Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09
COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS
STUDIE (F)050512-CDC-420
over de
'evaluatie op 28 februari 2005 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit', gemaakt met toepassing van artikel 23, §2, tweede lid, 2°, van de wet van 29 april 1999 houdende organisatie van de elektriciteitsmarkt.
12 mei 2005
STUDIE De COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS (CREG), op vraag van de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse handel en Wetenschapsbeleid, heeft op 20 juli 2004 de studie uitgebracht over de evaluatie op 20 juni 2004 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit1 (hierna “VPP”). Deze had betrekking op de resultaten van de eerste drie veilingen van VPP en op het gebruik van de “april”-producten verkocht tijdens de eerste twee van deze veilingen. Deze producten hebben een begindatum van levering op 1 april 2004 en een looptijd van 3 tot 36 maanden; het zijn de eerste VPP-producten die geleverd werden op de Belgische hub.
Sindsdien vonden drie andere veilingen plaats, respectievelijk op 3 september 2004, 18 november 2004 en 16 februari 2005.
Daarom heeft het Directiecomité van de CREG op eigen initiatief beslist de voorgenoemde studie van 20 juli 2004 te actualiseren door onderhavige studie over de
evaluatie
op
28
februari
2005
van
de
toepassing
van
virtuele
productiecapaciteiten van elektriciteit uit te brengen. Deze studie wordt opgesteld overeenkomstig artikel 23, §2, tweede lid, 2°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
Deze studie is opgesplitst in zes delen. Het eerste deel beschrijft kort de context van de studie. In het tweede deel worden enkele basishypothesen hernomen, terwijl het derde deel de context beschrijft waarin de zes totnogtoe uitgevoerde veilingen zijn verlopen, evenals de resultaten ervan. Het vierde deel beschrijft de declaraties ingediend bij Endex, en in het vijfde deel worden de bij Elia ingediende nominaties behandeld. Het zesde deel geeft een samenvatting.
Het Directiecomité van de CREG keurde deze studie goed tijdens zijn vergadering van 12 mei 2005.
1
CREG, studie (F)040720-CREG-322 over de evaluatie op 20 juni 2004 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit, 20 juli 2004.
2/33
Op 13 mei 2005 werd de studie ter beschikking gesteld van de leden van de Algemene Raad van de CREG.
3/33
I.
CONTEXT VAN DE STUDIE Op 4 juli 2003 heeft de Raad voor de Mededinging beslissingen2 genomen
1.
(hierna «de Beslissing») waarin wordt vastgesteld dat de aangemelde concentraties de dominante positie van de partijen op de markt voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers versterkten. De Raad voor de Mededinging heeft evenwel besloten om zich hier niet tegen te verzetten en heeft verklaard dat de aangemelde concentraties toelaatbaar zijn voor zover de partijen een aantal voorwaarden
naleven,
waaronder
het
veilen
door
Electrabel
van
virtuele
productiecapaciteiten van elektriciteit (hierna 'VPP') ten belope van 1.200 MW. De eerste drie veilingen van VPP door Electrabel vonden plaats op 9 december 2003, 25 februari 2004 en 26 mei 2004. De uitoefening van de “april” VPP-producten die op de eerste twee veilingen verkocht werden is begonnen op 1 april 2004. Op verzoek van de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid bracht de CREG op 20 juli 2004 de studie (F)040720-CREG-322 over de evaluatie op 20 juni 2004 van de toepassing van virtuele productiecapaciteiten van elektriciteit uit (hierna “Studie per 20 juni 2004” ). Sindsdien vonden drie andere veilingen plaats, respectievelijk op 3 september 2004, 18 november 2004 en 16 februari 2005.
2.
Deze studie maakt een update van de Studie per 20 juni 2004 op basis van de
volgende gegevens : •
de resultaten van de zes veilingen,
•
de declaraties bij Endex door de houders van VPP-producten verworven tijdens de eerste vijf veilingen,
•
de nominaties bij ELIA ingediend door de houders van VPP-producten,
•
de evolutie van de APX « day ahead » marktprijs,
2
Beslissing nr. 2003-C/C-56 van 4 juli 2003 ECS/INTEREST; Beslissing nr. 2003-C/C-57 van 4 juli 2003 ECS/IEH ; Beslissing nr. 2003-C/C-58 van 4 juli 2003 ECS/IVEKA ; Beslissing nr. 2003-C/C-59 van 4 juli 2003 ECS/IMEWO ; Beslissing nr. 2003-C/C-60 van 4 juli 2003 ECS/INTERGEM ; Beslissing nr. 2003-C/C-61 van 4 juli 2003 ECS/IVERLEK ; Beslissing nr. 2003-C/C-62 van 4 juli 2003 ECS/IGAO ; Beslissing nr. 2003-C/C-63 van 4 juli 2003 ECS/GASELWEST.
4/33
•
de evolutie van de 'Platts'-prijzen van OTC-producten van de Belgische, Franse en Nederlandse markt.
De veelvuldigheid van de gegevensbronnen heeft een langdurig proces van inbouwen van coherentie en foutverbetering van de gegevens genoodzaakt voor het begin van de studie zelf.
II. 3.
HYPOTHESES De hierna gemaakte analyse maakt gebruik van de begrippen « leveranciers »
en « traders ». Het onderscheid tussen deze twee categorieën van marktspelers werd
gemaakt
op
grond
van
energiegegevens
met
betrekking
tot
de
“evenwichtsverantwoordelijken” of “Access Responsible Parties“ (hierna “ARP“), zoals die door ELIA verstrekt werden. In de procedures van het document “Information Memorandum” met betrekking tot de nominaties, de declaraties en de levering, wordt aangegeven dat een koper een ARP kan aanduiden. Totnogtoe zijn alle marktspelers die VPP hebben verworven hun eigen ARP. De ARP die volgens de door ELIA verstrekte gegevens mee aan de vraag in België voldoen, werden gerangschikt bij de « leveranciers ». De overige werden gerangschikt bij de « traders ».
III. 4.
DE VEILINGEN De eerste zes veilingen hadden plaats in december 2003, februari 2004, mei
2004, september 2004, november 2004 en februari 2005.
III.1.
5.
Context van de veilingen
In de figuren 1 tot 4 wordt de evolutie in de tijd weergegeven van de Platts-
prijzen3 van de Nederlandse, Franse en Belgische markt voor het basisproduct voor het jaar 2005 en voor de basis- en piekproducten van het 3de en 4de trimester van 2004 en het 1ste trimester van 2005. De beschouwde Platts-prijzen zijn forward prijzen in verband met producten waarvan de beschrijving het dichtst bij de VPPproducten ligt, onder andere in termen van looptijd en van de leveringsperiode
3
Bron: Platts European Power Daily
5/33
waarvoor het product bepaald wordt.4 Niettemin blijven er verschillen bestaan tussen de VPP-producten en die waarop de Platts-prijzen betrekking hebben (hierna « OTCproducten »). De prijs van een VPP-product bestaat uit twee delen : een deel in verhouding tot de verworven capaciteit en een deel in verhouding tot de geleverde energie, afhankelijk van de manier waarop het product wordt uitgeoefend. Een VPP-product kan op een verschillend niveau uitgeoefend worden tijdens elk kwartier van de periode waarvoor het bepaald werd, volgens de keuze van de koper. De totale prijs van het product is dus pas gekend op het einde van zijn bestaan, afhankelijk van de manier waarop het uitgeoefend werd. Voor OTC-producten bestaat het begrip «uitoefening» niet. De periode van de dag tijdens dewelke het product actief is hangt af van het type product5. De totale aangekochte capaciteit wordt geleverd op elk moment van de periode van de dag tijdens dewelke het product actief is. De geleverde energie wordt dus de facto vastgelegd in de definitie van het product. De prijs van het product, die in verhouding tot de geleverde energie staat, is gekend van bij het ogenblik van de aankoop. Over het algemeen zijn VPP-producten flexibeler dan OTC-producten. Voor de beschouwde periode, zijn de OTC-producten met betrekking tot de Belgische en Franse markt voor dewelke prijsevaluaties beschikbaar zijn in Platts publicaties, beperkter in aantal dan voor de Nederlandse markt. Voor de Franse markt, zijn de maandelijkse OTC basis- en piekproducten beschikbaar voor de twee volgende maanden, de driemaandelijkse voor de twee volgende trimesters en de jaarlijkse voor het volgende kalenderjaar. Voor de Belgische markt, zijn enkel de maandelijkse basisproducten voor de twee volgende maanden beschikbaar, de driemaandelijkse voor het volgende trimester en de jaarlijkse voor het volgende kalenderjaar. De OTC-producten in de figuren 1 tot 4 werden uitgekozen omdat het diegene zijn die overeenstemmen met producten of delen van producten die tijdens de veilingen van 2004 verkocht werden. Zo stemt bijvoorbeeld het product van het 3de trimester
4
Dienaangaande kan men erop wijzen dat in onderhavige studie, de forward Platts-prijzen gebruikt worden om de VPP-producten te evalueren op het moment van de veilingen, terwijl de day-ahead APX-prijzen vermeld in punt 15 gebruikt worden om de gegrondheid van het uitoefenen van de verkochte VPP-producten te evalueren.
5
Basis- of piekproduct.
6/33
van 2004 overeen met het VPP-product « juli 3 maanden » en met een deel van de producten juli 6, 12, 24 en 36 maanden, aangeboden op de 2de en de 3de veiling. Behalve de prijs van deze producten geven de grafieken een loodlijn weer op de datum van elk van de eerste zes veilingen van VPP. Uit onderzoek van deze grafieken blijkt niet dat er kunstgrepen hebben plaatsgevonden om de prijzen van deze markt te wijzigen rond de datum van de veilingen weergegeven in de grafieken.
75 NL - Base Load
70 65
BE - Base Load
EUR/MWh
60
FR - Base Load
55
Veiling 2
50 45
Veiling 3
40
Veiling 4
35 Veiling 5
30 25 2/01/04
21/02/04 11/04/04 31/05/04 20/07/04
8/09/04
28/10/04 17/12/04
Figuur 1 – Evolutie van de prijs van de OTC-producten “Kalenderjaar 2005”
7/33
EUR/MWh
75 70
NL-Base Load
65
NL-Peak Load
60
BE-Base Load
55
FR-Base Load
50
FR-Peak Load
45
Veiling 1
40 Veiling 2
35
Veiling 3
30 25 18/11/03
07/01/04
26/02/04
16/04/04
05/06/04
Figuur 2 –Evolutie van de prijs van de OTC-producten Q3 2004
75
NL-Base Load NL-Peak Load BE-Base Load FR-Base Load FR-Peak Load Veiling 1
70 65
EUR/MWh
60 55 50 45 40
Veiling 2
35
Veiling 3
30
Veiling 4
25 18/11/03
07/01/04
26/02/04
16/04/04
05/06/04
25/07/04
13/09/04
Figuur 3 - Evolutie van de prijs van de OTC-producten Q4 2004
8/33
75
45
NL-Base Load NL-Peak Load BE-Base Load FR-Base Load FR-Peak Load Veiling 2
40
Veiling 3
35
Veiling 4
30
Veiling 5
70 65
EUR/MWh
60 55 50
25 02/01/04 21/02/04 11/04/04 31/05/04 20/07/04 08/09/04 28/10/04 17/12/04
Figuur 4 – Evolutie van de prijs van de OTC-producten Q1 2005
Verder tonen de grafieken vanaf de maand november 2004 een toenemende divergentie tussen de prijzen van de OTC-producten op de Belgische en Nederlandse markt en een convergentie tussen de prijzen van de OTC-producten op de Belgische en de Franse markt.
III.2.
6.
Resultaten van de veilingen
Zoals figuur 5 aantoont, verschilt het aantal geregistreerde partijen voor de zes
veilingen weinig van veiling tot veiling. We stellen evenwel vast dat het aantal gekwalificeerde partijen met ongeveer 20% is gedaald tussen de vijfde en de zesde veiling. Het aantal VPP-kopers is dan weer toegenomen in de loop van de veilingen, tot 10 kopers op de zesde veiling.
9/33
40 35 30 MW
25 20 15 10 5 0
Geregistreerde partijen
Gekwalificeerde partijen
VPP-kopers
dec-03
33
18
7
feb-04
34
14
6
mei-04
33
15
9
sep-04
35
15
7
nov-04
34
16
9
feb-05
35
13
10
Figuur 5 – Aantal betrokken partijen op de eerste zes veilingen
7.
De capaciteit aangeboden op elke veiling wordt geïllustreerd aan de hand van
figuur 6. De som van de nieuwe capaciteiten die op de zes veilingen werden aangeboden bedraagt 1.160 MW, dit is 97% van de 1200 MW waarvan sprake is in de Beslissing. Aangezien 70 MW onverkocht bleef tijdens de veiling van februari 2005, werd totnogtoe 1.090 MW aan nieuwe capaciteit door de deelnemers aan de veilingen verworven.
10/33
500 400
MW
300 200 100 0
dec-03
Overgedragen onverkochte capaciteit
feb-04
mei-04
sep-04
nov-04
feb-05
20
5
15
50
175
65
220
190
140
185
180
210
85
Opnieuw aangeboden verlopen capaciteit 250
Nieuw e capaciteit
250
Figuur 6 – Capaciteiten aangeboden op de veilingen
De som van de nieuwe capaciteit6 geveild gedurende de eerste zes veilingen bedraagt 1.160 MW, hetzij 97% van de 1.200 MW opgenomen in de Beslissing. Aangezien 70 MW niet werd verkocht gedurende de veiling van februari 2005, werd een totaal van 1.090 MW aan nieuwe capaciteit totnogtoe verworven door de deelnemers aan de veilingen.
8.
Figuur 7 laat toe de aangeboden capaciteiten met de gekochte capaciteiten te
vergelijken.
6
Het begrip “nieuwe capaciteit” wordt ingevoerd om het aandeel van de 1.200 MW van de Beslissing dat al ter beschikking gesteld werd door Electrabel of gekocht werd door de markt te bepalen. Het principe dat gevolgd wordt om de waarde van de “nieuwe capaciteit” te bepalen, is de capaciteit die aangeboden wordt op de veilingen door Electrabel te verminderen met de niet verkochte capaciteit en de capaciteit van de reeds verlopen producten.
11/33
500 400
MW
300 200 100 0
dec-03
feb-04
mei-04
sep-04
nov-04
feb-05
Gekochte capaciteit
230
265
240
365
275
330
Aangeboden capaciteit
250
270
255
415
450
400
Figuur 7 - Aangeboden capaciteiten en gekochte capaciteiten
Over het geheel van de zes veilingen, vertegenwoordigt de verworven capaciteit 84% van de aangeboden capaciteit, terwijl ze 95% vertegenwoordigt voor de eerste drie veilingen. Het volume van verkochte producten tijdens de vijfde veiling vertegenwoordigt 61% van het door Electrabel aangeboden volume op deze veiling, wat beduidend lager is dan op de voorafgaande veilingen. Tengevolge deze vaststelling, heeft het Directiecomité van de CREG een enquête georganiseerd onder de deelnemers aan de veiling. De resultaten van deze enquête zijn samengevat in een document van de Trustee beschikbaar op de website van de CREG7.
9.
De leveranciers en traders vertegenwoordigen respectievelijk 56 en 44% van
de verworven VPP-capaciteiten Bij die evaluatie werd echter geen rekening gehouden met de looptijd van de gekochte producten, en werd bijvoorbeeld hetzelfde gewicht toegekend aan 10 MW met een looptijd van 3 maanden en aan 10 MW met een looptijd van 24 maanden. Als men bij de hierboven beschreven evaluatie de looptijd van de gekochte producten in rekening brengt, dan nemen de leveranciers en de traders respectievelijk 65% en 35% voor hun rekening8.
7
http://www.creg.be/pdf/Doc/Electrabel VPP - Trustee Report on the January 2005 Survey Public Version.pdf
8
De gewogen representativiteit Ra van een speler wordt berekend volgens deze formule:
12/33
Zo kunnen we ook stellen dat de aankopen door elk van de twee categorieën kopers vrij getypeerd zijn, aangezien de gemiddelde looptijd9 van de door traders gekochte producten tien maanden bedraagt en die van de door leveranciers gekochte producten veertien maanden. Figuur 8 geeft de evolutie van de gemiddelde looptijd na een bepaald aantal veilingen weer. Voor beide categorieën kopers stelt men na zes veilingen vast dat de producten een gemiddelde looptijd hebben die vier maanden meer bedraagt dan de gemiddelde looptijd vastgesteld na de eerste veiling. Dit wijst waarschijnlijk op een groter vertrouwen van de marktactoren ten opzichte van de VPP-producten. 18 16
Maanden
14 12 10 8 6 4 2 0 Na 1 9/12/2003
Na 2 25/02/2004
Na 3 26/05/2004
Na 4 3/09/2004
Na 5 18/11/2004
Na 6 16/02/2005
Aantal veilingsessies
Leveranciers
Traders
Alle kopers
Figuur 8 – Gemiddelde looptijd berekend op basis van het geheel van producten verkocht tot op de aangeduide datum
Ra =
∑ [m ∗ C ] ma
m
⎫ ⎧ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ C ]⎬⎭ ma
a
m
waarbij m de looptijd is en Cma de totale capaciteit van de producten met looptijd m, verworven door speler a. 9
De gemiddelde looptijd Ma van de producten, gekocht door een speler a, wordt berekend met de volgende formule:
Ma
∑ m ∗C = ∑C
ma
m
ma
m
waarbij m de looptijd is en Cma de totale capaciteit van de producten met looptijd m, verworven door speler a.
13/33
Wat de verdeling tussen basis- en piekproducten betreft, werd 57% van de gekochte basiscapaciteiten door leveranciers gekocht, terwijl 55% van de gekochte piekcapaciteiten door traders werd gekocht. Bij het in rekening brengen van de looptijden van de producten10, tekenden de leveranciers voor 58% van de gekochte basisproducten, terwijl de traders 23% van de piekproducten verwierven. Dit toont aan dat de leveranciers piekproducten kopen met gevoelig hogere looptijden dan de traders. Deze vaststelling wordt bevestigd door figuur 9 die de evolutie weergeeft van de gemiddelde looptijden van de basis- en piekproducten als men de leveranciers van de traders onderscheidt. Er tekenen zich twee duidelijke tendensen af. Terwijl de gemiddelde looptijden van de basisproducten naar een hoge waarde convergeren, verschilt die van de piekproducten al naargelang ze werden aangekocht door traders of door leveranciers. De leveranciers vertonen de neiging om over het algemeen producten met een steeds langere looptijd te kiezen, terwijl de traders nu producten met lange looptijd kopen, maar enkel basisproducten.
10
Het gewogen percentage VPP-basisproducten, gekocht door de leveranciers, wordt berekend met de volgende formule:
⎧ ⎫ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mf
f
m
⎧ ⎫ ⎧ ⎫ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ + ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mf
f
mt
m
t
m
Het gewogen percentage VPP-basisproducten, gekocht door de traders, wordt berekend met de volgende formule:
⎫ ⎧ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mt
t
m
⎫ ⎧ ⎫ ⎧ ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ + ∑ ⎨⎩∑ [m ∗ B ]⎬⎭ mf
f
m
mt
t
m
waarbij m de looptijd van een product is, Bmf de capaciteit van de basisproducten met looptijd m, verworven door de leverancier f, en Bmt de capaciteit van de basisproducten met looptijd m, verworven door de trader t. De waarden voor de piekproducten worden berekend op basis van dezelfde formules, waarbij Bmf en Bmt vervangen worden door respectievelijk Pmf, de capaciteit van de piekproducten met looptijd m, verworven door de leverancier f, en Pmt, de capaciteit van de piekproducten met looptijd m, verworven door de trader t.
14/33
18 16
Maanden
14 12 10 8 6 4 2 0 Na 1 9/12/2003
Na 2 25/02/2004
Na 3 26/05/2004
Na 4 3/09/2004
Na 5 18/11/2004
Na 6 16/02/2005
Aantal veilingsessies
Traders Basis
Leveranciers Basis
Traders Piek
Leveranciers Piek
Figuur 9 – Gemiddelde looptijd berekend op basis van het geheel van producten verkocht tot op de aangeduide datum, per producttype
10.
Figuur 10 geeft de evolutie van het uitoefenbare volume per trimester11 weer
voor de VPP-producten die tijdens de eerste zes veilingen verkocht werden. De cijfer- en lettercombinaties langs de as van de abscis identificeren het trimester12 gedurende hetwelk het volume in ordinaat uitgeoefend kan worden.
11
Het uitoefenbare volume voor een trimester is de som van de volumes aan verkochte producten die in de loop van dat trimester mogen uitgeoefend worden. 12
Een trimester wordt geïdentificeerd door het rangnummer van het trimester (cijfer van 1 tot 4) dat voor de letter « T » en het jaartal in vier cijfers wordt geplaatst Zo verwijst « 2T2004 » naar het tweede trimester van 2004.
15/33
1200
1000
MW
800
600
400
200
0 1T2004 2T2004 3T2004 4T2004 1T2005 2T2005 3T2005 4T2005 1T2006 2T2006 3T2006 4T2006 1T2007 2T2007 3T2007 4T2007 Totaal piekproducten
120
190
125
240
320
325
230
175
175
150
150
90
80
45
45
Totaal basisproducten
245
385
355
540
525
620
485
315
295
255
175
115
75
75
75
Figuur 10 – Uitoefenbare VPP-producten per trimester
De producten die tijdens de zesde veiling verkocht werden zijn producten « april 2005 » en « juli 2005 ». Ze zijn dus uitoefenbaar vanaf respectievelijk het tweede en derde trimester 2005. Andere producten « juli 2005 » zouden echter op de volgende veiling van mei 2005 kunnen verkocht worden. Hun volume zou dan worden opgeteld bij de volumes die uitoefenbaar zijn vanaf het derde trimester 2005 (“3T2005”). Bijgevolg zijn enkel de volumes voor de trimesters « 1T2004 » tot « 2T2005 » definitief.
IV. 11.
DECLARATIES BIJ ENDEX De VPP-declaraties die de kopers bij Endex indienden, waren beschikbaar voor
de periode van 1 april 2004 tot 28 februari 2005 op het ogenblik van de opstelling van de studie. Zij hebben dus alleen betrekking op de uitoefening van de producten « april 2004 », « juli 2004 » «oktober 2004 » en « januari 2005 » verworven tijdens een van de eerste vijf veilingen.
16/33
IV.1. 12.
Gemiddeld gebruik van de producten De basisproducten werden gemiddeld voor 99% uitgeoefend, al varieert het
uitoefeningspercentage13 van 93% tot 100%, afhankelijk van de kopers. De piekproducten werden gemiddeld voor 48% uitgeoefend, al varieert het uitoefeningspercentage van 38% tot 70%, afhankelijk van de kopers. Het
variatie-interval
van
het
uitoefenpercentage
is
uitgestrekter
voor
de
piekproducten dan voor de basisproducten. Dit kan verklaard worden door de verscheidenheid in de beweegredenen van de kopers om piekproducten uit te oefenen, die groter is voor de piekproducten omwille van hun meer optioneel karakter. Algemeen genomen vertegenwoordigen de uitgeoefende producten een energie van 3.552 GWh, waarvan 2.925 GWh gedeclareerd voor de basisproducten en 627 GWh gedeclareerd voor de piekproducten. Om een idee te hebben van de basis waarop deze studie stoelt ten opzichte van de Studie per 20 juni 2004, dienen deze cijfers vergeleken te worden met de 568 GWh aan VPP-producten gedeclareerd tijdens de periode die deze studie bestrijkt, namelijk van 1 april tot 20 juni 2004, waarvan 472 GWh aan basisproducten en 96 GWh aan piekproducten.
IV.2. Gedetailleerd gebruik van de producten Gebruiksstatistieken voor elk producttype 13.
De basisproducten hebben een gebruiksfactor14 van 100% gedurende 92% van
de tijd. Tijdens de resterende 8% van de tijd varieert de gebruiksfactor tussen 70% en 100%. De piekproducten hebben een gebruiksfactor van 100% gedurende 12% van de tijd. Gedurende 32% van de tijd wordt geen enkele declaratie van piekproducten ingediend. Tijdens de resterende 56% varieert hun gebruiksfactor over het volledige bereik tussen 0% en 100%.
13
In deze studie stemt het uitoefeningspercentage overeen met het quotiënt van de gedeclareerde energie en de maximale energie die men had kunnen declareren (d.w.z. het product van de gekochte capaciteit en het aantal uren van de periode). 14
De gebruiksfactor stemt overeen met het quotiënt van de gedeclareerde capaciteit en de maximale capaciteit (d.w.z. de gekochte capaciteit). Het gaat eigenlijk om het uitoefeningspercentage, maar dan berekend op een kortere tijdsbasis. De tijdsbasis die in dit hoofdstuk wordt aangewend voor de berekening van de gebruiksfactor, is het uur.
17/33
Kwartiergebruiksprofielen voor elk producttype 14.
Voor de onderzochte periode toont figuur 11 de evolutie gedurende een dag
van de gemiddelde gebruiksfactor15 van de basisproducten voor elk dagtype, namelijk werkdag, zaterdag en zondag.
100.0%
Gebruiksfactor
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% 1
2 Uur
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Werkdag
Zaterdag
Zondag
Figuur 11 – Gemiddelde gebruiksfactor basisproducten
Zoals men kan vaststellen, varieert het gebruik van de basisproducten zeer weinig tijdens de nachtelijke uren van de werkdagen en van vrijdag op zaterdag, en iets meer tijdens de nacht van zaterdag op zondag.
15
De tijdsbasis die in dit hoofdstuk wordt aangewend voor de berekening van de gebruiksfactor, is het kwartier.
18/33
100.0%
Gebruiksfactor
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% 1
2
3
Uur
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Werkdag
Zaterdag
Zondag
Figuur 12 – Gemiddelde gebruiksfactor piekproducten
Figuur 12 verschaft dezelfde informatie voor de piekproducten. Deze producten worden vooral uitgeoefend in de periode 7u-23u tijdens werkdagen. In het weekend is hun gebruiksfactor beduidend kleiner en hoofdzakelijk geconcentreerd tijdens de piekuren van de vraag.
APX-prijzen en uitoefening van de producten 15.
Figuur 13 geeft de APX-prijzen per uur voor de periode van 1 april 2004 tot 28
februari 2005, alsook de uitoefenprijzen van de basisproducten en de piekproducten. Het resultaat van de vergelijking tussen de APX-prijzen per uur en de uitoefenprijzen van de basis- en de piekproducten werd aan de declaraties met betrekking tot de basisproducten en de piekproducten getoetst, om te bepalen in hoeverre de relatieve positie van de APX-prijs ten opzichte van de uitoefenprijs de declaraties kan verklaren. De volgende situaties kunnen zich voordoen. •
De verklaring is voor één producttype op een bepaald uur 'totaal' wanneer de gebruiksfactor van de producten van dit type tijdens dit uur gelijk is aan 100% en de APX-prijs hoger is dan de uitoefenprijs, of wanneer de gebruiksfactor
19/33
van de producten van dit type tijdens dit uur gelijk is aan 0% en de APX-prijs lager is dan de uitoefenprijs. •
De verklaring is 'gedeeltelijk' wanneer de gebruiksfactor van de producten van dit type tijdens dit uur tussen 0% en 100% bedraagt (exclusief uiterste waarden) en de APX-prijs hoger is dan de uitoefenprijs.
•
De verklaring is 'onbestaand' in de andere gevallen.
20/33
0 0
60
4de Trimester 2004 60
50 50
40 40
APX
Basis
Piek
20 20
10 10
0 0
26 -fe b05
10
19 -fe b05
10
12 -fe b05
20
05 05 -fe b05
20
05
2de Trimester 2004
29 -ja n-
40
05
40
22 -ja n-
50
05
50
15 -ja n-
Piek
EUR/MWh
Basis
05
30
01 -ju l-0 4 08 -ju l-0 4 15 -ju l-0 4 22 -ju l-0 4 29 -ju l-0 05 4 -a ug 12 -04 -a ug 19 -04 -a ug 26 -04 -a ug 02 -04 -s ep 09 -04 -s ep 16 -04 -s ep 23 -04 -s ep 30 -04 -s ep -0 4
EUR/MWh
APX
EUR/MWh
01 -a pr 08 -04 -a pr 15 -04 -a pr -0 22 4 -a pr 29 -04 -a pr 06 -04 -m ei 13 -04 -m ei 20 -04 -m ei 27 -04 -m ei 03 04 -ju n10 04 -ju n17 04 -ju n24 04 -ju n04
60
08 -ja n-
EUR/MWh
30
01 -ja n-
01 -o kt 08 04 -o kt 15 04 -o kt 22 04 -o kt 29 04 -o kt -0 4 07 -n ov 14 -04 -n ov 21 -04 -n ov 28 -04 -n ov 05 -04 -d ec 12 -04 -d ec 19 -04 -d ec 26 -04 -d ec -0 4
60
3de Trimester 2004
30 APX
Basis
Piek
Januari en Februari 2005
30 APX
Basis
Piek
Figuur 13 – APX-prijzen en uitoefenprijzen basis- en piekproducten
21/33
16.
Wat de basisproducten betreft, is de verklaring 'totaal' voor 90% van de uren.
Ze is 'gedeeltelijk' voor 5% van de uren en 'onbestaand' voor de resterende 5%. Wat de piekproducten betreft, is de verklaring 'totaal' voor 44% van de uren. Ze is 'gedeeltelijk' voor 39% van de uren en 'onbestaand' voor de resterende 17%. De verklaringspercentages werden ook geanalyseerd door middel van een onderscheid te maken tussen leveranciers en traders. Wat de traders betreft, is de verklaring voor de basisproducten « totaal » voor 94% van de uren, « gedeeltelijk » voor 1% van de uren en « onbestaand » voor de resterende 6%. De verklaring van de piekproducten is « totaal» voor 82% van de uren, « gedeeltelijk » voor 10% van de uren en « onbestaand » voor de resterende 8%. Men kan dus stellen dat de declaraties met betrekking tot de basisproducten 95% van de tijd gedeeltelijk of volledig verklaard worden door de relatieve positie van de uitoefenprijs ten opzichte van de APX-prijs en dat dit voor de piekproducten 92% van de tijd het geval is. Wat de leveranciers betreft, blijft de verklaring voor de basisproducten dezelfde als op algemeen vlak, te weten 90%, terwijl de verklaring van de piekproducten « totaal » is voor 48% van de uren, « gedeeltelijk » voor 37% van de uren en « onbestaand » voor de resterende 15%. Men kan dus stellen dat de declaraties met betrekking tot de basisproducten 95% van de tijd gedeeltelijk of volledig verklaard worden door de relatieve positie van de uitoefenprijs ten opzichte van de APX-prijs en dat dit voor de piekproducten 85% van de tijd het geval is. Over het algemeen is de verklaring beter voor de basisproducten dan voor de piekproducten. Voor deze laatste is de verklaring voor de handelwijze van de traders beter dan die voor de handelwijze van de leveranciers.
17.
De hierboven gemaakte analyse heeft betrekking op de relatieve posities van
de uitoefenprijs van de VPP en van de APX-prijs. Ze vergelijkt dus de prijzen van de VPP-producten die de Belgische markt aanbelangen en leverbaar zijn op de Belgische hub met de prijs van APX-producten m.b.t. de Nederlandse markt en leverbaar op de Nederlandse hub. Het leek interessant om na te gaan hoe de verklaring evolueert als men ook rekening houdt met de prijs voor het reserveren van capaciteit tussen Nederland en België. Tabel 1 hierna geeft de resultaten van deze analyse weer.
22/33
De eerste kolom, « Markt », duidt de doelmarkt aan. Het eerste geval16 (« Markt » = ‘ –‘ en « Koppelverbinding » = ‘Nee’) heeft betrekking op de resultaten die in voorgaand punt 16 werden bekendgemaakt en besproken. De twee volgende gevallen (« Markt » = ‘NL’) hebben betrekking op de situatie waarbij de prijzen van de op de Belgische markt gekochte en dan naar Nederland uitgevoerde VPP worden vergeleken met de prijs van de APX-producten. Men vergelijkt daarbij de APX-prijs met de uitoefenprijs van de VPP, vermeerderd met de reserveringsprijs van doorvoercapaciteit op de koppelverbinding in de richting België - Nederland. De twee laatste gevallen (« Markt » = ‘BE’) hebben betrekking op de situatie waarbij de prijzen van de op de Belgische markt gekochte VPP worden vergeleken met de prijs van de naar België uitgevoerde APX-producten. Men vergelijkt daarbij de uitoefenprijs van de
VPP
met
de
APX-prijs,
vermeerderd
met
de
reserveringsprijs
van
doorvoercapaciteit op de koppelverbinding in de richting Nederland - België. De tweede kolom, « Koppelverbinding » duidt aan welk type veiling van capaciteit op de koppelverbinding in beschouwing genomen werd. De waarde « Nee » betekent dat geen rekening werd gehouden met de reservering van capaciteit op de koppelverbinding en dus ook niet met haar prijs. De waarde « Jaarlijkse veiling » betekent dat de reserveringsprijs van doorvoercapaciteit op de koppelverbinding voortvloeit uit de jaarlijkse veiling voor het beschouwde jaar en de waarde « Maandelijkse veiling » dat ze voortvloeit uit de maandelijkse veiling voor de beschouwde maand. De derde kolom, « Verklaring » duidt het type resultaat aan dat wordt hernomen in de overeenstemmende lijn, verklaring totaal, gedeeltelijk of onbestaand, waarvan de definitie in punt 15 wordt gegeven. De twee volgende kolommen duiden de verklaringspercentages van de basis- en piekproducten aan, als men de declaraties van alle VPP-kopers in beschouwing neemt. De twee volgende kolommen duiden deze percentages aan als men de leveranciers in beschouwing neemt en de twee laatste kolommen leveren die voor de traders.
16
In dit punt is een geval een geheel van drie lijnen van de tabel die dezelfde waarde van de kolommen « Markt » en « Koppelverbinding » gemeen hebben.
23/33
Markt -
NL
NL
BE
BE
Koppelverbinding
Verklaring Totaal Nee Gedeeltelijk Onbestaand Totaal Jaarlijkse veiling Gedeeltelijk Onbestaand Totaal Maandelijkse veiling Gedeeltelijk Onbestaand Totaal Jaarlijkse veiling Gedeeltelijk Onbestaand Totaal Maandelijkse veiling Gedeeltelijk Onbestaand
Alle kopers Basis Piek 90% 44% 5% 39% 5% 17% 89% 43% 4% 33% 7% 23% 89% 43% 4% 32% 7% 25% 89% 45% 5% 39% 6% 16% 90% 44% 5% 40% 5% 16%
Leveranciers Basis Piek 90% 48% 4% 37% 5% 15% 90% 49% 4% 32% 7% 20% 89% 48% 4% 31% 7% 21% 91% 48% 4% 38% 5% 14% 90% 48% 4% 37% 5% 15%
Traders Basis Piek 94% 82% 1% 10% 5% 8% 93% 79% 1% 6% 7% 15% 93% 78% 1% 5% 7% 16% 94% 82% 1% 11% 5% 7% 94% 82% 1% 10% 5% 8%
Tabel 1 – Verklaring van de declaraties op basis van de APX-prijzen
De analyse in tabel 1 laat toe om de grote tendensen duidelijk te maken als men aan de ene kant de uren beschouwd voor dewelke de verklaring totaal of gedeeltelijk is en aan de andere kant, de uren voor dewelke de veklaring onbestaand is. Op deze manier stelt men vast dat de in de tabel weergegeven resultaten aantonen dat, zoals in het eerste geval17, de verklaring van de uitoefening van de basisproducten dezelfde blijft, ongeacht men de leveranciers, de traders of het geheel van de VPPkopers in beschouwing neemt, terwijl de verklaring van de uitoefening van de piekproducten beter is voor de traders dan voor de leveranciers, en dat deze verklaring ook beter is voor de categorieën VPP-kopers apart, eerder dan beschouwd als één groep. Overigens is het verschil tussen het in rekening brengen van de prijzen van de veiling van capaciteit op de koppelverbinding op jaarbasis of op maandbasis gering. Ten slotte verschilt de handelwijze van de marktspelers m.b.t. de basisproducten weinig van het ene geval tot het andere. Voor de piekproducten vertonen de resultaten grotere verschillen. De resultaten tonen aan dat de verklaring op basis van een vergelijking van de APX-prijs en de prijs van de naar Nederland uitgevoerde VPP niet zo goed is als de verklaring op basis van een vergelijking tussen de prijs van de VPP en de prijs van de in België ingevoerde APX-producten, zowel voor de leveranciers als voor de traders.
17
Het eerste geval werd voorgesteld in punt 16 hierboven.
24/33
V. 18.
NOMINATIES BIJ ELIA De gegevens met betrekking tot de nominaties die elke ARP die VPP heeft
gekocht bij ELIA heeft ingediend, werden aan de CREG geleverd in de vorm van maandelijkse energieën per type van middel of per aanwending van de middelen18 voor de periode van januari 2004 tot februari 2005. Bovendien werd een synthese voor alle in aanmerking genomen ARP's aan de CREG verstrekt voor 2004 en voor de eerste twee maanden van 2005. Onderstaande analyse steunt op een optelling per trimester van de nominaties die bij ELIA werden ingediend door de ARP’s die VPP op enig ogenblik van het jaar 2004 uitgeoefend hebben (hierna “beschouwde ARP’s”).
19.
Figuur 14 illustreert, voor elk trimester van 2004, de activiteit19 van de
beschouwde ARP’s en de door deze ARP’s gedane leveringen aan hun eindafnemers. De driemaandelijkse evolutie van de vraag in 2004 wordt hier ook weergegeven. De evolutie van de energie die aan alle eindafnemers in België samen wordt geleverd, daalt gedurende het tweede en derde trimester, maar bereikt tijdens het vierde trimester terug een waarde die dicht bij die van het eerste trimester ligt. Deze evolutie vertoont een seizoensgebonden karakter. Daarbij vergeleken vertoont de energie die door de beschouwde ARP’s aan de eindafnemers wordt geleverd eveneens een seizoensgebonden karakter, ondanks een gevoeliger daling tijdens het derde trimester. Globaal neemt ze echter toe tussen het eerste en het vierde trimester, wat niet het geval is voor de energie die aan alle eindafnemers in België samen wordt geleverd. De grafiek toont ook een sterke toename van de activiteit van de beschouwde ARP’s tussen het eerste en het tweede trimester 2004. Hierbij moet eraan herinnerd worden dat het tweede trimester overeen komt met het begin van de periode waarin de
18
De beschouwde types van middelen zijn het uitgeoefende VPP-volume, de terbeschikkingstelling door Electrabel op de hub, de invoer aan de Noord- en de Zuidgrens en de andere middelen. De beschouwde types van aanwending van middelen zijn de terbeschikkingstellingen door Electrabel op de hub, de terbeschikkingstellingen van andere ARP’s op de hub, de leveringen aan de eindafnemers en de uitvoer aan de Noord- en de Zuidgrens.
19
De in dit hoofdstuk bedoelde activiteit is hetzij de energie van alle bevoorradingsbronnen (oorsprong van de middelen), hetzij die van alle aanwendingen van de middelen. Deze twee definities geven dezelfde waarden, aangezien alle middelen worden gebruikt.
25/33
uitoefening van de VPP begon. Na een lichte inzinking tijdens het derde trimester kende de activiteit van de beschouwde ARP’s naar het vierde trimester een grotere toename dan tussen de eerste twee trimesters. Tussen het eerste en vierde trimester van 2004, is de activiteit van de beschouwde ARP’s dus met 20 percentpunt toegenomen. Deze toename zou op een liquiditeitsstijging op de groothandelsmarkt voor elektriciteit in België kunnen wijzen. Niets laat echter toe met zekerheid te zeggen dat dit een gevolg is van de invoering van de VPP.
110% 100% 90% 80%
Activiteit van de beschouw de ARP's
70%
Levering aan eindafnemers door beschouw de ARP's
60% 50%
Belgische vraag
40% 30% 20% 10% 0% Trimester 1 - 04 Trimester 2 - 04 Trimester 3 - 04 Trimester 4 - 04
Figuur 14 – Evolutie van de activiteit en de vraag per trimester in 2004
V.1. Algemene beschrijving 20.
Door de activiteit van de beschouwde ARP's tijdens het eerste trimester van
het jaar te vergelijken met hun activiteit tijdens de drie volgende trimesters, kunnen we het aandeel van de VPP in die activiteit inschatten.
26/33
8000
8000
7000
7000
6000 5000
Andere middelen
4000
Hub: terbeschikkingstelling door Electrabel
3000
Uitvoer
5000 GWh
GWh
6000
Invoer
Hub: terbeschikkingstelling van andere ARP's
4000
Hub: terbeschikkingstelling van Electrabel
3000
VPP
Levering aan eindafnemers
2000
2000
1000
1000
0
0 Trimester 1 - Trimester 2 - Trimester 3 - Trimester 4 04 04 04 04
Trimester 1 - Trimester 2 - Trimester 3 - Trimester 4 04 04 04 04
100%
100%
90%
90% 80%
80% Invoer
70%
Andere middelen
60% 50% 40%
Hub: terbeschikkingstelling door Electrabel
30%
VPP
Uitvoer
70% 60%
Hub: terbeschikkingstelling van andere ARP's
50% 40%
Hub: terbeschikkingstelling van Electrabel
30%
Levering aan eindafnemers
20%
20%
10%
10% 0%
0 Trimester 1 - Trimester 2 - Trimester 3 - Trimester 4 04 04 04 04
Trimester 1 04
Trimester 2 04
Trimester 3 04
Trimester 4 04
Figuur 15 – Verdeling van de gemiddelde activiteit van de VPP-kopers per trimester in 2004
Figuur 15 illustreert, voor elk trimester van 2004, de verdeling van de activiteit van de beschouwde ARP’s. De grafieken links hebben betrekking op de oorsprong van de middelen, die aan de rechterzijde tonen de bestemming van die middelen. In de twee bovenste grafieken wordt de schaal van de ordinaten uitgedrukt, in absolute waarde (GWh) terwijl in de twee onderste grafieken de schaal van de ordinaten wordt uitgedrukt in percent van de totale waarde van het trimester.
21.
Na de invoering van de VPP tijdens het tweede trimester is het volume van
uitgeoefende VPP in absolute waarde toegenomen tijdens het derde trimester, alvorens licht in te krimpen tijdens het vierde trimester. In relatieve waarde vertegenwoordigden de VPP tijdens het tweede trimester 9,9% van de activiteit van de beschouwde ARP’s, stijgend tot 16,3% tijdens het derde trimester, om opnieuw tot 12,2% te dalen tijdens het vierde trimester. In absolute waarde is de activiteit van de beschouwde ARP's gevoelig gestegen tussen het eerste en het tweede trimester (+8,1%), wat niet overeenkomt met de seizoensgebonden evolutie van de vraag. Hun activiteit verschilt weinig van het tweede tot het derde trimester (-1,3%), maar stijgt met 18,0% naar het vierde trimester.
27/33
22.
Als men nader wil ingaan op de activiteit dient men rekening te houden met de
uitzonderlijke aard van sommige maanden. Zo kan de eerste maand (april) beschouwd worden als een aanpassingsperiode omwille van de invoering van de VPP op de markt, en stelde men tijdens enerzijds de maand mei, anderzijds de maanden juni en oktober, een forse daling vast van de maandelijks beschikbare capaciteiten aan de grens als gevolg van de niet beschikbaarheid van sommige koppelverbindingen gedurende verscheidene dagen20. Wat de middelen betreft, ging de invoering van de VPP tijdens het tweede trimester gepaard met een toename van de volumes die door Electrabel op de hub ter beschikking gesteld werden van de beschouwde ARP’s, evenals met een daling van de invoer en de andere middelen. Tussen het tweede en het derde trimester21 vertonen de invoer en de terbeschikkingstelling door Electrabel op de hub weinig verandering. Tegelijk stijgt het uitgeoefende VPP-volume van 9,9% tot 16,3% van de activiteit, terwijl de andere middelen afnemen van 52,2% tot 45,2% van de activiteit. Tussen het derde en het vierde trimester, terwijl de totale activiteit toeneemt met 18,0%, stijgt het aandeel van de invoer in de totale activiteit van 17,6% tot 18,4% en dat van de andere middelen van 45,2% tot 50,9%, terwijl het aandeel van het volume uitgeoefende VPP daalt van 16,3% tot 12,2% en dat van de terbeschikkingstelling door Electrabel op de hub van 20,9% tot 18,6%. Globaal gezien, neemt het volume van alle middelen in absolute waarde toe tussen het eerste en het vierde trimester, behalve dat van de invoer. Deze daling van het ingevoerde volume is vooral merkbaar tijdens het tweede trimester, in de loop waarvan de beschikbare capaciteit aan de grenzen erg beperkt was. Vandaar dat het onmogelijk te bepalen is in hoever dit het gevolg is van de invoering van de VPP of van de daling van de beschikbare capaciteit. Daarentegen kan men wel vaststellen dat het invoervolume zich na het tweede trimester niet herstelt. De aanwending van de middelen vertoont tussen het eerste en het tweede trimester een verschil in absolute waarde, die hoofdzakelijk wordt gekenmerkt door een toename van de terbeschikkingstellingen van andere ARP’s op de hub, een toename van de terbeschikkingstellingen van Electrabel op de hub en een daling van de levering. In relatieve waarde zijn de gevoeligste schommelingen een toename van
20
In mei was een van de koppelverbindingslijnen van 400 kV tussen Frankrijk en België (Achène-Lonny) onbeschikbaar; in juni en oktober was dit het geval voor verscheidene koppelverbindingslijnen van 400 kV tussen Nederland en België. 21
Tussen dewelke de totale activiteit van de beschouwde ARP’s weinig verandert, zoals in de vorige paragraaf werd benadrukt.
28/33
het aandeel van de terbeschikkingstellingen van Electrabel op de hub, dat stijgt van 5,3% tot 12,8% van de activiteit van de beschouwde ARP’s, en een daling van de levering van 45,5% tot 38,6%. Tussen het tweede en het derde trimester dalen alle aanwendingen van middelen in absolute waarde, behalve de terbeschikkingstellingen van andere ARP’s op de hub. In relatieve waarde stijgen de terbeschikkingstellingen van andere ARP’s op de hub van 28,3% tot 37,6%, terwijl de andere aanwendingen dalen, vooral de terbeschikkingstellingen van Electrabel op de hub, die afnemen van 12,8% tot 7,3%. Tussen het derde en vierde trimester nemen alle aanwendingen van middelen in absolute waarde toe en hun individuele evolutie in relatieve waarde bedraagt niet meer dan 2,2 percentpunt. Globaal gezien, neemt tussen het eerste en het vierde trimester het volume van alle aanwendingen van middelen toe in absolute waarde. In relatieve waarde vertaalt zich dat in een daling van de uitvoer (van 22,6% tot 18,6%) en van de levering (van 45,5% tot 38,5%), terwijl de terbeschikkingstellingen op de hub in stijgende lijn gaan, waarbij de terbeschikkingstellingen van andere ARP’s toenemen van 26,7% tot 35,4% en de terbeschikkingstellingen van Electrabel van 5,3% tot 7,6%.
V.2.
Beschrijving per categorie ARP's
Traders 23.
Figuur 16 geeft de verdeling van de activiteit van de traders voor elk trimester
van 2004 weer. 100%
100%
90%
90% 80%
80%
60%
70%
40%
Hub: terbeschikkingstelling door Electrabel
30%
VPP
Hub: terbeschikkingstelling van andere ARP's
60%
Andere middelen
50%
GWh
GWh
Uitvoer
Invoer
70%
50% 40%
Hub: terbeschikkingstelling van Electrabel
30%
Levering aan eindafnemers
20%
20%
10%
10% 0%
0 Trimester 1 04
Trimester 2 04
Trimester 3 04
Trimester 4 04
Trimester 1 - Trimester 2 - Trimester 3 - Trimester 4 04 04 04 04
Figuur 16 – Verdeling van de activiteit van de traders per trimester in 2004
Vanaf de invoering van de VPP stelt men hoofdzakelijk op het vlak van de middelen een toename vast van het aandeel dat door Electrabel ter beschikking wordt gesteld op de hub en een daling van het aandeel van de andere middelen, toename en daling die vrijwel volledig wegvallen tijdens het vierde trimester, evenals een daling
29/33
van het aandeel van de invoer, die tijdens de hele duur van de drie laatste trimesters blijft aanhouden. Wat het gebruik van de middelen betreft, valt vooral een daling van het aandeel van de uitvoer en een stijging van de terbeschikkingstelling van andere ARP’s op de hub te noteren.
Leveranciers 24.
Figuur 17 geeft de verdeling van de activiteit van de leveranciers voor elk
trimester van 2004 weer.
Wat de middelen betreft, gaat de invoering van de VPP hoofdzakelijk gepaard met een daling van het aandeel van de invoer met 3 percentpunt en met een nog sterkere daling van het aandeel van de andere middelen. Wat de aanwending van de middelen betreft, is het belangrijkste gevolg een daling van het aandeel van de geleverde energie aan de eindafnemers met ongeveer 13 percentpunt, evenals een forse toename van het aandeel van de terbeschikkingstellingen op de hub, die zich tijdens het tweede trimester toespitst op de terbeschikkingstellingen van Electrabel en tijdens de laatste twee trimesters op de terbeschikkingstellingen van de andere ARP’s.
100%
100%
90%
90%
80%
80%
Invoer
70%
Hub: terbeschikkingstelling door Electrabel
40% 30%
VPP
50% 40%
Hub: terbeschikkingstelling van Electrabel
30%
Levering aan eindafnemers
20%
20%
10%
10%
0
Hub: terbeschikkingstelling van andere ARP's
60%
Andere middelen
50%
Uitvoer
70%
GWh
GWh
60%
0%
Trimester 1 04
Trimester 2 04
Trimester 3 04
Trimester 4 04
Trimester 1 - Trimester 2 04 04
Trimester 3 - Trimester 4 04 04
Figuur 17 – Verdeling van de activiteit van de leveranciers per trimester in 2004
VI. 25.
SAMENVATTING Alvorens uit de hierboven vermelde beschrijvingen enkele grote tendensen te
halen, is het nuttig eraan te herinneren, zoals in de Studie per 20 juni 2004 werd vermeld, dat het methodologisch niet mogelijk is het gebruik dat van de VPPproducten wordt gemaakt kwantitatief te bepalen. Behoudens bijzondere gevallen 30/33
kan men namelijk geen link leggen tussen een bepaalde bevoorradingsbron die deel uitmaakt van een portefeuille, zoals de VPP, en het gebruik dat van de energie uit deze bron wordt gemaakt om in een geheel van behoeften te voorzien. Bijgevolg is het niet mogelijk te bepalen in welke verhouding de VPP door hun houders worden aangewend om de Belgische markt te bevoorraden of bestemd worden voor de uitvoer. In het kader van deze studie zijn gegevens over de uitoefening van de producten beschikbaar voor een periode van elf maanden gaande van april 2004 tot februari 2005. Het onderzoek van het gebruik van de producten tijdens deze elf maanden heeft betrekking op een gedeclareerd VPP-volume van 3.552 GWh, met een uitoefenbaar maximum van 780 MW, bereikt tijdens het eerste trimester van 2005. Ter vergelijking: het gedeclareerde VPP-volume dat in de Studie per 20 juni 2004 werd geanalyseerd bedroeg 568 GWh, met 365 MW aan uitoefenbare producten tijdens het tweede trimester van 2004. Een periode van elf maanden geeft een vollediger beeld van de aanwending van de VPP. Maar, zelfs met langere gegevensreeksen is het niet mogelijk precieze besluiten te trekken over de verdeling van de bestemming van de VPP-producten tussen levering aan Belgische eindafnemers en uitvoer. Niettemin tracht deze studie de vaststellingen die uit de Studie per 20 juni 2004 afgeleid werden te verfijnen op basis van gegevens die een viermaal langere periode bespreken dan die waarover men bij laatstgenoemde studie beschikte.
26.
Gelet op het aantal deelnemers aan de veilingen en het percentage verkochte
producten mogen de VPP tot dusver als een succes worden beschouwd, met uitzondering van de vijfde veiling. Voor de zes veilingen samen stemmen de gekochte capaciteiten overeen met 84% van de aangeboden capaciteiten (90% als men geen rekening houdt met de vijfde veiling) en het aantal kopers van VPPproducten steeg tot 10 bij de zesde veiling. De verkochte producten zijn nu verspreid over alle looptijden, wat de gemiddelde looptijd gaandeweg met vier maand verlengde sinds de eerste veiling. Globaal genomen hebben de leveranciers de neiging in het algemeen voor producten met een steeds langere looptijd te kiezen, terwijl de traders nu basisproducten met een lange looptijd kopen. Voor de piekproducten blijft de looptijd van de door de traders gekochte producten beperkter.
31/33
27.
Op basis van de declaraties bij Endex kan men aannemen dat 65% van de
producten verworven werd door leveranciers en 35% door traders22. Zoals hoger werd aangegeven, is het evenwel niet zeker dat die 65% aan Belgische eindafnemers werd geleverd. Uit het onderzoek van de producten blijkt een gemiddeld uitoefeningspercentage van respectievelijk 99% en 49% voor de basisproducten en de piekproducten. Voor de basisproducten is dit percentage hetzelfde als in de Studie per 20 juni 2004. Voor de piekproducten is het met 8 percentpunt gestegen.
28.
Verder tonen de declaraties bij Endex aan dat de manier waarop die worden
uitgeoefend, gedeeltelijk of volledig verklaard kan worden door de relatieve positie van de uitoefenprijs ten opzichte van de APX-prijs, gedurende 95% van de tijd voor de basisproducten en 83% van de tijd voor de piekproducten. Het onderscheid tussen leveranciers en traders verandert haast niets aan het verklaringspercentage van de basisproducten, maar geeft wel een gevoelige verbetering van het verklaringspercentage van de piekproducten. In deze context evolueert de verklaring voor de declaraties van piekproducten naar 85% voor de leveranciers en naar 92% voor de traders. Er werden simulaties uitgevoerd om te trachten de impact van de bestemming van de VPP-producten op de verklaring van de uitoefening ervan te meten. Zo hadden de uitgevoerde analyses tot doel de wijze te verklaren waarop de producten worden uitgeoefend in twee gevallen: enerzijds in het geval dat de prijzen van de VPPproducten bestemd voor de Belgische markt worden vergeleken met de prijzen van de APX-producten uitgevoerd naar België en, anderzijds, in het geval dat de prijzen van de naar Nederland uitgevoerde APX-producten worden vergeleken met de prijzen van de APX-producten bestemd voor de Nederlandse markt. Uit de analyse van de resultaten blijkt dat de verklaring van de declaraties beter is in de veronderstelling dat de VPP-producten bestemd zijn voor de Belgische markt, vooral voor de piekproducten.
29.
De analyse van de nominaties bij ELIA voor de onderzochte periode geeft aan
dat de activiteit van de VPP-kopers met 25% is toegenomen tussen het eerste en het
22
Rekening houdend met de looptijd van de verkochte producten.
32/33