Tewerkstellingsbeleid - 1 van 8
TEWERKSTELLINGSBELEID TAAK: Zoek op internet: 1. Hoeveel werklozen zijn er in ons land? Hoe evolueerde a) het totaal aantal werklozen b) de werkloosheid in % van de beroepsbevolking c) het aantal werkloze mannen en vrouwen d) het aantal werklozen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië e) het aantal werklozen in verschillende sectoren f) de werkloosheid bij jongeren (- 25 jaar) en ouderen (+ 50 jaar) g) de werkloosheid volgens het genoten onderwijs 2. Welke maatregelen heeft de overheid genomen om de werkloosheid te bestrijden?
GROEPSWERK Bespreek volgende vragen 1/ Bespreek de evolutie van de werkloosheid tijdens de laatste jaren wat betreft: a) het totaal aantal werklozen b) werkloosheid in % van de beroepsbevolking c) aantal werkloze mannen en vrouwen d) aantal werklozen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië e) aantal werklozen in verschillende sectoren f) verdeling volgens leeftijd g) verdeling volgens genoten onderwijs 2/ Wat zijn volgens u de oorzaken van de werkloosheid? 3/ Zijn de werkloosheidsuitkeringen te hoog? 4/ Zijn de bedrijven alleen maar uit op winst en maken zij zich geen zorgen over de tewerkstelling? 5/ Hoe kan het werkloosheidsprobleem opgelost worden? 6/ Bespreek bondig de meest recente maatregelen die de overheid genomen heeft ter bestrijding van de werkloosheid. Beoordeel deze maatregelen. - Is het beleid van de overheid slecht? - Zijn de lonen, de sociale lasten of de belastingen te hoog? 7/ Het spook van de werkloosheid Werk brengt regelmaat in je bezigheden, je hebt contacten met anderen, het verschaft je een inkomen en een zeker aanzien, het geeft betekenis en inhoud aan je leven. Akkoord? Als je werkloos bent voel je je ongelukkig en overbodig. Dat roept dan weer spanningen en narigheid op. Uw mening? Werklozen zijn nooit 'vrij', want er is geen werk om vrij van te zijn. Wat vind je van deze stelling? Welke voor- en nadelen zie jij aan werkloos zijn? Wat betekent voor u het "spook van de werkloosheid"?
Tewerkstellingsbeleid - 2 van 8
Oorzaken van de werkloosheid 1. Evolutie beroepsbevolking Tussen 1971 en 1991: - lichte aangroei bevolking: + 3.5% - sterke groei beroepsbevolking: + 9.5 % sterkste toename tussen '74 en '84 (babyboom rond 1950) tussen '74 en '84 : demografische hoog- en ec. laagconjunctuur + toenemende participatiegraad v/d vrouwen in het arbeidsproces (verdubbeling op 30 jaar) Nu : 4,3 mio. of 43 % van de totale bevolking 2007 : 4,4 mio. 2040 : 4,1 mio. of 39 % van de totale bevolking - toestroom van vrouwen op de arbeidsmarkt 2. Structurele problemen - onaangepastheid van het arbeidsaanbod aan de vraag naar arbeid; 1989 : ondanks een werkloosheidsgraad van toch nog 10% vond men in sommige sektoren geen arbeiders meer; bv. lassers, bouwvakkers, textielarbeiders - Curve van Beveridge geeft het verband weer tussen het aantal vacante arbeidsplaatsen en de werkloosheidsgraad. Normaal gaat een toename van het aantal vacante plaatsen samen met een dalende werkloosheidsgraad. Na '84 : stijgend aantal vacatures en stabiele werkloosheidsgraad - In België zijn zeer veel langdurig werklozen. Oorzaak ? - generositeit van de vergoeding + onbeperkte duur - hoge syndicalisatiegraad - hoge omschakelingskosten - Tewerkstellingsbeleid van de overheid : - gericht op vervroegd uittreden en speciale statuten (zorgen voor zware budgettaire lasten) - lage inspanning voor herscholing
Tewerkstellingsbeleid - 3 van 8
Vormen van werkloosheid Conjuncturele werkloosheid Werkloosheid kan veroorzaakt worden door de vraag- en aanbodkant. Werkloosheid kan een gevolg zijn van te weinig vraag naar goederen en diensten. Met te weinig bedoelen we dan: minder dan er met de beschikbare productiecapaciteit zou kunnen geproduceerd worden. Stel dat er voor 100 mia. goederen worden voortgebracht met de aanwezige productiecapaciteit, terwijl de gezamenlijke besteders niet meer willen kopen dan een waarde van 80 mia. De capaciteit zal dan maar voor 80 % benut worden. De bestedingen schieten te kort om de hele capaciteit te benutten. Een vijfde deel van het machinepark en van de werknemers werkt niet. In een dergelijke situatie spreken we van onderbesteding (te weinig vraag naar producten) en de werkloosheid die daarvan het gevolg is, heet onderbestedingswerkloosheid of conjunctuurwerkloosheid. Conjuncturele werkloosheid is het gevolg van een conjunctuurdepressie, een crisis, een algemene vertraging van de economische activiteit. De conjunctuurdepressie of recessie maakt deel uit van de conjunctuurbeweging, d.i. een op- en neergaande economische beweging, die gepaard gaat met fasen van expansie en contractie van de economische activiteit. In de contractiefase ontstaat werkloosheid, ingevolge de daling van de vraag en de productie. Conjuncturele werkloosheid heeft een algemeen karakter, ze treft de meeste industriële sectoren en komt ook voor in de meeste landen met een markteconomisch systeem. Conjuncturele werkloosheid is van tijdelijke aard. In de expansiefase ontstaat gebeurlijk overtewerkstelling en moet soms beroep gedaan worden op vreemde arbeidskrachten. Keynesiaanse werkloosheid De werkloosheid die ontstaat als de algemene vraag lager is dan de inkomens of als er minder geïnvesteerd wordt dan gespaard, noemt men ook Keynesiaanse werkloosheid. Y = C + S Het nationaal inkomen is gelijk aan de consumptie plus het sparen. P = C + I De nationale productie is gelijk aan de consumptie en de investeringen. Er is evenwicht als Y = P dus als S = I . Vermits het inkomen gelijk is aan de productie, zal een deel van de productie niet verkocht worden als het deel van het inkomen dat wordt gespaard niet besteed wordt aan investeringsgoederen. In dat geval zal de activiteit, en bijgevolg ook de vraag naar arbeid afnemen. Maatregelen Volgens Keynes moet men inwerken op de vraag om de werkloosheid te doen dalen. Door de lonen te verhogen of door te zorgen voor ernstige werkloosheidsuitkeringen zal de vraag toenemen. De vraag bepaalt immers het aanbod volgens Keynes. De gemakkelijkste methode om de globale vraag te doen toenemen bestaat in een verhoging van de overheidsuitgaven. Door het opvoeren van de bestedingen (het stimuleren van de vraag, desnoods met deficit spending - ten koste van een begrotingstekort - volgens Keynes) zal de werkloosheid kunnen bestreden worden. Veertig jaar lang heeft deze theorie succes gehad, nu bracht hij geen oplossing voor de werkloosheid. Het Keynesiaanse recept (opdrijven van de overheidsuitgaven) voor werkloosheidsbestrijding voldoet niet meer in deze tijd. Met dit recept kregen we jaarlijks na W.O. II tot 1973 een gemiddelde economische groei van ongeveer 6 %, d.w.z. een verdubbeling van onze welvaart om de 15 jaar. Dit is enig in onze geschiedenis. In die periode kwamen er ook geen echte economische depressies meer voor. De huidige werkloosheid is niet Keynesiaans, niet conjunctureel. De laatste jaren won de structurele werkloosheid aan betekenis. Structurele werkloosheid Werkloosheid kan ook veroorzaakt worden door de aanbodzijde.
Tewerkstellingsbeleid - 4 van 8
Veranderingen in de productiestructuur van een land (bv. door de ontwikkeling van de techniek, door veranderingen in de organisatie van de productie, door de stijging van het aantal arbeidskrachten e.d.) kunnen werkloosheid veroorzaken. Al die veranderingen kunnen een soort werkloosheid veroorzaken die we structuurwerkloosheid noemen, omdat het werkloosheid is die ontstaat door veranderingen in de inrichting van de productie: de productiestructuur. Structurele werkloosheid is niet algemeen. Ze strekt zich niet uit over de ganse economie, maar is beperkt tot bepaalde sectoren, die structuurproblemen te bekampen hebben. Bv. in de metaal- en steenkoolsector. Zij is meestal wel van lange duur. Structuurwerkloosheid kan ontstaan ten gevolge van: - verschillen in de kwaliteit van de gevraagde en de aangeboden arbeid; de schoolopleiding is niet afgestemd op de arbeidsvraag. - het slecht werken van de arbeidsmarkt in die zin dat er een te geringe mobiliteit van arbeid is; men verliest niet graag zijn sociale contacten. - een kwantitatief tekort aan arbeidsplaatsen: de uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen blijft achter bij de groei van de beroepsbevolking. - het vervangen van mensen door machines: mechanisering en automatisering; arbeidsbesparende, productiviteitsverhogende investeringen worden doorgevoerd vermits deze goedkoper zijn ( geen sociale lasten; machines staken niet enz.). Onbezonnen loonstijgingen bemoeilijken de tewerkstelling van ongeschoolden (hoge minimumlonen); Buitensporige belastingen verhogen de loonkosten: loonwig. - verplaatsing van productie naar het buitenland; arbeidsintensieve bedrijven gaan naar lage-loon-landen. Nieuwe industrielanden (NIL's of NIC's) met een sterke concurrentiepositie duiken op. - verzadiging van bepaalde markten of het wegvallen van de vraag door het vinden van substituten; als bv. iedereen een huis heeft zal de bouwactiviteit afnemen. - omschakeling op andere grondstoffen en energiesoorten; bv. afbouw steenkoolnijverheid. - afbouw van overcapaciteit of veroudering van het productieapparaat; bv. in metaalsector. - de internationale economische situatie; oliecrisis; hoge rentevoeten; gebrek aan investeringen.
Tewerkstellingsbeleid - 5 van 8
Klassieke werkloosheid Volgens de klassieke of liberale economen ontmoeten vraag en aanbod elkaar altijd in het evenwichtspunt. Vandaar dat de werkloosheid voor hen enkel tijdelijk of bijkomstig kon zijn. Als bepaalde arbeiders om een of andere reden (technische vooruitgang, een stijgend geboortencijfer of een vermindering van de landbouwgronden) geen werk meer hebben, dan kan men iedereen weer werk bezorgen door de lonen te laten dalen. Een blijvende werkloosheid kan alleen maar verklaard worden door de rigiditeit van de markt of het handhaven van de lonen op een kunstmatig hoog niveau (bv. onder druk van de vakbonden of doordat de overheid minimumlonen oplegt). Zij schrijven de werkloosheid volledig toe aan het loonpeil. Jean Baptiste Say's befaamde wet van de afzetmarkt zegt dat producten worden geruild tegen producten. Er kan nooit een overaanbod optreden: als bepaalde producten niet verkocht worden, dan zijn ze ofwel te duur, ofwel niet aangepast aan de vraag. Als men volledige tewerkstelling wil bereiken, komt het er dus op aan om de prijzen te verlagen of het aanbod te wijzigen. Volgens Say schept elke productie haar eigen vraag. Keynes heeft deze stelling gewoon omgedraaid: de vraag schept het aanbod. Volgens Keynes bestaat er geen enkele reden om aan te nemen dat het marktevenwicht moet overeenstemmen met volledige tewerkstelling. De overheid moet volgens Keynes aan fijnregeling van de economie doen om volledige tewerkstelling te bereiken. Volgens de klassieken mag de overheid niet tussenkomen; overheidsoptreden is volgens hen juist de oorzaak van blijvende werkloosheid. Welke zwakke punten zitten in de theorie van Say? - Als de lonen lager zijn dan het bestaansminimum, kan men ze niet verder laten dalen om de werkloosheid op te lossen, want dan zijn er na verloop van tijd geen arbeiders meer in leven. - Als de lonen dalen zal ook de productvraag dalen, en moeten er geen extra arbeiders aangenomen worden. De werknemer is immers niet alleen een leverancier van arbeid maar ook een consument. Het niveau van zijn loon zal dus bepalend zijn voor zijn verbruik, d.w.z. voor de vraag naar producten en bijgevolg ook voor de vraag naar arbeid. Het is dus verkeerd te denken dat men de lonen maar hoeft te verlagen om een volledige tewerkstelling te verkrijgen. Andere vormen van werkloosheid - Frictie- of wrijvingswerkloosheid: door wrijvingen op de arbeidsmarkt (communicatiestoornis) bestaat er enerzijds werkloosheid en anderzijds onbeantwoorde vraag. - Seizoenwerkloosheid: Sommige werkzaamheden zijn seizoengebonden. - Verborgen of verdoken werkloosheid Overbodig personeel dat niet bijdraagt tot de productiviteit, maar toch in dienst wordt genomen. - Gedeeltelijke, volledige, regionale werkloosheid. - Economische en technische werkloosheid
Tewerkstellingsbeleid - 6 van 8
Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling Welke maatregelen nam onze overheid ter bevordering van de tewerkstelling in ons land? De overheid heeft een massaal aantal maatregelen genomen om de werkloosheid te bestrijden. Sommige met meer succes dan andere. De overheid tracht de investeringen aan te wakkeren door een bedrijfsvriendelijk klimaat te scheppen om alzo de werkgelegenheid te bevorderen. Zij geeft bv. fiscale voordelen aan bedrijven die zich hier willen vestigen. De vennootschapsbelasting in ons land daalde van 48 naar 39 %. In ruil voor bijkomende tewerkstelling werden een hele reeks voordelen aan bedrijven toegekend. Door de Maribel-operatie werden bv. de sociale lasten verminderd. Er werden tewerkstellingszones (T-zones) opgericht, binnen dewelke een investeerder gedurende 10 jaar kan genieten van een volledige vrijstelling van belastingen. Het innovatiekapitaal werd fiscaal bevoordeeld, reconversiecontracten werden fiscaal gesteund. Dank zij de aandelenwet en nu het pensioensparen konden de ondernemingen nieuw kapitaal aantrekken. De aandelenwet leidde tot een kapitaalinbreng in de ondernemingen van meer dan 300 miljard. Opdat minder kapitaal naar landen zonder roerende voorheffing zou trekken, werd in 1990 de roerende voorheffing op obligaties verminderd van 25 naar 10 % (nu 15%). Door de devaluatie van 22/2/82 en de begeleidende maatregelen werd het concurrentievermogen van onze ondernemingen sterk verbeterd. Door het versterken van de concurrentiepositie van onze ondernemingen (o.a. door het opleggen van een loonmatiging) zouden de investeringen, de werkgelegenheid en de economische groei moeten toenemen. Bespreek volgende maatregelen die de overheid nam om de tewerkstelling aan te zwengelen: stagecontract, Maribel, PEP-plan, nepstatuten: BTK, DAC, TWW, Gesco's, brugpensioen, T-zones, Weer-werk-actie, 5 voor 12-plan, Jongerenbanenplan, PWA's (plaatselijke werkgelegenheidsagent-schappen), Zie ook State of the Union.
Is ons tewerkstellingsbeleid een succes?
Tewerkstellingsbeleid - 7 van 8
WERKGELEGENHEIDSGRAAD Werkgelegenheidsgraad in 1997 Totaal
15 - 24 j
25 - 49 jaar
50 - 64 jaar
Vlaanderen
59.5
29.8
81.1
35.0
Wallonië
52.9
19.5
72.0
35.0
België
56.5
25.0
77.7
33.4
Nederland
65.2
55.2
77.5
41.6
Duitsland
64.1
45.5
77.3
48.8
Frankrijk
59.4
25.8
77.3
43.6
EU
59.1
34.3
73.9
46.8
Jaarboek van de Vlaamse Arbeidsmarkt, 1998
Nergens anders ter wereld worden ouderen zo massaal uitgesloten uit de arbeidsmarkt als in België. De gemiddelde pensioneringsleeftijd is de laagste van alle OESO-landen: 58 jaar voor de mannen en 54 jaar voor de vrouwen. Vlaanderen doet het wat dit fenomeen betreft niet beter dan Wallonië. Wat de werkgelegenheidsgraad per leeftijdscategorie aangaat ligt het grootste verschil tussen België en de rest van Europa bij de vijftigplussers. In mei 1998 telde Vlaanderen nog gemiddeld 5% werklozen, wat minder is dan de helft van het Europees gemiddelde (10,1%) maar nauwelijks meer dan de 4% van Nederland. Dit betekent dat Vlaanderen binnen Europa een van de regio’s met de laagste werkloosheid is. Het werkloosheidsprobleem is opgelost voor goed geschoolde 24- tot 45-jarige Vlamingen. Niet voor laaggeschoolde ouderen en vooral jonge vrouwen. Daarvoor blijft actie nodig, én door lastenvermindering én door herverdeling van de arbeid (loopbaanonderbreking) én door de activering van de uitkeringen (Bea Cantillon). Dirk Castrel, GvA, 1998
Tewerkstellingsbeleid - 8 van 8
Evolutie van het aantal UVW’s in België (cijfers einde jaar) 1970 ‘71 ‘72 ‘73 ‘74 ‘75 ‘76 ‘77 ‘78 ‘79
71 000 72 000 80 000 95 000 100 000 177 000 240 000 275 000 300 000 310 000
1980 ‘81 ‘82 ‘83 ‘84 ‘85 ‘86 ‘87 ‘88 ‘89
322 000 425 000 500 000 550 000 546 000 506 000 478 000 466 000 424 000 384 000
1990 ‘91 ‘92 ‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99
355 000 391 000 436 000 495 000 500 000 505 000 475 000 450 000 411 000 390 000
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
355 000
Corel Quatro Pro Chart werkloosheidsgrafiek wb3
Bespreek de evolutie van de werkloosheid in ons land
Evolutie werkloosheid in België 600
Aantal x 1000
500 400 300 200 100 0 70 ‘72 ‘74 ‘76 ‘78 80 ‘82 ‘84 ‘86 ‘88 90 ‘92 ‘94 ‘96 ‘98 Jaar
Budgettaire werkloosheid = 900 000 Tellen we bij het aantal UVW’s ook de categorieën die een uitkering krijgen van de RVA dan spreken we over de budgettaire werkloosheid. = UVW's; + 50-ers; onvrijwillig deeltijds werklozen; vrijgestelden; loopbaanonderbrekers; bruggepensioneerden; tijdelijke werklozen; tewerkgestelden in nep-statuten.
Zoek: - verdeling werkloosheid tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië - verdeling van ouderdom (jeugdwerkloosheid), scholing - vergelijk met de EU
Tienduizenden jobs krijgen eindelijk volwaardig contract Om de werkloosheid op te vangen, begon de regering in de jaren zeventig zélf jobs te creëren. De alternatieve arbeidscircuits waren geboren. Maar wie in daar in terechtkwam, raakte er nog zelden uit en had bovendien geen volwaardig arbeidscontract. Tegenstanders van zo'n systemen spraken daarom al vlug van nepstatuten. Vlaams minister Renaat Landuyt (SP) pakt die onrechtvaardige toestand aan. De Vlaamse minister van Werkgelegenheid wil 10.000 mensen die werken in het Derde Arbeidscircuit (DAC) tegen september volgend jaar een volwaardig arbeidscontract geven. Later volgende de gesco's, de gesubsidieerde contractuelen. De zogenaamde nepstatuten hebben nooit in de bovenste schuif gelegen bij de vakbonden. Zij vragen al lang om klaarheid te scheppen in allerlei arbeidsstatuten. De bonden zijn tevreden met de beslissing van Landuyt om alvast de DAC'ers een volwaardig statuut te geven. De werkloosheid en dan vooral de jongerenwerkloosheid is en blijft al enkele decennia een fameuze luis in de pels van de opeenvolgende regeringen. Niet alleen van de federale, ook van de gewestregeringen. Alle hebben ze zich de jongste jaren uitgeput in het zoeken naar doeltreffende middelen om de werkloosheid in te perken. Sommige politici hadden het zelfs over hun obsessie om er iets aan te doen. De strijd tegen de werkloosheid blijft in elk geval een topprioriteit op de politieke agenda. Vlaams én federaal.
Ingewikkeld In de loop der jaren gingen de maatregelen verschillende richtingen uit, van strengere controle op werklozen tot een zeer brede waaier van allerlei opleidings- en vormingssystemen. En tot complexe premiestelsels voor patroons die werklozen aanwerven als die tenminste aan bijzonder strikte voorwaarden beantwoorden. De toestand is zo ingewikkeld en ondoorzichtig geworden dat een kat er haast haar jongen niet meer in terugvindt. Zowel werkgevers als werklozen roepen luid om vereenvoudigingen. In Vlaanderen alleen al zijn er momenteel ruim 120 maatregelen van kracht die mee moeten leiden tot jobcreatie. De zogenaamde nepstatuten dateren al van ruim twintig jaar geleden. Uit de periode toen Guy Spitaels (PS) en Michel Hansenne (PSC) als minister van Arbeid werden geconfronteerd met zeer slechte en alarmerende werkloosheidsstatistieken. In die periode zette de vindingrijke Michel Hansenne (PSC) bijvoorbeeld zijn eerste ophefmakende arbeidsexperimenten op bij de producent van weefgetouwen Picanol in Ieper en staaldraadfabrikant Bekaert in Zwevegem. Het was de bedoeling om het machinepark volledig te benutten, wat tijdens de weekeinden leidde tot de inschakeling van een ploeg die 2 x 12 uren werkte en de rest van de week vrij was. Guy Spitaels (SP) vond het Bijzonder Tijdelijk Kader (BTK) uit, ervan uitgaande dat hij met nieuwe jobs, nieuwe behoeften zou kunnen scheppen.
Olieschok Koen Dries van de ACV-Vormingsdienst schetst de historische omstandigheden waarin die statuten tot stand zijn gekomen. "Einde jaren zestig waren al stemmen opgegaan over arbeidsherverdeling en brugpensioenen. De eerste ingrepen van de overheid om de druk op de arbeidsmarkt tijdelijk af te remmen, kwamen er na de eerste olieschok, begin jaren zeventig. Later manifesteerde zich een combinatie van hoge inflatie en blijvende hoge werkloosheid en besloot de regering banen te creëren voor werkzoekenden die niet spontaan door de arbeidsmarkt zouden worden opgeslorpt. Uit die periode stammen de alternatieve arbeidscircuits." Wie auteursrechten kan laten gelden op de term nepstatuten is allicht niet meer te achterhalen. Hij is intussen - en vooral bij werkzoekenden, gesco's en DAC'ers - wel mondgemeen geworden voor zowat alle jobs die géén volwaardig statuut bieden. Want daarover gaat het. Bepaald wat het DAC aangaat, bestaan er nogal wat discriminaties met het statutaire personeel, de contractuelen. Dirk Castrel en Kurt Tuerlinckx GvA 14/9/99
Werkloosheid x 1000 1995
1996
1997
1998
1999
UVW’s
490.3
465.0
456.7
425.1
393.6
Verplicht ingeschreven W
48.4
58.8
62.2
60.0
57.4
Niet verplicht
16.6
21.0
21.6
20.2
19.3
Oudere UVW’s
73.8
95.1
113.8
131.2
133.6
Eurostat a+b+c
555.3
544.9
540.6
505.3
470.3
ingeschreven W
Besluit:
UVW’s per gewest Jaar
BELGIË
Vlaanderen
1986
229.493
1987
214.359
1988
182.154
1989
158.758
1990
154.505
1991
168.967
1992
199.578
1993
229.753
1994
229.880
Wallonië
Brussel
1995
504.845
226.440
216.490
62.015
1996
459.338
193.962
206.429
58.947
1997
451.068
184.951
208.149
57.968
1998
411.575
159.934
196.785
54.856
1999 2000 Besluit:
Werkloosheidsgraad in de EU Belg
Vlaa
Bruss
Wall
EU
Ndl
Dtsl
Fr
95
9.9
10.6
18.8
18.6
10.7
6.9
8.2
11.7
96
9.7
10.3
19.3
18.3
10.8
6.3
8.8
12.4
97
9.2
9.5
19.5
18.3
10.6
5.2
9.7
12.4
98
8.6
7.9
19.2
17.8
9.8
3.7
9.3
11.8
NWWZ Vlaanderen 92
232.765
93
273.426
94
274.065
95
277.720
96
248.958
97
233.609
98
204.965
Evolutie van de werkloosheid in België sinds 1970 UVW’s 1974: grote ommekeer: einde van een continue groei van de werkgelegenheid sinds 1950 1974 - ‘83: verlies van 220 000 arbeidsplaatsen 1983: dieptepunt (voorlopig) 545 000 UVW's '84 : herstel conjunctuur '84 - '89: daling werkloosheid door conjunctuurherstel en overheidsmaatregelen '90 : 355 000 UVW's '90 - 95 : terug stijging 1995: 505 000 of 14,5% werkloosheidsgraad (43% - 11% M, 57% - 19% V) 1996: lichte daling 475 000 (+2j = 212 000 / excl. +50j = 97 000 ) Vlaanderen: 193 000 ( -25j = 32 000 / +2j = 78 000) 1997: 450 000 1998: 400 000 of 8.8%