Tijdelijke arbeidskrachten in de maatschapsvisserij
Tijdelijke arbeidskrachten in de maatschapsvisserij Ment van der Zwan
§1 - Inleiding De maatschap is een overeenkomst waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen met het oogmerk om het daaruit ontstane voordeel met elkander te delen. De partners of maten in de maatschap worden vennoten genoemd. In de zeevisserij, met name in de kottersector, komt de maatschap nog vrij veel voor. Blijkens de Algemene Maatschapsvoorwaarden, die het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij (SFM) op zijn internetpagina’s beschikbaar stelt, stelt de scheepseigenaar zijn zeevissersschip ter beschikking van de maatschap die het visserijbedrijf uitoefent met dat schip. Het is belangrijk te onderkennen dat de scheepseigenaar het schip door middel van verhuur blijft exploiteren. De maatschap exploiteert het visserijbedrijf aan boord van een zeevissersschip dat door de eigenaar ervan wordt geëxploiteerd door middel van verhuur. Blijkens het formulier Maatschapsovereenkomst, dat het SFM eveneens beschikbaar stelt, is de scheepseigenaar – die een natuurlijke of een rechtspersoon kan zijn – zelf ook vennoot in de maatschap. Hij en de schipper zijn ter exploitatie van het visserijbedrijf volgens het formulier ieder zelfstandig bevoegd namens de maatschap verbintenissen aan te gaan die ieder der vennoten binden voor hun maatschapsdeel. Aangezien de maatschap het visserijbedrijf exploiteert, zal de maatschap ook moeten voorzien in de arbeidskracht die voor die exploitatie nodig is. De vennoten zijn doorgaans zelf de arbeidskrachten. Er doen zich echter situaties voor waarin onvoldoende arbeidskracht beschikbaar is. Afgezien van de contractuele mogelijkheid een opstapper te laten werken in de plaats van een afwezige vennoot, zal de maatschap dan op alternatieve wijze moeten voorzien in de benodigde arbeidskracht. Dat kan op verschillende manieren, te weten: a. door wijziging van de maatschapsovereenkomst waarbij een nieuwe vennoot tot de maatschap toetreedt; b. door met een derde een overeenkomst van opdracht aan te gaan;
MAKREELKADE 9 - POSTBUS 54 - 1970 AB IJMUIDEN de sectorraad visserij is een organisatie die namens de sociale partners in de visserij actief is op de gebieden scholing, veiligheid op zee en sociale aangelegenheden ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel te amsterdam onder nummer 41227360
Pagina
4 c. door met een derde een arbeidsovereenkomst aan te gaan; of d. door een uitzendkracht in te lenen van een uitzendbureau. Op elk van deze mogelijkheden en de consequenties ervan voor de maatschap gaan wij in het navolgende nader in. Aangezien buitenlandse vissers in toenemende mate op de Nederlandse vloot verschijnen, besteden wij ook aan hun bijzondere posities aandacht. Volledigheid streven wij echter niet na. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de scheepseigenaar en de maatschap zelf zich steeds op de hoogte te (laten) stellen van toepasselijke wet- & regelgeving en deze na te leven. De term ‘EU+’, die in deze notitie op verschillende plaatsen wordt gebruikt, omvat de lidstaten van de Europese Unie (EU), alsmede IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland. §2 - Wijziging van de maatschapsovereenkomst Tot wijziging van de maatschapsovereenkomst zal over het algemeen pas worden overgegaan als het gaat om een arbeidskracht die voor de nog resterende looptijd van de overeenkomst toetreedt. Gaat het om een kortere tijdsduur dan houdt zijn vertrek namelijk in, dat de maatschapsovereenkomst eindigt en tussen de overblijvende vennoten een nieuwe overeenkomst gesloten moet worden. Gelet op de consequenties van de andere alternatieven verdient het echter aanbeveling dit alternatief niet op voorhand af te wijzen. Vooral buitenlandse vissers zullen niet vertrouwd zijn met ‘de maatschap’. Deze vissers zullen zich wellicht niet realiseren welke rechten en plichten de maatschap voor hen met zich meebrengt. Goede voorlichting is daarom een eerste vereiste, al was het alleen maar om conflicten te voorkomen. Enkele aandachtspunten zijn: 1
Vennoten in een maatschap worden niet als werknemer aangemerkt in de zin van het arbeidsrecht en hebben daardoor niet de arbeidsrechtelijke bescherming die visser-werknemers hebben. 1 Het inkomen van een maatschapsvisser bestaat, bijvoorbeeld, in plaats van loon uit een aandeel in de opbrengst van de vangst nadat daarop bepaalde exploitatiekosten in mindering zijn gebracht. Als de vangsten tegenvallen zijn er soms zelfs geen inkomsten. Er bestaat geen recht op een minimum- of garantieloon. 2
1. Vooropgesteld dat de maatschap niet feitelijk een arbeidsovereenkomst is doordat de vissers feitelijk in gezagsverhouding tot de scheepseigenaar persoonlijk arbeid verrichten, zij dat gedurende een zekere tijd doen, en zij als tegenprestatie loon ontvangen. 2. Het schijnt overigens voor te komen dat de scheepseigenaar de bemanningsleden desondanks, mondeling of schriftelijk, toch een garantieloon toezegt. De achtergronden daarvan zijn begrijpelijk, maar het is de vraag of bij zulke afspraken of gebruiken nog wel sprake is van een maatschapsovereenkomst. De kans is vrij groot dat de maatschapsovereenkomst dan feitelijk een arbeidsovereenkomst is. Binnen de maatschapsovereenkomst zou het wel zo kunnen zijn, dat de vennoten ten laste van de
Pagina
5 2
Onderdanen van landen buiten de EU+ mogen niet zonder meer in Nederland werken. In de uitoefening van zijn ambt, beroep of bedrijf mag op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) niemand bedoelde vreemdelingen arbeid laten verrichten zonder voor hen over een werkvergunning 3 te beschikken. Het voorgaande zou betekenen dat de zelfstandige beroepsuitoefening weliswaar met een verblijfsvergunning, maar zonder werkvergunning is toegestaan. Het is echter zo, dat de schipper aan boord van een zeevissersschip op grond van zijn gezagvoerderschap aangemerkt zou kunnen worden als degene die de andere vissers aan boord arbeid laat verrichten. In dat geval zou de schipper voor vreemdelingen aan boord van zijn schip die in Nederland werken een werkvergunning moeten hebben. Alleen al vanwege de zeer hoge boetes die op overtreding van de Wav staan, zou één en ander nader moeten worden onderzocht. De sectorraad heeft voor zulk onderzoek vooralsnog geen middelen. Voor de toepassing van deze regels wordt onder ‘Nederland’ verstaan: a. Het Nederlandse grondgebied in Europa; b. de binnenwateren en de zeehavens die in dat grondgebied gelegen zijn; en c. de territoriale zee van twaalf zeemijlen die aan dat grondgebied grenst (zie Bijlage I 4). Zie verder §7, Wet arbeid vreemdelingen, hieronder.
3
Voor de maatschapsvisserij gelden aan boord vooralsnog geen wettelijk voorgeschreven maximale arbeidstijden of minimale rusttijden. Wel dient de schipper er voor te zorgen, dat de bemanningsleden die wachtlopen of de uitkijk houden voldoende zijn uitgerust voor het vervullen van hun taken.
4
Sociale verzekeringen vormen een belangrijk aandachtspunt. Het Nederlandse socialezekerheidsstelsel bestaat grofweg uit werknemersverzekeringen tegen de geldelijke gevolgen van ziekte, langdurige arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, en volksverzekeringen die onder andere in ouderdomspensioen, kinderbijslag en vergoeding van ziektekosten (medische zorg) voorzien. EU+-burgers, die als maatschapsvennoot aan boord van Nederlandse zeevissersschepen werken, vallen ongeacht hun woonland onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel omdat zij onder het stelsel vallen van de lidstaat waarin zij werken terwijl personen die op EU-zeevissersschepen werken beschouwd wor-
maatschap vaste voorschotten ontvangen, die bij de afrekening worden verrekend met hun aandelen in de opbrengst van het visserijbedrijf dat zij in gemeenschap exploiteren. De scheepseigenaar zou bij het financieren van deze voorschotten de rol van kredietverlener kunnen vervullen. 3. Een werkvergunning is een ‘tewerkstellingsvergunning’ of een ‘gecombineerde vergunning’ voor verblijf en werkzaamheden (zie Wet arbeid vreemdelingen, artikel 1, aanhef en onderdelen e en h). 4. Het kaartje laat meteen ook zien hoe klein het gebied is waarin we nog maar mogen vissen als Nederland uit de Europese Unie zou stappen...
Pagina
6 den als personen die in de vlagstaat werken (zie artikel 11, leden 1, 3a en 4, van Verordening (EG) 883/2004). 5 Niet-EU+-burgers, die aan boord van Nederlandse zeevissersschepen werken, vallen onder het socialezekerheidsstelsel van hun woonland, tenzij Nederland met het woonland een socialezekerheidsverdrag heeft gesloten waaruit de toepasselijkheid van het Nederlandse stelsel volgt. Per woonland buiten de EU+ zal dus moeten worden nagegaan welke regels gelden. 5
De Nederlandse werknemersverzekeringen gelden alleen voor personen die werknemer zijn of als werknemer worden aangemerkt. Met uitzondering van de vennoot-eigenaars worden maatschapsvissers voor de toepassing van de Nederlandse werknemersverzekeringen als ‘werknemer’ aangemerkt (zie o.a. artikel 4, lid 1, aanhef en onderdeel f, van de Ziektewet). Vennoot-eigenaren worden als hun ‘werkgever’ aangemerkt (zie o.a. artikel 10, aanhef en ten eerste, van de Ziektewet). Zie evenwel de onderdelen 10 en 11 van deze paragraaf hierna. De Nederlandse volksverzekeringen gelden voor alle vissers die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel vallen.
6
Degenen, werknemers èn zelfstandigen, die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel vallen, zijn ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) verplicht verzekerd tegen kosten van medische zorg (‘zorgverzekering’). Dit brengt met zich mee dat zij verplicht zijn een basiszorgverzekering af te sluiten bij een particuliere zorgverzekeraar. Dit geldt dus ook voor buitenlandse vissers die onder het Nederlandse stelsel vallen.
7
Voor de sociale zekerheid moet premie worden betaald. De Belastingdienst int de premies voor zowel de werknemers- als de volksverzekeringen. De premies voor de werknemersverzekeringen int de Belastingdienst via de (fictieve) werkgever. In de maatschapsvisserij is dat dus de vennoot-eigenaar. De premies voor de volksverzekeringen int de Belastingdienst door middel van een (voorlopige) Aanslag Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen en een (voorlopige) Aanslag Zorgverzekeringswet 6 bij de vennoten zelf. Zij zijn verplicht daartoe eerst aangifte te doen. Voorlopige aanslagen worden ambtshalve opgelegd. Voor de zorgverzekering moeten de verzekerden ook een basispremie betalen aan de particuliere zorgverzekeraar bij wie zij het wettelijke basispakket hebben verzekerd.
5. Overigens bestaat de mogelijkheid dat lidstaten onderling afspreken dat hun onderdanen gedurende een zekere tijd onder het stelsel van het woonland blijven vallen. Als Nederland dat doet, gelden de afspraken dienaangaande meestel voor maximaal vijf jaar. 6. De premie voor de Zorgverzekeringswet bestaat uit twee delen, namelijk de inkomensafhankelijke bijdrage die door de Belastingdienst wordt geïnd en de basispremie die aan de particuliere zorgverzekeraar moet worden betaald.
Pagina
7 8
Ten behoeve van de premievaststelling en -afdracht voor de werknemersverzekeringen is de (fictieve) werkgever – in casu de vennoot-eigenaar – wettelijk verplicht een loonadministratie te voeren die aan wettelijke eisen voldoet, periodiek loonaangifte te doen bij en premies af te dragen aan de Belastingdienst.
9
Degene die voor een uitkering of een voorziening onder het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel in aanmerking meent te komen, moet zijn aanvraag indienen bij het aangewezen uitvoeringsorgaan. Voor de werknemersverzekeringen is dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en voor volksverzekeringen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Voor medische zorg kan men gewoon naar een zorgverlener (huisarts, ziekenhuis, &c) gaan, waarbij wel rekening gehouden moet worden met wat de zorgpolis daarover bepaalt.
10
De Nederlandse werknemersverzekeringswetten bieden maatschapsvissers de mogelijkheid ervoor te kiezen niet onder deze wetten verzekerd te zijn, echter op voorwaarde dat zij tegen de geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid (ziekte en langdurige arbeidsongeschiktheid) verzekerd zijn bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij (SFM). Zij zijn dan niet tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid verzekerd. Deze mogelijkheid bestaat niet voor de volksverzekeringen. Het SFM stelt als voorwaarde voor verzekering dat alle vennoten van de maatschap als verzekerden onder de polis worden gebracht, dus ook de tijdelijke en de buitenlandse vennoten. Het maakt daarbij niet uit of de buitenlandse vennoten nu wel of niet onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel vallen. Deze voorwaarde brengt met zich mee, dat alle vennoten van de maatschap, die niet tevens eigenaar zijn, hetzij vallen onder de werknemersverzekeringen (met uitzondering van degenen die niet onder het Nederlandse stelsel vallen), hetzij verzekerd zijn bij het SFM. Een tussenweg, waarbij de éen wel en de ander niet onder de werknemersverzekeringen valt, is dus niet mogelijk. Het SFM stelt bovendien als voorwaarde dat alle vennoten een zorgverzekering hebben. 7
11
Uit de SFM-verzekering van alle vennoten vloeit voort, dat de vennooteigenaar ten aanzien van de andere vennoten geen loonadministratie behoeft te voeren, geen loonaangifte behoeft te doen bij en geen premies behoeft af te dragen aan de Belastingdienst.
12
Het is van belang te onderkennen, dat, daar waar de socialezekerheidsbescherming tekort schiet of ontbreekt, vissers, die door een arbeidsongeval of beroepsziekte getroffen worden en daardoor hun inkomen verliezen, wegen
7. Wij vragen ons af of dit nog wel een redelijke voorwaarde is nu Nederland de verplichte zorgverzekering kent voor iedereen die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel valt en zorgverzekeraars hoogstwaarschijnlijk geen particuliere zorgverzekeringen (meer) kennen ten behoeve van degenen die daaronder niet vallen. Het SFM zou hier nader onderzoek naar moeten doen.
Pagina
8 zullen (moeten) zoeken ter compensatie van de schade die zij lijden. Dat zullen gedupeerde nabestaanden ook (moeten) doen als een visser komt te overlijden door een arbeidsongeval of een beroepsziekte. De vennoot-eigenaar en de maatschap zullen dan al snel aansprakelijk worden gesteld. Het is daarom van belang dat zij beide voldoende dekking hebben onder een zogenaamde ‘protection and indemnity’ (P&I) verzekering en aan de voorwaarden van de verzekering voldoen. 13
De vennoten die in Nederland wonen 8, zullen in beginsel in Nederland belastingplichtig zijn en aan de Belastingdienst inkomstenbelasting moeten afdragen nadat zij de verplichte aangifte van hun inkomsten hebben gedaan. Zij zijn er zelf verantwoordelijk voor en niet de vennoot-eigenaar voor hen. De Belastingdienst kan ambtshalve voorlopige aanslagen opleggen. Als een vennoot niet in Nederland woonachtig is, gelden bijzondere belastingregels die kunnen afhangen van een eventueel door Nederland met het woonland gesloten belastingverdrag. Voor de toepassing van die regels wordt onder ‘Nederland’ verstaan: a. b. c. d.
het Nederlandse grondgebied in Europa; de binnenwateren en de zeehavens die in dat grondgebied gelegen zijn; de territoriale zee van twaalf zeemijlen die aan dat grondgebied grenst; en de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) waarvan de grenzen samenvallen met de grens van de Nederlandse territoriale zee en de grenzen van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentaal plat (zie Bijlage I).
Voor toepassing van fiscale wet- & regelgeving is Nederland voor zeevissers dus heel wat groter dan voor toepassing van de Wav en de meeste andere Nederlandse wet- & regelgeving. In Bijlage II is een schema opgenomen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke belastingregels in welke situaties moeten worden toegepast. Hoewel het schema is opgesteld voor visser-werknemers, kan het mutatis mutandis ook worden gehanteerd door vennoten in een maatschap die verantwoordelijk zijn voor hun eigen belastingbetaling. Het schema dient echter slechts ter illustratie. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend. De sectorraad draagt er geen verantwoordelijkheid voor en wijst elke aansprakelijkheid af. De vennoten die het betreft doen er verstandig aan hun bevindingen of die van een door hen ingeschakelde fiscalist steeds aan de Belastingdienst voor te leggen.
8. Waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Voor de toepassing van deze regel worden schepen welke in Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd. Zie artikel 4, leden 1 en 2, van de Alemene wet inzake rijksbelastingen. Heeft de visser een woonadres aan de wal? Keert hij naar dat adres terug als hij verlof heeft? Heeft hij een gezin dat op dat adres woont? &c.
Pagina
9 14
Degene die bemiddelt bij de (tijdelijke) toetreding van een visser tot een maatschap doet er verstandig aan zoveel mogelijk te voldoen aan Hoofdstuk 2 (Arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart) van het Besluit aanspraken van zeevarenden, arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart (Besluit aanspraken). Maatschappen zouden geen zaken moeten doen met arbeidsbemiddelaars in binnen- of buitenland die dat niet doen.
§3 - Overeenkomst van opdracht Met een zelfstandig visser kan in beginsel een overeenkomst van opdracht worden gesloten. Het is echter de vraag of zo’n overeenkomst houdbaar zal blijken te zijn binnen de verhoudingen aan boord. De kans is namelijk groot dat een overeenkomst van opdracht feitelijk een arbeidsovereenkomst is, waarbij de zogenaamd zelfstandige visser in een gezagsverhouding staat tot de maatschap. Op de consequenties daarvan wordt in de volgende paragraaf ingegaan. §4 - Arbeidsovereenkomst Het (feitelijk) aangaan van een arbeidsovereenkomst heeft voor de maatschap verstrekkende gevolgen. De maatschap wordt daarmee namelijk civielrechtelijk werkgever, hetgeen inhoudt, dat zij bepalingen van Boek 7, Titel 10, van het Burgerlijk Wetboek (BW) jegens de visser-werknemer moet nakomen. Voor de zeevisserij geldt dan ook nog in het bijzonder Afdeling 12A (De zeevarende in de zeevisserij) ervan waarin onder andere verschillende onderdelen van Afdeling 12 (Bijzondere bepalingen terzake van de zee-arbeidsovereenkomst) op de arbeidsovereenkomst in de zeevisserij van toepassing worden verklaard. 9 Daar blijft het echter niet bij, want de maatschap zal tevens als werkgever in de zin van de sociale werknemersverzekeringen worden aangemerkt en als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en voor de premieheffing sociale volksverzekeringen. In het kader van deze notitie voert het te ver om op alle aspecten van het werkgeverschap in te gaan. Wij beperken ons hierna tot enkele bijzonderheden. 1
Voor niet-EU+-burgers en voor onderdanen van Kroatië moet een werkgever op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) over een werkvergunning 10
9. Een vrij goed overzicht wordt gegeven in het handboek Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht (Asser Serie), Deel 7-V, Bijzondere overeenkomsten, Arbeidsovereenkomst, Kluwer, Deventer, Tweede druk (2012), ISBN 978-90-13-09687-3. 10. Een werkvergunning is een ‘tewerkstellingsvergunning’ of een ‘gecombineerde vergunning’ voor verblijf en werkzaamheden (zie Wet arbeid vreemdelingen, artikel 1, aanhef en onderdelen e en h).
Pagina
10 beschikken als hij hen in Nederland arbeid laat verrichten. Tot ‘Nederland’ behoren: a. het Nederlandse grondgebied in Europa; b. de binnenwateren en zeehavens die in dat grondgebied liggen; en c. de territoriale zee van twaalf zeemijlen die aan dat grondgebied grenst (zie Bijlage I). Op overtreding van deze regel staat een fikse bestuurlijke boete (€ 12.000 per vreemdeling per overtreding). Zie verder de §7, Wet arbeid vreemdelingen, hieronder. 2
De zee-arbeidsovereenkomst moet een geschrift zijn waarin een aantal voorgeschreven bepalingen moet zijn opgenomen (zie artikel 7:699 BW).
3
De visser-werknemer heeft voor rekening van de werkgever in een aantal gevallen recht op repatriëring naar een voorgeschreven of overeengekomen plaats van bestemming (zie artikel 7:718 BW).
4
De visser-werknemer heeft recht op een garantieloon (zie artikel 7:741 BW) en in veel gevallen ten minste op het Nederlandse wettelijk minimumloon en de wettelijke minimumvakantiebijslag. Op overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wmm) staat een bestuurlijke boete van € 12.000.
5
De visser-werknemer heeft bij werkverzuim wegens ziekte recht op doorbetaling van loon (zie de artikelen 7:629, 7:734 en 7:734b BW). Voor degene die onder de Nederlandse werknemersverzekeringen valt (zie onderdeel 4 van §2 en onderdeel 10 van deze paragraaf hierna), is dat gedurende maximaal 104 weken 70% van het loon. 11 De werkgever moet voor deze visser-werknemers allerlei maatregelen nemen die gericht zijn op reïntegratie en voorkoming van langdurige arbeidsongeschiktheid (zie artikel 7:629 BW). De loondoorbetalingsverplichting wordt door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) verlengd als de werkgever dat onvoldoende doet. Voor EU+-burgers die niet onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel vallen, gelden de regels van het woonland. 12
11. Voor deelvissers in loondienst gaat het om het gemiddelde loon over de twaalf maanden voorafgaande aan de eerste ziektedag. Voor 2014 bedraagt de uitkeringsgrondslag bovendien maximaal € 988,73 bruto per week, hetgeen een maximale uitkering van € 692,11 bruto per week oplevert. 12. Op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) 883/2004 blijft een werknemer in de zeevisserij in zijn woonland sociaal verzekerd als zijn loon wordt betaald door een (rechts-) persoon die in het woonland van de visser zijn domicilie heeft. Het gaat daarbij om in rechte af te dwingen betaling door die (rechts-) persoon. De arbeidsovereenkomst van de visser-werknemer moet daar derhalve iets over regelen.
Pagina
11 Een niet-EU+-burger die niet onder de Nederlandse werknemersverzekeringen valt, heeft bij ziekte recht op maximaal 52 weken 80% van het loon 13. Zie ook onderdeel 11 van deze paragraaf. 6
De visser-werknemer die a. een niet-EU+-burger is, b. niet onder de Nederlandse werknemersverzekeringen valt, en c. arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een arbeidsongeval of een beroepsziekte (zie artikel 4 van het Besluit aanspraken zeevarenden, arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart (Besluit aanspraken)), heeft na ommekomst van 52 weken, bij voortduring van de arbeidsongeschiktheid, ongeacht eventuele aansprakelijkheid van de werkgever, recht op in tijdsduur en hoogte beperkte vervolguitkering en op medische zorg (zie de artikelen 7:734d – 734m BW). Bij overlijden van deze visser-werknemer als gevolg van het arbeidsongeval of de beroepsziekte hebben zijn nabestaanden recht op overlijdensuitkering. De werkgever – in casu de maatschap – is ter waarborging van deze aanspraken jegens hem van rechtswege aangesloten bij de Vereniging Zee-risico 1967 te Amsterdam en moet de benodigde (loon-) informatie leveren en bijdragen in de over alle leden omgeslagen kosten van de regeling die de vereniging in stand houdt (zie artikel 7:734k BW). 14
7
Aan boord en bij achterlating om medische redenen buiten zijn woonland heeft de visser-werknemer voor rekening van de werkgever recht op behoorlijke medische zorg (zie o.a. artikel 7:734a BW).
8
Degene die als scheepsbeheerder 15 wordt aangemerkt is voor een flink aantal van de civielrechtelijke werkgeversverplichtingen, waaronder de betaling van het loon, aansprakelijk (zie artikel 7:738 BW).
13. Voor deelvissers gaat het om het gemiddelde loon over de twaalf maanden voorafgaande aan de eerste ziektedag. Voor 2014 bedraagt de uitkeringsgrondslag bovendien maximaal € 988,73 bruto per week, hetgeen een maximale uitkering van € 692,11 bruto per week oplevert. 14. Een werkgever met visser-werknemers die onder deze categorie vallen moet zich spontaan bij de Vereniging Zee-risico 1967 aanmelden. Dat kan op
[email protected] per e-mail. 15. Scheepsbeheerder is “de eigenaar of de rompbevrachter van een schip, [...] of indien het een vissersvaartuig betreft, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de eigenaar de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vissersvaartuig heeft overgedragen” (zie artikel 1, aanhef en onderdeel l, van de Wet zeevarenden). Het is vooralsnog de vraag op wèlke exploitatie van het vissersvaartuig in deze definitie wordt gedoeld. Voor de hand ligt de exploitatie van het visserijbedrijf omdat dáárin de arbeidskrachten worden ingezet op wie de Wet zeevarenden ziet. De maatschap zou dan de scheepsbeheerder zijn. Over deze vraag is nog een dialoog met de overheid gaande in het kader van de voorgenomen ratificatie en implementatie van de Work in Fishing Convention, 2007 (C188) van de International Labour Organization (ILO). In deze discussie speelt eveneens de vraag of de maatschap als rompbevrachter moet worden aangemerkt ook al wordt het gebruik van het schip niet doormiddel van een ‘charterparty’ geregeld, maar door middel van de maatschapsovereenkomst.
Pagina
12 9
De schipper moet het werk van de visser-werknemer zodanig organiseren dat deze voldoende rust krijgt. In elke 24 uur moet de visser-werknemer ten minste tien uur rust genieten. Deze dagelijkse rust mag over niet meer dan twee aaneengesloten perioden worden verdeeld, waarbij één van de twee perioden ten minste zes uren moet beslaan. 16
10
De visser-werknemer die EU+-burger is, is in beginsel wettelijk verplicht verzekerd onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel en voor hem moeten socialezekerheidspremies worden afgedragen aan de Belastingdienst (zie artikel 11, leden 1, 3a en 4, van Verordening (EG) 883/2004). De werkgever is o.a. verplicht hiertoe een loonadministratie te voeren en periodiek loonaangifte te doen. Zie ook §2, Wijziging van de maatschapsovereenkomst, onderdeel 4.
11
De socialezekerheidsbescherming van niet-EU+-burgers, werkzaam aan boord van Nederlandse zeevissersschepen, is afhankelijk van mogelijk door Nederland met het woonland afgesloten socialezekerheidsverdragen. Voor zover deze verdragen geen onderworpenheid aan het Nederlandse stelsel opleveren, zijn van belang de hierboven genoemde artikelen 7:734d – 734m van het BW ten aanzien van uitkering bij ziekte/arbeidsongeschiktheid/overlijden. Zie ook §2, Wijziging van de maatschapsovereenkomst, onderdeel 4.
12
Degenen, zowel werknemers als zelfstandigen, die onder het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel vallen, zijn wettelijk verplicht bij een particuliere zorgverzekeraar een basisverzekering tegen medische-zorgkosten af te sluiten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw). 17 Dat geldt niet alleen voor degenen die in Nederland wonen; ook EU+ - en niet-EU+ -burgers die elders wonen maar wel onder het Nederlandse stelsel vallen, hebben deze verplichting.
13
Degene die voor een uitkering of een voorziening onder het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel in aanmerking meent te komen, moet zijn aanvraag indienen bij het aangewezen uitvoeringsorgaan. Voor de werknemersverzekeringen is dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en voor volksverzekeringen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Voor medische zorg kan men gewoon naar een zorgverlener (huisarts, ziekenhuis, &c) gaan, waarbij wel rekening gehouden moet worden met wat de zorgpolis daarover bepaalt.
16. Er is EU wetgeving in de maak die regelt dat zodra er een visser-werknemer aan boord werkt deze regels voor minimale rusttijden ook gelden voor de zelfstandige vissers aan boord. 17. Ten behoeve van zeevarenden en zeevissers voert de zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid het AZVZ-label, dat is voortgekomen is uit het Algemeen Ziekenfonds Voor Zeelieden. Onder het AZVZ-label krijgen zeevissers een collectieviteitskorten en kunnen zij tevens zeer een zeer uitgebreide aanvullende verzekering tegen een aantrekkelijke premie afsluiten. Meer informatie is verkrijgbaar op de internetpagina’s (www.scheepvaartnet.nl) van de Stichting Scheepvaart te Amsterdam.
Pagina
13 14
De visser-werknemer die in Nederland woont 18, zal in beginsel in Nederland belastingplichtig zijn en de werkgever zal als inhoudingsplichtige loonbelasting (loonheffing) op het loon moeten inhouden en deze moeten afdragen aan de Belastingdienst. Als de visser-werknemer niet in Nederland woonachtig is, gelden bijzondere regels die kunnen afhangen van een eventueel door Nederland met het woonland gesloten belastingverdrag. Voor de toepassing van die regels wordt onder ‘Nederland’ verstaan: a. b. c. d.
het Nederlandse grondgebied in Europa; de binnenwateren en de zeehavens die in dat grondgebied gelegen zijn; de territoriale zee van twaalf zeemijlen die aan dat grondgebied grenst; en de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) waarvan de grenzen samenvallen met de grens van de Nederlandse territoriale zee en de grenzen van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentaal plat (zie Bijlage I).
Voor toepassing van fiscale wet- & regelgeving is Nederland voor zeevissers dus heel wat groter dan voor toepassing van de Wav en de meeste andere Nederlandse wet- & regelgeving. Werkgevers dienen zich er, vooral ten aanzien van buitenlandse vissers, steeds van te vergewissen welke (inkomsten- en/of loon-) belastingregels op de betreffende situatie van toepassing zijn. Daarbij is het van belang te onderkennen, dat zeevissersschepen doorgaans niet als zeeschepen in het international verkeer/transport worden aangemerkt en zeevisserijondernemingen doorgaans niet als (zee-) scheepvaartondernemingen. In Bijlage II is een schema opgenomen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke belastingregels in welke situaties moeten worden toegepast. Het schema dient echter slechts ter illustratie. Er kunnen geen rechten aan worden ontleend. De sectorraad draagt er geen verantwoordelijkheid voor en wijst elke aansprakelijkheid af. Maatschappen doen er verstandig aan hun bevindingen of die van een door hen ingeschakelde fiscalist steeds aan de Belastingdienst voor te leggen. 15
Degene die bemiddelt bij het totstandkomen van de arbeidsovereenkomst moet voldoen aan de toepasselijke onderdelen van Hoofdstuk 2 (Arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart) van het Besluit aanspraken. Maatschappen zouden geen zaken moeten doen met arbeidsbemiddelaars in binnen- of buitenland die daaraan niet voldoen.
18. Waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Voor de toepassing van deze regel worden schepen welke in Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd. Zie artikel 4, leden 1 en 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Heeft de visser een woonadres aan de wal? Keert hij naar dat adres terug als hij verlof heeft? Heeft hij een gezin dat op dat adres woont? &c.
Pagina
14 §5 - Inleenovereenkomst Als oplossing voor een tijdelijk tekort aan arbeidskracht ligt het voor de hand dat de maatschap een uitzendkracht inleent van een uitzendbureau. Ook deze oplossing heeft voor de maatschap verstrekkende gevolgen. In het kader van deze notitie voert het te ver om op alle aspecten van het inlenen in te gaan. Ook hier beperken wij ons tot enkele bijzonderheden. 1
De uitzendovereenkomst, d.w.z. de overeenkomst die het uitzendbureau het recht geeft de uitzendkracht ter beschikking te stellen van een derde partij voor het onder diens leiding en toezicht verrichten van arbeid, is een arbeidsovereenkomst tussen het uitzendbureau en de uitzendkracht.
2
Voor uitzendbureaus gelden naar Nederlands recht ten aanzien van visseruitzendkrachten dezelfde verplichtingen als die welke wij in de vorige paragraaf onder de aandacht hebben gebracht voor maatschappen die werkgever zijn.
3
Voor niet-EU+-burgers en voor inwoners van Kroatië moet het uitzendbureau of de inlener op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) over een werkvergunning 19 beschikken als zij hen in Nederland arbeid laten verrichten. Tot Nederland behoren: a. het Nederlandse grondgebied in Europa; b. de binnenwateren en zeehavens die in dat grondgebied liggen; en c. de territoriale zee van twaalf zeemijlen die aan dat grondgebied grenst. Een inlener moet zich er aan de hand van een geldig identiteitsdocument van vergewissen wie de uitzendkracht is, of de uitzendkracht in Nederland mag verblijven, en of het uitzendbureau een werkvergunning voor de uitzendkracht heeft (‘zorgplicht’). Op overtreding van deze voorschriften staan fikse bestuurlijke boetes voor een ieder in de keten (bijvoorbeeld, op het ontbreken van een werkvergunning staat € 12.000 boete per uitzendkracht per overtreding voor elk van de ondernemers in de keten). Zo worden bij overtredingen zowel het uitzendbureau als de inlener voor hetzelfde hoge bedrag beboet. De inlener kan bovendien beboet worden als hij zijn zorgplicht niet nakomt. Zie verder §7, Wet arbeid vreemdelingen, hieronder.
4
Op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (‘uitlenen’) is de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) van toepassing – óók als het zeevissersschip zich buiten Nederland bevindt (zie artikel 1a van de Waadi).
5
Het uitzendbureau moet als zodanig in het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn opgenomen, ook als het bureau buiten Nederland is gevestigd. Inlenen van een niet-geregistreerd uitzendbureau is strafbaar; er kan aan de
19. Een werkvergunning is een ‘tewerkstellingsvergunning’ of een ‘gecombineerde vergunning’ voor verblijf en werkzaamheden (zie Wet arbeid vreemdelingen, artikel 1, aanhef en onderdelen e en h).
Pagina
15 inlener 20 een aanzienlijke bestuurlijke boete worden opgelegd als hij gebruik maakt van een uitzendbureau dat niet is geregistreerd (zie artikel 7a van de Waadi). 6
Het uitzendbureau moet voorts voldoen aan de toepasselijke onderdelen van Hoofdstuk 2 (Arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart) van het Besluit aanspraken. Maatschappen zouden geen zaken moeten doen met uitzendbureaus in binnen- of buitenland die dat niet doen.
7
De schipper moet het werk van de uitzendkracht zodanig organiseren dat ook deze voldoende rust krijgt. In elke 24 uur moet de uitzendkracht ten minste tien uur rust genieten. Deze dagelijkse rust mag over niet meer dan twee aaneengesloten periode worden verdeeld, waarbij één van deze twee perioden ten minste zes uren dient te beslaan. 21
8
De Waadi kent de zogenaamde loonverhoudingsnorm die beoogt gelijke behandeling van uitzendkrachten te bewerkstelligen. Deze norm komt er grofweg op neer, dat voor uitzendkrachten ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden met betrekking tot loon en vergoedingen gelden als zouden gelden voor eigen personeel van de inlener in gelijke of gelijkwaardige functies tenzij bij een toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) van deze norm is afgeweken (zie artikel 8 van de Waadi). 22 In z’n algemeenheid kan gesteld worden dat uitzendkrachten hetzelfde deelloon zouden moeten krijgen als de vennoten die alleen hun kennis en arbeid in de maatschap inbrengen.
9
De bepalingen van het BW, die wij hierboven hebben aangestipt, gelden ook ten aanzien van uitzendkrachten aan boord van zeevissersschepen. De scheepsbeheerder is aansprakelijk voor nakoming ervan. Dat geldt ook voor de verplichtingen ten aanzien van de Vereniging Zee-risico 1967. Zie de onderdelen 2 tot en met 8 en 11 van de §4, Arbeidsovereenkomst, hierboven. De aansprakelijkheid van de scheepsbeheerder voor nakoming van de loonbetalingsverplichting is zelfs zwaarder dan voor visser-werknemers die geen uitzendkracht zijn (zie artikel 7:693 BW).
10
Ten aanzien van premies sociale verzekeringen en loonbelasting is de inlener aansprakelijk voor de afdracht ervan als het uitzendbureau zijn verplichtingen niet nakomt (zie o.a. Hoofdstuk VI van de Invorderingswet 1990). In verband met deze aansprakelijkheid moet de inlener een administratie voeren op grond
Zie artikel 34, leden 1 en 2, van de Invorderingswet 1990. 21. Er is EU wetgeving in de maak die regelt dat zodra er een visser-werknemer aan boord werkt deze regels voor minimale rusttijden ook gelden voor de zelfstandige vissers aan boord. 22. Dit is voor de zeescheepvaart en de zeevisserij nog een erg nieuw rechtsgebied, waarvan de precieze betekenis voor situaties aan boord buiten Nederland nog niet bekend is. Een buitenlandse CAO is pas een CAO in de zin van de Waadi als relevante Nederlandse (rechts-) personen er partij bij zijn. Nederland kent de algemeen verbinderd verklaarde ABU CAO die in principe voor alle uitzendkrachten geldt. Niet duidelijk is nog wat de betekenis van deze CAO is voor buitenlandse uitzendkrachten die door een buitenlands uitzendbureau aan boord van een Nederlands zeeschip of zeevissersschip ter beschikking worden gesteld om ten dele in Nederland en ten dele daarbuiten te werken. 20.
Pagina
16 waarvan de verschuldigde premies en loonbelasting vastgesteld kunnen worden. Het is dus in het belang van de maatschap dat uitsluitend zaken wordt gedaan met een betrouwbaar uitzendbureau, zeker als dat in het buitenland gevestigd is. Het is daarbij voor een inlener bovendien te allen tijde van belang dat hij zich ervan vergewist dat het uitzendbureau de socialezekerheids- en fiscale wet& regelgeving correct naleeft. Zie §4, onderdelen 10 tot en met 14. 11
Als het uitzendbureau in een land is gevestigd dat tot de EU+ buiten Nederland behoort, is een EU+-burger die inwoner is van dat land onderworpen aan het socialezekerheidsstelsel van die lidstaat indien hij werkzaam is aan boord van een zeevissersschip dat onder Nederlandse vlag vaart (zie artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) 883/2004). Dat geldt voor de werknemersverzekeringen èn de volksverzekeringen.
In de praktijk zal het de scheepseigenaar (of de schipper) zijn die de uitzendkracht van het uitzendbureau inleent en het zal niet altijd duidelijk zijn of hij dat doet namens de maatschap in zijn hoedanigheid van daartoe bevoegd vennoot òf dat hij dat voor eigen rekening doet in zijn hoedanigheid van scheepseigenaar. Aangezien het de maatschap is die het visserijbedrijf exploiteert, leent in het laatste geval de scheepseigenaar de uitzendkracht vervolgens feitelijk door aan de maatschap, die dan uiteindelijk toch aansprakelijk zal blijken te zijn voor nakoming van een aantal verplichtingen van het uitzendbureau. Met name met betrekking tot naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) zorgt zo’n ‘doorleenconstructie’ voor een extra schakel die bij overtreding dezelfde boete krijgt als de anderen in de keten. Voor de combinatie scheepseigenaar/maatschap houdt dit dan feitelijk een dubbele boete in. Het is mede daarom van belang dat de scheepseigenaar (of de schipper) de inleenovereenkomst met het uitzendbureau aangaat namens de maatschap en dat hij dit in overeenstemming met de maatschapsovereenkomst aan zowel het uitzendbureau als de vennoten kenbaar maakt. Het kan ook nog zo zijn dat de scheepseigenaar de tijdelijke arbeidskracht zelf in dienst neemt. In dat geval stelt de scheepseigenaar de arbeidskracht ter beschikking van de maatschap en is hij zelf de uitlener, die zich als zodanig bij de Kamer van Koophandel moet laten registreren en die verder alle verplichtingen van een uitzendbureau moet nakomen, zoals naleving van de ABU CAO. §6 - Arbeidsbemiddeling versus terbeschikkingstelling van arbeidskrachten In het voorgaande is het verschil tussen arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten al zijdelings aan de orde gekomen. Beide vormen van dienstverlening op de arbeidsmarkt komen in de maritieme wereld volop voor. Voor de, hierboven slechts in het kort weergegeven, gevolgen van de ene of de andere dienstverlening is het van belang te weten wat het onderscheid is tussen deze twee vormen van arbeidsmarktdienstverlening, vooral als een buitenlandse ‘crewing agent’ de dienstverlener is. In de internationale context is namelijk lang niet altijd duidelijk om welke vorm van dienstverlening het gaat. Een maatschap kan dan in de veron-
Pagina
17 derstelling verkeren met een visser-uitzendkracht van doen te hebben terwijl het in feite om een eigen visser-werknemer gaat. Wij raden maatschappen die overwegen (buitenlandse) uitzendkrachten in te zetten in hun visserijbedrijf volstrekte duidelijkheid over de feitelijke rechtspositie van de contractspartijen te eisen van de dienstverlener. Volgens de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), < is arbeidsbemiddeling de dienstverlening in de uitoefening van beroep of bedrijf ten behoeve van een werkgever, een werkzoekende, dan wel beiden, inhoudende het behulpzaam zijn bij het zoeken van arbeidskrachten onderscheidenlijk arbeidsgelegenheid, waarbij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht 23 dan wel een aanstelling tot ambtenaar wordt beoogd, en < is terbeschikkingstelling van arbeidskrachten het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten 24 aan een ander voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid. In Bijlage III is het onderscheid schematisch weergegeven aan de hand van de verschillende overeenkomsten die deze dienstverlening op de arbeidsmarkt beheersen. §7 - Wet arbeid vreemdelingen Over de toepasselijkheid van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) aan boord van zeevissersschepen bestaan nogal wat misverstanden, met name waar het de toepasselijkheid van de zogenaamde ‘maritieme vrijstelling’ betreft. Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Vrijstellingenbesluit) bepaalt namelijk dat een werkgever in de zin van de Wav met betrekking tot een vreemdeling die niet in Nederland woont geen werkvergunning hoeft te hebben als die vreemdeling schepelingendienst verricht aan boord van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet. Aangezien zeevissersschepen volgens de Zeebrievenwet géén zeeschepen zijn, is deze maritieme vrijstelling niet van toepassing op zeevissersschepen. De brancheorganisaties in de sector spannen zich er al jarenlang voor in dat de zeevisserij onder de maritieme vrijstelling wordt gebracht. In 2013 heeft de regering 23. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten (artikel 7:610, lid 1, BW). 24. Ook wel ‘uitlenen’ of ‘uitzenden’ genoemd. Het ter beschikking stellen geschiedt in de relatie tussen het uitzendbureau en de uitzendkracht op basis van een uitzendovereenkomst. De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde (artikel 7:690 BW).
Pagina
18 het voornemen uitgesproken de zeevisserij inderdaad onder de vrijstelling te brengen. Dat voornemen is nog niet in daden omgezet. De maritieme sociale partners zijn nog in gesprek met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Infrastructuur & Milieu (I&M) over de precieze invulling van de nieuwe regels voor vrijstelling. Het kan daardoor nog geruime tijd duren voor de zeevisserij ook werkelijk onder de maritieme vrijstelling valt. Tot die tijd moet de werkgever over een werkvergunning beschikken voor alle vreemdelingen voor wie niet een andere vrijstelling geldt en die hij in Nederland laat werken. Als ‘werkgever’ wordt aangemerkt “degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten”. Dit werkgeversbegrip valt niet samen met het arbeidsrechtelijke werkgeversbegrip. Ook als iemand in de uitoefening van zijn ambt, beroep of bedrijf een ander die zelfstandige is arbeid laat verrichten is een werkvergunning vereist. Als een maatschapsvennoot iemand anders in zijn plaats aan boord laat werken, dan heeft die vennoot hoogstwaarschijnlijk een werkvergunning nodig als de opstapper een niet-vrijgestelde vreemdeling is. Het hangt verder van de feitelijke omstandigheden aan boord af of zelfs voor een vreemdeling die tot de maatschap toetreedt een werkvergunning is vereist. Veel zal afhangen van de interpretatie die aan “laat werken” gegeven wordt door de Arbeidsinspectie die zich mede baseert op de bedoeling van de wetgever, beleidsregels en rechtspraak. Voor het geval de zeevisserij onder de huidige maritieme vrijstelling wordt gebracht, is het van belang te weten wat onder het begrip ‘schepelingendienst’ moet worden verstaan. In het zee-arbeidsrecht, zoals dat tot 20 augustus 2013 luidde, had het begrip een ruime betekenis. Voor de toepassing van de Wav heeft de wetgever er echter een beperkte betekenis aan gegeven, die niet in het Vrijstellingenbesluit zelf is opgenomen, doch uit de verschillende officiële toelichtingen erop blijkt die in de loop der jaren zijn gepubliceerd. Daaruit kan worden gedestilleerd dat ‘schepelingendienst’ de normale zorg van bemanningsleden is voor het zeeschip en zijn uitrusting, de bemanning, de passagiers, de lading, en het milieu. Tot ‘schepelingendienst’ behoren dan niet de werkzaamheden die normaal gesproken door aan de wal gesitueerde, gespecialiseerde bedrijven met eigen of ingehuurd personeel worden verricht, zoals inspectie-, onderhouds-, reparatie-, verbouwings-, en stuwadoorswerkzaamheden, echter voor zover deze werkzaamheden niet tot bedoelde normale zorg van bemanningsleden behoren. In de zeevisserij kan het niet anders zijn dan dat de werkzaamheden van de bemanning met betrekking tot het vangen, verwerken en conserveren van de vangsten alsmede het onderhoud en herstel van het visgerei tot hùn schepelingendienst behoren – deze werkzaamheden vormen namelijk de essentie van hun werk aan boord. Vooral in de zogenaamde ‘kleine zeevisserij’, waarin de vangsten doorgaans vers, d.w.z. niet ingevroren maar wel gekoeld, worden aangevoerd, behoort het tot de normale zorg van de bemanning voor de lading, dat zij die tijdig lossen. Zou dat niet gebeuren, dan zou de lading waarde verliezen en zelfs verloren kunnen gaan door bederf. Deze normale zorg van de bemanning voor de lading is tevens in het belang van de volksgezondheid. Het lossen van de vangst behoort dan ook tot de normale
Pagina
19 werkzaamheden van de bemanning. Hetzelfde geldt voor het onderhoud, herstel en vervanging van het visgerei (netten, lijnen &c). Zou de huidige maritieme vrijstelling ook gelden ten aanzien van de zeevisserij, wat vooralsnog dus niet het geval is, dan zou het lossen van de vangst en het onderhoud, herstel en vervanging van het visgerei tot de schepelingendienst behoren en zou de vrijstelling zich tot de daarmee gepaard gaande werkzaamheden uitstrekken. Althans, dat is ònze opvatting, die wij bij de overheid verdedigen in de genoemde gesprekken die nog gaande zijn over het uitbreiden van de maritieme vrijstelling tot de zeevisserij. §8 - Wet zeevarenden c.a. De Wet zeevarenden en daarop berustende bepalingen, zoals die van het Besluit zeevisvaartbemanning, gelden uiteraard ook ten aanzien van tijdelijke arbeidskrachten. Ook zij moeten beschikken over een geldige medische verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, een geldig certificaat basisveiligheidstraining zeevissersvaartuigen, en, afhankelijk van de functie aan boord, een geldig vaarbevoegdheidsbewijs. Buitenlandse tijdelijke arbeidskrachten in de zeevisserij zullen een basisveiligheidstraining moeten hebben gevolgd die door de Nederlandse overheid is goedgekeurd en zij zullen een medische keuring moeten ondergaan door een door de Nederlandse overheid aangewezen of erkende keuringsarts. Medische certificaten die zijn afgegeven door of onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat van de EU worden door de Nederlandse wet reeds erkend. Buitenlandse vissers moeten aan boord van Nederlandse zeevissersschepen, afhankelijk van hun functie, beschikken over een Nederlands vaarbevoegdheidsbewijs. Eén en ander geldt uiteraard ook voor uitzendkrachten. §9 - Ten slotte In deze notitie hebben wij slechts enkele hoofdlijnen van de wet- & regelgeving ten aanzien van het inschakelen van tijdelijke arbeidskrachten aangestipt. Aan deze notitie ligt geen diepgaande analyse van de toepasselijke wet- & regelgeving ten grondslag, maar parate kennis die wellicht niet (meer) geheel up-to-date of toereikend is. Er kunnen derhalve geen rechten aan worden ontleend; noch de auteur noch de sectorraad aanvaarden daarom enige aansprakelijkheid. De notitie is niet meer dan bedoeld als een ‘wake-up-call’. Maatschappen en scheepseigenaren dienen zich altijd te vergewissen van de wet- & regelgeving die op hun specifieke situatie van toepassing is. Zij kunnen er daardoor niet aan ontkomen externe deskundigen om advies te vragen en zich met de uitvoeringsinstanties te verstaan. Nederland kent uiteraard vele deskundige juristen op het terrein van het arbeidsrecht; de auteur heeft goede ervaringen met Romke Wybenga van Wybenga Advocaten te Rotterdam. Op het terrein van loonheffingen heeft de auteur goede ervaringen met Johan de Jong van Deloitte Belastingadviseurs BV te Amsterdam.
Pagina
20 Bijlage I - De exclusieve economische zone van Nederland
Bron: www.noordzeeloket.nl
Pagina
21 Bijlage II - Schema belasting naar inkomen
Pagina
22 Bijlage III - Dienstverlening arbeidsmarkt