Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen Arenbergstraat 9 ▪ 1000 Brussel T 02 553 42 45 ▪ F 02 553 42 39 www.sociaalcultureel.be ▪
[email protected] Afdeling Jeugd
Verslag datum
28 juni 2011
onderwerp
moderator
Studiedag Vrijetijdsbeleving van kinderen in armoede tijdens de zomer Sessie 2: Hoe werken aan de 5 B’s? Lieve Caluwaerts (afdeling Jeugd)
verslaggever
Karine Galle
1.
Inleiding
Lieve Caluwaerts heet de aanwezigen welkom en stelt de sprekers voor: − Danny Depoorter (coördinator Duinen en Zee) zal de speelpleinwerking in Oostende toelichten − Griet Roets (Vakgroep Sociale Agogiek, Universiteit Gent) zal dieper ingaan op het onderzoek ‘Vrijetijdsbeleving van kinderen in armoede’ en meer bepaald op de zgn. ‘vijf B’s’. Het doel van de sessie is praktijkuitwisseling; de sessie dient niet te resulteren in een of meer conclusies. 2.
Speelpleinwerking Duin en Zee Oostende (Danny Depoorter)
De speelpleinwerking wordt toegelicht aan de hand van een brochure die elke aanwezige deelnemer ontvangt. De belangrijkste bemerkingen/aanvullingen worden hieronder opgenomen. Korte historiek Een aantal decennia geleden werd in Oostende een speelpleinwerking met een lage instapdrempel ingericht. De speelpleinwerking trok steeds heel wat kansarmen aan en kreeg ook te kampen met een aantal problemen (gedragsproblemen bij een aantal deelnemers: stelen, vechten, …). 7 jaar geleden knoopte de jeugddienst gesprekken aan met de dienst Bijzondere Jeugdzorg, waar Danny werkzaam was. Het grote probleem binnen de speelpleinwerking bleek de structuur en het gebrek aan krachtdadig optreden t.a.v. grensoverschrijdend gedrag. Danny heeft toen de overstap naar het jeugdwerk gemaakt en onder zijn impuls werd de speelpleinwerking grondig hervormd. Het eerste jaar werd een nieuwe visie uitgewerkt. Vanuit die visie werden doelstellingen geformuleerd en op basis daarvan werd een reorganisatie doorgevoerd o.m. meer verschillende leeftijdsgroepen en een ploeg vaste monitoren per groep. Aan Speelpleinwerking Duin en Zee nemen 450-tal kinderen per dag deel. Coördinator Danny draait mee in het speelpleingebeuren. Hij fungeert als hulpverlener en is het aanspreekpunt voor kinderen, ouders en leiding. Op jaarbasis worden gesprekken gevoerd met een 35-tal ouders. Tijdens de speelpleinwerking voert hij dagelijks individuele gesprekken met kinderen. Buiten de speelpleinperiode coördineert Danny ook het infocentrum Duin en Zee. Tevens biedt hij de jeugdhuizen inhoudelijke ondersteuning en is hij betrokken bij de lokale ondersteuning van Arktos.
1
Danny is ook bezig met het uitbouwen van een netwerk rond een activiteitenaanbod voor de jeugd en met preventieve wijkwerking. Het speelplein heeft ook een zaterdagwerking. Bespreking werking aan de hand van folder Wijkspeelpleintjes (p. 3) Vanuit de vaststelling dat er veel kleuters (250 a 300) aan de speelpleinwerking deelnemen, werd geopteerd voor een onderverdeling in wijkspeelpleintjes in verschillende stedelijke basisscholen. Leidingsploeg speelpleinwerking Duin en Zee (p 4) De monitoren worden bijgestaan door spelbegeleiders. Danny Depoorter (‘Lange Leo’) coördineert het geheel. Tevens zijn 2 personeelsleden van de jeugddienst bezig met de speelpleinwerking. In totaal zijn een 75-tal jobstudenten en 5 vaste VTE betrokken bij de speelpleinwerking. De monitoren worden op verschillende vlakken begeleid: − op directe wijze, nl. bij het zoeken naar oplossingen van concrete problemen; − d.m.v. jaarlijks twee grote start- of themadagen (bv. rond straffen en belonen, boeiend spel). De administratieve drempel wordt eveneens zo laag mogelijk gehouden: enkel een fiche met persoonsgegevens en een aantal medische gegevens wordt gevraagd. Inschrijven kan op 2 verschillende plaatsen in Oostende of via het internet. Aanpak problemen: De spelbegeleiders vergaderen 1 keer per dag om eventuele - ook individuele - problemen te bespreken. Danny fungeert als hulpverlener en contacteert indien nodig de ouders van de kinderen. Soms kent hij de ouders al. Nooit worden er stappen ondernomen zonder de ouders eerst te betrekken. Indien een probleem blijft aanhouden wordt samen met de ouders bekeken hoe het kind tijdens de zomer een andere vorm van vrijetijdsbesteding kan worden aangeboden. Hulpverlening is binnen de speelpleinwerking ingeburgerd door een netwerk van voorzieningen: comité Bijzondere Jeugdzorg, jeugdpolitie, onderwijs, gezinsvervangend tehuis, Sociaal Huis, gezinsbegeleidingsdienst... Deze laatste 3 instanties zorgen ervoor dat dagkaarten kunnen aangekocht worden. Via een systeem van prefinanciering geven zij kinderen die het thuis financieel moeilijk hebben de kans om deel te nemen. 8% van de deelnemers blijkt afkomstig uit een gezin dat het financieel moeilijk heeft. De andere kinderen/ouders zijn niet op de hoogte van de wijze waarop de inschrijving betaald wordt (pestgedrag vermijden). 16 gezinnen hebben voor de zomer van 2011 reeds te kennen gegeven dat de dagelijkse bijdrage van 4 € voor hen niet haalbaar is. Er wordt verder bekeken hoe hiervoor een oplossing kan worden gevonden. D&Z werkt ook samen met de dienst BKO die een 30-tal plaatsen ter beschikking geeft. Er kan ook gebruik gemaakt worden van de door de stad Oostende aangeboden Grabbelpas of Grabbelkans (10% van de Grabbelpas-plaatsen worden ter beschikking gesteld voor kinderen uit gezinnen die het financieel moeilijk hebben; deze plaatsen zijn steeds snel ingevuld).
2
Werking ‘t Zonnetje (p. 8) Deze werking richt zich naar kinderen en jongeren met een beperking. Er wordt zo inclusief mogelijk gewerkt. Er zijn ook een (beperkt) aantal plaatsen voor kinderen die behoefte hebben aan een een-opeen begeleiding. Voor ieder kind met een beperking wordt ieder jaar opnieuw een intakegesprek gevoerd met Danny. Vragen Werd er vóór de reorganisatie van de speelpleinwerking al dan niet gewerkt met leeftijdsgroepen? Vroeger werd ook gewerkt met leeftijdsgroepen, maar de groepen waren groter. Het aantal monitoren werd ook sterk verhoogd (nu 1 monitor per 12 deelnemers). Monitoren vullen dagelijks een activiteitenblad in dat wekelijks door de spelbegeleiders en coördinator wordt gecontroleerd. Er is telkens vrije keuze tussen 2 activiteiten voor de deelnemers. Is er een uiterste datum om in te schrijven? Er kan tot de laatste dag voor de aanvang van de speelpleinwerking worden ingeschreven. Eenmaal ingeschreven is men niet verplicht om elke dag naar het speelplein te komen. Worden monitoren betaald? Inderdaad. De investering door het stadsbestuur op dit vlak is dan ook gigantisch (cf. 75 monitoren per dag). Hoe staan andere ouders tegenover de maatregelen t.a.v. gezinnen die het financieel moeilijk hebben? Is er weerstand op dit vlak? De coördinator heeft geen weet van weerstand op dit vlak. Wat betreft de sociale achtergrond van de deelnemers heeft er zich de laatste 7 jaar een omgekeerde beweging voorgedaan. Destijds stond de speelpleinwerking haast letterlijk bekend als ‘het speelplein voor droeve kindjes’. Er bestond in de werking zelfs een opsplitsing tussen kinderen uit katholieke en socialistische gezinnen. Het ging echter voornamelijk om (kans)arme kinderen. Thans kan nog ± 60% van de deelnemers beschouwd worden als eerder kansarm. De verhoging van het aantal niet-kansarme deelnemers heeft een verlaging van de druk op de speelpleinwerking voor gevolg. Welk is het profiel van de monitoren? Wat wordt ervan hen verwacht? Er zijn 2 soorten monitoren: − De ‘gewone’ monitoren (17-18 jaar) moeten animatorcursus hebben gevolgd en de visie van de speelpleinwerking uitdragen. Voor de Zonnetjeswerking is er een extra vereiste, nl. ervaring hebben met de doelgroep kinderen met een beperking. − 10 monitoren zijn ‘rugzakmonitoren’. 5 van hen worden ingezet bij kinderen die 1 op 1 begeleiding nodig hebben. De andere 5 rugzakmonitoren worden ingezet op plaatsen waar het nodig is, waar men denkt dat er een probleem is of er zich een probleem zou kunnen voordoen (bv. sommige kinderen hebben even afleiding en/of individuele begeleiding nodig). De monitoren krijgen een bevestigings- en/of bijsturingsevaluatie om de 2 weken. Na 1 maand is er een eindevaluatie (max. tewerkstelling in de speelpleinwerking = 4 weken). Wat zijn mogelijke oplossingen wanneer de ouders de bijdrage niet kunnen betalen? Er zijn een vijftal ‘ingangspoorten’. Een dagkaart kan op de jeugddienst worden aangekocht. Het Sociaal Huis koopt kaarten aan bij Duin & Zee en organiseert voor de cliënten een gratis
3
kaartensysteem. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, de Caritasvereniging en de gezinsbegeleidingsdiensten hebben eveneens maatregelen inzake financiële tussenkomst ter beschikking. Het percentage van zulke kaarten bedroeg vroeger 25%. D&Z heeft aan de betrokken diensten gevraagd om een gesprek aan te knopen met de ouders om de vrije tijd zo goed mogelijk te spreiden. Pedagogisch is een te groot percentage van kinderen uit kansarme gezinnen immers erg zwaar voor D&Z, financieel maakt het geen verschil (D&Z krijgt de bijdrage immers terugbetaald door de genoemde diensten). 3.
Onderzoek Vrijetijdsbeleving van kinderen in armoede: de 5 B’s (Griet Roets)
Griet Roets stelt een grote diversiteit voor in de deelnemersgroep. Op vraag van Griet Roets stellen de aanwezige deelnemers zichzelf voor. Zij lichten beknopt hun keuze voor sessie 2 toe vanuit hun eigen achtergrond of werksfeer. •
• • •
• • •
•
• •
•
•
Laura Vanslembroek – Jeugddienst Oostende. Vanuit de jeugddienst tracht men recent de werking met kwetsbare jeugd uit te breiden. Hierbij wordt vooral wijkgericht en preventief gewerkt en niet vanuit een overlastperspectief. Katrien Leroux – Jint vzw. In het kader van de internationale subsidies en subsidies voor lokale projecten wil Jint inspiratie opdoen over hoe kinderen in armoede beter kunnen worden bereikt. Bram Touchant – Centrum voor het jonge kind. In de regio Brussel-Halle Vilvoorde heeft Bram de taak te focussen op opvoedingsondersteuning. Eva Vonck – Bloso -VTS. De VTS is op zoek naar tips over hoe trainers kunnen omgaan met ‘moeilijke’ kinderen. Tevens bekijkt Bloso hoe sportkampen van de sportfederaties toegankelijker kunnen worden gemaakt. Reinhard Haudenhuyse - VUB. De VUB voert een onderzoek rond sport en maatschappelijk kwetsbare jeugd met focus op begeleidings- en organisatorische aspecten. Jeroen (?) – Uit De Marge. Een van de taken van de vereniging is het moeilijke verhaal voeren naar de buitenwereld toe alsook draagvlak te vinden voor de werking. Carolien Patyn – Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen. Zij is op zoek naar zoveel mogelijk goede voorbeelden van werkingen die o.m. bezig zijn met vrije tijd vanuit emancipatorische en participatieve principes. Tatjana Van Driessche - Demos vzw. Demos zet als kenniscentrum in op participatie van kansengroepen aan cultuur, jeugd en sport. Tatjana houdt zich bezig met lokale netwerken vrijetijds- en sportparticipatie. Er is ook een samenwerkingsverband met het OCMW. In kleinere gemeenten is er vaak veel verdoken armoede. Tatjana staat in voor lokale begeleiding en is op zoek naar methodieken en concrete tools. Kristien Sestig - Fonds vrijetijdsparticipatie. Kristien wil graag bekijken hoe de 5 B’s op haar eigen organisatie van toepassing zijn. Gunter Waegemans – gemeentebestuur Boom. Gunter coördineert het sociaal beleid. Hij wijst op de problematiek van grotere steden en hoe bepaalde doelgroepen kunnen worden gestimuleerd, bv. het gebruik van de Nederlandse taal op peil houden door kinderen naar het speelplein te krijgen. Margot De Maeyer - Buurtsport Antwerpen. Wijkbegeleiders bezoeken de mensen thuis, creëren een vertrouwensrelatie en trachten drempels in kaart te brengen. Met de gezinnen worden netwerken opgebouwd. In dergelijke trajecten, die een jaar duren, komen de 5 B’s aan bod. Annemie De Groote – OCMW Zottegem. In het kader van opvoedingsondersteuning en BKO tracht het OCMW na te gaan hoe armen beter kunnen worden bereikt.
4
• •
Pieter Verbanck – Vlaamse Dienst Speelpleinwerk vzw. Pieter is coördinator inclusieve speelpleinen in Oost-Vlaanderen. Katrien Poel – Jeugd Rode Kruis vzw. JRK is een open jeugdbeweging. Via het jaarthema tracht JRK aan de 5 B’s te werken.
Hoe werken aan de 5B’s in de eigen organisatie: concrete ervaringen van kinderen en ouders Griet Roets geeft toelichting aan de hand van slides. Hieronder worden de belangrijkste bemerkingen en aanvullingen opgenomen. De 5 B’s vinden hun oorsprong in de basisdienstverlening gekoppeld aan rechtshulp (zonder focus op armoede). Dit analysekader van kwalitatieve dienstverlening voor de burger werd overgenomen en verfijnd in het sociaal werk. “Dienstverlening waartoe de gemeenschap gebonden is”: belangrijk zijn hefbomen om grotere gelijkheid te realiseren. Via lokaal beleid kan men kijken naar de bronnen en de mogelijke hefbomen. In geval van armoede heeft het begrip ‘herverdeling van mogelijkheden’ zowel op materiële als immateriële aspecten betrekking. De speelpleinwerking in Oostende is in dit verband een interessante case. De 5 B’s worden frequent gebruikt in kinderopvang, bijzondere jeugdzorg, voorschoolse opvang. Het begrip toegankelijkheid komt steeds terug in het kader van vrije tijd, jeugdwerk, cultuur, sport. De 5 B’s laten toe om los te komen van het oppervlakkige. Uit het panelgesprek (plenair gedeelte van de studiedag in de voormiddag) wordt enerzijds gepleit voor een basisvoorziening. Anderzijds wordt het creëren van steunpunten ook belangrijk geacht. De analyse van de vakgroep die het onderzoek heeft uitgevoerd bevindt zich op het snijpunt van deze elementen. De wijze waarop het onderzoek in drie steden werd gevoerd, is vrij uniek. De opdracht bestond erin enkel kinderen in armoede te ondervragen. Het is echter niet steeds bekend of een bepaald kind al dan niet in armoede leeft. Griet was zelf vaak aanwezig op het speelpleinen van Duin & Zee alsook in Ronse en Leuven. Ze heeft heel wat kinderen bevraagd over hun vrije tijd en samen met de kinderen een zoekproces opgezet. A. Gekende participatiedrempels (1) Betaalbaarheid en (2) bereikbaarheid Betaalbaarheid is een drempel die altijd aan bod komt. Er zijn geen getuigenissen waaruit blijkt dat er kinderen naar de jeugdbeweging zijn gegaan en dat ook zijn blijven doen dankzij de 20/80 regeling. In de praktijk zien gezinnen die zich helemaal aan de onderkant van de samenleving bevinden het niet zitten om hun kinderen naar de jeugdbeweging te laten gaan. Betaalbaarheid is een factor, maar ook aan de andere 4 B’s moet voldaan zijn.
5
Betaalbaarheid en bereikbaarheid zijn nauw met elkaar verweven. Voor een aantal gezinnen is het beschikken over een eigen auto niet evident maar ook het tijdstip waarop activiteiten worden georganiseerd en de afstand spelen een grote rol. Collectief busvervoer kan daaraan tegemoet komen. Uit de getuigenis van een alleenstaande moeder blijkt dat het voor sommige gezinnen al een hele opgave is om werken en de kinderen naar school brengen gecombineerd te krijgen. Aandacht voor vrije tijd gaat daarbij vaak verloren. Uit een getuigenis blijkt ook dat informeren via een brochure vaak niet volstaat. Er zijn mensen/instanties nodig die letterlijk ‘wegwijzer spelen’. Uit de getuigenissen blijkt dat niet allen de ouders maar ook kinderen zelf een goed besef hebben van het aspect ‘bereikbaarheid’. B. Onderbelichte participatiedrempels (3) Beschikbaarheid Beschikbaarheid houdt o.m. de mogelijkheid in om een stabiele relatie met de begeleiding uit te bouwen. Dit betekent: weten dat er iemand is, dat die persoon aanspreekbaar is én blijft. Uit de getuigenissen blijkt het belang van een ‘web- en nestfunctie’: het speelplein kan dienen als uitvalsbasis om er met kleinere groepen op uit te trekken. Niet verplicht op voorhand moeten inschrijven bevindt zich op de grens van beschikbaarheid en bereikbaarheid. Uit de getuigenis m.b.t. de buurtsport (cf. buurtsportmedewerker die zelf langskomt met een bakfiets met sport- en spelmateriaal) blijkt het belang van beschikbaarheid, betaalbaarheid en bereikbaarheid. Uit een getuigenis blijkt dat voor de ouders belangrijk is wie de vrijetijdsactiviteiten begeleidt. (4) Begrijpbaarheid Uit een getuigenis blijkt dat kinderen zich heel bewust zijn van het feit dat een situatie hen uit handen wordt genomen (cf. verplicht naar internaat worden gestuurd). Een jongen die in de jeugdwerking wel de kans kreeg om zijn talenten te laten zien is zich heel bewust van het verschil met bv. de bestraffende houding van de school. Een moeilijke thuissituatie en enkele ervaringen waarbij men voor een voldongen feit wordt gesteld, is vaak belangrijk i.v.m. vertrouwen naar andere personen toe. (5) Bruikbaarheid Uit de getuigenissen die gerelateerd worden aan het aspect ‘bruikbaarheid’ blijkt vaak de veerkracht van kinderen en het feit dat ze vooruit denken i.v.m. een beroep, trouwen, ... Sport en cultuur blijken zeer ondersteunend te zijn. Uit een van de getuigenissen blijkt dat een kind via sportwerking de buurt op eigen houtje begint te verkennen en op die manier meer vrijheid verwerft.
6
Uit de getuigenissen blijkt ook het belang van gender. Jongens hebben meer de kans om naar buiten te gaan, ook al is er weinig aanbod. Meisjes (vaak van allochtone afkomst) worden vaak ingeschakeld in de zorg voor het huishouden. Voor een van de bevraagde kinderen was de huiswerkklas cruciaal als link naar de ‘buitenwereld’ (leefwereldverbreding). Vragen en bemerkingen −
Bleek er een inferioriteitsgevoel bij de bevraagde kinderen? Antwoord: de onderzoekster had niet de intentie om op zoek te gaan naar negatieve elementen. Er zijn inderdaad vaak trauma’s of zware indrukken aanwezig bij kinderen maar anderzijds zijn kinderen actieve betekenisverleners.
−
Een deelnemer geeft aan de 5 B’s voortdurend tegen te komen in het werkveld. Vaak geven kinderen antwoorden in functie van de ouders, niet in functie van ze zelf zouden willen, doordat ze bv. voortdurend te horen krijgen dat iets te veel kost. Griet Roets stelt dat kinderen zich inderdaad bewust zijn van de beperkingen om bepaalde dingen te doen of te bereiken. Belangrijk is dat ze weet hebben van de maatschappelijke positie en van het feit dat ze op een andere plaats dan thuis andere mensen kunnen ontmoeten en dingen doen. Dat kan een belangrijke hefboom zijn.
−
Danny Depoorter wijst op het feit dat het waarden- en normenstelsel van de kinderen datgene is dat ze van de ouders hebben meegekregen. Men moet vanuit hun waarden- en normenstelsel denken en naar oplossingen zoeken.
−
Wat vinden de kinderen van de betrokkenheid van de ouders binnen het vrijetijdsgegeven? De basis ligt bij de ouders: als voor de ouders de eerste twee B’s niet zijn vervuld, geraken de kinderen niet op de activiteiten. Anderzijds vinden kinderen het ook fijn om in de vrije tijd dingen te kunnen doen of kwijt te kunnen zonder dat de ouders dit weten. Danny voegt eraan toe dat, wanneer er n.a.v. problemen met een kind in de speelpleinwerking met de ouders wordt gepraat, het kind daarvan altijd op de hoogte is. Er wordt echter nooit vertrokken vanuit het negatieve en alles wat wordt gezegd valt onder het beroepsgeheim. Een vergelijkbare werkwijze bestaat o.m. in een kinderopvangdienst in Brussel. Op regelmatige tijdstippen komt er een psychologe langs voor de begeleiders maar ook ouders kunnen langskomen voor een gesprek.
−
Danny Depoorter wijst op het belang van luisteren naar kinderen en vooral horen wat ze ‘tussen de lijnen’ zeggen. Je moet hen ook het gevoel geven dat er naar hen werd geluisterd bv. door het jaar nadien terug in te pikken op hetgeen een kind heeft gezegd en aan te tonen dat er werd rekening mee gehouden.
−
De 5 B’s zijn op zich niet nieuw. Boeiend is dat ook het pedagogisch aspect aan bod komt.
4.
Slotwoordje
Lieve Caluwaerts bedankt de sprekers en deelnemers en hoopt dat de sessie voor iedereen inspirerend is geweest.
7