/verzorgers de voortgang en ontwikkeling van onderwijs en school.
Houdt systematisch het vakgebied bij.
Stemt onderwijskundig en pedagogisch handelen af in overleg met instanties rond de school. Neemt deel aan initiatieven om leefomgeving van de leerlingen te verbeteren.
Levert als gesprekspartner altijd constructieve bijdragen; bereidt zich steevast voor op belangrijke gesprekken en overlegsituaties.
Past procedures van de school zelfstandig toe. Vertaalt relevante informatie van ouders/verzorgers/derden over de leerling naar het eigen aanbod voor begeleiding van de leerling. Maakt bij collega’s bespreekbaar hoe wordt samengewerkt met ouders/verzorgers/ derden en maakt op basis hiervan afspraken.
Doelmatig contact over onderwijs- en opvoedingsresultaten
Excellent
Weet opbrengsten van externe ontwikkelingen en onderzoek terug te vertalen naar de eigen situatie Onderhoudt contact en overlegt met instanties buiten de school die ook betrokken zijn bij de ontwikkeling en begeleiding van leerlingen Neemt deel aan project- en/of werkgroepen over onderwijsprogramma', onderwijsvernieuwing met collega’s, leidinggevenden buiten de eigen school.
Communiceert met interne en externe zorgspecialisten over ontwikkeling en leren.
Wisselt met de voorschool en voortgezet onderwijs over wensen/eisen ten aanzien van lesprogramma’s uit.
Initiatiefrijk in contact met de omgeving.
Past procedures van de school zelfstandig toe en ontwikkelt nieuwe. Treedt op als effectieve mediator bij moeilijke contacten. Treedt op als woordvoerder voor de school.
Maakt bij collega’s bespreekbaar hoe wordt samengewerkt met ouders/ verzorgers/derden en maakt op basis hiervan afspraken. Neemt deel aan overleg over opleiding en/of coaching en op het gebied van leerling- en/ of kwaliteitszorg.
Presenteert opbrengsten van onderzoek uit eigen school in breder verband: in werkgroepen in projecten.
Vertegenwoordigt in de beroepsgroep de school, of opbrengsten van onderzoek uit de school ‘schoolbestuur’.
Initieert activiteiten die leiden tot samenwerking met instanties en andere betrokkenen ter bevordering van de ontwikkeling van de leerling.
40
REFLECTIE EN ONTWIKKELING Zelfbeeld
Reflecteren
Beginnend
In Startbekwaam ontwikkeling
Benoemt de eigen sterke of zwakke kanten bij concrete begeleidingsmomenten.
Benoemt eigen interpersoonlijk handelen.
Vraagt anderen advies bij lastige situaties in het werk.
Reflecteert onder begeleiding op het eigen handelen, en verbindt er incidenteel conclusies aan voor toekomstig handelen.
Reflecteert op het eigen handelen en vraagt soms feedback.
Toont inzicht in sterke en zwakke punten en leervragen ten aanzien van verschillende competenties en werkt daaraan.
Vakbekwaam
Maakt beargumenteerde keuzes voor verdieping of verbreding van de eigen vaardigheden.
Is bekwaam in het leiden van intervisie of het geven van supervisie.
Vraagt systematisch om feedback.
Zet nieuw verworven kennis, vaardigheden en ervaringen om in verbetering van het eigen dagelijks handelen.
Brengt aanwijzingen van anderen ter verbetering van het eigen handelen in de praktijk
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
Benoemt de eigen sterktes en zwaktes in kennis, vaardigheden en gedrag en zet deze om in een persoonlijk ontwikkelplan.
Neemt initiatief ter verbetering van het eigen handelen in de praktijk.
Onderzoekt voortdurend het eigen handelen met evaluatie, reflectie en feedback. Gebruikt de uitkomsten van (eigen) onderzoek om effectiever te werken.
Onderzoeken
Uitkomsten van onderzoek die in de opleiding zijn aangeboden met betrekking tot de beroepspraktijk worden ingezet in dagelijks handelen. Weet welke data in de school verzameld worden en welke data verzameld kunnen worden. Weet data te presenteren en interpreteren.
Is in staat problemen uit de beroepspraktijk te vertalen in onderzoeksvragen. Experimenteren met alternatief handelingsrepertoire en hier consequenties aan verbinden.
Weet wat data betekenen voor onderwijsproces.
Kan data afzetten tegen landelijke/stedelijke gegevens.
Onderzoekt pedagogische en didactische processen in de eigen klas.
Excellent
Heeft onderzoekende opstelling in alle handelen. Gebruikt persoonlijke reflectie mede als leidraad voor de professionele ontwikkeling als leerkracht. Stemt de eigen ontwikkelactiviteiten af op de afspraken in het team en binnen de school.
Onderhoudt zijn kennis en vaardigheden en werkt aan de ontwikkeling van nieuwe kennis en vaardigheden, die nodig zijn in het eigen werk.
Gebruikt persoonlijke reflectie als inspiratiebron te gebruiken voor overdracht naar collega’s. Past soms actieonderzoek en/of ontwerpgericht onderzoek toe op problemen uit de beroepspraktijk.
Neemt deel aan scholings- en ontwikkelingsactiviteiten en onder andere collegiale consultatie. Houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen op het vakgebied, bestudeert relevante vakliteratuur.
Maakt bij collega’s bespreekbaar hoe wordt samengewerkt met ouders/verzorgers/ derden en maakt op basis hiervan afspraken.
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen. Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
Past geregeld actieonderzoek en/of ontwerpgericht onderzoek toe op problemen uit de beroepspraktijk.
Communiceert hierover met collega’s in en buiten de school. initieert onderzoeken in school houdt de voor het beroep vereiste bekwaamheden op peil en breidt deze zo nodig uit. Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
41
Bijlage 2 Gedragscode stage Ter wille van de verstandhouding tussen opleiding en stageschool, tussen student en stagementor en tussen opleiding en student volgt hier een aantal persoonlijke aanwijzingen voor omgang en gedrag. Je bent op de hoogte van het stagebeleid en het stagereglement. Je geeft informatie vanuit de opleiding (bijv. stagebezoeken) door aan de stagementor. Informeer op je stageschool naar de regels voor leerkrachten en leerlingen. Hoe laat komt men 's ochtends op school? Hoe zit het met het (gratis?) gebruik van koffie, het fotokopieerapparaat en andere zaken? Waar kun je de pauzes doorbrengen? Wat verwacht de school van de student aan kledingsvoorschriften, niet-klasgebonden activiteiten? Wordt je verwacht of geaccepteerd bij teamactiviteiten? Stel je actief op en neem initiatief. Bied je diensten aan bij allerlei schoolzaken. Laat zien dat je er bent. Licht de stageschool of de stagementor bijtijds in wanneer je door ziekte of door andere oorzaken één of meer schooltijden moet verzuimen. Neem initiatief om de verzuimde tijd in dezelfde stageperiode in te halen. Gebruik daartoe bijvoorbeeld het begin van je zomervakantie; de basisschool gaat meestal langer door dan de opleiding. Bespreek tijdig met je stagementor wat je stageplannen zijn. Doe dat in het begin van het semester en probeer te komen tot een planning. Bespreek aan het eind van een stagedag ook de plannen voor de volgende keer. Besteed veel en nauwkeurig aandacht aan je lesvoorbereidingen, zet ze op papier en neem ze tijdig met je stagementor door. Zorg er - zo mogelijk - voor dat de uitvoering van je stageactiviteiten harmonieert met het school- en klassengebeuren. Stem je lessen en activiteiten af op inhouden en werkvormen, op organisatie en middelen waaraan de school waarde hecht en waaraan de kinderen gewend zijn. Maar vraag ook om toestemming om andere opdrachten uit te voeren. Begrijp dat je stagementor het vanzelfsprekend vindt dat je de helpende hand biedt. Je kunt ook actief zijn, terwijl je geen les geeft. Ga niet zomaar zitten; kijk of er iets te doen valt. Kom met voorstellen. Voor en na schooltijd en in de pauzes kun je je ook met kinderen bemoeien. Kijk naar hen, luister naar hen en speel met hen. Doe dat niet als gelijke, maar handhaaf of vestig 'volwassen' overwicht. Neem initiatief. Stel je bij de nabesprekingen van je lessen positief op jegens kritische opmerkingen. Het commentaar van je stagementor en bezoekende docent is constructief bedoeld. Het moet bijdragen aan je ontwikkeling. Evalueer zelf je eigen doen en laten. Kijk naar wat je doet en naar de effecten van je handelingen. Ontmoet je bij de leerkrachten en bij de leerlingen tegenstanders, onverschilligen of medestanders? Zoek de oorzaken. Probeer ook om zo gauw mogelijk zo veel mogelijk aandachtspunten/leerpunten in je nabeschouwing en lesverslag op te nemen. Vraag regelmatig feedback aan vakdocenten. Besef goed dat je in je stage geen leerling meer bent. Je bent een stadium verder. Voor de stagementoren ben je een halve collega, voor de kinderen ben je een juf of meester. Pas je gedrag, kleding en taalgebruik, indien nodig, aan. Als er wrijvingen of problemen zijn tussen je stagementor en jou, maak dan zelf een opening naar de stagementor toe of schakel de opleider in de school in. Alles kan worden opgelost en verbeterd, maar eerst moet de zaak bespreekbaar worden.
42
Je houdt je aan het protocol voor de beoordeling. Voor het behalen van de studiepunten voor de ULP-leerkrachtvaardigheden moet je voldoen aan het volbrengen van de stagetijd, moet je eindbeoordeling volgens het beoordelingsprotocol een voldoende prestatie zijn. Hierbij verklaar ik dat ik me zal houden aan het bovengenoemde gedragsprotocol. Datum : …………………………. Naam : ……………………………………………. Handtekening student: ……………………………………………………………. ………………………….
School: ……………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. Naam vertegenwoordiger school: ……………………………………………………….. Handtekening : ………………………………………………………………….
43
Bijlage 3 Het uitstroomprofiel van de gediplomeerde student van de Universitaire Pabo van Amsterdam Deze student heeft de bachelor leraar basisonderwijs en voldoet daarmee aan de HvAcompetenties die conform die van de SBL zijn uitgewerkt. Deze student heeft de vrije bachelor pedagogische wetenschappen en voldoet daarmee aan de eisen van de academische bachelor. Hieronder staat een beschrijving van wat deze student in de praktijk van de basisschool kan. Hij wordt dan leraar genoemd. Op school De leraar heeft kennis paraat van verschillende culturen en weet de effecten daarvan op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Hij is nieuwsgierig naar beweegredenen van mensen, collega’s en kinderen. Hij observeert, hij is nieuwsgierig naar kennis op het gebied van pedagogiek en onderwijskunde en naar onderzoek op die gebieden. Hij stelt vragen, kan problematiseren, gaat actief op zoek naar antwoorden door opzetten van onderzoek en door aanzetten van onderzoekende houding van anderen. De kennis die hij opdoet door zijn onderzoekende houding zet hij om in bruikbare instrumenten/middelen en past die toe in zijn onderwijs en zijn opvoedingsactiviteiten. Hij is zich voortdurend bewust van invloed van zijn interpersoonlijk handelen. Daarbij benoemt hij eigen interpersoonlijk handelen, legitimeert, fundeert en vervult zo een voorbeeldfunctie. Hij is kundig in communicatie. Communicatie omvat een breed spectrum, zoals - respectvol confronteren; - adequate feedback geven aan het lerende kind; - vanuit kennis van verschillende sociaal-culturele achtergronden communiceren met ouders over leerresultaten en ontwikkeling van het kind; - anderen (leerlingen en docenten) zich bewust laten worden van de eigen normen en waarden en de gevolgen daarvan voor hun handelen; - dialoog in gang zetten over de normen van de school met betrekking tot niveau, omgangsprotocol, verwachtingen ten aanzien van leerlingen. In de klas Leerkrachtvaardigheden worden op pedagogisch en didactisch terrein door een breed fundament van kennis en kunde gedragen. Kunde in lesgeven en opvoeden in grootstedelijke context berust op ervaring en expertise. Pedagogiek Op het gebied van de pedagogiek is dat door kennis op het gebied van ontwikkelingspsychologie, herkennen en remediëren van stoornissen in de ontwikkeling, leerproblemen, gedragsproblemen, kennis van invloed van sociaal, cultuur, economische en emotioneel kapitaal op de ontwikkeling en het leren van kinderen. Dat levert kennis en een
44
breed handelingsrepertoire op van culturele achtergronden van de invloed van de omgeving (maatschappij en cultuur) op kinderen. De leraar is zich bewust zijn van de eigen aannames, (voor)oordelen, waarden, normen en voorkeuren en misschien blinde vlekken, en dat ze ruimte willen geven aan verschillende visies op de werkelijkheid (multiperspectiviteit), en hij is zich bewust van de impact die de verwachtingen van en de houding ten aanzien van de leerlingen hebben op motivatie en leerresultaten. Didactiek De leraar heeft grondige kennis van schoolvakken en beschikt over kennis van leertheorieën en onderwijskunde. Zijn didactische kennis is ontwikkeld vanuit de ontwerponderzoekaanpak. Onderwijsleerprocessen zelf worden wetenschappelijk benaderd. Zo wordt bijvoorbeeld de onderwijsnoodzaak systematisch vastgesteld voor individuele leerlingen en voor groepen, en op basis daarvan wordt de onderwijsontwerpcyclus doorlopen. Dat levert kennis op over wat werkt in de klas en waar verbetering noodzakelijk is. Door de kennis van leertheorieën wordt onderwijs gevarieerd ontworpen, met activerende werkvormen die aansluiten bij het leerstofonderdeel en de ontwikkeling van de doelgroep. De leraar geeft het onderwijs zo vorm dat het uitdaagt tot leren, dat het de leerlingen motiveert en aansluit bij de belevingswereld van het kind en de horizon ervan verbreedt. Deze leraar is in de klas de ontwerper, uitvoerder en begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, gericht op halen van leerdoelen. Onderzoek in de school De leraar is geïnteresseerd in actuele ontwikkelingen op didactisch onderzoek. Hij is op de hoogte van actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom onderwijs en is nieuwsgierig naar de mogelijke toepassing ervan in de onderwijspraktijk. Ook volgt hij zijn eigen pedagogische en didactisch handelen en dat van collega’s en organiseert evaluatie ervan. Hij kijkt goed naar de onderwijs- en opvoedingsprocessen in de school en stelt daarover vragen, aan zichzelf en aan collega’s en directeuren. Hij is in staat deze vragen te problematiseren en om te zetten in onderzoeksvragen. Hij zal onderzoek initiëren en kan leiding geven aan een onderzoeksgroep. De opbrengsten ervan worden gedeeld met collega’s. De leraar is de persoon in de school die vragen in de school herkent waar nadere informatie voor gezocht moet worden of waar nader onderzoek voor nodig is. Hij weet de dialoog op gang te brengen over de uitkomsten van onderzoek en organiseert daarvoor bijeenkomsten, werkgroepen. Om effectief te kunnen handelen, beschikt hij over kennis van innovatieprocessen. Positie in de school De leraar heeft kennis en middelen in huis om een inhoudelijke bijdrage te leveren aan kwaliteitszorg. Het gaat niet alleen om het toetsen en het systematisch verzamelen van gegevens, maar ook om de resultaten te kunnen duiden of te problematiseren en effectieve, gefundeerde oplossingen te zoeken. Het betekent dat er in de school een ter zake deskundige aanwezig is. Deze persoon is bovendien leraar en kan zich verplaatsen in zijn collega. Hij weet waar hij het over heeft, welke consequenties verbonden kunnen zijn aan keuzes. De
45
wetenschappelijke, analytische benadering maakt de leraar tot een aantrekkelijke partner bij veranderingen en vernieuwingen van pedagogische en didactische aard. Het niveau waarop deze veranderingen wenselijk zijn, kan variëren van individu, groep, jaargroep, bouw, school, schoolbestuur. Onderwerpen zijn altijd pedagogisch, didactisch van aard, geplaatst in grootstedelijk perspectief. Hij kan een gesprekspartner zijn voor collega’s, directie, bestuur, maar ook voor instituten, collega’s van andere scholen, de voorschool en het voortgezet onderwijs. Professioneel handelen en blijven leren De leraar heeft geleerd zichzelf als observatieobject op te vatten om eigen functioneren en resultaten onder de loep te nemen. Daardoor heeft hij de opvatting dat hij nooit is uitgeleerd en dat ieder handelen door nieuwe kennis en inzichten verbeterd of aangevuld kan worden. Zijn onderzoekende en nieuwsgierige houding is zijn handelsmerk en visitekaartje. Hiermee houdt hij de voor het beroep vereiste kennis en bekwaamheden op peil en blijft leren.
46
Bijlage 4 Stagedoelen Hieronder volgt het overzicht van de doelen waarop het stagebeleid van de opleiding gericht is. De algemene en specifieke doelen zijn afgeleid van de competenties en per studiejaar geformuleerd, van micro- naar macroniveau en tevens vakoverstijgend. Elk vak zal zijn specifieke bijdrage kunnen leveren via praktijksuggesties, de voorbereidingen daarop en de nabeschouwingen daarvan. Algemene stagedoelen -
-
-
-
Het kunnen werken vanuit een pedagogisch concept waarbij uitgegaan wordt van de uniciteit van de mens in onze multiculturele samenleving. Het vertonen van stimulerend en constructief gedrag tegen kinderen, ouders en collega's. In staat zijn om te observeren en op grond daarvan pedagogisch-didactisch te handelen. In staat zijn om geïndividualiseerde en gedifferentieerde werkwijzen te hanteren. Het op constructieve, stimulerende wijze kunnen leiden en begeleiden van individuele kinderen en (sub)groepen in scholen voor basisonderwijs. In staat zijn tot het scheppen en handhaven van een positief leef- en werkklimaat. Het kunnen voldoen aan de eisen van efficiënt en effectief klassenmanagement. Het bepalen van doelen voor de diverse ontwikkelingsgebieden uitgaande van de ontwikkelingsfase van het kind. Het kiezen van leerkrachtactiviteiten, leerlingactiviteiten en onderwijsleermiddelen, het ontwerpen van lesmateriaal en het structureren van een leerweg door het voorbereiden, uitvoeren en nabeschouwen van een (les)activiteit of een lessenreeks. Het hebben van inzicht in handelingsgerichte observatie en toetsing. Vaardig zijn in het hanteren van observaties en/of toetsen en in het handelen op grond van de resultaten. Het evalueren en bijstellen van het pedagogisch-didactische proces en het aanpassen van omgevingsfactoren. In staat zijn tot het veranderen van het pedagogisch-didactisch handelen op grond van zelfreflectie en feedback. Het op de hoogte zijn van de pedagogische -, didactische-, methodische - en schoolorganisatorische zaken. Het functioneren in een team: deelnemen aan schoolplanontwikkeling, vergaderingen en andersoortig overleg, contacten met ouders en contacten met jeugdhulpverlening. Het vervullen van taken op micro- en mesoniveau waaronder buitenschoolse activiteiten. Het nemen van verantwoordelijkheid voor verdere professionalisering. En natuurlijk zoveel mogelijk activiteiten in de klas en de school uitvoeren.
47
Stagedoelen 1.1
Je kunt in overleg met jouw mentor een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag.
Je weet jezelf goed te presenteren aan jouw stageklas en je maakt op een natuurlijke, informele wijze contact met de groep. Je kunt leerlingen individueel benaderen en leren kennen.
Je bent vaardig in het observeren van de kinderen en het handelen van jouw mentor op basis van op de opleiding aangereikte observatie-instrumenten. Je bent in staat tot het formuleren van voorzichtige conclusies voor jouw toekomstig handelen. Je kunt de beginsituatie inschatten aan de hand van individuele gesprekken met kinderen en informatie van de mentor en op basis daarvan lesdoelen bepalen Je kunt verwoorden waarom bepaalde leerstof en leermiddelen zijn gekozen bij jouw lesactiviteit.
Je kunt de kinderen stimuleren bij hun leertaken.
Stagedoelen 1.2
Je kunt in overleg met jouw mentor een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag. Je bent in staat om op een duidelijke en aansprekende manier voor te lezen aan de groep. Je houdt in jouw lesvoorbereiding rekening met de verschillende taalniveaus van kinderen. Je kunt lessen opzetten aan de hand van het lesvoorbereidingsformulier en deze volgens plan uitvoeren.
Je kunt een bijdrage leveren aan de voorbereide leeromgeving/ rijke leeromgeving.
Beoordelingscriteria
De student heeft zicht op de minimale stageactiviteiten vanuit de opleiding en communiceert dat in het planningsgesprek. De student heeft tijdens het plannen interesse getoond in de mogelijkheden van de stage. De student heeft de gemaakte afspraken nauwkeurig opgeschreven. De student heeft zich gehouden aan de planning die in samenspraak is opgesteld. De student heeft de introductie zichtbaar voorbereid. Tijdens de introductie heeft de student in ieder geval contact gemaakt met de kinderen. Er is tijdens de introductie sprake geweest van interactie. De student heeft gedurende de periode aangetoond leerlingen te kunnen benaderen voor een (onderwijsleer)gesprek. De student heeft laten zien de in de opleiding aangereikte observatie-instrumenten te kunnen hanteren. De student heeft op basis van de observaties geregeld zinvolle vragen gesteld over het leren van kinderen en het lesgeven. In de gezamenlijke voorbespreking van de lessen heeft de student oog gehad voor, of in ieder geval gevraagd naar, de beginsituatie van leerlingen. De student heeft voor zijn/haar lessen passende lesdoelen geformuleerd. Voor en na de gegeven lessen, was een inhoudelijk gesprek over de (in samenspraak) gekozen leerstof en leermiddelen mogelijk met de student. De student heeft na de eerste vier weken zicht gekregen op de leerstof en leermiddelen in de klas De student is van waarde geweest voor leerlingen tijdens periodes van zelfwerkzaamheid. De student heeft kinderen geregeld op weg geholpen bij het maken van opdrachten of het volgen van instructies.
Beoordelingscriteria
De student heeft zicht op de minimale stageactiviteiten vanuit de opleiding en communiceert dat in het planningsgesprek. De student heeft zich gehouden aan de planning die in samenspraak is opgesteld. De student heeft ten minste twee maal op een duidelijke en aansprekende manier voorgelezen aan de groep. In ten minste drie lesvoorbereidingen wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de verschillende taalniveaus in de groep. De student heeft de groepslessen voorbereid aan de hand van het lesvoorbereidingsformulier dat door de opleiding is aangereikt. De lesvoorbereidingformulieren zijn steeds vooraf aan de lessen overhandigd. De student geeft na de lessen een duidelijke verantwoording en controleert of aan het lesplan is voldaan. De student heeft aan de lessen eigen materiaal toegevoegd
48
Je maakt contact met individuele leerlingen en je kunt verschillen tussen leerlingen benoemen. Je bent in staat om didactische hulp bij zelfwerkzaamheid of groepswerk aan te bieden Je kunt een effectieve les organiseren door het zorgvuldig plannen van tijd en ruimte. Je kunt jouw lesdoelen en verwachtingen helder communiceren naar de leerlingen toe. Je kunt je eigen leeropbrengsten uit de stage bespreekbaar maken met jouw mentor. Je kunt omgaan met de feedback van je mentor.
Stagedoelen 1.4
Je kunt een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag. Je legt deze planning voor aan je mentor Je bent vaardig in het observeren van jonge kinderen en hun spel en het handelen van jouw mentor, op basis van op de opleiding aangereikte observatieinstrumenten. Je bent in staat tot het formuleren van voorzichtige conclusies voor jouw toekomstig handelen. Je kunt ‘uitnodigend ontwikkelingsmateriaal’ aanbieden aan jonge kinderen. Je kunt op stimulerende en constructieve wijze, ondersteund door jouw mentor, groepen leiden en begeleiden. Je draagt bij aan het pedagogisch klimaat is de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht. Je geeft feedback op het spel- en leergedrag van jonge kinderen, gericht op de actuele situatie. Je kunt de groep als geheel en subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak. Je communiceert met jonge kinderen door je te verplaatsen in hun denkwereld. Je kunt verschillen in taalniveau bij jonge kinderen herkennen en beschrijven
De student heeft met alle leerlingen in de klas ten minste eenmaal een informeel gesprek gehad. De student heeft in een gesprek met de mentor verschillen tussen leerlingen benoemd De student is leerstofinhoudelijk van waarde geweest voor leerlingen tijdens periodes van zelfwerkzaamheid De onderwijstijd is goed gepland en tijdens de les volledig benut De student hanteert effectieve vormen om doelen en verwachtingen te communiceren De student heeft zijn eigen leeropbrengsten benoemd. De student heeft steeds de feedback van de mentor op het handelen verwerkt en zichtbaar toegepast in het verdere verloop van de stage.
Beoordelingscriteria
De student heeft zicht op de minimale stageactiviteiten vanuit de opleiding en communiceert dat in het planningsgesprek. De student heeft zich gehouden aan de planning die in samenspraak is opgesteld De student heeft laten zien de in de opleiding aangereikte observatie-instrumenten te kunnen hanteren De student heeft op basis van de observaties geregeld zinvolle vragen gesteld over het spel van kinderen en de didactische impulsen die daarop aansluiten. De student gebruikt materiaal dat aansluit bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen in de groep. De student heeft op stimulerende wijze de groep geleid. De student heeft op constructieve wijze groepjes begeleid bij diverse leersituaties. De student reageert op kinderen en situaties zodanig dat het pedagogisch klimaat veilig blijft. De student houdt te allen tijde het overzicht over de groep. De student gebruikt de actuele situatie om kinderen feedback te geven op hun (leer)gedrag. De student stuurt de groepjes aan op hun taak. De student stuurt de groepjes aan op hun taak. De student leeft zich in de leef- en denkwereld van het jonge kind, zo blijkt uit de gesprekken en de betrokkenheid bij het spel De student bespreekt met de mentor de taaluitingen van de kinderen en de verschillen daarbinnen.
49
Stagedoelen 1.5
Je kunt een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag. Je legt deze planning voor aan je mentor
Beoordelingscriteria
Je kunt jouw handelen in de praktijk en visie op onderwijs en leren goed verwoorden.
De student heeft zicht op de minimale stage-activiteiten vanuit de opleiding en doet op basis daarvan voorstellen in het planningsgesprek. De student heeft zich gehouden aan de planning die in samenspraak is opgesteld. De student heeft ten minste twee maal op een duidelijke en aansprekende manier voorgelezen aan de groep. De speelwerktijd is goed gepland en tijdens de les volledig benut. De student zorgt ervoor dat alle kinderen tijdens de speelwerktijd een zinvolle leeractiviteit hebben uitgevoerd. De onderwijstijd is gedurende de door de student verzorgde dagdeel, goed gepland en volledig benut. De lesovergangen tijdens steeds soepel verlopen. De student geeft na het dagdeel een verantwoording en controleert of aan het lesplan is voldaan. In ten minste vijf lesvoorbereidingen is de koppeling tussen leeractiviteit en leerdoelen nadrukkelijk toegelicht. De student geeft steeds na de lessen een verantwoording of de leeractiviteit heeft bijgedragen aan het leerdoel. De student heeft de mentor geobserveerd op kenmerken van opbrengstgericht werken en heeft vragen gesteld naar aanleiding van de observaties. De student heeft de opbrengsten van de lessen in kaart gebracht. De student heeft met de mentor zijn koppeling tussen eigen handelen en de onderwijsvisie besproken.
Stagedoelen 2.1
Beoordelingscriteria
Je kunt theatraal voorlezen aan jonge kinderen. Je houdt daarbij rekening met de taalniveaus in de (multiculturele) groep. Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, uitvoeren en nabeschouwen van de speelwerktijd. Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en nabeschouwen van een dagdeel in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je maakt in jouw lessen en lesvoorbereidingen een koppeling tussen leeractiviteiten en de leerdoelen van een vak.
Je kunt opbrengstgericht werken herkennen in de instructie en feedback van je mentor. Je bent in staat om passende instrumenten voor opbrengstgericht werken te hanteren.
Je kunt een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag. Je legt deze planning voor aan je mentor
Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, uitvoeren en nabeschouwen van gecompliceerde lessen en lessenreeksen, waarbij rekening wordt gehouden met de didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen
Je hebt inzicht en vaardigheid in het observeren van (individuele) leerlingen om de beginsituatie van de kinderen in beeld te krijgen en op basis daarvan verdere ontwikkeling te stimuleren Je kunt door overzicht en overwicht leiding geven aan een groep door duidelijke afspraken te maken en deze consequent te hanteren
De student heeft na overleg, bij aanvang van de periode, een conceptplanning aangeleverd. De planning voldoet aan de minimale stage-activiteiten vanuit de opleiding. De student is alle gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in de planning, nagekomen. De student heeft steeds een week van te voren de voorbereidingen voor het verzorgen van de lessen gedeeld en na eventuele suggesties zijn deze voorbereidingen op orde. De student heeft in zijn voorbereiding rekening gehouden met didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen. In de uitvoering van de lessen is voldoende rekening gehouden met de individuele leerlingen Bij het verzorgen van de dagdelen onderwijs is de voortgang en tempo van de lessen geborgd. De student heeft gereflecteerd op de leeropbrengsten van de lessen. De student heeft de uitkomsten van de observaties besproken, geïnterpreteerd, en in de lessen als uitgangspunt genomen om ontwikkeling te stimuleren De student heeft tijdens de uitvoering van de lessen, de bestaande klassenregels en routines geëffectueerd en waar nodig aangevuld.
50
Je bent in staat tot het stimuleren van leren en ontwikkelen. Je kunt heldere instructies geven die aansluiten bij de ontwikkeling van de kinderen Je kunt op basis van leerlijnen en kennis van methoden inhoudelijke lessen verzorgen. Je kunt jouw inhoudelijke keuzes verantwoorden en je staat boven de stof uit de methode. Je bent in staat om opbrengstgericht te werken bij leerlingen met extra leerbehoeften
Stagedoelen 2.2
Je kunt een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag. Je legt deze planning voor aan je mentor.
De student heeft verschillende werkvormen en strategieën ingezet die het leren en ontwikkeling van kinderen stimuleren. In de instructies, heeft de student aangesloten bij de individuele ontwikkeling van de kinderen. De student heeft kwalitatief, inhoudelijke lessen verzorgd. De student heeft de inhoudelijke keuzes aan de leerlingen verantwoord. Bij leerlingen met extra leerbehoeften, heeft de student een taakgerichte instructie gekoppeld aan methoden om de opbrengsten te meten.
Beoordelingscriteria
Je kunt de culturele en religieuze achtergrond(en) van leerlingen in de stageklas en hun ouders bepalen.
De student heeft bij aanvang van de periode een conceptplanning aangeleverd. De planning is realistisch en voldoet aan de stagedoelen en minimale stage-activiteiten vanuit de opleiding. De student is alle gemaakte afspraken, vastgelegd in de planning nagekomen. De student heeft de verschillende achtergronden van de leerlingen in kaart gebracht
Je kunt (individuele) leerlingen op stimulerende wijze instrueren en begeleiden in acceptabele en begrijpelijke taal.
De student heeft verschillende (taal)strategieën om individuele leerlingen te kunnen stimuleren, instrueren en begeleiden.
Stagedoelen 2.4
Beoordelingscriteria
Je houdt rekening met verschillende taalniveaus in de (multiculturele) groep. Je houdt in jouw lesvoorbereiding en jouw lessen rekening met de (multi)culturele groep Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, verzorgen en nabeschouwen van een dagdeel in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je bent in staat tot het scheppen van aandacht en het in stand houden daarvan door de juiste initiatieven te nemen op de juiste momenten.
Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en nabeschouwen van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Daarbij houd je rekening met didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen. Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, uitvoeren en nabeschouwen van gecompliceerde lessen en lessenreeksen die bijdraagt aan een doorgaande leerlijn. Je hebt inzicht en vaardigheid in het observeren van (individuele) leerlingen om op grond van de gegevens
In de lesvoorbereidingen van de student wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de verschillende taalniveaus in de groep. De onderwijstijd is gedurende de door de student verzorgde dagdeel, goed gepland en volledig benut. De lesovergangen tijdens het dagdeel zijn steeds soepel verlopen. De student geeft na het dagdeel een verantwoording en controleert of aan het lesplan is voldaan. De student heeft op stimulerende wijze de groep geleid. De student heeft op constructieve wijze groepjes begeleid bij diverse leersituaties. De student reageert op kinderen en situaties zodanig dat het pedagogisch klimaat veilig blijft. De student houdt het overzicht over de groep. De student spreekt groepjes aan. De student stuurt de groepjes aan op hun taak De onderwijstijd is gedurende de door de student verzorgde lesdag, goed gepland en volledig benut. De lesovergangen tijdens de lesdag zijn steeds soepel verlopen. De student geeft na het dagdeel een verantwoording en controleert of aan het lesplan is voldaan. De student heeft vooraf leerlijnen gepland en uitgewerkt in een lessenreeks. In de lessenreeks in een doorgaande leerlijn zichtbaar. De student heeft op basis van observaties de beginsituatie van de groep en leerlingen vastgesteld en
51
de beginsituatie zo in beeld te krijgen dat effectieve vervolgactiviteiten ontworpen kunnen worden. Je kunt jouw keuze van de leeractiviteiten en werkvormen bij de verschillende lessen beargumenteren. Je kunt eigen onderwijsmateriaal ontwerpen en gebruiken als aanvulling op de lesmethode.
Stagedoelen 2.5.
Je kunt een realistische planning maken voor jouw praktijkactiviteiten per periode en per dag.
Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, verzorgen en nabeschouwen van een lesdag in de stagegroep met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Daarbij houd je rekening met didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen.
Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, uitvoeren en nabeschouwen van gecompliceerde lessen en lessenreeksen die bijdraagt aan een doorgaande leerlijn Je hebt inzicht en vaardigheid in het observeren van (individuele) leerlingen om op grond van de gegevens de beginsituatie zo in beeld te krijgen dat effectieve vervolgactiviteiten ontworpen kunnen worden. Je bent vaardig in het maken, gebruiken en interpreteren van toetsen en in het handelen op grond van de gegevens Je kunt flexibel inspelen op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin. Je kunt in jouw lessen de vijf uitgangspunten van coöperatief leren in de praktijk brengen.
Je zorgt in je communicatie voor een pedagogisch klimaat dat bevorderlijk is voor het samenwerken
plant met deze informatie de lessen. In de lesvoorbereidingen is de koppeling tussen leeractiviteit en leerdoelen nadrukkelijk toegelicht. De student geeft steeds na de lessen een verantwoording of de leeractiviteit heeft bijgdragen aan het leerdoel. De student heeft in vijf leersituaties eigen onderwijsmateriaal gebruikt. De student heeft de keuzes met betrekking tot het eigen onderwijsmateriaal verantwoord.
Beoordelingscriteria
De student heeft bij aanvang van de periode een planning ter goedkeuring aangeleverd. De planning is realistisch en voldoet aan de stagedoelen en minimale stage-activiteiten vanuit de opleiding. De student is alle gemaakte afspraken, vastgelegd in de planning nagekomen De onderwijstijd is gedurende de door de student verzorgde lesdag, goed gepland en volledig benut. De lesovergangen tijdens de lesdag zijn steeds soepel verlopen. In de lesvoorbereidingen is aandacht voor de didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen. De student geeft na het dagdeel een verantwoording en controleert of aan het lesplan is voldaan. De student heeft vooraf leerlijnen gepland en uitgewerkt in een lessenreeks. In de lessenreeks in een doorgaande leerlijn zichtbaar. De student heeft op basis van observaties de beginsituatie van de groep en leerlingen vastgesteld en plant met deze informatie de lessen De student heeft bij de lessen relevante toetsen en evaluaties afgenomen en op grond daarvan het vervolg van onderwijs vormgegeven De student heeft verschillende strategieën besproken of getoond om om te kunnen gaan met onverwachte gebeurtenissen. De student heeft in ten minste tien lessen coöperatief leren in de praktijk gebracht. In de lessen waarbij samenwerken aan de orde is, heeft de student in zijn lesvoorbereiding nadrukkelijk aandacht besteed aan de vijf uitgangspunten van coöperatief leren (wederzijdse afhankelijkheid, individuele aanspreekbaarheid, “neus tegen neus, teen tegen teen”, … en evaluatie op het groepsproces) Tijdens coöperatief leren helpt de student de eerste vijf minuut niet Tijdens coöperatief leren helpt de student groepen, geen individuen. De student reageert op kinderen en situaties tijdens samenwerkend leren zodanig dat het pedagogisch klimaat veilig blijft De student houdt het overzicht over de groep tijdens samenwerkend leren.
52
Stagedoelen 3.1
Je maakt op eigen initiatief een realistische planning voor de praktijkactiviteiten per periode en per dag.
Je bent in staat tot het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een lesdag in de onder- of bovenbouw, met soepele overgangen tussen de verschillende (les)activiteiten. Je houdt daarbij rekening met didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen.
Je kunt rijke (les)activiteiten verzorgen voor jonge / oudere kinderen waarbij zij hun creativiteit en hun oriëntatie op de wereld ontwikkelen.
Je geeft heldere, duidelijke en gedifferentieerde instructies aan de groep.
Je bent in staat om op basis van toets- en observatiegegevens de beginsituatie van een onderbouw- / bovenbouwgroep en individuele leerlingen op het gebied van de taal- en rekenontwikkeling vast te stellen, en kan op basis van deze gegevens vervolgactiviteiten bepalen en verantwoorden. Je kunt differentiëren in de groep, zowel op het gebied van bijspijkeractiviteiten als op het gebied van verrijkingsoefeningen. Je kunt de gemaakte keuzes ten aanzien van differentiatie verwoorden. Je kunt flexibel inspelen op onverwachte gebeurtenissen in pedagogische en in didactische zin
Je geeft leiding aan het pedagogisch klimaat is de klas, waarbij sprake is van overzicht en overwicht.
Je begeleidt de groep op stimulerende en constructieve wijze.
Beoordelingscriteria
De student heeft bij aanvang van de periode de planning aan de mentor voorgelegd en besproken. De student heeft tijdens het planningsoverleg voor de planning aangegeven waar leerdoelen gerelateerd worden aan de activiteiten. De student is de gemaakte afspraken, vastgelegd in de planning nagekomen. De onderwijstijd is gedurende de door de student verzorgde lesdag, goed gepland en volledig benut. De lesovergangen tijdens de lesdag zijn soepel verlopen. In de lesvoorbereidingen is aandacht voor de didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen. Tijdens de uitvoering is door de student de relatie gelegd met andere vakken en lessen. De student geeft na het dagdeel een verantwoording en controleert of aan het lesplan is voldaan en of voor individuen en groep de doorgaande ontwikkeling is gestimuleerd (geborgd, bereikt). De student verzorgt lessen waarbij kinderen op verschillende manieren leerervaringen op kunnen doen. De student besteedt aandacht aan het verrijken van de leeromgeving, en weet ‘leerervaringen’ uit te lokken m.b.v. de inrichting van de klas. De student weet dagelijkse ervaringen te benutten als ‘leermomenten’. De student legt de opdrachten zodanig uit dat de kinderen weten wat er van ze wordt verwacht. De student geeft gerichte (zonodig aangepaste) instructies en uitleg aan kinderen die dat nodig hebben. De student heeft vooraf leerlijnen gepland en uitgewerkt in een lessenreeks, waarbij individuele leerlingen en groep zijn benoemd. In de lessenreeks is een doorgaande leerlijn zichtbaar. De student formuleert passende leerdoelen en koppelt daar uitdagende leertaken aan De student heeft op basis van observaties de beginsituatie van de groep en leerlingen vastgesteld en plant met deze informatie de lessen. De student meet de opbrengst van oefeningen en activiteiten, en benoemt het vervolg. De student zorgt in de eigen communicatie met individuele kinderen en met de groep als geheel voor een pedagogisch klimaat dat veilig is en bevorderlijk voor samenwerken en samen spelen De student houdt het overzicht over de groep tijdens leren en spelen. Kent de achtergrond, of achterhaalt de achtergrond van de leerlingen in de groep. De student heeft verschillende strategieën gebruikt of getoond om de groep te leiden en begeleiden. De student houdt bij verschillende groeperingsvormen overzicht over alle leerlingen in de groep. Bespreekt omgangsregels met leerlingen en handhaaft deze consequent. De student heeft tijdens de instructie ook een instructie op leren samenwerken gegeven.
53
Je hebt inzicht in het eigen functioneren en werkt gericht aan je eigen ontwikkeling.
Stagedoelen 3.2
Je hebt op basis van de evaluatie van periode 3.1 de planning voor periode 3.2 geactualiseerd en zonodig bijgesteld.
Je bent in staat tot het plannen, voorbereiden, organiseren, uitvoeren en nabeschouwen van gecompliceerde lessen en lessenreeksen, gericht op de doorgaande ontwikkeling van zowel groep als individu. Je bent in staat tot het geven van gedifferentieerde, rijke instructies met aandacht voor kinderen die extra uitleg of extra uitdaging nodig hebben.
Je bent in staat om een groepsplan op te stellen en in de eigen lessen bij te dragen aan de uitvoering van het groepsplan.
Je hebt inzicht en vaardigheid in het observeren van (individuele) leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Je baseert je handelen op de observaties en zijn interpretaties.
Je kunt differentiëren in de groep, zowel op het gebied van bijspijkeractiviteiten als op het gebied van verrijkingsoefeningen
Je kunt de gemaakte keuzes ten aanzien van differentiatie verwoorden.
Tijdens leren en spelen loopt de student rondjes, observeert en bekrachtigt vooral gewenst positief gedrag.Is duidelijk over zijn verwachtingen van leerlingen, geeft aan wat ze aankunnen en geeft complimenten De student neemt zelf initiatief tot zelfreflectie, vraagt actief om feedback en gaat op een positieve wijze om met de feedback die hij ontvangt. De student kan sterke en zwakke punten in het functioneren benoemen en treft maatregelen ter verbetering.
Beoordelingscriteria
De student heeft de geactualiseerde planning aan de mentor voorgelegd en besproken. De student heeft gemotiveerd op basis waarvan bijstelling heeft plaatsgevonden. De student is de gemaakte afspraken, vastgelegd in de planning nagekomen. De student geeft na de dag een verantwoording en controleert of aan het dagplan is voldaan en of voor individu en groep de doorgaande ontwikkeling is gestimuleerd (geborgd, bereikt). In de lessen speelt de student in op de didactische en pedagogische behoeften van individuele leerlingen. In de instructies laat de student zien dat hij in staat is dezelfde leerstof op verschillende manieren uit te leggen. De student weet instructiemomenten en momenten van zelfstandig werken te organiseren. De student heeft bij het groepsplan gebruik gemaakt van de toetsgegevens van de school. De student heeft zonodig extra toetsen afgenomen en aanvullende observaties verricht, en op grond daarvan het vervolg van onderwijs vormgegeven. De student heeft de opbrengst van zijn uitgevoerde groepsplan benoemd en besproken met de mentor. De student sluit aan bij de onderwijsbehoefte van individuele leerlingen en houdt zicht op de relatie met de leerlijn(en). De student bespreekt observaties met de mentor en geeft mogelijke interpretaties duidelijk aan, met de consequenties voor de leerlijnen. In de ondersteuning van de leerling is de relatie met de doorgaande leerlijn zichtbaar. De student heeft op basis van observaties de beginsituatie van de groep en leerlingen vastgesteld en plant met deze informatie de lessen. De student meet de opbrengst van oefeningen en activiteiten, en benoemt het vervolg. De student doet gerichte interventies tijdens werken en spelen met de bedoeling het kind te stimuleren in de ontwikkeling. De student heeft de keuzes ten aanzien van differentiatie onderbouwd, met gebruikmaking van
54
Je kunt problemen bespreekbaar maken: met individuele kinderen en met de groep als geheel.
Je houdt bij lesactiviteiten rekening met (het stimuleren van) het taalniveau van leerlingen in de (multiculturele) groep
Je kunt gedurende twee dagen het onderwijs in de groep grotendeels zelfstandig verzorgen.
Je hebt inzicht in het eigen functioneren en werkt gericht aan je eigen ontwikkeling.
Doelen voor Lio stage
Je bent in staat tot het uitvoeren van efficiënt en effectief klassenmanagement, gericht op de optimale ontwikkeling van elk kind en van de groep als geheel. Je houdt in je onderwijs rekening met de pedagogische, didactische, methodische – en organisatorische kenmerken van de school. Je kunt taalverwerving tot een hoofdonderwerp maken, ook op metaniveau. Je houdt bij alle activiteiten rekening met het taalniveau van de kinderen, met de diversiteit in (multiculturele) groepen en je stimuleert taalontwikkeling op elk niveau. Je bent in staat om kinderen professioneel te observeren en je observaties (open of gericht) te gebruiken om je pedagogisch/ didactisch handelen daarop af te stemmen en/of bij te stellen Je bent vaardig in het waarderen en evalueren van vorderingen van kinderen en je gebruikt de resultaten om je onderwijskundig handelen bij te stellen. Je houdt rekening met diversiteit van kinderen. Je houdt in contacten met ouders rekening met diversiteit in culturele en maatschappelijke achtergronden.
leerlijn, observaties en theorie. De student heeft zodanige gesprekken met individuele kinderen en/of met de hele groep gevoerd n.a.v. problemen of conflicten dat het werken en spelen weer hervat kon worden. De student heeft bij deze gesprekken gericht aandacht besteed aan een veilige en open sfeer. De student herkent ontwikkelingen in de groep en in de subgroepen. De student stemt het taalgebruik af op de kinderen in de groep. De student grijpt spontane momenten aan om de woordenschat van kinderen uit te breiden. De student laat nieuwe ‘moeilijke woorden’ op verschillende momenten terugkomen in het dagelijkse taalgebruik. De student heeft – met begeleiding van de mentor op de achtergrond - het onderwijs voor twee dagen ingericht, georganiseerd, uitgevoerd en geëvalueerd. De student heeft laten zien dat hij lessen kan verzorgen voor de vakgebieden van de basisschool. De student heeft zijn eigen leeropbrengsten benoemd. De student heeft sterke en zwakke punten benoemd wat betreft de stage in de klas en in contacten met het team. De student heeft steeds zijn feedback op het handelen verwerkt en zichtbaar toegepast in het verdere verloop van de stage.
Beoordelingscriteria voor de begeleider
De student registreert (ontwikkelings-) gegevens van individuele kinderen en van de groep en trekt daaruit conclusies voor een eventueel te volgen handelingsplan of groepsplan. Waar nodig overlegt hij met de intern begeleider of met externe deskundigen. De student past in zijn onderwijs pedagogisch/didactische en organisatorische kenmerken toe, en houdt daar bij onderwijsinnovatie rekening mee. De student gebruikt taal die voor de kinderen in hun ‘zone van naaste ontwikkeling’ ligt. De student kan taalverrijkende interacties aangaan met elk kind op elk niveau. Hij kan de betreffende theorieën over taalverrijking en woordenschatontwikkeling toepassen bij elke activiteit. De student volgt de ontwikkeling van kinderen door middel van dagelijkse observatie. Hij trekt daaruit conclusies voor zijn pedagogisch/ didactisch handelen, met name voor de planning van het vervolgaanbod. De student kan ontwikkelingsgegevens van kinderen, verkregen via toetsing of observaties, beoordelen en gebruikt de uitkomsten om te bekijken hoe hij elk kind passend onderwijs kan bieden. De student gebruikt een breed handelingsrepertoire om tegemoet te komen aan de diversiteit van kinderen. De student onderhoudt veelvuldig contacten met ouders om ontwikkeling van kinderen met achterstand ook van thuis uit te kunnen stimuleren. Daarbij houdt hij rekening met diversiteit aan mogelijkheden, culturele achtergronden en taalniveau.
55
Je kunt een uitnodigende speel/ leeromgeving creëren die telkens nieuwe uitdagingen biedt.
Je schept een positief en veilig pedagogisch klimaat dat kinderen zelfvertrouwen geeft en hen aanmoedigt tot exploratie. Je kunt op constructieve, stimulerende wijze leiding en begeleiding geven aan kinderen.
Je bent in staat om op constructieve wijze educatief partnerschap vorm te geven.
Je levert een bijdrage aan het pedagogisch klimaat op school en kan pedagogische zaken bespreekbaar maken in het team. Je kunt elk kind begeleiding geven op maat, in ieders ‘zone van naaste ontwikkeling’. Je kunt passend onderwijs verzorgen.
Je bent instaat om betekenisvol, thematisch onderwijs te ontwerpen waarin alle vakken, kernactiviteiten en ontwikkelingsgebieden geïntegreerd aan de orde komen. En je bent in staat die plannen bij de uitvoering op interactieve wijze vorm te geven, rekening houdend met inbreng van de kinderen.
De student weet de klasseninrichting zorgvuldig en overzichtelijk vorm te geven. De diverse speel/leer/informatiehoeken of -tafels past hij telkens aan, aan het thema, of de onderwerpen die aan de orde zijn. De student draagt zorg voor het welbevinden van alle kinderen in de groep. De student gebruikt verschillende strategieën om leiding en begeleiding te geven en wisselt momenten van leiding geven (waarin de leerkracht initiatief neemt) af met momenten van begeleiding geven (waarin de kinderen het initiatief krijgen). De student legt contacten met de eventuele VVEpartners, peuterspeelzalen of opvang. De student onderhoudt contacten met ouders, met begeleiders en externen die deel uitmaken van het educatief partnerschap. De student houdt gegevens van de kinderen overzichtelijk bij in een dossier en communiceert hier zo nodig over met partners. De student toont zich verantwoordelijk voor het pedagogisch klimaat op school en heeft dit regelmatig bespreekbaar gemaakt in het team, en voorstellen gedaan ter verbetering. De student stemt de inhoud en werkwijze af op het eigene van kinderen en op hun specifieke achtergrond, belangstelling en interesse. De student houdt rekening met kinderen die gezien hun leeftijd een ontwikkelingsvoorsprong hebben of een ontwikkelingsachterstand. Hij bespreekt die maatwerkplannen met ouders, remedial teachers of intern begeleiders. De student heeft een thema ontworpen en uitgevoerd, waarbij activiteiten voor kinderen betekenisvol en ontwikkelingsbevorderend waren.
56
Bijlage 5 Lesvoorbereidingsformulier UPvA
Gegevens opleidingsschool
Gegevens student UPvA
Naam van de school Stage mentor Opleider in de school Groep + leerlingen aantal Datum + tijd van de les
Naam student UPvA-groep Jaar/semester
Lesgegevens Schoolvak Titel van de les: Ontleend aan methode/eigen ontwerp? Vuistregel(s)
Beginsituatie leerlingen
Lesdoelen leerlingen
Beginsituatie student
Lesdoelen student (deel-competentie(s))
57
Docentactiviteiten
Leeractiviteiten
Organisatie en werkvormen
Materialen
58
Tijd
Reflectie op je les Fase 1 Handelen / ervaring opdoen
Fase 2 Terugblikken op de lesactiviteit / vuistregel
Fase 3 Formuleren van essentiële aspecten
Fase 4 Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen
Fase 5 en fase 1 Competenties ontwikkelen door voornemens uit te proberen in een volgende lessituatie
59
Bijlage 6 Beoordelingsformulieren portfolio studiejaar 1, 2, 3 en 4
Beoordelingsformulier ULP 3 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Stagegroep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslagen
Intervisie Videofragmenten Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Aanwezig : verslag 1 0 verslag 2 0 Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de te bespreken punten, zoals genoemd in de LKVgids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de opleider in school. Er is deelgenomen aan twee groepsbijeenkomsten op de opleiding (voorbereiding eerste stagedag + intervisie) Er zijn 3 videofragmenten opgenomen De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er staan tenminste 15 activiteiten vermeld. Deze 15 activiteiten zijn voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. De activiteiten zijn van datum voorzien. De activiteiten corresponderen met de stage map. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Er zijn tenminste 6 vuistregels beproefd in de lessen en genoemd in de activiteitenlijst. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos
Voldaan? Ja / nee
markeren Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja /nee Ja / nee Ja / nee
60
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 3: Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Portfolio Onderdeel
Gespreksverslagen over de competentiematrix
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Criteria Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. Er is logisch naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. De student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (Is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, in een kleine groep, individuele begeleiding. - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Er is gebruik gemaakt van heldere formuleringen, grammaticaal correcte zinnen en een correcte spelling.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
V/RV/G/E 2
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E V/RV/G/E
CIJFER:
2
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
61
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel
Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria
Opmerkingen
Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer: Beoordeling Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
62
Beoordelingsformulier ULP 6 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Stagegroep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslagen
Videofragmenten Film Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Aanwezig : verslag 1 0 verslag 2 0 Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de te bespreken punten, zoals genoemd in de LKVgids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de opleider in school. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen Er is een film over organisatie van leren en diversiteit ingeleverd De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er staan tenminste 15 activiteiten vermeld. Deze 15 activiteiten zijn voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. De activiteiten zijn van datum voorzien. De activiteiten corresponderen met de stage map. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Er zijn tenminste 6 vuistregels beproefd in de lessen en genoemd in het activiteitenlijst. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos
Voldaan? Ja / nee
Markeren Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja /nee Ja / nee Ja / nee
63
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 6: Portfolio 20% Film 20% Leerkrachtvaardigheden 60% Portfolio Onderdeel
Gespreksverslagen over de competentiematrix
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Criteria Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. De student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (Is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, in een kleine groep, individuele begeleiding. - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Er is gebruik gemaakt van heldere formuleringen, grammaticaal correcte zinnen en een correcte spelling.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
V/RV/G/E 3
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E V/RV/G/E
CIJFER:
3
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
64
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel
Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria
Opmerkingen
Oordeel
Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer: Film Onderdeel
Criteria Fragmenten laten de organisatie van leren zien geven verschillende niveaus weer van leren Laten verschillen tussen kinderen zien. Laten goed observatie vermogen van de filmer zien Laten goed onderscheidend vermogen inzake aspecten rondom organisatie van leren en diversiteit zien.
Opmerkingen
Oordeel
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
Cijfer: Beoordeling Portfolio 20% Film 20% Leerkrachtvaardigheden 60 % Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
65
Beoordelingsformulier ULP 9 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslagen
Videofragmenten
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Aanwezig : verslag 1 0 verslag 2 0 Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de te bespreken punten, zoals genoemd in de LKVgids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de opleider in school. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen Fragment 1: onderzoekend en ontwerpend leren Fragment 2: eigen keuze Fragment 3: eigen keuze De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er staan tenminste 15 activiteiten vermeld. Van deze 15 gaan minstens drie over taal en drie over rekenen Van deze 15 gaat er een over de stageweek (ULP 9) Van deze 15 gaat er een over het uitgevoerde dagdeel Deze 15 activiteiten zijn voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. De activiteiten zijn van datum voorzien. De activiteiten corresponderen met de stage map. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Er zijn tenminste 6 vuistregels beproefd in de lessen en genoemd in het activiteitenverslag Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee Markeren Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
66
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 9: Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Portfolio Onderdeel
Gespreksverslagen over de competentiematrix
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Criteria Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. Student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
V/RV/G/E 4
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer:
4
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
67
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer:
Beoordeling Portfolio 40 % Leerkrachtvaardigheden 60% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
68
Beoordelingsformulier ULP 12 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslagen
Videofragmenten
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Aanwezig : verslag 1 0 verslag 2 0 Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de te bespreken punten, zoals genoemd in de LKVgids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de opleider in school. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen Fragment 4: diversiteit Fragment 5: eigen keuze Fragment 6: eigen keuze De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er staan tenminste 15 activiteiten vermeld. Van deze 15 gaan minstens drie over taal en drie over rekenen Van deze 15 gaat er een over de stageweek (ULP 9) Van deze 15 gaat er een over het uitgevoerde dagdeel Deze 15 activiteiten zijn voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. De activiteiten zijn van datum voorzien. De activiteiten corresponderen met de stage map. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Er zijn tenminste 6 vuistregels beproefd in de lessen en genoemd in het activiteitenverslag Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee Markeren Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
69
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 12: Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Portfolio Onderdeel
Gespreksverslagen over de competentiematrix
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Criteria Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. Student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
V/RV/G/E 5
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer:
5
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
70
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer:
Beoordeling Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
71
Beoordelingsformulier ULP 15 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslagen
Videofragmenten
Intervisie
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Aanwezig : verslag 1 0 verslag 2 0 Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de te bespreken punten, zoals genoemd in de LKVgids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de opleider in school. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen Fragment 1: handelingsgericht werken Fragment 2: cognitief leerprobleem Fragment 3: sociaal/emotionele ontwikkeling Er is deelgenomen aan drie groepsbijeenkomsten met de AIOS Er is een verslag van maximaal één A4 over deze bijeenkomsten ingeleverd De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er staan tenminste 15 activiteiten vermeld. Van deze 15 gaan minstens drie over taal en drie over rekenen Van deze 15 gaat er een over de stageweek Van deze 15 gaat er een over het uitgevoerde dag Deze 15 activiteiten zijn voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. De activiteiten zijn van datum voorzien. De activiteiten corresponderen met de stage map. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Er zijn tenminste 6 vuistregels beproefd in de lessen en genoemd in het activiteitenverslag, onderbouwd met literatuur. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee Markeren Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
72
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 15 : Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Portfolio Onderdeel
Gespreksverslagen over de competentiematrix
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Verslag peer feedback
Taalgebruik
Criteria Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. Student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het verslag geeft de activiteiten weer rondom de peer feedback Het verslag geeft de inhoud weer van het leerproces Het verslag geeft weer hoe professioneel leren werkte. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
V/RV/G/E 6
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
6
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
73
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
Beoordeling Portfolio 40% Leerkrachtvaardigheden 60% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
74
Beoordelingsformulier ULP 18 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Stageplaats: Data stage: Begeleider:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslag
Beeldmateriaal Professioneel Product
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de bespreek punten, zoals genoemd in de LKV-gids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag bevat een evaluatie van vooraf gestelde doelen. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de stageverlener. Er is beeldmateriaal aanwezig Het verslag ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 18: Professioneel product 100%
Professioneel product Onderdeel Gespreksverslag
Beeldmateriaal
Inleiding
Positionering van de stage instelling
Criteria Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. Het beeldmateriaal is van toegevoegde waarde en geeft inzicht in de stage De inleiding geeft de lezer een globaal beeld van de inhoud van de stage. De keuze voor de stage is onderbouwd. Het verslag geeft een beschrijving van de context van de stage instelling op micro, meso en macro niveau. Er is benoemd wat het belang is van de stage instelling in relatie tot het basisonderwijs.
Opmerkingen
Oordeel
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
75
Doelen
Reflectie
Conclusie
Taalgebruik
Er is logisch naar (minimaal) 1 bron verwezen. Leerdoelen zijn SMART geformuleerd. De leerdoelen passen onder de overkoepelende leerdoelen en competenties van de module keuzestage. De uitgevoerde acties passen bij de leerdoelen. Het resultaat van de acties wordt helder en logisch gekoppeld met de acties beschreven. De samenvatting bevat maximaal 300 woorden. In de samenvatting wordt naar (minimaal) 1 bron verwezen. Er is daadwerkelijk sprake van reflectie op leren (niet enkel beschrijvend). De conclusie geeft samenvattend weer wat de opbrengst van de student is, in relatie tot zijn rol als academische leerkracht. Er is een logische koppeling met de voorgaande inhoud van het verslag. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct.
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer: Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Herzien oordeel dd
7
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
76
Beoordelingsformulier ULP 19 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Er is een activiteitenlijst bijgehouden. Er is elke stagedag minimaal 1 activiteit voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. Er is een vuistregel benoemd bij deze activiteiten. De activiteiten corresponderen met de eigen planning. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 19 : Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Portfolio Onderdeel Activiteitenlijst
Taalgebruik
Criteria De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
77
Groepsplan taal
Groepsplan rekenen/ zaakvakken
Feedbackverslag
Het groepsplan bevat alle onderdelen. De doelen zijn helder omschreven en geven weer wat leerling(en) aan het einde van het half jaar zou moeten kennen/kunnen. De gestelde doelen zijn realistisch. Er is beschreven hoe de aanpak zal zijn om het doel te bereiken. Er is van te voren vastgesteld hoe er geëvalueerd gaat worden. Er is sprake van differentiatie binnen het vakgebied. Het groepsplan bevat alle onderdelen. De doelen zijn helder omschreven en geven weer wat leerling(en) aan het einde van het half jaar zou moeten kennen/kunnen. De gestelde doelen zijn realistisch. Er is beschreven hoe de aanpak zal zijn om het doel te bereiken. Er is van te voren vastgesteld hoe er geëvalueerd gaat worden. Er is sprake van differentiatie binnen het vakgebied. Het gespreksverslag is maximaal 1 A4 lang. In het verslag wordt duidelijk welke feedback de student heeft ontvangen. Verbeterpunten worden genoemd.
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
Cijfer
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
78
Beoordeling Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
79
Beoordelingsformulier ULP 20 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix
Videofragmenten
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen (de student dient zelf zichtbaar te zijn in zijn rol als groepsleerkracht) Fragment 1: Mediawijsheid Fragment 2: Pedagogisch klimaat Fragment 3: Les rekenen of zaakvakken (afhankelijk van keuze specialisatie) De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er is een activiteitenlijst bijgehouden. Er is elke stagedag minimaal 1 activiteit voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. Er is een vuistregel benoemd bij deze activiteiten. De activiteiten corresponderen met de eigen planning. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
80
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 20 : Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Portfolio Onderdeel
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Handelingsplan taal
Handelingsplan rekenen/ zaakvakken
Criteria De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. Student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen -de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct. Het handelingsplan bevat alle onderdelen. De doelen zijn helder omschreven en geven weer wat de leerling aan het einde van de periode zou moeten kennen/kunnen. De gestelde doelen zijn realistisch. Er is beschreven hoe de aanpak zal zijn om het doel te bereiken. Er is van te voren vastgesteld hoe er geëvalueerd gaat worden. Er is rekening gehouden met de beginsituatie en de individuele kenmerken van de leerling. Het handelingsplan bevat alle onderdelen. De doelen zijn helder omschreven en geven weer wat de leerling aan het einde van de periode zou moeten kennen/kunnen. De gestelde doelen zijn realistisch. Er is beschreven hoe de
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
81
Feedbackverslag
aanpak zal zijn om het doel te bereiken. Er is van te voren vastgesteld hoe er geëvalueerd gaat worden. Er is rekening gehouden met de beginsituatie en de individuele kenmerken van de leerling. Het gespreksverslag is maximaal 1 A4 lang. In het verslag wordt duidelijk welke feedback de student heeft ontvangen. Verbeterpunten worden genoemd.
O/V/RV/G/E
Cijfer Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
Beoordeling Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
82
Beoordelingsformulier ULP 21 / ULP 23 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix Gespreksverslagen
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Aanwezig : verslag 1 0 verslag 2 0 Het gespreksverslag bevat een korte samenvatting van het gesprek. Met de te bespreken punten, zoals genoemd in de LKVgids. Het gespreksverslag is maximaal één A4 lang. Het gespreksverslag verwijst naar de competentiematrix. Het gespreksverslag bevat een conclusie. Er zijn aandachtspunten geformuleerd. Het gespreksverslag is geaccordeerd door de opleider in school. Er is een activiteitenlijst bijgehouden. Er is elke stagedag minimaal 1 activiteit voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. Er is een vuistregel benoemd bij deze activiteiten. De activiteiten corresponderen met de eigen planning. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee Markeren Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
83
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 21 /23 : Portfolio 20 % Leerkrachtvaardigheden 80% Portfolio Onderdeel
Gespreksverslagen over de competentiematrix
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Criteria
Opmerkingen
Het gespreksverslag is kort en bondig. Het verslag geeft duidelijk de inhoud van het gesprek weer. Er wordt een logische conclusie getrokken. Er is logisch verwezen naar de competentiematrix. Er zijn logische en haalbare aandachtspunten geformuleerd. De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct.
Oordeel
Samenvatting oordeel
V/RV/G/E 7
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
7
Wanneer er geen O staat vermeld is het onmogelijk om voor dit onderdeel een onvoldoende te scoren. Indien het onderdeel onvoldoende is, wordt het portfolio teruggegeven aan de student ter verbetering.
84
Beoordeling Portfolio 20% Leerkrachtvaardigheden 80% Totaal
Cijfer
85
Beoordelingsformulier ULP 22 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix
Videofragmenten
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen (de student dient zelf zichtbaar te zijn in zijn rol als groepsleerkracht) Fragment 1: Schoolorganisatie Fragment 2: differentiëren: taal Fragment 3: Les rekenen of zaakvakken (afhankelijk van keuze specialisatie) De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er is een activiteitenlijst bijgehouden. Er is elke stagedag minimaal 1 activiteit voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. Er is een vuistregel benoemd bij deze activiteiten. De activiteiten corresponderen met de eigen planning. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
86
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 22 : Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Portfolio Onderdeel
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Verslag interviews
Verslag open observatie
Verslag documenten
Criteria De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. Student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct. De student heeft minimaal drie interviews afgenomen: mentor, ouder en directielid. Het verslag is maximaal een half A4. Het verslag geeft kort en helder de resultaten van de interviews weer: de mate van -, de wijze waarop - en de wensen ten aanzien van ouderbetrokkenheid. Het verslag bevat een conclusie die logisch volgt uit de resultaten. De student heeft in de klas ouderbetrokkenheid geobserveerd. De student geeft concrete voorbeelden van (on)betrokkenenheid van ouders. Het verslag is maximaal een half A4. De student heeft de schoolgids en de website van de school bestudeerd op het
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
87
Visie
Tips
Bron
gebied van ouderbetrokkenheid; de visie van de school, bij welke activiteiten ouders betrokken worden en hoe er contact met ouders wordt onderhouden. Het verslag is maximaal een half A4. De student beschrijft helder zijn visie op ouderbetrokkenheid in het basisonderwijs. De visie is onderbouwd (de student beargumenteert zijn mening). De visie beschrijving is maximaal een half A4. Er zijn minimaal vijf tips gegeven. De tips zijn concreet omschreven. Er is aangegeven waar de tips uit voort zijn gekomen; er is een koppeling met de bevindingen. Er is beargumenteerd waarom deze tip tot verbetering van de ouderbetrokkenheid zou kunnen leiden. Er is naar minimaal 1 wetenschappelijke bron verwezen.
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
Cijfer
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
88
Beoordeling Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
89
Beoordelingsformulier ULP 24 In te vullen door de student Semester: Naam student: Studentnummer: Opleider in school: Schoolbestuur: Stageschool: Groep:
In te vullen door de beoordelaar Beoordelaar: Datum inleveren: Datum beoordeling:
CIJFER: Minimumeisen In te vullen door de student
Onderdeel Competentiematrix
Videofragmenten
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Algemeen
Minimumeisen De matrix is precies ingevuld: er zijn zinnen of zinsdelen gemarkeerd. Er zijn 3 videofragmenten opgenomen (de student dient zelf zichtbaar te zijn in zijn rol als groepsleerkracht) Fragment 1: kennis delen in de school Fragment 2: didactisch maatwerk Fragment 3: Les rekenen of zaakvakken (afhankelijk van keuze specialisatie) De toelichting gaat over de videobeelden (max 10 regels exclusief benoemen competentie). Er is minimaal één maal per fragment naar literatuur verwezen. Er is naar de betreffende (deel)competentie(s) verwezen. Er is gereflecteerd. Er is volgens de APA regels naar literatuur verwezen. Er is een literatuurlijst aanwezig, die is opgemaakt volgens de APA regels. Er is een activiteitenlijst bijgehouden. Er is elke stagedag minimaal 1 activiteit voorbereid en van reflectie voorzien middels een voorbereidingsformulier. Er is een vuistregel benoemd bij deze activiteiten. De activiteiten corresponderen met de eigen planning. De activiteiten zijn geaccordeerd door de stagementor en de opleider in school. Het portfolio ziet er verzorgd uit. Het taalgebruik is correct en foutloos.
Voldaan? Ja / nee
Ja / nee
Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee Ja / nee
90
Beoordeling In te vullen door de beoordelaar ULP 24 : Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Portfolio Onderdeel
Toelichting Videofragmenten
Activiteitenlijst
Taalgebruik
Samenvatting Beschrijving stageschool
Bewijs van opbrengsgericht werken Visie
Bron
Criteria De gebruikte literatuur is relevant. Er is logisch naar de betreffende competentie(s) verwezen. Er is duidelijk uitgelegd waarom het fragment de genoemde (deel)competentie illustreert. Student reflecteert. Er is eventueel verwezen naar andere stage activiteiten (is een pluspunt). De activiteiten zijn gevarieerd: - verspreid over verschillende vakken - diverse werkvormen - de hele groep, een kleine groep, individuele begeleiding - activiteiten gaan over professioneel handelen als leerkracht. Het taalgebruik (spelling, grammatica, toon) is correct. Opbrengstgericht werken is in een schema of figuur samengevat. De inhoud hiervan is juist. De beschrijving van de stageschool geeft een duidelijk beeld van opbrengstgericht werken op school. De student geeft bewijs van opbrengstgericht werken.
De visie van de student is helder en gefundeerd.
Er is verwezen naar (minimaal) 1 wetenschappelijke bron.
Opmerkingen
Oordeel
Samenvatting oordeel
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
O/V/RV/G/E
91
Omvang
Het geheel is maximaal 2 A4.
O/V/RV/G/E
Cijfer
Leerkrachtvaardigheden Onderdeel Ontwikkeling van de student
Inzet van de student
Criteria Wat is de algemene indruk van de beoordelaar over de ontwikkeling van leerkrachtvaardigheden van de student? Hierbij valt te denken aan: - Groei - Leerkrachtvaardigheden als; instructie, werkvormen, klassenmanagement, differentiëren etc. - Relatie en interactie met leerlingen - Omgang met opleider, mentor en collega’s Wat is de indruk van de beoordelaar over de inzet van de student op de stage (houding, motivatie, initiatieven)?
Opmerkingen
Oordeel
V/RV/G/E
V/RV/G/E
Cijfer
Beoordeling Portfolio 30% Leerkrachtvaardigheden 70% Totaal Opmerkingen
Reparatie noodzakelijk
Cijfer
Herzien oordeel dd
92
Bijlage 7 Overzicht opleidingsprogramma UPvA Jaar 1 Blok 1 Blok 2 Blok 3 ORIENTATIE OP SCHOOL EN LERAAR Inleiding Algemene Methodenleer en Statistiek pedagogiek
Blok 4 Blok5 Blok6 ORIENTATIE OP KIND EN VAK Inleiding Jeugdliteratuur en begrijpend lezen Onderwijskunde
Eigen vaardigheid Rekenen Aardrijkskunde
Geschiedenis
Argumentatieleer
Taalverwerving
Psychologie
Eigen vaardigheid Nederlands
Rekenen en wiskunde
Eigen vaardigheid Rekenen
Zaakvakken: wetenschap en techniek
ULP 1 Pedagogiek
ULP 2 Onderzoek naar leerkrachtgedrag bij rekenen Beroepsvaardigheden 1 screening Verbaal en NonVerbaal
ULP 3 Leerkrachtvaardig heden 1 Communicatie in de klas: Klassenmanagement
ULP 4 AMLS Onderzoekgegevens in de school Beroepsvaardigheden 2 Straffen en belonen
ULP 5 Zaakvakken: Wetenschap en techniek Beroepsvaardigheden 2 Pedagogisch handelen
Blok 1 Blok 2 WETENSCHAP EN TECHNIEK Instructie en Digitaal denken in leren meten en meetkunde Onderwijs in Wetenschappen Onderzoekend en en kunsten op ontwerpen leren school
Blok 3
Blok 4 DIVERSITEIT Wetenschapsfilosofie
Blok 5
Diversiteit in communicatie
Kunstzinnige Culturele Oriëntatie 2
ULP 7 Onderzoekend en ontwerpend leren in Wetenschap & Techniek
ULP 9 Leerkrachtvaar digheden 3
Perspectieven op diversiteit Taal en diversiteit: didactiek ULP 10 Onderzoek naar taaluitingen en taalgedrag
ULP 11 Vragenlijsten over diversiteit
ULP 12 Leerkrachtvaardig heden 4
Beroepsvaardigheden 1 Bordschrijven en digibord
Kunstzinnige Culturele Oriëntatie ULP 6 Leerkrachtvaa rdigheden 2 Eigen vaardigheid Mens en Wereld
UPvA Jaar 2
ULP 8 Ontwerponderzoek naar W&T plus stageweek
Stageweken
Kennisbasistoets rekenen
Blok 6
Toegepaste methodenleer en statitiek
93
UPvA Jaar 3 Blok 1 Blok 2 LEREN EN ONTWIKKELEN Cognitieve Aanvankelijke ontwikkeling en geletterdheid leerproblemen
Blok 3
Blok 4 Blok 5 STAGNATIE IN LEREN Onderwijskunde Maatwerk in theorie en contexten rekenen/ 1 wiskunde
Blok 6
Gezin en Samenleving in culturele context
Sociaal emotionele ontwikkeling en het jonge kind
Gespreksvaardighe den in pedagogisch perspectief
Stagnatie in taalontwikkeling
Bètadidactiek
Kunstzinnige Culturele Oriëntatie 3
ULP 13 Onderzoeks practicum Testconstructie en onderzoeksversla g legging
ULP 14 Onderzoeks practicum
ULP 15 Leerkrachtvaardigh eden: groep 3 of onderbouw
ULP 16 Onderzoeks practicum
ULP 17 Onderzoeks practicum
ULP 18 Leerkrachtvaardig heden Keuzestage
Bewegingsonderwij s
Kennisbasistoetsen Nederlands
UPvA jaar 4 Blok 1 Blok 2 Blok 3 SPECIALISATIE Jonge of oude Onderwijsbeleid, beeldvorming en media kind profilering Specialisatie: innovator in zaakvakken/ innovator in rekenen
Blok 4 Blok 5 Blok 6 AFRONDING IN LIO EN BACHELOR Beroepsprofilering Schoolorganisatie
ULP 19 LIO voorbereiding Beroepsvaardighe den 3 Collegiale Consultatie
ULP 22 LIO Stage
ULP 20 LIO Stage
ULP 21 LIO Stage
ULP 23 LIO Stage
Beroepsvaardigheden 4 Kennis delen in de school
Beroepsvaardigheden 5 Reflectie op professionalisering en LIO film
94
Bijlage 8 Vuistregels
Beste mentor, De student van de Universitaire Pabo van Amsterdam komt bij je aan met de volgende vraag: Jij hanteert in je klas allerlei vuistregels om orde te houden, aandacht te krijgen, kinderen te leren omgaan met onzekerheid, te wijzen op respectloos gedrag, bij de les te houden. Bij de UPvA zijn we op zoek naar deze vuistregels om er het vak: leraar primair onderwijs mee te leren. Zou jij mij een vuistregel willen meegeven? Vervolgens gaan de studenten er mee aan de slag. De werkwijze en toelichting staat hieronder. Wat we precies verstaan onder vuistregels, hoe de studenten daarmee het vak leren en hoe we dit jaarlijks herhalen en tot een onderzoek maken staat in bijgevoegd document. Werkwijze: De studenten van studiejaar 2010- 2011 wordt gevraagd om vuistregels te verzamelen. Dat betekent dat iedere mentor op school wordt gevraagd er een of meerdere te leveren. Deze vuistregels worden gesorteerd en gebruikt bij de workshops leerkrachtvaardigheden in semester 1 studiejaar 2011- 2012. Tijdens deze workshops wordt een selectie gebruikt om gestructureerd op zoek te gaan naar sleutelkennis, sleutelbegrippen en methoden van onderzoek en reflectie om dit toe te passen in de eigen lespraktijk.
Een andere mogelijkheid is te beginnen bij literatuur of een sleutelbegrip en toe te werken naar een vuistregel. De drie ijkpunten (sleutelbegrip, vuistregel, literatuur) moeten dan wel doorlopen worden, maar startpunt en volgorde kan variëren. In het lesvoorbereidingsformulier is een apart veld gereserveerd waarbij de student een indicatie geeft over de vuistregel die hij deze les wil leren toepassen. De vraag aan de mentor en student om hierover in ieder geval te reflecteren. Vervolg Deze werkwijze wordt jaarlijks herhaald met telkens nieuwe vuistregels.
95
De oude vuistregelboeken worden gebruikt als bron, ijkpunt en ( op de lange duur) als document om veranderende inzichten te relateren aan veranderende opvattingen over wat goed onderwijs is. In jaar 2 en 3 wordt de zoektocht naar vuistregels toegespitst op de thema’s van elk semester. De verdieping vindt eveneens plaats door de vuistregels met elkaar kunnen conflicteren. Ook kunnen reeksen gemaakt worden van vuistregels die elkaar kunnen opvolgen (zoals het tien stappenplan van orde, Ebbens e.a.) en contexten beschreven worden waarin bepaalde vuistregels wel en welke niet werken. Ik hoop dat iedere mentor zijn kostbare vuistregels wil prijs geven aan ons en onze studenten! Het eerste vuistregelboek verschijnt mei 2012 en wordt aan jullie uitgedeeld.
Met vriendelijke groet, Ineke Schaveling Opleidingsdirecteur
96
Bijlage 9 Activiteitenlijst Onderstaande activiteitenlijst is een onderdeel van het portfolio. Dat betekent dat de lijst geheel moet zijn ingevuld en ondertekend door de mentor. Datum tijdsduur
Activiteit
Vuistregel
Voorbereiding Ja/nee
groepering (individueel /kleine groep/ hele groep)
Vak
Paraaf mentor
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
97
Bijlage 10 Opdrachtomschrijving ULP 18 Stageplek De stageplek moet aan de volgende eisen voldoen: -
Minimaal 15 dagen stage
-
Onderwijsgerelateerd
-
Non-profit organisatie
Leerdoelen Voor de keuzestage zijn de volgende overkoepelende leerdoelen geformuleerd: -
Student kan gedurende de stageperiode zijn kennis en kunde van zijn leraarschap basisonderwijs inzetten in een professionele organisatie die niet een reguliere basisschool is.
-
Student kan voorafgaand aan de stage SMART leerdoelen formuleren , gerelateerd aan het handelen als academische leerkracht basisonderwijs in een professionele organisatie.
-
Student kan na afloop van de stageperiode zijn leerdoelen evalueren, door opbrengsten te benoemen en te reflecteren op niet behaalde doelen.
-
Student kan tijdens of na afloop van de stage de organisatie beschrijven, op micro-, meso- en macroniveau.
-
Student kan tijdens of na afloop van de stage de positionering van de organisatie ten opzichte van het basisonderwijs en de relatie met werkveld basisonderwijs beschrijven en het belang ervan benoemen.
In de keuzestage ligt de nadruk op de volgende competentiegebieden uit de matrix: -
Samenwerken met collega’s
-
Samenwerken met de omgeving
-
Reflectie en ontwikkeling
De persoonlijke leerdoelen van de student kunnen als het ware onder deze overkoepelende leerdoelen en competenties geplaatst worden. Deze leerdoelen dienen SMART geformuleerd te worden. Let op: De leerdoelen moeten voorafgaand aan de stage goedgekeurd worden door de stage coördinator van de UPvA. Afronding De student vult de competentiematrix in en bespreekt deze met de stagebegeleider. Hiervan wordt een gespreksverslag gemaakt. Dit wordt ondertekend door de begeleider. De student levert een professioneel product in bij de opleiding waarin hij laat zien wat hij geleerd heeft van de keuzestage. ULP 18 is behaald als; -
De stage voldoet aan de eisen (15 dagen non-profit, onderwijsgerelateerd)
98
-
De competentiematrix blijkt geeft van groei ten opzichte van de (met een voldoende afgesloten) stagematrix in semester 3.1
-
Het professioneel product volledig is en voldoende op niveau uitgewerkt (zie beoordelingsformulier ULP 18 voor criteria).
Professioneel product De derdejaars keuzestage wordt afgesloten met een professioneel product. Dit is een verslag in woord en beeld van de stageperiode. De omvang van het verslag is maximaal 5 A4 (exclusief bijlagen). Het verslag bevat de volgende onderdelen: -
Inleiding met een globale beschrijving van de inhoud van de stage en een onderbouwing van de keuze voor de stage
-
Positionering van de stage instelling, beschreven op micro-, meso- en macroniveau en het belang van de organisatie in relatie tot het basisonderwijs. Verwijzing naar minimaal 1 bron (zie: bronnen). Microniveau betreft de stage instelling zelf, mesoniveau de gemeenschap (stad, gemeente, wijk, buurt) en macroniveau de overheid (land).
-
Ingevuld reflectie format (SMART leerdoelen, acties, resultaat)
-
Korte samenvattende reflectie van maximaal 300 woorden. Verwijzing naar minimaal 1 bron.
-
Conclusie waarin de opbrengst van de stage, voor jou als academische leerkracht, wordt samengevat.
-
Verzorgd en correct taalgebruik
De bijlagen zijn: -
Gespreksverslag, waarin wordt verwezen naar de competentiematrix. Maximaal 1 A4 en ondertekend door de stagebegeleider.
-
Beeldmateriaal
Bronnen De bron die gebruikt moet worden bij de beschrijving van de positionering is: Ax, J., Karstanje, P.N., Voogt, J.C. & Wieringen, A. M. L. van. (2000) Organisatie van Scholen. Apeldoorn: Garant. Deze is te vinden in de UPvA bibliotheek. Lees ter inspiratie paragraaf 3.3.1 en 3.3.2. Gebruik voor het beschrijven van de instelling op microniveau figuur 3.13 en 3.20. De bron die gebruikt moet worden bij de reflectie is naar eigen keuze van de student. Deze kan bijvoorbeeld gericht zijn op keuzes die de student gemaakt heeft (onderbouwing) of iets dat de student geleerd heeft en kan koppelen aan theorie. Inleveren De student levert het professioneel product in bij de stagecoördinator van de UPvA.
99
Bijlage 11 LIO stage Procedure LIO contract Het LIO contract wordt ingevuld en getekend door student en schooldirecteur. De student levert het vervolgens in bij de stagecoördinator UPvA, uiterlijk 3 weken na de start van de LIO stage. De stagecoördinator regelt dat het ondertekend wordt door de opleidingsdirecteur. De onderwijsbalie maakt een scan voor op de Pschijf en mailt de scan naar de student, de student mailt de scan zelf door naar de school en/of opleider. De onderwijsbalie stopt het papieren exemplaar in het studentdossier. Leerwerkplan De student stelt aan de start van de LIO stage een leerwerkplan op. Hierin geeft de student in persoonlijke leerdoelen aan waar hij a) specifiek aan wil gaan werken, b) hoe hij dit aan wil gaan pakken en c) welke begeleiding hij daarbij nodig heeft. Tevens wordt hierin, in overleg met de school en/of opleider, vastgelegd wat de taken en verantwoordelijkheden van de student tijdens de LIO periode op school zullen zijn. Dit plan is maximaal 2 A4 van omvang en wordt bijgevoegd als bijlage bij het contract. En dus ook (uiterlijk 3 weken na start LIO) ingeleverd bij de UPvA. Beoordeling De competentiematrix is de basis voor het volgen en beoordelen van de groei van de student. De LIO stage is opgedeeld in vijf modulen: ULP 19, 20, 21 en 22, 23 De leerkrachtvaardigheden worden beoordeeld door de opleider. De producten door de stagecoördinator van de opleiding. De inhoud van de verschillende ULP’s is als volgt: ULP 19: leerkrachtvaardigheden en product met thema groepsplan ULP 20: leerkrachtvaardigheden, filmfragmenten en product met thema handelingsplan ULP 21: leerkrachtvaardigheden, gespreksverslag ULP 22: leerkrachtvaardigheden, filmfragmenten en product met thema ouderbetrokkenheid ULP 23: leerkrachtvaardigheden, gespreksverslag ULP 24: leerkrachtvaardigheden, filmfragmenten en product met thema opbrengstgericht werken De opleider bezoekt de student minimaal drie keer tijdens zijn LIO stage (ULP 19, 21 en 23). De student levert hier in ULP 21 en 23 gespreksverslagen over in. Voor de overige beoordelingsmomenten gebruikt de opleider de filmfragmenten en de bevindingen van de mentor en directeur. Er wordt door de schooldirecteur minimaal twee maal tijdens de LIO periode een gesprek met de student gevoerd over zijn functioneren. Hierbij is het leerwerkplan leidraad. De directeur communiceert zijn bevindingen met de opleider.
100
Bijlage 12 Professioneel product LIO stage: thema groepsplan Opdracht: De student stelt zelfstandig twee groepsplannen op: een voor taal en een voor rekenen of zaakvakken (afhankelijk van de specialisatierichting). • De groepsplannen richten zich op het eerste half jaar. • Het groepsplan bevat de volgende onderdelen: Vakgebied, (sub)groep, doel, inhoud (wat), organisatie (hoe), evaluatie. • De student bespreekt de groepsplannen met de stagementor en past ze eventueel aan n.a.v. feedback uit dit gesprek. • De student schrijft een kort verslag over dit gesprek en de aanpassingen. •
Product: • •
De twee uitgewerkte groepsplannen. Een verslag van een half A4 waarin de student beschrijft welke feedback hij van de mentor heeft gekregen en welke aanpassingen hebben plaatsgevonden n.a.v. dat gesprek.
101
Bijlage 13 Professioneel product LIO stage: thema handelingsplan Opdracht: • • • •
De student stelt zelfstandig twee individuele handelingsplannen op: een voor taal en een voor rekenen of zaakvakken (afhankelijk van de specialisatierichting). Het handelingsplan bevat de volgende onderdelen: Vak, beginsituatie, doel, organisatie (hoe vaak, door wie, aanpak), periode, evaluatie. De student bespreekt de handelingsplannen met de stagementor en past ze eventueel n.a.v. feedback uit dit gesprek De student schrijft een kort verslag over dit gesprek en de aanpassingen
Product: • •
De twee uitgewerkte handelingsplannen. Een verslag van een half A4 waarin de student beschrijft welke feedback hij van de mentor heeft gekregen en welke aanpassingen hebben plaatsgevonden n.a.v. dat gesprek.
102
Bijlage 14 Professioneel product LIO stage: thema ouderbetrokkenheid Opdracht: • • •
De student brengt in kaart hoe het gesteld is met de ouderbetrokkenheid op de stageschool door middel van korte interviews, observaties en documenten. De student geeft zijn visie op ouderbetrokkenheid. De student formuleert, op basis van zijn bevindingen, tips voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid.
Product: • • • • •
Beschrijvingen van interviews, observatie en documenten* Een beschrijving van de visie van de student op ouderbetrokkenheid in het basisonderwijs (een half A4). Minimaal vijf concrete tips voor het vergroten van ouderbetrokkenheid op de stageschool, direct gekoppeld aan de eigen bevindingen. ** Gebruik van minimaal 1 wetenschappelijke bron. Totaal maximaal 2 A4.
* De student houdt (minimaal) drie korte interviews; met de mentor, met een ouder en met iemand uit het management/directieteam. De vragen mogen mondeling of schriftelijk voorgelegd worden. De vragen stelt de student naar eigen inzicht op. De vragen dienen de student een beeld te geven van de mate van -, de wijze waarop - en de wensen ten aanzien van ouderbetrokkenheid. De student schrijft een verslag van een half A4 waarin kort de resultaten van de interviews en een overkoepelende conclusie worden gegeven. De student observeert (open observatie) gedurende deze stageperiode de betrokkenheid van de ouders in zijn stagegroep en schrijft hiervan een verslag van een half A4. Hierin beschrijft de student wat hij gezien heeft en noemt concrete voorbeelden waaruit (on)betrokkenheid blijkt. De student bestudeert de schoolgids en website van de school op het gebied van ouderbetrokkenheid. Hiervan schrijft hij een verslag van een half A4. Hierin beschrijft de student wat er te vinden is in de visie van de school op het gebied van ouderbetrokkenheid, bij welke activiteiten ouders betrokken worden en hoe er contact met ouders wordt onderhouden. ** De tips worden als volgt weergegeven: a) De tip (concreet omschreven). b) Uit welke bevindingen is deze tip voortgekomen? c) Waarom zal deze tip tot vergroting van de ouderbetrokkenheid leiden?
103
Bijlage 15 Professioneel product LIO stage: thema opbrengstgericht werken Opdracht: • • • •
De student geeft in schema weer wat opbrengstgericht werken inhoudt. De student geeft bewijs van zijn eigen opbrengstgericht werken aan de hand van de eerder opgestelde groepsplannen. De student stelt actiepunten op vanuit de opbrengsten. De student geeft zijn visie over opbrengstgericht werken in het basisonderwijs.
Product: •
De student schrijft een verslag met daarin de volgende onderdelen: o Een schema of figuur waarin de student kort samenvat wat opbrengstgericht werken inhoudt. o Een evaluatie van de eerder opgestelde groepsplannen (dat was de beginsituatie, nu de eindmeting, deze gegevens vergelijken en op basis daarvan evalueren). o Een lijst met actiepunten (is de basis voor een opvolgend groepsplan) n.a.v. de evaluatie van de groepsplannen. o Een korte beschrijving van de visie van de student over opbrengstgericht werken in het basisonderwijs. o Gebruik van minimaal 1 wetenschappelijke bron. o Totaal maximaal 2 A4.
104
Bijlage 16 Opdrachtbeschrijving stageweken jaar 2 In de workshop in week 50 wordt instructie gegeven voor de film over diversiteit en taal. Doel van de film: - De student laat in de film zien dat hij/zij een goed observatie vermogen heeft om verschillende aspecten van taal te zien en te koppelen aan het leren van leerlingen. - De student laat zien dat hij/zij activiteiten aanbiedt die verschillende aspecten van taal bij diverse kinderen in de groep stimuleren. Eisen bij deze film zijn: - Hij duurt tien minuten - Zowel leerlingen als de student zelf moeten in beeld zijn - De film bestaat uit verschillende fragmenten - Er wordt gebruik gemaakt van ondersteunend geluid en/of teksten Inhoud van de film: - De fragmenten geven verschillende uitingen van taalgedrag weer - De fragmenten laten de samenhang tussen taal en leren zien - De fragmenten laten zien wat de student doet om taalgevoel bij leerlingen te ontwikkelen - De fragmenten laten taalgevoel bij leerlingen zien. Opdracht: - Zorg dat de kijker aan het begin van de film begrijpt wat de hoofdvraag/boodschap van de film is en maak hem nieuwsgierig - Bedenk bij de hoofdvraag vijf duidelijke subvragen - De hoofdvraag en subvragen worden beantwoord dmv interview(s) (waarbij jij zelf interviewt, (denk tijdens interview aan vragen op niveau leerlingen, doorvragen, concretiseren, laten zien waarover het gaat); het tonen van lessituaties in beeld en door jouw presentatie of voice-over in de film. - De hoofdvraag wordt onderzocht tijdens concrete situaties, in beeld gebracht door dingen te laten zien of voor te (laten) doen. - Geef een beeld van hoe de leerling en/of jijzelf bezig bent in de klas - Maak gebruik van verschillende kaders (totaal, medium, close-up) - Je brengt de klas goed in beeld - Je film heeft een begin, midden en eind. In het begin wordt je hoofdvraag duidelijk, in het middenstuk probeer je je vraag te beantwoorden, aan het eind van je film geef je een duidelijke conclusie m.b.t. jouw visie op de hoofdvraag: wat heb je gezien of ontdekt en wat is jouw visie daarop als leerkracht.
105
Bijlage 17 Opdrachtbeschrijving peerfeedback Aanleiding: Feedback is essentieel voor het stimuleren van leerprocessen. In veel onderzoeken ligt de nadruk van de invloed van feedback op het leerproces van leerlingen (Hattie & Timperley, 2007). Naast feedback die wordt gegeven door een meerwetende partner neemt de aandacht voor peerfeedback toe. Een voorbeeld daarvan is de aandacht voor peerfeedback in het actieplan Leraar 2020 van het Ministerie van OCW. Om peerfeedback tussen studenten te stimuleren is het geven van peerfeedback een onderdeel van ULP 15. Studenten observeren bij een medestudent in de klas met behulp van het observatiemodel van de Gemeente Amsterdam (zie ULP-gids onderzoeksvaardigheden). Na afloop van deze observatie wordt een gesprek gevoerd over de bevindingen van de observant. De observant bereidt het gesprek voor. In de voorbereiding en tijdens het gesprek houdt hij/zij rekening met de vijf dimensies van feedback zoals gehanteerd door Thurlings, et al. (in press). In de verslaglegging is aandacht voor de opbrengsten op gebied van leerkrachtvaardigheden en voor een feedback vaardigheden. Doel: De student kan zowel feedback geven als ontvangen volgens de regels van feedback geven (concreet, specifiek, ik-boodschap, benoem het effect van gedrag). De student is in staat een feedbackgesprek voeren met een medestudent waarin hij/zij bewust is van de vijf dimensies van feedback. De student plant feedback momenten voor het geven van feedback aan anderen dan de mentor (Competentie samenwerken met collega’s). Werkwijze: 1. Kies één medestudent en plan een moment voor de lesobservatie. De duur van de observatie ligt tussen de 15 en 45 minuten. Als het niet mogelijk is bij elkaar in de klas te kijken, kan er ook gebruik worden gemaakt van video-opname. 2. Voorafgaand aan de lesobservatie kiest de student bij wie wordt geobserveerd één of meer indicatoren uit van het observatie-instrument van de gemeente Amsterdam. 3. De observatie vindt plaats. 4. Er wordt een afspraak gemaakt voor het nagesprek. Bij voorkeur vindt dat plaats gelijk na afloop van de observatie. 5. De student die heeft geobserveerd voert een feedbackgesprek. Aandachtspunten daarbij zijn: geen hints en tips, maar waarom-vragen en andere openvragen. 6. Gelijk na afloop van het feedback gesprek vult de student die de feedback heeft ontvangen onderstaande schema in en geeft dat aan de feedbackgever. 7. De student die is geobserveerd en de feedback heeft ontvangen schrijft een kort verslag (zie de precieze inhoud hieronder). Verslaglegging: Deel 1: Maximaal 300 woorden. Dit deel is gericht op wat je hebt geleerd via het feedbackgesprek op het gebied van je leerkrachtvaardigheden. Schrijf dit vanuit het perspectief als feedbackontvanger. Beschrijf:
106
Welke feedback heb je gekregen. Gebruik de observaties geregistreerd met het observatiemodel van de Gemeente Amsterdam. Wat je gaat doen met de feedback. Beschrijf hier concrete acties die je gaat nemen met betrekking tot je leerkrachtvaardigheden. Beschrijf ook het verschil tussen je reflectie op basis van de peerfeedback en je reflectie op basis van feedback van een begeleider (bijv. je mentor of opleider). Deel 2: Maximaal 300 woorden. Dit deel is gericht op het feedbackgesprek en wat je hebt geleerd over het voeren van een feedbackgesprek. Schrijf dit vanuit het perspectief als feedbackgever. Beschrijf: Hoe het feedbackgesprek is gegaan. Ga in op wat goed ging, wat minder goed ging en wat voor vragen je hebt gesteld. De feedback die je hebt gegeven en hoe je dat hebt verwoord. De beoordeling (het ingevulde schema hieronder) dat de ontvanger van de feedback. Ga in op wat je herkent uit de beoordeling en wat je meeneemt naar een volgend feedbackgesprek. Beoordelingsschema dat de ontvanger van de feedback invult over het feedbackgesprek Vanuit feedbackliteratuur worden vijf dimensies van feedback onderscheiden (Thurlings, Vermeulen, Kreijns, Bastiaens, & Stijnen, in press): 1. Doelgerichtheid persoonsgerichtheid; 2. specifiek algemeen; 3. gedetailleerd niet gedetailleerd; 4. correctief niet correctief; 5. positief negatief.
107