Studentenstatuut Opleidingsdeel Christelijke Hogeschool Windesheim
Bachelor Human Resource Management [34609]
voltijd / deeltijd
Accreditatietermijn: 01-01-2012 t/m 31-12-2017
INHOUDSOPGAVE INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 1. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING
A - OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1 - De onderwijsvisie van Windesheim 2 - De onderwijsleeractiviteiten 3 - Studiebegeleiding 4 - Kwaliteit en studeerbaarheid 5 - Vorm van de opleiding
B - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1 - Doelstelling van de opleiding 2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 3 - Inhoud van de opleiding 4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
C - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1 - Inrichting van de opleiding 1a - De propedeutische fase 1b - De postpropedeutische of hoofdfase 1c - Bijzondere leerwegen 2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden 3 - Accreditatie
INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. Dit studentenstatuut geldt voor het domein Business, Media en Recht. Hierin vallen de volgende opleidingen: Accountancy (AC), Bedrijfseconomie (BE), Bedrijfskunde MER (B-MER), Commerciële Economie (CE), Communicatie (COM), Financial Services Management (FSM), HBO-Rechten (HBO-R), Human Resource Management (HRM), International Business and Languages (IBL), Logistiek en Economie (LE) en Small Business en Retail Management (SBRM). Deze opleidingen vormen te samen de Business School. Daarnaast maken de opleidingen Journalistiek (JOU) en het Windesheim Honours College (WHC) deel uit van het domein Business, Media en Recht. In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en WISE.
1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1.1 - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profit-organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. 3
De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaatsonafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nòg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken. 1.1.2 - De onderwijsleeractiviteiten De opleiding onderscheidt vier leerlijnen: de integrale leerlijn ( = projecten met kenmerkende beroepssituaties), de conceptuele leerlijn ( = kennisonderwijseenheden), de vaardighedenleerlijn ( inclusief vreemde talen) en de reflectieve leerlijn( = SLB). Elk onderwijsblok kent een project of kenmerkende beroepssituatie (KBS) waarin integratie van de verschillende vakgebieden plaatsvindt. Studenten werken in projecten aan beroepstaken in een bepaalde beroepscontext. Binnen de kennisonderwijseenheden zijn studietaken gedefinieerd. De student krijgt in de major te maken met een concentrische opbouw. De competenties, inclusief de algemene hbo-kwalificaties komen in het eerste jaar op basis niveau aan bod. In het tweede jaar wordt uitgegaan van de specifieke beroepscompetenties op gevorderd niveau, waarna in het derde jaar de major competenties en de specifieke beroepscompetenties op gevorderd niveau in de stage 4
terugkomen. Het vierde jaar wordt gebruikt voor het aanbrengen van de verdieping die het bachelorniveau kenmerkt. In de minoren werkt de student aan verbredende competenties, resp. meer gespecialiseerde competenties aansluitend op de beroepskeuze. 1.1.3 - Studiebegeleiding Tijdens de studie is er voor studenten steeds een studieloopbaanbegeleiding(SLB)–docent/studiecoach beschikbaar, die de student coacht en begeleidt. De SLB-docent/studiecoach helpt bij vragen en problemen over de inhoud van de opleiding, de studievoortgang en organisatie (planning) van het studieprogramma. Ook geeft de SLB-docent/studiecoach advies en informatie aan de student over zijn / haar persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Daarnaast beoordeelt hij het POP en keurt hij het POP goed. In het geval van bijzondere omstandigheden kan een SLB-docent/studiecoach een student doorverwijzen naar de studieadviseur, decaan of de studentenpsycholoog. De SLBdocent/studiecoach geeft elke student een onderbouwd voorlopig studieadvies binnen 5 maanden van inschrijving op basis van de tot dan toe behaalde studieresultaten en studiehouding. Daaraan voorafgaand vinden minimaal 3 (groeps)gesprekken plaats. In jaar 2 ligt de nadruk van het programma op studievoortgang, keuze van een minor en stagevoorbereiding. In de studieloopbaanbegeleiding en de beoordeling daarvan staat de 11ee algemene hbocompetentie centraal. De 11e competentie bestaat uit: - kwaliteitenreflectie - motievenreflectie - studieloopbaansturing - netwerken - werkexploratie Toetsing SLB De vijf beroepstaken die voor SLB zijn gedefinieerd worden op drie niveaus afgetoetst. Deze staan hier beschreven. Binnen het vierjarige bachelorprogramma worden 8 EC’s besteed aan studieloopbaanbegeleiding. Vanaf het derde jaar vinden er tijdens de major-onderdelen van de studie individuele gesprekken (geen groepsbegeleiding SLB) plaats met de studiecoach over de invulling van de 11e Windesheimcompetentie, de keuze voor minoren en de voorbereiding op de eindfase van de studie (afstuderen en eindgesprek). Studenten met een functiebeperking, topsporters, allochtone studenten kunnen contact opnemen met een casemanager. De casemanager volgt actief studenten uit de diversiteitsdoelgroep qua persoonlijk welzijn en studievoortgang. De casemanager onderhoudt contacten met de slbdocenten en de decaan en neemt indien nodig contact op met hulpverleners. Voor studenten met een functiebeperking zijn er speciale faciliteiten zoals extra tijd bij dyslexie, aangepast lesmateriaal bij slechtziendheid en ondersteuning bij het maken van tentamens in geval van RSI-klachten. Voor de maatregelen in het kader van SMF wordt verwezen naar deel 2 Onderwijs- en Examenregeling, artikel 4.4. Voor een goede doorstroom naar een verwante masteropleiding in het Wetenschappelijk Onderwijs kunnen studenten terecht bij de studieadviseur van de opleiding. 1.1.4 - Kwaliteit en studeerbaarheid De doelen van de evaluaties zijn veelal tweeledig: ten eerste is het strategische doel het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs. Hierbij wordt de PDCA-cyclus gehanteerd. Ten tweede heeft elk evaluatieonderzoek een operationeel doel, bijvoorbeeld het signaleren van mogelijke problemen. 5
De evaluatie van de opleiding vindt plaats op verschillende niveaus. Het eerste niveau betreft de externe evaluaties, bijvoorbeeld door de NVAO die aan de hand van vooraf opgestelde criteria opleidingen voor Hoger Beroepsonderwijs accrediteert. Onder de externe evaluaties behoren ook de onderzoeken van de Nationale Studenten Enquête, de Keuzegids of de Elsevier. Het tweede niveau betreft de interne evaluaties. Hierbinnen maken we onderscheid tussen de evaluaties van de hogeschool en de opleiding. De hogeschool evalueert de bacheloropleidingen op onderdelen en thema’s vergelijkenderwijs (bijv. organisatie en opzet van de voorlichtingsdagen). De opleidingsevaluaties hebben met name betrekking op het meten, bespreken en verbeteren van de onderwijskwaliteit. De opleiding hanteert hierbij een werkwijze aan de hand van de PDCA-cyclus. Aan het begin van ieder studiejaar wordt door de hogeschoolhoofddocent een evaluatiejaarplan geschreven waarin die majors en minors staan vermeld, die in het komende studiejaar geëvalueerd worden. Na iedere onderwijsperiode wordt de onderwijsevaluatie onder de studenten uitgezet. De resultaten hiervan worden besproken in een studentenpanel en in een bijeenkomst met docenten. Verbeteracties die hieruit voortvloeien worden uitgevoerd door de desbetreffende verantwoordelijken. Aan het einde van het studiejaar worden in een stand-van-zaken-notitie de gerealiseerde en niet gerealiseerde verbeteracties beschreven. Actiepunten die meer tijd vragen worden opgenomen in het Activiteitenplan van het jaar daarop. Onderwijsevaluatieresultaten, verslagen van panelgesprekken en bijeenkomsten met docenten en de stand-van-zaken-notitie worden op de community-site geplaatst. De programmaonderdelen die buitenschools plaatsvinden (stage en afstuderen) worden eveneens geëvalueerd. Ook onder de bedrijfsmentoren wordt een evaluatie uitgezet. Ook voor deze evaluaties geldt dat de gehele PDCA-cyclus wordt doorlopen. Studieloopbaanbegeleiding De Business School heeft gekozen voor een begeleidingssysteem waarbij de persoonlijke aandacht voor de student centraal staat en waarbij de student steeds meer verantwoordelijkheid leert te nemen voor de eigen studie en loopbaanontwikkeling: van strakke sturing via gedeelde sturing naar losse sturing. In aansluiting op de visie van de hogeschool wordt er binnen de Business School in het kader van de studentbegeleiding een onderscheid gemaakt tussen de basisbegeleiding door de SLB-docent/ studiecoach/werkgroepbegeleider & praktijkbegeleiders enerzijds en de specialistische begeleiding door de studieadviseur/adviseur studievoortgang en decaan anderzijds met doorverwijsmogelijkheden naar het studieloopbaancentrum, de studentenpsycholoog en/of het pastoraat. Belangrijk uitgangspunt is het feit dat studieloopbaanbegeleiding niet op zichzelf staat. Er is een continue pendelbeweging tussen het onderwijs en de studieloopbaanbegeleiding. De beoordeling van de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.14 WHW (evaluaties). Evaluatie van de opleiding vindt plaats op verschillende niveaus. Het eerste niveau betreft de externe evaluaties, bijvoorbeeld door de NVAO die aan de hand van vooraf opgestelde criteria opleidingen voor Hoger Beroepsonderwijs accrediteert en daarmee de evaluaties in het perspectief plaatst van alle andere hbo-opleidingen. Onder de externe evaluaties behoren ook de onderzoeken door de Keuzegids, Nationale studenten enquête (NSE) of de Elsevier. Het tweede niveau betreft de interne evaluaties. Hierbinnen maken we onderscheid tussen de evaluaties van de hogeschool en de betreffende opleiding. De hogeschool evalueert de aan de hogeschool verbonden bacheloropleidingen op onderdelen vergelijkenderwijs. Zo evalueert de hogeschool jaarlijks hoe de voorlichtingsdagen bij de verschillende opleidingen worden ervaren. Er is een vergelijkende KWOA-scan gemaakt en er zijn interne audits. Tot slot evalueert de opleiding zelf bij de verschillende klantengroepen de kwaliteit van haar onderwijs.
6
1.1.5 - Vorm van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding wordt voltijds-, deeltijds en/of duaal verzorgd en is hieronder uitgewerkt. - voltijds-variant is hier te vinden - deeltijds-variant is hier te vinden 2. Bij de deeltijdopleiding zijn werkzaamheden als onderwijseenheden opgenomen waarvoor eisen aan de werkkring zijn gesteld. Zie hiervoor artikel 2.4a van de Onderwijs- en Examenregeling – Rechten en Plichten.
1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 1.2.1 - Doelstelling van de opleiding De opleiding HRM leidt studenten op voor een breed spectrum van beroepen op het terrein van HRM. Het beroepenveld is gevarieerd. HR-professionals zijn werkzaam bij verschillende organisaties in verschillende functies. De organisaties zijn divers voor wat betreft omvang. De omvang varieert van minder dan tien medewerkers (bijvoorbeeld een re-integratiebureau) tot enkele tienduizenden medewerkers (een multinational) en alles wat er tussen zit. Naast verschillen in organisaties, zijn er ook verschillen in de functie waarvoor de opleiding opleidt. Zonder te streven naar volledigheid, zien we de HR-professional terug in verschillende rollen, van operationeel tot op termijn strategisch niveau, zoals de personeelsfunctionaris, de specialist arbeidsvoorwaarden, de beleidsmedewerker, de Human Resources Manager, de Personeels- en Organisatieadviseur (als business partner), de veranderkundig adviseur, de loopbaan- of trajectbegeleider, de loopbaanadviseur, de Human Resources Development professional, de re-integratieconsulent en de vakbondsbestuurder. Al deze verschillende rollen vereisen andere competenties. Dit is de reden dat de opleiding studenten opleidt tot generalisten die startbekwaam zijn om in al die verschillende organisaties en in de verschillende functies te kunnen werken. De ontwikkelingen binnen het vakgebied van HRM zijn turbulent en dynamisch wat van de HRprofessional een anticiperende flexibele manier van handelen vraagt. De ontwikkelingen in en rondom het beroepsdomein HRM worden kritisch gevolgd en er worden nauwe contacten met het werkveld onderhouden. Dit om blijvend een geactualiseerde toekomstgerichte opleiding aan te bieden. De behoefte aan brede opleidingsprofielen komt mede voort uit de ontwikkeling van de kenniseconomie. Een kennisintensieve, dynamische samenleving heeft een arbeidsmarkt die zich kenmerkt door een grote vraag naar hoger opgeleiden die breed inzetbaar zijn en die zelf in staat zijn zich nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. HR-professionals werken op het snijvlak van de externe dynamische omgeving en de performance van de organisatie. De startbekwaamheid van de afgestudeerde HR-professional omvat meer dan het kunnen oplossen van beroepsproblemen en het uitoefenen van beroepstaken. Hij moet tevens in staat zijn zelfstandig, professioneel, met een visie op arbeidsrelaties in de context van organisatie en samenleving op HBO-niveau te functioneren. Deze aspecten maken een wezenlijk onderdeel uit van het opleidingsprofiel. De beginnende beroepsbeoefenaar zal allerlei beroepstaken, beroepsvraagstukken en beroepsproblemen effectief moeten kunnen uitvoeren en oplossen. Tijdens de opleiding wordt de HR-professional in spé toegerust om op startbekwaamheidsniveau in het dynamische beroepenveld te kunnen functioneren.
7
1.2.2 - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding De startbekwaamheid van de afgestudeerde HRM professional omvat meer dan het kunnen oplossen van beroepsproblemen en het uitoefenen van beroepstaken. Hij moet tevens in staat zijn zelfstandig, professioneel, met een visie op arbeidsrelaties in de context van organisatie en samenleving en met een sterke HRM persoonlijkheid op hbo niveau te functioneren. Deze aspecten maken een wezenlijk onderdeel uit van het opleidingsprofiel. De beginnende beroepsbeoefenaar zal allerlei beroepstaken, beroepsvraagstukken en beroepsproblemen effectief moeten kunnen uitvoeren en oplossen. Hierbij zal hij die kennis/inzicht, attitude en vaardigheden moeten inzetten teneinde beroepsdoelen te bereiken. Omdat het hier om het geïntegreerd inzetten van kennis/inzicht, vaardigheden en attitude gaat gebruiken we het begrip competentie. De tien generieke hbo–kwalificaties geven het hbo niveau van een beginnende beroepsoefenaar aan, d professional. De kerntaken van het beroep in combinatie met de tien generieke kwalificaties vormen de bouwstenen van het opleidingsprofiel van de bachelor opleiding HRM. Het is vervolgens de context, waarbinnen de kerntaken van het beroep worden uitgeoefend, die mede bepaalt welke onderliggende kennis, vaardigheden en houding de hr-professional nodig heeft om adequaat te kunnen functioneren De HRM opleiding legt in het curriculum de relatie tussen de competenties en afzonderlijke onderwijseenheden en is hier en hier uitgewerkt.. De volgende eigenschappen van een competentiegericht curriculum staan centraal: • Er is een sterke relatie met de beroepspraktijk; De competenties die ontstaan in het handelen in de beroepspraktijk worden centraal gesteld en vormen het uitgangspunt voor het inrichten van het curriculum; Er wordt voldoende aandacht besteed aan oriëntatie op en ontwikkeling en vernieuwing van het beroep en de beroepspraktijk; • Er is een permanente reflectie op het beroep en de beroepsuitoefening; Het onderwijs is flexibel en gevarieerd zowel qua inhoud als vorm maar maakt zoveel mogelijk gebruik van actieve en gevarieerde leer- en studiemethodes; • In de opbouw van het curriculum neemt de zelfsturing van de student voortdurend toe; Het curriculum biedt de mogelijkheid om te differentiëren tussen studenten, persoonlijke leerarrangementen te bouwen en aan te sluiten bij het ingangsniveau van de student. Het overzicht van de HRM kwalificaties zijn hier te vinden. Competenties Bij het competentiebegrip draait het uiteindelijk om de vraag: ”Is men in staat om in een contextuele taaksituatie, die voortkomt uit het beroep, doelen te bereiken?” Kerntaken van het beroep Zoals al is aangegeven, is de hr-professional werkzaam binnen organisaties die verschillen in omvang en aard; bovendien heeft de hr-professional verschillende kerntaken. Een kerntaak van het beroep is een brede betekenisvolle taak, zoals die in alle complexiteit in de beroepspraktijk door een beroepsbeoefenaar (expert) wordt uitgevoerd. Aspecten van een kerntaak van het beroep zijn: kennis en inzicht vaardigheden houding beroepsproducten en beroepshandelingen relatie met en transfer naar andere kerntaak of kerntaken niveaus van complexiteit context van de beroepspraktijk De kern van het HRM werk kan onderverdeeld worden in een aantal taken. Globaal volgen deze de driedeling scheppen, in stand houden en afbouwen van arbeidsrelaties, oftewel instroomdoorstroom-uitstroom. In totaal zijn er elf HR kerntaken opgesteld, deze zijn afgeleid van het landelijk Format 2012 HRM. 8
Het curriculum is gekoppeld aan het format 2012. Studenten maken in de praktijk een portfolio van de HR kerntaken. Zie een beschrijving van deze taken hieronder. Kerntaken van het beroep 1. De hr-professional initieert en ontwikkelt activiteiten op de te onderscheiden en samenhangende hr-werkterreinen in relatie tot institutionele en maatschappelijke ontwikkelingen, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. De eerste kerntaak, zoals die hierboven is weergegeven, is weinig richtinggevend en zegt niet veel over de ontwikkelingen binnen het hr-werkveld. Er is daarom gekozen voor een verdere uitwerking in (onderliggende) kerntaken die tegemoet komen aan de ontwikkelingen in het werkveld van de afgelopen jaren en de verwachte ontwikkelingen. HRM-opleidingen hebben de mogelijkheid zich in het uitstroomprofiel te profileren door het accentueren van bepaalde kerntaken van het beroep. Tijdens de opleiding wordt op elk niveau de onderstaande kerntaken getoetst: 2. De hr-professional is verantwoordelijk voor de informatievoorziening op het gebied van human resource management; geeft gevraagd en ongevraagd informatie aan de diverse stakeholders binnen en buiten de organisatie op het terrein van human resource management, richt daarvoor hr-informatiesystemen in en beheert deze. 3. De hr-professional adviseert het management over de inhoud en aanpak van de hr-werkterreinen, de interne en externe arbeidsverhoudingen, organisatieontwikkeling, organisatieontwerp, taakontwerp en de daaruit voortkomende implementatievraagstukken. 4. De hr-professional ontwikkelt activiteiten op het terrein van interne en externe arbeidsmarkttransities, voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. 5. De hr-professional ontwikkelt activiteiten op het terrein van loopbaanontwikkeling en loopbaanbegeleiding en (andere) professionele 'één-op-één situaties', voert deze uit, evalueert deze en stelt ze zo nodig bij. 6. De hr-professional adviseert het management over hr-activiteiten op een zodanige wijze dat (primaire) processen binnen de organisatie geoptimaliseerd worden; daarbij formuleert hij meetbare hr-doelstellingen, assisteert het management bij de uitvoering van de activiteiten, evalueert deze en relateert de uitkomsten aan de organisatie-uitkomsten/resultaten. 7. De hr-professional maakt financiële verkenningen, berekeningen en kosten-baten-analyses op de hr-werkterreinen, maakt hierbij gebruik van ken- en stuurgetallen en rapporteert daarover aan het management. 8. De hr-professional anticipeert op de gewenste organisatiestrategie en organisatiecultuur, en vertaalt strategie- en cultuurveranderingen naar hr-werkterreinen en –uitvoeringspraktijken. 9. De hr-professional is in staat om de rol van effectief hr-leiderschap ten opzichte van het management vorm te geven zowel nationaal als internationaal en gebruikt de implicaties daarvan in zijn uitvoeringspraktijken. 10. De hr-professional levert door middel van het (zelfstandig) uitvoeren dan wel het beoordelen of begeleiden van praktijkgericht onderzoek- een bijdrage aan de verbetering en innovatie van zijn organisatie en de beroepspraktijk. De hr-professional is een reflective practioner met oog voor het belang van corporate governance en ethiek. Hij heeft een kritische en onderzoekende houding ten opzichte van de eigen beroepspraktijk en hij is in staat om sturing te geven aan zijn eigen ontwikkeling en die van zijn team. 9
Meer dan vroeger moet de hr-professional beschikken over expertise moet op het terrein van onder andere E-HRM, PIS, Internet, intranet, ESS, Shared Service Centres, pay rolling, E-learning, communicatie, outsourcing, E-recruitingen, social media. Het bezitten van de expertise is niet zozeer een kerntaak te noemen, maar deze expertise is noodzakelijk bij het uitvoeren van de hiervoor genoemde kerntaken. 1.2.3 - Inhoud van de opleiding De HRM opleiding is een brede beroepsopleiding voor de HR-professional, zowel t.b.v. het terrein van organisatieontwikkeling als van persoonlijke ontwikkeling. De student wordt breed opgeleid met keuzen voor specialisatie in verdiepende en verbredende minors. Bij dat laatste kan worden gedacht aan specialisatie op microniveau (individu centraal), op mesoniveau (functioneren in en van organisaties) en macroniveau (arbeidsmarktbeleid, politiek, wet- en regelgeving op terrein van sociaal- en arbeidsrecht enzovoorts). HR-professionals zijn werkzaam bij verschillende organisaties in verschillende functies. De organisaties waar studenten terecht komen zijn divers voor wat betreft omvang; de omvang varieert van minder dan tien medewerkers (een re-integratiebureau bijvoorbeeld) tot enkele tienduizenden medewerkers (een multinational) en alles wat er tussen zit. Naast verschillen in organisaties, zijn er ook verschillen in de functie waarvoor de opleiding opleidt. Zowel op het terrein van organisatieontwikkeling als van persoonlijke ontwikkeling komen we allerlei functies tegen. Zonder te streven naar volledigheid, zien we de HR professional terug in verschillende rollen: de personeelsfunctionaris, de personeelsconsulent en de personeelsadviseur, de Human Resource Manager, de Personeels- en Organisatieadviseur, de loopbaanbegeleider, loopbaanadviseur, de trajectbegeleider, de re-integratieconsulent, de medewerker arbeidsvoorwaarden, vakbondsbestuurder, trainer etc. De HRM opleiding leidt generalisten op die start bekwaam zijn om in al die verschillende rollen. 1.2.4 - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld Om een geactualiseerd toekomstgericht beroepsprofiel te kunnen blijven schetsen is het van belang de ontwikkelingen in en rondom het beroepsdomein HRM kritisch te blijven volgen. HRM, blijkt uit onderzoek, is gevoelig voor hypes. Het is van belang om oog te hebben voor de onderstromen binnen de ontwikkelingen. De opleiding neemt haar (maatschappelijke) verantwoordelijkheid om actueel te zijn en te blijven, alsmede nauw contact te houden met betrokkenen binnen het gehele werkveld. Het werkveld wordt vertegenwoordigd door de Landelijke Werkveld Adviesraad (LWA) die namens het werkveld adviezen geeft. Daarnaast wordt het werkveld regelmatig in groter verband geraadpleegd, onder andere via conferenties, stage- en afstudeeropdrachten, gastcolleges, bedrijfsbezoeken/excursies en contract activiteiten. In elk onderwijsblok staat een andere organisatie (afwisseling profit/internationale context en non-profit) centraal. we proberen de opdrachten goed te simuleren door de organisatie uit te nodigen en er op bezoek te gaan bij de organisatie. De opleiding HRM heeft een werkveldadviescommissie (WAC). Hierin zijn de werkgevers uit de regio vertegenwoordigd. De inhoud van de opleiding en de beoordelingsstandaard HRM worden na overleg met het landelijk werkveld bijgesteld. Bovendien wordt jaarlijks een terugkomavond georganiseerd met groepen afgestudeerden (alumni) om te bespreken hoe zij na enige jaren beroepspraktijk de relevantie van hun opleiding en de individuele onderwijseenheden beoordelen. Voorts wordt jaarlijks deelgenomen aan de hbo-monitor, een landelijk uitgevoerde enquête onder afgestudeerden per opleiding in een bepaald studiejaar, die eveneens weergeeft hoe de aansluiting tussen opleiding en beroepenveld ervaren wordt. Voor de opleiding zijn dit twee nuttige instrumenten om de aansluiting op het beroepenveld te blijven waarborgen. In de inhoud van de opleiding komt het beroepenveld met name terug door tijdens de colleges en in het onderwijsmateriaal nadrukkelijk de relatie tussen de theorie en de beroepspraktijk te leggen. Verder wordt er vorm aan gegeven door middel van projecten, vakopdrachten, practica en excur10
sies. Ook maken we gedurende de majors veel gebruik van gastdocenten en ‘Entrepreneurs in Residence’. Zij kunnen vanuit hun praktijkervaring een goede koppeling maken met de theorie.. De onderdelen project-, stage- en afstudeeropdracht zijn naast de andere onderwijsonderdelen grote onderdelen van de studie waarin vorm en inhoud gegeven wordt aan de relatie tussen het beroepenveld en de opleiding.
1.3 - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 1.3.1 - Inrichting van de opleiding De opleiding is opgebouwd uit een major en twee minoren. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase van 60 studiepunten en een hoofdfase van 180 studiepunten, waarbij het onderwijs wordt verzorgd in een major van 120-150 studiepunten en minoren van 30 studiepunten. Binnen het totaal van 240 studiepunten zit een studieloopbaantraject van 8 studiepunten. De major van 180 EC’s bevat de beroepsspecifieke competenties (10 HR-kerntaken) en de hbo kwalificaties. De major bestaat uit de propedeuse (major 1 en 2) en het eerste semester in het tweede studiejaar (major 3). In het derde studiejaar gaan de studenten op stage (major 4) en wij adviseren de minor praktijk als verlengde stage. Dat betekent dat de studenten in principe 1 jaar op stage gaan (major 4 + minor praktijk/verlengde stage). Studenten die ingestroomd zijn in 2011/2012 en die gaan instromen in 2012-2013 volgen in het eerste semester van het vierde studiejaar major 5 HRM. De HR kerntaken worden in major 5 op bachelorniveau afgetoetst. De studenten sluiten de studie af met een afstudeeropdracht (major 6). De studenten die ingestroomd zijn voor 2011 kunnen kiezen uit 2 uitstroomprofielen: major 5 HR&O of Major 5 Loopbaan en Mobiliteit en sluiten de studie af met een afstudeeropdracht (major 6). Bij de formulering van de competenties baseren de opleidingen van de Business School zich op of de domeincompetenties van BBA s en daarnaast op de Landelijke beroepscompetenties van de crohoopleidingen. In het eerste jaar (de propedeuse) van de opleiding oriënteren studenten zich op hun gekozen opleiding(en)/beroep (beroepsoriëntatie) en reflecteren daarop bij studieloopbaanbegeleiding. Tevens vindt selectie plaats. Bij een onvoldoende aantal studiepunten moet de student de opleiding verlaten (zie BSA procedure). Een student moet verplicht 2 minoren kiezen (2 keer 30 EC). Met de keuze van de minoren kan de student zelf accenten leggen. Een minor kan nauw aansluiten bij de beroepsopleiding en daarmee een specialistisch karakter krijgen. Ook kan ervoor gekozen worden juist in een ‘verbredende’ minor te gaan werken binnen een ander beroepenveld. De studenten kunnen o.a. kiezen voor de minor ‘vernieuwend organiseren: succes met HR’. De minor is ontwikkeld in nauwe samenwerking met het lectoraat sociale innovatie, De minor is een verdieping op het werkveld HRM en sluit aan op de actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. In het derde jaar gaan studenten een half jaar op stage. Geadviseerd wordt om een minor in te vullen met een verlengde stage, zodat de studenten in principe een jaar in de praktijk werkzaam zijn. De studenten bereiken middels de jaarstage een goede diepgang en in de verlengde stage moeten studenten een toegepast onderzoek op gevorderd niveau uitvoeren. De studie wordt in het vierde jaar met een afstudeeropdracht afgerond. Ingangseisen voor onderdelen van major en minoren garanderen een opbouw in niveaus en het behalen van het bachelorniveau. Binnen het vierjarige bachelorprogramma worden 8 EC’s besteed aan studieloopbaanbegeleiding (SLB). Het onderwijs in de opleiding wordt gegeven op basis van het didactische model, zoals door het College van Bestuur vastgesteld, laatstelijk op 17 april 2008;
11
Onderwijsperioden per studiejaar: - Het studiejaar bestaat uit vijf op elkaar volgende onderwijsperioden. - De onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 vormen elk een semester. - Onderwijsperiode 5 is bestemd voor herkansing van de studie. De opleiding wordt in de voltijd- en de deeltijdvariant aangeboden. 1a - De propedeutische fase Het eerste semester van de propedeuse (M1) betreft een grotendeels gemeenschappelijk majorprogramma gebaseerd op gemeenschappelijke ‘business-’competenties1[1] van de Business School. Er is ruimte voor 4-6 EC per periode om te werken aan opleidingsspecifieke modules. Studenten oriënteren zich daarnaast in de reflectieve leerlijn (=SLB) op hun gekozen opleiding(en)/beroep (beroepsoriëntatie). Bij SLB worden aan de hand van cijferlijsten studievoortgangsgesprekken gevoerd, zodat de student zicht krijgt op zijn functioneren en geschiktheid voor de opleiding. Verdere oriëntatie op de gekozen opleiding en het beroep vindt in het tweede semester in de blokken M2 plaats bij zowel de integrale en reflectieve leerlijn als de conceptuele leerlijn (inhoudelijk). Bij M2 worden de kenmerkende beroepssituaties en de beroepsproducten binnen de integrale leerlijn vooral gekoppeld aan de specifieke beroepssituaties van de gekozen opleiding. Vanzelfsprekend komt de business context ook hier terug. De propedeuse heeft voornamelijk een selecterende functie en in verband daarmee ook een verwijzende functie. Voor februari vindt een voorlopig studieadvies (VSA) plaats. Als gevolg van de opbouw van de propedeuse met een grotendeels gemeenschappelijk eerste semester met een ‘breed’ aanbod van vakken die te maken hebben met elf opleidingen, komen de meeste landelijk vastgestelde beroepsspecifieke competenties naast de ‘BBA competenties’ op basisniveau aan bod. Daarmee wordt een goede oriëntatie op het werkveld en op de hoofdfasestudie bereikt, en leggen de studenten een brede basis van kennis en vaardigheden voor de hoofdfase- studie. Die basis wordt voldoende geacht als de studenten tenminste 54 van de 60 studiepunten (EC) van de propedeuse weten te halen (zie ook Onderwijs – en Examenreglement onder ‘ afwijzing’) na hun eerste jaar van inschrijving. Wij bieden hiermee een uitdagend studieklimaat door de lat (BSA) hoog neer te leggen. De studenten worden positief geactiveerd door het gebruik van actieve werkvormen tijdens de werkcolleges, veel aandacht voor studievaardigheden, aanwezig te zijn bij colleges en tussentijds diagnostische toetsen. We proberen studenten vanaf dag 1 positief te stimuleren om aan de slag te gaan. Mocht dit niet lukken, of wil een student om andere redenen de studie staken, dan kan een beroep worden gedaan op de studentendecaan voor een advies over een vervolgtraject van studie en/of werk. Studenten kunnen na het volgen van het studieprogramma in de major M1 (eerste semester) op basis van hun POP zonder tijdverlies, maar met een reparatieprogramma overstappen naar een andere opleiding binnen de Business School. Ook na het volgen/behalen van de gehele propedeuse is het nog mogelijk om over te stappen naar een andere opleiding. Aanvullend op het reparatieprogramma van M1, kan het gevolgde en behaalde M2 studieprogramma worden ingezet als minor. 1b - De postpropedeutische of hoofdfase Voor het behalen van de bachelorgraad dient een pakket (major, incl. minoren) met een omvang van 240 EC op bachelorniveau te zijn afgesloten. Om in aanmerking te komen voor een bachelorgraad, die past bij een uitstroomprofiel van de opleiding, dient een student minimaal de volgende onderdelen op bachelorniveau in het domein te hebben afgerond: a. de major (= 180 EC), waarin voor de student de volgende onderdelen vaststaan: - de propedeuse in de major (56 EC plus 4 slb EC); - major 3 in jaar 2 (28 EC plus 2 slb EC); - een stage in jaar 3 (29 EC plus 1 slb EC); 12
- een afstudeerproject/opdracht in jaar 4, laatste semester (29 EC plus 1 slb EC). b. minoren gevolgd binnen of buiten de Business School; - twee minoren op gevorderd niveau (2 keer 30 EC). Het diplomasupplement biedt inzicht in de opleiding van de student, d.w.z. de major aangevuld met minoren Deeltijdopleiding Omvang van de opleiding in EC De deeltijdopleiding heeft een omvang van 240 EC. De studieduur bedraagt 4 jaar. Ieder studiejaar kan 60 EC worden behaald. Intakegesprek Met alle potentiële studenten (duaal en deeltijd) wordt na aanmelding en het uitvoeren van de toelatingsprocedure een intakegesprek gevoerd, waarin de motivatie, de studievaardigheden en werkervaring van de student besproken worden. Het intakegesprek vindt voor de inschrijving plaats. (Een student is ingeschreven als hij toelaatbaar is en het collegegeld heeft betaald). De student krijgt tijdens een intakegesprek informatie over factoren die bepalend kunnen zijn voor het succesvol doorlopen van een opleiding. Het gesprek is adviserend van karakter en ondersteunt een potentiële student bij het maken van de keuze om met een opleiding te starten. De potentiële student wordt zo beter voorbereid op de studie. Volwassenen combineren veelal werk met studie en dat maakt een goede motivatie en juiste studiehouding (inclusief voldoende tijd in de agenda) noodzakelijk. De potentiële student is niet verplicht om deel te nemen aan een intakegesprek. Een intakegesprek is gratis. Werken met het praktijkportfolio De opleiding wil de deeltijdstudent in de gelegenheid stellen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij zijn werkplek en werkervaring. Daarom wordt er binnen de deeltijdopleidingen gewerkt met het praktijkportfolio. Dit houdt in dat de student bij aanvang van de opleiding onder begeleiding van docenten start met het vullen van een portfolio met beroepsproducten. De student kan de beroepsproducten tijdens de opleiding maken, maar kan ook bewijzen van eerdere werkervaringen verzamelen. Aan het eind van de propedeuse, de stage en de minor praktijk wordt het portfolio beoordeeld en voert de student een assessmentgesprek met twee assessoren. Bij de beoordeling aan het eind van de propedeuse kan blijken dat de student sommige beroepstaken al op gevorderd niveau beheerst. Als de student voldoet aan een deel van de eisen (cesuur) van de stage, dan gaat hij verder met het vullen van zijn portfolio voor het gevorderd niveau. Hij kan het onderdeel stage versneld afronden en doorgaan met de minor praktijk. Als de student na het vullen van het praktijkportfolio aan het eind van de propedeuse voldoet aan alle eisen (cesuur) van de stage, of zelfs de minor praktijk, kan hij de studie versnellen. De maximale mogelijkheid tot versnelling is 1 jaar.1 Het is voor het vullen van het praktijkportfolio daarom van belang om relevante werkervaring te hebben. Relevante werkervaring wil zeggen dat de student een functie heeft waarin de vereiste competenties van de desbetreffende opleiding gerealiseerd kunnen worden. Er kunnen zich twee mogelijkheden voordoen: A. De student heeft geen mogelijkheden tot aantoonbare relevante werkzaamheden. Dit betekent dat de student het normale onderwijsprogramma dient te volgen van de integrale leerlijn in de propedeuse (incl. studieloopbaanbegeleiding), de stage en aan de praktijkminor. 1
In oorspronkelijke tekst staat: “dan kan hij bij de examencommissie een vrijstelling aanvragen voor de stage (en) minor praktijk”. 13
B.
de student heeft werkervaring en kan zijn portfolio vullen met beroepsproducten vervaardigd tijdens zijn werkervaring (van maximaal vijf jaar geleden) dan wel met beroepsproducten die hij tijdens de opleiding maakt.
Verlenen van vrijstellingen Het verlenen van vrijstellingen vindt plaats nadat de student zich heeft ingeschreven. De student dient een individueel verzoek tot vrijstelling in bij de examencommissie van de opleiding. Op voorhand kan er geen uitspraak worden gedaan over het aantal vrijstellingen. De examencommissie kan vrijstelling verlenen voor onderwijseenheden op basis van het erkennen van diploma’s, getuigschriften en certificaten. De examencommissie is verantwoordelijk voor het verlenen van vrijstellingen op basis van diploma’s, getuigschriften en certificaten. Het onderzoek naar het erkennen van diploma’s, getuigschriften en certificaten vindt plaats op basis van een inhoudelijke vergelijking van de opleidingen: aantal credits, competenties, doelen, niveau van de competenties, gebruikte literatuur, kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsprocessen en de borging ervan. Het verlenen van vrijstellingen op basis van diploma’s, getuigschriften en certificaten is beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling en in het Reglement Examencommissie. Studielast De studielast van de deeltijdopleidingen bedraagt gemiddeld 25-30 uur (inclusief de contacturen). De daadwerkelijke studielast verschilt per student en is afhankelijk van de gevolgde vooropleiding(en) en de relevante werkervaring die een student heeft. Indien de student geen versnelling aan kan brengen op basis van werkervaring dan dient hij alsnog te voldoen aan de eisen van de opleiding waaronder de eisen van de integrale leerlijn en/of de stage en/of de praktijkminor2. Dat betekent dat de studielast gedurende de vier jaar studie gemiddeld hoger ligt dan wel dat de studie langer duurt dan vier jaar. Stage- en afstudeernormen Om te kunnen starten met de stage en het afstuderen gelden de volgende normen. Deze zijn hier te vinden. 1c - Bijzondere leerwegen De opleiding kent twee aangepaste leerwegen. Zie artikel 2.7 van de Onderwijs- en Examenregeling. Studenten met een score van een 7,2 gemiddeld in de propedeuse, kunnen in jaar twee instromen in een Windesheimbreed honours programma. Studenten die belangstelling hebben voor dit programma, kunnen een mailbericht sturen naar
[email protected] Studenten met een afgeronde VWO-vooropleiding hebben de mogelijkheid om een verrijkt programma te volgen. Dit opleidingsoverstijgend programma dat in het Engels wordt aangeboden biedt een duidelijke meerwaarde op het CV van de student. De thema’s die aan de orde komen hebben een hoog actualiteitsgehalte en zijn interessant voor alle studenten van het domein BMR. Tijdens het programma komen thema’s op het gebied van Globalisation aan de orde. Het VWOprogramma wordt aangeboden naast het reguliere programma in de propedeuse en het eerste semester van het tweede jaar. Het VWO-programma heeft een omvang van 30 credits (n.l. drie semesters van 10 EC). Het VWO-programma wordt aangeboden op gevorderd niveau en kan (afhankelijk van de routes binnen de opleiding) de mogelijkheid tot versnelling van de studie bieden van een half jaar. Op basis van relevante HRM werkervaring kan bij de deeltijdopleiding een versnellingsprocedure gevolgd worden, waarbij een portfolio gemaakt wordt en als afsluiting in een assessment het niveau van de kerntaken en competenties wordt bepaald. Op basis van de beoordeling wordt bepaald of student kan versnellen op de praktijk modules major 4 en minor praktijk.
2
en/of praktijkminor niet bij CE en COM vermelden 14
1.3.2 - Overzicht informatie major, minors en onderwijseenheden De studiegids van de minors is hier te vinden. De studiepuntentabel voor de voltijd is hier en voor de deeltijd is hier te vinden. De conversietabel is hier te vinden. 1.3.3 – Accreditatie De accreditatietermijn van de opleiding is 1 januari 2012 t/m 31 december 2017.
15