Stresshormoon knuffelhormoon!
=
Soms heb je nieuws dat ook echt nieuws is. Van de week zag ik een zogenaamde Tedtalk: een lezing van iemand met nieuws dat de moeite van het verspreiden waard is. De talk van Kelly Mcgonigal, gezondheidspsychologe, heette “Hoe stress je vriend kan worden“. Hij bleek erg interessant! Ken jij dat? Je gaat naar je werk en vlak voordat je wilt vertrekken belt er iemand. Je neemt toch op, maar moet daarna heel erg haasten en kunt dan nét je sleutels niet vinden… Ik heb dat wel eens. En dan roep ik altijd heel gestrest zoiets van: “Wie heeft er hier mijn sleutels verplaatst?
Gisteren heb ik ze hier gelegd, dus hoe kan dat?” En nu, na het zien van die Tedtalk, weet ik dus, dat het heel normaal is dat ik dat dan roep. En dat het helemaal niet zo verkeerd is! (Als ik het op een heel klein beetje andere toon zou zeggen…)
Oxytocine Nee, alle gekheid op een stokje, die mevrouw had een interessant verhaal over onder andere het hormoon oxytocine. Net als bij adrenaline komt dat vrij bij stress. Oxytocine is vooral bekend onder de naam ‘knuffelhormoon”, omdat het ook vrijkomt als je iemand knuffelt. Dit hormoon bereidt ons voor om dingen te doen die relaties versterken: uit te reiken naar mensen van wie we houden, hen te helpen en te steunen en om hulp te vragen. Ook doet het je verlangen naar fysiek contact met je vrienden en familie. Maar behalve met knuffelen, komt dit hormoon dus ook vrij bij stress.
Je stressreactie overstijgen Volgens McGonigal (e.c.) betekent dit, dat iets in ons systeem – dat hormoon dus – ons op irritante momenten ertoe aanzet om ons gevoel te delen en steun te zoeken bij anderen in plaats van ons gevoel op te kroppen. Behalve dat het hormoon ons wil aanzetten tot sociaal gedrag, beschermt het ons ook nog op fysiek niveau tegen stress! Maar dat gebeurt alleen als je op die momenten van stress ook daadwerkelijk sociaal contact en sociale steun zoekt. In dat geval zorgt het hormoon ervoor dat je bloedvaten ontspannen blijven en je hartcellen regenereren en genezen. In plaats van kattig uithalen, moet je dus gewoon om hulp vragen.
Dan treedt dat hormoon in werking en overstijg je de schadelijke stressreactie.
Ingebouwde veerkracht Terwijl je dus van de adrenaline, die eveneens vrijkomt, harten vaatziektes krijgt, doet dit hormoon – als je maar doet waar het je toe aanzet – dat effect weer teniet. Dat betekent, dat de oplossing tegen stress in de stressreactie zelf zit ingebouwd! Of – zoals McGonigal het zegt – “Je stressreactie heeft een ingebouwd mechanisme voor stressveerkracht en dat mechanisme is ‘verbinding maken met mensen.” Als dat nog geen schitterend voorbeeld van moedertje natuur is!
Meer inzichten Ik raad je aan om zelf ook nog even naar die Tedtalk te kijken. Ze heeft namelijk nog twee interessante, wetenschappelijk onderbouwde stellingen, namelijk: Mensen overlijden niet aan stress, maar aan de gedachte dat stress slecht voor ze is. Mensen die stress positief labelen, hebben namelijk geen schadelijk gevolgen van stress (dit bewijst acht jaar lopend onderzoek met harde cijfers onder 30.000 mensen). Het zorg dragen voor andere mensen maakt je stressbestendiger.
Streef betekenis na Tot slot nog de opmerking waar Kelly Mcgonigal mee afsluit: “Eén ding weten we inmiddels zeker: het is gezonder om betekenis na te streven in je leven, dan te proberen ongemak
te vermijden. Ga altijd voor wat voor jou van grote betekenis is en vertrouw er gewoon op, dat je om zult kunnen gaan met de stress die daaruit voortvloeit.” Ik had het niet beter kunnen zeggen! Alexandra van Smoorenburg is conflictbevrijder bij De Vrijplaatscoach, specialist op het gebied van gezonde arbeidsverhoudingen, vitaliteit en werkperspectief. © BG magazine
Hoogbegaafdheid: de eeuwige zoektocht? (deel 2) Kenmerkend voor veel hoogbegaafden is dat ze met een eeuwige
zoektocht bezig zijn naar zichzelf in relatie tot hun omgeving. Juist de intensiteit van het zoeken en de soms wat moeizame interactie met sociale omgevingen, maakt het emotioneel moeilijk voor hen. Kenmerkend is de intensiteit van dit zoeken, niet zozeer het zoeken zelf, dat doen in beginsel alle mensen wel. In dit tweede artikel (klik hier voor deel 1) over hoofdbegaafdheid hebben wij onszelf geïnterviewd aan de hand van vragen die te maken hebben met het ‘zoekende wezen’ van de hoogbegaafde. Met dit dubbelinterview hopen wij u inzicht te geven en het voor u invoelbaar te maken waar mogelijke aanrakingspunten zijn met hoogbegaafden in een organisatie.
Waar zoek je naar? Jan: Ik zoek naar mogelijkheden om via samenwerking tot – in mijn visie – essentiële kernen te komen van ons menselijk bewustzijn. Onderliggende structuren (bijvoorbeeld wijbewustzijn, of superego-bewustzijn) zijn daarbij belangrijk, het delen van individuele ervaringen en hypothesen over niveau’s van bewust zijn, en het komen tot expressie in de vorm van kunst, filosofie, beeld of sociale vernieuwing. Dit zoeken is voor mij van enorm belang. Ik heb het gevoel dat ik eigenlijk een grote zoekmachine ben, heel intens bezig met het doorzien van oppervlakte (de verschijningsvormen of gebeurtenissen) om de grote lijnen te kunnen zien en in die grote lijnen superstructuren en ‘taal’ (Worden in ruimte en tijd ordeningen zichtbaar, en gebruiken die ordeningen vormen van taal? Misschien beeldtaal, of het in groepen mensen delen van life-events.) Voor mij is het van belang om dit ‘taalniveau’ te kunnen
benaderen, omdat het me een gevoel van identiteit geeft in een wereld waarin ik als ‘oppervlaktewezen’ slechts amechtig naar adem kan happen in de waan van de dag. Lisette: Mijn zoektocht gaat over de zin van bestaan. Wat doe ik hier? Wat is mijn doel? Wat geeft mijn leven zin? Daar zoek ik naar.
Wat maakt essentieel?
die
zoektocht
zo
Jan: Voor mij zit de lol in het leven in de mogelijkheid om te kunnen zoeken, om anderen te vinden die mee willen zoeken en om ‘producten’ te ontwikkelen die voor anderen zinvol zijn. Als dat niet lukt – en dat is vaak zo – dan kan ik me heel eenzaam voelen, nutteloos, onvruchtbaar en overbodig. Dat is soms een harde noot om te kraken! Lisette: Deze zoektocht is zo essentieel, omdat een leven zonder inzicht in mijzelf en anderen, een leven waarin ik niet zou kunnen groeien als mens voor mij geen leven is. Op het moment dat ik blokkeer, niet weet hoe te handelen, raak ik vermoeid en ervaar ik gevoelens van depressiviteit. Op het moment dat ik tot inzicht kom, gaat de energie weer stromen. Bij alles wat ik doe stel ik vragen, bij alles wat anderen doen ook. Ik kan me niet voegen omdat het gewoon zo hoort. Waarden en normen, allemaal bedacht door mensen en verschillend per land, cultuur, geloofsovertuiging en door de eeuwen heen. Maar waarom hebben we al die gedragsregels in het leven geroepen? Wat zorgt ervoor dat wij mensen zoeken naar houvast in vastgelegde regels? Wat betekent dit voor het individu, voor persoonlijke groei, welzijn, zingeving?
Ik kan niet leven zonder deze vragen, omdat ze bij me horen, ze me helpen de weg naar mezelf te vinden, het kritiekloos volgen van de massa voor mij is als het opgeven van mijn zijn, omdat ik deze zoektocht nodig heb om te leren verbinding aan te gaan met mijn omgeving.
Wat was het eerste moment dat je wist dat je zoekend was? Jan: Ik realiseerde me onlangs ineens dat ik bij mijn geboorte, die nogal moeilijk was, moet hebben gevoeld: “O wee, ik moet er nu echt aan gaan beginnen…” Dat heeft gemaakt dat ik me een buitenstaander voelde op zoek naar verbinding. Ik zocht naar dingen die me zouden gehoorzamen bijvoorbeeld, en was uitermate teleurgesteld toen een grote dikke melkfles die ik op de stoep smeet – ik was toen vier jaar – niet kapot ging. Grip krijgen op de weerbarstige werkelijkheid, vooral als die vluchtig is, was voor mij “a hell of a job”. Vasthouden aan een bepaalde interpretatie, in een geloof, of in atheïsme, filosofisch monisme of politiek eenrichtingsdenken was voor mij geen optie: pluriformiteit, twijfel als grondslag voor verder zoeken, ruimdenkendheid zijn centrale houdingen. Deze houdingen geven overigens wel aanleiding tot nieuwe eenzaamheid, want waar hoor je nou bij? Lisette: Al heel jong, toen ik nog kleuter was, had ik dromen over verdwaald zijn. In mijn onderbewuste was ik al zoekend. Ik werd me bewust van mijn zoeken in de basisschoolperiode. Ik begreep weinig van pesterijen, kerkbezoek van mensen die niet leefden naar de boodschap waar ze voor kwamen. Ik zocht toen al naar mijn plaats in deze wereld en verklaring voor gedrag van mijzelf en anderen. Ik herinner me ook dat ik, toen ik een jaar of negen was, mijn spiegelbeeld maar vreemd
vond. Mijn beeld van wie ik van binnen was klopte niet met dat wat ik zag. Ik voelde me ouder dan leeftijdgenoten. Dat straalde ik blijkbaar ook uit, want ondanks mijn voorkeur voor klassieke muziek en mijn stille aanwezigheid, werd ik niet gepest en zochten juist de kwetsbaren een veilige haven in mijn nabijheid. In de puberteit werd ik ook door de populaire jongeren uitgenodigd op feestjes.
Zijn er fases te onderscheiden in je zoektocht? Jan: Fases vind ik moeilijk te onderscheiden. Het beeld is eerder dat van een eindeloos aantal drukgangen met steeds nieuwe kleurschakeringen, waardoor pas na vier tot vijf decennia een afbeelding zichtbaar wordt die betekenisvol is. Ik hoop dat aan het eind van mijn leven de afbeelding voltooid is! Fases onderscheiden of interpunctie aanbrengen, kan op een paar manieren: lineair – zoals je kunt lezen bij het antwoord van Lisette – of cyclisch, waarbij je hetzelfde cirkeltje steeds opnieuw doorleeft maar dan op een ander niveau. Hierbij is belangrijk dat je allereerst ontdekt dat wat hetzelfde lijkt niet hetzelfde hoeft te zijn. Wakkerheid is nodig. Een derde manier is het leven bekijken als een stapeltje dia’s die elk een deel bevatten van de ‘blauwdruk’. Door ze op elkaar te leggen in het juiste licht verschijnt er een zinvol beeld. (Denk aan uiteengescheurde landkaarten,
schatzoekverhalen waarbij de delen
en op
verschillende te ontraadselen plaatsen verstopt liggen.) Lisette: Ik denk dat er verschillende fasen te onderscheiden zijn: De fase waarin het zoeken zich in mijn dromen afspeelde. De fase van de eerste bewustwording, de
basisschoolperiode. De puberteit, waarin ik actiever op zoek ging, van vriendengroepen wisselde, met kleding experimenteerde, vriendjes, gedemotiveerd raakte voor het onderwijs zoals dat op de middelbare school gegeven werd en zocht naar een opleiding die voor mij meer zin had. Een opleiding waarbij het ook ging om wie ik was in relatie tot anderen, niet alleen om het scoren van voldoendes voor opgedane gereproduceerde kennis waar je misschien wel nooit meer iets mee zou gaan doen. De periode van jongvolwassenheid, waarin ik zocht naar mijn plek in de ‘werkende maatschappij’ en het burgerlijke bestaan. Trouwen, kinderen krijgen en ervaren dat de plek die ik in was gaan nemen niet mijn plek was. Teveel aangepast, te weinig mezelf. Zien dat anderen minder vragen stelden en volgzamer waren. Een periode waarin er voor het eerst ruimte kwam voor verdriet en frustratie en de behoefte aan een meer actieve, assertieve manier om mezelf te laten zien. De periode waarin ik me bewust werd van de plek die ik mezelf had toebedeeld en de behoefte aan verandering. De periode van volwassenheid, waarin ik voor het eerst echt actief het leven ging ervaren. Niet als observant, stille deelnemer, maar meer op de voorgrond. Een periode waarin ik experimenteerde met voor mezelf opkomen, mijn mening geven, ruimte opeisen. Een periode waarin ik ontzettend veel fouten heb gemaakt, maar ook heel veel heb geleerd. Een periode waarin mijn frustraties om de in mijn ogen onnadenkendheid van anderen hoogtij vierden. Waarin ik zocht naar verbinding, maar door onvoldoende inzicht in mijn eigen plaats, mijn rol, mijn kracht en kwetsbaarheden, te krampachtig probeerde anderen in beweging te brengen. Waarom begrijpen ze het niet? Dat was de centrale vraag van deze periode. De periode waar ik nu in zit (40+). Een helderheid in voelen, een warboel soms nog in handelen of emotionele uitingen. Een bewustzijn van mijn plek op deze wereld,
confrontaties met mijn leerpunten en mijn kracht. Een fase waarin ik besef dat ego steeds minder belangrijk wordt. Waarin ik zoek naar de kracht om vanuit liefde en compassie te leven. Op de momenten dat dit lukt, ervaar ik dankbaarheid en ruimte, waardering en voldoening. De fase waarin ik weet dat mijn zoektocht ergens eindig mag zijn.
Waar hoop je op uit te komen? Jan: Ik hoop er op uit te komen dat een paar anderen zich geraakt voelen en weten door wát ik heb gezocht en mijn verslag daarvan, en op basis daarvan voor zichzelf iets beter weten waar zij kunnen zoeken. Lisette: Ik hoop dat ik, straks op mijn sterfbed, geleerd heb wát ik wilde leren, alle kansen gegrepen heb en in vrede met mezelf en mijn dierbaren mijn ogen kan sluiten. Dat de zoektocht naar de betekenis van mijn aanwezigheid hier en de kans die ik had om dit waar te maken, optimaal is benut.
Heb je een zoekers?
advies
voor
andere
Jan: Op de eerste plaats: nooit opgeven! Net als in grote epi betekent dat wát gebeurt altijd meer in het licht van de grote zoektocht, dan hoe het zich als eerste ervaring voordoet. (“There is more than meets the eye”). Op de tweede plaats: blijf doorvragen. Dat hoeft niet met woorden, maar kan op alle denkbare en ondenkbare manieren. Vragen kan actief en ook ontvangend: ondervragen (en daarbij soms overvragen) en ook luisteren (toehoren), waarbij het van belang is om de ‘taal’ van het andere te leren.
Op de derde plaats: wees je ervan bewust, dat in het zoekproces je identiteit steeds andere vormen kan aannemen. Dat te accepteren en in de onderstroom een besef van continuïteit te behouden, leidt tot een ‘behouden vaart’. Lisette: Er zijn momenten waarop je het leven als zwaar zult ervaren. Zolang je durft te blijven kijken naar jezelf, kritiek kunt ontvangen, hulp durft te vragen en in beweging kunt blijven, is er groei mogelijk. Ieder moment van nieuw inzicht is een verrijking en helpt je bij de volgende stap. De pijn hoort erbij, accepteer het als een onderdeel van je groeiproces. Observeer het en kijk wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen gaan zetten. Zoek de oplossing niet bij de ander, maar in jezelf. Heb geduld met jezelf en je medemens. Overwin je angsten, het is het waard! Het Huis van Marco Polo: Lisette ter Heerdt en Jan Goorissen zijn coach en mentor voor XI-mensen die willen leren alleen, samen en voor de wereld betekenisvol te zijn. © BG magazine
Deel 1 – Hoogbegaafde medewerkers: sleutelgat organisatie Deel 3 – Hoogbegaafde medewerker: lastig of LUSTig?
van
uw
Stress kost bedrijfsleven miljoen
Nederlands nu al 800
Het gemiddelde ziekteverzuim in de eerste helft van 2014 is 3,8 procent en daarmee gelijk aan 2013. De gemiddelde verzuimduur is toegenomen van 24 dagen in 2013 naar 26 dagen nu. Meest opvallend is de toename van stressgerelateerd verzuim. Van de 4,6 miljoen verzuimdagen die ArboNed in de eerste helft van 2014 registreerde had 10 procent te maken met stress. Dat is 8 keer zoveel dan in 2009. Dit blijkt uit een analyse van ArboNed, gebaseerd op ruim 1,1
miljoen werknemers.
800 miljoen ArboNed signaleerde in 2013 ook al een toename van verzuim door stress, maar nog nooit veroorzaakten stressklachten zoveel verzuim als in de eerste helft van dit jaar, vooral in de sectoren onderwijs en zorg, maar ook bij ICT en financiële instellingen. Omgerekend in kosten betekent het dat de BV Nederland in de eerste helft van 2014 bijna 800 miljoen Euro heeft betaald aan verzuim door stress. En daarin zijn de kosten van behandeling niet eens meegerekend.
Aandacht arbeidsbelasting
psychosociale
In december 2013 lanceerde minister Asscher een plan voor de aanpak van psychosociale arbeidsbelasting. Volgens dat plan zou de prioriteit in 2014 moeten liggen op het verminderen van werkdruk. Volgens ArboNed heeft de toename van stress niet zozeer met het werk te maken. In 2014 was verzuim door werkstress slechts drie keer zo hoog als vijf jaar geleden. Het probleem zit veel meer in de combinatie van werk en privé. Mensen kunnen de zorg voor kinderen of mantelzorg steeds moeilijker combineren met werk. Daar komt bij dat er ook steeds meer mensen zijn die moeite hebben de eindjes financieel aan elkaar te knopen. Dat zijn bronnen van stress die maken dat mensen hun werk moeilijker kunnen volhouden.
Bekostiging door werkgever Door
de
veranderingen
in
het
stelsel
van
geestelijke
gezondheidszorg begin dit jaar, zoeken of krijgen mensen met stressklachten vaak niet de hulp die ze nodig hebben. ArboNed adviseert werkgevers daarom om stressklachten vroeg te signaleren en dan samen met de werknemer en de bedrijfsarts te bekijken of een verwijzing nodig is. De werkgever draagt dan weliswaar de kosten voor een behandeling, maar als men zich realiseert dat verzuim door stress gemiddeld vier maanden duurt en daarmee ruim 20.000 Euro kost, dan zou die keuze niet moeilijk moeten zijn. Bovendien verwijst de bedrijfsarts werknemers met stressklachten meestal naar behandelaars die werk betrekken in de behandeling van werknemers. Dat is belangrijk, want voor psychische klachten is werkhervatting volgens ArboNed nodig om normaal functioneren te herstellen. Stress kost Nederlands bedrijfsleven nu al 800 miljoen. Bron: ArboNed
De Week van de Werkstress Net een weekje Portugal gedaan. Mooie stranden! En heerlijk weer. Ander goed nieuws is dat de crisis ook daar voorbij is, behoudens een torenhoge staatsschuld, die overigens gemakkelijk door Bill Gates kan worden opgehoest, en behoudens, dat wel, een dito werkloosheid. Werk is belangrijk. Toch is het doel van vele mensen om minder te werken of, liefst, de hele dag op een Algarve strand te liggen. Deze paradox is niet gemakkelijk te verklaren. De 4-urige werkweek, waar ik al eerder over doorzaagde, is de oplossing, zowel voor deze paradox als voor de werkeloosheid, maar dit nu even terzijde.
Het is week van de werkstress. De betekenis van werk is voor velen niet helder en eerlijk gezegd voor mij ook niet. Een moment van herijking kan dan verstandig zijn. Vandaag een paar medewerkers van bedrijven gesproken. Zij kwamen bij me, omdat ze aangaven niet te kunnen werken vanwege ervaren beperkingen, ook wel “ziekmelding” genoemd. En de vraag van hun werkgevers aan mij is: “Wat kan mijn medewerker nog aan werk verrichten?” “Dus u geeft aan dat u tijdelijk niet het werk kunt leveren wat er van u gevraagd wordt?”, zeg ik dan verduidelijkend. Ik houd van die zin, het is namelijk meteen duidelijk waar het om gaat. Het gaat om werk. “Inderdaad, dat klopt. Ik trek het werk niet meer. Het wordt me teveel.” “Vraagt uw werk teveel van u, of vraagt u teveel van uw werk?” Deze vraag brengt verwarring, omdat het toch duidelijk lijkt: het werk is teveel gevraagd. Ik heb de indruk dat mensen teveel van het werk vragen. Niet alleen moet werken leuk zijn, ook de leidinggevende moet leuk en vooral goed zijn, de beloning moet goed zijn, de ontplooiing moet leuk zijn, het werk moet vooral heel goed gedaan worden, en – het lijkt wel een huwelijk – van het werk valt moeilijk afscheid te nemen. Mijn indruk is dat werk juist vaak te weinig van mensen vraagt. Zijn ze thuis de manager van een heel huishouden, regelen verzekeringen, voeden kinderen op, verbouwen de schuur, begraven hun ouders, gaan naar West Afrika… op het werk is het inklokken, is het zelf regelen van verlof of het in gang zetten van verdere opleiding al teveel en iets wat vooral door de manager moet worden gedaan. Is men thuis 24/7 bereikbaar voor hun kroost, na 17.30 uur is werken opeens “Het Nieuwe Werken” en intervenieert het teveel
met de privébalans. Thuis de baas, op het werk: “mijn werknemer”. “Wat kan ik doen om weer mijn werk te kunnen leveren?” vroeg de heer X aan mij. Een fijne vraag, omdat ik graag mensen help en denk het antwoord beter te kennen dan zij. Onzin natuurlijk, waarom zou iemand die 45 jaar is en jaren prima gewerkt heeft, het antwoord zelf niet weten. “Beste meneer X”, zei ik hem, “wilt u eens rustig… ja, op het strand van de Algarve, nee het is geen ziekte, het is een herijking, gewoon vrije dagen, gaan nadenken over of u teveel van uw werk vraag, of uw werk te weinig van u vraagt en teveel op gebieden waar u helemaal niet goed in bent? Dan zie ik u over twee weken terug. Veel plezier met de herijking van uw werk!” Pieter de Jongh, is zelfstandig bedrijfsarts en mede-eigenaar van Van Altena & de Jongh bedrijfsartsen BV © BG magazine
ABS-artsen: steun verslaafde artsen
voor
Een verslaving kan iedereen overkomen. Ook artsen. Artsenfederatie KNMG biedt met het project ABS-artsen sinds 2011 hulp aan artsen met verslavingsproblemen. Dit wordt uitgebreid met een monitoringsprogramma van vijf jaar. Zo wordt een belangrijke waarborg voor patiëntveiligheid ingebouwd.
Drempel hoog Voor verslaafde artsen is de drempel erg hoog om hulp te vragen. Bij het steunpunt ABS-artsen kunnen artsen anoniem terecht. Hiermee verlagen we de drempel om hulp te zoeken.
Hans Rode, psychiater verbonden aan het project ABS-artsen, vandaag in de Volkskrant: “Het uitgangspunt is: hoe kunnen we deze artsen voor hun vak behouden? Wij willen hun een veilige haven bieden. Zieke artsen verdienen net zo’n goede behandeling als hun patiënten.”
Monitoring Nog voor de zomer breidt de KNMG het project ABS-artsen uit met een monitoringsprogramma: artsen worden vijf jaar lang ondersteund, gemonitord en gecontroleerd als stok achter de deur. Verslaafde artsen worden getest op gebruik, begeleid door een bedrijfsarts, nemen deel aan een zelfhulpgroep en krijgen een ‘buddy’ op de werkvloer, een collega die ze in vertrouwen nemen over hun verslaving. Het doel is op een veilige manier weer aan het werk te gaan, veilig voor de patiënt en voor zichzelf.
Behandeling verslaving succesvol Al sinds 2011 kunnen artsen met verslavingsproblemen – alcohol of andere psycho-actieve middelen – voor hulp terecht bij het steunpunt ABS-artsen. ABS staat voor abstinentie (iemand die zich onthoudt, vooral van het gebruik van alcohol), maar ook voor het abs-systeem in de auto. Met dit steunpunt wil artsenfederatie KNMG voorkomen dat artsen blokkeren vanwege drank- of andere problemen. Het ABS-programma is gebaseerd op de succesvolle Physician Health Programs in Amerika en Canada om verslaafde artsen te behandelen. Deze initiatieven hebben tot doel dokters met een verslaving te behandelen en te rehabiliteren. Het blijken effectieve programma’s die werken voor de arts en daarmee ook voor de zorg.
Meer informatie over het project ABS-artsen.
Hechtingsstijlen op het werk (deel 1) In de ontwikkelingspsychologie is de theorie hechtingsstijlen een bekend onderzoeksgebied.
over
Langzamerhand begint deze theorie ook in andere domeinen van de sociale wetenschappen terrein te winnen. Zeker als het gaat om interpersoonlijke relaties wordt het belang ervan vaker erkend. Mensen zijn sociale wezens en hebben behoefte aan contact. In onze maatschappij lijkt de communicatie steeds meer via de social media te verlopen.
Kunnen we inmiddels ook zonder het persoonlijke contact, of blijft dit een wezenlijk bestaanskenmerk van de mens? Relaties tussen mensen zijn van oudsher van belang voor de overleving. Er bestaan verscheidene theorieën over de achterliggende processen met ieder hun eigen gedachtegang. Eén van deze theorieën gaat over hechtingsstijlen en is ontwikkeld door John Bowlby, een Britse psychiater. Dit artikel gaat over het ontstaan en het belang van deze stijlen.
Oorsprong van de hechtingsstijlen
theorie
over
Waar komt de theorie oorspronkelijk vandaan? Grondlegger John Bowlby werkte als vrijwilliger met moeilijk opvoedbare jongeren. Hij leerde twee jongens kennen die zijn bijzondere belangstelling hadden. Eén van hen ontweek Bowlby voortdurend en vermeed een emotionele band met hem aan te gaan. De andere volgde hem overal waar hij ging. Deze jongen werd daarom “Bowlby’s schaduw” genoemd. Uiteindelijk leidde deze en zijn persoonlijke ervaringen tot de ontwikkeling van de theorie over hechtingsstijlen. Bowlby paste hierbij principes toe uit verschillende (psychologische) stromingen, waaronder de psychoanalyse, de sociale psychologie en de evolutionaire biologie. Voortbordurend
op
de
gedachten
van
de
evolutietheorie,
veronderstelde Bowlby dat mensen – net zoals dieren – een evolutionair bepaald biologisch aangeboren hechtingsgedrag bezitten. Huilen en op onderzoek uitgaan, zijn bijvoorbeeld gedragingen die een individu kan inzetten om te kunnen overleven.
Door dit gedrag ontstaan er activiteiten die volgens Bowlby de kans vergroten om zich voort te planten en te overleven, ondanks gevaren en eisen vanuit de directe omgeving.
Hoe ontwikkelt hechting zich? Hechting is een evolutionair specifieke biologische behoefte van een kind aan bescherming en zorg om te kunnen overleven. Beschikbaarheid, benaderbaarheid en ondersteuning die een hechtingspersoon biedt, leiden bij een kind tot een gevoel van veiligheid. Terwijl afwezigheid en niet-benaderbaar zijn van deze persoon tot gevoelens van onveiligheid leiden. Doorgaans ontwikkelt zich een emotionele band tussen een primaire verzorger en een kind vanaf de leeftijd van ongeveer tien maanden. Regelmaat in de interactie met deze verzorger biedt een kind een gevoel van veiligheid. Dit wordt vervolgens vertaald naar zogenaamde mentale indrukken die geactiveerd worden als men zich veilig begint te voelen. Deze zogenaamde interne werkmodellen worden getypeerd als “veilig” of “onveilig” en organiseren iemands cognities, gevoelens en gedrag in hechte relaties en vormen het zelfbeeld van het individu. Het hechtingssysteem wordt alleen geactiveerd als er sprake is van gevaren en bedreigingen van buitenaf. Het zorgt ervoor dat een kind nabijheid en bescherming zoekt bij een hechtingspersoon. Als deze persoon een gevoel van veiligheid aan het kind weet te bieden door op de juiste wijze te reageren, dan voelt het kind zich opgelucht en veilig. Door deze ervaring ontstaat er een positieve mentaal beeld van de ander en zichzelf. Als kinderen hun eerste verzorger(s) als bereikbaar en benaderbaar ervaren, leren ze op zichzelf en op
anderen vertrouwen. Vanuit dit gevoel van basisveiligheid leert men open te staan voor nieuwe ervaringen en het ontdekken van de omgeving.
Verschillende hechtingsstijlen In de literatuur is de meest gebruikte indeling gebaseerd op het onderscheid tussen een veilige en een onveilige hechtingsstijl. De onveilige hechtingsstijl kent nog een onderverdeling in een “angstige”, een “vermijdende” en een “afwijzende” stijl. Onderzoek naar hechtingsstijlen beperkt zich doorgaans tot de eerste drie, met name omdat de afwijzende stijl gezien wordt als een meer pathologische vorm van hechting. De oorspronkelijke theorie werd later uitgebreid met twee dimensies: modellen van het “zelf” en modellen van “anderen”. Volwassenen met een veilige hechtingsstijl hebben een positief beeld van zichzelf en van anderen. Angstig gehechte mensen daarentegen hebben een negatief beeld van zichzelf en een positief van anderen. Mensen met een vermijdende hechtingsstijl hebben doorgaans een positief beeld van zichzelf en een negatief beeld van anderen. In Amerika is uit onderzoek gebleken dat ongeveer 60 procent van de bevolking een veilige hechtingsstijl ontwikkelt, ongeveer 20 procent een angstige en 20 procent een vermijdende. Deze cijfers komen globaal overeen met wat ook in andere landen wordt geconstateerd, waaronder Nederland.
Invloeden van hechtingsstijlen Ik ga in deze paragraaf iets dieper in op de verschillende types hechtingsstijlen om duidelijk te maken hoe ze van
betekenis zijn voor het staan-in-het-leven.
Veilige hechtingsstijl Individuen met een veilige hechtingsstijl hebben vroeg in hun jeugd geleerd andere mensen te vertrouwen. Zij zoeken in tijden van stress eerder sociale steun en vertonen doorgaans een gezondere manier om met problemen om te gaan dan minder veilig gehechte mensen.
Angstige hechtingsstijl Een angstige hechtingsstijl ontstaat als de primaire verzorger wisselend reageert op het kind. Het kind kenmerkt zich door het zoeken naar acceptatie en nabijheid met de hechtingspersoon. Het kind leert hierdoor onvoldoende op anderen en zichzelf te vertrouwen. Mensen met een angstige hechtingsstijl zijn vaak overgevoelig voor sociale signalen uit hun (directe) omgeving. Ze maken zich voortdurend zorgen of de ander hen pijn gaat doen of hen verlaat. In (liefdes)relaties stelt men zich vaak emotioneel te afhankelijk op en doet men teveel een (emotioneel) beroep op de ander. Dit gepreoccupeerd zijn met zichzelf kan tot gezondheidsklachten leiden, meer problemen in de omgang met anderen of minder tevredenheid over de eigen werkprestaties.
Vermijdende hechtingsstijl Een vermijdende hechtingsstijl ontwikkelt zich doorgaans als de eerste verzorger niet beschikbaar is. Deze mensen hebben als kind niet geleerd op anderen te vertrouwen, waardoor ze als volwassenen ook geen vertrouwen in anderen hebben. Om te kunnen overleven, hebben ze geleerd hun behoefte aan nabijheid en intimiteit te onderdrukken. Hierdoor ontwikkelen ze een levensstijl waarin zij zich onafhankelijk en
zelfredzaam ten opzichte van anderen opstellen. Zij ontkennen het belang van intieme relaties, durven emotioneel niet afhankelijk te worden en trekken zich terug uit sociale relaties in tijden van stress.
Hechting in verschillende relaties Aanvankelijk ging Bowlby er vanuit dat de eerste verzorger de moeder betrof, maar inmiddels is bekend dat kinderen ook een hechtingsrelatie kunnen aangaan met meerdere mensen. Het is voor één en dezelfde persoon bijvoorbeeld mogelijk verschillende hechtingsrelaties aan te gaan met beide ouders of andere mensen in hun directe omgeving bijvoorbeeld de grootouders, een partner of collega’s. Het proces van hechting is voor ieder individu anders en komt voort uit de afwisseling in iemands hechtingsgeschiedenis. Hechtingsrelaties blijven gedurende het leven redelijk stabiel, maar kunnen ook veranderen. Veilig gehechte mensen kunnen door (negatieve) ervaringen meer problemen krijgen met hechtingsrelaties of onveilig gehechte mensen weten zich op latere leeftijd aan te passen, omdat ze bijvoorbeeld een partner treffen die adequate emotionele ondersteuning biedt.
Hechtingsrelaties op het werk Sinds de begin jaren negentig is vanuit wetenschappelijk onderzoek bekend dat hechtingsstijlen ook van invloed kunnen zijn op het werk. Tot nu toe is daar echter relatief weinig onderzoek naar gedaan. Dat is opmerkelijk te noemen. Regelmatig blijkt dat kennis over de effecten van hechtingsstijlen op het werk van meerwaarde blijken te zijn, naast de in de arbeids- en organisatiepsychologie meest onderzochte
persoonlijkheidseigenschappen emotionele stabiliteit, extraversie, openheid, zorgvuldigheid en consciëntieusheid. Stoornissen in de hechtingsstijl kunnen bijvoorbeeld tot burnoutklachten leiden of tot problemen met collega’s en/of leidinggevenden. En dat, zonder dat men zich er altijd even goed van bewust is, welke processen hieraan ten grondslag liggen. Om antwoord te geven op de vraag die ik stelde aan het begin van mijn artikel, lijkt het interpersoonlijk contact ondanks de toename van de communicatie via de digitale netwerken dus nog wel degelijk van belang te zijn! Monique Leenders is werkzaam als psycholoog/Sr adviseur RL bij loopbaanadviesbureau Thaeles, email:
[email protected] Deel 2: De invloed van hechtingsstijlen op het werk © BG magazine
Te weinig aandacht voor psychische problemen als oorzaak van verzuim De meeste bedrijven hebben weinig oog voor de mentale gezondheid van hun medewerkers. Dat is een van de belangrijkste uitkomsten van de DEKRA Work Safety Barometer 2015/2016. Volgens de statistieken vormen psychische aandoeningen de op één na meest voorkomende oorzaak van verzuim. Toch besteedt slechts 25 procent van de wettelijk voorgeschreven risicoevaluaties aandacht aan psychologische factoren.
Traditionele thema’s De meeste aandacht gaat nog steeds naar de ‘traditionele‘ onderwerpen. Vier van de vijf ondervraagden gaf aan de inrichting van de werkplek erg belangrijk te vinden. Bijna twee derde hield zich met name bezig met het veilig gebruik van werkmateriaal, machines en apparaten. Slechts een minderheid van de ondervraagden (25 procent) gaf aan psychologische belasting als een belangrijke kwestie te beschouwen.
Oorzaak van verzuim Volgens een onderzoek van ArboNed in 2015 zijn psychische klachten in Nederland een belangrijke oorzaak van langdurig ziekteverzuim, levensfase.
maar
het
percentage
verschilt
erg
per
Psychische klachten komen het vaakst voor tussen het 25e en 45e levensjaar. Het totale ziekteverzuim dat voortvloeit uit psychische klachten bedraagt 33 procent. Dat betekent dat één op de drie gevallen van ziekteverzuim van middellange tot lange duur zijn oorzaak vindt in psychische problemen bij werknemers. Bij vrouwen zijn ze met 41 procent zelfs de grootste veroorzaker van verzuim.
Open aanpak Volgens DEKRA zijn in veel bedrijven de gevolgen van psychologische belasting taboe. Soms brengt de analyse van psychologische risico’s een vervelende waarheid naar boven die om actie van het management vraagt. Een prettige werkomgeving en een open managementcultuur zijn bijvoorbeeld van groot belang. Lichamelijke klachten bijvoorbeeld aan spieren of gewrichten
zijn ook een veelvoorkomende oorzaak van ziekteverzuim, maar dit soort verzuim kan tot op zekere hoogte voorkomen worden, bijvoorbeeld met doelgerichte maatregelen die onderdeel zijn van het normale arbo- en veiligheidsbeleid. Psychologische problemen komen bijvoorbeeld voort uit een slechte taakverdeling, slechte arbeidsomstandigheden met hoge tijdsdruk of onregelmatige werktijden, sociale omstandigheden, slecht management, conflicten op het werk of een ongezonde werkomgeving door geluidsoverlast, een slecht klimaat, gebrek aan reimte of ontoereikend werkmateriaal.
Gebrekkige communicatie De DEKRA Work Safety Barometer 2015/2016 stipt ook tekortkomingen aan in de communicatie van bedrijven als het gaat om het voorkomen van ongelukken. Veel bedrijven nemen maatregelen in overeenstemming met de verplichtingen om ongelukken te voorkomen, maar geloven klaarblijkelijk tegelijkertijd niet echt in succes. 92 procent van de ondervraagden heeft duidelijke richtlijnen, maar slechts 63 procent van hen gelooft dat die daadwerkelijk effectief zijn. Diezelfde vrij negatieve mening heeft men over technische maatregelen, persoonlijke bescherming en training. Het DEKRA onderzoek wijst uit dat organisatorische en communicatieve maatregelen de meeste potentie hebben als het gaat om preventie.
Preventie De technische preventie- en veiligheidsmaatregelen staan in West-Europa al op een hoog niveau. Dat is af te leiden uit het relatief lage aantal ongelukken.
Maar in de praktijk ziet DEKRA ook vaak een gebrek aan goed gestructureerde werkprocessen, een gebrekkige organisatie en slecht management, hetgeen kan leiden tot onnodige, psychische belasting. De Work Safety Barometer wordt jaarlijks door DEKRA gepresenteerd. Voor de editie 2015/2016 werden 800 bedrijven gevraagd om te rapporteren over ontwikkelingen met betrekking tot gezondheid en veiligheid op het werk.
Een op de zes werknemers heeft psychische aandoening Eén op de zes werknemers heeft een psychische aandoening,
variërend van angst, depressie en burn-out tot borderline. De meesten houden hun klachten echter geheim uit angst voor sancties. Vaak nog terecht ook, zo blijkt uit literatuuronderzoek. Dat stigma moet doorbroken worden vinden de organisatoren van het Depressiegala, de stichting Samen Sterk zonder Stigma en minister Schippers, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Lagere productiviteit Werknemers met psychische klachten zouden niet voldoen aan de eisen die het werk aan hen stelt, een lagere productiviteit hebben en veel afwezig zijn. Dat blijkt uit literatuuronderzoek door de stichting Samen Sterk zonder Stigma. Werkgevers hebben een gebrek aan kennis over mentale ziekten. Velen zijn ervan overtuigd dat psychisch kwetsbare mensen gevaarlijk of onvoorspelbaar gedrag zullen vertonen. Samen Sterk zonder Stigma bevestigt dat deze vooroordelen bestaan en tevens ernstige gevolgen hebben zoals beperkte promotiemogelijkheden, loonverschillen, roddelen, uitsluiting en ontslag bij reorganisatie.
Psychische werkvloer
kwetsbaarheid
op
Op maandag 25 januari opent minister Schippers het eerste Nederlandse Depressiegala in Theater Amsterdam, waar bekende artiesten aandacht vragen voor begrip en openheid rondom de ziekte depressie. De minister reikt dan het eerste exemplaar uit van het boek ‘Werken als een gek’ van auteur en ervaringsdeskundige Marieke Sweens. Dit is een handleiding voor werkgevers en werknemers
die te maken hebben met een psychische aandoening. De minister vindt het belangrijk dat psychische kwetsbaarheid op de werkvloer open besproken kan worden, zonder vooroordelen. Want bijna 50 procent van de Nederlanders krijgt ooit te maken met mentale klachten. “Gezond zijn en je gezond voelen is heel belangrijk om mee te kunnen doen”, aldus minister Schippers. “Het is van invloed op je prestaties.” Andersom werkt het volgens Schippers net zo: wie volop meedoet aan de samenleving, voelt zich beter, blijft zich ontwikkelen, heeft contact met anderen en draagt ergens aan bij. Dat geeft betekenis en voldoening. Eigen inkomsten zorgen bovendien voor onafhankelijkheid. Iedereen heeft recht op werk dat bij hem of haar past.
Lifestyle “Bewustzijn en kennis ten aanzien van psychische klachten werken preventief”, vindt ook Esther van Fenema psychiater bij het Leids Universitair Medisch Centrum. “Behalve genetische aanleg zijn de klachten sterk gerelateerd aan lifestyle en overprikkeling. Als we in ons huidige tempo blijven doorleven, neemt het aantal mensen met psychische klachten dramatisch toe. Er moet een radicale verandering komen in onze levensstijl om het tij te keren. Werkgevers kunnen het goede voorbeeld te geven door een gezonde levensstijl te propageren.”
Techno-stress Techno-verslaving, high anxiety, techno-invasion, vervagende scheiding tussen werk en privé door permanent online te zijn… Enkele nieuwe kreten die in één adem worden genoemd in relatie tot Het Nieuwe Werken. UvA onderzoeker Jan Popma voerde in opdracht van FNV een onderzoek uit naar ‘moderne’ bedreigingen voor de gezondheid. In december 2012 presenteerde FNV het rapport “Techno-stress, Verkenning van een risico in opkomst” van J. Popma. De hoofdvraag waar Popma mee aan de slag ging was: wat is er uit de wetenschappelijke literatuur bekend over de gezondheidseffecten van nieuwe technologieën en de daarmee samenhangende eisen, die met name aan de bereikbaarheid van werknemers worden gesteld?
Zes gezondheidsrisico’s Het Nieuwe Werken is in opmars en deze ontwikkeling zal naar verwachting verder doorzetten. Via p.c.’s, laptops, smartphones en tablets hebben thuiswerkers tegenwoordig gemakkelijk verbinding met hun werkbasis. Popma
doet
literatuuronderzoek
naar
de
mogelijke
gezondheidsrisico’s van Het Nieuwe Werken in combinatie met de nieuwe technologie. Hij bespreekt zes gezondheidsrisico’s: RSI, techno-stress, techno-verslaving, scheiding tussen privé en werk, oververmoeidheid, en veiligheid en productiviteit. Ik loop enkele van deze punten kort langs.
Overload Een zorgwekkend neveneffect van intensief gebruik van smartphones en tablets lijkt de ervaring van techno-stress. Er is nog weinig over bekend. Eerder al is techno-stress omschreven als “negatief effect op de attitude, gedachten, gedrag of lichamelijke fysiologie dat direct of indirect veroorzaakt wordt door technologie”. Denk aan acute stress bij ICT-storingen en information overload en problemen door permanent connectivity. Later is het concept techno-stress anders uitgewerkt, waarbij in verband met psychosociale arbeidsbelasting vooral technooverload en techno-invasion van belang zijn. De term “overload” verwijst naar het gegeven dat werkende mensen overspoeld worden door informatie en niet meer kunnen schiften wat betekenisvol is en wat niet.
Zware gebruikers Techno-verslaving gaat over dwangmatig gebruik van de nieuwe technologie. Serieus onderzoek naar dit fenomeen is nog
schaars, maar een recent onderzoek uit 2011 heeft aangetoond dat behoorlijk wat mensen hun smartphone meer dan tien keer per uur checken gedurende de tijd dat zij niet aan het werk zijn. Nog een onderzoeksresultaat dat Popma niet aanhaalt: in het Ipass 2011 4e kwartaal rapport wordt ook aangegeven dat ‘zware gebruikers’ minder slapen, meer vermoeid zijn en weinig aan lichaamsbeweging doen.
Privétijd en oververmoeidheid Een volgend punt uit Popma’s rapport is dat thuiswerk ertoe kan leiden dat de scheiding tussen werk en privé vervaagt ten koste van de privétijd. Dat speelt natuurlijk bij Het Nieuwe Werken. Weliswaar heeft de ‘wired’ werknemer de wereld binnen handbereik, dit kan leiden tot een onwenselijke vorm van techno-invasion waarbij het steeds lastiger wordt om die wereld buiten de deur te houden. Een mooie innovatie verwordt tot een bron van psychosociale arbeidsbelasting. In dit verband spreekt men ook van “high tech anxiety”. Oververmoeidheid is ook een volgend thema uit het rapport. Mensen nemen hun smartphone mee naar de slaapkamer en worden wakker van inkomende berichten en gaan kijken wat het is. Slaap wordt onderbroken, er is weinig tot geen ontspanning meer.
Anekdotische kennis Het werk van Popma is een goede stap om een nieuw fenomeen onder de loep te nemen. Het gaat mijns inziens niet zozeer om de conclusies uit het rapport. Ik noem er één: werkgevers en werknemers zouden via de OR afspraken moeten maken over
bereikbaarheid en dat soort zaken. Het rapport was in opdracht van de vakbond, dus zo’n conclusie is geen verrassing. Belangrijker is dat het rapport laat zien dat we eigenlijk nog maar heel weinig weten en dat kennis over techno-stress en aanverwante thema’s meer anekdotisch is dan gebaseerd op goed onderzoek. Popma geeft aan dat uitgevoerd onderzoek tamelijk beperkt is: het gaat veelal om kleine onderzoekspopulaties, het is methodologisch soms matig van opzet en slechts zelden is uitgewerkt wat precies onder “stress” wordt verstaan. Met andere woorden, onderbouwing van techno-stress is fragmentarisch en vaak anekdotisch.
Positieve en negatieve invloed We kunnen allemaal dagelijks de invloed zien van altijd online zijn. Die invloed kan positief zijn: gebruiksgemak, parkeren en betalen met je smartphone, gemak in het werk (onderweg mail bijwerken). En negatief: tijdens het eten nog online, tijdens vergaderingen en trainingen online. Maar hier komen al waardeoordelen om de hoek kijken: waarom is twitteren onder het eten eigenlijk negatief? Politici luisteren niet naar debatten maar twitteren of mailen (lees hier de hoe politicus Harry van Bommel last heeft van Technostress). Studeren zonder internet is ondenkbaar en anderzijds helpt een uitnodiging op Facebook om goed de beest uit te hangen in Haren. Er was ophef over de Second Life verslaving en dat is weer weggeëbd. Vervlakken menselijke contacten tot 140 karakters twittercontact? En is dat erg? Het is kennelijk wat mensen willen, zij vinden het efficiënt, makkelijk, of veilig.
Hartbewaking Nu
zijn
er
eerder
in
de
geschiedenis
technologische
vernieuwingen geweest die veel invloed hebben gehad op werk en privé. De televisie, de mobiele telefoon, ga zo maar door. De discussie dat de techniek ons leven overneemt, is niet nieuw. Met de televisie en de telefoon werden we verbonden met de wereld en werd de hoeveelheid informatie die beschikking hadden ook substantieel groter.
we
ter
De man die een online apparaatje heeft dat het hart in de gaten houdt en de dokter een seintje geeft voordat het fout gaat, is blij met techniek die een deel van zijn leven overneemt.
Generatieding Is nu altijd online zijn een verandering die grote gevolgen heeft? Of is het gewoon een kwestie van wennen en gaan mensen na een tijd een balans vinden in het online zijn en persoonlijke contacten zoeken? Hebben mensen de ervaring nodig dat techno-verslaving een echte verslaving is en dat na een crisis hiervan afgekickt kan worden? Er zijn al veel mensen die Facebook en Twitter de rug toekeren omdat zij het te oppervlakkig of verstorend vinden. Jonge mensen die niet beter weten, snappen de hele discussie niet. Misschien vinden zij wel een natuurlijke balans, is het een ‘generatieding’. Heel veel berichten in de puber- en tienertijd en slimmer gebruik van smartphone (functioneel, sociaal) na de tienertijd. We weten het nog niet!
Wie is verantwoordelijk? We gaan even terug naar de vraag over gebruik van nieuwe technologie en de rol van de werkgever bij bijvoorbeeld Het
Nieuwe Werken. Het is de moeite waard om kort te verkennen in de organisatie in hoeverre zaken als techno-stress en oververmoeidheid voorkomen. Het gaat om naar mijn idee om twee vragen: 1. hebben werkende mensen de vaardigheid/discipline om zelf grenzen te trekken en niet obsessief online te zijn? (Dat wil zeggen, dat het de gezondheid schaadt). 2. Hebben organisaties oog voor het online werk van hun mensen, vragen zij naar hun werkdruk? Op de eerste vraag zal snel het antwoord zijn, dat dit een verantwoordelijkheid is van de mensen zelf. Dat mag zo zijn, maar een organisatie (en de werknemer zelf) heeft er last van als techno-stress en oververmoeidheid leiden tot minder productie, kwaliteit van werk of veiligheidsrisico’s. Bij Volkswagen heeft de leiding afspraken gemaakt met haar werknemers: geen berichten meer na een bepaalde tijd na en voor het werk. Hier een kort BBC artikel en reacties daarop. We zien dat de meningen sterk verschillen: de een voelt stress en druk om steeds bezig te zijn. Een ander gaat er gemakkelijk mee om, en sommige mensen doen niet mee, kopen geen smartphone en twitteren niet en kunnen toch (of juist) productief en tevreden zijn. Techno-stress is een aansprekend thema. Maar er is geen serieus onderzoek over en de meningen en ervaringen verschillen sterk. Heel veel kunnen we nog niet met technostress. Wat wel nuttig lijkt, is informatie geven over obsessief online gedrag en het thema van techno-stress bespreekbaar maken. Dr. Peter Nientied is kennispartner van Eforis. Hij werkt als organisatieadviseur, coach en trainer en is verbonden aan Berckeley Square organisatieontwikkeling. In 2011 verscheen zijn boek “De menskant van veranderen” (met Erik Koenders) en in 2012 het boek “Werken met vertrouwen” (uitgeverij Business
Contact). Meer informatie: www.werkenmetvertrouwen.info
www.peternientied.com
en
Een kortere versie van dit artikel verscheen als column op www.managementsite.nl (24 januari 2013). © BG magazine
Doomsday 21122012 De laatste tijd zie je veel mensen met burn-out. Zelfs de opperman van Akzo is omgevallen. Terwijl de herfst hoogtij viert, vallen de mensen van hun stoel. Het is nog maar de vraag of het echt toeneemt, het aantal vallende mensen. Ondanks alle positieve cijfers over langer leven en gezonder leven, willen we liever horen hoe slecht het is gesteld met ons. En toch… je zult maar vallen. Recent was het de week van de armoede. Terwijl mondiaal de armoede afneemt, was het deze week heel erg. Het is ook erg. De werkeloosheid neemt toe. Dat gebeurt in tijden van crisis. De WW wordt nu gekort. Dat is toch raar als je weet dat je meer werkelozen hebt? Die hebben juist die WW hard nodig. Neen, dat is niet raar: meer WW-ers kosten nog meer geld. Dus: korter die WW. Zal dit de arbeidsmarkt flexibeler maken? Zullen mensen in de WW nu sneller ander werk vinden? Eerlijk gezegd denk ik het wel. Nood maakt flexibel…je zult maar een gezin hebben en een te dure huurwoning. Zullen mensen beter gaan werken en gemotiveerder werken als ze weten dat de WW korter is? Neen, dat denk ik niet. Zo ver vooruit kijkt niemand. Elke dag is er een. Je rookt, terwijl je weet dat iedereen er kanker van kan krijgen. Behalve jij dan. Na deze herfstige gedachten kijk ik even vooruit. Niet te ver, want dat kan ik niet. Deze winter start met de uber doomsday 21122012. Een mooi begin! Hebben we die gehad, dan komt de kerstman langs. Deze goedgemutste man hohoho-houdt niet van onzin en laat iedereen weten dat geluk te koop is. Dan op naar de jaarwisseling, waarop velen zich onschendbaar wanen en uit de losse pols hun vingers afsteken.
2013 dan. Let niet op het getal 13 want de Kabbala – meesterlijke leer der getallen – ziet hier niets kwaads in. Het staat voor liefde, zorg en eenheid. So far so good. Verder kijk ik even niet: 2013, een jaar om naar uit te zien. Pieter de Jongh, is zelfstandig bedrijfsarts en mede-eigenaar van Van Altena & de Jongh bedrijfsartsen en De Zelfstandige Bedrijfsarts BV © BG magazine