TS510 INBRAAK ALARMCENTRALE
INSTALLATIE & PROGRAMMERING
INHOUD
SPECIFIKATIE................................................................................................... 2 INLEIDING......................................................................................................... 2 TESTEN CENTRALE VOOR INSTALLATIE....................................................... 3 INSTALLEREN VAN DE CENTRALE ................................................................ 3 BEKABELING VAN HET SYSTEEM .................................................................. 4 AFSTANDSBEDIENINGSPANEEL .................................................................... 7 INTERFACE VOOR ALARMKIEZER.................................................................. 7 STANDAARD INSTELLINGEN........................................................................... 7 PROGRAMMEREN............................................................................................ 8
Vul de programmerings- en zone -gegevens in en bewaar deze in de centrale voor mogelijke toekomstige service doeleinden.
Geef de gebruiker een volledige uitleg en instruktie over het gebruik van het systeem, aangezien dit veel tijd zal besparen bij het evt. later telefonisch beantwoorden van simpele vragen.
COPYRIGHT: Alle rechten zijn voorbehouden. Geen enkel deel van de hierin opgenomen informatie mag gereproduceerd of gekopieerd worden zonder vooraf gegeven schriftelijke toestemming door Punt Security. Gebruik van deze documenten alleen toegestaan in combinatie Punt Security geleverde apparatuur.
-1-
SPECIFIKATIE 5 programmeerbare zones met individuele anti-sabotage kringen, Paniek Alarm, Uitgangs-Begrenzer en programmeerbare Sleutelschakelaar/Laatste Uitgang-kring. Uitgangen voor sirene, flitslicht, 16 Ohm luidspreker en twee programmeerbare uitgangen. Uit te breiden met max. 4 afstandsbedieningspanelen. Insteek interface (TS510.IF) voor aansluiting van alarmkiezers (bijv. SD1 spraakgestuurde kiezer) Voldoet aan BS 4737: Deel 1: 1986. AANSLUITSPANNING: ................................................................................ 240V ± 10% 50 Hz STROOMVERBRUIK CENTRALE:............................................................... 30mA, 100mA in alarm STROOMVERBRUIK AFSTANDSBEDIENINGSPANEEL: ........................... 10mA BESCHIKBAAR VERMOGEN: ..................................................................... 750mA max. ACCU KAPACITEIT: .................................................................................... 12V, 3 Ah (accu niet meegeleverd) AFMETINGEN: ............................................................................................. B x H x D Centrale ............................................................................................... 260 x 213 x 85 mm. Afstandsbedieningspaneel.................................................................... 125 x 127 x 32 mm.
gewicht 1,5Kg. 200gr.
OMGEVINGSTEMPERATUUR:.................................................................... 5 - 55 ºC. (binnen)
INLEIDING Deze installatie instruktie is bedoeld als hulp bij het snel en gemakkelijk installeren van de TS510. Het is daarom erg belangrijk om deze grondig te lezen alvorens met het werk te beginnen. Dit is vooral van betekenis als het om het installeren van uw eerste TS510 gaat.
-2-
TESTEN CENTRALE VOOR INSTALLATIE (NAAR KEUZE) 1.Pak de TS510 uit, verwijder de twee schroeven aan de voorkant van de centrale en til het linker kastgedeelte eraf. Maak de aansluitdraden van de transformator los, druk de clip aan de bovenkant van de print opzij en verwijder dan voorzichtig het rechter kastgedeelte. WAARSCHUWING: Raak het oppervlak van de print niet aan, daar dit statische beschadiging daarvan kan veroorzaken. 2. Sluit de lichtnet voeding aan op het aansluitblokje met zekering en gebruik daarvoor geschikte kabel. Zet het rechter kastgedeelte er dan weer op en let er op dat dit goed op zijn plaats wordt vastgezet en de aansluitdraden van de transformator weer zijn aangesloten. Kontroleer of alle ZONE en ANTI-SABOTAGE(TAMPER) aansluitblokjes op de juiste wijze verbonden zijn en zet dan het linker kastgedeelte er weer op. (De accu is niet noodzakelijk op dit moment). 3. Schakel de lichtnetspanning in en toets de gebruikers herstel kode in (5678). Het kontrolelampje (UNSET) zal knipperen en na 5 sekonden zal de inschakelcyclus beginnen. Wacht tot het uitgangssignaal stopt en het tweetonige bevestigingssignaal klinkt. De centrale is nu IN-geschakeld en het kontrolelampje (UNSET) is uit. 4. Wanneer de centrale nog IN-geschakeld is, verwijder dan het linker kastgedeelte waarbij de anti-sabotageschakelaar vrij komt. Let op of de signaalgever op volle sterkte werkt. 5. Terwijl het linker kastgedeelte nog verwijderd is, toets (5678) in om de centrale uit te schakelen, kontrolelampje (UNSET) brandt en kontroleer of het kontrolelampje (TAMPER) knippert. Het succesvol uitvoeren van deze procedure betekent dat de centrale naar behoren functioneert en geschikt is voor installatie. Wanneer niet succesvol, schakel uit en sluit opnieuw de lichtnetspanning aan en kontroleer of de UITGANGSBEGRENZER (EXIT TERMINATOR) aansluiting overbrugd is om het systeem te resetten naar fabrieksinstellingen. Herhaal de procedure en wanneer opnieuw zonder succes, neem dan kontakt op met uw leverancier.
INSTALLEREN VAN DE CENTRALE ATTENTIE: De centrale mag uitsluitend op het lichtnet worden aangesloten via een ongeschakelde gezekerde leiding. Verwijder de twee schroeven aan de voorkant van de centrale en til voorzichtig het linker kastgedeelte er af. Maak de aansluitdraden van de transformator los, druk de klip aan de bovenkant van de print opzij en verwijder dan voorzichtig het rechter kastgedeelte. WAARSCHUWING: Raak het oppervlak van de print niet aan, daar dit statische beschadiging daarvan kan veroorzaken. Plaats de kast tegen de wand waar deze bevestigd moet worden en markeer de schroefgaten. Verwijder de kast, boor de gaten en plaats de pluggen. Schroef de kast aan de wand. Sluit de lichtnetspanning aan op het aansluitblokje met zekering in de centrale, zet het rechter kastgedeelte er weer op en vergeet niet de aansluitdraden van de transformator weer vast te schroeven. De centrale is nu gereed voor bekabeling en programmering. ATTENTIE:
Wanneer bij plaatsing en aansluiting van de accu het rode kontrolelampje bij de AUX zekering brandt, is de accu niet goed aangesloten of is het accu-voltage onder 8 Volt. Maak de accu los en sluit deze op de juiste wijze aan. Het kontrolelampje zal dan uitgaan.
-3-
BEKABELING VAN HET SYSTEEM Alle ZONE en TAMPER ingangen zijn van de fabriek uit overbrugd. Verwijder de overbruggingen van de kringen die gebruikt zullen worden, maar laat de overbruggingen van de niet gebruikte kringen zitten. De overbrugging van de EXIT TERMINATOR aansluiting MOET WORDEN VERWIJDERD, ongeacht of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Anders zal alle geprogrammeerde informatie bij spanningsuitval (lichtnet en accu) verloren gaan. ONTWERP EN INSTALLATIE BEKABELING: 1. Zorg dat de lichtnetkabels, alarmkringkabels en telecom kabels van elkaar gescheiden blijven en dat de lichtnetkabels zo dicht mogelijk bij het aansluitblokje met zekering de kast binnengaan. 2. Zorg ervoor dat de alarmkringkabels, anti-sabotage alarmkringkabels en de kabels voor de afstandsbedieningspanelen niet naast lichtnet- en RF kabels komen te liggen en niet samen in meervoudige kabels voor sirenes. 3. Isolatieproeven dienen alleen te worden uitgevoerd wanneer de te testen kabels aan beide kanten zijn losgekoppeld van het electronische circuit.
FIG.2 VOORBEELD Aansluitschema (met dubbelpolige en "END OF LINE" weestand bedrading)
-4-
BEKABELING VAN HET SYSTEEM AC IN ( VOEDING): Deze aansluitklemen zijn verbonden met de lichtnettransformator via de twee wisselspanningsdraden (polariteit is niet van belang). AUX +/- (UITGANG 12V): Via deze aansluitklemmen is 12V gelijkspanning beschikbaar voor voeding van P.I.R.'s en andere apparaten in het beveiligde gebied. Het uitgangsvermogen kan worden bepaald door meting van de voltage tussen de twee punten die zich bevinden tussen de aansluitklemmen van de zones 1 en 2 en het vermenigvuldigen van de millivolts met 10 (b.v. 30mV -> 300mA, 75mV -> 750mA). De uitgang is beveiligd door een 1A zekering (FS1), die in de buurt van de aansluitklemmen zit (zie FIG. 1). Een fout in de zekering (FS1) wordt aangegeven als een anti-sabotage fout. ATTENTIE: HET TOTALE STROOMVERBRUIK VAN HET SYSTEEM MAG NIET MEER DAN 750 mA BEDRAGEN. ALARMKRINGEN (ZONES 1 - 5) : De zones kunnen in elke kombinatie op twee verschillende manieren bekabeld worden, d.w.z. "DUBBELPOLIG" (4-draads) of "EINDWEERSTAND" (2-draads). - DUBBELPOLIG: Dit is de gebruikelijke methode waarbij 2 aders voor de alarmkring (verbonden met de ZONE aansluitklemmen) en 2 aders voor de anti-sabotage alarmkring (TAMP aansluitingen), worden verbonden(zie FIG.2). - EINDWEERSTAND: Dit is de methode waarbij 2 verschillende weerstanden in de alarmkring gebruikt worden, een 4K7 Ohm gemonteerd tussen elk alarmkontakt en de andere 2K2 Ohm serie aan het eind van de alarmkring. ("End of Line"). De 2 draden worden aangesloten tussen de buitenste aansluitkringen van resp. de ZONE en TAMP aansluitingen, (zie FIG. 2). Het maximum aantal detektie apparaten dat in elke zone mag worden aangesloten bedraagt 10. EXIT TERM (UITGANGSBEGRENZER): Deze mogelijkheid is vereist in sommige politie regio's en bestaat uit een normaal open drukknop die buiten de laatste uitgang geplaatst is en dient om de inschakelprocedure te voltooien. De uitgangsbegrenzer kan worden gebruikt met de tijdsgeschakelde uitgang (Het systeem zal binnen 5 sekonden na het indrukken van de knop inschakelen) of met de laatste Uitgang (FINAL EXIT) inschakelprocedure (de knop moet worden ingedrukt nadat de Laatste Uitgang werkzaam was) en kan worden geprogrammeerd als zoemer en daarbij functioneren als deurbel wanneer de centrale uit staat. Indien kortgesloten, wanneer er spanning op de centrale gezet wordt, zal deze naar de "fabrieks reset-stand" schakelen, d.w.z. de fabrieks-standaard instellingen zullen opnieuw werkzaam worden en alle ingeprogrammeerde instellingen zullen verloren gaan. De Uitgangsbegrenzer wordt in een conventionele enkelvoudige kring aangesloten (d.w.z. zonder weerstanden). De anti-sabotage beveiliging wordt verkregen via de AUX TAMPER aansluiting (zie FIG. 2). KEY SW/F.EXIT (SLEUTELSCHAKELAAR/LAATSTE UITGANG): Deze ingang kan op twee manieren gebruikt worden, afhankelijk van hoe het systeem geprogrammeerd is. KEY SW[ITCH] (SLEUTELSCHAKELAAR): Een "normaal open" sleutelschakelaar kan op de centrale worden aangesloten voor IN-schakeling, Gedeeltelijke INschakeling en UIT-schakeling van het systeem. Wanneer het systeem UIT staat, zal bediening van de schakelaar de inschakelprocedure aktiveren en wanneer het AAN staat zorgt het voor uitschakeling van het systeem. Elke kombinatie van sleutelschakelaar of afstandsbedieningspaneel kan worden gebruikt voor het IN of UIT schakelen; b.v. kan het systeem worden IN-geschakeld door het gebruik van de sleutelschakelaar en daarna worden uitgeschakeld via het afstandsbedieningspaneel of andersom. (Om de werking van de sleutelschakelaar te bepalen, zie Programmeren) De sleutelschakelaar kan zowel een momentschakelaar, of een aan/uit-schakelaar met vast contact zijn.
F[INAL] EXIT (LAATSTE UITGANG): De ingang Sleutelschakelaar/Laatste Uitgang kan desgewenst worden gebruikt als Laatste Uitgang zone indien als zodanig geprogrammeerd en verschaft aldus een zesde zone. De Sleutelschakelaar/Laatste Uitgang aansluiting wordt als een gewone enkelvoudige alarmkring bekabeld en de antisabotage beveiliging wordt verkregen via de AUX TAMP aansluiting, (zie FIG. 2). P . A . (PANIEK/OVERVAL ALARM): Wanneer geaktiveerd, zal de PANIEK ALARM zone een volledig alarm op de centrale veroorzaken. De PANIEK ALARM zone wordt als een gewone enkelvoudige alarmkring bekabeld (d.w.z. zonder weerstanden) en de antisabotage beveiliging wordt verkregen via de AUX TAMP aansluiting, (zie FIG. 2).
-5-
AUX TMP (“EXTRA” ANTI-SABOTAGELUS): Dit is de anti-sabotage aansluiting voor beveiliging van de Paniekknop en andere op de centrale aangesloten apparaten (zie FIG. 2). Wanneer 2 of meer anti-sabotage kringen aangesloten moeten worden op de (AUX TAMP) ingang, moeten deze in serie worden bekabeld. ATTENTIE:
INDIEN HET LICHTNET UITVALT EN DE ACCU-SPANNING BENEDEN 10,5V ZAKT, ONTSTAAT EEN SABOTAGE ALARM SITUATIE.
BELL TR- (SIRENE ANTI-SABOTAGE SCHAKELING): Dit aansluitpunt moet aangesloten worden op de “negatief geschakelde sabotage terugvoer” van de sirenemodule. De BELL TR- wordt via de sirenemodule naar min (0V) gekoppeld. Indien men geen SAB of SCB monteert, moet er een verbinding zijn tussen BELL TR- & H/O -. O/P 1 & O/P 2 (UITGANG 1 EN UITGANG 2): Dit zijn de programmeerbare uitgangen die een +VE verschaffen en kunnen worden gebruikt voor elk van de volgende doeleinden. GESCHAKELDE 12V (SW 12V): Wordt aktief geschakeld wanneer het systeem wordt ingeschakeld en in-aktief bij binnen-komst of alarm en dient voor aktivering van de blokkeringsindikatielampjes op bewegingsdetektors. DETEKTOR RESET (DETECTOR RESET): Normaal geactiveerd en in-aktief wanneer de kode is ingetoetst om het systeem uit te schakelen voor het resetten van blokkerende detektors. LOOP TEST (WALK TEST)(Uitgang 1): Aktief wanneer het systeem in de loop test stand staat om de werking van de loop test kontrolelampjes van bewegingsdetektors te kontroleren. ALARM (Uitgang 1): Wordt geaktiveerd wanneer een volledig alarmkonditie is gedetekteerd. PANIEK ALARM (P.A.) (Uitgang 2): Wordt geaktiveerd wanneer een Paniek Alarm konditie is gedetekteerd. FOUT (FAULT) (Uitgang 2): Wordt geaktiveerd wanneer een Alarmkring geaktiveerd is tijdens de uitgangstijd. + VE H/O (+ 12V VOEDING SIRENEMODULE): Deze wordt gebruikt voor de (12 Volt + ) voeding naar de externe signaalgevers, flitslichten, etc. Deze is beveiligd door een 1A zekering (FS2), (zie FIG.1). Om deze zekering FS2 te bereiken, het linker kastgedeelte verwijderen waarna U de zekering ziet zitten onder de NOVRAM. ATTENTIE: HET TOTALE STROOMVERBRUIK VAN HET SYSTEEM MAG DE 750mA NIET OVERSCHRIJDEN. - VE H/O (0V VOEDING SIRENEMODULE): Deze aansluiting wordt gebruikt voor de - (0V) voeding voor externe signaalgevers, enz. STB- (GESCHAKELDE MIN VOOR FLITSLICHT): Dit is een -VE negatief uitgang via welke tot max. 250mA kan worden geschakeld voor voeding van flitslichten, enz. Het schakelt gelijktijdig met de sirene en schakelt uit wanneer de centrale gereset is. Bovendien zal het flitslicht signaal geven indien tijdens de uitgangsprocedure een inschakelfout ontstaat. (waardoor de TS510 niet op scherp komt te staan) TRG- (GESCHAKELDE MIN VOOR SIRENE): Dit is een -VE negatief uitgang via welke tot max. 500mA kan worden geschakeld voor voeding van externe sirenes. Het schakelt in wanneer de sirene-vertragingstijd afloopt en uit wanneer de alarmduur verstreken is of de kode wordt ingetoetst. L/S+ (LUIDSPREKER AANSLUITPUNT): Via deze uitgang kan een 16 Ohm (minimaal) luidspreker worden aangesloten tussen L/S+ en -VE H/O. De volumeregelaar bevindt zich boven de zekering FS1 en dient voor de instelling van de geluidssterkte van het IN/UITGANGSSIGNAAL en van het akoestisch signaal van de zone-schakeling (zie FIG.1).
-6-
AFSTANDSBEDIENINGSPANEEL De TS510 Alarmcentrale heeft de aansluitmogelijkheid voor 4 afstandsbedieningspanelen. Deze afstandsbedieningspanelen (TS510.REM) worden geleverd met een speciale interface “plug in” print, die in de daarvoor bestemde connector op de TS510 gestoken moet worden.
INTERFACE-KAART VOOR TELEFOONKIEZER Voor de TS510 is een optionele interface-kaart (TS510.IF) beschikbaar voor het aansturen van een telefoonkiezer. Op de print van de TS510 is een connector gesitueerd waarin de interface-kaart gestoken kan worden (“DIGI De Interface-kaart beschikt over de volgende aansluitpunten: Kring (draad) fout (opkomende +ve tijdens kringfout) 0V 12 V 8 = Algemene fout (sabotage) 7 = Detector-reset 6 = Geschakelde 12 Volt 5 = Installateur ter plaatse 4 = In- & uitschakelen alarm 3 = Alarm 2 = Paniek/overval 1 = Brand
LET OP! Aansluitpunt 8 (=fout) activeert ook wanneer er een groep geactiveerd wordt tijdens de uitgangsprocedure.(Geldt dus ook voor een Laatste uitgang / vertraagde groep).Om te voorkomen dat een laatste uitgang/vertraagde groep aansluitpunt 8 schakelt moet men de betreffende groep tevens als doorloop groep programmeren.
DIGI INTERFACE Connector voor TS510.IF REMOTE INTERFACE
Connector voor "Plug in" print afstandsbediedingspaneel
STANDAARD INSTELLINGEN (Bij opstarten centrale) Wanneer men voor het eerst de TS510 onder stroom zet, of wanneer men de TS510 opnieuw opstart met de “EXIT TERMINATOR” kortgesloten, zijn de volgende standaard instellingen van toepassing. Installateurscode Gebruikerscode (Master) Laatste uitgangszone Doorloop zone (in-& uitgang) Uitgangstijd Ingangstijd Alarmduur Alarmvertraging
= 1234 = 5678 = Zone 1 = Zone 2 = 30 sec = 30 sec = 20 min = 0 min
Opties 1: Sirene is een SAB Alarm gestopt bij reset Vol alarm bij paniek/overval Paniek/overval alarm bij kringfout Brandsignallering bij volledige inschakeling Uitgang 1 = loop test Uitgang 2 = geschakelde 12 Volt Sleutelschakelaar = volledige inschakeling Inschakeling niet toegestaan zonder netspanning Opties 2: Exit terminator geeft signaal Exit terminator niet geactiveerd Tijdsgestuurde inschakeling Automatisch herstel na alarmsituatie (3x) gebruikers-reset
LET OP! Indien bij het opstarten van de TS510 de “EXIT TERMINATOR” is kortgesloten, zullen alle bovenstaande standaard instellingen van toepassing worden. -7-
TS510 PROGRAMMERING Toets de installateurs code in en het (CALL ENGR) controlelampje zal branden tezamen met het controlelampje van de zone welke het laatste alarm veroorzaakte. Wanneer het controlelampje (CALL ENGR) knippert, betekent dit dat de fout die het alarm veroorzaakte nog aanwezig is. Mogelijkheden voor het oplossen daarvan vindt u in het kader hieronder. Voor het programmeren van elk van de zones (1 t/m 5) als standaard NACHT kring, alleen controleren of ze niet als laatste Uitgangs-, Toegangs- of Brand-alarmkring geprogrammeerd zijn. Voor het programmeren van elk van de zones (1 t/m 5) als LAATSTE UITGANG kring, druk de toets (1) in. Wanneer een van de zone controlelampjes brandt, betekent dit dat de zone al als zodanig geprogrammeerd is. Voor het veranderen van de zone kan simpelweg het zone nummer worden ingetoetst, waarbij het zone controlelampje aan/uit schakelt. Druk de toets (0) (END) in wanneer de centrale in de juiste stand staat en luister naar de bevestigingstoon.
Controlelampje Laatste uitgang
1
2
3
4
5
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
Voor het programmeren van elk van de zones (1 t/m 5) als DOORLOOP zone, druk de toets (2) in. Wanneer een van de zone controlelampjes brandt, betekent dit dat de zone al als zodanig geprogrammeerd is. Voor het veranderen van de zone kan simpelweg het zone nummer worden ingetoetst, waarbij het zone kontrolelampje aan/uit schakelt. Druk de toets (0) (END) in wanneer de centrale in de juiste stand staat en luister naar de bevestigingstoon.
Controlelampje Doorloop
1
2
3
4
5
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
Voor het programmeren van elk van de zones (1 t/m 5) als BRAND alarm kring, druk de toets (3) in. Wanneer een van de zone controlelampjes brandt, betekent dit dat de zone al als zodanig geprogrammeerd is. Voor het veranderen van de zone kan simpelweg het zone nummer worden ingetoetst, waarbij het zone kontrolelampje aan/uit schakelt. Druk de toets (0) (END) in wanneer de centrale in de juiste stand staat en luister naar de bevestigingstoon.
Controlelampje Brand
1
2
3
4
5
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
AAN/UIT
UITGANGSTIJD:
Druk toets (4) in en 3 zone controlelampjes zullen branden ten teken dat een 3-cijferige uitgangstijd (in seconden) moet worden ingetoetst. Zodra dit gedaan is, zal het bevestigingssignaal klinken. B.v. voor 30 seconden: toets 030 in. Standaard instelling = 030 SEC.
INGANGSTIJD:
Druk toets (5) in en 3 zone controlelampjes zullen branden ten teken dat een 3-cijferige ingangstijd (in seconden) moet worden ingetoetst. Zodra dit gedaan is, zal het bevestigingssignaal klinken. B.v. voor 30 seconden: toets 030 in. Standaard instelling = 030 SEC.
ALARMDUUR:
Druk toets (6)(1) in en 3 zone controlelampjes zullen branden ten teken dat een 3-cijferige alarmduur (in minuten) moet worden ingetoetst. Zodra dit gedaan is, zal het bevestigingssignaal klinken. B.v. voor 20 minuten: toets 020 in. Standaard instelling = 020 MIN.
ALARMVERTRAGING:Druk toets (6)(2) in en 3 zone controlelampjes zullen branden ten teken dat een 3-cijferige alarmvertragingstijd (in minuten) moet worden ingetoetst. Zodra dit gedaan is, zal het bevestigingssignaal klinken. B.v. voor 5 minuten: toets 005 in. Standaard instelling = 000 MIN. -8-
SIGNALERINGS MOGELIJKHEDEN: Toets (6) en daarna (3) in. Door nu op (1) tot en met (4) te drukken zullen de LED’s aan- of uitgaan, en kan men de signaleringsmogelijkheden programmeren volgens onderstaand tabel:
LED
1
3
4
5
Sirene = SAB geen alarm vol alarm bij vol paniek/over(normaal) onderbreking paniek/overval val alarm bij mogelijk kringfout
AAN
UIT
2
Sirene = SCB (zelfactiverend)
wel alarm onderbreking mogelijk
stil alarm bij stil paniek/overpaniek/overval val alarm bij kringfout
niet gebruikt
niet gebruikt
* Vet = standaard instelling Toets (0) om te stoppen
SIGNALERING VAN BRAND: Toets (6) en daarna (4) in. Door nu op (1) tot en met (4) te drukken zullen de LED’s aan- of uitgaan, en kan men de brand signaleringsmogelijkheden programmeren volgens onderstaand tabel:
LED AAN = Brand wordt gesignaleerd in:
1 Centrale in ruststand
AAN/UIT
2
3
Gedeeltelijke inschakeling A
gedeeltelijke inschakeling B
AAN/UIT
AAN/UIT
4 Volledige inschakeling
AAN/UIT
5 Niet gebruikt
Niet gebruikt
* Vet = standaard instelling Toets (0) om te stoppen.
UITGANG 1: Toets (6) en daarna (5) in. Door nu op toets (1) tot en met (4) te drukken, zullen de LED’s aan- of uitgaan, en kan men de functie van uitgang 1 programmeren volgens onderstaand tabel:
LED AAN voor:
1
2
Loop test
Geschakelde 12 V
AAN/UIT
AAN/UIT
3 Detector reset
AAN/UIT
* Vet = standaard instelling Toets (0) om te stoppen.
-9-
4
5
Alarm
Niet gebruikt
AAN/UIT
Niet gebruikt
UITGANG 2: Toets (6) en daarna (6) in. Door nu op toets (1) tot en met (4) te drukken, zullen de LED’s aan- of uitgaan, en kan men de functie van uitgang 2 programmeren volgens onderstaand tabel:
LED AAN voor:
1 Fout
2
3
Geschakelde 12 V
AAN/UIT
AAN/UIT
4
Detector reset
AAN/UIT
5
Paniek/overval
Niet gebruikt
AAN/UIT
Niet gebruikt
* Vet = standaard instelling Toets (0) om te stoppen SLEUTELSCHAKELAAR/LAATSTE UITGANG: Toets (6) en daarna (7) in. Door nu op toets (1) tot en met (4) te drukken, zullen de LED’s aan- of uitgaan, en kan men de functie van de sleutelschakelaar programmeren volgens onderstaand tabel:
LED AAN voor:
1
2
3
Gedeeltelijke Volledige inschakeling inschakeling A
AAN/UIT
AAN/UIT
4
5
Gedeeltelijke inschakeling Laatste uitgang Niet gebruikt B
AAN/UIT
AAN/UIT
Niet gebruikt
* Vet = standaard instelling HET LOG BEKIJKEN: Toets (6) en daarna (8) in. Door (1) tot en met (8) in te drukken, kan men 8 gebeurtenissen terugkijken in het systeem, waarbij (8) de laatste (nieuwste) en (1) de eerste (oudste) gebeurtenis is. Druk op (0) om te stoppen.
SYSTEEM INSCHAKELINGSMOGELIJKHEDEN: Toets (6) en daarna (9) in. Door nu op (1) tot en met (3) te drukken zullen de LED’s aan- of uitgaan, en kan men de INSCHAKELINGS-MOGELIJKHEDEN programmeren volgens onderstaand tabel:
LED
1
2
3
AAN
Inschakeling toegestaan zonder netspanning
In toonhoogte stijgende in- en uitgangssignaal
Inschakeling toegestaan met kringfout
UIT
Inschakeling niet Continu-toon Inschakeling niet toegestaan zonder voor in- en toegestaan met netspanning uitgangssignaal kringfout
* Vet = standaard instelling Toets (0) om te stoppen.
-10-
4 Niet gebruikt Niet gebruikt
5 Niet gebruikt Niet gebruikt
INSTALLATEURSCODE VERANDEREN: Toets (7) in. De LED’s 1 tot en met 4 lichten op. Men moet nu de nieuwe code intoetsen waarbij de LED’s één voor één uitgaan. Wanneer de 4 nieuwe cijfers zijn ingetoetst, zullen de 4 LED’s opnieuw oplichten, en moet men de 4-cijferige code ter controle opnieuw opnieuw intoetsen. Het tweetonige signaal geeft aan dat de code geaccepteerd is. Indien men niets hoort is de code niet geaccepteerd. Herhaal dan de procedure.
SYSTEEM OPTIES: Toets (9) in. Door nu op (1) tot en met (5) te drukken zullen de LED’s aanof uitgaan, en kan men de systeemopties programmeren volgens onderstaand tabel:
LED
1
AAN
Uitg. begrenzer /laatste uitg. is stil
UIT
2 Inschakeling door laatste uitgang
3
4
UitgangsInstallateurs begrenzer reset nodig na ingeschakeld alarmsituatie
Uitg. begrenzer Tijdsgestuurde UitgangsGebruikers /laatste uitg. inschakeling begrenzer reset geeft signaal uitgeschakeld mogelijk
5 3x alarmherstel 1x alarmherstel
* Vet = standaard instelling ATTENTIE! Wanneer men zich in het installateursmenu bevindt, zijn de sabotagelussen niet werkzaam. Om de sabotagelussen te controleren moet de centrale teruggezet worden in de ruststand.
-11-