Studentenstatuut Opleidingsdeel Christelijke Hogeschool Windesheim
HBO-Bachelor Communicatie Crohonummer: 34405 voltijd / deeltijd
Accreditatie: 1 januari 2012 t/m 31 december 2017
INHOUDSOPGAVE INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 1. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING
A - OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1 - De onderwijsvisie van Windesheim 2 - De onderwijsleeractiviteiten 3 - Studiebegeleiding 4 - Kwaliteit en studeerbaarheid 5 - Vorm van de opleiding
B - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1 - Doelstelling van de opleiding 2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 3 - Inhoud van de opleiding 4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
C - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1 - Inrichting van de opleiding 1a - De propedeutische fase 1b - De postpropedeutische of hoofdfase 1c - Bijzondere leerwegen 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden 3 - Accreditatie
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. Dit studentenstatuut geldt voor het domein Business, Media en Recht. Hierin vallen de volgende opleidingen: Accountancy (AC), Bedrijfseconomie (BE), Bedrijfskunde MER (B-MER), Commerciële Economie (CE), Communicatie (COM), Financial Services Management (FSM), HBO-Rechten (HBO-R), Human Resource Management (HRM), International Business and Languages (IBL), Logistiek en Economie (LE) en Small Business en Retail Management (SBRM). Deze opleidingen vormen te samen de Business School. Daarnaast maken de opleidingen Journalistiek (JOU) en het Windesheim Honours College (WHC) deel uit van het domein Business, Media en Recht. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en WISE.
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profit-organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring 3
van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nòg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken. 1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten De opleiding onderscheidt vier leerlijnen: de integrale leerlijn ( = projecten met kenmerkende beroepssituaties), de conceptuele leerlijn ( = kennismodules), de vaardighedenleerlijn (inclusief talen) en de reflectieve leerlijn( = SLB). Elk onderwijsblok kent een project of Integraal Beroepsproduct waarin integratie van de verschillende vakgebieden plaatsvindt. Studenten werken in projecten aan beroepstaken in een bepaalde beroepscontext. Binnen de kennis- en vaardighedenmodules zijn studietaken gedefinieerd.
4
Toetsing SLB De vijf beroepstaken die voor SLB zijn gedefinieerd worden op drie niveaus afgetoetst. Deze staan hier beschreven. De student krijgt in de major te maken met een concentrische opbouw waarbij er sprake is van drie niveaus: basis, gevorderd en bachelor. Zowel de beroepsspeficieke als de hbo- competenties maken deel uit van het majorprogramma. In de minors werkt de student aan verbredende competenties, resp. meer gespecialiseerde competenties aansluitend op de beroepskeuze. 1.1.3 - Studiebegeleiding Studenten kunnen in de verschillende fasen van de opleiding bij de verschillende personen terecht indien ze advies willen en vragen, opmerkingen en/of klachten hebben. In het opleidingsboekje van de opleiding Communicatie, staan de namen van de personen die de hier onder genoemde taken vervullen. Hier is voor gekozen omdat gedurende het schooljaar er mogelijk wijzigingen kunnen optreden. Het opleidingsboekje is te vinden op Sharenet (Community opleiding Communicatie) en bevat altijd het meest actuele overzicht: Vragen, opmerkingen, klachten over:
Wie
Afzonderlijke vakken en/ of projecten Het gemeenschappelijke onderwijs in de propedeuse: M1.1 en M1.2 Het onderwijs in de propedeuse dat alleen voor COM studenten is: M2.1 en M2.2 Het onderwijs in de hoofdfase van opleiding: M3.1, M3.2 en M5.1, M5.2 De stage en het afstuderen (M4 en M6) Het onderwijs in de deeltijd Het totale minorsaanbod en premastertrajecten Het onderwijs in de minors FGS I en II
Docenten Coördinator propedeuse Business School
Het onderwijs in de minor Online Communicatie Het onderwijs in de minor Eventmanagement Het onderwijs in de minor AIDA Het onderwijs in de minor PR Alle zaken die voor de hele opleiding Communicatie van belang zijn
Teamleider propedeuse Teamleider hoofdfase De praktijkadviseur De deeltijdcoördinator Teamleider minors Coördinator van “FGS I en II” Coördinator van “Online Communicatie” Coördinator van “Eventmanagement” Manager “AIDA” Coördinator van de minor “PR” Opleidingsmanager
Daarnaast zijn er nog de volgende specifieke begeleidingsmogelijkheden. Begeleidingsmogelijkheden:
Taak/Functie
Wie
Bespreken van de studievoortgang en begeleiding hierop in het eerste en tweede jaar. Indien je achterstanden hebt opgelopen en vragen hebt of advies wilt over het opstellen van reparatieprogramma’s en de studievoortgang. De begeleiding van studenten die een bijzondere route volgen, (door een functiebeperking, zoals o.a. dyslexie of autisme, het beoefenen van topsport, of door taalproblemen ivm een andere culturele achtergrond). Alle vragen over en/of hulp bij zaken die niet gaan over de inhoud of organisatie van het onderwijs, zoals vragen over studiekeuze, studiebelemmerende zaken, financiële zaken en beroepszaken.
SLB-docent
SLB-docenten zijn gekoppeld aan klassen: zie rooster
Studieadviseur opleiding Communicatie
Riet Klootwijk: kamer X8.04
[email protected], 088-4698638
Casemanager Business School
Henriëtte Lamberink: kamer X8.24
[email protected], 088-4699189
Decaan
Magda Lokhorst: kamer C1.41
[email protected], 088-4699207
5
Voor studenten met een functiebeperking zijn er speciale faciliteiten zoals extra tijd bij dyslexie, aangepast lesmateriaal bij slechtziendheid en ondersteuning bij het maken van tentamens in geval van RSI-klachten. Voor de maatregelen in het kader van SMF wordt verwezen naar deel 2 Onderwijs- en Examenregeling, artikel 4.4. Voor een goede doorstroom naar een verwante masteropleiding in het Wetenschappelijk Onderwijs kunnen studenten terecht bij de studieadviseur van de opleiding. 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid Het programma van de opleiding heeft een overzichtelijke en eenduidige indeling in vier perioden die voor alle studiejaren gelijk is. Elke periode omvat tien weken bestaande uit zeven lesweken, een studieweek en twee tentamenweken. De tentamens worden twee maal per jaar aangeboden. De herkansingen worden aangeboden in de tentamenperiode van de eerstvolgende onderwijsperiode, tenzij de onderwijsperiode nogmaals wordt aangeboden binnen hetzelfde cursusjaar. In Educator staat de normering van de onderwijseenheden met wijze van toetsing, weging en vermelding van studiepunten expliciet digitaal vermeld. Via ShareNet worden tijdig de tentamenroosters voor studenten gepubliceerd. Bovendien hebben studenten de mogelijkheid om te allen tijde digitaal hun cijferlijst in te zien. Het digitaal inschrijven voor tentamens is verplicht. De programmering van de studieonderdelen is onder meer gericht op volgtijdelijkheid van onderwijs in niveaus en een goede spreiding van de studielast, n.l. 60 EC (=studiepunten) per jaar en gemiddeld 15 EC per onderwijsperiode. Er zijn studiewijzers waarin de leerdoelen, de werk- en toetsvormen en de studietaken inclusief planning zijn beschreven. Deze studiewijzers staan op de digitale leeromgeving: N@Tschool. Dit geldt zowel voor de voltijd als voor de deeltijd. Studenten die (grote) achterstanden oplopen, dienen samen met de studieadviseur een inhaalprogramma op te stellen en voor te leggen aan de examencommissie. Hiervoor worden door de examencommissie per student studiecontracten opgesteld. Het OER geeft daartoe richtlijnen.
Studieloopbaanbegeleiding De Business School heeft gekozen voor een begeleidingssysteem waarbij de persoonlijke aandacht voor de student centraal staat en waarbij de student steeds meer verantwoordelijkheid leert te nemen voor de eigen studie en loopbaanontwikkeling: van strakke sturing via gedeelde sturing naar losse sturing. In aansluiting op de visie van de hogeschool wordt er binnen de Business School in het kader van de studentbegeleiding een onderscheid gemaakt tussen de basisbegeleiding door de SLB-docent / werkgroepbegeleider & praktijkbegeleiders enerzijds en de specialistische begeleiding door de studieadviseur en decaan anderzijds met doorverwijsmogelijkheden naar het studieloopbaancentrum, de studentenpsycholoog en/of het pastoraat (zie ook 1.1.3). Belangrijk uitgangspunt is het feit dat studieloopbaanbegeleiding niet op zichzelf staat. Er is een continue pendelbeweging tussen het onderwijs en de studieloopbaanbegeleiding.
De beoordeling van de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.14 WHW (evaluaties). De doelen van de evaluaties zijn veelal tweeledig: ten eerste is het strategische doel het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs. Hierbij wordt de PDCA-cyclus gehanteerd. Ten tweede heeft elk evaluatieonderzoek een operationeel doel, bijvoorbeeld het signaleren van mogelijke problemen. De evaluatie van de opleiding vindt plaats op verschillende niveaus. Het eerste niveau betreft de externe evaluaties, bijvoorbeeld door de NVAO die aan de hand van vooraf opgestelde criteria opleidingen voor Hoger Beroepsonderwijs accrediteert. Onder de externe evaluaties behoren ook de onderzoeken van de Nationale Studenten Enquête, de Keuzegids of de Elsevier. 6
Het tweede niveau betreft de interne evaluaties. Hierbinnen maken we onderscheid tussen de evaluaties van de hogeschool en de opleiding. De hogeschool evalueert de bacheloropleidingen op onderdelen en thema’s vergelijkenderwijs (bijv. organisatie en opzet van de voorlichtingsdagen). De opleidingsevaluaties hebben met name betrekking op het meten, bespreken en verbeteren van de onderwijskwaliteit. De opleiding hanteert hierbij een werkwijze aan de hand van de PDCA-cyclus. Aan het begin van ieder studiejaar wordt door de hogeschoolhoofddocent een evaluatiejaarplan geschreven waarin die majors en minors staan vermeld, die in het komende studiejaar geëvalueerd worden. Na iedere onderwijsperiode wordt de onderwijsevaluatie onder de studenten uitgezet. De resultaten hiervan worden besproken in een studentenpanel en in een bijeenkomst met docenten. Verbeteracties die hieruit voortvloeien worden uitgevoerd door de desbetreffende verantwoordelijken. Aan het einde van het studiejaar worden in een stand-van-zaken-notitie de gerealiseerde en niet gerealiseerde verbeteracties beschreven. Actiepunten die meer tijd vragen worden opgenomen in het Activiteitenplan van het jaar daarop. Onderwijsevaluatieresultaten, verslagen van panelgesprekken en bijeenkomsten met docenten en de stand-van-zaken-notitie worden op de community-site geplaatst. De programmaonderdelen die buitenschools plaatsvinden (stage en afstuderen) worden eveneens geëvalueerd. Ook onder de bedrijfsmentoren wordt een evaluatie uitgezet. Ook voor deze evaluaties geldt dat de gehele PDCA-cyclus wordt doorlopen. 1.1.5 - Vorm van de opleiding Het onderwijs in de opleiding wordt voltijds en deeltijds verzorgd. De studiepuntentabellen van beide onderwijsvormen zijn hier te vinden. Voltijd-variant Deeltijd-variant Het voltijdonderwijs vindt overdag plaats. Studenten die voltijdonderwijs volgen, dienen in de schoolweken beschikbaar te zijn voor hun studie. Lessen kunnen worden ingeroosterd van 8.30 tot 18.30. Het kan voorkomen dat er soms in de avonduren een tentamen wordt afgenomen. Onderwijs gericht op verzwaring of verkorting van het programma (de zogenaamde honourstracks en versnelde routes) kan plaatsvinden in de avonduren. De lessen voor het deeltijdonderwijs vinden plaats in de avonduren. Studenten dienen er rekening mee te houden dat ze gedurende de werkweek ook tijd moeten vrij maken voor zelfstudie . Sommige opdrachten kunnen uitgevoerd worden op de werkvloer, mits de student in de context van het beroep werkt.
1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding Met de opleiding Communicatie wordt beoogd de student en/of cursist vereiste competenties bij te brengen die hij nodig heeft om te goed kunnen functioneren als zelfstandige beroepsbeoefenaar in de context van het communicatievak. Studenten die zijn afgestudeerd bij de opleiding Communicatie kunnen als communicatiemedewerker- of adviseur bij verschillende typen organisaties en communicatiebureaus aan de slag. Cursisten die een leergang of opfriscursus volgen, worden verrijkt met actuele inzichten die ze kunnen toepassen in de praktijk. De opleiding Communicatie maakt deel uit van de Business School, waarin studenten worden opgeleid tot professionals met een brede business blik. Voor communicatiestudenten betekent dit dat ze complexe communicatievraagstukken in een breed maatschappelijk en businessperspectief kunnen plaatsen en ze onderbouwde communicatie adviezen kunnen opleveren en effectieve communicatiemiddelen kunnen (laten) realiseren.
7
1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding Het curriculum van de opleiding Communicatie is gebaseerd op het communicatie competentieprofiel dat door het Landelijke Overleg Communicatie Opleidingen is vastgesteld (LOCO). Dit profiel is geüpdatet in 2011 en is gekoppeld aan de beschrijvingen van beroepsprofielen van Logeion, de beroepsvereniging voor communicatieprofessionals. Vanaf schooljaar 2012- 2013 is de opleiding gestart met een nieuw curriculum in de propedeuse. De opleidingsspecifieke onderwijseenheden in deze propedeuse zullen gekoppeld worden aan de competenties van het nieuwe profiel. Alle onderwijseenheden die zijn ontwikkeld voor schooljaar 2012- 2013 zijn nog verbonden met het “oude” LOCO-profiel. In het “oude” profiel wordt gesproken over negen competenties. In het nieuwe profiel is een aantal competenties geclusterd en is het aantal competenties teruggebracht naar vijf. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen opgetreden in de competenties, waardoor de “oude” competentieset nog steeds van toepassing is. Wel zijn de competenties meer uitgewerkt in termen van kennis en vaardigheden, waarmee de aansluiting met het onderwijs duidelijker is geworden. Omdat er geen wezenlijke inhoudelijke veranderingen zijn, is besloten de beschrijving van de onderwijseenheden die voor schooljaar 2012- 2013 zijn ontwikkeld niet aan te passen. Omdat in de blauwdrukken en beschrijvingen van de onderwijseenheden uit de hoofdfase dus nog wel verwezen naar de “oude” competentienummers, is er een conversietabel opgenomen. In deze conversietabel wordt aangegeven wat de match is tussen de “oude” competentieset en de nieuwe competentieset. Conversietabel: Relatie tussen het nieuwe LOCO profiel en het” oude LOCO profiel Nieuwste LOCO Competentieprofiel
“Oud” LOCO Competentieprofiel
1. Analyseren & onderzoeken
3. Plannen & organiseren
Comp. 1: monitoren Comp. 2: onderzoeken Comp. 3: adviseren Comp. 4: ontwikkelen beleid Comp. 5: opstellen communicatieplan Comp. 6: campagneplan maken Compt.7: communicatieproject
4. Creëren & realiseren
Comp. 8: vervaardigen communicatiemiddelen
5. Representeren
Comp. 9: representeren
2.Ontwikkelen van en adviseren over communicatiebeleid
Op de volgende pagina’s volgt een uitwerking van het nieuwe competentieprofiel, waarin tevens voorbeelden van beroepshandelingen en beroepsproducten staan. Ook wordt er richting gegeven aan de kennisonderdelen en vaardigheden die een rol spelen bij de betreffende competenties.
8
Competentieset vastgesteld door Landelijk Overleg Communicatie Opleidingen (LOCO) LOCO-competentie 1
Analyseren en onderzoeken
Omschrijving
De communicatieprofessional signaleert voor zijn organisatie of opdrachtgever op proactieve wijze ontwikkelingen in de interne en externe omgeving. Hij signaleert relevante ontwikkelingen in de politieke, maatschappelijke, economische, technologische, interculturele en specialistische omgeving en zet die informatie om naar voor de organisatie relevante kennis. Hij initieert, voert uit, rangschikt en beoordeelt de resultaten van onderzoek en analyse. Hij bepaalt de relevantie van de gesignaleerde trends, gedragsveranderingen en verschuivingen op (inter)nationaal niveau en plaatst deze in het perspectief van de korte, middellange en lange termijn. Hij brengt de resultaten op niveau van strategische beleidsvorming en vertaalt deze in conclusies en aanbevelingen. HBO Kernkwalificaties: Brede professionalisering; Multidisciplinaire integratie; (Wetenschappelijke) toepassing; Transfer en brede inzetbaarheid; Methodisch en reflectief denken en handelen.
Koppeling met HBO Kernkwalificaties en Dublin descriptoren
Dublin descriptoren: Kennis en inzicht; Toepassen kennis en inzicht; Oordeelsvorming. Beroepshandelingen Beroepsproducten 1. Bepalen van onderzoeksdoelstellingen en vraagstellingen. Analyserapport, bijvoorbeeld: trendanalyse, 2. Initiëren, begeleiden, uitvoeren en interpreteren van stakeholderanalyse, concurrentieanalyse, analyses en (toegepaste) onderzoeken. media-analyse, issueanalyse 3. Interpreteren en evalueren van informatie op strategisch Onderzoeksrapporten, surveys niveau. Management summary 4. Op basis van analyse en onderzoek gevraagd en ongevraagd adviseren over beleid (als gesprekspartner op strategisch niveau) 5. Managen en interpreteren van informatiestromen (on- en offline). 6. Beschrijven van mogelijke toekomstige ontwikkelingen en scenario’s. Body of knowledge and Kennis, methoden en technieken betreffende: skills onderzoeksmethoden (kwalitatief en kwantitatief) en gegevensverwerking; analysemodellen; issuemanagement (crisismanagement); trendwatching op onder meer sociale en maatschappelijke ontwikkelingen, bestuurlijke en politieke ontwikkelingen, macro-economische ontwikkelingen, (inter)culturele ontwikkelingen, multimediale en crossmediale ontwikkelingen (Web 2.0/Web 3.0). Vaardigheden: interviewtechnieken; desk research; scenariodenken; rapportage / onderzoeksverwerking (verschillende verwerkingsprogramma’s).
9
LOCO-competentie 2
Ontwikkelen van en adviseren over communicatiebeleid
Omschrijving
De communicatieprofessional adviseert over en ontwikkelt communicatiebeleid dat bijdraagt aan een optimale realisatie van de organisatiedoelen en organisatiestrategie. Hij is zich bewust van de wederzijdse beïnvloeding van communicatiebeleid en andere beleidsterreinen. Vervolgens kan hij op grond van het vastgestelde communicatiebeleid bepalen wat de beste strategie is om de communicatiedoelen te bereiken. Hij kan een verantwoord advies geven over in te zetten communicatiemiddelen, rekening houdend met doelstellingen, doelgroep(en), publieksgroepen en actoren. Hij overziet daarbij de financiële en budgettaire consequenties van zijn keuzes en maakt in het keuzeproces ook een maatschappelijke en ethische afweging. Koppeling met HBO HBO Kernkwalificaties: Kernkwalificaties en Dublin Probleemgericht werken; descriptoren Sociaalcommunicatieve bekwaamheid; Methodisch en reflectief denken en handelen. Dublin descriptoren: Toepassen kennis en inzicht; Oordeelsvorming; Communicatie. Beroepshandelingen Beroepsproducten 1. Onderzoeksresultaten (en gegevens uit beleidsnotities) Corporate communicatiebeleidsplan kunnen hanteren als input voor beleidsaanpassingen en Concerncommunicatieplan strategievorming. Marketingcommunicatieplan 2. Gevraagd en ongevraagd adviseren over beleid aan het Intern communicatieplan management. Campagneplan 3. Vertalen van organisatiebeleid in communicatiebeleid.** Crisiscommunicatieplan 4. Kunnen afwegen van en omgaan met verschillende Adviesrapport / Adviesgesprek interpretaties en belangen van opdrachtgever en betrokken Mediaplan actoren Debriefing 5. Het proces van strategische beleidsvorming in een Corporate story organisatie kunnen faciliteren en begeleiden. 6.
Voorstellen met overtuigingskracht presenteren aan interne en externe opdrachtgevers, zowel mondeling als schriftelijk. 7. Budgettaire en financiële consequenties van een advies overzien. Kennis, methoden en technieken betreffende: Body of knowledge and skills theorieën over informatieverwerking en betekenisgeving; communicatietheorieën en modellen; gedragsmodellen; debriefing (de (schriftelijke) omschrijving van de opdracht in termen van de adviseur); analyseren van informatie; adviesmodellen; beleidsterreinen als M&O, Marketing, Financiën en HRM; organisatie- en communicatie-elementen in een organisatie (missie, visie, leiderschapstijl, structuur, cultuur, strategie); issuemanagement; interactieve beleidsvorming; branding; online strategieën; crossmediale strategieën; multidisciplinaire samenwerking; communicatiewerking. Vaardigheden: gesprekstechnieken; argumenteren (mondeling en schriftelijk); creatief denken; omgaan met weerstanden en barrières; bewaken van eigen positie als (onafhankelijk) adviseur; kunnen switchen van rol; strategisch denken; rapportagetechnieken.
10
LOCO-competentie 3
Plannen en organiseren
Omschrijving
De communicatieprofessional organiseert en plant de uitvoering van het communicatiebeleid van de organisatie en van de communicatiemiddelen, met inachtneming van de beleidscyclus. Hij creëert draagvlak voor meer of minder omvangrijke en complexe communicatieprojecten, stuurt deze aan, coördineert en legt verantwoording af over de behaalde resultaten aan de (interne) opdrachtgever. HBO Kernkwalificaties: Probleemgericht werken; Multidisciplinaire integratie; Methodisch en reflectief denken en handelen; Sociaalcommunicatieve bekwaamheid; Basiskwalificering voor managementfuncties; Transfer en brede, flexibele inzetbaarheid.
Koppeling met HBO Kernkwalificaties en Dublin descriptoren
Dublin descriptoren: Toepassen kennis en inzicht; Communicatie. Beroepshandelingen Beroepsproducten Opstellen projectplan (inclusief financiën, tijd, Projectplan (met deelplannen op het vlak van kwaliteit, organisatie, communicatie). organisatie, financiën, tijd, kwaliteit, communicatie, met mijlpalen, documenten etc.) Opstellen c.q. bewaken en beoordelen van offerte, begroting en budget. Draaiboek Plannen van (formatieve en/of summatieve) Offerte evaluaties, (doen) uitvoeren en interpreteren van de Evaluatieplan resultaten. Toepassen kwaliteitszorgsystemen. Begeleiden van projecten en processen. Communiceren met interne en externe betrokkenen t.b.v. het verkrijgen van draagvlak voor het project en de realisatie ervan. Samenwerken met deskundigen uit creatieve disciplines en met deskundigen op het gebied van de uitvoering van digitale, audio en/of visuele middelen en print. Bewaken huisstijl. Afleggen van verantwoording. Body of knowledge and Kennis, methoden en technieken betreffende: skills projectmanagement; calculatie, begrotingen en offertes; managementstijlen; technische, financiële en juridische aspecten m.b.t. de inzet van communicatiemiddelen (print, audio, visueel, digitaal); evaluatietechnieken; accountability. Vaardigheden: planmatig werken; aansturen en coördineren; delegeren; rapporteren.
11
LOCO-competentie 4 Creëren en realiseren Omschrijving
Koppeling met HBO Kernkwalificaties en Dublin descriptoren
Om communicatiedoelstellingen bij diverse doelgroepen te kunnen bereiken, moeten communicatiemiddelen gerealiseerd worden. Het kan hier gaan om zowel periodieke als niet-periodieke activiteiten voor interne of externe doelgroepen. De communicatieprofessional verzorgt ontwerp, uitvoering en productie van communicatiemiddelen (concepten, middelen en content). HBO kernkwalificaties: Sociaalcommunicatieve bekwaamheid; Probleemgericht werken; Creativiteit en complexiteit in handelen; Transfer en brede inzetbaarheid; Multidisciplinaire integratie. Dublin descriptoren: Toepassen kennis en inzicht; Communicatie.
Beroepshandelingen Beroepsproducten 1. Creatieve concepten ontwikkelen, vertalen naar Communicatiemiddelen (audiovisueel, print, onderscheidende en/of innovatieve middelen en media, en digitaal) produceren. Evenementen, bv. beurs, brandevent, 2. Een multi- en crossmediale middelenmix inzetten om de tentoonstelling, congres, symposium strategie uit te voeren. Huisstijl, multimedia en ruimtelijke 3. Doel- en doelgroepgericht handelen. presentatievormen 4. Samenwerken met deskundigen uit creatieve disciplines Schetsen, concepten, moodboards 5. Een (de-)briefing maken. 6. Pretesten en formatieve evaluaties. Kennis, methoden en technieken betreffende: Body of knowledge and skills theorieën over conceptontwikkeling, propositie en boodschap; de communicatieve, technische, financiële en juridische mogelijkheden en beperkingen van verschillende communicatiemiddelen; de terminologie, werking en toepassing van verschillende communicatiemiddelen; kennis van de grafische vormgeving, productdesign en omgevingsdesign (visuele identiteit / beeldregie); de theorieën rond beeld- en tekentaal, stijlgeschiedenis, tekstsoorten, schrijfstijlen en semiotiek; ontwerpsoftware; nieuwe media en crossmediale communicatie; storytelling; visuele communicatie; vormen van co-creatietechnieken en -strategieën; de bureauwereld; argumentatietheorieën. Vaardigheden doelgroepgerichtheid; creatieve technieken beheersen; schrijfvaardigheid; ontwerpvaardigheid; digitale vaardigheden.
12
LOCO-competentie 5
Representeren
Omschrijving
De communicatieprofessional heeft kennis van de organisatie en geeft blijk van voldoende omgevingssensitiviteit om als ambassadeur voor het bedrijf op te treden wanneer de organisatie gevraagd of ongevraagd in de openbaarheid treedt. Hij kan issues en informatie voor verschillende doel- en publieksgroepen op hun waarde schatten en zodanig communiceren dat recht wordt gedaan aan de belangen en het imago van de organisatie. HBO Kernkwalificaties: Brede professionalisering; Multidisciplinaire integratie; Transfer en brede inzetbaarheid; Creativiteit en complexiteit van handelen; Probleemgericht werken; Sociaalcommunicatieve bekwaamheid; Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Koppeling met HBO Kernkwalificaties en Dublin descriptoren
Dublin descriptoren: Toepassen kennis en inzicht; Oordeelsvorming; Communicatie. Beroepshandelingen Beroepsproducten 1. Genereren publiciteit (perscontacten en nieuwe media). Publiciteitsplan 2. Actie ondernemen op gevraagde en ongevraagde Toespraak publiciteit. (Lobby)gesprek 3. Woordvoering. Persconferentie 4. Anderen begeleiden bij optredens. Informatiebijeenkomst 5. Relatiebeheer en netwerken, zoals deelname aan Middelen zoals symposia en congressen, of aan fora en social media op relatiegeschenken internet. 6. Lobbyen. 7. Draagvlak creëren. Body of knowledge and Kennis, methoden, technieken betreffende: skills maatschappelijke en economische verhoudingen; bestuurlijke en politieke verhoudingen; pers en media; medialandschap (incl. social media, Web 2.0 etc.); reputatiemanagement; relatiemanagement; issuemanagement; risico- en crisiscommunicatie; public affairs.
persmappen
Vaardigheden gespreksvaardigheden; vergadervaardigheden; presentatievaardigheden; interviewvaardigheden; argumentatievaardigheden; evaluatievaardigheden; omgaan met de pers; ‘online’ representatieskills.
1.2.3 - Inhoud van de opleiding In 2012-2013 is de opleiding gestart met het implementeren van een nieuw curriculum. Het nieuwe curriculum wordt gefaseerd ingevoerd. Er is in 2012- 2013 gestart met een nieuwe propedeuse. Jaar twee wordt dit schooljaar geïmplementeerd en jaar drie en vier worden de jaren er op volgend vernieuwd. Aanleiding voor de vernieuwing waren de ontwikkelingen in de samenleving en de veranderingen in het communicatievak. Waar in de major in het curriculum voor 2012- 213 het accent lag op analyseren en plannen schrijven, is er nu ook aandacht voor het creatieve proces zodat studenten leren 13
en
te schakelen tussen beleid en uitvoering. Dit sluit goed aan bij de vernieuwde beroepsprofielen van de Logeion, de beroepsvereniging voor communicatieprofessionals. Binnen de opleiding kun je ervoor kiezen enkele competenties verder te ontwikkelen. Je kunt hierbij kiezen uit twee profielen1 waarin een verdieping plaatsvindt van deze competenties: Het profiel Creatie en Communicatie: in dit profiel ontwikkel je je verder op de competenties plannen & organiseren en creëren & realiseren. Het profiel Communicatiebeleid en -strategie: in dit profiel ontwikkel je je verder op de competenties adviseren en representeren. De competentie onderzoeken & analyseren speelt in beide profielen een belangrijke rol. De major van de opleiding Communicatie is gericht op de breedte van het vakgebied. Er is aandacht voor zowel de ambachtelijke creatiekant van het vakgebied als de strategische, beleidsmatige kant. Studenten leren basistechnieken op het gebied van contentproductie. waarbij er aandacht is voor tekstschrijven en beeldtaal (on- en offline). Het taalonderwijs (zowel Engels als Nederlands) heeft een prominente plek in het curriculum. Er zijn bijvoorbeeld taaltoetsen op basis, gevorderd en bachelor niveau. Daarnaast is er ook veel aandacht voor communicatieonderzoek en beleids- en strategieontwikkeling. Ook wordt er aandacht geschonken aan actuele maatschappelijke vraagstukken en de businesscontext. Bij de projecten vindt de integratie van de verschillende vakgebieden plaatst en werken studenten aan verschillende beroepsproducten. Het thema van het eerste semester is ‘kennismaking met organisaties en het communicatievak’. In het tweede semester wordt de kennismaking met het vakcommunicatie verder uitgediept, waarbij het ene blok inzoomt op’ creatie en communicatie’ en het andere blok op ‘beleid en strategie’. In de major van het tweede jaar (M3.1 en M3.2) staat het thema de #dncp (de nieuwe communicatieprofessional) centraal. In dit semester worden de kenmerken van de #dncp gekoppeld aan de vakken en projecten. Het thema van het derde jaar wordt komend schooljaar vastgesteld.
Deeltijd Het deeltijdonderwijs is door de kleine aantallen anders ingericht. Studenten kunnen daar geen minors en profielen kiezen. Alle studenten die gestart zijn voor schooljaar 2013- 2014 volgden verplicht de twee minors ‘Praktijkoriëntatie’ en ‘Duurzaam Ondernemen’. Vanaf schooljaar 2013- 2014 is de minor ‘Praktijkoriëntatie’ vervangen door de minor ‘Online Communicatie’. Op deze manier worden de meest actuele inzichten geborgd in het deeltijdonderwijs. Het majorprogramma in de deeltijd sluit nog aan op het majorprogramma van de voltijd dat is gestart voor 2012- 2013. De reden hiervoor is dat in dit programma het accent nog ligt op beleid en strategie. Omdat er gezien de kleine aantallen geen keuzemogelijkheden zijn, wordt er voor gekozen in het deeltijdprogramma niet twee maar een profiel centraal te zetten. Gekozen is voor het profiel beleid en strategie omdat dit het beste aansluit bij de doelgroep. Omvang van de opleiding in EC De deeltijdopleiding heeft een omvang van 240 EC. De studieduur bedraagt 4 jaar. Ieder studiejaar kan 60 EC worden behaald. Intakegesprek Met alle potentiële studenten (duaal en deeltijd) wordt na aanmelding en het uitvoeren van de toelatingsprocedure een intakegesprek gevoerd, waarin de motivatie, de studievaardigheden en werkervaring van de student besproken worden. Het intakegesprek vindt voor de inschrijving plaats. 1 Een profiel wordt gevormd door de keuze van de minors en de invulling van de buitenschoolse praktijkcomponenten, de stage en het afstuderen.
14
(Een student is ingeschreven als hij toelaatbaar is en het collegegeld heeft betaald.) De student krijgt tijdens een intakegesprek informatie over factoren die bepalend kunnen zijn voor het succesvol doorlopen van een opleiding. Het gesprek is adviserend van karakter en ondersteunt een potentiële student bij het maken van de keuze om met een opleiding te starten. De potentiële student wordt zo beter voorbereid op de studie. Volwassenen combineren veelal werk met studie en dat maakt een goede motivatie en juiste studiehouding (inclusief voldoende tijd in de agenda) noodzakelijk. De potentiële student is niet verplicht om deel te nemen aan een intakegesprek. Een intakegesprek is gratis. Werken met het praktijkportfolio De opleiding wil de deeltijdstudent in de gelegenheid stellen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij zijn werkplek en werkervaring. Daarom wordt er binnen de deeltijdopleidingen gewerkt met het praktijkportfolio. Dit houdt in dat de student bij aanvang van de opleiding onder begeleiding van docenten start met het vullen van een portfolio met beroepsproducten. De student kan de beroepsproducten tijdens de opleiding maken, maar kan ook bewijzen van eerdere werkervaringen verzamelen. Aan het eind van de propedeuse en de stage wordt het portfolio beoordeeld en voert de student een assessmentgesprek met twee assessoren. Bij de beoordeling aan het eind van de propedeuse kan blijken dat de student sommige beroepstaken al op gevorderd niveau beheerst. Als de student na het vullen van het praktijkportfolio aan het eind van de propedeuse voldoet aan alle eisen (cesuur) van de stage kan hij de studie versnellen. De maximale mogelijkheid tot versnelling is een half jaar. Het is voor het vullen van het praktijkportfolio daarom van belang om relevante werkervaring te hebben. Relevante werkervaring wil zeggen dat de student een functie heeft waarin de vereiste competenties van de desbetreffende opleiding gerealiseerd kunnen worden. Er kunnen zich twee mogelijkheden voordoen: A. De student heeft geen mogelijkheden tot aantoonbare relevante werkzaamheden. Dit betekent dat de student het normale onderwijsprogramma dient te volgen van de integrale leerlijn in de propedeuse (incl. studieloopbaanbegeleiding), de stage en aan de praktijkminor. B. de student heeft werkervaring en kan zijn portfolio vullen met beroepsproducten vervaardigd tijdens zijn werkervaring (van maximaal vijf jaar geleden) dan wel met beroepsproducten die hij tijdens de opleiding maakt. Verlenen van vrijstellingen Het verlenen van vrijstellingen vindt plaats nadat de student zich heeft ingeschreven. De student dient een individueel verzoek tot vrijstelling in bij de examencommissie van de opleiding. Op voorhand kan er geen uitspraak worden gedaan over het aantal vrijstellingen. De examencommissie kan vrijstelling verlenen voor onderwijseenheden op basis van het erkennen van diploma’s, getuigschriften en certificaten. De examencommissie is verantwoordelijk voor het verlenen van vrijstellingen op basis van diploma’s, getuigschriften en certificaten. Het onderzoek naar het erkennen van diploma’s, getuigschriften en certificaten vindt plaats op basis van een inhoudelijke vergelijking van de opleidingen: aantal credits, competenties, doelen, niveau van de competenties, gebruikte literatuur, kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsprocessen en de borging ervan. Het verlenen van vrijstellingen op basis van diploma’s, getuigschriften en certificaten is beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling en in het Reglement Examencommissie. Studielast De studielast van de deeltijdopleidingen bedraagt gemiddeld 25-30 uur (inclusief de contacturen). De daadwerkelijke studielast verschilt per student en is afhankelijk van de gevolgde vooropleiding(en) en de relevante werkervaring die een student heeft. Indien de student geen versnelling aan kan brengen op basis van werkervaring dan dient hij alsnog te voldoen aan de eisen van de opleiding waaronder de eisen 15
van de integrale leerlijn en/of de stage en/of de praktijkminor2. Dat betekent dat de studielast gedurende de vier jaar studie gemiddeld hoger ligt dan wel dat de studie langer duurt dan vier jaar.
1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De communicatiebranche gekoppeld aan het onderwijs Het communicatievak wordt steeds belangrijker. Veel grote organisatie hebben tegenwoordig wel een communicatieprofessional in dienst. De schatting is dat er in Nederland ongeveer 140.000 communicatieprofessionals werkzaam zijn. Veel van deze professionals werken op de communicatie- of marketingafdeling van een organisatie. Daarnaast is ook een groot deel werkzaam bij een bureau of is een Zelfstandige Communicatie Professional (ZCP’er). Er bestaat enorm veel variatie in bureaus die zich bezighouden met communicatievraagstukken. In de praktijk is de scheiding niet altijd even duidelijk en zit er een zekere mate van overlap tussen de activiteiten van deze bureaus. Grofweg kunnen we de volgende indeling maken: Full servicebureaus Dit zijn grote bureaus die in feite alle disciplines in huis hebben. Van ontwerpen tot uitvoeren, van strategiebepaling tot advies. Deze bureaus worden vaak communicatiebureaus genoemd. Limited Servicebureaus Sommige communicatieadviesbureaus profileren zich als specialist op één bepaalde vorm van dienstverlening, zoals het ontwikkelen van een communicatiestrategie en het bedenken van concepten, of hebben een inhoudelijke specialisatie. Voorbeelden zijn bureaus die zich vooral richten op het organiseren van evenementen en bureaus die gespecialiseerd zijn in PR-vraagstukken. Wel is een ontwikkeling zichtbaar dat er steeds meer samenwerking ontstaat tussen verschillende bureaus en ZCP’ers, waardoor het begrip Limited Servicebureaus steeds minder van toepassing lijkt te zijn. Omdat het vakgebied Communicatie flink is gegroeid en het aantal specialisaties sterk is gestegen, is het onmogelijk om alle vormen en specialisaties van communicatie in de major onder te brengen. In de major wordt dan ook alleen ingezoomd op de werkterreinen die het meest voorkomen bij communicatieafdelingen en full servicebureaus: de hoofdvormen interne-, marketing-, en organisatiecommunicatie en de afstemming en integratie tussen deze vormen (corporate communicatie). De minors richten zich op enkele specialistische werkterreinen. Voorbeelden hiervan zijn de minors ‘Eventmanagement’ en ‘Sponsoring, Fundraising en Grantmaking’. Omdat de opleiding deel uitmaakt van de business school is het ook mogelijk om minors te volgen op het gebied van onderzoek, internationalisering en ondernemen. Je kiest dan voor verbreding in plaats van verdieping. Kortom: Het onderwijsprogramma bestaat uit een major- en een minordeel. In het majordeel worden de studenten opgeleid tot allround communicatieprofessionals. Studenten die zich willen specialiseren kunnen dit doen door middel van de minors (alle studenten die zijn gestart voor schooljaar 2012- 2013) en de profielen (alle studenten die gestart zijn vanaf schooljaar 2012- 2013). Ontwikkelingen vakgebied De ontwikkelingen in de maatschappij gaan razendsnel. We leven in een wereld waarin iedereen met communicatie bezig is en steeds vaker zijn eigen nieuws maakt. Er is dan juist behoefte aan professionals die anderen kunnen sturen, faciliteren, afremmen en begeleiden. De rol van communicatieprofessional gaat tegenwoordig verder dan alleen het uitdragen van het organisatiebeleid (informeren en overreden). Hij levert ook een bijdrage aan het maken van begrijpelijk beleid . Het aangaan en faciliteren van de 2
en/of praktijkminor niet bij CE en COM vermelden 16
dialoog en verbinden van buiten met binnen is wezenlijk onderdeel van het werk van de communicatieprofessional geworden. Een communicatieprofessional moet dus tegenwoordig van veel markten thuis zijn, omdat hij gesprekspartner is van zowel mensen binnen als buiten de organisatie. Een zelfbewuste houding (waar sta ik voor, wat kan ik bijdragen, hoe ga ik dit aanpakken) is hierbij van wezenlijk belang. In het majorprogramma van de opleiding is daarom aandacht voor veel verschillende vakken en disciplines zodat studenten een brede blik ontwikkelen en gesprekpartner kunnen zijn van zowel de creatieve partners(bijvoorbeeld vormgevers) als van managers. Ook wordt er aandacht besteed aan het ontwikkelen van een zelfbewuste houding. Studenten worden uitgedaagd een visie op het vakgebied te ontwikkelen en dit ook uit te dragen. In de minoren en profielen kunnen studenten zich meer specialiseren. Verbinding opleiding en praktijk Bij de opleiding Communicatie worden de meeste projecten ingevuld met opdrachten uit de praktijk. Meestal is er een opdrachtgever uit de praktijk beschikbaar die in samenwerking met de projectdocenten een communicatieprobleem voorlegt. Studenten werken dan in groepjes aan het aanscherpen en oplossen van dit probleem. De moduulbeheerder van de projecten is verantwoordelijk voor het werven van opdrachten en onderhoudt contacten met de externe opdrachtgever die betrokken wordt bij de projecten. Bij de minors van de opleiding Communicatie zijn er structurele samenwerkingsverbanden met het specifieke werkveld waarop de betreffende minors zich richten. Studenten werken één jaar in de praktijk buiten school op locatie bij een organisatie. Voltijdstudenten: - Stage (half jaar) en het afstuderen (half jaar); - Daarnaast is er de mogelijkheid minors praktijkgericht in te vullen (bijvoorbeeld met de minors ‘AIDA’ en ‘Eventmanagement’). Deeltijdstudenten: - Stage en het afstuderen. Studenten die beschikken over relevante praktijkervaring en dit kunnen aantonen door middel van een portfolio, kunnen vrijstelling aanvragen bij de examencommissie voor het onderdeel stage. Voor het afstuderen wordt nooit vrijstelling verleend. De opleiding vindt het belangrijk dat alle docenten contact blijven houden met de praktijk. Er is dan ook bewust voor gekozen om alle docenten in te zetten bij het begeleiden van stagiaires. Daarnaast kunnen docenten zelf ook stage lopen. Een aantal docenten is betrokken bij het verrichten van onderzoek bij het kenniscentrum en het opzetten en uitvoeren van contractactiviteiten voor externen. De inzichten die worden opgedaan bij onderzoek en ondernemen worden ingebracht bij het onderwijs. Hierdoor ontstaat er een wisselwerking tussen onderwijs, onderzoek en ondernemen. Er is een werkveldcommissie die de opleiding gevraagd en ongevraagd adviseert over zaken die spelen in het werkveld en de opleiding. De opleiding heeft op de volgende manier contact met alumni: er is een eigen Linked In groep voor alumni en enkele alumni treden op als gastspreker/docent en/ of opdrachtgever en/ of stagementor. Ook worden er af en toe alumnibijeenkomst georganiseerd.
17
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1.3.1 - Inrichting van de opleiding De opleiding is opgebouwd uit een major en twee minors. De major van 180 EC’s bevat de beroepsspecifieke competenties en de hbo-competenties en bestaat uit de propedeuse, het eerste semester in het tweede jaar , de stage, een semester na de stage en de afsluitende afstudeeropdracht. Bij de formulering van de competenties baseert de opleiding Communicatie zich op of de domeincompetenties van de Bachelor of Communication en daarnaast op de Landelijke beroepscompetenties van de crohoopleidingen (zie ook 1.2.2). In het eerste jaar (de propedeuse) van de opleiding oriënteren studenten zich op hun gekozen opleiding(en)/beroep (beroepsoriëntatie) en reflecteren daarop bij studieloopbaanbegeleiding. Tevens vindt selectie plaats. Bij een onvoldoende aantal studiepunten moet de student de opleiding verlaten. De opleiding verwacht van haar studenten dat ze fulltime beschikbaar zijn voor onderwijsactiviteiten en er heerst een ambitieus studieklimaat. Aanwezigheid bij (werk)colleges is dan ook verplicht in het eerste semester, zodat de kans op achterstanden in het begin verkleind wordt. Ook na het eerste semester kan er bij verschillende onderwijseenheden sprake zijn van aanwezigheidsplicht. In de studiewijzers van de onderwijseenheden is hier informatie over te vinden. Om het diploma te halen is voor de student een combinatie van de major met de minors (2 keer 30 EC) verplicht. Met de keuze van de minors kan de student zelf accenten leggen en zo zijn profiel vormgeven (zie ook 1.2.3). Een minor kan nauw aansluiten bij de beroepsopleiding en daarmee een specialistisch karakter krijgen. Ook kan ervoor gekozen worden juist in een ‘verbredende’ minor te gaan werken binnen een ander beroepenveld. In het derde jaar gaan studenten een half jaar op stage en de studie wordt in het vierde jaar met een afstudeeropdracht afgerond. Ingangseisen voor de praktijkonderdelen garanderen een opbouw in niveaus en het behalen van het bachelorniveau. Deze ingangseisen voor de stage en het afstuderen zijn hier te vinden. Verder geldt de ingangseis dat studenten pas mogen deelnemen aan het majorprogramma van het derde jaar (M5.1 en M5.2) indien ze de stage doorlopen hebben. Voor overige ingangseisen per vak en/ of project geldt: zie onderwijsbeschrijvingen van de onderwijseenheden in Educator. Binnen het vierjarige bachelorprogramma worden 8 EC’s besteed aan studieloopbaanbegeleiding (SLB). Studenten die zijn ingestroomd vanaf schooljaar 2012- 2013 kunnen voor profielen kiezen. Een profiel wordt gevormd door de keuze van de minors en de inrichting van het buitenschoolse praktijkonderdelen van de major (stage en afstuderen). De volgende tabel geeft een overzicht de van de verplichte route die studenten doorlopen. Elk semester heeft 2 periodes. Een student die wil afwijken van deze route dient toestemming te vragen aan de examencommissie. De onderdelen in het groen zijn de onderdelen waarin studenten zelf keuzes kunnen maken (context en onderwerp). Studenten kunnen dus op deze manier hun uitstroomprofiel vormgeven. Iedere periode heeft een eigen code. In schooljaar 2012-2013 zijn er nieuwe codes ingevoerd. Deze staan in onderstaande tabel. Voor de studenten die voor die tijd zijn ingestroomd wordt de “oude” benaming nog gehanteerd, deze staat tussen haakjes.
18
VTO 4 (60 EC) VTO 3 (60 EC) VTO 2 (60 EC) VTO 1 (60 EC)
Periode 1 (per jaar 15 EC) 2e minor
Periode 2 (per jaar 15 EC) 2e minor
Major: M4 = stage (M7) Major: M3.1 (M5)
Major: M4 = stage (M8) Major: M3.2 (M6)
Major: M1.1 (M1)
Major : M1.2 (M2)
Periode 3 (per jaar 15 EC) Major: M6 = afstuderen (M11) Major: M5.1 (M9)
Periode 4 (per jaar 15 EC) Major: M6 = afstuderen (M12) Major: M5.2 (M10)
1e minor
1e minor
Major: M2.1 (M3)
Major: M2.2 (M4)
Onderstaande tabel toont de route voor het deeltijdonderwijs vanaf schooljaar 2013- 2014. De route in het groen is de route die de studenten volgen die op grond van hun portfolio vrijstelling voor de stage kunnen krijgen: DTO Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 (per jaar 15 EC) (per jaar 15 EC) (per jaar 15 EC) (per jaar 15 EC) e e DTO 4 2 Minor Online 2 minor Online Major: M6 = Major: M6 = (60 EC) Communicatie Communicatie afstuderen (M11) afstuderen (M12)
DTO 3 (60 EC)
DTO 2 (60 EC) DTO 1 (60 EC)
Of Major: M6 = afstuderen (M11) Major: M4 = stage (M7)
Of Major: M6 = afstuderen (M12) Major: M4 = stage (M8)
Of 2e Minor Online Communicatie Minor Duurzaam ondernemen Major: M1.1 (M1)
Of 2e minor Online Communicatie Minor Duurzaam ondernemen Major : M1.2 (M2)
Major: M5.1 (M9)
Major: M5.2 (M10)
Major: M3.1 (M5)
Major: M3.2 (M6)
Major: M2.1 (M3)
Major: M2.2 (M4)
De studieroute van studenten die zijn gestart voor 2013- 2014 ziet er als volgt uit:
DTO 3 Tijdens colleges, In eigen organisatie
DTO 2
Tijdens colleges, In eigen organisatie
DTO 1
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Major: M5.1 (M9) Major: M4 = stage (M8)
Major: M5.2 (M10) Major: M4 = stage (M8)
Major: M6= afstuderen (M11)
Major: M6= afstuderen (M12)
2e Minor: Duurzaam ondernemen 1e Minor: Praktijkoriëntatie
2e Minor: Duurzaam ondernemen 1e Minor: Praktijkoriëntatie
Major: M3.1 (M5)
Major: M3.2 (M6)
Major: M4.1 = stage (M7)
Major: M4.1 = stage (M7)
Major M1.1 (M1)
Major M1.2 (M2)
Major M2.1 (M3)
Major M2.2 (M4)
1e Minor: Praktijkoriëntatie
1e Minor: Praktijkoriëntatie
Tijdens colleges, In eigen organisatie
19
Toelichting: Deeltijdstudenten kunnen gedurende hun studie werken aan een praktijkportfolio waarin ze aantonen over de vereiste competenties te beschikken. Studenten die dit niet kunnen combineren met hun dagelijkse werkzaamheden omdat ze niet in een relevante communicatiecontext werkzaam zijn, kunnen de deeltijd dus niet versneld afronden en zullen dus een half jaar of jaar extra moeten reserveren om elders relevante werkervaring op te doen om zo de vereiste competenties te kunnen behalen. 1a - De propedeutische fase Het eerste semester van de propedeuse (blokken M1.1 en M1.2) betreft een grotendeels gemeenschappelijk majorprogramma gekoppeld aan het thema ‘Kennismaking met organisaties’. De opleiding Communicatie heeft per periode 6EC om het opleidingsspecifieke karakter vorm te geven. Studenten oriënteren zich vooral in de reflectieve leerlijn (=SLB) op hun gekozen opleiding(en)/beroep (beroepsoriëntatie). Bij SLB worden aan de hand van cijferlijsten en een ‘nulmeting’ studievoortganggesprekken gevoerd, zodat de student zicht krijgt op zijn functioneren en geschiktheid voor de opleiding. Verdieping van het communicatievak, het gekozen beroep, vindt in het tweede semester in de blokken M2.1 en M2.2 plaats. Studenten maken dan kennis met de profielen ‘Creatie en Communicatie’ en ‘Beleid en Strategie’. De propedeuse heeft voornamelijk een selecterende functie en in verband daarmee ook een verwijzende functie. Voor februari vindt een voorlopig studieadvies plaats. Als gevolg van de concentrische opbouw van de propedeuse en het ‘brede’ aanbod van vakken komen de meeste landelijk vastgestelde beroepspecifieke competenties naast de algemene hbo-competenties op basisniveau aan bod. Daarmee wordt een goede oriëntatie op het werkveld en op de hoofdfasestudie bereikt en leggen de studenten een brede basis van kennis en vaardigheden voor de hoofdfasestudie. Die basis wordt voldoende geacht als de studenten tenminste 54 van de 60 studiepunten (EC) van de propedeuse weten te halen (zie ook Onderwijs – en Examenreglement) na hun eerste jaar van inschrijving. Mocht dit niet lukken, of wil een student om andere redenen de studie staken, dan kan een beroep worden gedaan op de studentendecaan voor een advies over een vervolgtraject van studie en/of werk. 1b - De postpropedeutische of hoofdfase Voor het behalen van de bachelorgraad dient een pakket (major, incl. minors) met een omvang van 240 EC op bachelorniveau te zijn afgesloten. Dit geldt voor zowel de voltijd als de deeltijdopleiding. Eén EC staat voor 28 studie-uren. Om in aanmerking te komen voor een bachelorgraad, die past bij een uitstroomprofiel van de opleiding, dient een student minimaal de volgende onderdelen in het domein te hebben afgerond: a. de major (= 180 EC), waarin voor de student de volgende onderdelen vaststaan: de propedeuse in de major (56 EC plus 4 slb-EC); major in jaar 2 (28 EC plus 2 slb EC); een stage in jaar 3 (28 EC plus 2 slb EC); major in jaar 3 of 4 (30 EC); een afstudeerproject/opdracht in jaar 4, laatste semester (30 EC). b. minors gevolgd binnen of buiten de Business School; twee minors op minimaal gevorderd niveau (30 EC). Het diplomasupplement biedt inzicht in de opleiding van de student, d.w.z. de major aangevuld met minors. De inhoudelijk opbouw van de major is als volgt: in het eerste jaar maken studenten vooral kennis met de businesscontext, de maatschappelijke omgeving en het communicatievak. Bij de projecten staat het vervaardigen van plannen, concepten en middelen centraal. Er is sprake van enige vorm van sturing. 20
Studenten leren vooral de opbouw van en de samenhang tussen plannen. Door middel van deskresearch verzamelen studenten basisinformatie. In het tweede jaar worden de eisen aan de plannen en de middelen hoger. De inhoudelijke en theoretische onderbouwing speelt nu een grotere rol. De sturing wordt minder. Ook leren studenten hoe ze door middel van veldonderzoek zelf data kunnen verzamelen. De opdrachten zijn vooral operationeel en tactisch van aard. In het laatste majordeel werken studenten in groepsverband aan opdrachten die complex zijn en de sturing is minimaal. Op deze manier worden studenten voorbereid op het afstuderen. Het is afhankelijk van het profiel wanneer de verschillende competenties worden afgerond. In de blauwdruk van de opleiding Communicatie staat een uitwerking van de verschillende niveaus van de competenties die gehaald moeten worden en wordt ook duidelijk bij welke vakken en projecten deze getoetst worden. De opleiding biedt een groot aantal minors aan die gerelateerd zijn aan het competentieprofiel c.q. de domeincompetenties. Bij de keuze van deze minors kan een student zich verbreden of juist specialiseren. De minors die zijn aangehaakt bij de opleiding Communicatie, zijn gericht op de werkzaamheden van verschillende Limited Servicebureaus (zie onderdeel B, onderdeel 3). 1c - Bijzondere leerwegen De opleiding kent twee aangepaste leerwegen. Zie artikel 2.7 van de Onderwijs- en Examenregeling. Studenten met een score van een 7,2 gemiddeld in de propedeuse, kunnen in jaar twee instromen in een Windesheimbreed honours programma. Studenten die belangstelling hebben voor dit programma, kunnen een mailbericht sturen naar
[email protected] Studenten met een afgeronde VWO-vooropleiding hebben de mogelijkheid om een verrijkt programma te volgen. Dit opleidingsoverstijgend programma dat in het Engels wordt aangeboden biedt een duidelijke meerwaarde op het CV van de student. De thema’s die aan de orde komen hebben een hoog actualiteitsgehalte en zijn interessant voor alle studenten van het domein BMR. Tijdens het programma komen thema’s op het gebied van Globalisation aan de orde. Het VWO-programma wordt aangeboden naast het reguliere programma in de propedeuse en het eerste semester van het tweede jaar. Het VWO-programma heeft een omvang van 30 credits (n.l. drie semesters van 10 EC). Het VWO-programma wordt aangeboden op gevorderd niveau en kan (afhankelijk van de routes binnen de opleiding) de mogelijkheid tot versnelling van de studie bieden van een half jaar.
1.3.2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden Een overzicht van het aangeboden onderwijs binnen de opleiding Communicatie kun je hier vinden. Studiegids voltijd Studiegids deeltijd Studiegids minors. Hier vind je een overzicht van alle aangeboden minors van de SBE. Voor elke opleiding gelden specifieke entree voorwaarden. Voor de minors die aangeboden worden in het 2e semester geldt: onder voorbehoud. Studiepuntentabel minors De opleiding is in 2012-2013 is in het eerste jaar gestart met een nieuw curriculum. Het “oude” curriculum zal per jaar uitfaseren. Studenten hebben recht op minimaal drie kansen om de onderwijseenheden die horen bij het curriculum van het cohort waarin ze gestart te halen; twee keer lopende dat studiejaar en één keer in het studiejaar dat daarop volgt. De overgangsregeling van oud naar nieuw onderwijs is beschreven in het OER: Hoofdstuk zes en acht bevatten relevante informatie over de duur van de geldigheid van cijfers en de overgangsregeling. In schooljaar 2012-2013 was het dus mogelijk om de onderwijseenheden van het “oude” eerste jaar nog af te ronden in de oude stijl. Dit jaar worden de toetsen van dit “oude” onderwijsprogramma niet meer aangeboden. Studenten die door bijzondere omstandigheden langer over hun propedeuse mogen 21
doen en dus nog “oude” onderwijseenheden van de propedeuse moeten halen, kunnen zich wenden tot de examencommissie. Komend schooljaar wordt gestart met een nieuw tweedejaars programma. Omdat het nieuwe programma sterk afwijkt, heeft de opleiding besloten een extra kans aan te bieden zodat studenten die nog onderwijseenheden van het “oude” tweede jaar moeten afronden, dit schooljaar nog tweemaal de kans krijgen om de toetsen van het “oude” tweedejaars programma te halen. In onderstaande tabel is zichtbaar hoe het “oude” curriculum wordt uitgefaseerd. Van “oud” naar nieuw onderwijs in schooljaar 20132014 (uitfasering van het “oude” curriculum) “oude” propedeuse programma (M1M2M3M4)”: propedeuseprogramma dat is gestart voor 2012-2013 “oude” tweedejaars majorprogramma (M5M6): programma van het tweede jaar dat is gestart voor 2013-2014
Lessen
Toetsen
Lessen worden niet meer aangeboden
Niet meer aangeboden
Lessen worden niet meer aangeboden (eventueel is aanschuiven bij lessen van de deeltijd mogelijk; dit in overleg met de deeltijd coördinator)
“oude” derdejaars majorprogramma (M9M10): programma van het derde jaar dat voor het laatst zal starten in 2013-2014
Lessen worden dit schooljaar voor het laatst aangeboden
Worden alleen schooljaar 20132104 nog twee keer aangeboden. Voor schooljaar 2014- 2015 zal er een conversietabel worden gemaakt waarin het “oude” M5 M6 wordt geconverseerd naar het nieuwe onderwijs van M3.1 en M3.2 Toetsen worden dit schooljaar en in schooljaar 2014- 2015 nog twee keer per jaar aangeboden.
Let op! De stofplanning en literatuur voor de toetsen van dit jaar, kunnen enigszins afwijken van de toetsen die je eerder hebt gemaakt. Controleer altijd Educator en de studiewijzer op mogelijke afwijkingen op de stofplanning en literatuur! Raadpleeg de tentamenplanning 2013-2014(zie Sharenet) voor de koppeling van de codes van de oude vakken/ projecten met de codes van dit schooljaar. Indien je veel achterstanden hebt en/ of nog onderwijseenheden open hebt staan die niet meer worden aangeboden dan is van belang contact te zoeken met de studieadviseur. Samen met haar kun je dan een studieplanning maken. De minor ‘Het Reclamebureau’ is in schooljaar 2012-2013 vervangen door de minor ‘Het Marketingcommunicatiebureau’. Deze minor valt formeel onder de verantwoordelijkheid van de opleiding Commerciële Economie (CE). In het SNS van de opleiding CE is dan ook te lezen hoe de conversie van de minor ‘Het Reclamebureau’ naar de minor ‘Het Marketingcommunicatiebureau’ verloopt. 1.3.3 – Accreditatie Het laatste bezoek van de NQA was op 14 april 2010. Het besluit tot accreditatie van de NVAO is gekomen op 11 april 2011. Het besluit treedt in werking op 1 januari 2012 en is van kracht tot en met 31 december 2017.
22