Engelse Kropper en Engelse Dwergkropper Tekst: Harrie Kruize Foto’s: D.J. Hamer Tekeningen: Jan de Jong en Diane Jacky De Engelse Kropper De Engelse Kropper kan bogen op een lang en roemrijk verleden. Reeds in 1735 werd dit ras beschreven. De oorsprong zou bestaan uit een kruising van een Horseman met een Hollandse Kropper. Het ras heeft zich in de loop der tijd over de hele wereld verspreid, doch de bakermat ligt, zoals de naam al doet vermoeden, in Engeland. Verschillende fokkers in Engeland, maar ook op het vaste land van Europa hebben er zo’n beetje hun levenswerk van gemaakt om de Engelse Kropper dusdanig te verfijnen dat ze het beeld dat men voor dit ras voor ogen had, zo veel mogelijk gingen benaderen. Hierbij werden vijf hoofdpunten nagestreefd. Deze hoofdpunten bestonden - en bestaan feitelijk nog steeds - in volgorde van belangrijkheid uit: als 1e de grootte, als 2e de lengte van de benen, derde in de rij der belangrijke punten is zuiverheid van ballon. Ook een zeer belangrijk punt vond men de geringheid van de omvang of wel taille. Dit punt kwam op de 4e plaats. Als laatste en 5e werd genoemd de kleur en tekening en de zuiverheid hiervan. De grootte is belangrijk omdat men een duif wil zien met lange benen, een lang smal lichaam, en een lange hals met een flinke ballon. Links: Engelse Kropper, zwart bont. Rechtsonder: Engelse Kropper, blauwzilver bont.
Deze eisen vragen om een vogel van flink formaat. De inzichten zoals men toen der tijd voor ogen had, worden heden ten dage feitelijk nog steeds door de fokkers van dit fraaie ras als leidraad gezien. Hierbij zijn de verhoudingen van het grootste belang. De Engelse Kropper heeft, zoals reeds vermeld, zijn weg gevonden over de gehele wereld. Rechts: Engelse Kropper, wit.
In Nederland is het aantal liefhebbers dat de Engelse Kropper gedurende vele jaren als hoofdras heeft gefokt steeds beperkt gebleven. Naar mijn idee heeft dit te maken met in de eerste plaats de smaak. Als je dit ras eenmaal mooi gaat vinden is de ban gebroken en zal er niet snel voor een ander ras worden gekozen. Gemakkelijk te kweken zijn ze niet. Ze vragen nogal wat aandacht. Zelf eieren uitbroeden kunnen ze wel, en de jongen zelf grootbrengen is ook nauwelijks een probleem als deze eenmaal geboren zijn. Het is echter een ras waarbij aan de lengte van de benen en een smal lichaam hoge eisen worden gesteld. Het ligt daarom voor de hand dat ze wat onhandig met de eieren omspringen. Soms zullen ze de eieren buiten het nest werken of naast zich hebben liggen als ze moeten broeden. Wat extra aandacht voor het nest of de broedplaats, door de fokker, is daarom van belang. Wil men voldoende nafok hebben dan zijn voedsterduiven vaak een uitkomst. Op zich een nadeel, maar u krijgt er wat voor terug. Een fraaie Engelse Kropper, die mits hij goed wordt voorgebracht tijdens de tentoonstelling, vaak de keurmeester imponeren. Met als gevolg dat dit soort vogels nogal eens meedoen om de prijzen. Los hiervan zal de fokker van zo´n dier er op het hok ook veel plezier aan beleven. Links: Engelse Kropper, roodbont. Onder: Engelse Kropper, zwartbont. Schilderij van Joh. Lentink.
Rechts: Engelse Kropper, zwartbont.
Links: Blauwbonte Engelse Kroppers.
Rechts: Engelse Kroppers van de bekende duiven illustrator Diane Jacky (USA).
Linksonder: De tekening die de verhouding tussen de ‘grote’ en de ‘kleine’ Engelse Kropper weergeeft en waarmee alles duidelijk wordt.
1/3
1/3
1/3
Tekening: Jan de Jong.
Links: Engelse Dwergkropper, weergegeven door de bekende duiven illustrator Diane Jacky (USA).
De Engelse Dwergkropper Rond de jaren twintig van de vorige eeuw werd besloten dat de Engelse Kropper er ook in dwergvorm moest komen. De eisen welke men ging stellen kwamen overeen met de eisen die aan de grote broer, de Koning der kroppers, werden gesteld.
Rechts: Engelse Dwergkropper, rood bont.
Links- en rechtsonder: Volière met een prachtige verzameling Engelse Dwergkroppers, van Gré Sanders en Herbert Vleeming in Zevenaar.
Er wordt vanuit gegaan dat de Engelse Kropper, de Brünner Kropper, de Norwich- en de Saksische Kropper in meer of mindere mate aan het ontstaan van de Engelse Dwergkropper hebben bijgedragen. In dit verband wordt ook vaak de Oploper (NL) of Uploper (UK) genoemd. In welke mate de bijdrage van ieder ras is geweest zal nooit meer te achterhalen zijn, wel is het duidelijk dat het bereiken van een eindresultaat, zoals we dat tegenwoordig in de kooien aantreffen, lang geen eenvoudige opgave geweest kan zijn. De ingekruiste rassen hebben allemaal hun eigen lichaamsbouw. Dit vreemde bloed zal zich gedurende vele generaties doen gelden. Met als gevolg weer afwijkingen van het beeld dat men zich voor ogen had gesteld, namelijk dat van een kleine Engelse Kropper. Ik meen dat veel waardering voor het doorzettingsvermogen van die liefhebbers die hier ongetwijfeld jaren aan hebben gewerkt op zijn plaats is. Ook de Engelse Dwergkropper heeft zijn weg over de gehele wereld gevonden. Wat hebben we tegenwoordig mooie dwergen en in verschillende kleurslagen! Links: Engelse Dwergkropper, geelzilvergeband bont.
Rechts: Engelse Dwergkropper, zwartbont.
In Nederland is het aantal fokkers van de dwergen altijd groter geweest dan het aantal fokkers van de grote Engelsen. Dit heeft mijns inziens te maken met het feit dat ze wat minder hokruimte vragen, maar ook met het feit dat ze in de voortplanting net even iets makkelijker zijn. Mits men niet al te vroeg in het koude voorjaar met de fok wil beginnen, zullen vrijwel alle koppels zelf broeden en de jongen grootbrengen. Alleen als er veel jongen van een koppel gevraagd worden, kunnen voedsterduiven een uitkomst zijn. Noodzakelijk is het echter niet. Wel is een rustig en wat afgeschermd broedplaatsje aan te bevelen.
Voor zowel de Engelse Kroppers als voor de Engelse Dwergkroppers is het opkooien van de duiven, ruim een week voor een tentoonstelling, sterk aan te bevelen. Ze worden dan makker en aanhankelijker. In het bijzonder de duivinnen zullen zich veel beter tonen. Dit laatste is op de meeste kropperrassen van toepassing. Links: Engelse Dwergkropper, wit.
Rechts: Engelse Dwergkropper, geelzilvergeband bont.
Rechtsonder: Engelse Dwergkropper, zwartbont.
Linksonder: Engelse Dwergkropper, geelbont.
Enige Standaard punten van de Engelse (Dwerg) Kropper, welke “in verhouding” voor beide rassen gelden.
Kop: Klein en gewelfd. Hals: Lang, smal en sterk afhellend. Krop: Bovenkant rond, naar de borst toe versmallend. Onderzijde van de krop goed afgezet. Rug: Lang, smal en sterk afhellend. Borst: Smal; en lang in taille met licht naar voren tredend borstbeen. Vleugels: Lang en smal, hoog aangezet, op de staart rustend, bij voorkeur niet kruisend. Benen: Lang en naar achteren geplaatst, vrij nauw ingeplant. Bovenbenen en loopbenen met strak aanliggende bevedering. Staart: Smal, niet te lang, in het verlengde van de rug gedragen.
Enkele fouten
Van links naar rechts: Juiste beeninplanting. Te grof van bouw, te wijde beenstand. Zogenaamde “spreidbenen” en “Spleetstaart”. X-benen, die voor elkaar staan en scheve staart.
Van links naar rechts: Wat lange voetbevedering, zogenaamde “ruff”. Blaast krop niet op. Stand te vlak.
Te korte benen. Te veel doorgeknikte benen. Te grof van bouw.
Uitspringende bovenbenen. Te kaal in beenbevedering. Stramme benen.
Voor meer informatie van deze rassen, kunt u contact opnemen met de: Engelse Kropper- en Engelse Dwergkropper Club secretaris: H. Kruize, Rapenburg 48, 7161 EC Neede, tel.: 0545 – 292699. De speciaalclub heeft rond de 25 leden, wat veelal nog actieve fokkers en inzenders zijn. De jaarlijkse clubdag wordt gehouden in de tuin van hun huis “The Pigeon” van Herbert Vleeming en Gré Sanders in Zevenaar. Met dank aan de Speciaalclub, de auteurs, fotograaf en tekenaars/illustrators. Copyright ©2013 Aviculture-Europe. All rights reserved by VBC. Dit is een publicatie uit het online tijdschrift www.aviculture-europe.nl U mag deze tekst / foto’s niet kopiëren, distribueren, zenden of publiceren, zonder schriftelijke toestemming.