Studentenstatuut Opleidingsdeel Studiejaar 2014-2015 Christelijke Hogeschool Windesheim
HBO Bachelor Accountancy Crohonummer: 34406
voltijd / deeltijd / duaal
Accreditatiedatum: 21-03-2019
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING 1. - OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1. - De onderwijsvisie van Windesheim 1.2. - De onderwijsleeractiviteiten 1.3. - Studiebegeleiding 1.4. - Kwaliteit en studeerbaarheid 1.5. - Vorm van de opleiding
2. - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 2.1. - Doelstelling van de opleiding 2.2. - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding 2.3. - Inhoud van de opleiding 2.4. - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld
3. - INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 3.1. - Inrichting van de opleiding 3.1.a - De propedeutische fase 3.1.b - De postpropedeutische of hoofdfase 3.1.c - Bijzondere leerwegen 3.2. - Accreditatie
INLEIDING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met de Regels Examencommissie is het Onderwijs- en Examenreglement (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. Dit studentenstatuut geldt voor het domein Business, Media en Recht. Hierin vallen de volgende opleidingen: Accountancy (AC), Bedrijfseconomie (BE), Bedrijfskunde MER (B-MER), Commerciële Economie (CE), Communicatie (COM), Financial Services Management (FSM), HBO-Rechten (HBO-R), Human Resource Management (HRM), International Business and Languages (IBL), Logistiek en Economie (LE) en Small Business en Retail Management (SBRM). Deze opleidingen vormen te samen de Business School. Daarnaast maken de opleidingen Journalistiek (JOU) en het Windesheim Honours College (WHC) deel uit van het domein Business, Media en Recht. In het OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of het OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van het OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In de Regels Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een ‘studiegids’. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten en de openingstijden van de Servicebalie. Naast het OER en de Regels Examencommissie zijn er nog meer regelingen. Deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en WISE.
1. – OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING 1.1. - De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profit organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend en tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter 1
discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden gewapend voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijden plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nòg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam ѐn didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied heen kan kijken.
1.2. - De onderwijsleeractiviteiten De opleiding onderscheidt vier leerlijnen: de integrale leerlijn (= projecten met kenmerkende beroepssituaties), de conceptuele leerlijn (= kennismodules), de vaardighedenleerlijn (inclusief Engels) en de reflectieve leerlijn (= SLB). Elk onderwijsblok kent een project of Integraal Beroepsproduct waarin integratie van de verschillende vakgebieden plaatsvindt. Studenten werken in projecten aan beroepstaken in een bepaalde beroepscontext. Binnen de kennismodules zijn studietaken gedefinieerd. De student krijgt in de major te maken met een concentrische opbouw. De competenties, inclusief de algemene hbo-competenties komen in het eerste jaar op basisniveau aan bod. In het tweede jaar wordt uitgegaan van de specifieke beroepscompetenties op gevorderd niveau, waarna in het derde jaar de major competenties en de specifieke beroepscompetenties op gevorderd niveau in
2
de stage terugkomen. Het vierde jaar wordt gebruikt voor het aanbrengen van de verdieping die het bachelorniveau kenmerkt. 1.3. – Studiebegeleiding Tijdens de studie is er voor studenten steeds een Studieloopbaanbegeleidings(SLB)–docent/studieloopbaanbegeleider beschikbaar die de student coacht en begeleidt. De SLB-docent/studieloopbaanbegeleider helpt bij vragen en problemen over de inhoud van de opleiding, de studievoortgang en organisatie (planning) van het studieprogramma. Ook geeft de SLB-docent/studieloopbaanbegeleider advies en informatie aan de student over zijn/haar persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Daarnaast beoordeelt hij het POP/PAP (persoonlijk actieplan) en keurt hij het POP/PAP goed. In het geval van bijzondere omstandigheden kan een SLB-docent/studieloopbaanbegeleider een student doorverwijzen naar de decaan of de studentenpsycholoog. De SLB-docent/studieloopbaanbegeleider geeft elke student een onderbouwd voorlopig studieadvies binnen 5 maanden van inschrijving op basis van de tot dan toe behaalde studieresultaten en studiehouding (zie hoofdstuk 4). Daarvoor vinden minimaal 3 (groeps)gesprekken plaats. Toetsing SLB De vijf beroepstaken die voor SLB zijn gedefinieerd worden op drie niveaus afgetoetst. Deze staan hier beschreven. In jaar 2 ligt de nadruk van het programma op studievoortgang en stagevoorbereiding. In de studieloope e baanbegeleiding en de beoordeling daarvan staat de 11 algemene hbo-competentie centraal. De 11 competentie bestaat uit: - kwaliteitenreflectie - motievenreflectie - studieloopbaansturing - netwerken - werkexploratie Binnen het vierjarige bachelorprogramma worden 8 EC besteed aan studieloopbaanbegeleiding. Vanaf het derde jaar kunnen studenten terecht bij de studievoortgangsadviseur van hun opleiding voor advies m.b.t. reparatieprogramma’s, studieplanning enz. Voor studenten met een functiebeperking zijn er speciale faciliteiten zoals extra tijd bij dyslexie, aangepast lesmateriaal bij slechtziendheid en ondersteuning bij het maken van tentamens in geval van RSIklachten. Voor de maatregelen in het kader van studeren met een functiebeperking (SMF) wordt verwezen naar deel 2 Onderwijs- en Examenreglement, artikel 4.4. Voor een goede doorstroom naar een verwante masteropleiding in het Wetenschappelijk Onderwijs kunnen studenten terecht bij de studievoortgangsadviseur van de opleiding.
1.4. - Kwaliteit en studeerbaarheid Spreiding van de studielast Het programma van de opleiding heeft een overzichtelijke en eenduidige indeling in vier perioden die voor alle studiejaren gelijk is. Elke periode omvat tien weken bestaande uit zeven lesweken met aan het einde één of twee tentamenweken. De tentamens worden twee maal per jaar aangeboden. In Educator staat de normering van de onderwijseenheden met wijze van toetsing, weging en vermelding van studiepunten expliciet digitaal vermeld. Via ShareNet worden tijdig de tentamenroosters voor studenten gepubliceerd. Bovendien hebben studenten de mogelijkheid om te allen tijde digitaal hun cijferlijst in te zien en bestaat ook de mogelijkheid tot het digitaal inschrijven voor tentamens.
3
De programmering van de studieonderdelen is onder meer gericht op volgtijdelijkheid van onderwijs in niveau’s en een goede spreiding van de studielast, nl. 60 EC (=studiepunten) per jaar, 15 EC per onderwijsperiode. Er zijn studiewijzers waarin de leerdoelen, de werk- en toetsvormen en de studietaken inclusief planning per module zijn beschreven. Deze studiewijzers staan op de digitale leeromgeving N@tschool. Voor studenten die (grote) achterstanden oplopen, bepaalt de examencommissie op advies van de studievoortgangsadviseur hoe de student zijn achterstanden dient in te halen. Hiervoor worden door de examencommissie per student studiecontracten opgesteld. Het OER geeft daartoe richtlijnen. Voor bepaalde opleidingen binnen de Business School zijn er mogelijkheden om de studie te versnellen en is er een verkorte route. Studieloopbaanbegeleiding De Business School heeft gekozen voor een begeleidingssysteem waarbij de persoonlijke aandacht voor de student centraal staat en waarbij de student steeds meer verantwoordelijkheid leert te nemen voor de eigen studie en loopbaanontwikkeling: van strakke sturing via gedeelde sturing naar losse sturing. In aansluiting op de visie van de hogeschool wordt er binnen de Business School in het kader van de studentbegeleiding een onderscheid gemaakt tussen de basisbegeleiding door de SLB-docent/studieloopbaanbegeleider/werkgroepbegeleider & praktijkbegeleiders enerzijds en de specialistische begeleiding door de studievoortgangsadviseur en decaan anderzijds met doorverwijsmogelijk-heden naar het studieloopbaancentrum, de studenten-psycholoog en/of het pastoraat. Belangrijk uitgangspunt is het feit dat studieloopbaanbegeleiding niet op zichzelf staat. Er is een continue pendelbeweging tussen het onderwijs en de studieloopbaanbegeleiding. De beoordeling van de onderwijs- en examenregeling als bedoeld in artikel 7.14 WHW (evaluaties) De doelen van de evaluaties zijn veelal tweeledig: ten eerste is het strategische doel het optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs. Hierbij wordt de PDCA-cyclus gehanteerd. Ten tweede heeft elk evaluatieonderzoek een operationeel doel, bijvoorbeeld het signaleren van mogelijke problemen. De evaluatie van de opleiding vindt plaats op verschillende niveaus. Het eerste niveau betreft de externe evaluaties, bijvoorbeeld door de NVAO die aan de hand van vooraf opgestelde criteria opleidingen voor Hoger Beroepsonderwijs accrediteert. Onder de externe evaluaties behoren ook de onderzoeken van de Nationale Studenten Enquête, de Keuzegids of Elsevier. Het tweede niveau betreft de interne evaluaties. Hierbinnen maken we onderscheid tussen de evaluaties van de hogeschool en de opleiding. De hogeschool evalueert de bacheloropleidingen op onderdelen en thema’s vergelijkenderwijs (bijv. organisatie en opzet van de voorlichtingsdagen). De opleidingsevaluaties hebben met name betrekking op het meten, bespreken en verbeteren van de onderwijskwaliteit. De opleiding hanteert hierbij een werkwijze aan de hand van de PDCA-cyclus. Aan het begin van ieder studiejaar wordt door de hogeschoolhoofddocent een evaluatiejaarplan geschreven waarin die majors en minors staan vermeld, die in het komende studiejaar geëvalueerd worden. Na iedere onderwijsperiode wordt de onderwijsevaluatie onder de studenten uitgezet. De resultaten hiervan worden besproken in een studentenpanel en in een bijeenkomst met docenten. Verbeteracties die hieruit voortvloeien worden uitgevoerd door de desbetreffende verantwoordelijken. Aan het einde van het studiejaar worden in een stand-van-zaken-notitie de gerealiseerde en niet gerealiseerde verbeteracties beschreven. Actiepunten die meer tijd vragen worden opgenomen in het Activiteitenplan van het jaar daarop. Onderwijsevaluatieresultaten, verslagen van panelgesprekken en bijeenkomsten met docenten en de stand-van-zaken-notitie worden op de community-site geplaatst. De programmaonderdelen die buitenschools plaatsvinden (stage en afstuderen) worden eveneens geëvalueerd. Ook onder de bedrijfsmentoren wordt een evaluatie uitgezet. Ook voor deze evaluaties geldt dat de gehele PDCA-cyclus wordt doorlopen.
4
1.5. - Vorm van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding wordt voltijds, deeltijds en duaal verzorgd en is per onderdeel uitgewerkt. voltijd is hier uitgewerkt duaal is hier uitgewerkt 2. Bij de deeltijdopleiding zijn werkzaamheden als onderwijseenheden opgenomen waarvoor eisen aan de werkkring zijn gesteld. Zie hiervoor artikel 2.4a van het Onderwijs- en Examenreglement – Rechten en Plichten. 3. In de duale variant van de opleiding: a. is de studielast van het onderwijsdeel en die van het deel van de duale opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening hier te vinden waarbij ook de totale tijdsduur van de beroepsuitoefening is aangegeven. De competentiematrix is hier te vinden. b. is de onderbouwing van het aantal studiepunten verbonden aan de beroepsuitoefening. Zie voor de studiepuntentabel par. 3.1. c. vindt de beroepsuitoefening binnen de opleiding plaats op basis van een overeenkomst tussen de opleiding, de student en het bedrijf of de organisatie in overeenstemming met de wettelijke bepalingen.
2. - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD 2.1. - Doelstelling van de opleiding De opleiding Accountancy leidt op voor beroepen binnen de financieel-administratieve dienstverlening met een specifieke focus op de audit- en assurancefunctie van de accountant. Het opleidingsbouwwerk omvat een bachelor en vervolgopleidingen binnen het hbo danwel aan de universiteit. Binnen dit bouwwerk kunnen onderscheiden worden: - De bachelor accountancy. - De post-hbo-opleiding tot accountant-administratieconsulent. - De universitaire (post)masteropleiding tot registeraccountant. Bachelor accountancy Afgestudeerden van de bacheloropleiding Accountancy kunnen aan de slag als financieel dienstverlener voor het niet-controleplichtige deel van het midden- en kleinbedrijf. Hierbij kunnen zij zich zelfstandig vestigen of in dienst treden bij een administratiekantoor danwel bij een op het midden- en kleinbedrijf gerichte (afdeling van een) accountantsorganisatie. De bachelor accountancy is, na een aantal jaren praktijkervaring, in staat om alle voorkomende administratieve werkzaamheden voor de niet-controleplichtige onderneming te verrichten, de ondernemer te adviseren en te begeleiden bij de groei van de onderneming en hierbij voor te bereiden op het controleplichtig worden van de onderneming. Daarnaast is de bachelor accountancy in staat om op operationeel niveau wettelijke controletaken uit te voeren in overeenstemming met de vigerende wet- en regelgeving. Met deze expertise onderscheidt de bachelor accountancy zich van andere financieel-administratieve dienstverleners, niet zijnde accountants (RA of AA). Belangrijke werkzaamheden van de hbo-bachelor accountancy zijn: - Administratieve dienstverlening - Samenstellen van de jaarrekening - Verstrekken van financiële en bedrijfseconomische adviezen - Verstrekken van fiscale adviezen - Adviseren op het terrein van de bestuurlijke informatieverzorging en interne beheersing gericht op de beheersing en controleerbaarheid van middelgrote organisaties in de groeifase naar de wettelijke controleplicht
5
-
Op operationeel niveau uitvoeren van wettelijke controletaken in overeenstemming met de vigerende wet- en regelgeving De bachelor accountancy is zich bewust van de grenzen van zijn eigen kennen en kunnen. Enerzijds is hierbij van belang dat hij cliënten tijdig doorverwijst naar specialisten, anderzijds beseft hij dat cliënten die groeien naar een controleplichtige omvang, in betere handen zijn bij een accountant met certificeringsbevoegdheid. Voor de bachelor accountancy zou op termijn wellicht de term “basisaccountant” gebruikt kunnen worden. Basisaccountant in die zin dat hij over de houding van een certificerend accountant beschikt en werkzaamheden, niet zijnde de wettelijke controle, op het niveau van een certificerend accountant kan uitvoeren. Accountant-administratieconsulent en registeraccountant Afgestudeerden van de bacheloropleiding vinden veelal een baan binnen een accountantskantoor die zij combineren met een vervolgstudie tot registeraccountant dan wel tot accountant-administratieconsulent. Deze vervolgstudie omvat zowel een theoretische component ter afronding van het theoretisch deel van de opleiding tot accountant, alsmede een praktijkopleiding van drie jaar. Afgestudeerden zijn zowel werkzaam bij de grote accountantsorganisaties („big four‟) en middelgrote kantoren als bij de kleine kantoren. Ook vestigen afgestudeerden zich als zelfstandig extern accountant nadat zij de vervolgstudie voor registeraccountant of accountant-administratieconsulent hebben afgerond. Daarnaast vervullen ze accountantsfuncties als overheidsaccountant of als intern accountant.
2.2. - De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding In deze paragraaf worden de eindcompetenties van de opleiding Accountancy uitgewerkt. Zij beschrijven de kennis en vaardigheden die in elk geval deel uitmaken van de competenties waarover de bachelor accountancy dient te beschikken. De eindtermen omvatten echter niet de gehele competentie. Zo ontbreken de houdingsaspecten, maar ook bijvoorbeeld sociaal-communicatieve vaardigheden. Onderstaande tekst maakt deel uit van het “Beroeps- en opleidingsprofiel hbo Accountancy AC-scholen-overleg, juni 2012. 1. Aanspreekpunt voor cliënten in het kader van administratieve dienstverlening De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om op administratief gebied als aanspreekpunt voor cliënten te fungeren, om in samenspraak met de cliënt de administratie te voeren en een jaarrekening samen te stellen en te beoordelen. Dit betekent dat hij in staat is om: - Een administratie te voeren - Een administratie aan te passen aan de veranderde wetgeving - Cliënten of assistenten te begeleiden bij het voeren van een administratie - Een jaarrekening samen te stellen - Een geconsolideerde jaarrekening samen te stellen - Een administratie te analyseren (verschillenanalyse) - Een door cliënt of assistent samengestelde jaarrekening te reviewen - Bevindingen van een samenstellingsopdracht te rapporteren en te bespreken met een cliënt - Een ondernemingsplan op te stellen inclusief deelbegrotingen - Adviezen te geven over de operationele werking van het administratief systeem - Adviezen te geven over het verwerken van bijzondere posten in de administratie 2.Behartigen fiscale belangen cliënt De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om de fiscale belangen van een cliënt te behartigen. Dit betekent dat hij in staat is om: - De fiscale aangiften voor een cliënt te verzorgen (omzetbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting) - Een fiscale winstberekening op te stellen - De behoefte aan fiscale adviezen te herkennen en te (laten) vervullen
6
3.Bijdrage uitvoering algemene controle jaarrekening De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om als lid van een controleteam (onder aansturing van een certificerend accountant) een bijdrage te leveren aan het uitvoeren van de algemene controle van een jaarrekening. Dit betekent dat hij in staat is om: - Een bijdrage te leveren aan het opstellen van een controleprogramma - Een bijdrage te leveren aan het opstellen van het werkprogramma - In goede samenwerking met de cliënt controlewerkzaamheden te verrichten - Controlewerkzaamheden zelfstandig uit te voeren - Op cycle- en postniveau conclusies te trekken uit controle-informatie (controlenotities) - Een controlememorandum af te werken - Dossiers bij te houden - Een bijdrage te leveren aan de managementletter - Een bijdrage te leveren aan het opstellen van een accountantsrapport 4.Advies behoeften onderkennen, signaleren en vervullen De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om in contacten met cliënten eenvoudige adviesbehoeften te onderkennen, te signaleren en te vervullen danwel een bijdrage te leveren aan het vervullen van die behoeften. Dit betekent dat hij in staat is om: - In contacten met cliënten eenvoudige adviesbehoeften te onderkennen en te signaleren - Op procesniveau adviezen te verstrekken ter verbetering van de administratieve organisatie en maatregelen van interne controle - Een eenvoudig advies te schrijven en dit te presenteren aan de cliënt - Te signaleren wanneer cliënten moeten worden doorverwezen naar specialisten 5.Adequaat functioneren binnen accountantskantoor De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om binnen de professionele organisatie van een accountantskantoor adequaat te functioneren. Dit betekent dat hij in staat is om: - Veranderingen in de maatschappij te signaleren en hierop in te spelen - Projectmatig en in een team te werken - Verworven kennis en inzichten aan collega’s over te dragen - Leiding te geven aan de uitvoering van werkzaamheden door assistenten op mbo-niveau - Een oordeel te geven over het werk van zichzelf en dat van anderen 6.Zichzelf voortdurend ontwikkelen als beroepsbeoefenaar De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om zichzelf als beroepsbeoefenaar voortdurend te ontwikkelen. Dit betekent dat hij in staat is om: - Het eigen beroepsmatig handelen en zijn professionaliteit, houding en motivatie voortdurend verder te ontwikkelen - Integer, onafhankelijk en ethisch te handelen - Gegevens over de beroepsuitoefening te verzamelen - De invloed van actuele ontwikkelingen op het eigen functioneren te onderkennen - De grenzen van het vakgebied te verkennen - De eigen loopbaan uit te stippelen Bij al deze competenties dient de bachelor accountancy de beroepshouding in acht te nemen. Beginnend versus ervaren beroepsbeoefenaar Bij de uitwerking van de competenties rees regelmatig de vraag of de bedoelde werkzaamheden wel aan een beginnend beroepsbeoefenaar kunnen worden opgedragen. Hierop bleek geen eenduidig antwoord mogelijk: de omstandigheden bepalen in belangrijke mate wat wel en wat niet van de beginnende beroepsbeoefenaar kan worden verwacht. Hierna zal nader op dit dilemma worden ingegaan. Bij de vier eerstgenoemde competenties moet in aanmerking worden genomen dat bij vrijwel elke competentie sprake kan zijn van situaties die de capaciteit van de beginnende beroepsbeoefenaar te boven gaan. Dit is met name het geval indien er sprake is van: - complexe organisaties (grote cliënten); 7
-
grote belangen die op het spel staan; het maken van afwegingen of het nemen van (belangrijke) beslissingen.
Dit soort situaties stellen hoge eisen aan niveau, beoordelingsvermogen, besluitvaardigheid en zelfvertrouwen van de beroepsbeoefenaar. De bachelor accountancy dient de competentie te hebben om door te groeien tot dit niveau, maar zal bij de aanvang van zijn loopbaan nog niet zo ver zijn dat hij in deze situaties onbegeleid kan handelen. Het bovenstaande geldt ook voor de vijfde competentie. Hierbij kan er bovendien sprake zijn van taken waarvoor de beginnende bachelor accountancy nog niet competent behoeft te zijn. Hierbij moet men denken aan: - het ontwikkelen van nieuw beleid; - het leiden van een organisatie; - het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor een team. Deze competenties ontwikkelt de bachelor accountancy slechts geleidelijk. Afhankelijk van de werkomgeving en van zijn capaciteiten zal hij na circa drie jaar de eerste stappen op dit terrein kunnen zetten. Bij de zesde competentie ligt de nadruk op het “verder kunnen ontwikkelen” van professionaliteit en professionalisering. De hier genoemde bekwaamheden moeten zeker in potentie aanwezig zijn, maar een vernieuwende bijdrage op dit gebied kan pas verwacht worden als de bachelor accountancy zijn kennis verder heeft verdiept en de nodige werkervaring heeft opgedaan. Competenties en eindtermen Een competentie kan gedefinieerd worden als “een cluster van verwante kennis, vaardigheden en houdingen dat van invloed is op een belangrijk deel van iemands taak (een rol of verantwoordelijkheid), die samengaat met de prestatie op de taak, die kan worden gemeten en getoetst aan aanvaarde normen en die kan worden verbeterd door middel van training en ontwikkeling”.
2.3. - Inhoud van de opleiding De inhoud van de opleiding is een afgeleide vorm van functies waarin de afgestudeerde van de bacheloropleiding accountancy terechtkomt. Er staan vier beroepstaken centraal. Deze vier beroepstaken zijn: administratieve dienstverlening, fiscale dienstverlening, controle en advisering. Administratieve dienstverlening Centraal in deze beroepstaak staat (het ondersteunen van de cliënt bij) het voorbereiden van de financiële informatie voor interne en externe rapportages en voor verslaggevingsdoeleinden. Tot deze beroepstaak hoort ook het verstrekken van managementinformatie aan de cliënt en het geven van (on)gevraagde adviezen die rechtstreeks verband houden met de beroepstaak. Fiscale dienstverlening (fiscaliteit) Centraal in deze beroepstaak staat het ondersteunen van de cliënt bij het plannen van en het voldoen aan zijn belastingverplichtingen, inclusief het geven van (on)gevraagde adviezen die rechtstreeks verband houden met deze beroepstaak. Controle Centraal in deze beroepstaak staat het uitvoeren van een volledig controleproces, van risico-analyse tot verklaring, waarbij het uiteindelijk gaat om het toevoegen van zekerheid aan en het verhogen van betrouwbaarheid van (financiële) informatie, inclusief het geven van (on)gevraagde adviezen die rechtstreeks verband houden met deze beroepstaak. Advisering Centraal in deze beroepstaak staat het geven van intern en extern advies op basis van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, waarbij het gehele adviesproces doorlopen wordt en adviesvaardigheden worden ingezet. 8
Afhankelijk van de functie zal het accent in sterkere mate op één of enkele beroepstaken liggen. Ook zal het eindniveau in de beroepstaak verschillen, afhankelijk van de functie.
2.4. - De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld De accountant beweegt zich in een wereld die zich ontwikkelt. Deze ontwikkelingen hebben hun invloed op het beroep van de accountant en de dienstverlening die accountantskantoren leveren. Enkele belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die invloed hebben op het beroep van de accountant zijn: Internationalisering. Toename van ICT-mogelijkheden en ICT-gebruik. De steeds centralere positie van kennis en informatie, ten koste van productie. De toenemende mate waarin sprake is van een netwerkeconomie. De toenemende complexiteit van “het ondernemen”, met name in het mkb. Actuele ontwikkelingen, zoals de gevolgen van de huidige kredietcrisis voor de werkzaamheden van accountants. Naast deze meer algemeen maatschappelijke ontwikkelingen doen zich ook binnen de accountancywereld snelle en ingrijpende veranderingen voor. Enkele belangrijke veranderingen zijn de volgende: Daar waar eind vorige eeuw nog sprake leek van een verdergaande integratie van de controle- en e adviespraktijk, zien we in de 21 eeuw juist een duidelijke scheiding tussen beide praktijken. De wet- en regelgeving is de laatste jaren ingrijpend gewijzigd en aangevuld, waarbij gedacht kan worden aan Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot het accountantsberoep (Wet Toezicht Accountantsorganisaties, Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants, Nieuwe Controlestandaarden, internationale regelgeving (b.v. Sarbanes-Oxley) en verslaggevingsstandaarden (International Financial Reporting Standards). Mede onder invloed van de vergunningenplicht, zoals vastgelegd in de Wta, is er een duidelijke scheiding ontstaan tussen accountantskantoren zonder en met vergunning tot het verrichten van wettelijke controles. Voor het midden- en kleinbedrijf verschuiven de criteria voor (het voornemen tot) de controleplicht en voor kleine rechtspersonen verschuiven de criteria voor harmonisatie tussen de vennootschappelijke en de fiscale jaarrekening. Binnen de accountantskantoren is een toenemende efficiency noodzakelijk. De ICT-ontwikkelingen staan niet stil (internetboekhouden, toenemend gebruik van ICT voor de eigen kantoororganisatie, standaardisatie van digitale uitwisselingsformaten, SBR/XBRL). In het maatschappelijk verkeer is behoefte aan een betrouwbaar en deskundig financieel-administratief dienstverlener, werkzaam voor het midden- en kleinbedrijf, die niet noodzakelijkerwijs over een (volledige) certificerende bevoegdheid hoeft te beschikken maar wel eenduidig is opgeleid. Een aantal jaren geleden leek het nog dat “de” accountant in toenemende mate een adviserende rol in de samenleving zou krijgen. De invoering van de Wta leidt er echter toe dat de trend steeds meer wijst op een tweedeling, waarbij tussen de controle- en de adviestaak sprake is van een “Chinese Wall”. Gekoppeld aan de in de inleiding genoemde ontwikkelingen betekent dit, dat er een aantal verschuivingen in de accountancymarkt zullen optreden. Enkele belangrijke verschuivingen zijn: Een splitsing in verschillende soorten kantoren Hierbij kan gedacht worden aan een splitsing in kantoren die zich richten op wettelijke controles, kantoren die wel een vergunning Wta hebben, maar zich niet in wettelijke controles specialiseren en kantoren die zich primair richten op de samenstel- en adviespraktijk voor het mkb. Afname van het aantal kleinere accountantskantoren Het aantal kleinere kantoren zal afnemen door het aangaan van samenwerkingsverbanden en fusies dan wel door uitschrijven uit het AA- en het RA-register. De hbo-bachelor opleiding accountancy biedt haar afgestudeerden het perspectief om zich te vestigen als finan-cieel dienstverlener die, na het opdoen van de vereiste praktijkervaring, in staat zal zijn om onder9
nemers in het midden- en kleinbedrijf op professionele wijze te begeleiden tot aan het moment waarop deze ondernemingen wettelijk controleplichtig worden. Als gevolg van de competenties op het gebied van de wettelijke controle waarover de hbo-bachelor beschikt, wordt hij in staat geacht om de ondernemer te adviseren en te begeleiden in het traject dat leidt tot de wettelijke controleplicht. De afgestudeerde bachelor accountancy is in staat om zijn cliënt op professionele wijze te begeleiden tijdens de groeifasen van de organisatie met als primair doel een intern beheersbare en als secundair doel een extern controleerbare organisatie. Relatie opleidingsprofiel-beroepsprofiel In dit onderdeel wordt het opleidingsprofiel van de hbo-bachelor accountancy geplaatst in het perspectief van de beroepsprofielen waarvoor deze opleiding geheel of gedeeltelijk opleidt. Achtereenvolgens zal aandacht worden besteed aan de relatie tussen de opleiding en het beroepsprofiel van respectievelijk de registeraccountant en de accountant-administratieconsulent.
Relatie met het beroepsprofiel van de registeraccountant (RA) De hbo-bachelor accountancy biedt een goede basis voor de vervolgstudie tot registeraccountant. De afgestudeerde bachelorstudent beschikt hiertoe over de competenties om als beginnend beroepsbeoefenaar in de RA-praktijk te kunnen functioneren. Daarnaast zal deze afgestudeerde, naast een praktijkstage van drie jaar, een vervolgstudie op academisch niveau moeten afronden om te kunnen functioneren op het niveau van de registeraccountant zoals dat is beschreven in het in hoofdstuk vier genoemde beroepsprofiel van de registeraccountant. De vervolgstudie richt zich op een nadere specialisatie van de kennis op het gebied van de wettelijke controle en op wetenschappelijke vorming. Voor de vervolgopleiding tot registeraccountant wordt gestreefd naar een nominale studieduur van drie jaar in deeltijd.
Relatie met het beroepsprofiel van de accountant-administratieconsulent (AA) De hbo-bachelor accountancy biedt een goede basis voor de vervolgstudie tot accountant-administratieconsulent. De afgestudeerde beschikt reeds over de competenties om als beginnend beroepsbeoefenaar in de AA-praktijk te kunnen functioneren. Na een korte, beroepsgerichte vervolgstudie op post-bachelorniveau in combinatie met de wettelijke praktijkstage van drie jaar is de hbo-bachelor accountancy in staat om te functioneren op het niveau van de accountant-administratieconsulent. Deze vervolgstudie beoogt een verdieping aan te brengen van de kennis van de wettelijke controle en de advisering op met name fiscaal gebied. De post-bacheloropleiding kent een nominale studieduur van één jaar in deeltijd.
3.- INRICHTING VAN HET ONDERWIJS 3.1. - Inrichting van de opleiding PROGRAMMA VOLTIJD OPLEIDING De propedeuse bestaat bij de opleiding AC uit een binnenschools programma van 60 EC verdeeld over vier blokken van elk 15 EC. De post-propedeutische fase bestaat uit 180 EC die als volgt zijn opgebouwd: tweede jaar: binnenschools programma van vier blokken van elk 15 EC; derde jaar: binnenschools programma van 30 EC en een buitenschools programma (stage) van 30 EC; vierde jaar: een binnenschools programma van 41 EC en een buitenschools programma (afstudeeropdracht) van 19 EC.
10
Dit is weergegeven in volgende de tabel:
Jaar 3 (60 ec)
Periode 1 (15 ec) Majoronderdeel 1 (M1) Deels gemeenschappelijk programma Majoronderdeel 5 (M5) Administratieve Dienstverlening Majoronderdeel 9 (M9) Advisering
Periode 2 (15 ec) Majoronderdeel 2 (M2) Deels gemeenschappelijk programma Majoronderdeel 6 (M6) Administratieve Dienstverlening Majoronderdeel 10 (M10) Advisering
Jaar 4 (60 ec)
Majoronderdeel 13 (M13) Controle
Majoronderdeel 14 (M14) Controle
AC Jaar 1 (60 ec)
Jaar 2 (60 ec)
Periode 3 (15 ec) Majoronderdeel 3 (M3) AC /BE programma
Periode 4 (15 ec) Majoronderdeel 4 (M4) AC /BE programma
Majoronderdeel 7 (M7) Fiscaliteit
Majoronderdeel 8 (M8) Fiscaliteit
Majoronderdeel 11 (M11) AC Stage Majoronderdeel 15 (M15) AC afstudeeropdracht
Majoronderdeel 12 (M12) AC stage Majoronderdeel 16(M16) AC afstudeeropdracht
PROGRAMMA DUALE OPLEIDING De propedeuse en het eerste semester van het tweede studiejaar zijn identiek aan het programma van de voltijd studenten. Vanaf Majoronderdeel 7 bestaat het programma uit een combinatie van werken en studeren. De studielast voor het theoretisch deel van de opleiding is in het voorjaar kleiner dan in het najaar en afgestemd op de verdeling van werkdruk op de accountantskantoren waar de studenten werkzaam zijn. Dit is weergegeven in de volgende tabel:
AC Jaar 1 (60 EC)
Jaar 2 (60 EC) Jaar 3 (60 EC)
Periode 1 (15 EC) Majoronderdeel 1 (M1) Deels gemeenschappelijk programma Majoronderdeel 5 (M5) Administratieve Dienstverlening Majoronderdeel 9 (M9) Advisering
Periode 2 (15 EC) Majoronderdeel 2 (M2) Deels gemeenschappelijk programma Majoronderdeel 6 (M6) Administratieve Dienstverlening Majoronderdeel 10 (M10) Advisering 11
Periode 3 (15 EC) Majoronderdeel 3 (M3) AC/BE programma
Periode 4 (15 EC) Majoronderdeel 4 (M4) AC/BE programma
Majoronderdeel 7 (M7) Fiscaliteit 1
Majoronderdeel 8 (M8) Fiscaliteit 1
Majoronderdeel 11 (M11) Fiscaliteit 2
Majoronderdeel 12 (M12) Fiscaliteit 2
Jaar 4 (60 EC)
Majoronderdeel 13 (M13) Controle
Majoronderdeel 14 (M14) Controle
Majoronderdeel 15 (M15) AC afstudeeropdracht
Majoronderdeel 16 (M16) AC afstudeeropdracht
PROGRAMMA DEELTIJD OPLEIDING De deeltijd opleiding kent geen propedeutische fase; toelaatbare aspirant studenten wordt een integrale vrijstelling gegeven. In principe zijn studenten met een afgeronde hbo opleiding Bedrijfseconomie of SPD toelaatbaar. Het eerste jaar kent een studieprogramma van 2 semesters met respectievelijk 18 en 15 studiepunten. Het tweede jaar kent een studieprogramma van 2 semesters met elk 20 studiepunten. Dit is weergegeven in de volgende tabel:
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Jaar 1 (33 EC)
Str. Management -MKB (5 EC) Belastingrecht (4 EC)
Str. Management -MKB (5 EC) Belastingrecht (4 EC)
Ondernemingsrecht (3 EC) Controlebeginselen (3 EC)
Jaar 2 (40 EC)
Best. Info. verzorging (3 EC) Externe Verslaggeving (4 EC) Controleleer (3 EC)
Best. Info verzorging (3 EC) Externe Verslaggeving (4 EC) Controleleer (3 EC)
Over All Toets (6 EC) Belastingrecht (4 EC)
Lev.verz. Wiskunde (3EC) Sociaal recht (3 EC) Controlebeginselen (3 EC) Over All Toets (6 EC) Belastingrecht (4 EC)
AC
De studiepuntentabellen van de opleiding zijn hier te vinden.
3.1.a - De propedeutische fase In het eerste jaar (de propedeuse) van de opleiding oriënteren studenten zich op hun gekozen opleiding(en)/beroep (beroepsoriëntatie) en reflecteren daarop bij studieloopbaanbegeleiding. Tevens vindt selectie plaats. Bij een onvoldoende aantal studiepunten moet de student de opleiding verlaten. Het eerste semester (periode 1 en 2) van de propedeuse (M1) betreft een grotendeels gemeenschappelijk majorprogramma gebaseerd op gemeenschappelijke ‘business-’competenties[1][1] van de Business [1][1] Deze business competenties zijn gebaseerd op de BBA competenties ( vastgesteld november 2011 door de Sectorraad HEO).
12
School. Er is ruimte voor 4 EC per periode om te werken aan opleidingspecifieke modules. Studenten oriënteren zich daarnaast in de reflectieve leerlijn (= SLB) op hun gekozen opleiding(en)/beroep (beroepsoriëntatie). Bij SLB worden aan de hand van cijferlijsten en een ‘vragenlijst studievoortgangsgesprekken gevoerd, zodat de student zicht krijgt op zijn functioneren en geschiktheid voor de opleiding. Verdere oriëntatie op de gekozen opleiding en beroep vindt in het tweede semester (periode 3 en 4) in de blokken M2 plaats bij zowel de integrale en reflectieve leerlijn als de conceptuele leerlijn (inhoudelijk). Bij M2 worden de kenmerkende beroepssituaties en de beroepsproducten binnen de integrale leerlijn vooral gekoppeld aan de specifieke beroepssituaties van de gekozen opleiding. Vanzelfsprekend komt de business context ook hier terug. De propedeuse heeft voornamelijk een selecterende functie en in verband daarmee ook een verwijzende functie. Voor februari vindt een voorlopig studieadvies (VSA) plaats. Als gevolg van de opbouw van de propedeuse met een grotendeels gemeenschappelijk eerste semester met een ‘breed’ aanbod aan vakken die te maken hebben met elf opleidingen, komen de meeste landelijk vastgestelde beroepsspecifieke competenties naast de ‘BBA competenties’ op basisniveau aan bod. Daarmee wordt een goede oriëntatie op het werkveld en op de hoofdfase van de studie bereikt en leggen de studenten een brede basis van kennis en vaardigheden voor de hoofdfase van de studie. Die basis wordt voldoende geacht als de studenten tenminste 54 van de 60 studiepunten (EC) van de propedeuse weten te halen (zie ook het Onderwijs– en Examenreglement onder ‘afwijzing’) na hun eerste jaar van inschrijving. Mocht dit niet lukken, of wil een student om andere redenen de studie staken, dan kan een beroep worden gedaan op de studentendecaan voor een advies over een vervolgtraject van studie en/of werk. Studenten kunnen na het volgen van het studieprogramma in de major M1 (eerste semester) op basis van hun POP zonder tijdverlies, maar met een reparatieprogramma, overstappen naar een andere opleiding binnen de Business School. Ook na het volgen/behalen van de gehele propedeuse is het nog mogelijk om over te stappen naar een andere opleiding. Aanvullend op het reparatieprogramma van M1, kan het gevolgde en behaalde M2 studieprogramma worden ingezet als minor.
Overstaptraject voor overstappers naar AC van andere opleidingen van de Business School
AC
BE
FSM
CE
SBRM COM
IBL
LE
*1
*2
*2
*2
*2
*2
*2
BKMER *2
HRMPA *2
RECHT *2
1.De overstap AC-BE is mogelijk na een halfjaar of na het gehele eerste studiejaar en leidt in principe niet tot studievertraging. De examencommissie bepaalt de inhoud van een inhaalprogramma. 2.De overstap van de opleiding AC naar andere economische opleidingen is mogelijk na een halfjaar en kan leiden tot studievertraging. De examencommissie besluit over de inhoud van een inhaalprogramma. Groen = Verwante opleidingen. Dus BSA voor AC, dan ook geen toegang bij deze opleidingen. Rood = Minder verwante opleidingen. Dus BSA voor AC, dan wel toegang bij deze opleidingen.
3.1.b - De postpropedeutische of hoofdfase Voor het behalen van de bachelorgraad dient een onderwijsprogramma met een omvang van 240 EC op bachelorniveau te zijn afgesloten. 13
Hieronder worden de vier beroepstaken van de opleiding Accountancy beschreven. Achtereenvolgens zijn dat respectievelijk de kern van de beroepstaak, het eindniveau van de betreffende beroepstaak en de projectinhoud van de betreffende beroepstaak. In ieder van de vier majorprogramma’s staat een beroepstaak centraal.
1. Beroepstaak administratieve dienstverlening Kern: Centraal in deze beroepstaak staat (het ondersteunen van de cliënt bij) het op een efficiënte en effectieve wijze inrichten van een financieel informatiesysteem dat, gezien de aard en de omvang van de organisatie, voorziet in de financiële informatie die een cliënt nodig heeft voor de interne beheersing en de externe rapportages alsmede voor verslaggevingsdoeleinden en het verstrekken van managementinformatie aan de cliënt, inclusief het geven van (on-)gevraagde adviezen die rechtstreeks verband houden met deze beroepstaak. Eindniveau van de bacheloropleiding: De student beheerst deze beroepstaak op bachelorniveau indien hij in staat is om voor een met name nationaal opererende en in Nederland gevestigde onderneming in het middenbedrijf, een adequaat en waar mogelijk geautomatiseerd informatiesysteem in te richten dat, gegeven de aard en omvang van de organisatie, leidt tot een optimale interne beheersing van de organisatie en voldoet aan alle eisen die daarna worden gesteld door de van toepassing zijnde wet- en regelgeving op het gebied van de verslaggeving en fiscaliteit. Projectinhoud: De eisen die aan de inrichting van de financiële administratie worden gesteld, om te kunnen voldoen aan de eisen van interne en externe verslaggeving, staan centraal in het project. Naast het verwerven van inzicht in de structuur van een financiële administratie en de daaraan te ontlenen vaardigheid om te denken in journaalposten zal er ook ruimschoots aandacht worden besteed aan de ‘waarom’ vraag. 2. Beroepstaak fiscaliteit Kern: Centraal in deze beroepstaak staat het uitvoeren en begeleiden van de cliënt bij het plannen van en het voldoen aan zijn belastingverplichtingen, inclusief het geven van (on-)gevraagde adviezen die rechtstreeks verband houden met deze beroepstaak. Eindniveau van de bacheloropleiding: De student beheerst deze beroepstaak op bachelorniveau als hij in staat is om voor een met name nationaal opererende en in Nederland gevestigde onderneming in het middenbedrijf (zowel de onderneming als de ondernemer) zorg kan dragen voor het plannen van en het voldoen aan de reguliere belastingverplichtingen in het kader van OB, LB, VPB en IB (ondernemer). Projectinhoud: Vanuit de commerciële jaarrekening wordt de fiscale jaarrekening afgeleid vanuit het perspectief van het fiscale “goed koopmansgebruik”. Daarnaast omvat het project een eenvoudige loonverwerking waarbij aandacht wordt besteed aan de meest voorkomende fiscale en sociale wet- en regelgeving. Dit traject zou bijvoorbeeld kunnen lopen vanaf het moment van indiensttreding tot en met de verzamelloonstaat en de daaruit afgeleide aangiften loonheffing en sociale premies. 3. Beroepstaak advisering Kern: Centraal in deze beroepstaak staat het geven van intern en extern advies op basis van vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, waarbij het adviesproces vanaf de probleemanalyse tot en met de implementatiefase doorlopen wordt en adviesvaardigheden worden ingezet. 14
Eindniveau van de bacheloropleiding: De student beheerst deze beroepstaak op bachelorniveau indien hij in staat is om voor met name nationaal opererende en in Nederland gevestigde ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf voor zowel de onderneming als de ondernemer op gestructureerde wijze een adviesrapport kan uitbrengen op zijn eigen deskundigheidsterrein en beschikt over algemene adviesvaardigheden op een breed terrein (AA-context). De nadruk ligt op het proces waarbij het gaat om het signaleren van knelpunten en het doen van verbetervoorstellen. Projectinhoud: Het project zou kunnen bestaan uit een nieuw te starten activiteit die vraagt om omvangrijke investeringen en om de aanpassing van een bestaande dan wel de inrichting van een nieuwe organisatie (vestiging) waarbij een beheersbare en controleerbare organisatie moet ontstaan. Vanuit de algemene organisatie kan aandacht worden besteed aan cultuuraspecten en verandermanagement als gevolg van de aanpassing. 4. Beroepstaak controle Kern: Centraal in deze beroepstaak staat het kunnen uitvoeren van een volledig controleproces, vanaf de opdrachtaanvaarding of -continuering tot en met de toestemming tot publicatie van de verklaring, waarbij het uiteindelijk gaat om het toevoegen van zekerheid aan en het verhogen van betrouwbaarheid van financiële informatie (gewekte vertrouwen), inclusief het geven van (on-)gevraagde adviezen die rechtstreeks verband houden met deze beroepstaak. Eindniveau van de bacheloropleiding: De student beheerst deze beroepstaak op bachelorniveau indien hij in staat is om als lid van een controleteam zelfstandig een deel van een controleprogramma uit te voeren van de algemene controle van de jaarrekening van een controleplichtige in Nederland gevestigde onderneming. Tevens moet de student in staat zijn om een bijdrage te leveren aan het voorbereiden van de controle (waar het op eigen initiatief bijhouden van relevante ontwikkelingen bij de cliënt en in zijn omgeving deel van uitmaakt). De afgestudeerde bachelor moet kennis en begrip hebben van het gehele controleproces waarbij de planningsfase moet worden beheerst op een theoretisch niveau van analyse en toepassing. Bij de uitvoering van de controle op veel voorkomende posten en processen moet sprake zijn van synthese en evaluatie. Projectinhoud: Het project bestaat uit 3 onderdelen, te weten: - communicatieve beroepsvaardigheden waarin morele dilemma’s in de vorm van rollenspelen worden gepresenteerd; - een jaarlijks wisselende real life case onder de naam “De Uitdaging” die tevens dient ter voorbereiding op de landelijke Over All Toets; - een project in samenwerking met een accountantsorganisatie waarin de te onderscheiden fasen van het controleproces in een concrete praktijksituatie worden toegepast. Stage- en afstudeernormen Om te kunnen starten met de stage en het afstuderen gelden de volgende normen. Deze zijn hier te vinden. Deeltijdopleiding Ondertsaande tekst geldt alleen voor de hoofdfase omdat in 2014-2015 er geen instroom in het eerste jaar is.
15
Omvang van de opleiding in EC De deeltijdopleiding heeft een omvang van 240 EC. De studieduur bedraagt 4 jaar. Ieder studiejaar kan 60 EC worden behaald. Intakegesprek Met alle potentiële studenten (duaal en deeltijd) wordt na aanmelding en het uitvoeren van de toelatingsprocedure een intakegesprek gevoerd, waarin de motivatie, de studievaardigheden en werkervaring van de student besproken worden. Het intakegesprek vindt voor de inschrijving plaats. (Een student is ingeschreven als hij toelaatbaar is en het collegegeld heeft betaald.) De student krijgt tijdens een intakegesprek informatie over factoren die bepalend kunnen zijn voor het succesvol doorlopen van een opleiding. Het gesprek is adviserend van karakter en ondersteunt een potentiële student bij het maken van de keuze om met een opleiding te starten. De potentiële student wordt zo beter voorbereid op de studie. Volwassenen combineren veelal werk met studie en dat maakt een goede motivatie en juiste studiehouding (inclusief voldoende tijd in de agenda) noodzakelijk. De potentiële student is niet verplicht om deel te nemen aan een intakegesprek. Een intakegesprek is gratis. Werken met het praktijkportfolio De opleiding wil de deeltijdstudent in de gelegenheid stellen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij zijn werkplek en werkervaring. Daarom wordt er binnen de deeltijdopleidingen gewerkt met het praktijkportfolio. Dit houdt in dat de student bij aanvang van de opleiding onder begeleiding van docenten start met het vullen van een portfolio met beroepsproducten. De student kan de beroepsproducten tijdens de opleiding maken, maar kan ook bewijzen van eerdere werkervaringen verzamelen. Aan het eind van de propedeuse, de stage en de minor praktijk wordt het portfolio beoordeeld en voert de student een assessmentgesprek met twee assessoren. Bij de beoordeling aan het eind van de propedeuse kan blijken dat de student sommige beroepstaken al op gevorderd niveau beheerst. Als de student voldoet aan een deel van de eisen (cesuur) van de stage, dan gaat hij verder met het vullen van zijn portfolio voor het gevorderd niveau. Hij kan het onderdeel stage versneld afronden en doorgaan met de minor praktijk. Als de student na het vullen van het praktijkportfolio aan het eind van de propedeuse voldoet aan alle eisen (cesuur) van de stage, of zelfs de minor praktijk, kan hij de studie 1 versnellen. De maximale mogelijkheid tot versnelling is 1 jaar. Het is voor het vullen van het praktijkportfolio daarom van belang om relevante werkervaring te hebben. Relevante werkervaring wil zeggen dat de student een functie heeft waarin de vereiste competenties van de desbetreffende opleiding gerealiseerd kunnen worden. Er kunnen zich twee mogelijkheden voordoen: A. De student heeft geen mogelijkheden tot aantoonbare relevante werkzaamheden. Dit betekent dat de student het normale onderwijsprogramma dient te volgen van de integrale leerlijn in de propedeuse (incl. studieloopbaanbegeleiding), de stage en de praktijkminor. B. De student heeft werkervaring en kan zijn portfolio vullen met beroepsproducten vervaardigd tijdens zijn werkervaring (van maximaal vijf jaar geleden) dan wel met beroepsproducten die hij tijdens de opleiding maakt. Verlenen van vrijstellingen Het verlenen van vrijstellingen vindt plaats nadat de student zich heeft ingeschreven. De student dient een individueel verzoek tot vrijstelling in bij de examencommissie van de opleiding. Op voorhand kan er geen uitspraak worden gedaan over het aantal vrijstellingen. De examencommissie kan vrijstelling verlenen voor onderwijseenheden op basis van het erkennen van diploma’s, getuigschriften en certificaten. De examencommissie is verantwoordelijk voor het verlenen van vrijstellingen op basis van diploma’s, getuigschriften en certificaten. Het onderzoek naar het erkennen van diploma’s, getuigschriften en certificaten vindt plaats op basis van een inhoudelijke vergelijking 1 In oorspronkelijke tekst staat: “dan kan hij bij de examencommissie een vrijstelling aanvragen voor de stage (en) minor praktijk”.
16
van de opleidingen: aantal credits, competenties, doelen, niveau van de competenties, gebruikte literatuur, kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsprocessen en de borging ervan. Het proces (inclusief de verantwoordelijkheden) van het verlenen van vrijstellingen op basis van diploma’s, getuigschriften en certificaten is beschreven in het Onderwijs- en Examenreglement en in de Regels Examencommissie. Studielast De studielast van de deeltijdopleidingen bedraagt gemiddeld 25-30 uur (inclusief de contacturen). De daadwerkelijke studielast verschilt per student en is afhankelijk van de gevolgde vooropleiding(en) en de relevante werkervaring die een student heeft. Indien de student geen versnelling aan kan brengen op basis van werkervaring dan dient hij alsnog te voldoen aan de eisen van de opleiding waaronder de eisen van de integrale leerlijn en/of de stage en/of de praktijkminor. Dat betekent, dat de studielast gedurende de vier jaar studie gemiddeld hoger ligt dan wel dat de studie langer duurt dan vier jaar.
-
3.1.c - Bijzondere leerwegen De opleiding kent twee aangepaste leerwegen. Zie artikel 2.7 van het Onderwijs- en Examenreglement. Studenten met een score van een 7,2 gemiddeld in de propedeuse, kunnen in jaar twee instromen in een Windesheimbreed honours programma. Studenten die belangstelling hebben voor dit programma kunnen een mailbericht sturen naar
[email protected]
Studenten met een afgeronde VWO-vooropleiding hebben de mogelijkheid om een verrijkt programma te volgen. Dit opleidingsoverstijgend programma dat in het Engels wordt aangeboden biedt een duidelijke meerwaarde op het CV van de student. De thema’s die aan de orde komen hebben een hoog actualiteitsgehalte en zijn interessant voor alle studenten van het domein BMR. Het VWO-programma wordt aangeboden naast het reguliere programma in de propedeuse en het eerste semester van het tweede jaar. Het VWO-programma heeft een omvang van 30 credits (nl. drie semesters van 10 EC). Het VWO-programma wordt aangeboden op gevorderd niveau en kan (afhankelijk van de routes binnen de opleiding) de mogelijkheid tot versnelling van de studie bieden van een half jaar. Pre-departure Wanneer je voor langere tijd in het buitenland verblijft (studie, stage of afstuderen) is het van groot belang dat je goed voorbereid op weg gaat. Voorafgaand aan ieder semester organiseert Bureau Buitenland daarom een pre-departure briefing. In deze bijeenkomst besteden we aandacht aan interculturele vaardigheden en veiligheidsrisico’s. Deelname aan deze bijeenkomst voorafgaand aan het semester dat het buitenlandsemester plaats zal hebben is verplicht voor iedere student die aan een dergelijk traject deel gaat nemen. Deelname is een voorwaarde voor toekenning van de credits behaald gedurende het buitenlandsemester. Learning Agreements Een Learning Agreement wordt gebruikt om een door de student in het buitenland te volgen studieprogramma vast te leggen en te accorderen. Het format voor studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, wordt verstrekt door de Europese Commissie (via de Nuffic). Ook studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een niet-Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, leggen afspraken over het te volgen programma en het aantal te behalen credits vast in een Learning Agreement. Voor deze groep kan het format van de Europese Commissie worden gebruikt, met weglating van het Erasmus-logo. Learning Agreements worden opgesteld door de student in overleg met de coördinator internationalisering van zijn/haar domein en goedgekeurd door de examencommissie. De examencommissie delegeert deze bevoegdheid evt. aan de coördinator internationalisering van het betreffende domein. Een geldig Learning Agreement bevat minimaal: een vermelding van de naam van de student, studieperiode bij de gastinstelling, naam van de zendende en ontvangende instelling, course titles, course codes (indien beschikbaar), ECTS-credits per course, en handtekeningen en data van ondertekening van de coördinator internationalisering, de gastinstelling en de student. Learning Agreements worden vóór of maximaal 2 weken na aanvang van het uitwisselingssemester door alle partijen (i.e. domeincoördinator internationali17
sering van Windesheim, gastinstelling, student) ondertekend. Alle wijzigingen op het oorspronkelijk geaccordeerde Learning Agreement worden vastgelegd op het formulier ‘Changes to the original proposed Learning Agreement’ en per ommegaande door de drie partijen ondertekend. Op het (gewijzigde) Learning Agreement vermelde ECTS-credits worden na afloop van het uitwisselingssemester één-opéén toegekend aan de student, tenzij er sprake is van een onvoldoende beoordeling door de gastinstelling. De beoordeling van de gastinstelling wordt overgenomen door de examencommissie. De student is zelf verantwoordelijk voor het inleveren van het Learning Agreement bij Bureau Buitenland t.b.v. de toekenning van de Erasmusbeurs. Hierover wordt door Bureau Buitenland schriftelijk gecommuniceerd met de student. Verwerking van credits in Educator na studie of stage in het buitenland. Nadat de in het buitenland behaalde credits (conform Learning Agreement) zijn goedgekeurd door de examencommissie, worden deze door de studievoortgangsadministratie van het domein in Educator verwerkt onder vermelding van ‘study abroad’ of ‘placement abroad’, met daaraan toegevoegd (in het geval van study abroad) de naam en de locatie (i.e. plaats, land) van de partnerinstelling. 3.2. – Accreditatie De accreditatie is geldig tot 21-03-2019.
18