Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2008, 253
Artikel 1. Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 32 van de Wet op de loonbelas ting 1964 en artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevorderen van werknemersparticipaties en winstdelings en spaarregelingen voor werknemers (Stb. 573).
Reikwijdte
HOOFDSTUK II VERVALLEN Artikel 2 t/m 13. Vervallen HOOFDSTUK III SPAARLOONREGELINGEN Artikel 14. 1. Het spaarloon mag in ieder kalenderjaar waarin de werknemer over eenkomstig de spaarloonregeling heeft gespaard, niet meer bedragen dan het in arti kel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag. 2. Deelname aan een spaarloonregeling mag slechts open staan voor werknemers die tot de werkgever in dienstbetrekking staan of geacht worden te staan.
Bedrag spaarloon
Artikel 15. 1. Het spaarloon moet door de werkgever of een in de spaarloonregeling aangewezen instelling die het spaarloon beheert, voor iedere werknemer onder ver melding van het jaar van storting per kalenderjaar afzonderlijk worden geadmini streerd op een bijzondere rekening hierna te noemen: spaarloonrekening. 2. Als instelling bedoeld in het eerste lid, kunnen worden aangewezen spaarban ken, handelsbanken, landbouwkredietinstellingen, bouwkassen, spaarfondsen, ver zekeringsmaatschappijen en daarmee vergelijkbare rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. 3. Het spaarloon mag door de werknemer niet worden vervreemd of bezwaard.
Spaarloonregeling
Artikel 16. 1. Het aan de werknemer toekomende spaarloon mag worden omgezet in effecten. Met betrekking tot ten laste van de spaarloonrekening gekochte effecten mag: a. het in de aankoopprijs begrepen bedrag aan spaarloon wordt gelijkgesteld met spaarloon op de spaarloonrekening, zolang de effecten onbezwaard deel uitmaken van het vermogen van de werknemer; b. bij verkoop van de effecten het onder a bedoelde bedrag, voor zover dit onver wijld wordt teruggestort op de spaarloonrekening, worden gelijkgesteld met spaar loon. 2. Met betrekking tot de omzetting in effecten moet: a. de aankoop en de verkoop geschieden door bemiddeling van de werkgever of van de in de spaarloonregeling aangewezen instelling; b. de bewaring geschieden door of onder verantwoordelijkheid van de werkgever, dan wel door of onder verantwoordelijkheid van die instelling.
Omzetting in effecten
479
Aangewezen instelling
Loonheffingen
HOOFDSTUK I ALGEMEEN
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen Artikel 17. Het tegoed op een spaarloonrekening mag uitsluitend bestaan uit: a. spaarloon; b. op het tegoed gekweekte inkomsten.
Administratie
Artikel 18. Het verloop van het tegoed op een spaarloonrekening moet voor iedere werknemer per kalenderjaar waarin hij overeenkomstig de spaarloonregeling heeft gespaard, afzonderlijk worden geadministreerd voor zoveel betreft: a. spaarloon; b. op het tegoed gekweekte inkomsten over de periode waarin het spaarloon inge volge de spaarloonregeling niet ter beschikking van de werknemer komt.
Beschikkingsmacht
Artikel 19. Spaarloon mag niet eerder ter beschikking van de werknemer komen, dan nadat het gedurende tenminste de termijn genoemd in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 op de spaarloonrekening heeft gestaan.
Vroegtijdig beschikken; verwerven eigen huis
Artikel 19a. 1. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van de verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 door de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001. 2. Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid, mogen voor toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het te goed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
Vroegtijdig beschikken; overeenkomst van levensverzekering
Artikel 19b. 1. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter voldoening van: a. door de werknemer te betalen premies, andere dan bijdragen ingevolge een pen sioenregeling, welke verschuldigd zijn ingevolge een overeenkomst van levensver zekering waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel b, en artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is verzekerd bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.126 van de Wet inkomstenbe lasting 2001, mits de polis deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de termijnen voor de lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan; b. premies, andere dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, welke verschul digd zijn ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapi taalsuitkering bij in leven zijn is verzekerd, en de voldane premies voor bij dezelfde overeenkomst overeengekomen vrijstelling van premiebetaling bij invaliditeit, ziek te of ongeval, mits de polis deel uitmaakt van het vermogen van de werknemer of dat van zijn partner in de zin van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001; c. door de werknemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenrege ling. 2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde overeenkomst van levensverzekering moet: a. een levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht zijn, die is afgesloten bij een levensverzekeraar als bedoeld in dat artikel; b. door de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkom stenbelasting 2001, zijn gesloten op het leven van de werknemer, diens partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of kinderen voor wie de werknemer, of zijn partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001 op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag
Loonheffingen
Tegoed
Eisen overeenkomst van levensverzekering
480
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Artikel 19c. 1. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken binnen zes maanden na de start van activitei ten uit welke de werknemer vermoedelijk, als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten. De periode van zes maanden wordt verlengd met de periode welke ligt tussen het moment waarop door de werknemer een beschikking als bedoeld in het tweede lid wordt aangevraagd en het moment waarop die beschikking wordt afgegeven door de inspecteur. 2. De aanwezigheid van activiteiten als bedoeld in het eerste lid moet blijken uit een voor bezwaar vatbare beschikking die, op verzoek van de werknemer, door de inspecteur is afgegeven. In die beschikking moet zijn opgenomen, de datum waarop de activiteiten zoals bedoeld in het eerste lid zijn gestart en de datum waarop de pe riode van zes maanden zoals bedoeld in het eerste lid eindigt. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt aangenomen dat de activiteiten zoals bedoeld in het eerste lid zijn gestart op het moment waarop de inschrijving in het re gister van de Kamer van Koophandel heeft plaatsgevonden, dan wel had moeten plaatsvinden. Voor ondernemingen die niet kunnen worden ingeschreven in het re gister van de Kamer van Koophandel moet de datum waarop de activiteiten zijn ge start worden bepaald aan de hand van de feiten en omstandigheden. 4. Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid, mogen voor toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het te goed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
Vroegtijdig beschikken; starten onderneming
Artikel 19d. 1. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van compensatie van loon dat niet is genoten door de werknemer, als gevolg van de opname van onbetaald verlof of ge deeltelijk onbetaald verlof door de werknemer, mits de dienstbetrekking ten tijde van het onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof ongewijzigd blijft voortbestaan.
Vroegtijdig beschikken; looncompensatie bij onbetaald verlof
481
Beschikking inspecteur
Inschrijving KvK
Loonheffingen
ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinancie ring ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering; c. voor zover het tijdstip van de uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, voorzien in een looptijd van ten minste vier jaren. 3. Voor de toepassing van dit artikel worden mede aangemerkt als ingevolge een overeenkomst van levensverzekering verschuldigde premies: regelmatige inleggin gen bij een instelling als bedoeld in artikel 15, tweede lid, waartoe de werknemer of zijn partner in de zin van artikel 1.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zich in gevolge een overeenkomst tot sparen met levensverzekering heeft verplicht. Het eer ste lid, onderdeel b, en het tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toe passing. 4. Rechtstreekse betalingen door de werkgever van premies als bedoeld in het eer ste lid en van inleggingen voor een spaarovereenkomst als bedoeld in het derde lid, mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in de aanhef van het eerste lid. 5. Bedragen die worden ingehouden op het loon als vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling mogen voor de toepassing van dit artikel worden ge lijkgesteld met bestedingen ten laste van de spaarloonrekening. 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op naar een spaarrekening eigen (Lijfrente)spaarrewoning, bedoeld in artikel 3.116a van de Wet inkomstenbelasting 2001, of een lijf kening eigen rentespaarrekening, bedoeld in artikel 3.126a van die wet, overgemaakte bedragen woning alsmede op naar een beheerder van een beleggingsrecht eigen woning, bedoeld in ar tikel 3.116a van die wet, of een lijfrentebeleggingsrecht, bedoeld in artikel 3.126a van die wet, overgemaakte bedragen ter verkrijging van rechten van deelneming.
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Loonheffingen
2. Voor de toepassing van dit artikel kan ten hoogste worden aangemerkt als op genomen ter compensatie van het loon dat niet is genoten door de werknemer als ge volg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de werknemer, 50% van het bedrag waarmee het door de werknemer genoten loon is verminderd als gevolg van de opname van onbetaald verlof of gedeeltelijk onbetaald verlof door de werknemer. 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt het door de werknemer genoten loon in aanmerking genomen met inachtneming van het volgende: a. artikel 11, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de loonbelasting 1964 vindt geen toepassing; b. tantièmes en toevallige bijzondere beloningen, alsmede tot het loon behorende aanspraken worden niet in aanmerking genomen. 4. Rechtstreekse betalingen als bedoeld in het eerste lid mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaar loonrekening als bedoeld van het eerste lid. Vroegtijdig beschikken; opleidings- en studiekosten
Artikel 19e. 1. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken: a. ter zake van de kosten van het volgen van een opleiding of studie door de werk nemer, met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning, met uitzon dering van kosten: 1°. die verband houden met een werk of studeerruimte, daaronder begrepen de in richting; 2°. van binnenlandse reizen voorzover die meer bedragen dan het bedrag per kilo meter, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964; b. ter zake van cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke gevolgd door de werknemer ter behoorlijke vervulling van de dienst betrekking; c. ter zake van de kosten van het volgen van een procedure erkenning verworven competenties waarvoor een verklaring is afgegeven door een in of krachtens artikel 40a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 aangewezen instantie. 2. Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
Vroegtijdig beschikken; kinderopvang
Artikel 19f. 1. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer mede over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken ter zake van eenzesde deel van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten voor kinderopvang waar voor aanspraak op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk aanspraak op een te gemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 5 van de Wet kinderopvang. 2. Rechtstreekse betalingen door de werkgever, als bedoeld in het eerste lid, mogen voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met het beschikken over het tegoed van de spaarloonrekening als bedoeld in het eerste lid.
Overlijden werknemer
Artikel 20. In geval van overlijden van de werknemer eindigt de deelname van de werknemer aan de spaarloonregeling. Het gehele tegoed van zijn spaarloonrekening mag ter beschikking van de erfgenamen van de werknemer worden gesteld.
Vroegtijdig beschikken
Artikel 21. In afwijking van artikel 19 mag de werknemer over het tegoed van zijn spaarloonrekening beschikken bij beëindiging van de dienstbetrekking.
482
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen Spaarloon aangemerkt als loon
Loonheffingen
Artikel 22. 1. Ingeval het spaarloon door de werknemer of zijn erfgenamen is opge nomen bij beëindiging van de dienstbetrekking van de werknemer, daaronder begre pen het overlijden van de werknemer, wordt voor elke volle maand gedurende welke het spaarloon is opgenomen binnen de in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 genoemde termijn, of binnen de in de spaarloonregeling over eengekomen termijn een evenredig deel van het spaarloon aangemerkt als loon ver strekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon. 2. Spaarloon waarover door een werknemer in strijd met een spaarloonregeling wordt beschikt, wordt aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon. 3. Het in het eerste en tweede lid bedoelde loon wordt geacht te zijn genoten ten tijde van het beschikken. HOOFDSTUK IV SLOT EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 23. Als spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loon belasting 1964 zijn uitgesloten, regelingen waaraan de deelname uitsluitend is open gesteld voor: a. een werknemer die enig werknemer is van een vennootschap waarvan het kapi taal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin hij, al dan niet tezamen met zijn partner in de zin van artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001 en zijn bloed of aanverwanten in de rechte lijn direct of indirect, voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is; b. een werknemer die tezamen met zijn partner in de zin van artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001, enig werknemer is van een vennootschap waarvan het ka pitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin hij, al dan niet tezamen met zijn partner in de zin van artikel 1.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001 en zijn bloed of aanverwanten in de rechte lijn direct of indirect, voor ten minste één derde gedeelte van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is.
Uitgezonderde regelingen
Artikel 24. Deze regeling verstaat, voor zoveel de belastingheffing betreft, onder werkgever, de inhoudingsplichtige.
Werkgever
Artikel 25. 1. Indien bij of krachtens een op 31 december 1993 bestaande arbeids overeenkomst dan wel publiekrechtelijke regeling een bedrijfsspaarregeling in de zin van het Besluit bedrijfsspaarregelingen (Stb. 1965, 261) is vastgelegd, blijven hetzij tot en met 31 december 1994, hetzij tot en met 31 december 1995, hetzij tot en met 31 december 1996, de op 31 december 1993 bestaande wettelijke bepalingen met betrekking tot die bedrijfsspaarregeling van kracht indien de werkgever in on derscheidenlijk het kalenderjaar 1994, de kalenderjaren 1994 en 1995 of de kalen derjaren 1994, 1995 en 1996 afziet van het treffen van regelingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, en artikel 34a van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals deze luiden van 1 januari 1994 tot en met 31 december 1996. 2. Indien met betrekking tot een bedrijfsspaarregeling het eerste lid toepassing vindt in het kalenderjaar 1994, in de kalenderjaren 1994 en 1995, dan wel in de ka lenderjaren 1994, 1995 en 1996, wordt met betrekking tot die bedrijfsspaarregeling in artikel IX van de Wet van 1 november 1993 tot wijziging van een aantal wetten inzake belastingen, alsmede van een aantal andere wetten met het oog op het bevor deren van werknemersparticipaties en winstdelings en spaarregelingen voor werk nemers in plaats van ‘op 31 december 1993 bestaande aanspraken’ gelezen onder scheidenlijk ‘op 31 december 1994 bestaande aanspraken’, ‘op 31 december 1995 bestaande aanspraken’ of ‘op 31 december 1996 bestaande aanspraken’.
Overgangsbepaling
483
Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
Loonheffingen
Overgangsbepaling
Artikel 25a. 1. Op een bedrag aan ingehouden spaargelden dat met toepassing van artikel 8, zoals dit artikel luidde op 31 december 2000, is gelijkgesteld met ingehou den spaargelden op een premiespaarrekening, blijft deze gelijkstelling van kracht tot uiterlijk 1 januari 2006. In afwijking hiervan mag de spaarpremie ter zake van deze spaargelden worden toegekend voordat een spaartermijn van vier jaren is vervuld. 2. Een bedrag aan spaarloon dat met toepassing van artikel 16, tweede lid, zoals dit artikel luidde op 31 december 2000, is gelijkgesteld met spaarloon op een spaarloon rekening, wordt met ingang van 1 januari 2001 niet langer als spaarloon aangemerkt. Artikel 25b. Vervallen Artikel 25c. Artikel 22, tweede lid, is niet van toepassing op spaarloon dat in de ka lenderjaren 1999 en 2000 is gespaard en waarover wordt beschikt na 31 december 2002.
Inwerkingtreding Citeertitel
Artikel 26. 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1994. 2. Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling werknemers spaarregelingen en winstdelingsregelingen.
484