Trots maar onzeker Briefwisselingen tussen Jeanne van Heeswijk en Hans Boutellier & Jos van der Lans en Nazmiye Oral
Beste Jeanne van Heeswijk,
Nu ik me wat verdiept heb in je werk, weet ik dat onze correspondentie verwachtingen schept. Ik ben onder de indruk van je diversiteit ervan en voel me vereerd om een correspondentie met je voeren. Je zegt in een interview dat je de werkelijkheid boetseert – je spreekt ook van urban curation. Je aarzelt bij het begrip community art en hebt een hekel aan ‘opvoedende kunst’. Ik heb er geen verstand van, maar ik kan me er van alles bij voorstellen. Je doet prachtige dingen. Ik wil daar bij aansluiten met de sociologische constatering dat de huidige maatschappij – een complex zonder richting – vooral vorm krijgt vanuit authentiek handelen, concrete praktijken, enerverende momenten en schokkende incidenten. Noem het boetseren, ik noem het improvisatie. Tegelijk kan een samenleving niet draaien op spontaniteit en creativiteit. De kracht van de westerse samenleving is juist dat ze instituties kent, die waarborgen, zekerheid bieden, gelijkheid beogen en wat dies meer zij. Maar ze zijn bureaucratisch en onleefbaar geworden. Geen wonder dat de systemen kraken, bestuurders het niet meer weten, professionals in verwarring zijn en burgers iedere verkiezing op een ander stemmen. Hoe krijgen we de nieuwe dynamiek verbonden met de onvermijdelijke traagheid van de instituties? In het proces vormt zich de inhoud – zoals in geïmproviseerde muziek. Jij creëert ook nieuwe vormen. Maar waar loop jij tegen aan bij dat boetseren van de werkelijkheid? En wat kan uiteindelijk je ambitie zijn? Of stel ik je verkeerde vragen? Met nieuwsgierige groet,
Hans Boutellier
……………...……………....….…………...……………...………… Beste Hans,
Dank voor je aardige woorden over mijn werk. Op vragen wat ik precies doe antwoord ik tegenwoordig: de grond, het territorium bewerken - de oorspronkelijke betekenis van ‘cultivare’. Daar waar jij de maatschappij waarneemt als een complex zonder richting, zie ik, als ik je mee mag nemen naar de stad en de buurt, een samenspel van mensen en hun gedragingen, hun emoties en relaties. Ik noem dat het tissue van de stad. Het materiaal waar kunstenaars zoals ik, maar ook buurtprofessionals, mee werken. Op dat niveau is de wereld eerder een dynamisch interactieveld, een plek die overal heen gaat. In mijn werk daag ik mensen uit hun kwaliteiten en creativiteit te gebruiken om hun omgeving vorm te geven. Ik wrik en wroet aan hun wortels en vraag hen: hoe willen jullie hier leven? Het antwoord is een proces van actie en reactie, fricties, confrontaties en aanvaarding. In dit proces manifesteert zich inderdaad de inhoud, een nieuwe manier van samenleven en omgaan met elkaar. Daar vormt zich zelforganisatie, collectief eigenaarschap, en beelden die daarbij passen. Het grote probleem van de instituties is niet zozeer dat ze de problemen van mensen niet meer kunnen oplossen. Erger vind ik hun starre interpretatie van termen als gelijkheid, wederkerigheid en zekerheid, die vaak niet verder komt dan schoon, heel en veilig. Wie op safe speelt, doet niets anders dan het speelveld van mensen klein houden en hun fricties controleren. Ik wil die fricties juist productief maken, op een speelse manier, maar wel een die voor alle betrokkenen - individuen en instanties - inhoudt, dat ze onzekerheden moeten accepteren, risico’s moeten durven nemen, elkaar moeten vertrouwen.
2
Dat is niet eenvoudig. In mijn werk loop ik aan tegen de angst voor verandering, angst die overal zit, in mensen, tussen mensen, tussen mensen en instellingen. Maar waar mensen zijn, wordt bewogen. Onzekerheid hoort net zo bij het moderne leven als ademen. Niets staat vast, morgen moet de grond weer bewerkt worden, elke dag weer. Ik vind dat prima. Ik zie mijn werk dan ook als een eindeloze oefening. Mijn vraag voor jou, als hoogleraar Veiligheid en Burgerschap, is dan ook: kunnen we leren leven met onzekerheid? In je onlangs gehouden Diesrede haal je een wijkagent aan die via een Tweet bewoners die hem volgen vraagt of het rondje dat hij vanavond gaat lopen akkoord is. Is dat een praktisch antwoord op mijn vraag? Hartelijke groet,
Jeanne van Heeswijk
……………...……………....….…………...……………...………… Hallo Jeanne,
Die twitterende wijkagent … ja, dat is het praktische antwoord op jouw vraag! Interessant, we sluiten heel goed op elkaar aan. Ik ben geneigd te zeggen: jij maakt werkelijkheid van mijn sociologie. Maar ik moet natuurlijk zeggen: ik maak sociologie van de praktijken die je beschrijft. Jij ‘wrikt en wroet’ in het leven mensen en confronteert ze met de vraag hoe ze eigenlijk willen leven. Je komt bij mensen veel onzekerheid tegen en angst om te veranderen. En je stelt je (en mij) de vraag: kunnen we leren leven met onzekerheid? Mijn antwoord is: een beetje. Ik denk dat veel mensen zich vandaag de dag enigszins ‘verweesd’ voelen (een term van Pim Fortuyn). Niet de vastigheid is het probleem, maar de vloeibaarheid. Mensen kunnen veel voordeel hebben van het loskomen van hun starre patronen, maar overschat de improviserende capaciteiten van ons mensen niet. Ik denk dat veel narigheid – vervelend gedrag, populisme, migrantenhaat – voortvloeit uit het gevoel er alleen voor te staan. Behoefte aan een zekere overzichtelijkheid en geborgenheid kan ik goed begrijpen. Zoals statische toestanden verandering (en geluk) in de weg kunnen zitten , zo kan grote ordeloosheid leiden tot onverschilligheid en akelige ressentimenten. Wanorde is niet ongevaarlijk, net zoals strakke regels kunnen benauwen. We laveren daar een beetje tussen – met vallen en opstaan. Jij schudt los, en ik zoek de ordening. Maar we hebben het over hetzelfde toestand van vandaag de dag die zowel chaotisch is als geordend. Uiteindelijk gaat het erom wat je zelf doet. Daarom is die wijkagent zo interessant: die creëert een nieuwe verhouding tussen een (oude) institutie en de verweesde burger. Ik probeer de toestanden zo te beschrijven dat we die beter kunnen begrijpen. Dat stelt me gerust – het geeft me enige zekerheid. Jij ontregelt in de hoop op verandering. Mag ik vragen wat jouw motief daarvoor is? Hartelijke groet,
Hans
……………...……………....….…………...……………...…………
3
Beste Hans,
In de wijk zitten ook heel veel mensen vast in hun eigen kring en groep. Veel denk- en handelingspatronen worden er klakkeloos gekopieerd. Daar tussenin wonen er mensen die zich voor niets en niemand lijken te interesseren, ruimschoots geïndividualiseerd. In deze tijd hebben we nieuwe vormen van collectiviteit nodig en daarvoor moeten we allemaal loskomen uit onze eigen kring of cocon. Hier in de Afrikanerbuurt in Rotterdam hebben we bewoners van diverse achtergronden gevraagd naar het belang van hun buurt. Wat is hun gemeenschappelijke waarde? Wat zijn de beelden daarbij? Daar is onder meer het Wijkwaardenhuis uit voortgekomen. Wat mij drijft is het recht van mensen om vorm te geven aan hun toekomst. Als kunstenaar ben ik vooral geïnteresseerd in co-productie in het publieke domein. Ik ben op zoek naar publieke waarde en die kan ter plekke anders zijn. Kunst kan de wereld niet veranderen, zei een vriend laatst. Maar kunst kan wel mensen veranderen. En mensen kunnen de wereld veranderen. Gelukkig maar! Met hartelijke groet,
Jeanne van Heeswijk
……………...……………....….…………...……………...…………
4
Beste Nazmiye,
Sinds je in mei 2010 een prachtig artikel in de Volkskrant schreef over je Groningse adoptiemoeder, ben ik een fan van je. Ik geloof dat ik fragmenten uit dat artikel inmiddels wel in drie van mijn eigen essays heb gerecycled. Misschien dat ik voor de mensen die meelezen even moet vertellen waar het over ging. Het ging over jullie Zinaproject, waarin jij en een paar collega’s je laten adopteren door iemand uit de wijk. Daar trekken jullie vervolgens gedurende lange tijd mee op. Zo ontstaat er een band, niet zelden worden actrice en ‘moeder’ heuse vriendinnen. Uit de belevenissen groeit op een of andere manier een voorstelling, in de wijk, met de wijk en door de wijk. In het artikel in de Volkskrant doe je daar verslag van. Je hebt je – willens en wetens – laten adopteren door een Groningse met sympathieën voor de PVV. Jullie delen vervolgens lief en leed, waarbij het bijzondere is dat de PVV eigenlijk nooit ter sprake komt. Pas bij het afscheid vertelt de Groningse je dat ze heeft besloten niet op de PVV te stemmen. In het artikel beschrijf je prachtig je verbazing, jullie hebben er immers nooit over gesproken. Wilders deed er niet toe. Waarom, vraag je vervolgens aan je Groningse adoptiemoeder. Het antwoord is me altijd bijgebleven: ‘Omdat jij de eerste bent, die me niet veroordeelde’ Voor mij is dat een sleutelzin geworden. Want eigenlijk zegt de Groningse adoptiemoeder: al die anderen veroordelen mij wel. En we weten wie die anderen zijn: dat is het legioen professionals van welzijnshuize of gemeentewege die haar in elke ontmoeting of confrontatie achter lieten met het gevoel dat ze het bij het verkeerde eind had. Dat deed jij dus niet, je nam haar zoals ze was. Ik heb sindsdien veel meer cultuurmakers gezien die zich echt in wijken vestigden om daar in onder te gaan en met bewoners aan de slag te gaan. Het deed me een beetje denken aan wat ooit, eind negentiende eeuw, in Londen en daarna in veel meer steden begon als university settlement. Een beweging van studenten die meende dat ze zich het lot van de arbeidersklasse moest aantrekken en dat dat maar op een manier kon: door in de buurt te gaan wonen en het dagelijks leven en de problemen aan den lijve te kunnen ervaren. Die beweging leidde tot een golf van buurthuizen, bibliotheken, scholen en andere verheffingsprojecten. Die tijd is voorbij. Bij jou, en ook bij die andere cultuurmakers, gaat het niet om verheffen, maar om begrijpen, om verbondenheid. Nu wil het geval, dat we momenteel een ware exodus van professionals meemaken die de wijken in trekken om dichtbij de leefwereld van mensen hun werk te gaan doen. Ik ben daar in publicaties als Eropaf! ook altijd een pleitbezorger van geweest. Weg met die kantoor- en spreekuurmentaliteit: beweeg je onder de mensen! En al die professionals verzamelen zich momenteel in sociale wijkteams om los te komen van hun gespecialiseerde instellingen die goed zijn in allerhande deelproblemen maar van het geheel van mensenlevens nauwelijks kaas hebben gegeten. Ze moeten dicht bij burgers een antibureaucratische werkwijze op gang zien te brengen. Dat klinkt mooi, en over de goede bedoelingen hoeven we niet te twijfelen. Maar toch mis ik iets als ik deze professionals plannen zie maken. Ik mis de overgave. Ik mis jouw overgave. En misschien kan je je ook niet laten adopteren als je hulpverlener bent of welzijnswerker of sociale professional. Misschien moet je, zoals jij, wel een kunstenaar, een artiest of theatermaker zijn om dat te kunnen opbrengen? Ik weet het niet. Weet jij het? Vriendelijke groeten,
Jos van der Lans
……………...……………....….…………...……………...…………
5
Beste Jos,
Op mijn beurt ben ik jou dankbaar dat je de Adoptie-methode van Zina hebt aangehaald in je essays. Als er problemen zijn hebben we de neiging de oplossing buiten onszelf te zoeken, naar iets nieuws en ingewikkelds te grijpen, terwijl we het meest simpele dat recht onder onze neus ligt niet zien. Zina’s Adoptiemethode is zeer simpel, intiem en tevens radicaal. Je brengt jezelf in een situatie die je uit je comfortzone haalt, en besluit dat je getuige zult zijn van je verlegenheid, je weerstand, je angst en je schaamte zonder te vluchten. Je maakt een radicaal besluit te ervaren wat er dan gebeurt. Dit kan alleen ingegeven worden door een verlangen naar binding en intimiteit. Ik snap de vraag of dit alleen voorbehouden is aan kunstenaars maar vergeet niet dat onze adoptie ouders (wijkbewoners), de andere kant van de medaille zijn. Omdat ze hun huis, hart en hoofd moeten openstellen voor een totale vreemde maken ze precies hetzelfde mee. En vaak hebben ze nog nooit met kunst te maken gehad. Ze hebben alleen 1 ding gemeen: Geen angst voor verandering. Want echte ontmoetingen laten sporen achter in beide partijen, je zult veranderen. In het Turks bestaat er een mooi woord ‘benimsemek’. BEN betekent IK. ‘Benimsemek’ betekent dat je iets includeert iets in jezelf. Je ‘ikt’ iets. Dat is wat er gebeurt na een Adoptie. Het is een werkwoord. Als je ‘benimseyerek’ op iemands kind past, doe je het zo alsof het je eigen kind is, als je ‘benimseyerek’ de straat veegt, is de hele straat van jou en niet alleen het stukje voor je huis. Om te kunnen ‘ikken’ moet je ont-oorlogen. Daarom, lieve Jos, voelt geadopteerd worden, je uitleveren aan een vreemde, soms ook als een overname. Het is pijnlijk. Je komt je eigen weerstanden tegen. Je eigen oorlog, maar tegelijk ook je eigen ruimte die je niet wilt overgeven. En als dat gebeurt begint de echte ontmoeting. Want dan moet je je uitspreken. Je grenzen aangeven. Jouw manier van denken overbrengen. Niet om te overtuigen maar om van jezelf te geven. De echte ontmoeting heeft pas plaatst gevonden als twee mensen elkaar hebben gezien. Want als je elkaar eenmaal hebt gezien, kun je elkaar daarna nooit meer niet zien. In Adoptie gaan zou een geweldige methode zijn voor elke instantie of persoon die vanuit zijn professie met mensen werkt en een binding wil maken met de dagdagelijkse realiteit. Daar zit tevens de uitnodiging: ben je bereid de kennis die je opdoet aan jouw beleid te laten raken? Ik vermoed dat de vrees van velen is dat ze hun beleid zouden moeten aanpassen, of dat hun beleid misschien onuitvoerbaar zou zijn. Daarom moet je gesteund worden door het systeem dat een cultuuromslag moet beogen en niet enkel een leuke excursie voor de werknemers wil. Leuk, iets met kunst, iets geks. Wij zijn nu bezig met de Oversteek: in de voorstelling van Dantons Dood van Toneelgroep Amsterdam geregisseerd door Johan Simons zal ‘Een nieuw Volk’ (elke avond een nieuwe groep van 100 mensen uit de stad die nooit naar het theater gaan) het podium bewonen, hun slaapzakken uitrollen, in slaap worden gezongen door de schouwburg directeur, overnachten op het podium en de volgende ochtend ontwaken voor het ontbijt. De schouwburg als jouw (buurt)huis. Het echte werk gebeurt voorafgaand aan de voorstelling en in de jaren tijd erna. Zeven schouwburgen door heel Nederland adopteren honderden mensen uit hun stad en verbinden zich voor lange tijd aan hen. Wij creëren olifanten paden zodat het nieuwe publiek zich op z’n gemak voelt in de schouwburg, en helpen de schouwburgen op weg met suggesties voor verbinding, maar zij zullen moeten nadenken over hun beleid, over hun keuzes, over hun functie in de stad en zichzelf moeten herdefiniëren. Ik snap werkelijk niets van de weerstand van instanties om beleid aan te passen of te laten varen. Waarom wordt kennis niet gekoppeld aan handelen? Het scheelt zoveel geld en tijd. Of denk ik te simpel? O en Jos, wil jij met ons de Oversteek maken en je slaapzak uitrollen op het podium van jouw schouwburg samen met 99 anderen? Wil jij met ons in Adoptie gaan? Zonnige warme groet tegen de herfstkou,
Nazmiye Oral
……………...……………....….…………...……………...…………
6
Beste Nazmiye,
Je brief ligt al meer dan een week op een reactie te wachten. Dat komt omdat november voor mij altijd een krankzinnig drukke maand is. Om de een of andere reden meent men overal in dit land dat juist deze maand geschikt is om over de onderwerpen te praten waar ik nu al jaren over schrijf: de bureaucratie, andere organisatievormen van de publieke sector en de verhouding tussen burgers en professionals. Dus reis ik in november van hot naar her om mijn verhaal te doen, praat ik de blaren op mijn tong en vraag ik me met het vorderen van deze herfstmaand steeds vaker af of het iets uitmaakt. Maar goed, eerlijk gezegd is dat niet de belangrijkste reden waarom jouw brief is blijven liggen. Dat kwam vooral omdat de inhoud me aan het denken zette. Wat je schrijft gaat namelijk over iets heel essentieels, zeker in onze moderne samenleving; namelijk hoe vreemden tot elkaar kunnen komen. Want dat is wat jullie prachtige adoptie-project doet: een echte ontmoeting mogelijk maken tussen mensen die elkaar niet kennen. Oftewel: het uitleveren aan een vreemde, zoals je het zelf beschrijft. Het zal geen toeval zijn dat we in het Nederlands geen equivalent kennen van jouw ooie Turkse woord ‘benimsemek’. Ik ben ernaar op zoek gegaan en dacht aanvankelijk dat werkwoorden als ‘toe-eigenen’, ‘identificeren’, ‘vereenzelvigen’ of ‘verplaatsen’ in de buurt kwamen. Maar bij nadere beschouwing vallen al die woorden toch weer af. Die Nederlandse woorden hebben iets uiteindelijk afstandelijks. Zeker, ze zijn goedbedoeld en meelevend, maar missen toch de intensiteit, of misschien beter: warmte, die in jouw Turkse woord benimsemek, denk ik, wel besloten ligt. Dat is geen toeval. Het zegt iets over hoe wij in ons koude kikkerland, in onze Nederlandse verzorgingsstaat, uiteindelijk ontmoetingen tussen burgers en professionals of dienstverleners inhoud geven. In de basis heeft dat toch iets afstandelijks, waardoor menig professional - als je door alle gesprekstechnieken heen kijkt uiteindelijk toch een als hulpverlener verpakte bureaucraat is. Afstand houden, je niet door de ellende laten meeslepen anders ga ‘je er zelf onderdoor’, is zo ongeveer de eerste wijze les die elke professionals-inoplieiding te horen krijgt. Wat ik me realiseer nadat ik jouw brief had gelezen is dat de prijs die wij daarvoor betalen dat mensen als ze in dit soort vaak onderlinge betrekkingen terecht komen, vreemden voor elkaar blijven. Wij beheersen, met andere woorden, de kunst van benimsemek niet. Je moet me toch eens vertellen hoe hulpverleners in Turkije te werk gaan. Ik vrees dat we hier met een hardnekkige cultuur te maken hebben. De veranderingen in de Nederlandse verzorgingsstaat die zich nu overal luid en duidelijk aankondigen en waar ik dus overal redevoeringen over afsteek, zullen deze ingebakken cultuur van distantie niet meteen ingrijpend veranderen. Maar desondanks loont het de moeite om burgers en professionals in buurten en wijken wel nader tot elkaar brengen. Het zou het begin kunnen zijn van een verandering. Dat is wat we nu overal zien gebeuren, ik schreef daar in mijn eerste brief al over. Zouden die nieuwe wijkprofessionals zich ook een paar weken moeten laten adopteren? Of is dat als dienstverlener of hulpverlener niet zo verstandig en kan je dat als theatermaker makkelijker doen. Ik realiseer me dat je die vraag niet beantwoord heb. Misschien moet ik hem ook anders tellen, praktischer: wat zou jij vanuit jouw ervaringen als theatermaker, actrice en schrijfster deze nieuwe wijkprofessionals adviseren? Wat moeten ze wel en wat niet doen? Nazmiye, je schrijft, dat je niet begrijpt waarom instituties en overheden zo moeilijk doen om hun beleid aan te passen. Het is erger: ik denk dat ze het beleid juist heel gemakkelijk aanpassen, maar vervolgens niets veranderen. Veranderen is in ons land in de eerste plaats een kwestie van papier, van woorden. Ineens reppen we dan allemaal over de participatiesamenleving. Zo’n woord heeft ineens de status van een helder begrip, waar mensen vele uren over praten zonder dat er enige overeenstemming bestaat over de precieze bedoeling. Precies dat fenomeen is ook de reden waarom ik vaak twijfel of ik met al mijn verhalen in het land wel echt zoden aan de dijk zet. Ik zie mensen driftig schrijven, sterker, ik zie mijn verhalen terug in beleidsnota’s, maar wat verandert er nu eigenlijk echt? Het is precies wat je in jouw eerste alinea van je mooie brief schrijft. Je zegt dat mensen uit hun comfortzone moeten komen om echt te ervaren. Ik zou daaraan toevoegen: echt te vernieuwen, echt bestaande praktijken te doorbreken. Wat jouw brief me leert is dat we die fase van ongemak in dit land nog lang niet bereikt is. Zou de crisis ons nog dieper moeten raken? Of kan je ook op een prettiger en minder riskante wijze uit je comfortzone komen? Nou ja, vragen genoeg.
7
Het is jammer dat onze correspondentie er al weer op zit. Misschien moeten we ook gewoon doorgaan met brieven schrijven. Ik wil nog wel meer mooie Turkse woorden leren. En natuurlijk, om op je uitnodiging te reageren: ik wil graag op het podium van een van de zeven schouwburgen blijven slapen. Dat lijkt me geweldig. Maar dan moet jij er wel bij zijn, want dan kunnen we elkaar eindelijk ook echt een keer ontmoeten. Je schrijft immers zelf: ‘De echte ontmoeting heeft pas plaats gevonden als twee mensen elkaar hebben gezien. Want als je elkaar eenmaal hebt gezien, kan je elkaar daarna nooit meer niet zien.’ Ik vind dat een aangenaam vooruitzicht. Met benimsektische groet en drie warme Hollandse zoenen,
Jos
……………...……………....….…………...……………...………… Beste Jos,
Heerlijk! Dus we gaan samen slapen in de schouwburg, te midden van honderd andere ‘vreemden’. Zina heeft Praktijkcollege Het Plein geadopteerd, en zeven van ‘mijn meisjes’ gaan ook mee met de Oversteek naar de schouwburg. Dat wordt veel geklets en geklier en weinig slapen Jos. Ik verheug me er nu al op! Je vraagt me hoe hulpverleners in Turkije te werk gaan. Professionele hulpverlening is pas de laatste decennia doorgedrongen tot in alle lagen van de bevolking. Nog steeds is er geen adequate zorg voor iedereen. De Turkse maatschappij is van oudsher een participatie samenleving. Elke straat had wel een eigen verstandelijk gehandicapte, een arme alleenstaande moeder of een hulpbehoevende oudere. Als de familie niet kon helpen, of als ze helemaal geen familie hadden, dan was het aan de samenleving, de straat, om ze te helpen. En iedereen deed dat. Want je wist ook: er komt een dag dat ik waarschijnlijk zelf in die positie ga komen. Dat klinkt allemaal heel mooi en dat zijn ook de meest warme herinneringen die ik aan mijn 4 jaar lagere school heb in Turkije, maar laten we het niet al te rooskleurig maken. De Turkse cultuur is een Wij-cultuur. De gemeenschap en de belangen ervan staan boven de belangen van het individu. Dit kan mooie menselijke kwaliteiten bevatten zoals hierboven beschreven maar kan ook zeer benauwend zijn. Denk aan sociale controle en groepsdruk. Daarom is leven volgens het principe van ‘benimsemek’ eigenlijk veel meer geschikt voor de Nederlandse Ikcultuur. De individuele vrijheden zijn verworven en verankerd in elk lid van de gemeenschap. Die code staat vast. Nu breekt de tijd aan over de eigen grenzen heen te stappen en je krachten te gebruiken voor de ander. Ik vermoed dat dat makkelijker is als prive persoon dan vanuit een professionele positie. Even voor de duidelijkheid: de professional waar ik het over heb en waar ik me het meest voor interesseer zijn die mensen die in het dagdagelijkse leven werken met mensen van vlees en bloed en beleid moeten uitvoeren. Ik ervaar bij professional angst voor overvraging en uitholling door de cliënt. Ze maken lange uren en de praktijk sluit niet aan bij het beleid. Ik kan me zelfs voorstellen dat je je als professional kanonnenvoer voelt. Werkend op de eerste linie, alles incasserend maar geen basis om naar terug te kunnen keren want hier moet je het mee doen. Er is bezinning nodig. En, de professional heeft voeding nodig. Daarom kan ik je vraag onmogelijk beantwoorden: Moet iedereen in Adoptie? Niemand moet, maar je zou gek zijn om het niet te doen. Het is nodig om je eigen stem te vinden in wat je doet. Het is niet een gimmick, iets wat je even tijdelijk doet en daarna is die gekkigheid voorbij en kunnen we weer veilig in de comfortzone. Het is een levenshouding. Het is niet hartstikke leuk en romantisch, het is keihard werken. Maar je hebt het nodig om je werk adequaat en met vervulling te doen. Je moet ervaren wie de mensen zijn waarmee je werkt. Je moet eerst iets kennen zodat je het daarna kan her-kennen. Adoptie kun je op vele manieren doen, je hoeft niet bij iemand te gaan slapen. En hoe je het wilt doen, hoe je je straat, je wijk, je buurman, je leerling, je baas, je cliënt wil adopteren is aan jou. Dat is die mooie ontdekkingsreis. Daarna, als je je hebt verbonden, het ongekende hebt leren kennen, weet je steeds beter wie jij bent, waar jij voor staat en wat jouw visie is op de dingen. En ook hoe je het jouw opgelegde beleid gaat uitvoeren. Een ‘nee’ uit de mond van iemand die dit heeft gedaan is een menselijk ‘nee’ en geen beleids ‘nee’.
8
Bijna iedereen kan goed leven met een menselijk ‘nee’, hoe pijnlijk ook, het niet gezien worden als mens van vlees en bloed met de wetten van het leven, als nummer behandeld worden maakt onmachtig en agressief. Want dat doet pijn, omdat iedereen, hoe onkundig ook, dat aan zijn water voelt. Professionals in het veld hebben de echte macht in handen. Zij kunnen echt verschil maken. Ik zelf werk met een groep vrouwen uit de wijk om ze op te leiden als vertrouwenspersonen op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ze zullen een brug vormen tussen professionals en de vrouwen achter de gesloten voordeur. Ik heb ontzettend veel respect gekregen voor professionals. Het is keihard werken en als je niet oppast brand je zo op. Maar ik zit in een redelijk luxe positie, vermoed ik. Ik heb beloftes gedaan waar ik me aan wil houden, maar het is zo’n organisch proces dat ik onderweg al doende heb kunnen leren dat wat ik aan tafel had bedacht in de praktijk heel anders uitvalt. Ik heb in het begin bijna per week mijn plannen moeten veranderen. Maar die ruimte had ik, nam ik, omdat het beeld dat ik had over de uitkomst overeind bleef. Ik begreep alleen dat ik onderweg mijn aanpak moest veranderen. Daarom is het voor wijk professionals essentieel om ruimte te krijgen. Ze moeten ruimte krijgen om beleid te kunnen internaliseren. Dat betekent automatisch dat er een stukje eigen stijl bijkomt. Wij investeren niet op de lange termijn, wij willen snelle resultaten. Wij denken niet in kwaliteit maar in kwantiteit, als we maar bezig zijn. Bezig lijken. Haast in paniek en met groot ongeduld, zonder bezinning. Bij elke wisseling van de wacht komen nieuwe regels en word wat opgebouwd werd weer overhoop gegooid. Er komen inderdaad zoals je zegt nieuwe mode termen in schwung die hol zijn en geen enkele bezieling hebben. En nog voor het überhaupt de aarde raakt, iets van betekenis heeft kunnen krijgen, zal iedereen dat woord beu zijn en verzinnen we een nieuw woord. Terwijl de grote maatschappelijke veranderingen en groeispurten doorgaan, in golven, met hun eigen wetten. Die je gewoon simpel in kaart kunt brengen. Je moet als professional durven opgeven. Je moet durven concluderen dat jouw tijd en investering beter besteed is aan een paar voortrekkers uit een groep in plaats van de hele groep en erop vertrouwen dat die paar stenen in de vijver hun rimpeling wel veroorzaken, veel groter en verder reikend dan je zou denken. Ik vind het pijnlijk om te horen dat je het gevoel hebt dat jouw verhalen door het hele land misschien niet zo veel teweeg brengen. Ik zou willen zeggen, jawel! Ze komen aan. Maar eigenlijk wil ik zeggen, lieve Jos, wil jij alsjeblieft, tijdens je volgende uitnodiging, vooral als je spreekt tot beleidsmakers, erop hameren dat ze de wijkprofessional moeten vertrouwen en ruimte moeten geven? Je zegt dat er, zoals nu bijvoorbeeld over de participatie maatschappij, wordt gepraat zonder dat men weet wat dat dan in moet houden. Hamer erop dat er mensen rondlopen met bakken informatie en ervaring. Met kennis van mensen waar ze mee moeten werken, kennis van de omstandigheden, van de kracht en wensen van een wijk. Laat hen zorgen voor de praktische invulling van het beleid. Zij kunnen zorgen voor de zo gemiste bezieling. Geef hen ruimte om vorm te geven aan een nieuwe richting. Ik schrijf dit nu met de wetenschap dat een groot mens, Nelson Mandela, vandaag is overleden. Als je googlet Mandela beroemde speech dan krijg je een gedicht van Marianne Williamson (dat Mandela overigens nooit heeft uitgesproken). “Onze diepste angst is niet dat we onmachtig zouden zijn. Onze diepste angst betreft juist onze niet te meten kracht. (…) Je dient de wereld niet door jezelf klein te houden. (…) En als we ons LICHT laten schijnen, geven we anderen onbewust permissie om hetzelfde te doen.” Ik neem mijn woorden van het begin terug, ‘Niemand moet in Adoptie’. Jawel, de topambtenaar moet in Adoptie bij de wijk professional. Van deur naar deur, van gesprek naar gesprek. Ik wil dat de man/vrouw aan de top van de piramide het belang ervaart van een menselijke nee versus een beleidsmatig nee. Opdat begrepen wordt dat regels mensen dienen en niet andersom. En de wijk professional? Sta op en laat je licht schijnen! Neem geen genoegen meer met de passieve rol die je wordt opgedrongen in het proces van de te varen koers. WIJ, zijn de maatschappij. En Jos, ik hoop je binnenkort eens tegen het hart te lopen!
Nazmiye
……………...……………...……………...……………...…………..
9