Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09
COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS
STUDIE (F)050908-CDC-455
over de
'resultaten van de zeven eerste Electrabel veilingen van virtuele productiecapaciteit' gemaakt met toepassing van artikel 24, §3, alinea 3, van de wet van 29 april 1999 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt en artikel 16 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2001 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas
8 september 2005
STUDIE De COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS (CREG) heeft op eigen initiatief op 12 mei 2005 een studie uitgebracht over de evaluatie op 28 februari 2005 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit1 (hierna “VPP”). Deze studie had betrekking op de resultaten van de eerste zes veilingen van VPP en op het gebruik van de producten verkocht tijdens de eerste vijf veilingen. Sindsdien vond nog één bijkomende veiling plaats, met name op 12 mei 2005. In zijn advies van 13 juli 2005 betreffende voorgenoemde studie van 12 mei 20052, nodigt de Algemene Raad van de CREG het Directiecomité uit “de analyse van de resultaten van de VPP’s te vervolledigen door het integreren van de resultaten van de zevende veiling van mei 2005”. Onderhavige studie geeft de resultaten weer van de zeven eerste VPP-veilingen. Deze studie wordt opgesteld overeenkomstig artikel 24, §3, alinea 3, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en artikel 16 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2001 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas.
Deze studie is opgesplitst in vier delen. Het eerste deel beschrijft kort de context van de studie. In het tweede deel worden enkele basishypothesen hernomen. Het derde deel beschrijft de resultaten van de zeven veilingen die totnogtoe gehouden werden. Het vierde deel tenslotte bevat een samenvatting.
Het Directiecomité van de CREG keurde deze studie goed tijdens zijn vergadering van 8 september 2005.
Op 13 september 2005 werd de studie ter beschikking gesteld van de Algemene Raad van de CREG.
1
CREG, studie (F)050512-CREG-420 over de evaluatie op 28 februari 2005 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit, 12 mei 2005. 2
Advies AR130705-024 betreffende de studie (F)050512-CREG-420 van het Directiecomité van de CREG over de evaluatie op 28 februari 2005 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit.
2/12
I. 1.
CONTEXT VAN DE STUDIE Op 4 juli 2003 heeft de Raad voor de Mededinging een aantal beslissingen3
genomen (hierna «de Beslissing») waarin wordt vastgesteld dat de aangemelde concentraties de dominante positie van de partijen op de markt voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers versterkten. De Raad voor de Mededinging heeft evenwel besloten om zich hier niet tegen te verzetten en heeft verklaard dat de aangemelde concentraties toelaatbaar zijn voor zover de partijen een aantal voorwaarden naleven, waaronder het veilen door Electrabel van VPP ten belope van 1.200 MW. De eerste drie veilingen van VPP door Electrabel vonden plaats op 9 december 2003, 25 februari 2004 en 26 mei 2004. De uitoefening van de “april” VPP-producten die op de eerste twee veilingen verkocht werden, is gestart op 1 april 2004. Op verzoek van de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid bracht de CREG op 20 juli 2004 een studie uit over de evaluatie op 20 juni 2004 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit4. In de periode tussen 20 juni 2004 en 28 februari 2005 vonden drie andere veilingen plaats, respectievelijk op 3 september 2004, 18 november 2004 en 16 februari 2005. Het Directiecomité van de CREG heeft op eigen initiatief op 12 mei 2005 een studie uitgebracht over de evaluatie op 28 februari 2005 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit5 (hierna “Studie per 28 februari 2005”). Deze studie had betrekking op de resultaten van de eerste zes veilingen van VPP en op het gebruik van de producten verkocht tijdens de eerste vijf veilingen.
3
Beslissing nr. 2003-C/C-56 van 4 juli 2003 ECS/INTEREST; Beslissing nr. 2003-C/C-57 van 4 juli 2003 ECS/IEH ; Beslissing nr. 2003-C/C-58 van 4 juli 2003 ECS/IVEKA ; Beslissing nr. 2003-C/C-59 van 4 juli 2003 ECS/IMEWO ; Beslissing nr. 2003-C/C-60 van 4 juli 2003 ECS/INTERGEM ; Beslissing nr. 2003-C/C-61 van 4 juli 2003 ECS/IVERLEK ; Beslissing nr. 2003-C/C-62 van 4 juli 2003 ECS/IGAO ; Beslissing nr. 2003-C/C-63 van 4 juli 2003 ECS/GASELWEST.
4
CREG, studie (F)040720-CREG-322 over de evaluatie op 20 juni 2004 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit, 20 juli 2004. 5
CREG, studie (F)050512-CREG-420 over de de evaluatie op 28 februari 2005 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit, 12 mei 2005.
3/12
Sindsdien werd een zevende en totnogtoe laatste veiling georganiseerd op 12 mei 2005.
2.
Onderhavige studie baseert zich enkel op de resultaten van de eerste zeven
veilingen van VPP.
II. 3.
HYPOTHESES De hierna gemaakte analyse maakt gebruik van de begrippen « leveranciers »
en « traders », zoals deze in de Studie per 28 februari 2005 reeds gedefinieerd werden. De ARP die volgens de door ELIA verstrekte gegevens mee aan de vraag in België voldoen, werden gerangschikt bij de « leveranciers ». De overige werden gerangschikt bij de « traders ».
III. 4.
DE VEILINGEN De eerste zeven veilingen hadden plaats in december 2003, februari 2004, mei
2004, september 2004, november 2004, februari 2005 en mei 2005.
III.1.
5.
Resultaten van de veilingen
Zoals figuur 1 aantoont, verschilt het aantal geregistreerde partijen voor de
zeven veilingen weinig van veiling tot veiling. We stellen evenwel vast dat het aantal gekwalificeerde partijen met ongeveer 20% is gedaald tussen de vijfde en de zesde veiling. Bij de zevende veiling herstelt dit aantal zich tot het gemiddelde over de zes eerste veilingen. Het aantal VPP-kopers is dan weer toegenomen in de loop van de veilingen, tot 10 kopers op de zesde veiling, maar dit cijfer daalt bij de zevende veiling met 40% tot onder het gemiddelde van de zes eerste veilingen, dat gelijk is aan acht.
4/12
40 35 30 MW
25 20 15 10 5 0
Geregistreerde partijen
Gekwalificeerde partijen
VPP-kopers
dec-03
33
18
7
feb-04
34
14
6
mei-04
33
15
9
sep-04
35
15
7
nov-04
34
16
9
feb-05
35
13
10
mei-05
35
15
6
Figuur 1 – Aantal betrokken partijen bij de eerste zeven veilingen
6.
De capaciteit aangeboden op elke veiling wordt geïllustreerd aan de hand van
figuur 2.
500 400
MW
300 200 100 0
dec-03 feb-04
20
Overgedragen onverkochte capaciteit Opnieuw aangeboden verlopen capaciteit Nieuwe capaciteit
250
250
mei-04 sep-04 nov-04
feb-05
mei-05
5
15
50
175
70
65
220
190
140
145
185
180
210
85
35
Figuur 2 – Capaciteiten aangeboden op de veilingen
5/12
De som van de nieuwe capaciteit6 geveild gedurende de eerste zeven veilingen bedraagt 1.195 MW, hetzij 99,6% van de 1.200 MW vermeld in de Beslissing. Aangezien 70 MW niet werd verkocht gedurende de veiling van mei 2005, werd een totaal van 1.125 MW aan nieuwe capaciteit totnogtoe verworven door de deelnemers aan de veilingen.
7.
Figuur 3 laat toe de aangeboden capaciteiten met de gekochte capaciteiten te
vergelijken. 500 400
MW
300 200 100 0
dec-03
feb-04
mei-04
sep-04
nov-04
feb-05
mei-05
Gekochte capaciteit
230
265
240
365
275
330
180
Aangeboden capaciteit
250
270
255
415
450
400
250
Figuur 3 - Aangeboden capaciteiten en gekochte capaciteiten
Over het geheel van de zeven veilingen, vertegenwoordigt de verworven capaciteit 82% van de aangeboden capaciteit, terwijl ze 95% vertegenwoordigt voor de eerste drie veilingen. Het volume van verkochte producten tijdens de vijfde veiling vertegenwoordigt 61% van het door Electrabel aangeboden volume tijdens deze veiling, wat beduidend lager is dan tijdens de voorafgaande veilingen. Tengevolge van deze vaststelling heeft het Directiecomité van de CREG een enquête georganiseerd onder de deelnemers aan de veiling. De resultaten van deze enquête zijn samengevat in een document van de Trustee dat beschikbaar is op de website van de CREG7.
6
Het begrip “nieuwe capaciteit” wordt ingevoerd om het aandeel te bepalen van de 1.200 MW vermeld in de Beslissing dat al ter beschikking gesteld werd door Electrabel of gekocht werd door de markt. Het principe dat gevolgd wordt om de waarde van de “nieuwe capaciteit” te bepalen, is de capaciteit die aangeboden wordt op de veilingen door Electrabel te verminderen met de niet verkochte capaciteit en de capaciteit van de reeds verlopen producten. 7
http://www.creg.be/pdf/Doc/Electrabel VPP - Trustee Report on the January 2005 Survey Public Version.pdf
6/12
8.
De leveranciers en traders vertegenwoordigen respectievelijk 54 en 46% van
de verworven VPP-capaciteiten Bij die evaluatie werd echter geen rekening gehouden met de looptijd van de gekochte producten, en werd bijvoorbeeld hetzelfde gewicht toegekend aan 10 MW met een looptijd van 3 maanden en aan 10 MW met een looptijd van 24 maanden. Als men bij de hierboven beschreven evaluatie de looptijd van de gekochte producten in rekening brengt, dan nemen de leveranciers en de traders respectievelijk 60% en 40% voor hun rekening8.
8
De gewogen representativiteit Ra van een speler wordt berekend volgens deze formule:
Ra =
∑ [m ∗ C ] ma
m
⎫ ⎧ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ C ]⎬⎭ ma
a
m
waarbij m de looptijd is en Cma de totale capaciteit van de producten met looptijd m, verworven door speler a.
7/12
Zo kunnen we ook stellen dat de aankopen door elk van de twee categorieën kopers vrij getypeerd zijn, aangezien de gemiddelde looptijd9 van de door traders gekochte producten twaalf maanden bedraagt en die van de door leveranciers gekochte producten vijftien maanden. Figuur 4 geeft de evolutie van de gemiddelde looptijd na een bepaald aantal veilingen weer. Voor elke categorie kopers stelt men na zeven veilingen vast dat de producten een gemiddelde looptijd hebben die respectievelijk vier en zes maanden meer bedraagt dan de gemiddelde looptijd vastgesteld na de eerste veiling; de toename is groter bij de traders en deze tendens is bij deze groep voorlopig nog niet aan saturatie toe. Dit wijst waarschijnlijk op een groter vertrouwen van de marktactoren ten opzichte van de VPP-producten. 18 16
Maanden
14 12 10 8 6 4 2 0 Na 1 Na 2 Na 3 Na 4 Na 5 Na 6 Na 7 9/12/2003 25/02/2004 26/05/2004 3/09/2004 18/11/2004 16/02/2005 12/05/2005 Aantal veilingsessies Alle kopers
Traders
Leveranciers
Figuur 4 – Gemiddelde looptijd berekend op basis van het geheel van producten verkocht tot op de aangeduide datum
Wat de verdeling tussen basis- en piekproducten betreft, werd 56% van de gekochte basiscapaciteiten door leveranciers gekocht, terwijl 49% van de gekochte
9
De gemiddelde looptijd Ma van de producten, gekocht door een speler a, wordt berekend met de volgende formule:
Ma
∑ m ∗C = ∑C
ma
m
ma
m
waarbij m de looptijd is en Cma de totale capaciteit van de producten met looptijd m, verworven door speler a.
8/12
piekcapaciteiten door traders werd gekocht. Bij het in rekening brengen van de looptijden van de producten10, tekenden de leveranciers voor 51% van de gekochte basisproducten, terwijl de traders 26% van de piekproducten verwierven. Dit toont aan dat de leveranciers piekproducten kopen met gevoelig hogere looptijden dan de traders. Deze vaststelling wordt bevestigd door figuur 5 die de evolutie weergeeft van de gemiddelde looptijden van de basis- en piekproducten als men de leveranciers van de traders onderscheidt. Er tekenen zich twee duidelijke tendensen af. Terwijl de gemiddelde looptijden van de basisproducten na zeven veilingen een nabij liggende waarde hebben, verschilt die van de piekproducten al naargelang ze werden aangekocht door traders of door leveranciers. De leveranciers vertonen de neiging om over het algemeen producten met een sterk toegenomen looptijd te kiezen, terwijl de traders nu producten met lange looptijd kopen, maar enkel basisproducten. Men kan ook vaststellen dat, voor de eerste maal na zeven veilingen, de gemiddelde looptijd van de basisproducten die gekocht werden door de traders hoger ligt dan de gemiddelde looptijd van de basisproducten gekocht door de leveranciers.
10
Het gewogen percentage VPP-basisproducten, gekocht door de leveranciers, wordt berekend met de volgende formule:
⎧ ⎫ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mf
f
m
⎧ ⎫ ⎧ ⎫ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ + ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mf
f
mt
m
t
m
Het gewogen percentage VPP-basisproducten, gekocht door de traders, wordt berekend met de volgende formule:
⎫ ⎧ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mt
t
m
⎫ ⎧ ⎫ ⎧ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ + ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mf
f
m
mt
t
m
waarbij m de looptijd van een product is, Bmf de capaciteit van de basisproducten met looptijd m, verworven door de leverancier f, en Bmt de capaciteit van de basisproducten met looptijd m, verworven door de trader t. De waarden voor de piekproducten worden berekend op basis van dezelfde formules, waarbij Bmf en Bmt vervangen worden door respectievelijk Pmf, de capaciteit van de piekproducten met looptijd m, verworven door de leverancier f, en Pmt, de capaciteit van de piekproducten met looptijd m, verworven door de trader t.
9/12
18 16
Maanden
14 12 10 8 6 4 2 0 Na 1 Na 2 Na 3 Na 4 Na 5 Na 6 Na 7 9/12/2003 25/02/2004 26/05/2004 3/09/2004 18/11/2004 16/02/2005 12/05/2005 Aantal veilingsessies
Traders Basis
Leveranciers Basis
Traders Piek
Leveranciers Piek
Figuur 5 – Gemiddelde looptijd berekend op basis van het geheel van producten verkocht tot op de aangeduide datum, per producttype
9.
Figuur 6 geeft de evolutie van het uitoefenbare volume per trimester11 weer
voor de VPP-producten die tijdens de eerste zeven veilingen verkocht werden. De cijfer- en lettercombinaties langs de as van de abscis identificeren het trimester12 gedurende hetwelk het volume in ordinaat uitgeoefend kan worden.
11
Het uitoefenbare volume voor een trimester is de som van de volumes aan verkochte producten die in de loop van dat trimester mogen uitgeoefend worden. 12
Een trimester wordt geïdentificeerd door het rangnummer van het trimester (cijfer van 1 tot 4) dat voor de letter « T » en het jaartal in vier cijfers wordt geplaatst Zo verwijst « 2T2004 » naar het tweede trimester van 2004.
10/12
1200
1000
MW
800
600
400
200
0
1T 2T 3T 4T 1T 2T 3T 4T 1T 2T 3T 4T 1T 2T 3T 4T 1T 2T 3T 2004 2004 2004 2004 2005 2005 2005 2005 2006 2006 2006 2006 2007 2007 2007 2007 2008 2008 2008
Totaal piekproducten
120
190
125
240
320
370
290
215
200
160
160
100
90
55
45
20
10
0
Totaal basisproducten
245
385
355
540
525
620
595
425
405
365
255
195
155
155
135
80
80
60
Figuur 6 – Uitoefenbare VPP-producten per trimester
De producten die tijdens de zevende veiling verkocht werden zijn producten “juli 2005” en “oktober 2005”. Ze zijn dus uitoefenbaar vanaf respectievelijk het derde en vierde trimester 2005. Aangezien Electrabel geen andere veilingen meer voorziet te organiseren voor 2005, zijn enkel de volumes voor de trimesters “1T2004” tot “4T2005” definitief. Het totaal volume van uitoefenbare VPP-producten voor het derde trimester van 2005 bedraagt 990 MW. Het verschil met de door de deelnemers totnogtoe verworven nieuwe capaciteit, die 1125 MW bedraagt, vindt zijn oorsprong in het feit dat een deel van de VPP-producten die verkocht werden tijdens de zevende veiling, een startdatum van levering heeft op 1 oktober 2005. Deze zijn dus nog niet uitoefenbaar in het derde trimester van 2005.
IV. 10.
SAMENVATTING Voor de zeven veilingen samen stemmen de gekochte capaciteiten overeen
met 82% van de aangeboden capaciteiten en het aantal kopers van VPP-producten steeg tot tien bij de zesde veiling, maar dit cijfer daalt bij de zevende veiling met 40% tot onder het gemiddelde van de zes eerste veilingen. Dit gemiddelde is gelijk aan acht. De verkochte producten zijn nu verspreid over alle looptijden, wat de gemiddelde looptijd gaandeweg met respectievelijk vier tot zes maanden verlengde sinds de eerste veiling, naargelang de categorie kopers.
11/12