Superkracht!
Onderzoeksverslag over de meerwaarde van het gebruik van superhelden in dramatherapie bij hoogbegaafde kinderen tussen de 10 en 12 jaar met een laag zelfbeeld ten gevolge van een pestverleden.
Sabine Maes Studentnummer: 439583 12 mei 2012 Onderzoeksbegeleider: Marianne Dekkinga Opleiding Creatieve Therapie Drama, Hogeschool Arnhem en Nijmegen
Superkracht!
Wegvegen Ik wou dat ik de wereld kon wegvegen Dan veegde ik de oorlog uit En riep heel luid: NU IS HET GEDAAN! En alle mensen bleven staan En ze luisterden naar wat ik zei. Naar de woorden van mij! Dan veegde ik alle pijn weg, En riep: LUISTER EENS NAAR WAT IK ZEG! Weg met alle pijn! Iedereen zou tevreden zijn. Toen veegde ik alle ruzie uit elk land. Ik riep weer: IEDEREEN STAAT AAN DEZELFDE KANT! Alle mensen waren blij, Maar in het echte leven, luistert er niemand naar mij. (Gedichtje van Yelena, 9 jaar) (Kieboom, 2007)
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
2
Superkracht! Voorwoord Udenhout, 12 mei 2012 Twee jaar geleden kwam ik voor het eerst in contact met hoogbegaafde kinderen. Ik gaf enkele theaterworkshops aan een Plusklas∗ op een basisschool in mijn woonplaats en al gauw kreeg ik in de gaten dat deze kinderen anders zijn dan niet-hoogbegaafde kinderen. Ik zag dat sommigen worstelden met emoties en ze wisten niet goed hoe ze sociale situaties in rollenspel moesten aanpakken. Ook viel me op dat een aantal van hen erg onzeker was. Op dat moment ontstond bij mij het idee om dramatherapie voor deze doelgroep op te starten. Het jaar erop ben ik 8 maanden stage gaan lopen op diezelfde basisschool en kreeg ik een aantal hoogbegaafde kinderen in therapie. Een laag zelfbeeld was bij hen allemaal een thema. Mijn interesse in deze doelgroep is sindsdien alleen maar gegroeid en het verbaast me hoe weinig echt goede begeleiding er is voor deze kinderen. Zelfs op de PABO wordt er geen aandacht geschonken aan deze doelgroep. Hoe kunnen deze kinderen dan tot hun recht komen op school? Gelukkig lukt het een aantal van deze kinderen - mede door begeleiding vanuit bijvoorbeeld een Plusklas - wel om te groeien en tot bloei te komen, maar lang niet allemaal. En voor de kinderen die dat niet lukt, ben ik dit onderzoek gaan doen. Superhelden staan voor mij voor de krachten in jezelf. Sommige krachten ken je misschien, andere nog niet. Als je jezelf wilt leren kennen, kun je op zoek gaan naar die krachten in jezelf. Deze kunnen je helpen bij dingen die je moeilijk vindt, waar je tegenaan loopt. Die krachten kunnen je steun geven, terwijl je werkt aan moeilijke dingen. Toen ik dit besefte, legde ik al snel de verbinding met de doelgroep hoogbegaafde kinderen. Zouden zij, door te werken met superhelden, hun eigen krachten kunnen ontdekken, daardoor grenzen durven verleggen en op die manier zekerder kunnen worden van zichzelf? Ik denk dat dit mogelijk is, vandaar dit onderzoek. In dit onderzoeksverslag vindt u mijn bevindingen en de resultaten van mijn onderzoek. Met veel plezier en enthousiasme heb ik aan mijn onderzoek gewerkt. Veel leesplezier! Sabine Maes
∗
Uitleg van dit begrip staat in bijlage 1
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
3
Superkracht! Inhoudsopgave Voorwoord................................................................................................................................................ 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 I. Samenvatting ........................................................................................................................................ 5 II. Inleiding................................................................................................................................................ 6 2.1. Aanleiding van het onderzoek ....................................................................................................... 6 2.2. Onderzoeksvraag .......................................................................................................................... 6 2.3. Deelvragen .................................................................................................................................... 6 2.4. Kernbegrippen............................................................................................................................... 7 2.5. Doelstelling ................................................................................................................................... 7 III. Methode .............................................................................................................................................. 8 3.1. Onderzoeksbenadering ................................................................................................................. 8 3.2. Databronnen ................................................................................................................................. 8 3.3. Dataverzamelingstechnieken ........................................................................................................ 9 IV. Resultaten literatuuronderzoek ......................................................................................................... 13 4.1. Hoogbegaafdheid ........................................................................................................................ 13 4.2. Sociaal-emotionele kenmerken van kinderen tussen de 10 en 12 jaar ....................................... 15 4.3. Het zelfbeeld ............................................................................................................................... 15 4.4. Therapie ...................................................................................................................................... 19 4.5. Superhelden ................................................................................................................................ 21 4.6. Voorlopige conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag........................................................ 24 V. Resultaten interviews......................................................................................................................... 25 5.1. Resultaten halfgestructureerde open interviews ......................................................................... 25 5.2. Voorlopige conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag........................................................ 28 VI. Resultaten vragenlijsten ................................................................................................................... 29 6.1. Resultaten gestructureerde vragenlijsten .................................................................................... 29 6.2. Voorlopige conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag........................................................ 33 VII. Conclusie ......................................................................................................................................... 34 7.1. Beantwoording onderzoeksvraag ................................................................................................ 34 7.2. Discussie ..................................................................................................................................... 35 7.3. Adviezenlijst voor mogelijke methode en manier van werken ..................................................... 36 7.4. Aanbevelingen ............................................................................................................................ 37 Literatuur ................................................................................................................................................ 38 Bijlage 1: Begrippenlijst. ..................................................................................................................... 41 Bijlage 2: Topiclist interviews. ............................................................................................................ 43 Bijlage 3: Blanco vragenlijst. .............................................................................................................. 44 12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
4
Superkracht! I. Samenvatting Veel hoogbegaafde kinderen worstelen met sociaal-emotionele problemen, omdat ze cognitief zijn ingesteld, onbegrip tegenkomen en zelf niet begrijpen hoe andere kinderen van dezelfde leeftijd denken. Hierdoor voelen ze zich vaak anders en afgewezen, wat onder meer kan leiden tot een laag zelfbeeld. Dramatherapie zou een goed middel kunnen zijn om hun zelfbeeld te verbeteren, maar hier is nog niet eerder onderzoek naar gedaan en er zijn geen methodes beschreven voor deze doelgroep. Veel kinderen houden van stripverhalen en tekenfilms en vrijwel ieder kind kent bijvoorbeeld Superman. Dit zou een bruikbare ingang kunnen zijn voor dramatherapie met kinderen. In dit kwalitatief toetsend onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Wat is de meerwaarde van werken met superhelden in dramatherapie voor hoogbegaafde kinderen tussen de 10 en 12 jaar met een laag zelfbeeld die (in het verleden) zijn gepest? Mijn hypothese is dat er een meerwaarde is. Door middel van uitgebreid literatuuronderzoek en halfgestructureerde open interviews met deskundigen op het gebied van hoogbegaafdheid en dramatherapie is onderzocht of deze hypothese klopt. Aan de hand van gestructureerde vragenlijsten heb ik informatie verzameld van hoogbegaafde kinderen op het gebied van zelfwaardering, hoogbegaafdheid en superhelden. Na het analyseren van alle informatie is gebleken dat superhelden een positief effect teweeg kunnen brengen bij kinderen in het algemeen, maar zeker ook bij hoogbegaafde kinderen, juist omdat zij zichzelf herkennen in de rol van buitenstaander. Omdat zij zichzelf kunnen identificeren met superhelden, kan dit een positief effect hebben op deze kinderen. Ze zien dat de superheld zowel krachten als een zwakte heeft, maar dat de superheld zijn krachten kent en dat die hem helpen om door te gaan. Dramatherapie is in deze context een geschikt medium, omdat hierin doen en ervaren in het medium centraal staat, wat ervoor zorgt dat hoogbegaafde kinderen de verbinding tussen het voelen en denken kunnen vergroten. Wel is gebleken dat het werken met superhelden meer geschikt is voor jongens, omdat zij meer affiniteit hebben met superhelden dan meisjes. Hoe groot de invloed van pesten is op het lage zelfbeeld bij deze doelgroep, is in dit onderzoek niet duidelijk geworden. In de conclusie is de oorzaak van het lage zelfbeeld daarom buiten beschouwing gelaten.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
5
Superkracht! II. Inleiding 2.1. Aanleiding van het onderzoek Over hoogbegaafde kinderen wordt vaak gezegd: “die komen er wel”, maar dat is lang niet altijd zo. In mijn directe omgeving bevinden zich enkele scholen met Plusklassen, waar ik contact mee heb. Het blijkt dat veel hoogbegaafde kinderen moeite hebben met het maken van sociale contacten en/of het gevoel hebben geen aansluiting te vinden bij niet-hoogbegaafde leeftijdsgenootjes, waardoor er onder andere een laag zelfbeeld kan ontstaan. Hoogbegaafde kinderen kunnen worstelen met sociaal-emotionele problemen, omdat ze onbegrip tegenkomen en niet begrijpen hoe andere kinderen van dezelfde leeftijd denken, waardoor ze zich vaak anders en afgewezen voelen. Enkele hoogbegaafde kinderen die ik in dramatherapie heb gehad, werden om deze redenen gepest en dachten negatief over zichzelf. Deze kinderen zijn erg cognitief ingesteld en hebben moeite om bij hun gevoel te komen. Op cognitief gebied groeit het aanbod van begeleiding aan hoogbegaafde kinderen elk jaar. Er ontstaan steeds meer Plusklassen om hoogbegaafde kinderen verrijkingsstof aan te kunnen bieden en hen extra uit te dagen. Op sociaal-emotioneel vlak blijft die groei achter, terwijl deze kinderen mijns inziens daar wel degelijk ondersteuning in nodig hebben. Dramatherapie zou naar mijn mening een goed middel kunnen zijn om hen te helpen hun gevoelens te verwerken, maar er is vrijwel niets bekend over het werken met hoogbegaafde kinderen in dramatherapie en welke methodes en werkwijzen goed inzetbaar zouden zijn. Ik vermoed dat het werken met superhelden positieve invloed zou kunnen hebben op het zelfbeeld van deze kinderen, omdat zij door middel van het werken met superhelden hun eigen kracht kunnen ontdekken die hen kan helpen moeilijke situaties te overwinnen, waardoor hun zelfbeeld kan groeien. Hier is echter nog geen onderzoek naar gedaan en er ontbreekt daardoor een specifieke methode voor het werken met superhelden in dramatherapie. Er is dus ook geen dergelijke methode beschreven voor deze doelgroep. Omdat ik heb gezien dat er behoefte is aan meer sociaal-emotionele ondersteuning aan deze kinderen, wil ik graag onderzoeken of mijn hypothese klopt en of ik naar aanleiding daarvan een lijst met adviezen kan opstellen die van belang zijn voor een mogelijk te ontwikkelen methode. Op die manier komt er in de toekomst hopelijk meer aandacht voor deze, in mijn ogen onderbelichte, doelgroep. 2.2. Onderzoeksvraag Wat is de meerwaarde van werken met superhelden in dramatherapie voor hoogbegaafde kinderen tussen de 10 en 12 jaar met een laag zelfbeeld die (in het verleden) zijn gepest? 2.3. Deelvragen 1. 2. 3. 4.
Wat is hoogbegaafdheid? Hoe ontstaat een laag zelfbeeld? Wat voor rol heeft pesten bij het ontstaan van een laag zelfbeeld? Wat kunnen oorzaken zijn van het ontstaan van een laag zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen?
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
6
Superkracht! 5. Wat wordt er al aangeboden binnen vaktherapie*1aan hoogbegaafde kinderen vanaf 10 jaar? 6. Wat is de meerwaarde van dramatherapie voor hoogbegaafde kinderen? 7. Wat is de meerwaarde van het gebruik van superhelden in dramatherapie? 2.4. Kernbegrippen -
-
-
-
-
-
Superheld: Een superheld is een fictief personage dat voorkomt in strips, films en tv-series. Het gaat om een held met superkrachten of andere bovenmenselijke eigenschappen. Bekende voorbeelden zijn Superman, Spiderman en Batman (Wikipedia, 2012). Dramatherapie: Een vorm van vaktherapie waarin handelen centraal staat. Binnen dramatherapie wordt het medium drama doelgericht en methodisch ingezet om psychische stoornissen en handicaps te behandelen (Smeijsters, 2003). Hoogbegaafdheid: Mensen met een IQ boven de 130 worden hoogintelligent genoemd. Als deze mensen, naast 1. hoge intellectuele capaciteiten, beschikken over 2. volharding/taakgerichtheid en 3. creativiteit, zijn zij volgens Renzulli (1978) hoogbegaafd. Dit heet het “drie-componentenmodel” van Renzulli. Later is dit o.a. uitgebreid door Mönks (1985), die aan dit model omgevingsfactoren heeft toegevoegd. Hij gaat ervan uit dat de persoonlijke factoren slechts tot ontwikkeling komen in interactie met de omgeving: school, gezin en peers* (Pharos, 2006). Kinderen tussen 10 en 12 jaar: Deze kinderen zitten in de bovenbouw van de basisschool. In deze periode begint de puberteit en ontwikkelen kinderen een eigen identiteit. Martine Delfos (in Kohnstamm Instituut en het Nederlands Jeugdinstituut, 2010) schrijft dat kinderen op deze leeftijd erg gevoelig zijn voor het gedrag van hun leeftijdsgenoten en voor hun beoordeling. Daarom is het belangrijk voor ze om zich op de een of andere manier te onderscheiden en zo positief beoordeeld te worden. Aan de ene kant wil het kind graag geaccepteerd worden en aan de normen van de groep voldoen. Aan de andere kant wil het zich aantrekkelijk maken voor de groep door zich te profileren en zelf iets te ondernemen (Kohnstamm Instituut en het Nederlands Jeugdinstituut, 2010). Zelfbeeld: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft. Dit beeld wordt gevormd door wat je van jezelf weet, hoe je jezelf beoordeelt en door ervaringen in het leven en kan positief of negatief zijn. Pesten: Het herhaaldelijk en gedurende langere tijd uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door een persoon of groep personen van 1 persoon die niet in staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten komt onder andere voor op scholen, in de buurt en op het werk (Pauw-Voets, 2010).
2.5. Doelstelling Het theoretisch onderbouwen van de hypothese dat het werken met superhelden in dramatherapie positieve invloed heeft op het zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen.
* Uitleg van deze begrippen staat in bijlage 1 12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
7
Superkracht! III. Methode 3.1. Onderzoeksbenadering Mijn onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Deze vorm van onderzoek is interpretatief en subjectief van aard. De uitkomsten van dit onderzoek zijn representatief voor de onderzochte doelgroep. De persoonlijke ervaringen en inzichten van de onderzoeker zijn een belangrijk deel van het onderzoeksproces en van belang om het verschijnsel te begrijpen (Migchelbrink, 2010). Mijn onderzoeksvraag is ontstaan naar aanleiding van verschillende gesprekken met mensen die met hoogbegaafde kinderen werken. Ook binnen mijn stage werkte ik met hoogbegaafde kinderen waarbij ik sociaal-emotionele problemen signaleerde. Deze persoonlijke ervaringen zorgden voor een sterke interesse in deze doelgroep, waardoor snel duidelijk werd dat ik hier onderzoek naar wilde doen. Een kwalitatieve onderzoeker probeert volgens Migchelbrink (2010) zicht te krijgen op de belevingswereld en belevingswaarde van een individu of sociaal verschijnsel. Deze onderzoeker doet onderzoek door sociale settingen en de mensen die daarin leven te onderzoeken. Door diverse interviews te houden met mensen die op verschillende manieren werkzaam zijn met deze kinderen en door een groep hoogbegaafde kinderen zelf vragenlijsten te laten invullen heb ik getracht een duidelijk beeld te krijgen van de belevingswereld van zowel deze kinderen als de mensen die met deze kinderen werken. Het type onderzoek was in eerste instantie lastig te bepalen. De typen onderzoek zoals genoemd in het boek “Praktijkonderzoek in vaktherapie” (Smeijsters, 2005) dekten naar mijn mening niet de lading. Uiteindelijk heb ik voor het toetsend onderzoek gekozen. Bij een toetsend onderzoek wordt nagegaan of een bepaalde theorie of hypothese klopt (Business Talent Network BV, 2012). Aangezien ik een bepaalde hypothese heb en door middel van dit onderzoek wil toetsen of deze hypothese klopt, leek dit mij de meest logische keuze. 3.2. Databronnen Literatuur Ik heb gekozen om uitgebreid literatuuronderzoek te doen, omdat er binnen de vaktherapie nog niet eerder onderzoek is gedaan naar deze doelgroep en het onderwerp superhelden. Uitgebreid literatuuronderzoek draagt mijns inziens bij aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek en biedt daarnaast potentiële lezers van dit onderzoeksverslag duidelijke en uitgebreide informatie over deze onderwerpen. Naar mijn mening is dit een meerwaarde voor dit onderzoek. Via de mediatheek op de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) en de bibliotheek in mijn woonplaats ben ik op zoek gegaan naar boeken over 1. hoogbegaafdheid, 2. laag zelfbeeld, 3. superhelden en 4. sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen tussen de 10 en 12 jaar. Bij 1. heb ik de focus gelegd op de uitleg van hoogbegaafdheid en hoe een laag zelfbeeld kan ontstaan bij deze doelgroep. Bij 2. heb ik gekeken naar het ontstaan van een laag zelfbeeld en de mogelijke rol van pesten hierin. Bij 3. heb ik me vooral gericht op de psychologie van de superheld en het gebruik ervan in verschillende vormen van (vak)therapie, counseling, speltherapie, en dergelijke. Bij 4. heb ik vooral gekeken naar de aandachtspunten die bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van deze leeftijdsgroep een rol spelen. Dit was informatie die ik nodig had voor het beantwoorden van de deelvragen.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
8
Superkracht! Mediaproducten Omdat ik graag aanvullende relevante informatie uit het werkveld wilde, ben ik tevens op zoek gegaan naar informatie op internet en via internationale bibliotheken. Ik heb verschillende (veelal Amerikaanse) artikelen gevonden over zowel het gebruik van superhelden in counseling of therapie, over de psychologie achter superhelden en over de diverse problemen waar hoogbegaafde kinderen mee worstelen. Tevens heeft de deskundige van de mediatheek van de HAN mij aan verschillende artikelen uit tijdschriften geholpen die niet via internet te openen waren. Daarnaast heb ik enkele films gekeken over superhelden (waaronder Spiderman), om een beter beeld te krijgen over superhelden, hun krachten en hun zwaktes. Ook heb ik een filmpje gevonden op een website van “de School van Prem”, wat ging over een workshop over superhelden inzetten om jezelf sterker te voelen. Dit filmpje heeft mij inspiratie gegeven voor dit onderzoek, maar ik heb ook contact gezocht met de workshopleider en via haar iemand kunnen interviewen die met helden werkt in dramatherapie. Individuele personen Voor mijn onderzoek heb ik diverse mensen benaderd die op verschillende vlakken met hoogbegaafde kinderen en/of met superhelden werken. Dit heb ik gedaan om een zo breed mogelijk beeld te krijgen over hoogbegaafdheid in het algemeen en de sociaal-emotionele problemen waar hoogbegaafde kinderen tegenaan lopen. Daarnaast kon ik op deze manier informatie verzamelen over het beeld dat mensen bij superhelden hebben en of/hoe zij met superhelden werken. Alle interviews zijn gericht op het vergaren van kennis en gegevens over andere personen en situaties. Daarom zullen in dit onderzoek de geïnterviewde personen informanten genoemd worden. Sociale werkelijkheid Ik vond het belangrijk om ook te onderzoeken hoe hoogbegaafde kinderen over zichzelf denken en wat zij weten en vinden van superhelden, omdat dit de doelgroep is waarop ik mijn onderzoek richt. Met deze informatie wilde ik mijn onderzoek betrouwbaarder maken, omdat ik op deze manier niet alleen informatie uit de literatuur en uit interviews haal, maar ook uit de doelgroep zelf. Daarom heb ik een vragenlijst ontwikkeld en deze laten invullen door kinderen van de Plusklas van de basisschool waar ik vorig jaar stage heb gelopen. 3.3. Dataverzamelingstechnieken Ondervraging Mondelinge ondervraging Ondervraging is een vorm van gesprek waarin (meestal) één persoon vragen stelt aan één of meer anderen, die zich voornamelijk beperken tot het geven van antwoorden (Maso, in Migchelbrink, 2010). Ik heb gekozen voor meerdere individuele interviews, omdat ik een breed beeld van de doelgroep en de problematiek wil krijgen vanuit verschillende invalshoeken. Daarnaast is het in een 1 op 1 interview makkelijk en mogelijk om dieper op antwoorden van de informant in te gaan. Vier informanten heb ik face to face geïnterviewd. De twee dramatherapeuten heb ik telefonisch geïnterviewd (niet lijfelijke ondervraging), omdat zij ver weg wonen en werken.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
9
Superkracht! Voor mijn onderzoek heb ik gekozen voor het halfgestructureerde open interview. Volgens Migchelbrink (2010) wordt in deze interviewvorm structuur aangebracht in het interview door middel van een topiclijst. Deze lijst wordt van tevoren opgesteld en bevat gespreksonderwerpen die tijdens het interview in ieder geval aan bod moeten komen. De volgorde van de onderwerpen en de wijze waarop de vragen gesteld worden liggen niet vast. Het voordeel van deze interviewvorm is dat ik door de topiclijst een leidraad heb voor het interview, zodat ik zeker weet dat alle belangrijke onderwerpen besproken worden. Daarnaast blijft er voldoende ruimte over voor de informant om in eigen woorden en indien nodig uitgebreid de vragen te beantwoorden. Om een breed beeld te krijgen, heb ik zowel dramatherapeuten geïnterviewd die met superhelden en/of met hoogbegaafde kinderen werken als mensen die op een andere manier met hoogbegaafde kinderen werken. De informanten zijn (op volgorde van gehouden interviews): 1. Romy van Mook: Dramatherapeute bij Praktijk Doe= in Leeuwarden. Zij heeft samen met 2 collega’s een (niet uitgebrachte) methode ontwikkeld, genaamd “De Held”, waarin het ontdekken van de eigen kracht en deze leren inzetten centraal staat. Daarnaast werkt zij ook met hoogbegaafde kinderen in dramatherapie. 2. Janneke van der Kooij: Dramatherapeute bij GGZ Drenthe. Zij werkt onder meer met helden in dramatherapie. 3. Wilma Deliën: Orthopedagoge en leidinggevende van het Onderwijs Zorgteam dat gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid. Thomas van Loon is bij dit interview aangeschoven, omdat hij een vrijetijdsclub voor hoogbegaafde kinderen heeft opgezet. De meeste informatie kwam echter van Wilma. 4. Eva Kokken: Leerkracht van de Plusklas van een basisschool in Udenhout en ervaringsdeskundige: zij is zelf hoogbegaafd. 5. Rien van Beijsterveldt: Leerkracht van een Leonardoklas (onderwijs voor hoogbegaafde kinderen in aparte klassen) op een basisschool in Udenhout. Hij heeft tevens een hoogbegaafde zoon en is er via zijn zoon achtergekomen dat hij zelf ook hoogbegaafd is. 6. Ans Ramout: Talentbegeleider, zij heeft een eigen bureau in begeleiding en coaching voor (hoog)begaafde kinderen, ouders en school. Daarnaast is zij moeder van een hoogbegaafde jongen en is ze zelf ook hoogbegaafd. Alle interviews zijn opgenomen en later uitgewerkt voor de analyse. Schriftelijke ondervraging: Zoals al kort is beschreven bij de databronnen, heb ik een vragenlijst ontwikkeld. Ik heb hierbij gekozen voor een gestructureerde vragenlijst. Met een dergelijke vragenlijst kun je snel gegevens verzamelen van een grote groep mensen. Je krijgt daarmee in korte tijd een indruk van onder meer houding, gevoelens en gedragsintenties van deze mensen (Migchelbrink, 2010). Omdat ik een beeld wilde krijgen over hoe hoogbegaafde kinderen zichzelf zien en hoe ze over hoogbegaafdheid denken, vond ik een gestructureerde vragenlijst de meest effectieve methode om aan deze informatie te komen.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
10
Superkracht! Daarnaast heb ik aan deze vragenlijst enkele open vragen toegevoegd over superhelden. Dit heb ik gedaan om inzicht te krijgen in hun kennis over superhelden en tevens te kijken waar hun voorkeuren liggen op dit gebied. 23 kinderen uit de Plusklas hebben de vragenlijsten ingevuld. De vragenlijsten zijn uitgewerkt en de resultaten daarvan zijn geïnterpreteerd door de onderzoeker. De blanco vragenlijst is te vinden in bijlage 3. Inhoudsanalyse: Inhoudsanalyse wil zeggen: de inhoudelijke gegevens uit bijvoorbeeld een krantenartikel halen (Migchelbrink, 2010). Zoals beschreven bij het kopje “literatuur” in het hoofdstuk “databronnen” heb ik informatie gezocht gerelateerd aan mijn geformuleerde deelvragen. Na het uitvoerig bestuderen van de gevonden boeken, artikelen en de informatie van internet, heb ik de informatie geselecteerd en geduid. De relevante informatie is opgenomen in dit onderzoeksverslag.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
11
Superkracht!
Je bent wat je bent en waar je bent door je gedachten. Je kan veranderen wat je bent en waar je bent, door je gedachten te veranderen. ZIG ZIGLAR (1926 - ) (Academie voor levenskunst, 2012)
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
12
Superkracht! IV. Resultaten literatuuronderzoek 4.1. Hoogbegaafdheid Wat is hoogbegaafdheid? Er bestaat tot op heden nog geen eenduidige definitie voor hoogbegaafdheid. Hoogbegaafdheid is een complex begrip, omdat het iets zegt over de intelligentie, over iemands persoonlijkheid en over diens omgeving. Binnen de wetenschap zijn de meningen over wat hoogbegaafdheid is nog erg verdeeld. In Nederland wordt hoogbegaafdheid vaak beschreven aan de hand van het triadisch model van Renzulli & Mönks. Renzulli ontwikkelde in de jaren ’80 het zogenaamde triadisch model van Renzulli. Hij gaat ervan uit dat een hoogbegaafd kind naast een hoge intelligentie (intelligentie die boven het gemiddelde ligt, vaak uitgedrukt in IQ), ook over motivatie (doorzettingsvermogen, taakgerichtheid en volharding) en creativiteit (vermogen om op originele en vindingrijke wijze oplossingen voor problemen te bedenken) moet beschikken. Mönks breidde dit model in 1985 uit. Hij voegde drie omgevingsfactoren toe die mede bepalen of de hoge intelligentie uiteindelijk tot uiting komt als hoogbegaafdheid: gezin, school en peers. In dit model wordt ervan uitgegaan dat pas bij een goed samenspel van deze zes genoemde factoren hoogbegaafdheid zich kan ontwikkelen en tot uiting kan komen in de vorm van bijzondere prestaties. Pas dan is er werkelijk sprake van hoogbegaafdheid (Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School Utrecht Stad, 2011). gezin
peers motivatie
creativiteit
intelligentie
school
hoogbegaafd
Figuur 1: Triadisch model van Renzulli en Mönks In 1992 voegde Heller het triadisch model van Renzulli en Mönks samen met de theorieën over Meervoudige Intelligentie (M.I.) van Gardner. Dit noemde hij het multifactorenmodel. Gardner onderscheidt acht vormen van intelligentie die zich uiten in acht gelijkgenoemde prestatiegebieden: taalkundige, logisch mathematische, ruimtelijke, muzikale, lichamelijke, inter- en intrapersoonlijke en naturalistische intelligentie. Het multifactorenmodel van Heller (Heller&Ziegler, 2000, in Samenwerkingsverband Weer Samen Naar
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
13
Superkracht! School Utrecht Stad, 2011) gaat uit van het samenspel tussen (niet-cognitieve) persoonlijkheidsfactoren, begaafdheidsfactoren, omgevingsfactoren en prestatiegebieden. Dit model beweert dat alleen een optimale verhouding tussen alle factoren voor buitengewone prestaties zorgt. Het kind moet niet alleen de mogelijkheden hebben, maar deze ook uit zijn omgeving krijgen om zijn talenten te ontwikkelen. Dit model geeft inzicht in de complexiteit van de situatie waarbinnen een kind tot prestaties kan komen. Persoonlijkheidsfactoren:
Begaafdheidsfactoren:
Prestatie/motivatie Stressgevoeligheid Werk- en leerstrategieën Regulatievaardigheden Zelfvertrouwen/faalangst
Intellectuele capaciteiten Muzikaliteit Creativiteit Sociale competentie Psychomotorische vaardigheden
Hoogbegaafdheid
Omgevingsfactoren:
Prestatiegebieden: Sociale vaardigheden Kunstzinnige uitingen Abstract denkvermogen Spraak-/taalvaardigheid Logisch-mathematisch denkvermogen Technische vaardigheden Sportprestaties Natuurwetenschappelijk inzicht
Gezin School/groepsklimaat Kritische levenservaringen
Figuur 2: Multifactorenmodel van Heller en Ziegler Bovenstaand model is – mijns inziens – het meest uitgebreide en meest passende model om hoogbegaafdheid in beeld te brengen. Het multifactorenmodel schept, vergeleken met bijvoorbeeld het Triadisch model, een uitgebreider beeld van de complexheid van hoogbegaafdheid en de factoren die hierop van invloed zijn. Dit doen Heller en Ziegler onder andere door de toevoeging van prestatiegebieden en begaafdheidsfactoren. Het model biedt direct handvatten voor onderzoek waarom een kind met een hoog potentieel, dit niet altijd weet om te zetten in uitzonderlijke prestaties. Belangrijke kenmerken van hoogbegaafde kinderen: Hoogbegaafde kinderen zijn nieuwsgierig, leergierig, vroegrijp in interesses, zijn snel van begrip en perfectionistisch ingesteld (ze leggen de lat vaak erg hoog voor zichzelf). Ze beschikken over een grote fantasie en creatief denkvermogen, hebben een hoog rechtvaardigheidsgevoel en zijn vaak erg gevoelig. Deze kinderen hebben een groot probleemoplossend en analyserend vermogen en zijn echte doorzetters wanneer ze worden uitgedaagd. Ze zijn verbaal vaardiger dan leeftijdsgenoten, zoeken ontwikkelingsgelijken in oudere kinderen of volwassenen en hebben een kritische instelling (Stichting Plato/LICH, 2003, Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School Utrecht Stad, 2011 en Kieboom, 2007).
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
14
Superkracht! 4.2. Sociaal-emotionele kenmerken van kinderen tussen de 10 en 12 jaar Volgens Delfos (in Kohnstamm Instituut en het Nederlands Jeugdinstituut, 2010) zijn kinderen tussen de 10 en 13 jaar erg gevoelig voor het gedrag van hun leeftijdsgenoten en hun beoordeling. Kinderen in deze leeftijdsgroep staan open voor het leren omgaan met anderen in groepsverband. Het geeft een gevoel van veiligheid om “erbij te horen” in een groep. Echter, kinderen beginnen op deze leeftijd juist hun eigen voorkeuren en interesses sterker te ontdekken, die vervolgens kunnen botsen met de groep. Een kind kan dan voor de keuze komen te staan om te kiezen voor eigenheid of toegeven aan de groepsdruk. Het, bewust of onbewust, niet toegeven aan de groepsdruk kan tot gevolg hebben dat een kind gepest of buitengesloten wordt. Juist omdat “erbij horen” op deze leeftijd zo belangrijk is, is het nodig om alert te zijn op pestgedrag en uitsluiting in groepen. Ook raken kinderen in deze leeftijdsgroep in de puberteit. Veranderingen in de hormonen en in de omgang met leeftijdsgenoten, toegenomen eigen verantwoordelijkheid en een andere kijk op waarden en normen zorgen tijdelijk vaak voor een bepaalde emotionele instabiliteit en verminderd zelfvertrouwen. Extra aandacht is gewenst voor het zelfbeeld. Ook is het belangrijk aandacht te schenken aan het omgaan met gevoelens die voortkomen uit lichamelijke veranderingen, relaties met leeftijdsgenoten, toenemende druk van ouders en de confrontatie met eigen mogelijkheden en beperkingen (Stichting Plato/LICH, 2001). 4.3. Het zelfbeeld Wat is een zelfbeeld? Het zelfbeeld is een veelomvattend begrip. Het bevat meerdere onderdelen, die hieronder uitgelegd worden. Zelfbeeld: Manja de Neef (2010) beschrijft het zelfbeeld als het beeld dat je in de loop van je leven van jezelf hebt gevormd. Dit beeld heeft 2 kanten: Een kant met alles wat je over jezelf “weet”, zoals je kwaliteiten, je kenmerken en je eigenaardigheden. De andere kant is hoe je jezelf als persoon beoordeelt. De kennis over jezelf wordt voor een groot deel onbewust opgeslagen. Dit gaat om gedachten, beelden, herinneringen, reacties en dergelijke. Al deze kennis, en de nieuwe kennis die erbij komt, wordt onbewust geordend. Zonder dat men zich ervan bewust is, heeft zo’n ordening grote invloed op wat je wel en niet waarneemt; op nieuwe kennis die erbij komt. Cuyvers (2008) omschrijft het zelfbeeld als een samenhangend geheel van overtuigingen dat de persoon via zijn waarnemingen en ervaringen over zichzelf opbouwt. Hij ziet het zelfbeeld tevens als dynamisch, waardoor hij het graag als dialoog omschrijft. “Een persoon begeeft zich in veel verschillende situaties waarin hij telkens met andere mensen in dialoog treedt, waardoor telkens andere facetten van zijn persoonlijkheid aangesproken worden. In elke positie dialogeert de persoon op een andere manier met de anderen.” Cuyvers spreekt daarom ook van een meerstemmig zelfbeeld. Het zelfbeeld is een belangrijke component in de identiteitsvorming. Om te weten wie en hoe je bent, moet je inzicht in jezelf hebben. Naast het zelfbeeld bezit iedereen ook een identiteit. Deze is, net zoals het zelfbeeld, veranderlijk. Identiteit houdt meer in dan het zelfbeeld: het gaat ook om het aannemen van principes, waarden en maatschappelijke rollen die door de persoon gezien worden als onderdeel van zichzelf (Cuyvers, 2008).
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
15
Superkracht! Zelfschemata: Mensen hebben dus, naast kennis over zichzelf, veel overtuigingen over zichzelf. Elke overtuiging met daaraan gekoppelde oordelen noemt men een zelfschema. De verzameling zelfschemata is de georganiseerde kennis die we over onszelf hebben (Markus, in Cuyvers, 2008. P.16). Deze schemata heeft ieder persoon nodig om nieuwe informatie of nieuwe ervaringen te kunnen begrijpen en interpreteren. Zelfschemata zijn continu in ontwikkeling en worden meerdere malen per dag gebruikt. Iedereen ontwikkelt eigen zelfschemata, afhankelijk van eigen ervaringen. Een schema is zowel een gevolg van eerdere ervaringen als betekenisgever aan nieuwe ervaringen die worden opgedaan. Tevens bepalen de zelfschemata ons gedrag. Het zelfbeeld is geen losse verzameling van verschillende schemata, maar een samenhangend geheel, ze vormen een eenheid. Als een centraal schema wijzigt, is het risico groot dat het hele zelfbeeld mee verandert. Zolang de sociale omgeving redelijk stabiel blijft, zal het zelfbeeld ook vrij stabiel blijven. In het zelfbeeld komt dus zowel verandering als stabiliteit voor. Centrale zelfschemata blijven over een langere periode stabiel, tenzij de persoon met ingrijpende gebeurtenissen geconfronteerd wordt (Cuyvers, 2008. P.25). Zelfwaardering: Zelfwaardering gaat over kenmerken die we aan onszelf toeschrijven, zaken die we al dan niet goed kunnen, en over een algemene mening die iemand over zichzelf heeft en over de waarde die we onszelf als mens geven. Deze zelfwaardering kan positief of negatief zijn. Zelfwaardering wordt vooral beïnvloed door succes of mislukking op terreinen die een centrale betekenis hebben voor het zelfbeeld. Zelfwaardering is, net zoals het zelfbeeld, zowel bewust als onbewust aanwezig. Beïnvloeding van het zelfbeeld: Het zelfbeeld kan op vele manieren beïnvloed worden. Informatie van betekenisvolle anderen (mensen die dicht bij de betrokken persoon staan, zoals familie, vrienden, klasgenoten) kan het zelfbeeld direct en indirect beïnvloeden en heeft ook meer invloed dan informatie van onbekende anderen. De betekenis die de persoon in kwestie aan de informatie geeft, is erg belangrijk. Het zelfbeeld wordt direct beïnvloed door verbale en non-verbale informatie van anderen. Of deze informatie invloed heeft op het zelfbeeld, hangt af van enkele factoren: -
geloofwaardigheid van de ander: deze is afhankelijk van factoren zoals de machtspositie van de ander, wat is zijn ervaring, zijn prestige, enz.; betrokkenheid van de ander: komt de informatie van een betekenisvolle andere of van een vreemde? tegengesteld oordeel van de ander: is het oordeel van de ander tegengesteld aan het eigen oordeel? Hoe belangrijk is de ander? Aan welk oordeel wordt de meeste waarde gehecht? hoeveelheid oordelen van de ander: wanneer iemand een bepaald oordeel vaker of gedurende langere tijd te horen krijgt, zal hij eerder zijn zelfbeeld daaraan aanpassen;
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
16
Superkracht! -
meerdere oordelen door verschillende anderen: als meerdere mensen eenzelfde oordeel uitspreken, zullen deze oordelen elkaar bevestigen en zal de betreffende persoon zijn zelfbeeld eerder daaraan aanpassen.
Het zelfbeeld wordt indirect beïnvloed door eigen gedachten, interpretaties en vergelijkingen (Cuyvers, 2008). -
-
-
Het spiegelzelf: hierbij gaat het niet om feitelijke, maar om gefantaseerde oordelen van anderen door de persoon zelf. Het bevat drie elementen: het beeld dat anderen van iemand hebben, de manier waarop iemand denkt dat hij door anderen beoordeeld wordt en een gevoel van trots of schaamte dat deze persoon daarbij ervaart. Spiegeloordelen: de betekenis of waarde die iemand aan de waarnemingen van anderen geeft, is veel belangrijker dan het feitelijke gedrag van die anderen. Deze oordelen kunnen ver afstaan van de werkelijke oordelen. De spiegeloordelen spelen vooral een rol wanneer er geen objectieve informatie beschikbaar is, zoals bij uiterlijk en sociaal gedrag. Sociale vergelijking: Wanneer iemand aan zijn zelfbeeld twijfelt, gaat deze eigen opvattingen en houdingen vergelijken met die van anderen in de hoop bevestiging te krijgen. Ook vergelijkt men, omdat men wil weten hoe goed iemand zelf is.
Wat is een laag zelfbeeld? Bij een laag zelfbeeld komt er vooral negatieve informatie door. Ook het gevoel van zelfwaardering is vaak laag. Positieve punten, waardering en complimenten worden vaak niet of minder goed opgeslagen en negatieve punten, kritiek en fouten worden extra belicht. In de cognitieve gedragstherapie wordt een laag zelfbeeld vergeleken met een vooroordeel, een negatieve overtuiging over jezelf. Voornamelijk negatieve ervaringen worden gezien (selectieve waarneming) en onthouden (selectief geheugen). Het gevolg van selectieve waarneming en selectief geheugen is dat men steeds weer bevestigd wordt in hun vooroordeel (Neef, 2010). Een lage zelfwaardering en laag zelfbeeld ontstaan door negatieve opvattingen die iemand over zichzelf heeft. Die persoon ervaart die opvattingen als feiten. Deze zijn het gevolg van vroegere of eerdere negatieve ervaringen in het leven. Zulke ervaringen kunnen op meerdere manieren ontstaan: Aanleg: Wetenschappers gaan ervan uit dat bepaalde factoren al vast liggen in de genen. Iedereen heeft bij zijn geboorte al een bepaalde gevoeligheid, kwetsbaarheid of aanleg. Gezin: Tussen het eerste en tweede levensjaar begint het zelfbeeld zich al verder te vormen. De gezinssituatie is hierin een belangrijke factor. Krijgt iemand te weinig aandacht, veel kritiek, weinig waardering, of worden er (te) hoge eisen gesteld? Is er sprake van verwaarlozing, mishandeling of incest? Dit zijn allemaal factoren die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een laag zelfbeeld. School, omgeving, leeftijdsgenoten: Als kinderen het gevoel hebben anders te zijn, er niet bij te horen, of als kinderen gepest worden, krijgt een kind een overdosis aan negatieve boodschappen te horen. Vaak gaan deze pesterijen ook over de gehele persoon, niet alleen over één aspect van die persoon.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
17
Superkracht! Normen en waarden in de samenleving: In Nederland zijn er veel spreekwoorden en uitdrukkingen waarin positief over jezelf zijn wordt afgekeurd, zoals “het hoog in je bol hebben” of “naast je schoenen lopen van trots”. Dit kan indirect en onbewust van invloed zijn op het zelfbeeld. Overlevingsstrategie: Door negatieve ervaringen of denkbeelden ontwikkelen deze mensen bepaald gedrag wat past bij hun negatieve zelfbeeld. Ze gaan vermijden, houden zich op de achtergrond, nemen weinig initiatieven, waardoor ze hun negatieve zelfbeeld in stand houden. De ontwikkeling van een laag zelfbeeld is dus een combinatie van wat al vast ligt in je genen en wat je later hebt aangeleerd; de zogenaamde “leergeschiedenis”. Deze negatieve ervaringen geven de zelfwaardering en het zelfbeeld vorm. Mensen bekijken zichzelf zoals anderen hen bekijken. “Ze vinden mij raar, dus ik ben ook raar”. Dit zijn basisovertuigingen: Overtuigingen die de kern vormen van de lage zelfwaardering. Iemand die negatief over zichzelf denkt, gedraagt zich ook anders dan iemand die positief over zichzelf denkt. Gedrag is meestal in overeenstemming met hoe iemand zich voelt. Een laag zelfbeeld kan ervoor zorgen dat iemand somber is, weinig onderneemt, zaken vermijdt, minder zelfwaardering heeft en geen nieuwe vaardigheden uitprobeert of leert. Hierdoor wordt het negatieve zelfbeeld in stand gehouden (Neef, 2010 en Cuyvers, 2008). Wat kunnen oorzaken zijn van het ontstaan van een laag zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen? Hoogbegaafde kinderen zijn vaak al op jonge leeftijd erg (over)gevoelig, empatisch, zelfkritisch, perfectionistisch, “multipotential” (geïnteresseerd in veel verschillende dingen) en hechten veel waarde aan trouwe vriendschap en loyaliteit (Cross & Coleman en Lovecky, in Stalenhoef, 2011). Indien de hoogbegaafdheid niet (h)erkend wordt, of als er geen aanpassing plaatsvindt, en deze kinderen daardoor voornamelijk contact hebben en relaties (moeten) opbouwen met normaal begaafde kinderen zijn zij hierdoor vaak niet goed in staat om zichzelf sociaal-emotioneel te ontwikkelen. Er is een te groot verschil tussen wat leeftijdsgenoten hoogbegaafde kinderen kunnen bieden; ze denken op een ander niveau, er zijn nauwelijks overeenkomende interesses en ze hebben andere verwachtingen van vriendschap. Omdat hoogbegaafde kinderen ander gedrag vertonen dan normaal begaafde kinderen, krijgen hoogbegaafde kinderen vaak negatieve reacties op hun gedrag. Het beeld dat ze van zichzelf hebben verschilt van het beeld dat de omgeving heeft. Hierdoor kunnen deze kinderen gaan twijfelen over het eigen gedrag. Dit alles leidt vaak tot zelfstandig werken, sociale isolatie, afwijzing van/door leeftijdsgenootjes en eenzaamheid (Neihart, Reis, Robinson & Moon, in Stalenhoef, 2011). Deze vorm van sociale afwijzing, het gevoel niet geaccepteerd te worden zoals het kind is, gaat vaak gepaard met pesterijen, de ontwikkeling van een laag zelfbeeld, onderpresteren*2en de mogelijke ontwikkeling van faalangst; uit angst voor negatieve reacties vanuit de omgeving, niet meer durven presteren (Stichting Plato/LICH, 2000 en Stalenhoef, 2011). Omdat de behoefte aan goed sociaal contact voor hoogbegaafde kinderen vaak zo belangrijk is, proberen ze zich aan te passen aan hun omgeving. Dit is voor hen echter niet lang vol te houden en heeft mogelijk, versterkt door hun gevoeligheid en behoefte aan rechtvaardigheid, frustraties, stress en * Uitleg van dit begrip staat in bijlage 1 12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
18
Superkracht! de ontwikkeling van zowel externaliserend (agressiviteit) als internaliserend (depressiviteit) probleemgedrag tot gevolg (Anthony, Holmes, & Wood, Gross, Vialle & Heaven & Ciarrochi, in Stalenhoef, 2011). Wat voor rol heeft pesten in het ontstaan van een laag zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen? In de literatuur is hier weinig informatie over te vinden. In het dossier Pesten (Nederlands Jeugdinstituut, 2012) staat dat een eenmalige pestervaring zelden traumatiserend is. Vooral kinderen die herhaaldelijk en op verschillende manieren zijn gepest, hebben last van sociale en emotionele problemen. Slachtoffers vinden zichzelf door het pesten minder leuk, ze vertrouwen hun leeftijdsgenoten niet en zijn bang om naar school te gaan. De Monitor Jongeren en Internet uit 2006 (Nederlands Jeugdinstituut, 2012) heeft onderzoek gedaan naar pesten op internet en het psychosociale welbevinden onder jongeren tussen de 11 en 15 jaar. Dit onderzoek wijst uit dat jongeren die digitaal gepest worden meer psychosociale problemen (zoals depressies of een negatief zelfbeeld) hebben dan jongeren die niet gepest worden. Jongeren die zowel in het echt als digitaal gepest worden ervaren de meeste psychosociale problemen. Zij hebben meer last van depressieve gevoelens, gevoelens van eenzaamheid en ze hebben een negatiever zelfbeeld dan jongeren die niet gepest worden. Zij ervaren ook meer psychosociale problemen dan jongeren die maar op één manier gepest worden. Online gepest worden en in het echt gepest worden hangen dus samen met depressieve gevoelens en een negatief zelfbeeld. Een onderzoek van Jean Sunde Peterson (universitair hoofddocent aan de Purdue universiteit te West Lafayette, Indiana, USA) meldt dat pesten binnen de doelgroep hoogbegaafde kinderen een onderschat probleem is wat vaak over het hoofd wordt gezien (Society for the Advancement of Education, 2007, eigen vertaling). Sunde ontdekte dat aan het eind van de basisschoolperiode meer dan tweederde van de hoogbegaafde kinderen slachtoffer was geworden van pesten. Het pesten komt bij hoogbegaafde kinderen wellicht nog harder aan dan bij normaal begaafde kinderen. Veel van deze kinderen zijn intens, gevoelig en gespannen door eigen en andermans hoge verwachtingen en hun gedrag maakt hen kwetsbaar. Het pesten zorgt ervoor dat veel van deze kinderen emotioneel gebroken zijn, waardoor zij vatbaarder zijn voor extreme angst, gevaarlijke depressies en soms agressie. Bovendien is sociale rechtvaardigheid heel belangrijk voor hen en hebben ze moeite om wreedheid en agressie te begrijpen. Het is belangrijk om te onthouden dat deze kinderen cognitief wel voorlopen, maar dat dit vaak niet het geval is op fysiek, sociaal en emotioneel gebied. Ze worden, net als andere pestslachtoffers, getroffen door pesterijen en agressie, maar ook enigszins onvergelijkbaar en wellicht intenser (Society for the Advancement of Education, 2007, eigen vertaling). Pesten kan dus tot gevolg hebben dat hoogbegaafde kinderen een laag zelfbeeld ontwikkelen. 4.4. Therapie Wanneer hebben hoogbegaafde kinderen hulp nodig? “Als hoogbegaafdheid lange tijd niet is herkend en het kind bepaalde patronen heeft ontwikkeld, is het aanbieden van verrijkingsstof in de klas, of een sociale vaardigheidstraining, vaak niet meer genoeg. Bepaalde gedragspatronen zijn ingesleten geraakt” (Velders, geciteerd in Bakker, 2006, p. 7). 12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
19
Superkracht! Voorbeelden van deze gedragspatronen zijn onderpresteren, vervelend gedrag in de klas en vermijding door faalangst. Ook kan een hoogbegaafd kind zich heel diep gekwetst voelen, bijvoorbeeld door pesterijen of het niet geaccepteerd worden, waardoor angstgevoelens, frustratie, faalangst of, zoals eerder al beschreven, een laag zelfbeeld kan ontstaan. In bepaalde gevallen kan dit zelfs leiden tot zelfmoord (Kieboom, 2007). Therapeutische behandeling kan gewenst zijn om aan dit negatieve zelfbeeld te werken. Hierbij is het belangrijk dat de gekozen therapeut in ieder geval ervaring heeft met hoogbegaafde kinderen en de hoogbegaafdheid erkent en niet negeert (Bakker, 2006). Als dit niet gebeurt, kan het resultaat zijn dat de therapeut het kind verkeerd begrijpt. Hierdoor zal het kind zich niet begrepen voelen en zullen zijn problemen niet verminderen, maar waarschijnlijk nog versterken. Immers, zelfs de therapeut kan hem niet helpen. Wat is de meerwaarde van vaktherapie ten opzichte van gesprekstherapieën? “Hoogbegaafden in gesprekstherapie geven nogal eens aan dat ze eigenlijk zelf het gesprek leiden. Ze behouden de controle, praten de therapeut onder tafel en komen daardoor nooit toe aan het beleven van hun gevoel” (Toorenburg, geciteerd in Ribbens, 2006). Gevoelens worden vaak geanalyseerd en daarna weggestopt. Op die manier worden ze niet langer beleefd. Velders (in Bakker, 2006, p. 7): “Deze kinderen zijn vaak al erg cognitief bezig. Het is goed als ze uit hun hoofd komen.” Creatieve therapie zorgt ervoor dat het onderbewuste van cliënten geprikkeld wordt, waardoor zij hun innerlijke leefwereld kunnen laten zien. Bovendien kunnen cliënten binnen de creatieve therapie de hulpverlener niet om de tuin leiden of onder tafel praten. Dit maakt creatieve therapie interessant voor hoogbegaafden in psychische nood (Ribbens, 2006). Het werken met verhalen in dramatherapie spreekt volgens Deekens (in Ribbens, 2006) vooral hoogbegaafde kinderen zeer aan: Zij vinden het verklaren van hun spel, om erachter te komen wat er aan de hand is, over het algemeen heel zinvol. Het verzinnen van een verhaal lijkt een verstandelijke werkwijze. Juist doordat deze kinderen daar zo goed in zijn maak ik dus gebruik van hun kwaliteit om bij dat stukje te komen wat ze moeilijk vinden: met name het loslaten van moeilijkheden en het uiten van gevoelens. Via het verhaal kunnen ze gevoelens verwoorden en een plekje geven. Greetje Akerboom (in Ribbens, 2006, p. 10) heeft onderzoek gedaan naar creatieve therapie bij hoogbegaafden. Zij kwam tot de conclusie dat creatieve therapie effectief is voor de behandeling van hoogbegaafden. Door het non-verbale karakter van de therapie kan de vaak sterke verbale afweer omzeild worden. Het handelen in het medium kan het kind gevoelens laten ervaren en doen stilstaan bij de eigen belevingswereld. Het lichamelijk bezig zijn schept ruimte voor cognitieve, emotionele, motorische (en in groepsverband ook sociale) ervaringen, die meer in balans gebracht en geïntegreerd kunnen worden. Daarnaast kan het kind (in groepsverband) leren zicht te krijgen op de eigen rol in de samenwerking; het helpt de eigen sterke en zwakke kanten te ontdekken en tevens biedt creatieve therapie (beeldend) de gelegenheid om “stoom af te blazen” middels technieken als timmeren, zagen en hakken. Binnen dramatherapie zou dit bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door fysiek spel met veel
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
20
Superkracht! beweging aan te bieden. De rol van de therapeut is belangrijk: de therapeut kan het kind helpen de ervaring van de activiteit bewust te worden. Het kind voelt zich daardoor gezien en begrepen. De therapeut draagt in de therapie zorg voor een veilig klimaat en zijn houding is accepterend, empatisch en echt. In de nabespreking kan de therapeut (en in groepstherapie tevens de groepsgenoten) als klankbord en spiegel dienen en kan deze helpen de beleving bewust te worden en zonodig te relativeren. In een beschreven interview met de vader van een hoogbegaafd meisje (Ribbens, 2006) zegt de vader dat hij niet weet of creatieve therapie de enige effectieve therapie is, maar hij denkt wel dat de problemen van hoogbegaafden vaak zitten in een verstoorde relatie tussen ratio en gevoel. “Teveel ratio is het probleem. Creatieve therapie omzeilt de ratio en prikt in de emotie.” 4.5. Superhelden Wat zijn superhelden? Superhelden hebben een aantal vaste kenmerken waaraan zij te herkennen zijn (Wikipedia, 2012). De belangrijkste kenmerken zijn bovenmenselijke krachten en/of mogelijkheden, een sterke morele code, een speciale motivatie voor hun daden, een geheime identiteit, een kenmerkend kostuum en een vast wapen, kenmerkend voor die superheld. Elke superheld heeft een eigen verhaal, dat verklaart hoe de superheld aan zijn/haar speciale gaven is gekomen. Hierin wordt ook een verklaring gegeven voor de motieven van deze persoon om superheld te worden. (De meeste verhalen bestaan deels uit tragische gebeurtenissen en bizarre ongelukken, hoewel er ook enkele superhelden geboren worden met speciale krachten.) Deze punten zijn van toepassing op veel van de bestaande en bekende superhelden, maar er zijn uiteraard altijd uitzonderingen. Superhelden zijn bekend geworden door de opkomst van stripverhalen. De eerste bekende superheld was Superman. Superman is tot op de dag van vandaag een van de meest bekende superhelden ter wereld. De letter “S” op zijn cape staat daardoor niet alleen symbool voor Superman, maar ook voor de superheld in het algemeen. Het kostuum van de superheld heeft verschillende functies (Reynolds, in Rubin, 2007, p.10): -
het onderscheidt de superheld van de “gewone mens” en van andere superhelden en slechteriken het symboliseert hun innerlijke strijd het accentueert of verhult seksualiteit het stelt de dubbele identiteit van de superheld vast
Geschiedenis en ontwikkeling van stripverhalen: Tot ver in de 20e eeuw werden stripverhalen als niets meer dan een grap beschouwd, mede door de slechte tekeningen en nietszeggende teksten. In de jaren ’60 en ’70 ontwikkelden striphelden psychologische elementen en maakten hierin een groei door in het verhaal. Pas tegen het einde van de 20e eeuw werden stripverhalen gezien als een geprezen artistiek medium,
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
21
Superkracht! met diepgaande en relevante teksten en technisch hoogstaande en stijlvolle tekeningen. Professionals begonnen strips te prijzen, omdat ze zware kwesties aanpakten rondom racisme, oorlog, jaloezie en vriendschap, maar ook het persoonlijke verantwoordelijkheidsgevoel en (zoeken naar) balans in het leven waren belangrijke thema’s (Grinfeld, 1997 en Mulholland, 2004, eigen vertaling). Stripverhalen als therapeutisch middel? Schrijvers van stripverhalen verwerkten steeds vaker hun ervaringen uit het echte leven in de verhalen, in plaats van fantasieverhalen te verzinnen. Ervaringen die blijdschap, pijn, angst en jaloezie veroorzaakten werden gebruikt. Dit werd ervaren als een bevrijdend proces, waarin hun creaties gebruikt werden om zichzelf te bevrijden van zware emoties. Hun werken werden, naast een vorm van artistieke uiting, ook een vorm van therapie (Mulholland, 2004, eigen vertaling). Stripverhalen leveren de auteurs een grote keuze aan hulpmiddelen om hun geestelijke gezondheid te helpen. Ze helpen hen zichzelf uit te drukken op gebied van lichaamsbeeld, verbale expressie en emoties. Sommige mensen identificeren zichzelf met bestaande stripfiguren, maar als je mensen aanmoedigt om eigen verhalen te bedenken, kunnen ze zich niet alleen identificeren met hun eigen creatie, maar het kan hen ook op een constructieve en creatieve manier helpen bevrijden van bepaalde negatieve gevoelens. Stripverhalen bedenken en maken is een veilig en bevrijdend traject voor cliënten en is goed inzetbaar als therapeutisch instrument. Dramatherapeuten hebben ontdekt dat, ongeacht problemen, sociale status of omstandigheden, cliënten zich sterker voelen binnen de spelwerkelijkheid. In de therapie kan de cliënt een wereld creëren waarin de acties van zijn of haar karakters alleen de consequenties hebben die de cliënt zelf kiest. Wetende dat deze acties geen gevolgen hebben in het echte leven, zorgt voor extra veiligheid. Het maken van een stripverhaal als therapeutisch middel is vooral inzetbaar bij kinderen, omdat zij bekend zijn met stripverhalen. Maar in therapie zouden cliënten van alle leeftijden alles wat ze graag willen vertellen kunnen uiten via door hun gecreëerde karakters. Omdat hun acties in het verhaal geen consequenties hebben in het echte leven, kunnen cliënten de situaties oplossen zoals ze zelf willen. Door de conflicten en oplossingen die de karakters hebben meegemaakt (die wellicht overeenkomen met ervaringen van de cliënt), ervaren cliënten ondersteuning in de zichtbare vertegenwoordiging van hun triomfen en mislukkingen, fictief of echt (Mulholland, 2004, eigen vertaling). Het grote verschil tussen het gebruik van “gewone” verhalen en stripverhalen zit vooral in het feit dat stripverhalen draaien om een superheld. Een superheld wordt gezien als een krachtig wezen die de wereld kan beschermen. Wanneer de cliënt zich identificeert met deze superheld (bestaand of zelf bedacht), kan deze dezelfde positieve gevoelens ervaren en daardoor eigen grenzen en angsten overwinnen. Gebruik van superhelden in therapie: Al in 1941, 3 jaar nadat Superman een bekendheid was geworden, werd er voor het eerst onderzoek gedaan naar de fascinatie en therapeutische toepassingen van superhelden in kindertherapie. Psychoanalysten Lauretta Bender en Reginald Lourie beredeneerden dat de superheld, als zijnde een
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
22
Superkracht! mythisch en folkloristisch icoon, een onmiskenbare plek in de therapie had om kinderen te helpen leren omgaan met de gevaren van de wereld. Hun jonge cliënten gebruikten fantasiespel gebaseerd op Supermanverhalen voor allerlei doeleinden, zoals voor persoonlijke bescherming, als probleemoplosser, ideaalbeeld of als een barrière tegen asociaal gedrag (Rubin, 2007). Getraumatiseerde cliënten kunnen hun kracht verliezen, het gevoel krijgen dat ze waardeloos of gek zijn, psychische angsten krijgen over veiligheid en zijn niet in staat om sociale contacten aan te gaan (Herman, in Haen, 2002, eigen vertaling). Veel superhelden hebben een bepaalde tragedie meegemaakt, die vergelijkbare klachten veroorzaakte. Dit kan voor herkenning zorgen bij cliënten. Deze superheldenrollen kunnen effectief zijn in het begin van het therapeutische proces, omdat ze een opening bieden naar nieuwe of alternatieve inzichten, waardoor ze meteen anders naar hun beeld van passiviteit en angst leren kijken. Wanneer men een machtige rol speelt, laat de cliënt die delen van zichzelf toe die “egokracht” bezitten, wat leidt tot grotere bekwaamheid (Bouzoukis, in Haen, 2002, eigen vertaling). Door de superheldenrol te gebruiken in fantasiespel, doet de cliënt inspiratie en voorbeelden op voor toekomstige groei (Pecora, in Haen, 2002, eigen vertaling). Wanneer kinderen hun problemen uiten en symbolisch vormgeven in de therapeutische ruimte, kunnen zij hun overweldigende ervaringen ordenen en een plekje geven (Cattanach, in Haen, 2002). Het projecteren op een rol zorgt voor veiligheid en voldoende afstand die nodig is om opnieuw met het trauma geconfronteerd te worden. Haen (2002) vertelt dat veel van zijn mannelijke cliëntjes hierdoor geweldsincidenten hebben kunnen herkaderen, zeker de situaties die in de kinderjaren zijn voorgevallen. Sinds de komst van Wonder Woman, de Powerpuff Girls en vrouwelijke helden in o.a. X-Men en de Power Rangers, hebben meisjes meer interesse in superhelden dan voorheen. In Nederland is bijvoorbeeld Mega Mindy erg populair. Toch blijft het spelen met superhelden veel normaler voor jongens dan voor meisjes (Haen & Brannon en Paley in Haen, 2002, eigen vertaling). Wat kan de superheldenrol betekenen voor hoogbegaafde kinderen? Veel superhelden zijn eerst slachtoffers geweest die hun eigen status overstijgen om andere slachtoffers te beschermen. Hun krachten zorgen ervoor dat ze beroemd worden, maar tegelijkertijd worden ze daardoor geïsoleerd van anderen, die bang voor hen zijn of hen niet begrijpen. Superhelden willen mensen beschermen tegen kwade personen, omwille van hun eigen veiligheid. Ze hebben een zeer hoog rechtvaardigheidsgevoel. Als je kijkt naar hoogbegaafde kinderen, hebben zij vergelijkbare kenmerken. Zij hebben vaak het gevoel anders te zijn en er niet bij te horen, waardoor ze zich vaak isoleren van anderen, voornamelijk leeftijdsgenootjes. Hoogbegaafde kinderen hebben een hoog rechtvaardigheidsgevoel. Zij begrijpen niets van het geweld in de wereld en lossen liever pratend conflicten op dan ruzie te maken. Juist door deze overeenkomsten kan de superheldenrol een positief effect hebben op deze kinderen. Zij kunnen zichzelf identificeren met een superheld, en tegelijkertijd zien ze dat superhelden zowel een speciale kracht als een zwakte hebben. Een superheld kan bijvoorbeeld vliegen, onzichtbaar worden, zich supersnel verplaatsen of van vorm/uiterlijk veranderen. Maar elke superheld heeft ook een zwakte, een manco waaruit blijkt dat de 12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
23
Superkracht! vrijwel onverslaanbare superheld ook een kwetsbare kant heeft. Sommige superhelden zijn kwetsbaar voor dezelfde dreigingen als mensen: kogels, pijlen, vuur, hartkwalen en alcohol. Anderen worden alleen bedreigd door krachten die in onze wereld niet bestaan, zoals Kryptonite bij Superman. Weer anderen kunnen verslagen worden door krachten waar gewone mensen geen last van zouden hebben, zoals contact met zonlicht of het zien van een bepaalde kleur. Als laatste zijn er superhelden waarbij emotie hun zwakke punt is, zoals de Hulk. Hij kan niet omgaan met kwaadheid (Rubin, 2007, eigen vertaling). Deze 2 contrasterende kanten beschrijven de essentie van het basisconflict van de superheld: tussen beschadigen en helpen, contact maken en isoleren, doorzetten en opgeven. De kwetsbare kant onthult veel over hoe superhelden steeds de balans moeten zoeken tussen sterfelijkheid en onsterfelijkheid. Belangrijk is dat superhelden, ondanks hun zwakke punt, blijven doorgaan en dicht bij zichzelf blijven. Zij kennen hun kracht en die helpt hen om door te gaan. Dit gegeven kan hoogbegaafde kinderen helpen door te gaan en te zoeken naar hun kracht, zodat ze die kunnen inzetten om hun zwakke punt te overwinnen. 4.6. Voorlopige conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag Superhelden kunnen een positief effect teweeg brengen bij kinderen in het algemeen, maar zeker ook bij hoogbegaafde kinderen, juist omdat zij zichzelf herkennen in de rol van buitenstaander. Deze kinderen voelen zich vaak alleen en denken vaak negatief over zichzelf. Als ze, door middel van superhelden, hun eigen krachten ontdekken, leren ze dat ze meer waard zijn en tot meer in staat zijn dan ze dachten. Hoogbegaafde kinderen zijn erg cognitief ingesteld. Dramatherapie zou bij hen de verbinding tussen het denken en het voelen kunnen versterken of herstellen, omdat er non-verbaal gewerkt wordt en het binnen dramatherapie om doen en handelen draait. Op die manier komen de kinderen echt bij hun gevoel. In de literatuur heb ik weinig informatie kunnen vinden over pesten bij hoogbegaafde kinderen. Wel is het duidelijk dat pesten negatieve invloed heeft op het zelfbeeld van kinderen in het algemeen. Ten aanzien van de onderzoeksvraag kan ik de conclusie trekken dat het werken met superhelden bij hoogbegaafde kinderen een positief effect op hun zelfbeeld kan hebben.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
24
Superkracht! V. Resultaten interviews 5.1. Resultaten halfgestructureerde open interviews Hoogbegaafdheid: De termen die tijdens de interviews vooral gekoppeld werden aan hoogbegaafdheid zijn hoge intelligentie, hoogsensitiviteit/hooggevoeligheid, creativiteit, beelddenken, snel associëren, moeilijk leren leren, perfectionisme, top-down denken*, niet kunnen automatiseren*, extremen in emoties, sterk rechtvaardigheidsgevoel, anders denken en anders zijn. Problemen bij hoogbegaafde kinderen: De problemen die de informanten bij hoogbegaafde kinderen zien zijn angststoornissen, laag zelfbeeld, perfectionisme, faalangst, vermijdingsgedrag, onderpresteren, gedragsproblemen, weinig zelfvertrouwen, geen verbinding tussen het hoofd en het gevoel, moeite met contact maken met leeftijdsgenoten, ontwikkeling van een fixed mind set∗. Aandachtspunten bij hoogbegaafde kinderen: Er werden een aantal aandachtspunten genoemd waar je als begeleider/therapeut op moet letten. Je moet deze kinderen niet te snel loslaten. Vaak wordt gedacht dat ze iets wel kunnen, maar ook zij hebben hierin uitleg en begeleiding nodig. Overschat ze hier niet in. Let ook op de manier hoe je iets aanbiedt. Dit moet uitdagend en inspirerend blijven, anders gaan ze een trucje doen en bereik je ze niet. Er moet een duidelijke motivatie zijn, anders pakken ze het niet op. Hoogbegaafde kinderen kunnen zich heel anders voordoen dan ze zich werkelijk voelen. Ze bezitten een compenserend vermogen, waardoor ze dingen kunnen camoufleren en je de oorzaken van hun gedrag, zoals angst en onzekerheid, niet in beeld krijgt. Een grote valkuil is volgens informant 3 dat men denkt dat deze kinderen sociaal niet sterk zijn, omdat ze geen aansluiting vinden met hun leeftijdsgenoten. Ze functioneren namelijk prima als ze met hun peers samen zijn. Ze worden vaak niet begrepen door leeftijdsgenoten, omdat hoogbegaafde kinderen anders denken en met andere dingen bezig zijn, waardoor het contact vaak moeizaam verloopt. Communiceer met hen op hun niveau, ook qua taalgebruik. Dit is vaak op een volwassener niveau dan je zou denken. Informant 6 denkt dat er een disbalans is tussen het hoofd en het hart. Deze kinderen zitten zo in het hoofd, dat ze het contact met hun lijf kwijtraken. Zij geeft aan dat het belangrijk is dat de kinderen leren aarden en weer contact krijgen met hun lijf en hun hart. Individuele benadering en groepsbenadering: Wat uit alle interviews naar voren kwam, is dat het belangrijk is om aan te sluiten aan de behoeften van het kind. Er wordt benadrukt dat het heel belangrijk is om naar het individu te kijken. Een standaard sociale vaardigheidstraining zal bijvoorbeeld niet voldoen, deze doelen zijn te algemeen. Alles wat je doet of aanbiedt, moet je aanpassen aan het niveau en de behoefte van het kind.
∗
Uitleg van deze begrippen staat in bijlage 1
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
25
Superkracht! Informant 5: “kijk waar het kind sterk in is en gebruik deze sterke kanten om een brug te leggen naar de dingen die ze moeten leren en waar ze mee om moeten leren gaan.” Als je met een groep werkt, moet je rekening houden met het geslacht. Informant 5 geeft aan dat meisjes vaak verbaal meer kunnen en dat jongens vaak meer lijfelijk bezig zijn. “Jongens met problemen moet je niet in een praatgroep zetten.” Ook zijn duidelijke afspraken nodig: het zijn allemaal sterke redeneerders en sprekers die vooral belangrijk vinden wat ze zelf zeggen. De groepsgrootte is belangrijk. Vier tot maximaal zes kinderen is ideaal. De groep is dan klein genoeg om voldoende veiligheid te kunnen garanderen, maar de kinderen hebben wel de mogelijkheid om te leren, suggesties te krijgen van de anderen en om samen te spelen in bijvoorbeeld een rollenspel. Laag zelfbeeld: Bij kinderen die jarenlang op hun onvermogen zijn aangesproken (down-top denken versus top-down denken), ontstaat een laag zelfbeeld, volgens informant 3. Hoogbegaafde kinderen hebben al faalangst vanaf het begin van de basisschool, maar als er niet op hen wordt afgestemd en niet op hun kwaliteiten wordt ingespeeld, daalt hun zelfvertrouwen en ontwikkelen zij een laag zelfbeeld. Dit wordt door informant 5 aangevuld met het gegeven dat een deel van de hoogbegaafde kinderen zich niet begrepen voelt en de wereld niet begrijpen, waardoor ze vaak de schuld bij zichzelf leggen, fatalistisch ingesteld zijn en daardoor een laag zelfbeeld hebben ontwikkeld. Hij geeft ook aan dat onder tieners en jongeren die zelfmoord plegen een relatief groot gedeelte hoogbegaafd is. Ook kampen verschillende hoogbegaafde kinderen op de basisschool met een doodswens, omdat het kind doodongelukkig is. Informant 4 vertelt dat er in haar groep maar enkele kinderen met een laag zelfbeeld zijn, althans, waarbij zij het ziet en merkt. Dit herkent zij aan het feit dat deze kinderen zichzelf afkraken op alle vlakken, dat ze erg perfectionistisch zijn en snel teleurgesteld zijn in zichzelf. De meningen van de informanten verschillen over de vraag of het lage zelfbeeld (mede) veroorzaakt wordt door pesten. Bij alle hoogbegaafde kinderen die informant 1 in therapie heeft, is gepest worden een issue. Zij geeft hierbij wel aan dat het belangrijk is om te onderzoeken wat een kind onder pesten verstaat en hoe hij of zij dit ervaart. Soms staat pesten echt voor verbaal of lichamelijk geweld, soms is het beleving van het kind. Informant 2 heeft kinderen uit multiproblem gezinnen in therapie, waarbij pesten een oorzaak van het lage zelfbeeld kan zijn, maar vaker liggen andere problemen hieraan ten grondslag. Bij de kinderen die informant 3 ziet, is pesten niet vaak een thema. Wel hebben deze kinderen zelf vaak het gevoel dat ze buitengesloten worden of er niet bij horen, of ze trekken zichzelf terug uit het contact. Zij kunnen incidenten groter maken dan ze zijn. Dit heeft te maken met hun sterke emoties en hun hoge rechtvaardigheidsgevoel. Volgens informant 5 pesten hoogbegaafden elkaar onderling ook en vaak op geniepige wijze, omdat ze zo slim zijn. Kinderen worden daarbij gepakt op hun emotie en daar kunnen ze niet mee omgaan. Hij voegt hieraan toe dat in reguliere klassen pesten veel vaker gebeurt: “Een hoogbegaafd kind is een buitenbeentje. Het doet vaak niet mee met de mode, kan hoge punten halen en is sociaal onhandig met leeftijdsgenoten, wat allemaal redenen kunnen zijn om een dergelijk iemand te pesten.” Informant 6 denkt dat deze kinderen niet zozeer een laag zelfbeeld krijgen van het pesten, maar dat dit
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
26
Superkracht! lage zelfbeeld al is gevormd vanaf de eerste dag dat ze op school komen en zich al anders voelen, andere dingen willen en kunnen. Hoogbegaafde kinderen praten, denken, doen en zijn anders en dit wordt feilloos aangevoeld door andere kinderen, waardoor ze kwetsbaarder zijn voor pesters. Hierdoor wordt hun zelfbeeld nog lager. Helden/superhelden: Informant 1 en 2 gaven beiden aan dat er een duidelijk verschil is tussen een held en een superheld. Een superheld staat verder van de werkelijkheid af. Informant 1 beschrijft een held als volgt: Iemand die iets doet voor zichzelf of voor een ander, omdat die dat belangrijk vindt en die daarvoor een eigen angst moet overwinnen. Informant 2 geeft de volgende kenmerken van een held: Vooral dapperheid, eigen kracht en iets durven aangaan zijn belangrijk. De held heeft een soort loyaliteit ten opzichte van de zwakkeren. De held komt vaak op voor de minderen en lost uiteindelijk iets op, wint iets of genereert iets. Helden/superhelden in dramatherapie: Informant 1 gaat in therapie uit van waar de kinderen goed in zijn. Een held heeft altijd een kracht, heeft altijd iets waar hij heel goed in is. Dit zet het kind in en dit helpt hem ook om zijn angst, of hetgeen waar hij niet goed in is, te overwinnen. Het mooie van de held hierbij is dat een held heel duidelijk is gelinkt aan het overwinnen van je angsten. Het werken met superhelden of helden geeft kinderen houvast en therapeuten kunnen de kinderen daarin heel goed begeleiden. Informant 2: “kinderen kunnen zich erin inleven en verbeelden en uiteindelijk is het versterkend voor hun zelfbeeld.” Zij geeft aan dat het hierbij wel belangrijk is om telkens de link te leggen naar de realiteit. Beide informanten geven aan dat het werken met superhelden vooral geschikt is voor jongens. Het heeft volgens hen erg te maken met vechten. Het is vooral een thema bij jongens tussen de 8 en 12 jaar. In groepen heeft informant 1 dit verschil opgeheven door zich vooral te richten op helden in plaats van op superhelden. Doordat een held dichter bij het dagelijks leven staat, spreekt meisjes dit ook aan. Meerwaarde dramatherapie versus gesprekstherapie: Als groot voordeel van dramatherapie wordt genoemd dat kinderen alternatief gedrag kunnen uitproberen in verschillende rollen en dat de driehoek denken - voelen - handelen samenkomt in dramatherapie. Dat is wat men mist in gesprekstherapie. Ervaren is het meest belangrijk en vooral het met je lijf daar vorm aan kunnen geven. Informant 2: “in dramatherapie werk je echt met je lijf en met je echte gevoel; het directe voelen.” Informant 4 geeft aan dat deze vorm van therapie hoogbegaafde kinderen wel uit hun vertrouwde hoekje lokt, want praten (cognitief) is heel vertrouwd. Maar het doen en ervaren is erg eng. “Dus aan de ene kant is het heel eng voor ze, maar dat is juist ook erg leerzaam voor hen.” Informant 3 deelt de mening dat de cognitie het veilige stuk is voor deze kinderen, ze willen alles redeneren en begrijpen. Juist omdat deze kinderen heel erg in het denken zitten, is gesprekstherapie geen optie. Er is namelijk geen balans tussen het denken en het voelen/doen/handelen. Wanneer er in gesprekstherapie een beroep wordt gedaan op dat denken, ontstaat er zeker geen balans. Voor deze kinderen is het goed om in hun gevoel te komen, om de verbinding tussen gevoel en verstand in stand te houden. Informant 5: “Alleen erover praten werkt niet, dus juist het drama erbij is ideaal.”
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
27
Superkracht! Aandachtspunten dramatherapie: Als aandachtspunt wordt aangegeven dat het belangrijk is om te benoemen wat je doet en waarom je dat doet. Juist bij deze kinderen is dat belangrijk, want wat ze moeten doen moet voor hen nut hebben, anders doen ze het niet. Hoogbegaafde kinderen kunnen pas rust vinden om aan een oefening te beginnen als ze precies het “hoe en waarom” weten, dan kunnen ze zich daar veel beter aan overgeven. Informant 3 is het daar gedeeltelijk mee eens, maar geeft aan dat je ook afspraken kunt maken over wat je wel en niet vertelt. Ze mogen leren vertrouwen dat ze niet alles hoeven te begrijpen, kennen en weten en dat dingen ook gewoon leuk kunnen zijn. Zij gaf als tip dat daar een doel van gemaakt kan worden. Dat is namelijk een ontwikkelpunt bij deze kinderen, juist omdat ze die balans moeten gaan vinden tussen de ratio en het gevoel. Informant 5 zegt dat het effect van bijvoorbeeld dramatherapie nog veel groter kan zijn wanneer hetgeen dat wordt uitgespeeld, direct wordt gekoppeld aan hun ratio en hun inzicht, zodat ze er grip op blijven houden en achteraf kunnen verklaren waar ze mee bezig zijn. Op die manier ontstaat er een verbinding tussen het denken en het voelen. Het nabespreken is ook belangrijk: “Wat heb je gevoeld?” of “Hoe is het gegaan?" Zij denkt dat dit niet overal wordt gedaan. Informant 1 vertelt dat zij met hoogbegaafde kinderen sneller en vaker nabespreekt dan met niet-hoogbegaafde kinderen. Maar dit is niet altijd het geval: bij kinderen die zich erg aanpassen gaat het vooral om het ervaren en vindt de evaluatie eerder in het medium plaats. Daarnaast is het volgens informant 6 erg belangrijk dat er rekening wordt gehouden met het zijnswezen*3van het kind. Eerlijkheid en veel respect hebben voor de autonomie van het kind is erg belangrijk. Zij beweert dat de meeste therapieën niet gericht zijn op hoogbegaafde kinderen, waardoor er geen rekening wordt gehouden met dit zijnswezen en deze therapeuten de plank volledig kunnen misslaan. Maar ook hier is de algemene boodschap: Kijk naar het individuele kind en naar zijn of haar behoefte. 5.2. Voorlopige conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag Het lage zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen wordt niet zozeer veroorzaakt door pesten, maar door het feit dat deze kinderen anders naar de wereld kijken dan niet-hoogbegaafden. Daardoor worden ze niet of minder geaccepteerd door leeftijdsgenoten. Daardoor ontstaat in eerste instantie een laag zelfbeeld. Pesten kan wel een negatieve invloed hebben op het lage zelfbeeld. Het is belangrijk om met deze kinderen in dramatherapie meer te bespreken en na te bespreken dan met niet-hoogbegaafde kinderen. Wel is het goed om hierbij te onderzoeken wat er achter deze drang van duidelijkheid willen zit en daar eventueel aan te werken, maar de koppeling maken tussen het gevoel en het cognitieve deel is voor hen nodig om te begrijpen waar ze mee bezig zijn. De belangrijkste boodschap is: kijk naar het individuele kind en zijn of haar behoeftes en pas daar de therapie op aan. Mijns inziens moet je dat als therapeut altijd doen. Aandacht voor de hoogbegaafdheid is daarbij ook belangrijk. Ten aanzien van de onderzoeksvraag kan ik concluderen dat het werken met superhelden in dramatherapie bij deze doelgroep een positief effect zal hebben. Wel zal dit waarschijnlijk meer jongens dan meisjes aanspreken. Individuele aandacht en aandacht voor de hoogbegaafdheid zijn hierbij belangrijke factoren. ∗
Uitleg van dit begrip staat in bijlage 1
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
28
Superkracht! VI. Resultaten vragenlijsten De vragenlijst is door 23 kinderen tussen de 8 en 12 jaar ingevuld. Deze kinderen zijn allen hoogbegaafd en zitten allemaal in een van de Plusklassen waarvan Eva Kokken, een van mijn informanten, de lerares is. Omdat ik haar had geïnterviewd, wist zij al over mijn onderzoek en zag zij ook het belang van deze vragenlijst in. Zij wilde daarom graag meewerken en de kinderen de vragenlijsten laten invullen. De blanco vragenlijst is te vinden in bijlage 3. 6.1. Resultaten gestructureerde vragenlijsten Grafiek respondenten verdeling jongens/meisjes en leeftijd. 9 8 7 6 5
Jongen
4
Meisje
3 2 1 0 8 jaar
9 jaar
10 jaar
11 jaar
12 jaar
Figuur 3: Respondenten verdeling Zoals te zien is in figuur 3 hebben beduidend meer jongens dan meisjes de vragenlijst ingevuld, een verdeling van 19 jongens en 4 meisjes. De meeste vragenlijsten zijn ingevuld door kinderen van 10 jaar: 11 in totaal. Opvallende punten uit de vragenlijsten: Alle kinderen geven aan over het algemeen tevreden met zichzelf te zijn. Op de stelling “ik zou willen dat ik wat meer respect voor mezelf had” antwoorden 10 kinderen dat ze het daarmee (helemaal) eens zijn. Dit zijn kinderen van 9 jaar en ouder. De jongen (10 jaar) die als enige aangeeft zichzelf helemaal niet de moeite waard te vinden, geeft op de andere vragen wel positieve antwoorden. Het meisje (8 jaar) dat aangeeft dat ze helemaal niet over zichzelf te spreken is en zichzelf een mislukkeling vindt, geeft op de andere vragen positieve antwoorden. 14 kinderen hebben het gevoel anders te zijn dan niet-hoogbegaafde kinderen. 1 weet het niet zeker en 8 kinderen hebben dat gevoel niet.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
29
Superkracht! 11 kinderen zijn het liefst samen met andere hoogbegaafde kinderen. 4 weten het niet zeker en 7 kinderen zijn juist liever niet samen met andere hoogbegaafde kinderen. 7 kinderen vinden dat ze beter moeten presteren op school, omdat ze hoogbegaafd zijn. 2 twijfelen daarover en 14 kinderen zijn het daar niet mee eens. 19 kinderen passen hun gedrag weleens aan aan leeftijdsgenootjes die niet hoogbegaafd zijn. 2 daarvan doen dit vaak en 4 regelmatig. 4 kinderen zeggen dit nooit te doen. 10 kinderen hebben er weleens last van dat ze hoogbegaafd zijn. 13 kinderen geven aan weleens gepest te worden. 3 daarvan zeggen dat ze vaak gepest worden en 1 regelmatig. Als reden dat ze gepest worden schrijven ze: -
Omdat grote kinderen het leuk vinden Ze vinden dat ik niet leuk ben Over mijn achternaam Ik ben zelfs verhuisd omdat ik erg gepest werd waar ik eerst woonde Omdat sommige kinderen vinden dat ik minder waard ben, denk ik Gewoon Weet ik niet
9 kinderen geven aan dat ze zich weleens onzeker voelen. 1 daarvan zegt zich regelmatig onzeker te voelen. Redenen waarom deze kinderen zich onzeker voelen: -
Door anderen Dan weet ik het niet echt Wanneer ik bijvoorbeeld het antwoord in de klas wil zeggen Als ik een toets maak Dat weet ik eigenlijk niet Omdat ik dan iets volgens mij niet goed heb gedaan
6 van de 13 kinderen die gepest worden, waaronder 2 kinderen die vaak gepest worden, geven aan zich nooit onzeker te voelen. De andere 7 zeggen dat ze zich soms onzeker voelen. 5 van de 13 kinderen die gepest worden, geven op 2 tot 3 vragen over zelfwaardering een negatief antwoord. Dit zijn jongens.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
30
Superkracht! Superhelden: Onderstaand figuur geeft weer welke superhelden genoemd werden door de 23 kinderen. 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2
8 jaar
9 jaar
10 jaar
11 jaar
Watchmen
Daredevil
Nick Fury
Miss Marvel
Ironman
Wolverine
King Kong
Pudding Tarzan
Robin
Spiderman
Catman
Buzz Lightyear
Mijn familie
Ik zelf
Mega Mindy
Mega Toby
Superman
Indiana Jones
Hulk
Captain America
Thor
Catwoman
Batman
0
12 jaar
Figuur 4: Genoemde superhelden Zoals te zien is in figuur 4 zijn vier superhelden verreweg het meest bekend, te weten:
Op de vraag welke vijf woorden in hen opkwamen als ze aan hun genoemde superhelden denken, waren dit de meest genoemde antwoorden: -
Sterk (11x) Cool (5x) Stoer (4x) Vliegen (4x) Super (3x) Slim (3x) Redden (3x)
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
31
Superkracht! -
Wapens (3x) Spin (3x)
Opvallend was dat 2 meisjes als een van genoemde woorden “kinderachtig” opschreven. Op de vraag: “Zou je weleens een superheld willen zijn?”, zeggen 13 kinderen “ja” (waarvan 1 meisje), 9 kinderen “nee” (waarvan 3 meisjes) en 1 kind “ben ik al”. Redenen om een superheld te willen zijn: -
Dan ben ik beroemd Dan kan ik vliegen Dan ben ik stoer en cool Dan kan je andere mensen helpen Als ik word gepest Dan heb ik superkrachten Dan heb je vrienden en ben je cool Lijkt me leuk!
Redenen om geen superheld te willen zijn: -
Dan moet ik vroeger uit bed Het is saai Je hebt bijna nooit tijd voor jezelf Dan moet je veel doen Ik heb al genoeg te doen Dan word je zo bekend en heb je weinig vrije tijd Ik ben blij zoals ik ben
9 kinderen vinden een held hetzelfde als een superheld. Waarom? -
Omdat ze hetzelfde doen Een held heeft iets goeds gedaan, een superheld doet meer Omdat ze allebei mensen helpen Als je een goede daad doet, dan ben je een held Allebei leuk Hij doet hele goede dingen Ze doen beiden goed Is gewoon hetzelfde
13 kinderen vinden een held niet hetzelfde als een superheld. Waarom? -
Een held is goed, een superheld is supergoed Je kent ook helden, bijvoorbeeld familie, dat zijn geen superhelden, want die redden niet iemand Een held doet het goed, maar een superheld doet het beter Een held doet minder moeilijke dingen Een superheld heeft meerdere daden gedaan
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
32
Superkracht! -
Een superheld bestaat niet, een held wel Een superheld is sterker Een superheld heeft superkracht Een held is gewoon iemand die dapper is en iets heeft gedaan. Een superheld is iemand die de “aarde” redt
6.2. Voorlopige conclusie ten aanzien van de onderzoeksvraag Aan de antwoorden op de vragen over superhelden is te zien dat deze kinderen ver nadenken over de gevolgen van een superheld zijn (zoals: “Je hebt nooit tijd voor jezelf”). Hieruit leid ik af dat deze kinderen verder nadenken dan niet-hoogbegaafde kinderen. Gemiddeld genomen wordt ongeveer de helft van deze kinderen weleens gepest. Echter heeft niet elk gepest kind daardoor een lager zelfbeeld (gebaseerd op hun antwoorden op de vragen over de zelfwaardering). De kinderen die bij de vragenlijst “zelfwaardering” meerdere vragen negatief beantwoordden, werden niet allemaal gepest. Ook voelt niet elk kind dat wordt gepest zich onzeker, en andersom: niet elk kind dat zich onzeker voelt, wordt gepest. Deze factoren lijken dus minder verband met elkaar te hebben dan ik van tevoren dacht. Meisjes lijken het thema superhelden minder interessant te vinden dan jongens. Dit baseer ik op de opmerking dat superhelden kinderachtig zijn en dat 3 van de 4 meisjes geen superheld wil zijn. Dit komt overeen met de informatie uit de literatuur en de interviews, waarin ook benoemd werd dat dit thema meer jongens aantrekt dan meisjes. De meeste kinderen associëren superhelden met positieve termen en zien superhelden vooral als sterke, stoere figuren. Bijna tweederde van de kinderen zou weleens een superheld willen zijn. Dit bevestigt mijn vermoeden dat superhelden een goede insteek zou kunnen zijn bij deze kinderen. Ten aanzien van de onderzoeksvraag kan ik concluderen dat superhelden een thema is dat leeft bij deze doelgroep, maar vooral bij de jongens. Ook is het duidelijk dat onder deze kinderen “gepest worden” en “negatief over zichzelf” denken wel onderwerpen zijn waar aandacht voor moet zijn, maar deze onderwerpen houden niet altijd verband met elkaar.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
33
Superkracht! VII. Conclusie 7.1. Beantwoording onderzoeksvraag Wat is de meerwaarde van werken met superhelden in dramatherapie voor hoogbegaafde kinderen tussen de 10 en 12 jaar met een laag zelfbeeld die (in het verleden) zijn gepest? De informatie uit de literatuur sluit op de meeste vlakken aan op de informatie die verkregen is uit de interviews. Het gegeven dat hoogbegaafde kinderen erg cognitief zijn ingesteld en dat de verbinding tussen het denken en het voelen bij hen verbeterd zou moeten worden, kwam op alle vlakken terug. Dramatherapie is vooral gericht op het voelen en ervaren binnen het medium drama. Door middel van dramatherapie kunnen hoogbegaafde kinderen meer in contact komen met hun gevoel, waardoor de verbinding tussen het voelen en denken versterkt of hersteld wordt. Dramatherapie blijkt daarom een geschikte vorm van therapie te zijn voor hoogbegaafde kinderen. In de literatuur kwamen een aantal kenmerken van superhelden naar voren die overeenkomen met kenmerken van hoogbegaafde kinderen, zoals het gevoel anders te zijn of zich een buitenstaander voelen. Omdat deze kinderen zichzelf kunnen identificeren met superhelden, kan dit een positief effect hebben op deze kinderen. Ze zien dat de superheld zowel krachten als een zwakte heeft, maar dat de superheld zijn krachten kent en dat dat hem helpt om door te gaan. Dit werkt stimulerend voor de kinderen om op zoek te gaan naar hun eigen kracht en daarmee aan hun “zwakke punt” te werken. Het werken met superhelden in dramatherapie is dus geschikt voor hoogbegaafde kinderen. Zowel in de literatuur als in de interviews kwam naar voren dat veel hoogbegaafde kinderen een laag zelfbeeld hebben. In de resultaten van de vragenlijsten kwam dit minder tot uiting. In de literatuur was te vinden dat pesten een negatieve invloed heeft op het zelfbeeld van kinderen in het algemeen. Dit ligt niet in lijn met de informatie uit de vragenlijsten, waaruit geen duidelijk verband tussen een laag zelfbeeld en pesten naar voren kwam. De informanten waren hierover verdeeld. Hoe groot de invloed van pesten is op het zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen, is dus niet duidelijk geworden. Binnen de tijd en ruimte voor dit onderzoek kon dit niet nader onderzocht worden. Het is wel duidelijk geworden dat het feit dat hoogbegaafde kinderen anders naar de wereld kijken dan niet-hoogbegaafde kinderen en de problemen waar veel hoogbegaafde kinderen mee kampen, zoals faalangst en perfectionisme, zorgen voor een laag zelfbeeld. Pesten kan dit lage zelfbeeld versterken. Doordat de kinderen in dramatherapie door middel van het werken met superhelden hun eigen krachten kunnen ontdekken en met behulp van die krachten eigen grenzen en angsten kunnen overwinnen, is dit een effectieve manier om aan een laag zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen te werken. Op basis van de informatie uit de literatuur, de interviews en de vragenlijsten durf ik te stellen dat dramatherapie een effectieve therapievorm is voor hoogbegaafde kinderen, zeker op het gebied van het verhogen van het zelfbeeld. Het werken met superhelden is daarbij zeer bruikbaar. Wel is uit mijn onderzoek gebleken dat het werken met superhelden meer geschikt is voor jongens, omdat zij meer affiniteit hebben met superhelden dan meisjes. Omdat de mate van invloed van pesten op het lage zelfbeeld in dit onderzoek niet duidelijk is geworden, laat ik dit hierin buiten beschouwing.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
34
Superkracht! 7.2. Discussie Allereerst wordt ingegaan op de geldigheid van dit onderzoek. In het tweede deel van deze paragraaf komt de bijdrage aan de professionalisering van vaktherapie aan de orde. Geldigheid onderzoek: Het onderzoek naar de zelfwaardering onder de hoogbegaafde kinderen (d.m.v. de vragenlijsten) is te beperkt om representatieve uitspraken te kunnen doen. Op basis van deze vragenlijsten heb ik een conclusie getrokken die geldig is voor de steekproef die ik heb geselecteerd. Voor een meer representatief beeld kan nader onderzoek worden gedaan. Er kan gesteld worden dat het werken met superhelden in dramatherapie geschikt is voor alle kinderen met een laag zelfbeeld. Waarom dan een methode specifiek voor hoogbegaafde kinderen? Het werken met superhelden heeft juist een meerwaarde voor hoogbegaafde kinderen, omdat zij zichzelf herkennen in de rol van buitenstaander en het gevoel anders te zijn. Dat is de reden dat het werken met superhelden speciaal geschikt is voor deze doelgroep. In de adviezenlijst staan een aantal adviezen gericht op deze doelgroep. Dit betekent overigens niet dat er met niet-hoogbegaafde kinderen niet met superhelden gewerkt zou kunnen worden. In dit onderzoek is de invloed van pesten op het lage zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen niet duidelijk geworden. Aanvankelijk verwachtte ik dat pesten daarop van invloed zou zijn, vandaar de formulering van de vraagstelling. Wegens tijdgebrek kon dit niet verder onderzocht worden. In de beschikbare tijd is echter zoveel informatie als mogelijk verzameld en verwerkt. Bij de paragraaf “aanbevelingen” geef ik daarom adviezen omtrent vervolgonderzoek, zodat hier in de toekomst verder onderzoek naar gedaan kan worden. Bijdrage aan professionalisering: Dit onderzoek draagt naar mijn mening bij aan de ontwikkeling van het beroep dramatherapeut. Ik heb een nieuwe doelgroep aangeboord, waar binnen dramatherapie nog niet eerder onderzoek naar is gedaan en waaruit is gebleken dat dit een doelgroep is waar nog heel weinig aandacht voor is, maar waar wel veel hulpvragen liggen. Drie van de informanten hebben na het interview aangegeven graag met mij in contact te blijven, in de hoop dat ik als dramatherapeute in de nabije toekomst wellicht iets voor hen en de hoogbegaafde kinderen die zij begeleiden, kan betekenen. Dit is voor mij een duidelijk teken dat er behoefte is aan meer ondersteuning op dit vlak. Daarnaast heb ik voor een onderwerp gekozen wat inzetbaar is gebleken bij deze doelgroep: superhelden. Ook hier is nog niet eerder onderzoek naar gedaan. Superhelden blijken goed inzetbaar voor het verhogen van het zelfbeeld. Ik denk zelfs dat dit niet alleen effectief zal zijn voor hoogbegaafde kinderen, maar, wellicht met enkele aanpassingen, ook voor niet-hoogbegaafde kinderen met een laag zelfbeeld. Ook op het gebied van mijn persoonlijke ontwikkeling heeft de diepere betekenis van superhelden een grote rol gespeeld. Mijn mediumpresentatie gaat ook over superhelden, over het ontdekken van de kracht in jezelf. Dit staat symbool voor mijn eigen proces gedurende mijn hele studie, maar ook tijdens mijn onderzoeksperiode. Ik ben me onder meer tijdens mijn minor “dramawerkvormen en theater in het onderwijs” meer bewust geworden van mijn sterke kanten, die ik ook steeds vaker inzet. Door middel
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
35
Superkracht! van het werken met film (schrijven, maken en regisseren) heb ik nieuwe kanten van mezelf ontdekt die ik ook vakmatig kan inzetten, zoals organisatietalent, flexibiliteit en oog voor details. Dit heeft bij mij voor meer zelfvertrouwen gezorgd. Bij mij liep deze ontwikkeling niet via superhelden, maar via het maken van films. Maar in beide gevallen gaat het om het ontdekken van je eigen kracht. Doordat ik een soortgelijk proces heb doorgemaakt, denk ik dat ik in dramatherapie deze kinderen goed kan helpen om via superhelden hun krachten te vinden. Op breder vlak is een superheld een van de vele rollen die je kunt spelen. Het grote voordeel van het spelen van een rol, is dat je via een rol de vrijheid hebt om te kunnen experimenteren met nieuwe kanten van jezelf en met ander gedrag zonder dat het consequenties heeft buiten het speelvlak. Binnen het medium speel en ervaar je en op die manier oefen je met dingen die je moeilijk vindt. Dat is de grote kracht van drama. Dit heb ik tijdens mijn studie ervaren en dit heeft mij geholpen om mijzelf beter te leren kennen en mijn professionaliteit verder te ontwikkelen. In mijn ogen worden hoogbegaafde kinderen en de problemen die zij kunnen hebben nog steeds onderbelicht. Hopelijk kan ik met dit onderzoek ook andere dramatherapeuten stimuleren om meer aandacht te hebben voor deze doelgroep. Mijn onderzoek kan daarbij als leidraad dienen, omdat er veel informatie in staat beschreven over de doelgroep, het zelfbeeld en superhelden. Ik denk dat ik daarin een compleet pakket heb afgeleverd. 7.3. Adviezenlijst voor mogelijke methode en manier van werken - De basis van de therapie dient positief en opbouwend te zijn. Er wordt gewerkt vanuit de kracht van het kind. De therapeut gaat samen met het kind op zoek naar de kracht(en) van het kind via superhelden, om ze vervolgens in te kunnen zetten om aan hun angsten te kunnen werken. Belangrijk hierbij is dat telkens de koppeling wordt gemaakt tussen de kracht van de superheld en de kracht van het kind zelf. - Er kan een lijst worden samengesteld met de verschillende superhelden, hun krachten en zwaktes, zodat therapeuten deze kunnen inzetten in therapie. De superhelden Spiderman, Batman, Hulk en Superman zijn het meest bekend onder de kinderen die de vragenlijsten hebben ingevuld. Echter blijft dit per kind verschillend. Welke superheld het kind ook kiest, niets is fout, zolang het kind zich met die superheld kan identificeren. - Naast de bestaande superhelden, kan een kind ook een eigen superheld ontwikkelen. Zoals in de literatuur werd vermeld (kopje “stripverhalen als therapeutisch middel?”, p. 22 in het onderzoek), kunnen kinderen zich op die manier niet alleen identificeren met hun eigen creatie, maar ook hun eigen superheld en stripverhaal bedenken en maken, wat een veilig en bevrijdend traject is. Dit kan een meerwaarde zijn voor een kind en is bijvoorbeeld ook bruikbaar wanneer een kind geen superhelden kent. - Mogelijke werkvormen zijn rollenspel (met daarin bijvoorbeeld rolwisseling), stripverhaal schrijven/tekenen en uitspelen, interview met de superheld, decor bouwen en verkleden. - Er kan zowel in een (kleine) groep als individueel gewerkt worden met superhelden. Bij individuele therapie speelt de therapeut mee, bij groepstherapie kan de therapeut ervoor kiezen om wel of niet mee te spelen, maar vaker spelen in dat geval groepsgenootjes de andere rollen. Zorg dat groepen niet groter zijn dan 6 kinderen. (Zie kopje “individuele benadering versus groepsbenadering”, p. 25-26 in het onderzoek.)
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
36
Superkracht! - Leg uit wat je doet en waarom je dat doet en bespreek na. Hierbij moet wel gekeken worden naar het waarom van deze bespreking. Heeft het kind een grote behoefte aan bespreken en stelt het veel vragen? Ga dan na waar dit vandaan komt. Hier kan eventueel een doel aan gekoppeld worden ter vermindering van deze drang. Maar het blijft belangrijk om de koppeling te maken van het gevoel naar het cognitieve deel, omdat hoogbegaafde kinderen dit nodig hebben om te begrijpen waar ze mee bezig zijn. - Heb aandacht voor de hoogbegaafdheid. Dit wil zeggen: De therapeut is op de hoogte van de betekenis van hoogbegaafdheid, past zijn/haar houding aan aan het niveau van het kind, communiceert met het kind op dat niveau en neemt de hoogbegaafdheid serieus. Het top-down denken en het zijnswezen van hoogbegaafde kinderen zijn hierbij belangrijke begrippen. (Zie begrippenlijst in bijlage 1, p. 41-42.) - Wat in elk interview werd benadrukt: kijk naar het individuele kind en zijn of haar behoeftes. Dit lijkt vanzelfsprekend, maar het gebeurt niet altijd. Hierbij is ook het verschil tussen jongens en meisjes een belangrijk punt. Zoals beschreven in het onderzoek hebben jongens meer affiniteit met superhelden dan meisjes. Met meisjes kan op zoek worden gegaan naar een held. Die staat dichter bij de realiteit en uit ervaring door informant 1 en 2 is gebleken dat meisjes daar wel affiniteit mee hebben. - Zorg dat de kinderen voldoende uitgedaagd en geïnspireerd worden. Er moet voor hen een duidelijke motivatie zijn, anders pakken ze het niet op en bereik je ze niet. - Ben alert op opvallend gedrag, zoals agressie, clownesk gedrag en verbaal uitdagen. Deze kinderen hebben een groot compenserend vermogen waardoor ze ander gedrag kunnen laten zien en hun echte gevoelens kunnen camoufleren. 7.4. Aanbevelingen In dit kwalitatief onderzoek heb ik mijn hypothese dat het werken met superhelden in dramatherapie positieve invloed zou hebben op het zelfbeeld van hoogbegaafde kinderen getoetst. Het ontwikkelen van een methode rondom superhelden kan een positieve bijdrage leveren aan de begeleiding en ondersteuning van hoogbegaafde jongens met een laag zelfbeeld. De adviezenlijst kan gebruikt worden om de methode vorm te geven en geeft tevens tips voor de manier van werken met hoogbegaafde kinderen. Voor meisjes zou de focus in dramatherapie meer op de held in plaats van op de superheld gelegd kunnen worden, omdat zij minder affiniteit hebben met superhelden. De leeftijd zou bijgesteld kunnen worden naar 8 tot 12 jaar, omdat is gebleken dat het thema superhelden erg leeft bij deze leeftijdsgroep en een laag zelfbeeld bij deze doelgroep al vroeg kan ontstaan. Naar aanleiding van deze conclusie zou er door middel van vervolgonderzoek in de vorm van een ontwikkelingsonderzoek een methode rondom superhelden ontwikkeld kunnen worden die zich richt op hoogbegaafde kinderen tussen de 8 en 12 jaar met een laag zelfbeeld. Hierbij dient deze methode getoetst te worden in de praktijk. De adviezenlijst kan daarbij als belangrijke leidraad fungeren. Daarin kan ook het verschil tussen jongens en meisjes specifieker onderzocht worden. Daarnaast zou nader onderzoek naar de oorzaken van een laag zelfbeeld bij hoogbegaafde kinderen een mogelijkheid zijn. De invloed van pesten kan hierin meegenomen worden. Het zou interessant zijn om hier meer duidelijkheid over te krijgen.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
37
Superkracht! Literatuur Boeken: Cuyvers, G. (2008). Het zelfbeeld. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. Fingeroth, D. (2004). Superman on the couch. New York: The Continuum International Publishing Group Inc. Kieboom, T. (2007). Hoogbegaafd: Als je kind (g)een Einstein is. Tielt: Lannoo nv. Migchelbrink, F. (2010). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Neef, M. d. (2010). Negatief zelfbeeld. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Rubin, L. C. (2007). Using superheroes in counseling and play therapy. New York: Springer Publishing Company. Smeijsters, H. (2003). Handboek creatieve therapie. Bussum: Coutinho. Smeijsters, H. (2005). Praktijkonderzoek in vaktherapie. Bussum: Coutinho b.v. Stalenhoef, J. (2011). Hoogbegaafdheid, sociale acceptatie en verklarende variabelen. Utrecht. Stichting Plato/LICH. (2003). Onderpresteren. Achtergrondinformatie en signalen onderpresteren bij hoogbegaafden . Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid - Stichting Plato. Stichting Plato/LICH. (2001). Sociaal-emotionele ontwikkeling . Sociaal-emotionele ontwikkeling per groep . Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid - Stichting Plato. Stichting Plato/LICH. (2000). Sociaal-emotionele ontwikkeling. Emoties . Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid - Stichting Plato. Artikelen: Bakker, P. (2006). Hoogbegaafd en in de knoop. Talent, 7. Grinfeld, M. (1997). Superheroes Impart Life's Lessons. Psychiatric Times. Haen, C. (2002). The dramatherapeutic use of the superhero role with male clients. Dramatherapy, 1622. Mulholland, M. J. (2004). Comics as Art Therapy. Art Therapy: Journal of the American Art Therapy Association, 42-43. Ribbens, H. (2006). Niet denken, maar voelen. Talent, 8-11. Websites: Academie voor levenskunst. (2012). Citaten. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Academie voor levenskunst: http://users.skynet.be/academie.levenskunst/citaten.htm
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
38
Superkracht! Business Talent Network BV. (2012). Alles voor het schrijven van je scriptie. Opgeroepen op 2 mei, 2012, van Scriptie.nl: http://www.scriptie.nl/onderzoeksmanual/ Federatie Vaktherapeutische Beroepen. (2011). Info vaktherapieën. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Federatie Vaktherapeutische Beroepen: http://www.vaktherapie.nl/pages/nl/over_vaktherapie/info_vaktherapie_en_creatieve_therapie Giralis Groep. (2011). Remediërend Rekenprogramma Automatiseren. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Giralis: http://www.remediering.nl/Giralis/upload/File/brochure%20automatiseren%20compleet.pdf Het Talentenlab. (2012). Mindset. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Het Talentenlab: http://www.hettalentenlab.nl/page11.php Huizen, M. (2012). Topdown denken. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Ik leer in beelden: http://www.ikleerinbeelden.nl/blog/2010/01/01/topdown-2/ Kohnstamm Instituut en het Nederlands Jeugdinstituut. (2010). Pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar. Opgeroepen op 16 februari, 2012, van http://www.abvakabofnv.nl/3944/185436/Pedagogischkader-kennis Nederlands Jeugdinstituut. (2012). Dossier Pesten - beschrijving cijfers. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Kennis over jeugd en opvoeding: http://www.sjn.nl/smartsite.dws?id=119992&recordnr=10000167&voor=dossier&toon=leesverdertekst&o nderwerp=Gepest%20worden Nederlands Jeugdinstituut. (2012). Dossier Pesten - gevolgen. Opgeroepen op 3 mei, 2012, van Kennis over jeugd en opvoeding: http://www.sjn.nl/eCache/DEF/1/09/702.html Pauw-Voets, J.P.M. (2010, december). Pesten. Opgeroepen op 2 mei, 2012, van Orthopedagogiek informatie: http://www.orthopedagogiek.com/pesten.htm Pharos. (2006). hoogbegaafd. Opgeroepen op 24 februari, 2012, van Pharos: http://pharosnl.nl/home/hoogbegaafd/ Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School Utrecht Stad. (2011). Opgeroepen op 16 maart, 2012, van Samenwerkingsverband WSNS RK/AB: http://www.wsnsutrechtrkab.nl/ Wikipedia. (2012). Superheld. Opgeroepen op 1 maart, 2012, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Superheld
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
39
Superkracht!
The Hulk smashed through the walls of fear I’d been carrying inside me and freed me to feel everything I had been repressing: rage and pride and the hunger for power over my own life… He hadn’t smashed all my problems, but he’d led me to a new sense of myself. Gerard Jones, Killing Monsters. (Fingeroth, 2004)
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
40
Superkracht! Bijlage 1: Begrippenlijst. 1. Plusklas: In een Plusklas komen hoogbegaafde kinderen een keer per week een tot anderhalf uur in een groepje van gemiddeld 6 tot 8 kinderen bij elkaar met een docent. In de Plusklas krijgen deze kinderen verrijkingsmateriaal aangeboden en krijgen ze manieren van leren aangereikt op hun niveau. Daarnaast zijn ze op die momenten samen met ontwikkelingsgelijken (peers), waardoor de kinderen ervaren dat ze niet de enige zijn die anders denken. Ook is er aandacht voor sociale ontwikkeling, zoals leren omgaan met andere, niet-hoogbegaafde, kinderen. 2. Vaktherapie: Dit is de verzamelnaam van alle vormen van non-verbale therapie. Dat betekent dat niet praten, maar doen centraal staat. Onder vaktherapie wordt verstaan: dramatherapie, muziektherapie, beeldende therapie, danstherapie en psychomotorische therapie. Vaktherapie is hetzelfde als creatieve therapie. Deze twee termen worden door elkaar heen gebruikt. Echter, sinds 2006 is de officiële benaming vaktherapie. (Federatie Vaktherapeutische Beroepen, 2011) 3. Peers: Ontwikkelingsgelijken. De kinderen (vrijwel altijd ook hoogbegaafd) die op hetzelfde niveau denken en werken als een hoogbegaafd kind worden peers genoemd. 4. Onderpresteren: Onder het eigen niveau presteren. Omdat hoogbegaafde kinderen in het huidige onderwijs vaak niet op hun niveau worden aangesproken, bestaat er een groot risico dat zij gedemotiveerd raken, met onder meer onderpresteren als gevolg. Ook het verlangen om “erbij te horen”, emotionele gesteldheid, laag zelfbeeld en eigen verwachtingen kunnen onderpresteren veroorzaken. (Stichting Plato/LICH, 2003) 5. Top-down denken (of divergent denken): Hoogbegaafden denken top-down, een begrip wat moeilijk uit te leggen is voor mensen die bottum-up denken (niet-hoogbegaafden). Vaak wordt het begrip “beelddenken” gekoppeld aan top-down denken. Een niet-beelddenker (woorddenker) verzamelt informatie en maakt daar later een geheel van. Op school wordt het lesmateriaal logisch opgebouwd, van A naar Z; kleine stukjes informatie worden uiteindelijk een geheel. Dit is voor een beelddenker een bijna onmogelijke opgave. Een beelddenker kijkt vanuit een totaalbeeld en bouwt dit niet op vanuit losse deeltjes. Het systematisch opbouwen van dit beeld schept verwarring. De losse stukjes gaan een eigen leven leiden en dragen niet bij aan het geheel. De beelddenker koppelt nieuwe informatie graag aan bestaande informatie. In het geheugen gaat hij op zoek naar verbanden vanuit verschillende gezichtspunten. De beelddenker is wel in staat om vanuit een geheel terug te beredeneren (omgekeerd leren). Eerst is het zaak om het totaalbeeld te overzien (samenvatting hoofdstuk of boek, alfabet, cijferveld 1-100) om dan vervolgens terug te beredeneren om de lesstof in de klas te kunnen volgen (Huizen, 2012). Hoogbegaafden denken dus precies andersom dan niet-hoogbegaafden: ze denken en leren top down. Ze werken van abstract naar detail, van het ‘waarom’ naar het ‘hoe’. Uitleg door informant 5 aan de hand van een voorbeeld: Wij zijn decennia lang opgegroeid op scholen met het alfabet: Er zijn 26 letters, die moet je eerst kennen. Dan ga je woordjes vormen en met die woordjes kun je daarna zinnetjes maken. Maar hoogbegaafde kinderen zien eerst een heel verhaal en dan komen ze erachter dat dat verhaal bestaat uit zinnen, en die bestaan uit woordjes en woordjes weer uit letters. Dat is dus een compleet andere manier van leren. 6. Fixed mind set: Mindset is een idee wat ontdekt is door Carol Dweck (psycholoog aan de Stanford University). Mensen met een fixed (of vaste) mindset geloven dat hun basale talenten vaststaan. Het zijn eigenschappen die je niet kunt veranderen (Het Talentenlab, 2012). Dit zorgt ervoor dat
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
41
Superkracht! kinderen met een fixed mind set uitdagingen uit de weg gaan, snel opgeven en fatalistisch denken. Hierdoor zullen ze minder bereiken dan ze werkelijk toe in staat zijn. 7. Automatiseren: Automatiseren is een fase binnen de didactiek van het realistisch rekenwiskundeonderwijs en komt na begrip, inzicht en zinvol oefenen. Het is een vorm van verkorting waarbij deelstappen in één keer uitgevoerd worden die in de fasen daarvoor afzonderlijk achter elkaar werden uitgevoerd. De leerling ziet bijvoorbeeld in dat hij de geautomatiseerde som 5+5=10 kan gebruiken om 5+6 uit te rekenen. Leerlingen rekenen dus zonder veel bewuste aandacht voor de berekening zelf. Automatiseren staat dus niet op zichzelf en betekent niet het gedachteloos instampen van strategieën en oplossingen. Door regelmatig te oefenen op tempo verloopt het uitrekenen van de sommen uiteindelijk foutloos, vlot en vloeiend (Giralis Groep, 2011). 8. Zijnswezen: Dit wordt ook wel het “zijnsluik” genoemd. Naast het “cognitieve luik” bestaat hoogbegaafdheid ook uit een “zijnsluik”. In dit “zijnsluik” van hoogbegaafde kinderen zitten vier bijzondere kenmerken: perfectionisme, rechtvaardigheidsgevoel, hypergevoeligheid en een kritische instelling. Het is heel belangrijk dat ouders, leerkrachten en andere begeleiders goed omgaan met deze kenmerken (Kieboom, 2007).
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
42
Superkracht! Bijlage 2: Topiclist interviews. Onderwerp helden (dramatherapeuten): -
Begrip held Verschil held - superheld Idee held Problematiek/hulpvragen Hoe inzetten Doel Effecten Leeftijdsgroep Jongens/meisjes Individueel/groep
Onderwerp hoogbegaafde kinderen – laag zelfbeeld (dramatherapeuten): -
Problemen/hulpvragen Leeftijd Ervaring laag zelfbeeld Pesten Helden (Meer)waarde dramatherapie?
Onderwerp hoogbegaafde kinderen – laag zelfbeeld (onderwijs en overige): -
Ervaring Beschrijving hoogbegaafdheid Cognitieve begeleiding vs sociaal emotionele begeleiding Veranderen? Problemen/hulpvragen Laag zelfbeeld? Pesten? Welke leeftijd? Valkuilen Aandachtspunten Link superhelden – hoogbegaafd zijn Beeld bij dramatherapie Verbaal vs non-verbaal Individueel/groep Beeld bij helden
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
43
Superkracht! Bijlage 3: Blanco vragenlijst. Vragenlijst zelfwaardering (Neef, 2010): Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Over het algemeen ben ik tevreden met mezelf.
Ik vind dat ik de moeite waard ben.
Ik beschik over een aantal goede kwaliteiten.
Ik ben in staat om verschillende dingen net zo goed te doen als de meeste andere mensen. Ik zou willen dat ik wat meer respect voor mezelf had.
Ik voel me nuttig.
Ik vind dat ik minstens evenveel waard ben als anderen.
Ik vind dat ik veel heb om trots op te zijn.
Al met al ben ik geneigd mezelf een mislukkeling te vinden.
Ik ben over mezelf te spreken.
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
44
Superkracht! Vragenlijst “hoogbegaafd zijn”: Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Vaak
Regelmatig
Soms
Nooit
Ik heb het gevoel anders te zijn dan kinderen die niet hoogbegaafd zijn. Ik kan veel dingen beter dan andere kinderen.
Ik ben het liefst samen met andere hoogbegaafde kinderen. Ik vind dat ik beter moet presteren op school, omdat ik hoogbegaafd ben.
Ik pas mijn gedrag aan aan leeftijdsgenootjes die niet hoogbegaafd zijn. Ik word gepest.
Als je wordt gepest, waarom is dat dan?
Ik heb er last van dat ik hoogbegaafd ben.
Ik voel me onzeker.
Als je je onzeker voelt, waardoor komt dat dan?
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
45
Superkracht! Vragenlijst superhelden: 1.a. Welke superhelden ken je?
1.b. Als je aan deze superhelden denkt, wat zijn dan de eerste 5 woorden die in je opkomen?
2.a. Zou je weleens een superheld willen zijn?
2.b. Zo ja, waarom?
2.c. Zo nee, waarom niet?
3.a. Is een held hetzelfde als een superheld?
3.b. Zo ja, waarom?
3.c. Zo nee, wat is er dan verschillend?
12 mei 2012
Sabine Maes
439583
Onderzoeksverslag opleiding Creatieve therapie drama
46