Studentenstatuut Opleidingsdeel Christelijke Hogeschool Windesheim
Bachelor Logopedie, 34578 Voltijd Het studentenstatuut van de opleiding Logopedie op onderwijslocatie Zwolle vind je hier.
Accreditatie: 1-1-2009 -31-12-2014 (nieuwe accreditatiedatum 31-12-2020 onder voorbehoud van besluit NVAO, volgt z.s.m.)
2
INHOUDSOPGAVE INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 1. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING
A - OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1 - De onderwijsvisie van Windesheim 2 - De onderwijsleeractiviteiten 3 - Studiebegeleiding 4 - Kwaliteit en studeerbaarheid 5 - Vorm van de opleiding
B - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1 - Doelstelling van de opleiding 2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 3 - Inhoud van de opleiding 4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
C - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1 - Inrichting van de opleiding 1a - De propedeutische fase 1b - De postpropedeutische of hoofdfase 1c - Bijzondere leerwegen 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden 3 - Accreditatie
2.ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN Hoofdstuk 1 - Begripsbepalingen Artikel 1.1 - Algemene begripsbepalingen Artikel 1.2 - Opleidingspecifieke begripsbepalingen Hoofdstuk 2 – Toegang en Toelating Artikel 2.1 - Toegang Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO) Artikel 2.4 - Aanvullende vooropleidingseis (DKBV) Artikel 2.4a - Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding Artikel 2.5 - Toelating Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis op grond van gelijkwaardig diploma Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen Artikel 2.8 - EVC-assessment Artikel 2.9 - Ontzegging toegang Hoofdstuk 3 - Inrichting van de opleiding Artikel 3.1 - Vraaggestuurd en competentiegericht onderwijs Artikel 3.2 - Structuur van de opleiding (propedeuse, postpropedeuse, Associate degree)
Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding Artikel 3.4 - Major Artikel 3.5 - Minors Artikel 3.6 - Premastertraject Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal Hoofdstuk 4 - Studiebegeleiding Artikel 4.1 - Studiebegeleiding Artikel 4.2 - Studieloopbaanbegeleiding Artikel 4.3 - Algemene studiebegeleiding Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding Hoofdstuk 5 - Studieadvies Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies Artikel 5.2 - Bindend studieadvies met afwijzing Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies Hoofdstuk 6 – Toetsen, Tentamens en Examens Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens Artikel 6.2 - Schriftelijk toets Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets Artikel 6.4 - Mondelinge toets Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens Artikel 6.7 - Toetsuitslag en tentamencijfers Artikel 6.8 - Tentamenuitslag Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk Artikel 6.10 - Geldigheidsduur tentamens Artikel 6.11 - Examen 4
Artikel 6.12 - Cum laude Hoofdstuk 7 - Examencommissie Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie Artikel 7.2 - Benoeming en samenstelling examencommissie Artikel 7.3 - Subcommissies Artikel 7.4 - Examinatoren Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen Hoofdstuk 8 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Artikel 8.3 - Bijlagen bij Onderwijs- en Examenregeling Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd
5
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet.
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profitorganisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door 6
onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim · Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. · Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. · Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken.
1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten De opleiding Logopedie leidt studenten op tot startbekwame Logopedisten. Na voltooiing van de opleiding is de student in staat zelfstandig en met een kritische, onderzoekende en lerende houding te werken als Logopedist. De opleiding Logopedie streeft naar een goede balans en verbinding tussen een stevige basiskennis, praktische logopedische vaardigheden en een brede praktijkervaring. De opleiding Logopedie biedt de opleiding in twee vormen aan: de reguliere Voltijd en de Voltijd Blended Learning, een bijzondere vorm van afstandsleren. Beide vormen zijn voltijdsonderwijs, met een curriculum van 240 EC’s, dat in vier leerjaren wordt aangeboden. De reguliere Voltijd is een variant met een royaal aantal contacturen dat (grotendeels) overdag wordt gegeven verspreid over de week, conform het onderwijsconcept van Windesheim Flevoland (zie ook 1.1.4). Het onderwijs in de Voltijd Blended Learning wordt deels online aangeboden via de elektronische leeromgeving N@Tschool. Het contactonderwijs wordt in jaar 1 en 2 geclusterd op één dag per week, aangevuld met vier themadagen per jaar. In jaar 3 en 4 worden de contacturen in Blended Learning op één avond per week aangeboden. De contacturen in Blended Learning hebben allemaal een sterk 7
karakter van ‘samen-werkend-leren’: het gaat in deze contacturen om het trainen van vaardigheden met de docent als rolmodel, leren op basis van gezamenlijke intervisie, reflectie en feedback, en samenwerken aan groepsproducten. De zelfstudie thuis wordt online ondersteund met audio-visueel studiemateriaal, opdrachten en onderwijsleergesprekken waarin de docent begeleidt (dit alles op basis van het didactisch model van Afstandsleren). Blended Learning is speciaal bedoeld voor zelfstandige studenten met goede plannings- en studievaardigheden, die behoefte hebben om meer op eigen tijd en eigen locatie te kunnen studeren. De opleiding Logopedie van Windesheim Flevoland is onderdeel van het Cluster Welzijn en Gezondheid. De opleiding is vormgegeven op basis van het Onderwijsconcept, Onderwijsmodel en Curriculumkaders Windesheim Flevoland, klik hier. Windesheim Flevoland heeft de visie vertaald in vijf thema’s. Deze thema’s vormen de pijlers van ons onderwijsconcept ‘Samen-werkend-leren’. Het onderwijsmodel gaat over de meer technische invulling van het onderwijsprogramma en is opgebouwd uit vier leerlijnen: de Body of Knowledge & Skills (hierna afgekort als BoKS), de praktijkleerlijn, de onderzoeksleerlijn en studentbegeleiding. De curriculumkaders bieden concrete richtlijnen voor het ontwikkelen van de opleidingen. De kaders vormen bovendien de meetlat waarmee de hogeschool kan ‘meten’ of de visie op leren daadwerkelijk in het onderwijs tot uitvoering komt. Het onderwijsconcept Samen-werkend-leren is gebaseerd op werken en leren vanuit de praktijk, waarin ondernemend en onderzoekend leren een belangrijke basis zijn. Het onderwijsconcept steunt op vijf pijlers: 1. Leren en werken vanuit een stevige basis, de BoKS 2. Samenwerken aan praktijkopdrachten en de Comakerships 3. Werken aan een waarde(n)volle professionele ontwikkeling 4. Onderzoekend leren 5. Ondernemend leren Het onderwijsmodel is gebaseerd op de pijlers van het onderwijsconcept. Uitgangspunt van het leren is de sociaalconstructivistische benadering. Leren als een proces van construeren van kennis, gebruikmakend van reeds aanwezige kennis en het op een actieve manier verwerven van kennis. Het onderwijsmodel is opgebouwd uit vier leerlijnen: 1. De BoKS; 2. De Praktijkleerlijn, bestaande uit ervaringsleren (stages en praktijkopdrachten) en producerend leren (met Comakerships). De stages, praktijkopdrachten en Comakerships worden zo nodig ondersteund door workshops en trainingen; 3. De Onderzoeksleerlijn; 4. De leerlijn Studentbegeleiding. Door de stevige leerlijn BoKS krijgen studenten in de opleiding Logopedie in de eerste 2,5 jaar van de opleiding een stevige theoretische basis mee. In deze leerlijn worden ten eerste de kennisvakken aangeboden, waarin de onderliggende theorie (kennis die de Logopedist paraat moet hebben en inzicht in belangrijke visies, theorieën en modellen) wordt behandeld. Deze kennisvakken worden voor studenten Logopedie Blended Learning via afstandsleren aangeboden; zij volgen online zelfstudiemodules. Daarnaast zijn er in het eerste leerjaar vaardigheidsvakken waarin de student een aantal technische en sociale vaardigheden traint die nodig zijn in het beroep. Vanaf jaar twee verdwijnen deze trainingen, waarin basisvaardigheden apart geoefend worden; het vaardigheidsonderwijs wordt verder geïntegreerd in de methodiekvakken, die herkenbaar zijn aan de naam ‘Onderzoek en Behandeling van.. ‘. In deze onderwijseenheden leert de student expliciet om de verworven kennis en vaardigheden in te zetten in onderzoek en behandeling van stoornissen in elk van de logopedische deelgebieden volgens het Methodisch Logopedisch Handelen. In deze methodiekvakken verwerft de student kennis èn vaardigheden, maar bovendien leert de student systematisch te werk te gaan en op basis van klinisch 8
redeneren onderbouwde keuzes te maken ten aanzien van de logopedisch interventie. De student leert per logopedisch deelgebied welke instrumenten en werkmodellen inzetbaar zijn. Steeds meer verwachten we dat de student in het praktijkleren voldoende mogelijkheden krijgt om de integratie van theorie in het (evidence based) logopedisch handelen verder te ontwikkelen; in de afstudeerfase van de opleiding vindt dit helemaal plaats in het praktijkleren tijdens de stage op bachelorniveau. De BoKS-lijn verdwijnt dan als aparte leerlijn in het curriculum. De lessen passend binnen de BoKS worden in verschillende activerende didactische werkvormen aangeboden, bijvoorbeeld door het geven van hoorcolleges (grote groepen studenten, eventueel Clusterbreed) of werkcolleges (groepen van ongeveer 25 tot maximaal 30 studenten) of vaardigheidsonderwijs, hierbij worden praktijksituaties en technische vaardigheden geoefend en krijgt gespreksvoering veel aandacht (kleine groepen tot maximaal 15 studenten, ook wel stamgroep genoemd). Zoals gezegd vindt onderwijs voor studenten ‘blended learning’ deels online plaats. Vanaf het eerste jaar is de praktijkleerlijn een belangrijke leerlijn in de opleiding Logopedie. Het praktijkleren speelt een rol in de oriënterende functie van de propedeuse (studenten leggen daarom al aan het begin van jaar 1 een werkveldbezoek af, en lopen ook al in jaar 1 een eerste introductiestage), maar ook het ervaringsleren in de praktijk is al snel een belangrijk onderdeel van het onderwijs in de opleiding Logopedie. Vanaf jaar 2 is het belangrijk dat studenten voldoende ervaring opdoen in het werken als logopedist-inspe. Ze voeren steeds zelfstandiger steeds complexere logopedische taken uit. In jaar 2 loopt elke student twee onderwijsperioden stage in een externe praktijk, school of instelling. Het andere half jaar werkt de student in de interne leerpraktijk ‘Logopediepraktijk Windesheim Flevoland’. Hier voeren studenten onder begeleiding van een docent van de opleiding screenings uit bij pabo-studenten, toelatingsonderzoeken van aankomend logopediestudenten en geven zij training en advies aan cliënten. In jaar 3 en 4 lopen studenten nog twee stages, waarin zij zich ontwikkelen tot zelfstandige logopedisten. De opleiding hanteert als uitgangspunten dat minimaal één van de stages uit jaar 2, 3 en 4 in een zorgsetting plaatsvindt. Vanaf jaar 3 vindt het producerend leren plaats in de Comakerships: studenten voeren praktijkopdrachten uit binnen de context van het werk die uitmonden in beroepsproducten. De opleiding Logopedie kent een drietal Comakerships in jaar 3 en 4. Om in het praktijkleren op het juiste niveau aan de eigen competenties te kunnen werken heeft een student voldoende voorkennis nodig. Daarnaast is het voor de logopedische praktijken, (zorg)instellingen en cliënten van het grootste belang dat de student goed voorbereid begint aan het praktijkleren. Daarom zijn voor het praktijkleren ingangseisen geformuleerd: De stages dienen volgordelijk doorlopen te worden. Concreet betekent dit dat een student alleen kan starten aan de stage op basisniveau (jaar 2) als de stage uit de propedeuse met een voldoende is afgerond. De stage op basisniveau moet afgerond zijn voordat de student kan beginnen aan de stage op gevorderd niveau (jaar 3). Een voldoende afronding van de stage op gevorderd niveau is voorwaardelijk voor het beginnen met de stage op bachelorniveau (jaar 4). Daarbovenop gelden de volgende ingangseisen: Voor ‘praktijkleren op basisniveau 1 en 2’ (studiejaar 2) en ‘Logopediepraktijk Windesheim Flevoland’ moet de student minimaal aan de BSA-norm voor het 1e studiejaar voldaan hebben. Wanneer een student vanwege bijzondere omstandigheden uitstel van de BSA heeft gekregen, bepaalt de opleidingscoördinator in overleg met de studentbegeleider of de student kan starten met het praktijkleren van jaar 2. Voor ‘praktijkleren op gevorderd niveau’ (studiejaar 3) moet de student minimaal de propedeuse hebben behaald en ten minste 40 ec’s uit het programma van leerjaar 2. Om te mogen deelnemen aan de onderwijseenheden op bachelorniveau (alle onderwijseenheden uit leerjaar 4) moet de student naast de propedeuse alle 90 ec’s hebben behaald van het hoofdfaseprogramma (zijnde niet de minor).
9
De onderzoeksleerlijn start in het eerste jaar van de opleiding en eindigt met het Comakership waarmee de student zijn opleiding afsluit. Doel van de Onderzoeksleerlijn is dat studenten leren kritisch en objectief te kijken naar het werkveld en op systematische wijze kunnen werken aan een oplossing voor problemen en vraagstukken uit de beroepspraktijk. Daarnaast leren zij hoe wetenschappelijke literatuur te beoordelen en toe te passen. Zo leren studenten om meer evidence-based te handelen. De Onderzoeksleerlijn maakt deel uit van de BoKS (kennis en vaardigheden voor het uitvoeren van onderzoek), van de Comakerships en andere praktijkgerichte opdrachten (onderzoek uitvoeren) en van de ondersteunende workshops en trainingen (ondersteunend aan de uitvoering van het onderzoek). Windesheimbreed is afgesproken dat de leerlijn bestaat uit: • onderwijseenheden in de BoKS; • minimaal één Comakership met een onderzoeksopdracht, ondersteund door workshops en trainingen; • onderzoek dat deel uitmaakt van het afsluitende Comakership. De student heeft na het succesvol doorlopen van de onderzoeksleerlijn kennis van praktijkgericht onderzoek en bijbehorende onderzoeksmethoden, kan zelfstandig een onderzoek uitvoeren en kan (wetenschappelijke) bronnen benutten. Ook is hij/zij in staat om onderzoeksresultaten toe te passen in de beroepspraktijk. De uitwerking van de onderzoeksleerlijn is in een notitie [DKH1] beschreven. De onderzoeksleerlijn is in de opleiding Logopedie deels geïntegreerd in de BoKS-lijn, waarin de onderwijseenheden Basisvaardigheden Onderzoek en Literatuurstudie zijn opgenomen en deels in de praktijkleerlijn, waarin studenten onderzoeksopdrachten uitvoeren in de vorm van praktijkopdrachten (zoals Evidence Based Practice) en Comakerships (zoals het Comakership ‘Onderzoek en innovatie van logopedische zorg’ in jaar 4). De leerlijn Studentbegeleiding loopt van jaar 1 tot en met jaar 4. Centraal in deze leerlijn staat de 11e Windesheimcompetentie ‘Zelfsturing’. In hoofdstuk 4 wordt de invulling van studiebegeleiding nader toegelicht. Deze leerlijn kent in het eerste en tweede jaar 2 tot 3 contacturen per week. Vanaf leerjaar 3 valt de leerlijn studentbegeleiding steeds meer samen met de praktijkleerlijn: de reflectie op en intervisie over de professionele ontwikkeling is het centrale thema van Studentbegeleiding èn van de begeleiding van praktijkleren en Comakerships. Studentbegeleiding kent vanaf leerjaar 3 dan ook geen eigen groepsgewijze bijeenkomsten meer: de groepsbijeenkomsten zijn ondergebracht bij de praktijkbegeleiding. Studenten leren steeds meer zelf vorm te geven aan hun (studie)loopbaan. De student toont deze reflectie op de eigen beroepsontwikkeling aan in de toetsen van het praktijkleren, conform beroepscompetentie 7: ontwikkelen van beroepscompetenties Net als in jaar 1 en 2 behoudt elke student tot zijn/haar afstuderen een Studentbegeleider, met wie hij/zij regelmatig (minimaal eens per periode) een individueel voortgangsgesprek voert. Hierin bespreekt de student de studievoorgang, de professionele ontwikkeling en keuzes ten aanzien van eigen profilering. De Studentbegeleider is daarnaast het eerste aanspreekpunt voor de student bij vragen of hindernissen tijdens de studie. Onderwijseenheden worden zo min mogelijk volgtijdelijk aangeboden; er worden dus zo min mogelijk ingangseisen voor onderwijseenheden geformuleerd, waardoor ze flexibel in te plannen zijn gedurende een bepaalde fase van de opleiding, mits dit didactisch verantwoord is. In de opleiding Logopedie is bepaald dat studenten de stages (met uitzondering van de twee stages uit jaar 1) wel in een vaste volgorde moeten doorlopen, aangezien hier een toenemende complexiteit in het handelen van de student verwacht wordt (zie boven). 10
Het curriculum is als volgt opgebouwd: - In jaar 1 en 2 wordt een vast programma aangeboden opgebouwd uit onderwijsperioden van ongeveer 15 ECTS. - In onderwijsperioden 1 en 2 van het 3e leerjaar worden onderwijseenheden aangeboden van 20 weken. De complexiteit van de opdrachten in deze fase van de opleiding vraagt een langere doorlooptijd. Door tussentijdse opdrachten en feedbackmomenten wordt de studielast gelijk verdeeld over de twee onderwijsperioden. De summatieve afronding van de onderwijseenheden vindt plaats in de toetsweek van periode 2.Studenten kunnen door de keuze van hun Comakership en stageplek al richting geven aan hun eigen profilering. - In onderwijsperioden 3 en 4 van het 3e jaar vult de student de vrije profileringsruimte met een minor naar eigen keuze en legt deze ter goedkeuring voor aan de examencommissie. De minor dient op gevorderd niveau of bachelorniveau te zijn. De student heeft ook de mogelijkheid een zogenoemde ‘combiminor’ samen te stellen uit een pakket van keuzevakken. Deze combiminor dient dit te bestaan uit onderwijseenheden op minimaal gevorderd HBO-niveau. - De student sluit zijn opleiding af met vier onderdelen op bachelorniveau in jaar 4: o Het Comakership ‘Onderzoek en innoveren in logopedische zorg’ van 29 ECTS o De stage op bachelorniveau van 26 ECTS; o Het Comakership ‘Implementeren van innovatie’ van 4 ECTS. o De eindpresentatie Studentbegeleiding van 1 EC, waarin de student aantoont in staat te zijn tot zelfsturing van de loopbaan. Windesheim Flevoland heeft eenzelfde jaarplanning als Windesheim Zwolle waardoor uitwisseling van onderwijseenheden kan plaatsvinden. Elke onderwijseenheid wordt afgesloten met een summatieve toets. De beoordelingsvorm is afgestemd op de leerlijn en de inhoud van de onderwijseenheid. De opleiding Logopedie hanteert de volgende toetsvormen: Tentamen: schriftelijke (casus)toets met open of gesloten vragen Vaardigheidstoets (demonstratie met (simulatie)cliënt) Productbeoordeling (opdracht, beoordeling van ontwikkeld product of geleverde dienst) Presentatie Rapport (proces- of reflectieverslag) Afstudeeropdracht (met toetsing op bachelorniveau) Deze toetsvormen zijn vastgelegd in het toetsplan van de opleiding. Voor een aantal praktijkvakken zal er tijdens de afname van de vaardigheidstoets gebruik worden gemaakt van beeldopnames. Deze beeldopnames zijn bedoeld om, in geval van onenigheid over het cijfer, samen te kunnen nagaan of het cijfer terecht is. Indien nodig kan er een second opinion worden aangevraagd door de student. De beeldopnames worden dan door de beoordelende docent gebruikt voor de second opinion. In de studiehandleiding van het betreffende vak staat informatie over het doel van het cameragebruik en over de bewaartermijn van de beelden. Indien de student bezwaar heeft, kan de student dit aangeven bij de examencommissie Belangrijk in ons onderwijsmodel is dat alle leerlijnen werken vanuit de beroepspraktijk. Voor de leerlijn BoKS betekent dit, dat Windesheim Flevoland met het werkveld afstemt welke BoKS voor de opleiding Logopedie van belang is. In de Praktijkleerlijn werken studenten via praktijkleerperiodes, praktijkopdrachten en Comakerships aan de ontwikkeling van de voor het beroep relevante competenties en aan het realiseren van beroepstaken en beroepsproducten in de breedste zin van het woord. Onderzoeksvaardigheden en een ondernemende houding van de student zijn daarbij essentieel. Vanzelfsprekend is de Praktijkleerlijn afgestemd op de BoKS en omgekeerd. 11
Competentieleren is idealiter een volledige integratie van kennis, vaardigheden en attitude. Die integratie komt het best tot uiting in de beroepspraktijk. Vandaar dat de praktijk wordt gezien als een zeer krachtige leeromgeving. Tijdens de praktijkperioden leert de student zich te ontwikkelen in zijn of haar beroepshouding. Alle hiervoor genoemde elementen (kennis, inzicht, vaardigheden en attitude) spelen daarbij een rol. De student leert dit vervolgens toe te passen en te integreren in zijn of haar handelen als aankomend professional. Windesheim Flevoland wil studenten helpen hun plek te vinden in onze roerige samenleving. Een samenleving waarin mensen werken en samenleven uit verschillende culturen, met verschillende achtergronden. We ondersteunen studenten vanaf het moment van hun studiekeuze in hun loopbaanontwikkeling. De opleiding Logopedie biedt studenten een stabiele studentbegeleiding: uitdaging, houvast en verbondenheid zijn kernbegrippen. Daarbij wordt de student ook uitgedaagd en ondersteund in het ontwikkelen van de competentie tot zelfsturing: tijdens de opleiding vindt er een ontwikkeling plaats van begeleid naar zelfstandig en van zelfstandig naar zelfsturend leren.
1.1.3 - Studiebegeleiding Studentbegeleiding Binnen het Cluster Welzijn en Gezondheid wordt de studentbegeleiding in de eerste lijn verzorgd door studentbegeleiders (SB‘ers). De studentbegeleider is de eerste aanspreekpersoon voor de student. Het studentbegeleiderstraject is een systematisch en gericht begeleidingstraject voor studenten, zowel in groepsverband als individueel. De leerlijn Studentbegeleiding speelt een belangrijke rol in de professionele ontwikkeling van een student. De student ontwikkelt zijn persoonlijke kwaliteiten. Die kwaliteiten zijn nodig voor de studievoortgang, de loopbaanontwikkeling en de professionele houding als beroepsbeoefenaar. Leren reflecteren, het ontwikkelen van zelfsturend vermogen en het ontwikkelen van een (zelf)kritische en onderzoekende houding zijn daarin belangrijke doelstellingen. Het is de taak van de studentbegeleider om de student te begeleiden en te ondersteunen in zijn professionele ontwikkeling. Dit kan het beste plaatsvinden in kleinschalige situaties waarin de student zichtbaar is. De begeleiding is erop gericht dat de student leert reflecteren op het eigen leerproces, zowel op de manier waarop de student met zijn studie omgaat, als ook op zijn persoonlijk functioneren, gerelateerd aan het beroep van Logopedist (loopbaancompetenties). Centrale vragen hierbij zijn: ‘Wat wil ik bereikt hebben aan het einde van mijn studie?’ en ‘Hoe kom ik daar?’ Binnen de opleiding Logopedie is studievoortgang in het eerste leerjaar een expliciet thema in de groepsbijeenkomsten. Minstens één keer per onderwijsperiode wordt daar aandacht aan besteed. Het wordt zo een gedeeld thema, waarbij studenten zich gezien weten in de groep en van elkaar kunnen leren. Ze kunnen elkaar ook motiveren en ondersteunen. Een ander belangrijk thema in het eerste jaar is het ontwikkelen van studievaardigheden. In elke periode worden in de leerlijn studentbegeleiding workshops aangeboden over studievaardigheden zoals studerend lezen, het maken van multiple choice toetsen, schrijven van langere teksten of het vinden en verwerken van bronnen. Studenten die in het tweede leerjaar instromen en hun propedeuse nog niet hebben behaald, maken aan het begin van het tweede leerjaar een studieplan. In dat plan leggen ze vast hoe ze deze achterstand gaan inhalen, om hun propedeuse in het tweede jaar te behalen. Ze bespreken het plan met hun studentbegeleider en kijken wat het betekent voor de studievoortgang van het tweede leerjaar. Verder staan in het tweede jaar het samenwerken als team (in het thema groepsdynamiek) en het ontwikkelen van loopbaancompetenties centraal. In de tweede helft van het tweede jaar begeleidt de studentbegeleider de student in het maken van eigen studieloopbaankeuzes ten aanzien van de derdejaarsstage en de minor, dan wel de keuze voor een pré-mastertraject ter voorbereiding van een vervolgstudie in het WO. 12
In het derde leerjaar krijgt de studentbegeleider steeds meer de taak om de studenten te begeleiden in het volgen en sturen van de eigen competentieontwikkeling. Verder begeleidt ook in dit jaar de SB’er de student in het maken van keuzes ten aanzien van de eigen profilering, die vooral vorm krijgt in de keuze van de setting voor de stage op bachelorniveau en het Comakership van het vierde jaar. Studentbegeleiders volgen verder de studievoortgang van studenten en adviseren hen als er sprake is van studievertraging over herkansen of het doubleren van een semester. Ook kunnen zij de student adviseren ten aanzien van verzoeken aan de examencommissie. De studentbegeleider heeft een belangrijke taak in het begeleiden van studenten met een functiebeperking. Als het nodig is, verwijzen zij studenten door naar de decaan of (studenten)psycholoog. Uiteraard zijn de docenten van de opleiding ook in andere rollen betrokken bij de begeleiding van studenten: als vakdocent van vakken in de BoKS-lijn, als docentbegeleider van het praktijkleren en als (proces)begeleider van praktijkopdrachten of Comakerships. Sinds schooljaar 2012-2013 wordt actief gewerkt aan het voorkomen van uitstroom en uitval tijdens de studie door middel van een instapprocedure (de studiekeuzecheck). Windesheim Flevoland nodigt voor aanvang van het studiejaar de toekomstig student uit om een instaptest te doen (de Startmeter) en naar aanleiding daarvan een gesprek te voeren met een studentbegeleider van de opleiding. De instapprocedure heeft een meerledig doel, te weten: het inschatten of en hoe de student succesvol zijn studie kan volgen, het vaststellen van aandachtspunten om de student vanaf de start van de opleiding zo adequaat mogelijk te kunnen begeleiden, en studenten bewust maken van de beroepskeuze die ze maken bij het volgen van de studie. Ook worden studenten in de eerste fase van de opleiding intensief gevolgd door hun studentbegeleider. Zo kunnen studenten zo snel mogelijk extra ondersteuning krijgen wanneer dit wenselijk is. Wanneer studenten voor 1 februari een voorlopig studieadvies krijgen (het VSA), heeft de student minimaal drie individuele begeleidingsgesprekken gehad.
Het studiesuccescentrum Naast de activiteiten binnen de opleiding Logopedie voor Studentbegeleiding, is er voor de student de mogelijkheid om bijzondere aanvullende ondersteuning te krijgen in het studiesuccescentrum (6e etage). Dit is een centrale ontmoetingsplaats waar docenten, andere professionals en ervaren studenten in een eigentijdse sfeer en omgeving studenten verder kunnen helpen. Die hulp kan dienen als extra ondersteuning (blokkades overwinnen) of als extra uitdaging (talentprogramma). Studenten kunnen ook terecht in het Studiesuccescentrum als ze een onafhankelijke derde willen spreken, bijvoorbeeld de decaan. Decaan De decaan van Windesheim Flevoland behartigt de belangen van studenten. Studenten kunnen een afspraak met hem maken via de balie van het Studiesuccescentrum, of via e-mail decaan@windesheimflevoland.nl. De decaan heeft geheimhoudingsplicht. Dat betekent dat hij zonder toestemming van de student nooit informatie doorgeeft aan derden. De rol van de decaan is die van een generalist, met overzicht over alle relevante aspecten die van invloed zijn op de studievoortgang van de student. Daarnaast is de decaan een specialist wat betreft de onderlinge samenhang van deze aspecten en bij uitstek met betrekking tot relevante wet- en regelgeving (WHW, WSF, interne regelingen en dergelijke). De decaan begeleidt studenten met betrekking tot de volgende zaken: Wet- en regelgeving: • aanmelding, toelating en inschrijving, tussentijdse uitschrijving; 13
• •
aanvraag voorziening studiefinanciering (IB-groep) of financiële ondersteuning Windesheim (FOS); aanvragen bijzondere regelingen bij de examencommissie.
Studie- en beroepskeuzevragen (eerste opvang en eenvoudige vragen; voor specialistische begeleiding en uitgebreidere trajecten: zie de site van het StudieSuccesCentrum • twijfels over gekozen opleiding; • overstap naar andere opleiding of instelling; • vervolgopleiding of baan; • verkorte of versnelde studieroutes; • buitenlandse studie of praktijkleerperiode. Studiebelemmerende omstandigheden: • persoonlijke problemen, blessures, (chronische) ziekte, al of niet zichtbare handicaps en functiebeperkingen (van dyslexie tot psychische problemen); • problemen in de sociale omgeving (familie, vrienden); • niet-Nederlandse vooropleiding of andere moedertaal, allochtone afkomst; • topsportbeoefening (NSF-status); • dreigende studievertraging als gevolg van bovenstaande omstandigheden. Financiële en materiële problemen: • studiefinanciering, (bij)baantjes; • financiële problemen, schulden; • belasting, verzekering; • huisvesting. Conflicten, klachten, bezwaar of beroep: • onenigheid over beslissingen van Windesheim medewerkers of –organen; • “ongewenst gedrag” door medestudenten, docenten of andere medewerkers. (School)Psycholoog Windesheim Flevoland werkt samen met een (school)psycholoog. Studenten kunnen op eigen initiatief contact zoeken of op advies van de studentbegeleider of decaan doorverwezen worden. De psycholoog is er niet alleen voor studieproblemen, maar ook voor vragen op het gebied van: faalangst, stressmanagement, aanpassingsvragen (hoe om te gaan met een andere levensfase), verwerking van schokkende gebeurtenissen of een terneergeslagen stemming. Vergoeding van bezoeken aan de (school)psycholoog geschieden via de Zorgverzekering van de student en na verwijzing van de huisarts. 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Het beleid met betrekking tot kwaliteit en studeerbaarheid kent binnen de opleiding een aantal belangrijke aandachtspunten. We lichten die punten hieronder toe. Kwaliteit De ontwikkeling en bewaking van de onderwijsinhoud binnen de opleiding Logopedie wordt aangestuurd door een Resultaat Verantwoordelijk Team onder leiding van de Opleidingscoördinator, met als eindverantwoordelijke de Clustermanager. De opleiding Logopedie evalueert het onderwijs regelmatig met studenten, docenten en vertegenwoordigers uit het werkveld. Hierbij worden zowel mondelinge als schriftelijke evaluaties afgenomen. De uitkomsten van de schriftelijke evaluaties publiceren we op Sharenet. Elke periode wordt op grond van deze evaluaties een verbeterplan geschreven, waarin acties ter verbetering worden vastgelegd. Hierin geven we ook aan wat er concreet is uitgevoerd van de verbeteracties uit het voorafgaande verbeterplan. Op deze manier sluit de opleiding aan bij de Plan-DoCheck-Act cyclus. 14
Twee tot vier keer per jaar komt de werkveldadviescommissie (WAC) bijeen. Ook bij deze commissie staat evaluatie van het onderwijs op de agenda.
Studeerbaarheid Spreiding van de studielast De voltijdopleiding Logopedie omvat vier onderwijsjaren. Een jaar is onderverdeeld in vijf onderwijsperioden van tien weken. In de reguliere Voltijdsopleiding wordt de studielast van 60 ECTS gelijk verdeeld over onderwijsperiode 1 t/m 4. Vanaf het tweede jaar lopen onderwijseenheden soms over twee onderwijsperioden heen en worden pas daarna afgerond met een summatieve toets. Het aantal te behalen EC’s is daardoor in sommige onderwijsperiodes lager dan 15 en in een daarop volgende periode hoger dan 15. De opleiding zorgt altijd voor een gelijkmatige verdeling van de studielast, doordat deelopdrachten halverwege worden afgerond. Eén ECTS staat gelijk aan 28 uur studiebelasting. De totale studiebelasting van een week is 40 uur. Elk studiejaar eindigt in de zomer met een vijfde periode, waarin studenten hun achterstand kunnen inlopen hun opleiding versnellen, of zich in verbredende of verdiepende zin extra kunnen ontwikkelen. In de leerroute ‘blended learning’ wordt de studielast verdeeld over vijf onderwijsperioden, waarbij in onderwijsperiode 1 t/m 4 gemiddeld 13 ECTS worden aangeboden en in de vijfde onderwijsperiode 8 ECTS behaald kunnen worden. Hiermee wordt de studielast beter gespreid voor mensen die naast de opleiding een deeltijdbaan hebben. Onderwijsperioden één tot en met vier kennen de volgende indeling:
Zeven onderwijsweken in één periode. Maximaal één collegeluwe week, per periode. In deze week kan remedial onderwijs worden aangeboden. Eén week met presentaties en herkansingen van tentamens uit eerdere perioden en eventueel (responsie)colleges. Eén week met presentaties en schriftelijke tentamens. Introductieweek in leerjaar 1 en onderwijsperiode 1 en een International week voor leerjaar 2, in onderwijsperiode 3.
Periode vijf kan worden ingezet voor remedial onderwijs. Voor studenten Logopedie Blended Learning wordt periode vijf ingezet voor spreiding van de studielast. Het onderwijs voor studenten Blended Learning in onderwijsperiode vijf wordt aangeboden in zes weken: vijf onderwijsweken en één toetsweek.
Wanneer in de hoofdfase een grotere onderwijseenheid (bijvoorbeeld Praktijkleren of een Comakership) over twee periodes heenloopt, krijgt de student halverwege deze periode formatieve feedback en zo nodig de mogelijkheid om een ‘herstart’ te maken met het leertraject van deze onderwijseenheid. Door de tussentijdse beoordeling zorgt de opleiding ervoor dat studenten die een herstart moeten maken slechts één periode later dan gepland hun onderwijseenheid kunnen afronden. Zo voorkomen we onnodige studievertraging. Ook studentbegeleiding loopt bij Logopedie Blended Learning vanaf jaar 1, en bij alle studenten Logopedie vanaf jaar 2 steeds over twee onderwijsperiodes door. De opleiding Logopedie vindt het zinvol om de summatieve toetsing te verbinden aan een reflectie over een langere periode.
15
De contacturen tussen docent en student nemen gedurende de opleiding af van gemiddeld: • Leerjaar 1: 16-20 uur per week in vier dagen; • Leerjaar 2: 12-16 uur per week in drie dagen; • Leerjaar 3 en 4: 4-6 uur per week in één dag. De dagen met contacturen zijn aanvullend bij de dagen die een student besteedt aan de Praktijkleerlijn met praktijkopdrachten en Comakerships.
Individuele routes Er zijn geen speciale afstudeerroutes voor zogenaamde langstudeerders. De afronding zal plaatsvinden via de regulier geplande tentamens.
1.1.5 - Vorm van de opleiding De opleiding Logopedie wordt aangeboden als voltijdsonderwijs. Binnen het voltijdsonderwijs bestaat een reguliere leerroute en een leerroute ‘blended learning’ waarbij studenten een deel van het onderwijs op afstand volgen. In beide leerroutes volgen studenten dezelfde onderwijseenheden, waarbij de leerinhoud en de toetsing identiek zijn, maar het aantal contacturen, de werkvormen en de begeleidingsvormen verschillend kunnen zijn. De colleges en bijeenkomsten in de reguliere voltijdsleerroute vinden grotendeels overdag plaats, van maandag tot en met vrijdag. De colleges en bijeenkomsten voor studenten ‘blended learning’ van cohort 2013 vinden wekelijks plaats op dinsdag van 12.30 tot 21.30 uur en eens per onderwijsperiode op vrijdag van 9.30 tot 17.30 uur. De colleges voor studenten van blended learning cohort 2014 vinden wekelijks plaats op donderdag van 9.30 – 18.30 uur en eens per onderwijsperiode op vrijdag van 9.30 tot 17.30. Studenten kiezen bij inschrijving voor één van beide leerroutes. Het is na 1 oktober tijdens het eerste studiejaar niet mogelijk om van de reguliere voltijd over te stappen naar voltijdsvariant ‘Blended Learning’. De overstap van blended learning naar de reguliere voltijd is mogelijk met ingang van onderwijsperiode 3. Deze overstap kan door de studentbegeleider in het VSA gesprek geadviseerd worden. Na jaar 1 is het overstappen van de voltijdse opleiding naar blended learning alleen mogelijk met toestemming van de opleidingscoördinator op voorwaarde dat de examencommissie instemt met het studieplan na de overstap dat voor deze student is opgesteld. In dit studieplan beschrijft de student uit welke onderwijseenheden zijn/haar studieroute bestaat, en maakt de student een haalbare tijdsplanning voor het afronden van de studie. De overstap van de reguliere voltijd naar Blended Learning zal in de regel alleen worden toegestaan aan studenten met een goede studievoortgang.
Aanvullende informatie: Lestijden starten op het halve uur en bestaan uit 50 minuten en tien minuten pauze. Lesuren staan geroosterd vanaf 8.30 tot 22.30 uur. Het is mogelijk lesuren te koppelen tot blokuren of dagdelen. Voor veel werkcolleges, student- en tutorbegeleiding en de Special Weeks geldt een aanwezigheidsplicht. Voor specifieke informatie verwijzen wij naar de studiehandleidingen van de opleiding Logopedie, binnen het cluster Welzijn en Gezondheid. Toetsing vindt niet altijd op de vaste lesdagen plaats: toetsen vinden plaats tussen 8.30 tot 22.30 uur, zowel voor studenten voltijd als voor studenten blended learning. 16
Het is ook mogelijk dat er tussentijdse (deel) toetsen worden afgenomen bij een onderwijseenheid. Dit staat in de studiehandleiding beschreven.
1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding De opleiding Logopedie wil een programma aanbieden dat studenten in staat stelt kennis, inzichten en vaardigheden te ontwikkelen om als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren en zich te ontwikkelen tot een verantwoordelijke, waarde(n)volle en zelfbewuste professional. De opleiding Logopedie is ervan overtuigd dat studenten het beste tot dat doel kunnen komen als zij optimaal worden begeleid en als zij vanaf het begin van hun studie in contact staan met het (toekomstige) werkveld. 1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding De basis voor de startende Logopedist ligt in het landelijke competentieprofiel voor Logopedie, Compass (bijlage 6.1). De student beheerst bij het afstuderen alle Logopedische competenties die in dit competentieprofiel zijn beschreven, en beheerst alle rollen die daarbij horen. De rollen die een Logopedist heeft binnen de onderscheiden competentiegebieden zijn in tabel 1 schematisch weergegeven. Competentiegebieden Werken met en voor cliënten: Preventie, zorg, training en advies
Rollen Zorgaanbieder/therapeut Trainer Adviseur Coördinator Werken in en vanuit een organisatie Manager Ondernemer Begeleider/coach Het beroep: werken aan professionalisering; Beroepsbeoefenaar Innovator Tabel: Competentieprofiel en rollen van de Logopedist (Bron: Compass) Binnen deze competentiegebieden zijn negen kerncompetenties (met een aantal deelcompetenties) beschreven. De student kan in elk van die gebieden en rollen het eigen handelen onderbouwen en kritisch beschouwen aan de hand van professionele standaarden. De kerncompetenties bij elk van de rollen zijn als volgt: Competentiegebied I: Werken met en voor cliënten: preventie, zorg, training en advies 1. Om de kans op het optreden van stoornissen en/of beperkingen in activiteiten te verminderen, biedt de Logopedist cliënt(en) primaire, secundaire en tertiaire preventieactiviteiten aan. 2. Om de last van stoornissen en/of beperkingen te verlichten, biedt de Logopedist cliënt(en) op een professioneel verantwoorde wijze logopedische zorg, training of advies aan. 3. Om de logopedische zorg, training en advies te laten verlopen als een continu en integraal proces, coördineert de Logopedist de afgesproken activiteiten rondom de cliënten. Competentiegebied II: Werken in en vanuit een organisatie 4. Om de continuïteit van de praktijk, onderneming, afdeling of dienst te waarborgen, levert de Logopedist een actieve bijdrage aan beleidsontwikkeling en –uitvoering. 5. Om een goede organisatie van de dienstverlening te kunnen garanderen, beheert de Logopedist de praktijk, onderneming, afdeling of dienst op een adequate wijze. 6. Om ervoor te zorgen dat de (logopedische) taken binnen de organisatie op de juiste wijze worden uitgevoerd, coacht en begeleidt de Logopedist collega’s, teamleden en stagiairs. 17
Competentiegebied III: werken aan professionalisering 7. Om de kwaliteit van het beroep Logopedist op het vereiste peil te houden, vervult de Logopedist een actieve rol in het bevorderen van het beroepsbewustzijn en de beroepscompetenties van zichzelf en van de beroepsgroep. 8. Om logopedische preventie, zorg, training en advies aan te laten sluiten bij actuele maatschappelijke vragen initieert de Logopedist nieuwe programma’s. 9. Om logopedische zorg, training en advies te optimaliseren, levert de Logopedist een actieve bijdrage aan het ontwikkelen van nieuwe logopedische methoden, technieken en richtlijnen. De tien HBO-competenties zijn in het competentieprofiel Compass verwerkt. Daarnaast ontwikkelen de studenten in de opleiding de 11e Windesheim competentie ‘zelfsturing’. Competenties zijn opgebouwd uit kennis, vaardigheden en attitude. Wanneer deze drie componenten in het handelen van de logopedist samenkomen, is het geheel meer dan de som der delen. De kennis en vaardigheden waarover een afgestudeerde logopedist moet beschikken, zijn beschreven in de landelijke BoKS1. De BoKS onderscheidt – in overeenstemming met het beroepsprofiel van de NVLF – acht logopedische deelgebieden en een aantal andere vaardigheids-en kennisgebieden die in het curriculum een plek dienen te krijgen: A. Logopedische Deelgebieden: Stemstoornissen Spraak(ontwikkelings)stoornissen Vloeiendheidsstoornissen Taalstoornissen bij kinderen Afasie/taalstoornissen bij volwassenen Dysartrie Dysfagie Gehoorstoornissen B. Beroepsvaardigheden: Methodisch Logopedisch Handelen Communicatievaardigheden C. Ondersteunende kennisgebieden: Bio-medische wetenschappen Gedragswetenschappen Linguïstiek D. Gezondheidsonderzoek E. Praktijkgericht Onderzoek Windesheim Flevoland wil waarde(n)volle professionals opleiden. Binnen het cluster Welzijn & Gezondheid geven we hier onder meer vorm aan in generiek (clusterbreed) onderwijs op het gebied van onderzoek, filosofie en ethiek, interculturele communicatie en een gedeelde visie op studentbegeleiding. Vanzelfsprekend houdt de opleiding Logopedie rekening met eisen en richtlijnen die samenhangen met: De wet BIG2 de wet collectieve preventie volksgezondheid3
1.2.3 - Inhoud van de opleiding 1
SRO, 2011. National Transcript Wet op Individuele Beroepen in de Gezondheidszorg, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 3 Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2
18
De opleiding Logopedie leidt op tot het beroep van Logopedist. Dit is een paramedisch beroep, waarop de wet BIG van toepassing is. De belangrijkste werkvelden voor de Logopedist zijn Vrijgevestigde Praktijken (V), Onderwijs (O) en Gezondheidszorg (G). Daarnaast werken Logopedisten op diverse andere plekken, waarop de wet BIG niet van toepassing is. Zo werken Logopedisten bijvoorbeeld als docent op Pabo’s of theateropleidingen of als communicatietrainer in een eigen onderneming. In de hoofdfase doorloopt de student in ten minste twee verschillende werkgebieden een praktijkleerperiode. Windesheim Flevoland ziet logopedisten als praktisch specialisten. Praktisch, omdat Logopedisten direct met cliënten werken als therapeut, zorgverlener, trainer of adviseur, waarbij ze een breed arsenaal aan sociale en technische vaardigheden nodig hebben. Tegelijkertijd is het een specialistisch beroep, omdat een Logopedist over diepgaande kennis moet beschikken om goede, klantgerichte, evidence based zorg te kunnen verlenen aan cliënten met uiteenlopende en soms complexe zorgvragen. Een Logopedist werkt vaak alleen, soms zonder Logopedisten als directe collega’s. Het is dus belangrijk dat een Logopedist zelfstandig kan functioneren, en dat hij zijn logopedische expertise in kan zetten in een multidisciplinair team. Daarnaast vragen de ontwikkelingen in de context van het beroep meer dan ooit een innovatieve en ondernemende houding. Technologische ontwikkelingen bieden kansen voor innovatie in de logopedie. Aan de andere kant staan de tarieven voor en vergoeding van logopedische zorg onder de druk. Of je nu werkt vanuit een eigen praktijk, of in dienst bent van een grote zorg- of onderwijsinstelling, het vraagt ondernemerschap om de logopedie goed te profileren en kansen voor het beroep te creëren en te grijpen.
1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De logopedist draagt bij aan goede communicatie en aan een goed eet- en drinkproces van de cliënt in het dagelijks leven waardoor de kwaliteit van leven van de cliënt verbetert. De opleiding Logopedie wil studenten logopedie zo goed mogelijk voorbereiden op het uitoefenen van hun toekomstig beroep. De opleiding biedt kwalitatief hoogstaand onderwijs met als basis de wettelijke, landelijke en internationale eisen, daarbij brengt ze ontwikkelingen uit de maatschappij en de zorg binnen het onderwijs. De opleiding ziet een complexe, snel veranderende samenleving die vraagt om innovatieve, ondernemende logopedisten die zichzelf steeds blijven ontwikkelen. Zorg dient steeds meer geleverd te worden op basis van het best beschikbare bewijs en iedere logopedist dient een bijdrage te leveren aan onderzoek binnen de verdere professionalisering van het beroep. De opleiding leidt startbekwame allround logopedisten op, die in staat zijn om in deze context zelfstandig te functioneren. Windesheim Flevoland vindt een goede relatie tussen de opleiding en het beroepenveld essentieel om dit te verwezenlijken. Het beroepenveld is voor de opleiding een belangrijke partner in het vaststellen aan welke eisen het curriculum en de competenties van startbekwame logopedisten moeten voldoen. Tegelijkertijd is het voor studenten van groot belang om voldoende ervaring op te doen in het werkveld, om daar na hun afstuderen goed in te kunnen functioneren. Immers: de toepassing van het geleerde kan alleen in het werkveld echt plaatsvinden. Op meerdere niveaus is er een relatie tussen de opleiding en het beroepenveld, namelijk op landelijk, regionaal en studentniveau. Landelijk niveau Op landelijk niveau is er het Landelijk netwerk en opleidingsoverleg, het SRO-L. De opleiding Logopedie van Windesheim Flevoland is lid van dit overleg. Het SRO-L onderhoudt op landelijk niveau contact met het beroepenveld, onder meer als gesprekpartner van de beroepsvereniging NVFL. In dit overleg wordt op basis van het beroepsprofiel voor Logopedisten van de NVLF het competentieprofiel en de BoKS voor de opleiding vastgesteld. De Logopedie-opleiding van Windesheim werkt mee aan landelijke projecten om bijvoorbeeld het competentieprofiel aan te passen en landelijke toetsing te ontwikkelen. 19
Regionaal niveau De opleiding Logopedie organiseert twee tot vier keer per jaar een overleg met een afvaardiging vanuit de beroepspraktijk, namelijk de Werkveld Adviescommissie (WAC). In dat overleg wordt gesproken over de inhoud van de opleiding en de aansluiting op het werkveld.
Daarnaast streven we naar het opzetten van contractactiviteiten binnen de beroepspraktijk. Docenten van de opleiding Logopedie kunnen bijvoorbeeld scholingstrajecten uitvoeren binnen de Provincie Flevoland.
In het studiejaar 2014-15 wordt verder gewerkt aan een duurzame relatie met praktijken en zorginstellingen binnen de Provincie Flevoland en omstreken. Dit gebeurt onder andere door structureel overleg over de invulling van de praktijkleerplaatsen en het aangaan van Comakerships. Twee keer per jaar biedt de opleiding een Stagebegeleidersbijeenkomst aan voor de praktijkbegeleiders uit het werkveld.
Docenten worden binnen het dienstverband van Windesheim Flevoland blijvend gestimuleerd een verbinding te leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Dit uit zich bijvoorbeeld in het bezoeken van symposia, het volgen van beroepsrelevante cursussen, werkveldstages en het combineren van banen.
Contact met het werkveld in de regio bestaat tot slot via het clusterbrede Lectoraat Klantenperspectief (waarbij Logopedie met name verbinding heeft met het thema Niet Aangeboren Hersenletsel). Deze lectoraten voeren binnen de beroepspraktijk onderzoek uit naar de ervaringen van klanten bij praktijk- en zorginstellingen. Streven is om ook de docenten Logopedie te betrekken bij dit onderzoek.
Studentniveau De praktijkcomponent neemt binnen de opleiding een zeer prominente plaats in. Dit gebeurt onder andere door middel van vaardigheidsonderwijs binnen de BoKS. Zo worden er bijvoorbeeld steeds meer praktijksituaties binnen de het onderwijs gesimuleerd door gebruik van skills-labs en met behulp van multimediale toepassingen.
Buiten de onderwijsinstelling wordt verbinding met de praktijk gelegd door middel van praktijkleren en het uitvoeren van praktijkopdrachten of Comakerships. Studenten lopen elk jaar van de opleiding stage.
Regelmatig nodigt de opleiding gastdocenten uit. Zijn hebben allen relevante werkervaringen binnen praktijk- , onderwijs- of zorginstellingen.
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1.3.1 - Inrichting van de opleiding De opleiding Logopedie is een vierjarige opleiding. De opleiding kent een propedeutische fase met een omvang van 60 ECTS. De hoofdfase omvat 180 ECTS. Onderdeel van de hoofdfase is een minor van 30 ECTS in jaar 3. Dit geldt zowel voor de reguliere voltijd als de voltijd ‘blended learning’. 20
Studenten kunnen starten met de opleiding na een positieve uitkomst van het geschiktheidsonderzoek, waarin gekeken wordt of de student over voldoende stem- en spraakmogelijkheden beschikt om als allround logopedist te kunnen werken. 1a - De propedeutische fase Met ingang van 1 augustus 1993 is de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) in werking getreden. Belangrijke aspecten ervan zijn: • De studielast van de propedeuse bedraagt 60 ECTS oftewel 1680 studiebelastingsuren. • De aard van de propedeuse is oriënterend, selecterend en verwijzend. • Iedere student krijgt aan het eind van zijn eerste jaar een advies over de voortzetting van de studie. Aan dit advies kan een afwijzing worden verbonden, het ‘bindend studieadvies’ (BSA). Formeel is het eerste jaar een propedeutisch jaar. De propedeuse heeft drie functies: oriënteren, selecteren en verwijzen. Op elk van deze functies gaan we hieronder wat nader in. Oriëntatie Een goede oriëntatie op het beroep van Logopedist en de studie door middel van het onderwijsprogramma van het eerste jaar, maakt verwijzing en selectie mogelijk. De opleiding streeft ernaar om de student zo goed mogelijk inzicht te geven in de opleidingseisen en het beroep. Zo kan de student na het propedeutisch jaar een weloverwogen beslissing nemen met betrekking tot de voortgang van zijn studie. De oriëntatie op het beroep krijgt vorm via het onderwijsprogramma, zoals dat in de loop van het leerjaar wordt aangeboden. Heeft de student het eerstejaarsprogramma met goed gevolg afgerond (d.w.z. het propedeutische examen gehaald), dan wordt hij toegelaten tot de postpropedeutische of Hoofdfase. Selectie In artikel 7.10 van de WHW staat: ‘Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit of hogeschool brengt iedere student aan het eind van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse opleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding’. Zoals weergegeven bij ‘oriëntatie’ zal de student door het onderwijsprogramma voortdurend worden uitgenodigd tot reflectie op de gekozen opleiding en het latere beroep. Deze reflectie zal met name plaatsvinden binnen de leerlijn Studentbegeleiding. Vragen die hierbij aan de student worden gesteld, zijn: Is het niveau van de opleiding haalbaar? En: Is het beroep van Logopedist datgene wat jij je ervan had voorgesteld? Via dit soort vragen komt er een proces van zelfselectie op gang. Daarnaast neemt de opleiding haar verantwoordelijkheid om studenten te toetsen aan de vastgestelde normen met betrekking tot kennis, vaardigheden en beroepshouding. Als blijkt dat de student onvoldoende mee kan komen, dan kan aan het studieadvies een afwijzing worden verbonden. We spreken in dat geval van het ‘bindend studieadvies’ (BSA). Een BSA geldt zowel voor de voltijdvariant Blended Learning als voor de reguliere voltijdopleiding van Windesheim en Windesheim Flevoland.
Verwijzing Wanneer een student niet op zijn plek zit in de gekozen opleiding, proberen we de student door individuele begeleiding en een eventuele verwijzing naar bijvoorbeeld de decaan, te verwijzen naar een andere opleiding die beter aansluit bij de motivatie, mogelijkheden en/of talenten van deze student. Studenten die hun propedeutisch getuigschrift hebben gehaald, kunnen (als zij dat willen) doorstromen naar het wetenschappelijk onderwijs. Sommige opleidingen stellen echter meer toelatingseisen dan alleen een propedeuse. Opleiding Logopedie 21
Voor de opleiding Logopedie geldt dat binnen het onderwijsprogramma het onderwijs is ingericht om studenten een brede kennismaking te bieden met het beroep van Logopedist. De opleiding kiest bewust voor een brede oriëntatie in jaar 1, door werkveldbezoeken, een introductiestage, en een aanbod van onderwijseenheden in de BoKS-leerlijn dat representatief is voor de verschillende logopedische deelgebieden. Normvakken Aan het eind van het eerste leerjaar moet een student minimaal 54 studiepunten hebben behaald om de opleiding te mogen voortzetten. Een aantal vakken zijn bovendien als ‘normvak’ aangemerkt. Deze vakken zijn essentieel voor de uitoefening van het vak en daardoor onmisbaar binnen de opleiding. Normvakken moeten binnen één jaar zijn afgerond met een voldoende. Het betreft de volgende vakken: • Persoonlijke spreekstijl (WFLOGP.PSPR.01 / WFLOGP.PSPR.E01) • Praktijkleren introductie (WFLOGP.PLINT.01/ WFLOGP.PLINT.E01)
1b - De postpropedeutische of hoofdfase De hoofdfase van de opleiding omvat 10 onderwijsperioden met een totale studiebelasting van 150 ECTS en een minor van 30 ECTS. In de hoofdfase verwerft de student op gevorderd en bachelorniveau de beroepscompetenties en de kennis en vaardigheden die een start bekwame Logopedist nodig heeft. In het tweede en derde leerjaar worden achtereenvolgens de drie competentiegebieden uit het competentieprofiel centraal gesteld in de Praktijkleerlijn: In onderwijsperiode 1 en 2 het tweede leerjaar leert een student de evidentie van het logopedisch handelen te onderzoeken en op basis hiervan een behandelplan op te stellen voor een casus uit de praktijk. (Competentiegebied I: preventie, zorg, training en advies: werken met en voor cliënten). In onderwijsperiode 3 en 4 van het tweede leerjaar verdiept de student zich in de interne en externe organisatie van de logopedische praktijk. (Competentiegebied II: Organisatie: werken in en vanuit een organisatie). In onderwijsperiode 1 en 2 van het derde leerjaar staat de rol van beroepsbeoefenaar centraal in het Comakership ‘Innovatie’. (Competentiegebied III: Beroep: werken aan professionalisering). De student voert in opdracht van een logopedische praktijk een onderzoek uit, dat leidt tot vernieuwing en verbetering van deze praktijk. Door het volgen van een minor, die een student in het derde of vierde leerjaar van de opleiding volgt, kan een student zich verdiepen in een deelgebied van de Logopedie. Ook kan hij ervoor kiezen om zijn basis te verbreden door een minor te volgen bij het Cluster Welzijn en Gezondheid of een verwante opleiding. Een student kan een minor volgen bij Windesheim Flevoland, Windesheim Zwolle of een andere hogeschool. Deze minor mag zo vrij mogelijk gekozen worden, mits het een minor op minimaal gevorderd niveau betreft. De minor kan ook ingevuld worden met een pakket keuzecursussen dat de student zelf samenstelt (eventueel op basis van recent eerder afgerond onderwijs). Dit heet een ‘combiminor’. Ook dan geldt dat het afgeronde onderwijseenheden op minimaal gevorderd HBO-niveau betreft. Het is ten slotte mogelijk om ter voorbereiding van de doorstroom naar een wetenschappelijk master een pre-mastertraject te volgen. Het is mogelijk een pre-master te volgen van meer dan 30 ec’s. Als de student dit wil, dan maakt de student hiervoor met zijn studentbegeleider een studieplan en legt dit ter goedkeuring voor aan de examencommissie. Een aantal minoren is door de opleiding vastgesteld als ‘goedgekeurde minoren’. Hiervoor is toestemming van de examencommissie niet nodig. Het betreft de volgende minoren: 22
Kinderen met Taalontwikkelingsstoornissen (Windesheim Fleovland Organiseren van Zorg, Steun op Hulp; Zorglogistieke bedrijfsvoering: de client centraal Logopedie en Audiologie’ (Windesheim) Opleiden in de Zorgpraktijk (Windesheim) Ouderen en Samenleving (Windesheim) International Sustainable Development (Windesheim) Zingeving voor Professionals (Windesheim) Digital Health and Wellbeing (Windesheim)
In de eindfase van de opleiding toont een student, in een Comakership ‘Onderzoek en innovatie in de logopedische zorg’, een praktijkleerperiode op bachelorniveau en het afstudeercomakership ‘Implementeren van innovatie’ aan, dat hij de competenties op bachelorniveau beheerst. En elk van deze drie onderwijseenheden op bachelorniveau wordt een ander deel van de beroepscompetenties getoetst; alle beroepscompetenties worden op bachelorniveau afgesloten. Hierin is het belangrijk dat de student de deelcompetenties geïntegreerd kan inzetten in complexe vraagstukken.
1c - Bijzondere leerwegen Wanneer studenten via het Erasmusprogramma een studieprogramma volgen (in het kader van een combiminor), dan dienen zij een Learning Agreement in te vullen. Learning Agreements [WS1] Een Learning Agreement wordt gebruikt om een door de student in het buitenland te volgen studieprogramma vast te leggen en te accorderen. Het format voor studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, wordt verstrekt door de Europese Commissie (via de Nuffic). Ook studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een nietErasmuspartner van Windesheim gaan studeren, leggen afspraken over het te volgen programma en het aantal te behalen credits vast in een Learning Agreement. Voor deze groep kan het format van de Europese Commissie worden gebruikt, met weglating van het Erasmus-logo. Learning Agreements worden opgesteld door de student in overleg met de coördinator internationalisering van zijn/haar domein en goedgekeurd door de examencommissie. De examencommissie delegeert deze bevoegdheid evt. aan de coördinator internationalisering van het betreffende domein. Een geldig Learning Agreement bevat minimaal: een vermelding van de naam van de student, studieperiode bij de gastinstelling, naam van de zendende en ontvangende instelling, course titles, course codes (indien beschikbaar), ECTS-credits per course, en handtekeningen en data van ondertekening van de coördinator internationalisering, de gastinstelling en de student. Learning Agreements worden vóór of maximaal 2 weken na aanvang van het uitwisselingssemester door alle partijen (i.e. domeincoördinator internationalisering van Windesheim, gastinstelling, student) ondertekend. Alle wijzigingen op het oorspronkelijk geaccordeerde Learning Agreement worden vastgelegd op het formulier ‘Changes to the original proposed Learning Agreement’ en per ommegaande door de drie partijen ondertekend. Op het (gewijzigde) Learning Agreement vermelde ECTS-credits worden na afloop van het uitwisselingssemester één-op-één toegekend aan de student, tenzij er sprake is van een onvoldoende beoordeling door de gastinstelling. De beoordeling van de gastinstelling wordt overgenomen door de examencommissie. De student is zelf verantwoordelijk voor het inleveren van het Learning Agreement bij Bureau Buitenland t.b.v. de toekenning van de Erasmusbeurs. Hierover wordt door Bureau Buitenland schriftelijk gecommuniceerd met de student. 23
Verwerking van credits in Educator na studie of stage in het buitenland Nadat de in het buitenland behaalde credits (conform Learning Agreement) zijn goedgekeurd door de examencommissie, worden deze door de studievoortgangsadministratie van het domein in Educator verwerkt onder vermelding van ‘study abroad’ of ‘placement abroad’, met daaraan toegevoegd (in het geval van study abroad) de naam en de locatie (i.e. plaats, land) van de partnerinstelling.
1.3.2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden In de link hieronder staat een overzicht van de verschillende onderwijseenheden. Voor verdere uitwerking van de afzonderlijke onderwijseenheden: klik hier voor het overzicht en curriculum van de voltijd variant en klik hier voor het overzicht en curriculum van de blended learning variant. Daar wordt ingegaan op onder andere de volgende aspecten: onderwijsinhoud, doelen, begeleidingsactiviteiten, contacturen en toetsing. Een student kan twee keer per studiejaar deelnemen aan de toets. Schriftelijke tentamens worden in de regel twee keer per jaar aangeboden: eenmaal in de toetsweek van de onderwijsperiode waarin het onderwijs is gegeven4 en een tweede keer in de onderwijsperiode daarop volgend. De tentamens van clusterbrede modules worden soms meer dan twee keer aangeboden, wanneer het onderwijs in een andere opleiding op een ander moment wordt aangeboden. Studenten mogen in dat geval zelf kiezen van welke twee toetsmomenten zij gebruik maken. De student heeft elke toetsperiode de mogelijkheid verslagen en opdrachten in te leveren, vaardigheidstoetsen af te leggen of presentaties te houden. De student mag zelf bepalen in welke periode hij deze toetsing afrondt; verslagen en opdrachten moeten in de regel op de vrijdag voorafgaand aan de toetsweek ingeleverd worden, tenzij anders vermeldt in de studiehandleiding. De student mag voor elke toets maximaal twee gelegenheden benutten. Een student gebruikt een kans voor een schriftelijk tentamen of een vaardigheidstoets wanneer hij zich heeft ingeschreven voor het betreffende tentamen, ook als de student het tentamen niet maakt. Een student kan zich tot uiterlijk een uur voor het tentamen uitschrijven bij het servicepunt; een student kan zich tot uiterlijk een uur voor de vaardigheidstoets afmelden bij de beoordelend docent. Voor de praktijkleerleerperiodes (stages) geldt, dat het starten met de praktijkleerperiode betekent dat een student zich inschrijft voor de toetsing, en dus een kans benut. Studenten die voor één van de studieonderdelen op bachelorniveau voor zowel de reguliere toets als de herkansing een onvoldoende scoren, mogen in hetzelfde studiejaar een derde toetskans benutten. Voorwaarde is dat de student alle andere onderwijseenheden van de opleiding Logopedie, inclusief de minor (met uitzondering van WFLOGH.SB4, die altijd de afsluitende onderwijseenheid vormt), heeft afgerond.
4
Onder het aanbieden van onderwijs verstaan we ook het aanbieden van de online module afstandsleren in ‘blended learning’. 24
Het curriculum is voor studiejaar 2014-2015 op een aantal punten gewijzigd ten opzichte van 2013-2014. Voor de volgende onderwijseenheden vinden in 2013 nog aparte herkansingen plaats, in aansluiting op de onderwijseenheden van 2013-2014.
Cohort 2011 Onderwijseenheid Stem WFLOGH.STEM.V412 EC)
2014-15 2015-16 en later Deze onderwijseenheid wordt Als 2014-15 (4 vervangen door de VOE: WFLOGP.STEM.V413 (2EC) WFLOGH.STM2.V413 (2EC) Studenten dienen bij de examencommissie een verzoek in te dienen om de VOE STEM.V412 in hun studieplan te laten vervangen door bovengenoemde VOE’s
Afasiek, dysartrie en dysfagie WFLOGH.ADD.V412 Onderzoek & Behandeling van dysfagie WFLOGH.TROBD.V412 Fonetiek & Spraakstoornissen WFLOGH.FON.V412
Recht WFCWGH.RECHT.V412 Audiologie en Audiometrie WFLOGH.ALAM.V412
Complexe Kinderen Complexe Volwassenen
Deze onderwijseenheid wordt vervangen door de VOE: WFLOGH.VNST.V413. Deze onderwijseenheid wordt vervangen door de VOE: WFLOGH.TROBD.V413 Deze onderwijseenheid wordt vervangen door de VOE: WFLOGH.FON.V413, met een aanvullende opdracht ter zwaarte van 1 EC. Herkansing mogelijk
Als 2014-15
Als 2014-15
Als 2014-15
Herkansing niet meer mogelijk.
Herkansing mogelijk; studenten uit Als 2014-15 cohort 2011 dienen naast de mc – toets ook de vaardigheidstoets ‘audiometreren’ af te leggen Casuïstiek Herkansing mogelijk Herkansing niet meer mogelijk Casuïstiek Herkansing mogelijk
Herkansing niet meer mogelijk
Cohort 2012 Audiologie en Audiometrie WFLOGH.ALAM.V413
Klantenperspectief Inleiding
Herkansing mogelijk; studenten uit Als 2014-15 cohort 2011 dienen naast de mc – toets ook de vaardigheidstoets ‘audiometreren’ af te leggen een Herkansing mogelijk De VOE wordt vervangen door de herziene VOE Klantenperspectief
25
Cohort 2013 Inleiding Taalkunde WFLOGP.INTAK.V413/A413 Pedagogiek WFLOGP.PED.V413
Herkansing mogelijk toetsstof 2013-14 Herkansing mogelijk
volgens Studenten uit cohort 2013 moeten aan het eind van dit jaar deze toetsen behaald hebben in verband met de BSA-norm.
N.B. Stages en Comakerships kunnen maximaal één jaar herkanst worden volgens de eisen uit het voorafgaande studiejaar. Heeft een student de stage of Comakership dan nog niet afgerond, dan moet de student voldoen aan de eisen dit op dat moment gelden. Ook onderwijseenheden die afgerond worden met een individueel verslag of een individuele presentatie mogen volgens de eisen uit het voorafgaande studiejaar afgerond worden. Bij situaties waarin dit overzicht niet voorziet, beslist de opleidingscoördinator.
1.3.3 - Accreditatie De opleiding is geaccrediteerd op 1 januari 2009. Deze accreditatie is geldig tot 01 januari 2015.
26
2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING – RECHTEN EN PLICHTEN
Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 – BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 – Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie:
het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW).
Assessment:
een onderzoek naar de competenties die de student bezit.
Assessor:
degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven.
Associate degree:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden.
Bacheloropleiding:
zie hbo-bacheloropleiding.
Beroepsvereisten:
vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen.
CMR:
Centrale Medezeggenschapsraad.
College van Beroep: voor de examens (CBE)
het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW).
Colloquium Doctum (21+ toets)
toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. 7:29 WHW).
Comakership
tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert.
Competentie:
het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol.
Competentiegericht onderwijs:
onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk.
Competentieniveau:
aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt.
27
CROHO:
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW).
Decaan:
De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling.
Deeltijdopleiding:
een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten.
Domein:
is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen.
Domeincompetenties: de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties. Diplomasupplement:
document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW).
Duale opleiding:
een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW).
EVC:
eerder of elders verworven competenties.
Examen:
de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten. Het examen wordt door de examencommissie in vergadering bijeen vastgesteld.
Examencommissie:
iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW.
Examinator:
het door de examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens.
Geschillenadviescommissie:
de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW).
hbo-bacheloropleiding: een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding. hbo-masteropleiding: een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW). 28
Hogeschool:
de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Jaar:
studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen).
Major:
een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180 studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland.
Minor:
een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten.
Onderwijseenheid:
een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes.
Onderwijsperiode:
een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten.
Opleiding:
een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW).
Persoonlijk Ontwikkelingsplan:
het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen.
Persoonlijk Activiteitenplan:
weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijseenheden.
Postpropedeuse:
de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel hoofdfase genoemd.
Premastertraject:
een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit.
Profileringsfonds:
het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen.
Propedeuse:
de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW).
Semester:
twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3.
29
Student:
degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding.
Studiejaar:
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art. 1.1. WHW).
Studieloopbaanbegeleider:
een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider.
Studiepunt:
één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd).
Tentamen:
een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen.
Toelatingscommissie: commissie zoals bedoeld in art. 7.29 WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen. Toets:
Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben.
Verkort studietraject: het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend. Versneld studietraject: het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren. Vraaggestuurd onderwijs:
onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt ten aanzien van de eigen studieloopbaan.
Week:
iedere week gedurende het kalenderjaar.
WEB:
Wet Educatie Beroepsonderwijs
WHW:
de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek.
30
Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 – Toegang (art. 7.24 WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art. 7.2.2 WEB) 1. Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havo-diploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. 2. Inschrijving wordt geweigerd indien een student met een voorgenomen inschrijving tijdens de studiekeuzecheck een bindend afwijzend studiekeuzeadvies heeft gekregen als bedoeld in artikel 14 Reglement studiekeuzecheck Windesheim. Artikel 2.2 - Nadere vooropleidingseis (art. 7.25 WHW) 1. Naast de vooropleidingseis, zoals genoemd in artikel 2.1 lid a, moet zijn voldaan aan de nadere vooropleidingseisen ofwel de profieleisen die behoren bij het examen van de vooropleiding. De nadere vooropleidingseisen zijn hier te vinden. 2. De student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, kan voldoen aan inhoudelijk hier vergelijkbare eisen. Aan de eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. De eisen zijn hier te vinden. 3. De student die niet voldoet aan lid 1 wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen als bedoeld in lid 2 is voldaan. Artikel 2.3 - Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art. 7.26 WHW) Niet van toepassing Artikel 2.4 - Vervallen Artikel 2.4a – Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art. 7.27 WHW) Niet van toepassing Artikel 2.5 – Toelating (art. 7.29 WHW)
1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. De bij het toelatingsonderzoek te stellen eisen zijn hier te vinden. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. Het toelatingsbewijs geeft toegang tot de inschrijving voor de opleiding, dan wel toegang tot de loting of de decentrale selectie indien de opleiding een numerus fixus heeft. 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. Artikel 2.6 - Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) 1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. 31
3. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma’s zoals genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid 4. 4. Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. 5. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFL test (paper-based test, result 550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS 6.0. 6. In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5.
Artikel 2.7 - Vrijstelling propedeutisch examen (art. 7.30 WHW) 1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. . Of vrijstelling verleend kan worden bepaalt de examencommissie van de opleiding na inschrijving voor de opleiding. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.8 - EVC (WHW art. 7.13 lid 2 sub r) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overgelegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de hoofdfase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.9 – Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid 1. 3. Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving.
32
Hoofdstuk 3 – INRICHTING VAN DE OPLEIDING
Artikel 3.1 – Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs 1. De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 – Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) 1. De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het pre-mastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. 2. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat en een postpropedeutische fase van 180 studiepunten. 3. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 4. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 5. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving dan wel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. 6. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel 3.3 - Examens en graden van de opleiding 1. De opleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding; c. het Associate degree examen ter afsluiting van het Associate degree programma. 2. Aan degene die het afsluitend examen van de opleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 3. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 – Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties. Artikel 3.5 - Minors 1. De student kiest twee minors van elk 30 studiepunten, onverlet artikel 3.6. Voor de opleiding HBO Rechten en de opleidingen op de locatie Flevoland geldt dat één minor van 30 studiepunten wordt gekozen. 2. Een minor is samenhangend geheel van vooraf vastgestelde onderwijseenheden. Zonder voorafgaande instemming van de examencommissie is het niet mogelijk hiervoor andere onderwijseenheden in de plaats te stellen. 33
3. Aan één minor kan de eis worden gesteld dat deze betrekking heeft op de domeincompetenties van de opleiding. De lijst met minors welke betrekking hebben op de domeincompetenties is hier te vinden. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). 4. Van beide minors wordt er in elk geval één afgerond op bachelor- of gevorderd niveau. De andere minor mag worden afgerond op basisniveau. Voor de locatie Flevoland geldt: de minor mag worden afgerond op basisniveau. 5. De minors van de opleiding, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn opgenomen in een lijst welke hier is te vinden. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). 6. Wanneer wordt gekozen voor een andere minor (opleiding- of schooloverstijgende minor) dan opgenomen in de lijst van minors, dient voorafgaand toestemming te worden gevraagd aan de examencommissie. 7. De opleiding die de minor aanbiedt stelt de eventuele ingangseisen vast. 8. De examencommissie van de opleiding waar de student is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de beslissing of de minor past in het examenprogramma van de student met als toetsingskader de overlap met de major of de andere minor. Voor de locatie Flevoland geldt: “of de andere minor” is niet van toepassing. 9. De minor kan bestaan uit een premastertraject voor een wetenschappelijke masteropleiding, waarbij is voldaan aan de toelatingseisen voor die master krachtens afspraken met de examencommissie van de opleiding die de master aanbiedt. Artikel 3.6 – Premastertraject 1. Het premastertraject kan de plaats innemen van (een deel van) de minor en/of de major. 2. Het premastertraject omvat onderwijseenheden van ten minste 30 en ten hoogste 60 studiepunten. 3. Indien het traject meer dan 30 maar minder dan 60 studiepunten omvat, worden na voorafgaande toestemming van de examencommissie onderwijseenheden gekozen waarmee het totale traject tot 60 studiepunten wordt aangevuld. Het premastertraject is hier nader uitgewerkt. Niet van toepassing. Artikel 3.7 - Studiepunten onderwijseenheid 1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten. Artikel 3.8 - Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. Onderwijsperiode 5 is bestemd voor herkansing en/of voor versnelling van de studie. Artikel 3.9 - Gedragscode Nederlandse taal 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 34
2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. wordt bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; b. wordt het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. wordt op verzoek van studenten een samenvatting van de colleges in de Nederlandse taal verstrekt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e; d. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e.
Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art. 7.13 lid 2 sub u WHW) Artikel 4.1 - Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 2. De studieloopbaanbegeleider geeft binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van ten minste drie gesprekken met de student, een voorlopig studieadvies. Dit advies wordt door de studieloopbaanbegeleider nader onderbouwd in een gesprek met de student. Voor afstandslerenstudenten kan een afwijkende regeling gelden. De procedure met betrekking tot het voorlopige advies is hier te vinden. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie in geval de examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk 5. 4. Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is te vinden in deel 1 van dit statuut bij paragraaf 1.3.2. Artikel 4.3 – Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum. Artikel 4.4 - Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: 35
a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is hier te vinden; b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-Nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. studenten met één van de hier vermelde Topsportstatussen conform de regeling Profileringsfonds die hier te vinden is. e. Studenten met een topondernemersstatus conform de Topondernemersregeling, welke hier te vinden is. 2. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo’n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. 3. De student dient het verzoek in bij de examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. 4. De beslissing wordt, indien het een bijzondere begeleiding ex. artikel 1 lid a t/m c betreft, genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. De beslissing op grond van lid 1d wordt genomen met inachtneming van de regeling Profileringsfonds. De beslissing op grond van lid 1 e wordt genomen met inachtneming van de Topondernemersregeling. 5. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en).
Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel 5.1 - Uitbrengen studieadvies 1. De examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die is ingeschreven in de propedeutische fase van de opleiding het studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding, waaraan ook een afwijzing kan worden verbonden. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 4. De examencommissie brengt het eerste advies aan de voltijd- en duale studenten niet eerder uit dan het moment waarop de student vier onderwijsperioden voor de opleiding ingeschreven staat. Voor de deeltijd- en afstandslerenstudenten wordt het eerste advies door de examencommissie uitgebracht, niet eerder dan na vier onderwijsperioden. 5. Voor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen vrijstellingen niet mee. 6. Zolang het propedeutisch examen nog niet is behaald, kan na afloop van ieder semester opnieuw een studieadvies worden uitgebracht waaraan een afwijzing wordt verbonden. Tweede en eventueel latere adviezen worden uitgebracht aan het einde van het tweede jaar van inschrijving, waarbij tevens de studienorm is aangegeven. 7. Na het behalen van de propedeuse kan aan een studieadvies geen afwijzing meer worden verbonden. 8. Een student kan verzoeken om opschorting of intrekking van een studieadvies. Hiertoe dient een met redenen omkleed verzoek te worden ingediend bij de examencommissie. 36
Artikel 5.2 - Afwijzing bij het studieadvies 1. Aan het eerste studieadvies wordt een afwijzing verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald. Voor de te behalen studiepunten kunnen onderwijseenheden zijn aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. Deze kwalitatieve eisen zijn hier te vinden. 2. Voor de voltijdse afstandslerenstudenten geldt in afwijking van lid 1 dat aan het eerste studieadvies een afwijzing wordt verbonden, indien de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald. 3. Aan volgende studieadviezen wordt een afwijzing verbonden, indien de student niet heeft voldaan aan de in lid 1 vastgelegde norm. 4. Alle studenten dienen uiterlijk na twee jaren van inschrijving het propedeutisch examen te hebben behaald. 5. Indien de afwijzing achterwege is gebleven wegens persoonlijke omstandigheden, kan de examencommissie voor het daaropvolgende studiejaar voor de betreffende student een individuele studienorm vaststellen. De examencommissie bepaalt de periode waarbinnen de studiepunten moeten zijn behaald. Indien de studiepunten niet binnen de vastgestelde periode zijn behaald, ontvangt de student alsnog een afwijzing. 6. De afwijzing heeft betrekking op de opleidingen: Logopedie Windesheim, Logopedie Voltijd Windesheim Flevoland en Logopedie Blended Learning Windesheim Flevoland 7. Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven in de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De examencommissie kan hiervoor regels vaststellen. Artikel 5.3 - Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn hier te vinden. 7. Elke examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven.
Hoofdstuk 6 – TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 6.1 - Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 37
2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel 6.2 - Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase aan het einde van de daaropvolgende periode. De herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse is in de regel in de loop van de daaropvolgende periode. 3. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase moet de student zich voor deze toets inschrijven. Met uitzondering van schriftelijke toetsen bij de opleidingen afstandsonderwijs is inschrijven niet nodig voor deelname aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse. 4. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). Artikel 6.3 - Portfolio of werkstuk als toets 1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van fraude. De examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel 6.4 - Mondelinge toets 1. Bij een mondelinge toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. De opleiding kan hier gemotiveerd van afwijken. 2. De mondelinge toets is onder voorwaarden openbaar, deze voorwaarden zijn hier te vinden (nvt). De examencommissie of de desbetreffende examinator kunnen in een bijzonder geval anders bepalen. In het geval de student gemotiveerd tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt neemt de examencommissie een beslissing over de openbaarheid van de mondelinge toets. 3. De examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum.
Artikel 6.5 - Vrijstelling voor tentamens 1. Een student kan de examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. 2. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement Examencommissie. 3. Een vrijstelling wordt in de studievoortgangregistratie verwerkt.
38
Artikel 6.6 - Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan niet worden afgelegd indien niet aan de ingangseisen van de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per jaar worden afgelegd. Nadere regels omtrent herkansingen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. De Examencommissie kan besluiten dat individuele studenten een extra tentamenkans krijgen. 3. Indien de student bij het eerste studieadvies als bedoeld in art. 5.1, 54 of meer studiepunten heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een propedeusetentamen af te leggen. De derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in de vijfde periode. 4. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. Indien het cijfer van een onderwijseenheid is gebaseerd op de beoordeling van meer dan één onderdeel en een onderdeel meer dan eenmaal wordt afgelegd, telt het hoogst behaalde cijfer van elk onderdeel, onverlet lid 2 en lid 3. 5. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar één maal per jaar kan worden afgelegd. 6. De ‘Regels Tentaminering’ met daarin de regels die van toepassing zijn tijdens de tentamens, zijn te vinden in de bijlage ‘Reglement examencommissie’. 7. De student kan de examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden het tentamen op een andere wijze af te leggen dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. 8. Aan studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking kan de gelegenheid worden geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 6.7 - Cijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 1 of zs = zeer slecht / very poor 2 of s = slecht / poor 3 of zo = zeer onvoldoende / very insufficient 4 of o = onvoldoende / insufficient 5 of bv = bijna voldoende / almost sufficient 6 of v = voldoende / sufficient 7 of rv = ruim voldoende / satisfactory 8 of g = goed / good 9 of zg = zeer goed / very good 10 of u = uitmuntend / excellent b) een oordeel V, NV = Voldaan / Pass, Niet Voldaan / Fail c) een beoordeling vr = vrijstelling / exemption d) een beoordeling Evr = vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning Artikel 6.8 – Toetsuitslag en tentamencijfer 1. De uitslag van de toetsen wordt door de examinator vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over 39
het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. Artikel 6.9 - Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement examencommissie). Artikel 6.10 – Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen 1. De geldigheidsduur van tentamens en vrijstellingen is vier jaar. 2. De geldigheidsduur kan op verzoek van een student door de examencommissie worden verlengd. 3. De geldigheidsduur kan worden verkort door de opleiding. De lijst van onderwijseenheden met afwijkende geldigheidsduur is hier te vinden. Niet van toepassing. Artikel 6.11 - Examen 1. De examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast, nadat de examencommissie heeft onderzocht of de student aan alle voor het desbetreffende examen geldende verplichtingen heeft voldaan en of de student voldoet aan de voorwaarden die deze onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad. De examencommissie kan hiertoe een door of namens haar zelf te verrichten onderzoek uitvoeren. 2. In het Reglement Examencommissie is de wijze vastgelegd waarop de examencommissie uitvoering geeft aan het bepaalde in lid 1. 3. De datum van de in het eerste lid bedoelde vergadering is de examendatum die op het getuigschrift wordt vermeld. 4. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 5. De examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit. Artikel 6.12 - Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het (gewogen) gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 4. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement “Cum laude Windesheim”. Dit reglement is hier te vinden. 40
Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel 7.1 - Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, het borgen van een correcte organisatie en coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), de zorg voor de organisatie en de coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. 5. Het Reglement examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het Reglement examencommissie is in het Studentenstatuut te vinden. Artikel 7.2 - Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. Ten minste één lid is niet verbonden aan de opleiding of aan één van de andere opleidingen uit het domein waartoe de opleiding behoort. Er worden geen commissieleden benoemd die een managementfunctie binnen Windesheim hebben met een financiële verantwoordelijkheid. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de examencommissie. 4. De examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de examencommissie van het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. De benoeming van het lid als genoemd in lid 2, tweede volzin, wordt benoemd voor een periode van 1 jaar en kan maximaal 2 keer opnieuw benoemd worden. 7. Het lidmaatschap van de in het tweede lid, eerste volzin genoemde lid van de examencommissie, eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd. Artikel 7.3 - Subcommissies 1. De examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; 41
b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 2. De examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel 7.4 - Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel 7.5 - Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet eerder uitgereikt dan nadat de examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student conform artikel 6.11 lid 1 heeft voldaan heeft aan de voorwaarden die deze onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad, b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. 3. De examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen.
42
Hoofdstuk 8 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 8.1 - Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de Examens is hier te vinden. Artikel 8.2 - Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma zijn opgenomen, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die het onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Artikel 8.3 - Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Artikel 8.4 - Slot- en overgangsbepalingen 1. De bij deze regeling behorende overgangsregeling is hier te vinden, waarbij is aangegeven: a. op welke studenten (zo nodig per jaar van inschrijving) de regeling van toepassing is; b. voor welke minor en/of onderwijsheden de overgangsregeling van toepassing is; c. de jaren waarin het onderwijs uiterlijk nog wordt gegeven en de jaren waarin de tentamens uiterlijk nog kunnen worden afgelegd. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. Artikel 8.5 - Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014 en loopt tot 1 september 2015. 2. Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 04-07-2014 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 30-06-2014. 3. De directeur van het domein Windesheim Flevoland , Rien Komen, heeft de Onderwijs en Examenregeling van de opleiding Logopedie vastgesteld op 29-08-2014, na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 09-07-2014, 27-08-2014.
Dr. ir. M.H.C. Komen Directeur van het domein Windesheim Flevoland
Almere, 29 -08-2014
Handtekening Dr. ir. M.H.C. Komen:
43