1 Streaming video in hoger onderwijs bladieb De toepassing van streaming video in het onderwijs: waar wachten we nog op? Educatie2 Colofon Streaming v...
Streaming video in hoger onderwijs De toepassing van streaming video in het onderwijs: waar wachten we nog op?
Educatie
Colofon ‘Streaming video in hoger onderwijs’ Stichting SURF Postbus 2290 3500 GG Utrecht T 030 234 66 00 F 030 233 29 60 E [email protected] W http://www.surf.nl
Redactie drs. B.M.J. Hermans dr. J.T. Goldschmeding
SURFnet-diensten en -activiteiten op het gebied van streaming en conferencing
48
Roel Rexwinkel 9
CAWO
51
Voorwoord
VOORWOORD Dit boekje gaat over internet en video in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Onder video verstaan we in dit geval videoprogramma’s. In de afgelopen jaren werden universiteiten en hogescholen met enige regelmaat benaderd met het idee van een TV-kanaal voor het hoger onderwijs. Een van de uitgangspunten daarbij was telkens de gedachte, dat er in de archieven van nationale instituten als de Stichting Film en Wetenschap (thans onderdeel van het Nederlands Audiovisueel Archief) en de audiovisuele centra van de universiteiten zeer veel materiaal op de plank moest liggen, waarmee een dergelijk kanaal zou kunnen worden gevuld. De meeste initiatieven stierven op dit punt na verloop van tijd een zachte dood. Het aanbieden van een distributiekanaal voor bestaande audiovisuele programmaas vindt klaarblijkelijk weinig weerklank in het onderwijsveld. Inmiddels beschikken we over internet en kunnen we door webstreaming videoprogramma’s makkelijk distribueren. Maar waarom zou webstreaming slagen waar een TV-kanaal niet blijkt aan te slaan?
- internet en webstreaming kunnen het gebruiksgemak sterk doen toenemen, maar daarvoor moeten wel de nodige obstakels uit de weg geruimd worden. Hoofdstuk 1 verkent deze invalshoeken. Eerst wordt de rol, die video in de moderne activerende onderwijsvormen kan vervullen belicht vanuit de onderwijstechnologische en didactische invalshoek. Vervolgens wordt de theorie getoetst aan de praktijk, worden de drempels voor het gebruik in kaart gebracht en wordt de bijdrage van webstreaming aan het gebruiksgemak verkend. Tenslotte wordt ingegaan op nieuwe onderwijstoepassingen van video via webstreaming en de randvoorwaarden voor een succesvolle implementatie in de onderwijspraktijk.
Hoofdstuk 2 geeft een blik op de toekomst, zoals die nu al in praktijk gebracht wordt in het Av@lon-project. Hierin is videomateriaal uit het Nederlands Audiovisueel Archief gekoppeld aan een digitale leeromgeving. Webstreaming overbrugt daarin tijd en afstand. Bovendien zijn instrumenten beschikbaar, waarmee stuDe sleutel tot succes moet naar ons oordeel gezocht worden in de dagelijkse onderwijspraktijk. Het gebruiks- denten materiaal kunnen selecteren en hun eigen selectie kunnen vastleggen met behulp van playlists. gemak van het medium en de toegankelijkheid van de aangeboden inhoud voor de docent en de student zijn Hoofdstuk 3 gaat in op de randvoorwaarden. De British daarin beslissende factoren. Universities Film & Video Council is sinds 1994 betrokken bij de ontwikkeling van een nationaal on line distriWij hebben dit boekje daarom opgezet rond vier butie netwerk van videoprogramma’s voor de Britse unistellingen: versiteiten. Tot de randvoorwaarden behoren infrastruc- video is een effectief onderwijsmiddel en een verrijtuur en services. Het hoofdstuk beschrijft, hoe deze king van de leeromgeving - programma’s (in de wandelgangen content genoemd) ontwikkeling zich uitrolde, welke keuzes zijn gemaakt en over welke instrumenten de Britse internet gemeenzijn er genoeg schap van vandaag kan beschikken. - het gebruik van deze content wordt in de praktijk sterk bepaald door het gebruiksgemak
4 - Streaming video in hoger onderwijs
Voorwoord
Hoofdstuk 4 belicht het Institut für den Wissenschaftlichen Film, gevestigd in het Duitse Göttingen. IWF was van oudsher producent van wetenschappelijke en onderwijsprogrammaas voor de Duitse universiteiten. Daarnaast werd in de zgn. Encyclopedia Cinematografica een omvangrijke collectie wetenschappelijk beeldmateriaal verzameld, aanvankelijk vooral bedoeld om te raadplegen. Sinds enkele jaren is ook het distribueren van videomateriaal een belangrijk speerpunt van het onder de naam IWF Wissen und Medien vernieuwd naar buiten tredende IWF. Internet en webstreaming bieden hiervoor de praktische instrumenten. Het hoofdstuk geeft informatie over IWF en de projecten IWF digiclip en IWF content portal. Hoofdstuk 5 doet verslag van het Lifesign project. Waar BUFVC in hoofdstuk 3 het nationaal perspectief schetst heeft Lifesign, dat sinds september 2001 operationeel is, een pragmatische bottom up benadering, gestart in de universiteit van Portsmouth. Hoofdstuk 6 gaat in op een belangrijke bron van wetenschapsfilms, de filmfestivals. MIF sciences, in het verleden gelieerd aan het filmfestival van Palaiseau, verplaatste zijn activiteiten naar het internet. Als virtueel festival met banden naar o.a. internationale organisaties als WAMHF (World Association for Medical and Health Film Festivals) en IAMS (International Association for Media in Science) vervult MIF sciences tevens de functie van informatiepunt en market place. Hoofdstuk 7 brengt ons terug in Nederland bij SURFnet TV. Een door de webstreaming technologie ondersteunde nieuwe invulling van een oud idee. Welke toepassingen zijn er te bedenken, die de dagelijkse onderwijspraktijk kunnen verrijken en voldoen aan de vier stellingen voor succes? Hoofdstuk 8 geeft een praktisch overzicht van de servi-
ces, waarmee SURFnet streaming media initiatieven in het wetenschappelijk en hoger onderwijs ondersteunt. Hoofdstuk 9 geeft de informatiepunten voor media services bij de universiteiten.
In hoofdstuk 3 t/m 6 wordt de webpraktijk van nu belicht door vier organisaties, die elk betrokken zijn bij de distributie van videomateriaal aan het hoger onderwijs. We hebben er voor gekozen om deze bijdragen in de oorspronkelijke taal van de auteur op te nemen. Internet en het hoger onderwijs zijn per slot van rekening beiden per definitie grensoverschrijdend.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
1
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaarden Dick Hermans en Jan Tijmen Goldschmeding (Onderwijs Advies Bureau & Audiovisueel Centrum Vrije Universiteit Amsterdam)
1.1 De theorie: de toegevoegde waarde van video en webstreaming Onderwijs is gericht op het (doen) verwerven van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes. Dit geheel wordt ook wel samengevat onder het begrip “verwerven van competenties”. Competenties geven de persoon de mogelijkheid in uiteenlopende omstandigheden zijn vak professioneel te beoefenen. . Competenties kunnen niet los gezien worden van inhoud. Het is niet goed voorstelbaar dat een chirurg professioneel kan opereren zonder kennis van de anatomie, een jurist goed kan oordelen zonder weet te hebben van rechtsprincipes, een fysicus vruchtbaar kan experimenteren zonder inzicht in de structuur van de materie, een linguïst taaluitingen kan analyseren zonder woordenschat of een politicoloog zonder een begrip van macht politieke processen kan doorgronden. Maar deze voorbeelden geven tegelijkertijd aan wat men probeert te realiseren door gebruik te maken van vormen van activerend onderwijs, kennis, inzicht en vaardigheden toepasbaar en bruikbaar in concrete beroepssituaties. Men hanteert daartoe in de opleiding zowel de meer traditionele onderwijsvormen als hoorcollege, werkcollege, practicum, excursie en veldwerk als de modernere vormen zoals projectonderwijs, probleem/ontwerp/ opdracht gestuurd onderwijs, student gecentreerd
6 - Streaming video in hoger onderwijs
onderwijs en andere activerende onderwijsvormen. De laatstgenoemde zijn voortgekomen uit de overtuiging dat kennis en inzicht alleen onvoldoende zijn voor een academische opleiding. Niet alleen de inhoud van een opleiding doet er toe maar ook op welke wijze de verworven kennis en inzicht in de dagelijkse praktijk benut kan worden. Wanneer men zich afvraagt welke toegevoegde waarde video en/of film in de verschillende onderwijsvormen kan hebben, springt dat niet onmiddellijk in het oog. Activerend onderwijs doet een beroep op zelfwerkzaamheid. Er is tweerichtingsverkeer tussen docent en student en tussen student en leerinhouden. Film en video zijn autoritair en schoolvoorbeelden van eenrichtingverkeer. En daar waar sprake is van interactieve video en film is het zover interactief als door de makers is voorzien en toegestaan. Wanneer we gebruik maken van beeldmateriaal is er toch een goede reden voor. Uit onderzoek (o.a. Gibbs, 1992) is gebleken, dat bij hoorcolleges de informatie slechts in geringe mate beklijft. Bales (1996) heeft een leerpiramide gemaakt, waarin een aantal “onderwijsvormen” geordend is naar hun effect. Lezen (bestuderen) werkt al wat beter dan een hoorcollege. De retentie bij audiovisueel materiaal is weer sterker. Praktijkoefening levert nog meer op. Doen of zelf onderwijs geven staan aan de top. Volgens Bales hangt de effectiviteit van gebruikte onderwijsmethoden af van de mate van activiteit, die wordt opgeroepen bij de student. Wanneer het niet uitvoerbaar is om praktijkoefeningen te doen is beeldmateriaal een welkom en bruikbaar alternatief voor de traditionele onderwijsvormen. Het kan het minstens opnemen tegen hoorcolleges of zelf-
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
studie. Maar er zijn nog andere kenmerken, waarvan nuttig gebruik gemaakt kan worden. Met film of video zijn begrippen goed te illustreren aan de hand van concrete voorbeelden. Animaties zijn heel geschikt om principes en mechanismen duidelijk te maken. Nonverbaal gedrag laat zich goed weergeven en ook de wijze waarop in de praktijk handelingen moeten worden uitgevoerd is met beeld relatief makkelijk over te dragen. Kortom, het is een van de weinige middelen die zowel cognitieve, affectieve als psychomotorische informatie krachtig kunnen overbrengen. Voorts heeft video of film als eigenschap dat het het opslaan in het lange termijn geheugen bevordert, juist omdat het met beelden werkt en ruimtelijke informatie bevat. De kracht van beelden en ruimtelijke informatie kan geïllustreerd worden met de bekende geheugentechniek waarbij objecten aan een ruimtelijke voorstelling gekoppeld worden: voorwerp A ligt voor de voordeur, voorwerp B ligt in de gang, voorwerp C hangt naast het lichtknopje, enz. Met deze techniek is het mogelijk in een kortere tijd een grotere serie van voorwerpen te onthouden. Een andere zeer aantrekkelijke eigenschap van opgeslagen beeld is de beschikbaarheid van deze informatie onafhankelijk van de feitelijke gebeurtenissen. En het kan herhaald worden. In het licht van de opvatting van Bales spreekt het natuurlijk voor zich dat een actieve houding van de student een voorwaarde is voor een effectief gebruik. De docent moet deze houding bij de student met hulpmiddelen als kijkopdrachten of te beantwoorden vragen oproepen. In activerende onderwijsvormen is de rol van de docent anders dan in traditionele. Goed onderwijs is niet meer vooral een goede performance van de docent, maar het “inrichten” van de onderwijsleersituaties op een zodanige wijze dat de kans op de gewenste leereffecten maximaal is. De docent is minder gericht op wat hij/zij moet doen en meer op hoe het leergedrag van de student
beïnvloed kan worden. Contactonderwijs, opdrachten, hulpmiddelen, informatiebronnen, aanwijzingen, zelftoetsen, alles is afgestemd op het gewenste leerresultaat. In een dergelijke opzet is het een groot voordeel wanneer studenten onafhankelijk van tijd en plaats over informatiemateriaal kunnen beschikken. Internet maakt dat nu al eenvoudig voor tekst en stilstaand beeld. Het zal een kleine revolutie voor het onderwijs betekenen wanneer de techniek voor datareductie van bewegend beeld zover is voortgeschreden en de beschikbare bandbreedte voor informatieoverdracht zover is toegenomen, dat streaming video even toegankelijk als een alledaags e-mailtje. Om een idee te geven van de mogelijkheden volgt hieronder een aantal (verzonnen) manieren van gebruik van streaming video. Functie: Vak: Gebruik:
Oriënteren Bouwkunde De docent vraagt studenten voorafgaand aan het eerste college te kijken naar een selectie van beelden van hoofdingangen als voorbereiding op de cursus “Monumentaal ontwerpen”. Hij stelt er een paar richtvragen bij.
Vak: Gebruik:
Godgeleerdheid De docent vraagt studenten voorafgaande aan het eerst college over vergelijkende godsdienstwetenschap te kijken naar een documentaire over bidden, waarin voorbeelden van gebed van Japanse, Chinese, Indiase, Indiaanse, Islamitische, Joodse, Boeddhistische, Hindoeïstische, Christelijke en animistische vormen van gebed getoond worden. Hij stelt er een paar richtvragen bij.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Functie: Vak: Gebruik:
Vak: Gebruik:
Functie: Vak: Gebruik:
Vak: Gebruik:
8 - Streaming video in hoger onderwijs
Motiveren Rechtsgeleerdheid De docent gebruikt een selectie van beelden uit een documentaire, waarin vluchtelingen vertellen over hun redenen om uit hun vaderland te vertrekken en hun ervaringen met de procedures. Deze vertoont hij aan het begin van zijn onderwijs om belangstelling te wekken voor verhouding tussen menselijke problemen en de juridische “oplossingen”. Frans De docent gebruikt bij de start van zijn onderwijs dramatische fragmenten uit registraties van toneelstukken van beroemde Franse toneelschrijvers om belangstelling te wekken voor de Franse toneeltraditie. Illustreren Kunstgeschiedenis De docent geeft de studenten opdracht om aan de hand van door hem geselecteerde delen van een documentaire na te gaan of ze de verschillen in gotiek tussen verschillende landen van WestEuropa, die door hem genoemd zijn, kunnen ontdekken. Geografie De docent laat bij de bespreking van een geologisch tijdvak beelden zien van formaties, die in die periode gevormd zijn. Met behulp van animaties wordt hun ontstaansgeschiedenis inzichtelijk gemaakt.
Functie: Vak: Gebruik:
Concretiseren Culturele Antropologie De docent bespreekt de kenmerken van inwijdingsrituelen en licht dat toe met opnames van zulke rituelen in verschillende culturen, zodat studenten zich er een beeld van kunnen vormen.
Vak: Gebruik:
Mechanica De docent toont studenten animaties van tijd-ruimte grafieken om het verband van deze twee eenheden in het kader van de relativiteitstheorie te laten zien.
Functie: Vak: Gebruik:
Conceptualiseren Wiskunde De docent gebruikt delen uit een uitzending van het Duitse Telekolleg om principes van de differentiaalrekening begrijpelijk te maken.
Vak: Gebruik
Economie De docent gebruikt een dynamische grafiek om het verband tussen prijsvorming, productietijd en vraag en aanbod in een varkenscyclus begrijpelijk te maken.
Functie: Vak: Gebruik:
Demonstreren Biologie De practicum docent vertoont beelden waarin getoond wordt hoe een kikker geprepareerd moet worden.
Vak: Gebruik:
Psychologie De docent behandelt een aantal valkuilen bij het voeren van “moeilijke” gesprekken en laat een opname van een gesprek zien waarbij zo’n valkuil niet vermeden wordt en de gevolgen, die dat blijkt te hebben.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Functie: Vak: Gebruik:
Instrueren Scheikunde Studenten kunnen op het moment dat ze zelf moeten gaan pipetteren een videoband raadplegen waarin alle stappen worden vertoond en toegelicht.
Vak: Gebruik:
Archeologie De docent gebruikt als voorbereiding op een excursie opnames waarin te zien is hoe bij een opgraving de terreingegevens vastgelegd moeten worden en voorwerpen schoongemaakt en gearchiveerd kunnen worden.
versneld weergeven. Ook het springen naar andere sequenties is simpel. Wanneer je dit vergelijkt met de traditionele vormen met behulp van film of videorecorder is er een hoge mate van flexibiliteit. Het is enigszins vergelijkbaar met het verschil tussen de audio-CD en de audiobandjes. Ook daarbij is het gebruiksgemak (naast de betere kwaliteit) een belangrijke factor geweest in het succes van het medium. 1.2 De praktijk aan de Vrije Universiteit
Functie: Vak: Gebruik:
Analyseren Ethologie De docent stelt een opname van het gedrag in een kolonie chimpansees beschikbaar en vraagt de studenten op basis van het materiaal een sociogram van de groep te maken.
Vak: Gebruik
Geneeskunde De docent stelt beelden van de bewegingen van een aantal Parkinson patiënten en van een aantal demente bejaarden ter beschikking van studenten en vraagt hen de specifieke gedragskenmerken van de ene groep ten opzichte van de andere groep in kaart te brengen.
In paragraaf 1 van dit hoofdstuk is aangetoond dat video in theorie in elk vakgebied kan worden ingezet, vrijwel elke onderwijsfunctie kan ondersteunen en dat het inzetten van het medium vanuit onderwijskundigdidactisch oogpunt zelfs gewenst is. Intuitief bestond bij ons het beeld dat de omvang van het gebruik van video in de dagelijkse onderwijspraktijk ver achter blijft bij de theoretisch gewenste situatie. De verklaring hiervoor ligt voor de hand. Voor de docent speelt bij de inrichting en invulling van het onderwijs de praktische uitvoerbaarheid een belangrijke rol. Het zelf maken van programma’s is tijdrovend en vraagt specifieke expertise. Ook het opsporen van bestaande programma’s kost tijd. Om het programma vervolgens te kunnen beoordelen dient men een videokopie van het programma te kunnen raadplegen en bij gebleken geschiktheid een vertoningskopie te verkijgen. Praktische drempels te over dus. Het vervangen van de klassieke videoband als drager door streaming video lijkt dergelijke praktische drempels echter te kunnen slechten.
Deze voorbeelden zijn met vele aan te vullen. Bij een grote beschikbaarheid van materiaal (internet biedt deze mogelijkheid) zal een frequent en tegelijkertijd functioneel gebruik van beelden mogelijk zijn. Daarnaast heeft het digitale beeld nog een bijzondere eigenschap, comfort in het gebruik. De docent kan makkelijk selecteren wat deze relevant acht. De gebruiker kan heel direct kleine stukken voor zichzelf herhalen of
Alvorens op deze gedachtelijn verder te gaan, wilden we eerst ons beeld van de bestaande praktijk nader toetsen. Hiertoe werd aan de mediathecaris van de AVC mediatheek van de Vrije Universiteit gevraagd per vakgebied een schets te geven van het gebruik, dat van de mediatheek wordt gemaakt. De AVC mediatheek bevat zo’n 10.000 titels, waarvan ruim 3.000 direct ter plaatse geraadpleegd kunnen worden. Een groot deel van de
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
programma’s is uitgezonden door de publieke omroepen en overgenomen van het zgn. open net. Daarnaast bestaat de collectie uit aangekochte programma’s en door het AVC geproduceerde geprogramma’s. De opbouw van de collectie is pragmatisch en wordt gestuurd door het vraagpatroon van docenten en studenten. Programma’s, die niet (meer) worden gebruikt, worden na verloop van tijd uit de collectie verwijderd.
- vertonen door de docent aan een groep studenten in het kader van een college of workshop - raadplegen door de student: de student zoekt (al dan niet door de docent of door medestudenten aanbevolen) aanvullende informatie bij de reguliere lesstof - gebruik door de student in het kader van eigen presentaties, inbreng in workshops of het zelf geven van onderwijs.
Uit het vraagpatroon en de onderwerpen (zie tabel) kunnen we ons een beeld van het feitelijk gebruik vormen. Allereerst wordt het theoretisch beeld, dat video in alle vakrichtingen inzetbaar is, bevestigd. Als we ons vervolgens uit de gegevens een beeld proberen te vormen van de onderwijsfuncties, die de programma’s vervullen, ligt de nadruk op de functies oriënteren, motiveren, illustreren, concretiseren en conceptualiseren. Daarbij zijn drie toepassingsvormen te onderscheiden:
De functie van de AVC mediatheek daarbij is drieledig. Enerzijds maakt de mediatheek op basis van de gebruikspatronen een selectie uit uitgezonden en anderszins beschikbare programma’s en vervult daarmee een zgn. portalfunctie. Anderzijds zorgt de mediatheek voor de fysieke beschikbaarheid van videobanden voor raadpleging en vertoning. Tenslotte worden programma’s waar ook feitelijke vraag naar is beschreven en voor langere tijd in de collectie opgenomen.
10 - Streaming video in hoger onderwijs
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Faculteit Faculteit der Godgeleerdheid
Onderwerp(en) Rituelen bij het bidden, de doop, besnijdenis Het Gebed Omgaan met de dood Voorouderverering Het heilige schrift De Messias Bedevaartroutes Goden Feesten Religieuze stromingen Geloofsbelijdenis Muziek Dans Godsdienst en wetenschap Heiligen Plaats van het geloof in de samenleving
Toelichting De vragen gaan met name over bijvoorbeeld de rol van dans of muziek bij Hindoes, het omgaan met de dood en /of voorouderverering bij de Hindoes, Moslims, Christenen e.a. Vaak wordt het gebied afgebakend, bijvoorbeeld Voorouderverering bij Surinaamse Moslims.
*De bovengenoemde thema’s betreffen o.a. de Christenen, de Joden, de Hindoes, de Moslims, de Boeddhisten e.a. zowel in het westen alsook in de rest van de wereld. Faculteit Faculteit der Wijsbegeerte
Onderwerp(en) Wijsgeren en hun denkbeelden Wetenschap en filosofie Filosofie en het Geloof Westerse filosofie *Belangrijke programma’s zijn o.a.: Een schitterend ongeluk, Meesters van de Westerse filosofie, Het humanisme van Emmanuel Levinas, Karl Marx, Descartes, Nietzsche
Toelichting Portretten van diverse filosofen, Gesprekken over het leven en werk van diverse filosofen, gesprekken met diverse wetenschappers over de grenzen van wetenschap, filosofie en ons bewustzijn.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Faculteit Faculteit der Sociaal-Culturele Wetenschappen - Culturele antropologie sociologie - Politicologie en bestuurskunde - Sociologie en sociale gerontologie - Cultuur, organisatie en management
12 - Streaming video in hoger onderwijs
Onderwerp(en) Vreemde volken Rituelen Vrouwen emancipatie Vrouwenbeweging Turken en Marokkanen in Nederland Leefbaarheid in grote steden Incest Bejaarden Tweede generatie Jeugdculturen Allochtonen en autochtonen Vergrijzing Integratie Democratie Fascisme Communisme Martin Luther King Mahatma Gandhi Kapitalisme Werkloosheid Terrorisme Oorlog en Vrede Management Bedrijfscultuur Vluchtelingen Arbeidersbeweging Derde wereld Wereldleiders Rol van de vrouw in de samenleving Globalisering
Toelichting De vragen gaan over het algemeen over de hele wereld en in het bijzonder over: Nederland, Azië, Afrika, Zuid-, Midden – en Noord Amerika. Er zijn veel tv-registraties in de collectie die betrekking hebben op bovenstaande thema’s. Deze categorie wordt ook het meest bekeken.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Faculteit Faculteit der Psychologie en Pedagogiek
Onderwerp(en) Sociale milieus Kinderen in verschillende fasen van ontwikkeling Onderwijs Basisschool Middelbare school Moeilijk opvoedbare kinderen Adolescenten Pubers Opvoeding Opvoedingsproblemen Geestelijk gehandicapten Lichamelijk gehandicapten Ouders Verzorgers Groepsleiders Observatie Gedragsstoornis Leren Leerproblemen Pesten Gedrag Verslavingen Rouwverwerking Ongewenste intimiteiten Mishandeling Kindermishandeling Therapieën Conflicthantering Testen Experimenten Gevoelens Emoties Communicatie Seksualiteit Taal
Toelichting De vragen variëren van het bekijken van opnames voor observatiepractica, testen, praatprogramma’s, psychologische drama, speelfilms. Het materiaal kan gebruikt worden ter illustratie, verduidelijking, of ter observatie, waarna een verslag gemaakt moet worden. Het kan ook zijn dat de student aan de hand van enkele vragen het materiaal moet bekijken.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Faculteit Faculteit der Letteren - Nederlandse taal en letterkunde - Engelse taal en Letterkunde - Franse taal en letterkunde - Spaanse taal en letterkunde - Geschiedenis - Kunstgeschiedenis - Archeologie
Onderwerp(en) Verfilmde literaire werken Portretten van schrijvers Toneelstukken Documentaires over opgravingen Historische overzichten over literaire periodes William Shakespeare Samuel Beckett Speelfilms gebaseerd op literaire werken De geschiedenis van Nederland(alle facetten) Wereldgeschiedenis(alle facetten) Geschiedenis van de VU Kerkgeschiedenis Cultuurgeschiedenis van diverse talen Industrialisatie Journaal opnames Praatprogramma’s Kunstwerken Kunstenaars
Toelichting Het materiaal wordt gebruikt voor o.a.: Taalverwerving vreemde talen, hierbij gaat het om bijv. om journaal opnames. Ter illustratie/verduidelijking van gelezen literaire werken, periodes e.d. of ter aanvulling hierop. Het vraagpatroon is vrij specifiek bijv. “Ik zoek de verfilming van Macbeth van shakespeare” Of “ hebben jullie een documentaire over de Dode Zee rollen”
Faculteit Faculteit der Rechtsgeleerdheid - Strafrecht en criminologie - Rechtshulp VU en Sociaal recht - Rechtstheorie en rechtsgeschiedenis
Toelichting De vragen zijn soms specifiek v.b.”Ik zoek de videoband over Rechtshulp VU” en ook wel algemeen v.b.” heeft u een videoband over de manier waarop politieagenten in Nederland omgaan met allochtone Nederlanders”.
14 - Streaming video in hoger onderwijs
De docenten en studenten komen met diverse vragen op zoek naar materiaal om genoemde items te illustreren.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Faculteit Faculteit der Geneeskunde/Tandheelkunde
Faculteit Faculteit der bewegingswetenschappen
Onderwerp(en) Ziektes Patiënten Ziekenhuiswezen Operaties Medicijnen Verplegers Artsen Behandelmethodes Psychiatrie Onderzoekmethodes Therapieën Anatomie Bevallingen Genetica Ethiek Euthanasie Testen Gezondheidsvoorlichting Seksualiteit Gespreksvoering in de tandheelkunde IVF Pijn en Pijnbestrijding Experimenten Organen
Toelichting Het zijn vooral studenten die materiaal nodig hebben. Zij komen met zowel algemene vragen over bijv. 1e -lijn gezondheidszorg, als wel met vragen over specifieke ziektes zoals aids of over reageerbuisbevruchting.
Onderwerp(en) Motoriek Het menselijk bewegen Balletten Fysiotherapeutische problemen Dans Sport Doping Ziektes Therapieën Stoornissen Experimenten Spieren
Toelichting Het materiaal wordt zowel door docenten als studenten gebruikt ter analyse(balletten) van bewegingen, ter illustratie en als inleiding op een bepaalde thema. De vragen zijn vaak heel specifiek.
Het materiaal is nodig voor studenten die een inleiding moeten houden over een bepaald thema, of die co-schappen gaan lopen.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
Faculteit Faculteit der Biologie
Onderwerp(en) Milieuvraagstukken Observaties Verschillen tussen mens en dier Evolutie Bacterie Micro-organismen Neurofysiologie Dieren en hun gedrag Biotechnologie Voedselproductie De Amazone De Aarde Broeikaseffect Ozonlaag Het menselijk brein DNA Habitat Klonen Voortplanting
Hoewel de mediatheek daarmee een aantal praktische drempels voor het gebruik van videoprogramma’s oplost kent zij ook een eigen drempel, nl. de beperkingen die voortvloeien uit de auteurswet. In de praktijk van de afgelopen jaren is daarin een status quo bereikt, die het maken van een enkele kopie voor raadpleging toestaat (time shifting) en de vertoning toestaat voor zover ingekaderd in het reguliere onderwijsprogramma van de instelling. Vertoning buiten de instelling is niet zonder meer toegestaan, evenmin als het monteren van beelden uit bestaande programma’s in bv. een videoverslag van studenten. In dergelijke gevallen dient er eerst toestemming van de auteursrechthebbende(n) te worden verkregen. De functies demonstreren, instrueren en analyseren lijken ondervertegenwoordigd. Een voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat voor dergelijke functies veelal
16 - Streaming video in hoger onderwijs
Toelichting Voortplanting Het materiaal wordt zowel door studenten als docenten gebruikt ter illustratie van thema’s en ter analyse. De vragen zijn zowel algemeen als specifiek. “Heeft u een band over het broeikaseffect” of “ heeft u een band over het effect van genetisch gemanipuleerd voedsel op de gezondheid van mensen”
videomateriaal gevraagd wordt dat nauw aansluit bij de context en overige inhoud van het cursusonderdeel. Door het expliciete karakter van video vallen verschillen tussen beeld en werkelijkheid snel op en kunnen, met name als het om belangrijk geachte details gaat, het beoogde effect van het medium hinderen. In de 80-er jaren waren van het prepareren van de kikkerspier en het kikkerhart, standaard experimenten op het (dier)fysiologisch practicum, binnen de Nederlandse universiteiten tenminste vijf instructievideo’s in omloop, elk precies de op details verschillende practicumhandleiding van de desbetreffende afdeling volgend. Veel door het AVC voor interne opdrachtgevers geproduceerd materiaal vervult dan ook een van deze drie functies. Bij de toepassing daarvan in het onderwijs is de mediatheek niet of slechts zijdelings betrokken. In de mediatheek zijn deze onderwijsfuncties met name van toepassing op gebruikssituaties, waarin studenten
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
van de docent specifieke opdrachten hebben gekregen, zoals het op programma’s uitvoeren van observaties, testen of analyses. Ook kijk- en luisteropdrachten in het kader van het verwerven van taalvaardigheid en inzicht in de met die taal verbonden culturele achtergronden vallen in deze categorie. De mediatheek vormt in deze situaties de fysieke infrastructuur, die het studenten mogelijk maakt de desbetreffende cursusonderdelen te volgen. Uit deze analyse van het gebruik van de AVC mediatheek blijkt dat het medium video zich ook in de activerende onderwijsvormen een plaats heeft weten te verwerven. Zoals al aangegeven in paragraaf 1 nemen, indien de drager videoband kan worden vervangen door streaming video, het gebruiksgemak en de flexibiliteit van het medium toe. Het raadplegen kan bovendien plaatsonafhankelijk geschieden en is niet gebonden aan openingstijden. De vanzelfsprekende randvoorwaarde is een goede infrastructuur. Van belang is ook het treffen van een goede regeling m.b.t. op het materiaal rustende auteursrechten. Streaming video biedt echter nog een verdergaand perspecief, namelijk de koppeling aan een digitale leeromgeving (DLO). Men kan in een DLO desgewenst een gehele cursus, met daarin verschillende onderwijsactiviteiten en hulpmiddelen onderbrengen. De DLO zorgt voor informatie over het programma en tijd en plaats van activiteiten, levert oefenstof, discussieplatforms en bronmaterialen. Waar sommige onderwijsvormen, zoals practica of specifieke colleges, nog op de klassieke wijze worden gegeven geeft de DLO daarvan het rooster. Bepaalde kerncolleges kunnen echter ook worden opgeslagen om later nog eens terug te kijken. Observatieopdrachten en testen, die thans in de mediatheek worden uitgevoerd, kunnen eenvoudig in de DLO worden ondergebracht door het videomateriaal aan de DLO te koppelen en te streamen. Voorts kan de DLO simulatie oefeningen bevatten. Daarnaast kan de DLO
links bevatten naar door de docent aanbevolen bronmateriaal op video. Studenten kunnen in digitale werkstukken links naar videomateriaal leggen of videomateriaal inbrengen in discussiegroepen. Een bijkomend voordeel van een DLO is dat het gebruik van beelden onder licentie tot de rechthebbenden beperkt kan blijven. Met de combinatie van DLO en streaming video zijn de toepassingsmogelijkheden eindeloos en kan video op grote schaal de leeromgeving verrijken en daarmee het leerproces bevorderen. Via het internet heeft men bovendien theoretisch toegang tot elk programma, dat waar ook ter wereld in digitale vorm op een server beschikbaar is. Niet de beperking van de mediatheekcollectie, maar een onbeperkt aanbod. De vraag moet echter serieus gesteld worden of hierin niet de nieuwe drempel voor het gebruik van video ligt. De bronnen, waar de AVC mediatheek gebruik van maakt, zijn niet exclusief en voor iedereen toegankelijk. In het bijzonder zijn dat de gids met de programmagegevens van de omroepen, programmagegevens van festivals voor wetenschappelijke films en de catalogi van een aantal nationale en internationale organisaties. Iedere docent kan met een omroepgids en een videorecorder een belangrijk deel van de functie, die de mediatheek voor hem of haar vervult, zelf overnemen. Toch wordt in de praktijk de primaire selectie veelal aan de mediatheek overgelaten. In feite functioneert de mediatheek daarbij als een intelligente zoekmachine, die een zoekstrategie ontwikkelt op basis van gegevens over het gebruikspatroon van zijn clienten. Voor de docent zelf blijkt daarnaast het toeval vaak een grote rol te spelen bij het vinden van nieuwe programma’s: toevallig gezien, iets over gelezen, getipt door een student of gehoord van een collega. De uitdaging is, met deze werkelijkheid in gedachten, mechanismen te vinden waarmee het theoretisch onbeperkte aanbod voor de gebruiker op een hanteerbare wijze ontsloten wordt. Internet zelf kan daarbij een rol spelen.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
1.3 Streaming video: de randvoorwaarden en hoe deze te realiseren Toegankelijkheid van streaming video Nu het gebruik van internet een grote vlucht heeft genomen is het meer en meer duidelijk dat de openheid van het systeem ook zijn nadelen heeft. De hoeveelheid informatie op het internet is zo groot en zo divers, dat het zelfs met behulp van zoekmachines niet meer uitvoerbaar is om het hele internet op inhoud af te zoeken. Daarnaast worden de zoekers door de beschikbare zoekmachines geregistreerd en als gevolg daarvan op willekeurige momenten lastiggevallen met ongewenste en opdringerige reclame, wat weer beslag legt op de tijd van de internetter. Een aparte internetgemeenschap Alleen het laatste zou al een goede reden zijn om een aparte internetgemeenschap voor streaming video ten behoeve van academisch onderwijs op te richten. Er zit nog een aantal andere mogelijke voordelen aan de oprichting van een dergelijke gemeenschap. Zo’n gemeenschap zou er bijvoorbeeld als volgt uit kunnen zien. Leden van de internetgemeenschap Aanmeldingen worden alleen aangenomen van erkende instellingen van tertiair onderwijs. Alle medewerkers en studenten van een dergelijke instelling hebben daarmee toegang tot de gemeenschap. De rechten van beide groepen kunnen verschillend zijn. De instellingen betalen een lage basis fee voor de kosten van het “centrale apparaat”. Het centrale apparaat draagt zorg voor het “minimum”-onderhoud van een database voor streaming video, die bestaat uit het bijhouden en updaten van de informatie over de decentraal beschikbare streaming video. De streaming video is decentraal toegankelijk. Het beheren en beschikbaar maken ervan is een taak die goed past bij de universitaire mediatheken. Ze zijn de verbindingstroepen. Ze maken instellingsmateriaal
18 - Streaming video in hoger onderwijs
beschikbaar voor andere instellingen en zorgen voor informatie over beeldmateriaal naar de medewerkers binnen de universiteit. Ze ontwikkelen op basis van hun ervaring lijsten met aanbevelingswaardige programma’s en maken deze toegankelijk voor de staf. Op basis van de vraag zoeken ze naar uitbreiding van het materiaal, dat in het onderwijs ingezet kan worden. Ze zorgen er voor dat er van veel gevraagde programma’s exemplaren zijn voor de belangrijkste weergavemedia en formats. Wil een dergelijke opzet functioneren dan moet ons inziens aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: - potentieel geschikte video moet makkelijk vindbaar zijn - potentieel geschikte video moet efficiënt beoordeeld kunnen worden - rechtenkwesties moeten opgelost zijn - “citeren” van grotere delen uit het geheel moet mogen. Ad 1. Vindbaarheid In de database zou de volgende basisinformatie voorhanden moeten zijn: • Titel • Doel (oriënterend, motiverend, conceptualiserend, instruerend etc; slechts een beperkt aantal categorieën gedacht vanuit de gebruiker) • Maker • Instelling waar geproduceerd • Tijdsduur • Omschrijving van de inhoud in maximaal 25 woorden • Vak • Gemaakt voor welke opleiding • Bruikbaar in welk jaar van de opleiding Waaraan telkens toegevoegd moet kunnen worden: • Beoordeling door een gebruiker op waarderingsschaal • Naam van de betreffende gebruiker • Situatie waarin gebruikt in maximaal 25 woorden • Commentaar gebruiker in maximaal 25 woorden
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
En automatisch bijgehouden wordt: • hoe vaak een programma ter beoordeling bekeken is • hoe vaak een programma gedownload is • en hoe vaak een programma als streaming video gebruikt is. Verder is een platform erg nuttig waarop vragen gesteld kunnen worden aan anderen als: “Wie weet een programma dat de techniek van dendrologische datering uitlegt?” of “Wie heeft een suggestie voor aanvullend schriftelijk materiaal op programma Y?”. Wil het onderhoud van de inhoud niet aan erosie onderhevig zijn, dan is het belangrijk dat de maker heel weinig tijd nodig heeft om de gevraagde informatie over de productie in te voeren. Ook de informatie waarvan men graag heeft dat een gebruiker die verschaft, moet zo beperkt zijn, dat “het er van komt”. Het voordeel voor een producent is gelegen in het feit, dat deze daarmee informatie van een gebruiker over zijn productie verkrijgt. Voor een andere gebruiker is het voordeel dat je kunt zoeken naar materiaal (zo gaat het nu ook vaak) dat een bekende collega, waarvan hij de mening op prijs stelt, ook heeft gebruikt. De maker van een programma wordt automatisch van de gebruikersinformatie op de hoogte gesteld wanneer een iemand van de gemeenschap de productie gebruikt heeft. Dat kan aanleiding zijn tot vruchtbare contacten. Wanneer een video niet meer decentraal te vinden is, wordt deze in de database opgenomen en de maker wordt hiervan verwittigd. Ad 2. Het vormen van een oordeel Wie wil nagaan of een video geschikt is voor gebruik in de eigen onderwijssituatie, wil dat graag efficiënt kunnen doen. Wanneer een aantal producties geheel bekeken moet worden, zijn er gauw veel uren mee gemoeid, terwijl het zeer goed mogelijk is dat geen van de bekeken programma’s geschikt bevonden wordt. Dat wordt
gauw als verloren tijd ervaren. Met streaming video kan dit zoek- en beoordelingsproces aanmerkelijk versneld worden. Wanneer van een programma een aantal inhoudelijke “highlights” bekeken kan worden, kan men zich in korte tijd een idee vormen over de inhoud en de bruikbaarheid van een productie voor de eigen situatie. Op centraal niveau moet daartoe een tool ontwikkeld worden, waarmee in een handomdraai dergelijke “thumbnails” (sequenties van maximaal 30 seconden) van een streaming video door de maker aangegeven kunnen worden. Daarnaast moet de tool het mogelijk maken de productie op eenvoudige wijze in een aantal episodes onder te verdelen. Het “doorkijken” van een productie aan de hand van enkele episodes wordt daardoor eenvoudiger. Ad 3&4. Rechtenkwesties en “citeren” Video en filmproducties zijn kostbaar. Men tilt zwaar aan de rechten en de onaantastbaarheid van de vormgeving. En men dacht van verkoop van rechten “rijk” te kunnen worden. Dure rechten en het verbod om bijvoorbeeld te knippen in producties hebben in het verleden een grote belemmering gevormd voor het gebruik van video door anderen. Wil men gebruik kunnen maken van de mogelijkheden, die streaming video via het internet biedt, dan zullen dergelijke drempels moeten worden weggenomen. Dat kan door voor het downloaden van video een uniforme tarief naar rato van het aantal minuten te hanteren, dat in de grootteorde ligt van de vergoedingen voor het kopiëren van artikelen. (Uiteindelijk is de totale hoeveelheid onderzoek- en schrijftijd voor de productie van een artikel niet zo verschillend van die van een videoproductie.) Bij het downloaden zou de omvang in tijdsduur van het videobestand geregistreerd kunnen worden. Bovendien zou het aantal dagen/weken/maanden dat iemand over het materiaal wil beschikken meebepalend kunnen zijn voor het tarief. Een houdbaarheidsdatum in het materiaal kan dan regelen.
Video in het onderwijs: de theorie, de praktijk en de randvoorwaardenarden
De omvang van de groep die er gebruik van maakt wordt bij de tarifering buiten beschouwing gelaten. Eventueel wordt hiervoor nog een zeer beperkte differentiatie in het tarief aangebracht. Ook het rechtsreeks gebruik zonder downloaden zou (lager dan downloaden) belast kunnen worden. Dan moet er een verschil aangebracht worden tussen het browsen (bijv. slechts voor de thumbnails en een deel van de episodes mogelijk) en feitelijk gebruik. De opbrengsten zouden, voor zover niet nodig voor het in stand houden van de centrale ondersteuning, naar de deelnemers naar rato van hun inbreng, verminderd met de kosten van gebruik, overgemaakt kunnen worden. Het zou de gebruiksmogelijkheden aanzienlijk vergroten wanneer er afgezien wordt van het artistieke recht dat een productie slechts in zijn geheel en onverkort vertoond mag worden. En eerlijk gezegd welk artistiek recht wordt er mee gediend? Ook in de wetenschap is het geoorloofd slechts delen uit andermans werk te citeren of delen van het gedachtegoed van andere wetenschappers te gebruiken. Het lijkt ons voldoende wanneer in de beelden permanent een kenmerk wordt opgenomen, waarmee de herkomst eenduidig en traceerbaar is aangegeven. Dan is ook duidelijk wanneer in een video-“reader” materiaal uit de ene bron door dat van een andere bron gevolgd wordt. Literatuur: Gibbs, G. (1995). Teaching more students: lecturing to more students. Oxford: Oxford Centre for Staff Development. Bales, E. (1996). Corporate universities versus traditional universities: friends or foes. Key note. In: Conference on innovative practices in Bussiness Education (p. 4-7). Florida: Orlando.
20 - Streaming video in hoger onderwijs
Av@lon
2
Av@lon
André Rosendaal (ICTOL, Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen) Inleiding Av@lon (AudioVisueel Archief Letteren ON-line) is een van de twee onderwijspilots die binnen het SURFnet Video Portal project (SVP) van SURFnet worden uitgevoerd. Het SVP-project beoogt de ontwikkeling van een portaal, waarmee studenten en medewerkers van instellingen in het hoger onderwijs audio- en videomateriaal kunnen bekijken. In de onderwijspilots wordt gekeken naar de mogelijkheden om dergelijk materiaal toe te passen in het onderwijs. In Av@lon staat daarbij het materiaal van het Nederlands Audiovisueel Archief (NAA) in Hilversum centraal. Het NAA werd in 1997 opgericht en heeft als voornaamste taak het toegankelijk maken van het audiovisuele erfgoed in Nederland. De collectie van het archief, die naar schatting zo’n 600.000 uur radio, televisie, film en muziek bevat, wordt door meerdere onderwijsinstellingen in Nederland geraadpleegd. De Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen verzorgt de onderwijskundige inhoud binnen Av@lon. De faculteit richt zich op bestudering van de cultuur in brede zin, naast de letteren in de traditionele betekenis. Het gebruik van moderne technologieën voor onderwijs en onderzoek speelt daarin een belangrijke rol. Doel van het project is Het via het SURFnet-netwerk online en realtime beschikbaar stellen van hoge kwaliteit video (minimaal MPEG-1) en audio (MP3-1) van het Nederlands Audiovisueel Archief met onderwijsgerichte content over het thema
Geschiedenis van de Nederlandse Politieke Communicatie en Journalistiek. Het project ging in mei 2000 van start en loopt tot juli 2002. Colleges In Groningen werden in het kader van de pilot drie colleges binnen de secties Journalistiek, Eigentijdse Geschiedenis en de Postdoctorale opleiding Radio- en Televisiejournalistiek herontworpen. Het betrof hier het ‘Onderzoekscollege Journalistiek’ en het vak ‘Mediakunde’ van Huub Wijfjes en ‘Politieke Propaganda’ van Homme Wedman en Jaap den Hollander. Deze docenten maakten in hun onderwijs al gebruik van audiovisueel onderzoeksmateriaal van het NAA en andere archieven. In elk van de vakken wordt van studenten verwacht dat ze zelfstandig analyses van het materiaal verrichten. Bij het Onderzoekscollege Journalistiek is de centrale onderzoeksvraag: Hoe heeft de journalistieke conventie rond de behandeling van rampen zich in Nederland ontwikkeld tussen 1883 en 2000? Studenten hebben daartoe de verslaggeving van enkele grote rampen in Nederland in de twintigste eeuw onderzocht. Daarbij is gekeken naar de berichtgeving gedurende de eerste dagen na de ramp in kranten, op de radio, tv en in overige media zoals het bioscoopjournaal. De volgende rampen zijn onderzocht: -
Kruitontploffing in Muiden, 1883 Scheepsramp met de Berlin, 1907 Watersnood, 1916 Windhoos te Borculo, 1925
Av@lon
-
Kruitontploffing in Muiden, 1947 Watersnoodramp in Zeeland, 1953 Treinramp te Harmelen, 1962 Treinramp te Schiedam, 1976 Scheepsramp van de Herald of Free Enterprise te Zeebrugge, 1987 - Bijlmerramp, 1992 - Vuurwerkramp te Enschede, 2000 Van de eerste drie rampen is geen audiovisueel materiaal beschikbaar. In september 2001 is voor het nieuwe studiejaar materiaal over de Nieuwjaarsbrand in Volendam toegevoegd.
mediabestel, met name de omroep en de positie van de journalistieke professie daarbinnen. Historisch radio- en televisiemateriaal wordt gebruikt als illustratie bij de colleges. Studenten maken een analyse van de wijze waarop de verschillende publieke en commerciële zenders een bepaald nieuwsfeit in hun televisiejournaals weergeven. Bij het vak Politieke Partijen is de algemene onderzoeksvraag: Wat is de relatie tussen vorm en inhoud in de boodschap die de grote politieke partijen (VVD, PVDA, D66, CDA en voorlopers) aan burgers probeerden over te brengen in de verkiezingsjaren 1956, 1977 en 1994? Het materiaal bestaat uit radio- en televisieprogramma’s uit de maanden voorafgaand aan de Tweede Kamerverkiezingen uit deze jaren. Het gaat om programma’s in het kader van de Zendtijd voor Politieke Partijen, journaals, actualiteitenprogramma’s en speciale verkiezingsuitzendingen. Uitvoering van het project
Figuur 1 Een fragment uit een van de beschikbare bestanden.
Mediakunde is een vak uit de postdoctorale opleiding Radio- en Televisiejournalistiek. Centraal staan de politieke, historische en juridische achtergronden van het
22 - Streaming video in hoger onderwijs
Selectie van het materiaal Aanvankelijk bestond het idee om studenten het materiaal dat ze bij hun analyses nodig dachten te hebben zelf te laten selecteren in AVAIL, de online catalogus van het NAA. Dat sloot aan bij de werkwijze die tot dan toe werd gehanteerd, waarbij studenten zelf naar het archief gaan. Al snel bleek dit niet haalbaar. Selecteren, bestellen, encoderen, beschikbaarstellen, al deze stappen zouden te veel tijd in beslag nemen en het raadplegen van het materiaal ontmoedigen. Bovendien zou dit kunnen leiden tot inefficiënt gebruik van de beschikbare middelen of tot overschrijdingen van het budget. Vandaar dat werd besloten vooraf een selectie te laten maken door de docenten en deze via streaming beschikbaar te stellen. Studenten voeren hun zoekopdrachten uit binnen deze selectie. De selectie werd uitgevoerd door via internet de catalogus van het NAA te raadplegen. Daarnaast verkregen de
Av@lon
docenten toegang tot de catalogus van de voormalige Stichting Film en Wetenschap, met materiaal dat ook door het NAA wordt beheerd. De selecties werden in eerste instantie uitgevoerd door twee student-assistenten. Zij maakten een voorselectie, die vervolgens met de docent werd besproken. Hierna werd een definitieve bestelling doorgegeven aan het NAA. Hiervoor werd een MS-Access database gebruikt, die overeenkwam met de wijze van bestelling door andere klanten van het NAA. Verwerking van de bestelling Het verwerken van een bestelling door het NAA bestaat uit een aantal stappen. Het materiaal wordt uit het archief gehaald en op technische bruikbaarheid gecontroleerd. Het kan voorkomen dat het origineel beschadigd is, of dat een geluidsband die bij een videoband hoort ontbreekt. Het origineel moet soms eerst gerestaureerd worden. Bepaalde opnames moeten eerst op een ander formaat worden overgezet voordat ze geëncodeerd kunnen worden. Naast de controle op technische bruikbaarheid worden ook het auteursrecht en het portretrecht door het NAA bekeken. In de loop van het project kwam vast te staan dat gebruik van het materiaal voor educatieve doeleinden binnen Nederland toegestaan was. Bleef over het portretrecht. In een enkel geval kan een geselecteerd fragment niet beschikbaar worden gesteld omdat toestemming van de geportretteerde(n) niet kan worden verkregen. Nadat alle controles en herstelwerkzaamheden achter de rug zijn kan de band worden gedigitaliseerd. Deze taak is verricht door het Nederlands Omroep bedrijf (NOB). Beschikbaarstelling van het materiaal In de doelstelling wordt geëist dat het materiaal in MPEG-1 kwaliteit (of beter) beschikbaar komt. Voor het afspelen van het MPEG-1 formaat zijn twee video servers getest, de IBM VideoCharger en de Real Media server met BitCasting plug-in. Deze twee bleken in kwaliteit niet van elkaar te verschillen. Er zijn wel enkele verschillen in functionaliteit van de spelers, die echter niet
doorslaggevend waren. Besloten is het materiaal via Real te streamen, met een bandbreedte van plm. 1.2 Mbit/s. Het resultaat is fullscreen video met VHS kwaliteit. Het geëncodeerde materiaal wordt via de SURFnet Video Portal (SVP) beschikbaar gesteld. De SVP heeft echter nog geen zoekmachine voor het ontsluiten van het streaming materiaal dat op de videoportaal is geplaatst. Hiervoor werden in Groningen twee eenvoudige zoekmachines ontwikkeld, een voor het rampenmateriaal en de historische radio- en televisie-uitzendingen en een voor het verkiezingsmateriaal. Studenten combineren items uit lijsten met vooraf gedefinieerde zoektermen (bijvoorbeeld “Bijlmerramp – alle zendgemachtigden” of “verkiezingsjaar 1956 – ARP - radio”). Verder kunnen ze hun zoekopdracht nog wat verfijnen door bijvoorbeeld woorden uit de titel op te geven. Van elk fragment is de volledige beschrijving uit de AVAIL-catalogus opvraagbaar. Vanwege de beperkte omvang van het corpus werd de mogelijkheid tot het opgeven van zoekopdrachten die gebruik maken van deze beschrijvingen niet geïmplementeerd. Didactiek Studenten die tot voor kort afreisden naar Hilversum voor een bezoek aan het NAA – soms meerdere malen kunnen nu het materiaal online raadplegen. Bovendien blijft het materiaal beschikbaar, zodat het steeds opnieuw bekeken kan worden. Dat alleen al is een groot praktisch voordeel van het aanbieden van het materiaal via het internet. Daarnaast komen ook allerlei didactische voordelen in zicht. In de lesstof – die vanzelfsprekend ook via het internet wordt aangeboden - kan de docent hyperlinks naar het materiaal opnemen. Het spreekt voor zich dat dat bijzonder waardevol is bij onderwijs waarin audiovisueel materiaal bestudeerd wordt. Studenten kunnen in hun werkstukken hyperlinks opnemen naar relevante fragmenten, waarmee ze hun betoog illustreren. Het biedt de mogelijkheid om presentaties te geven waarbij via een online verbinding het
Av@lon
materiaal wordt afgespeeld – een mogelijkheid die zowel voor docenten als studenten geldt. Studenten kunnen elkaars werk beoordelen, omdat ze toegang tot het gebruikte audiovisuele materiaal hebben. In de praktijk zijn niet alle onderwijskundige voordelen al benut. Op de Av@lon-website is nog weinig integratie tussen het audiovisuele materiaal en het tekstuele materiaal. Ten dele is dit te wijten aan het feit dat de cursussen voor het eerst via het internet werden aangeboden, en de docenten nog onbekend waren met de mogelijkheden die hiermee geboden werden. In feite werd van hen twee dingen verlangd: hun onderwijs herontwerpen zodat gebruik gemaakt werd van de mogelijkheden van het internet, én het benutten van de mogelijkheden van het streaming materiaal. Daarbij kwam het audiovisueel materiaal later dan gepland beschikbaar, zodat lang onzeker was hoe het gebruikt kon worden. Ook de studenten zelf verwerkten geen links naar relevante fragmenten in hun werkstukken. Hiervoor hadden ze ook geen instrumentarium tot hun beschikking, een tekortkoming die in het VIP-project – waarover later meer – ten dele werd opgevangen.
werk van de faculteit aan het licht die de snelheid nadelig beïnvloedde. Deze fout kon daarna eenvoudig worden verholpen. De zoekmachines voor Av@lon maken gebruik van een mSQL-database. Deze draait op een Unix-server.
Ervaringen tijdens het project Een van de subdoelen van het project was het opdoen van ervaring met het bestellen van materiaal uit het NAA-archief voor educatieve doelen. Belangrijkste afnemers van het NAA zijn de omroepen. Zou het NAA in staat zijn een adequate dienstverlening voor het onderwijs op te zetten en wat zouden mogelijke bottlenecks zijn? Een van de grootste problemen die tijdens het project naar voren kwam is dat de beschrijving van het materiaal zoals die in de NAA-catalogus AVAIL is opgenomen niet altijd voldoet om te beoordelen of een fragment al dan niet geschikt is. Nadat de eerste fragmenten op de video portal beschikbaar kwamen bleek bijvoorbeeld dat het bij sommige nieuwsuitzendingen zgn. ‘schone inlassen’ betrof, ruw materiaal, en niet een registratie van het feitelijk uitgezonden journaal. Overigens kwam het ook voor dat een fragment bij nader inzien nog interessanter is dan het zich aanvankelijk liet aanzien. Omdat de kosten van het encoderen hoog zijn Enkele technische gegevens werd besloten voortaan eerst bij het NAA de banden te Streaming van het materiaal geschiedt via een Real Media server met BitCasting plug-in voor MPEG. Voor het bekijken, voordat definitief werd besloten tot encodeafspelen is een RealPlayer client nodig. Niet iedere ver- ring over te gaan. Dit werk werd verricht door een student-assistent. Om dit werk goed te kunnen doen is het sie van de RealPlayer is geschikt, voor Av@lon bleek nodig inzicht te hebben in het materiaal en het doel minstens versie 6.09.380 nodig te zijn. De waarvoor het gebruikt wordt. Vooraf bekijken van de Letterenfaculteit beschikt over een zestal studentenpc’s waarvoor een gegarandeerde bandbreedte van meer banden heeft ook als voordeel dat wordt ontdekt wandan 2.5 Mbit/s beschikbaar is. De pc’s zijn uitgerust met neer een band uit het archief per ongeluk verwisseld is. een Pentium III processor op 700 Mhz en hebben 128 MB intern geheugen. De totale omvang van het audiovi- Een ander probleem is dat sommige opnames kwalitatief sueel materiaal dat tijdens dit project is gedigitaliseerd onvoldoende zijn. Restauratie was in enkele gevallen mogelijk, maar kost tijd en geld. Bij oudere beeldopnabedraagt momenteel zo’n 60 GB. De snelheid van de internetverbinding tussen de pc’s en mes werden voor het geluid aparte geluidsbanden de Real Media server is getest met het programma NetIQ gebruikt. Deze ontbreken soms. Bij uitzondering komt QCheck. Hierdoor kwam een misconfiguratie in het net- het ook voor dat de opname helemaal onvindbaar is.
24 - Streaming video in hoger onderwijs
Av@lon
Om de kosten van het encoderen te drukken wordt een band vaak in zijn geheel gedigitaliseerd. In het algemeen sluit dat aan bij de gemaakte selectie. In enkele gevallen werd er echter een veel langere opname gedigitaliseerd dan was geselecteerd. Dit kwam bijvoorbeeld wel eens voor bij actualiteitenuitzendingen, die in hun geheel werden gedigitaliseerd, terwijl slechts één item uit de uitzending relevant was. Dit is geen probleem wanneer er goede hulpmiddelen beschikbaar zijn om delen van fragmenten af te spelen. Die waren er echter aan het begin van het project nog niet. Het NAA heeft het voornemen een dienst op te zetten voor het leveren van archiefmateriaal aan onderwijsinstellingen. Gedurende het Av@lon-project was er van een uitgekristalliseerde vorm van dienstverlening nog geen sprake. Ook het NAA moest leren in te schatten hoeveel menskracht het verwerken van de bestellingen kostte en welke levertermijnen realistisch waren. In de praktijk bleek dat beiden te optimistisch waren ingeschat, waardoor zeker de eerste leveringen niet op tijd waren verwerkt. Dit beperkte het gebruik van het materiaal gedurende de colleges. Parallelle ontwikkelingen – het VIP-project Een van de problemen die hierboven zijn beschreven is het ontbreken van hulpmiddelen voor docenten en studenten om zelf selecties uit het materiaal te maken en van commentaar te voorzien. De Letterenfaculteit prees zich dan ook gelukkig toen zij werd gevraagd te participeren in het VIP-project. Het VIP-project is een project dat wordt uitgevoerd binnen het omvangrijke GigaPortproject en heeft als doel technisch wetenschappelijke kennis te vergaren die nodig is voor het aanbieden van full-screen hoge kwaliteit video via het internet. Partners in dit project zijn SURFnet, IBM, NOB, TNO en het Telematica Instituut. De Rijksuniversiteit Groningen was een aantrekkelijke partner voor de levering van onderwijsinhoud, omdat daarvoor door de leden van het Av@lon-project al het nodige in gang was gezet. Besloten werd om voor het college ‘Politieke Partijen’
de hulpmiddelen uit het VIP-project in te zetten. Bovendien werd de opzet van het college ‘Historische Filmanalyse’ – nog geen onderdeel van Av@lon - aangepast. Ook hier werd het audiovisuele materiaal van ‘Politieke Partijen’ door studenten geanalyseerd, gebruik makend van de VIP-hulpmiddelen. De VIP-hulpmiddelen bestaan uit een aantal onderdelen die hieronder kort worden beschreven. De bedoeling hiervan is aan te geven welke hulpmiddelen beschikbaar zijn – al dan niet in experimentele vorm – voor het gebruik van streaming media in het onderwijs, en hoe bruikbaar ze zijn. Overigens konden de VIP-hulpmiddelen alleen worden gebruikt voor videobestanden, en niet voor geluidsbestanden. Het belangrijkste onderdeel van de hulpmiddelen is de mogelijkheid tot het maken van playlists. Een playlist is een lijst met verwijzingen naar mediabestanden, die na elkaar kunnen worden afgespeeld. Bij het maken van een verwijzing kan eenvoudig begin- en eindpunt uit een bestand worden aangegeven, zodat alleen een relevant deel uit een bestand in de playlist wordt opgenomen. Ieder item uit de lijst kan van commentaar worden voorzien. De lijsten zijn privé, maar kunnen ook aan anderen worden aangeboden. Een beperking van de gekozen implementatie is wel dat het niet mogelijk is om een playlist buiten de VIP-programmatuur te gebruiken, bijvoorbeeld via een hyperlink in een HTML-document. Er kan gezocht worden in de beschrijving van een bestand - de metadata - zoals die uit de NAA-catalogus is overgenomen. De metadata is hiervoor overgezet in Dublin Core formaat, een internationale standaard voor het beschrijven van metadata. Daarnaast zijn ook zoekopdrachten mogelijk aan de hand van de gesproken tekst. Deze wordt namelijk via spraakherkenning in tekstformaat omgezet. De kwaliteit van de spraakherkenning is nog onvoldoende (er zijn steeds verschillende sprekers die bovendien soms de spreektaal van meer dan een halve eeuw geleden hanteren), maar in potentie is dit een krachtig hulpmiddel voor het doen van
Av@lon
onderzoek. De gesproken tekst bevat immers vaak veel gedetailleerdere en andersoortige informatie dan een voor archiefdoeleinden gemaakte beschrijving. Alle bestanden die bij de VIP-colleges werden ingezet zijn automatisch onderverdeeld in afzonderlijke shots. Hierbij werd gebruik gemaakt van een algoritme dat beeldwisselingen herkent. De shots kunnen handmatig worden gecombineerd tot scènes, langere fragmenten. Beide kunnen voorzien worden van commentaar. In de praktijk is er niet veel gebruik van gemaakt. Het samenvoegen van scènes is bewerkelijk, bovendien hoeft de automatisch herkende beeldovergang niet ook een inhoudelijk overgang te betekenen. Hierdoor zijn overgangen op scèneniveau soms niet exact genoeg. Bovendien kan voor ieder bestand de combinatie van shots slechts eenmaal worden uitgevoerd. Omdat het hier een interpretatie van het materiaal betreft zouden van de onderverdeling in scènes verschillende versies gemaakt moeten kunnen worden. Met het oog op verschillende mogelijke interpretaties (denk aan een opdracht waarbij meerdere studenten een bestand onderverdelen), maar ook vanwege de verschillende manier waarop een fragment bekeken kan worden (bijvoorbeeld inhoudelijk versus cameravoering). De automatische shot-herkenning bleek wel heel bruikbaar om een snel overzicht te krijgen van de inhoud van een audiovisueel bestand. Kort samengevat luidde het oordeel van docenten en studenten was dat programmatuur met een op de VIPhulpmiddelen lijkende functionaliteit zeer wenselijk is bij het gebruik van streaming media in het onderwijs, waarbij vooral het kunnen maken van playlists onontbeerlijk is.
26 - Streaming video in hoger onderwijs
Figuur 2 Het venster voor het bewerken van een playlist.
Toekomstplannen Het Av@lon-project loopt nog tot juli 2002. In het eerste jaar is al zoveel nuttige informatie verkregen dat gedacht werd aan het opzetten van een nieuw project, NAA in Academia geheten. Dat project zou antwoord moeten geven op de vraag hoe archiefmateriaal als dat van het NAA op een didactisch zinvolle manier via streaming technologie in het onderwijs gebruikt zou kunnen worden. Gebleken is immers dat er geen technische beperkingen meer zijn, maar dat docenten behoefte hebben aan onderwijskundige ondersteuning. Verder is duidelijk geworden dat het selecteren, encoderen en online beschikbaarstellen van audiovisueel materiaal een ingewikkeld en tijdrovend proces is. Om dit proces in goede banen te leiden werden voor NAA in Academia dienstenniveauovereenkomsten opgesteld, die geduren-
Av@lon
de het project zouden worden geëvalueerd. Voor het project, waarbij ook de Christelijke Hogeschool Windesheim en de Universiteit van Amsterdam betrokken waren, werd subsidie aangevraagd in het kader van de Tender 2001 van SURF Educatie. Helaas werd de aanvraag niet gehonoreerd, waarbij als argument het ontbreken van een duidelijke visie op didactische innovatie werd aangevoerd. Voor de Tender 2002 zal een nieuwe aanvraag worden ingediend met een verduidelijking van de onderwijsvernieuwende doelen, omdat juist het ontwikkelen van didactiek voor het gebruik van streaming media nog steeds uiterst noodzakelijk is. Het Av@lon-project loopt nog een jaar. Voor het studiejaar 2001 – 2002 wordt ongeveer 75 uur audio en video toegevoegd. Het gaat daarbij om materiaal over de Nieuwjaarsbrand in Volendam en het verkiezingsjaar 1967. Voor het college ‘Historische Filmanalyse’ wordt voor het eerst materiaal geselecteerd. Sinds 2001 wordt aan de Rijksuniversiteit Groningen Blackboard gebruikt als elektronische leeromgeving. De bestaande Av@lon website, die gemaakt is met FrontPage, zal gedeeltelijk naar Blackboard worden overgebracht. Voor ‘Historische Filmanalyse’ is dat in het vorige studiejaar al gebeurd. Tijdens deze operatie zal een betere integratie van tekst en audiovisueel materiaal worden gerealiseerd. Verder wordt meer aandacht besteed aan de didactische mogelijkheden die streaming biedt.
snijmachine voor de SURFnet Video Portal is in voorbereiding. Niet alle plannen zijn op korte termijn realiseerbaar. Een van de doelen op langere termijn is de mogelijkheid dat studenten online de catalogus van het NAA raadplegen en zelf aangeven welk materiaal gedigitaliseerd moet worden. Het is duidelijk dat vanwege de kosten die dat met zich meebrengt het opzetten van een dergelijke vorm van dienstverlening nog even op zich laat wachten. Wel wordt door het NAA gewerkt aan een dienst waarmee het Nederlandse onderwijsveld materiaal kan bestellen en via streaming kan opvragen. Al het materiaal dat in het kader van Av@lon is gedigitaliseerd is handmatig geselecteerd. Veel recent materiaal is echter al in digitaal formaat aanwezig. Dat zijn bijvoorbeeld 8-uur-Journaals van de NOS en NOVA-uitzendingen. Dergelijk materiaal zou zonder voorafgaande selectie – dus goedkoper - in bulk via een streaming dienst beschikbaar gesteld kunnen worden. Dat is een aantrekkelijke mogelijkheid die zeker onderzocht moet worden.
Hoe uitgebreid de collectie van het NAA ook is, er is ook veel bruikbaar materiaal in andere collecties aanwezig. Te denken valt bijvoorbeeld aan de collectie van het Filmmuseum, de commerciële omroepen, regionale audiovisuele archieven en het materiaal van de onderDe VIP-hulpmiddelen worden dit jaar niet meer gebruikt, wijsinstellingen zelf. De ontsluiting van (delen van) omdat gebruik hiervan slechts tijdelijk was toegestaan. deze archieven is een uitdagend doel voor de komende jaren. Wel wordt onderzocht of andere hulpmiddelen beschikbaar zijn. Voor het markeren van een selectie uit een audiovisueel bestand is recent de ‘Virtuele Snijmachine’ Conclusie Het hoofddoel van het project – stel hoge kwaliteit ontwikkeld. Hiermee worden hyperlinks gecreëerd die audiovisueel materiaal via het internet beschikbaar voor geplakt kunnen worden in Word- of HTML-documenten. het onderwijs – is al in het eerste jaar van het project Met de hyperlinks worden delen van bestanden afgegerealiseerd. De techniek voor het streamen is beschikspeeld. De snijmachine is nuttig voor docenten, maar baar en voldoet. Wel worden hoge eisen gesteld aan de biedt ook studenten de mogelijkheid het materiaal in hun online werkstukken op te nemen. Een versie van de bandbreedte op de werkplek, maar dat is inherent aan
Av@lon
de eis van hoge kwaliteit. De voordelen van streaming zijn ook evident: mits aan de hiervoor genoemde eis is voldaan is het materiaal altijd te raadplegen, en hoeft het NAA zelf niet bezocht te worden. Verder biedt streaming de docenten en studenten veel meer flexibiliteit bij presentaties en publicaties, omdat het audiovisueel materiaal er deel van kan uitmaken. De ontsluiting van het materiaal kan wel worden verbeterd. Met name de mogelijkheid tot het uitvoeren van zoekopdrachten binnen de metadata die afkomstig is uit de NAA-catalogus is noodzakelijk. Verder zijn hulpmiddelen nodig waarmee de resultaten van zoekopdrachten en analyses eenvoudig van commentaar kunnen worden voorzien en gepresenteerd. Het kunnen afspelen van delen van audiovisuele bestanden is essentieel. Op didactisch terrein is verdere begeleiding en ontwikkeling nodig. Hoe kan het materiaal geïntegreerd worden in het onderwijs, welke (nieuwe) werkvormen zijn mogelijk, etc. Voor docenten is het gebruik van streaming materiaal nieuw. Bij het herontwerp van hun colleges moet er ruimte zijn voor didactische scholing en begeleiding, om te bevorderen dat de kwaliteit van het onderwijs verder wordt verbeterd. De dienstverlening van het NAA bij het beschikbaarstellen van besteld materiaal staat nog in de kinderschoenen. Voor het onderwijsveld is een duidelijk omschreven dienst met een heldere tariefstelling zeer wenselijk. Geleverd materiaal zou beschikbaar moeten zijn voor alle onderwijsinstellingen in Nederland, niet alleen voor de instelling die de opdracht heeft gegeven. De mogelijkheid tot een vorm van abonnement op deze dienst zou daarvoor onderzocht moeten worden. Het blijkt dat het bestelde materiaal niet altijd voldoet aan de verwachtingen van degene die het materiaal selecteert. De beschrijving in de NAA-catalogus in niet altijd uniform van opzet. Soms zijn er, wanneer het materiaal om welke reden dan ook niet geleverd kan worden, alternatieven mogelijk. Er is daarom inhoudelij-
28 - Streaming video in hoger onderwijs
ke expertise nodig voor het verwerken van bestellingen. Deze expertise zou zowel bij het NAA als bij de onderwijsinstellingen aanwezig moeten zijn. Binnen de instellingen zou een aanspreekpunt moeten komen voor het bestellen van audiovisueel archiefmateriaal. Voor het selecteren en bestellen van audiovisueel archiefmateriaal moet voldoende tijd ingeruimd worden - drie tot vier maanden lijkt redelijk, afhankelijk van de omvang van de bestelling en de ontwikkeling van de NAA-dienstverlening. Een deel van het geselecteerde materiaal zal ongeschikt blijken te zijn. Het opstellen van een lijst met alternatieven kan dan uitkomst bieden. Het verdient aanbeveling het bestelde materiaal te bekijken voordat de definitieve opdracht tot digitalisering wordt gegeven. Ook nadat het materiaal via streaming beschikbaar is gekomen moet het gecontroleerd worden. Tijdens het verwerken van de bestelling en het digitaliseren kunnen fouten gemaakt zijn. Of het materiaal blijkt bij nader inzien toch niet aan de verwachtingen te voldoen.
Figuur 3. De Av@lon demo-website.
Av@lon
Meer informatie Projectleider Av@lon: Johan Stadtman p/a Rijksuniversiteit Groningen Universiteitsbibliotheek Postbus 559 9700 AN Groningen Tel: 050 – 3635017
http://coo.let.rug.nl/avalondemo/extern/zoekppp.html Zoekmachine met uitzendingen in het kader van de Tweede Kamerverkiezingen uit de jaren 1956, 1977 en 1994. Plm. 175 bestanden, 20 uur audio en 40 uur video.
Contactpersoon Letteren André Rosendaal p/a Rijksuniversiteit groningen Faculteit der Letteren Postbus 716 9700 AS Groningen Tel: 050 - 3635788
SURFnet Video Portal http://www.surfnet.nl/innovatie/surfworks/svp/doc/svp/
Demo-site Er is een kopie van de Av@lon-website beschikbaar voor geïnteresseerden. Op deze website ontbreken gegevens en werkstukken van studenten. Adres: http://coo.let.rug.nl/avalondemo Zoekmachines Al het audiovisueel materiaal dat tijdens het Av@lonproject is gedigitaliseerd is voor educatieve doeleinden beschikbaar voor alle bij SURFnet aangesloten instellingen. Het materiaal kan opgevraagd worden via de twee zoekmachines uit het project. Deze mogen – uitsluitend met bronvermelding – geïntegreerd worden in bestaande onderwijswebsites. Toegang tot de zoekmachines is beperkt tot IP-adressen van bovengenoemde instellingen. http://coo.let.rug.nl/avalondemo/extern/zoekrtv.html Zoekmachine voor het rampenmateriaal en het historisch radio- en televisiemateriaal. Plm. 370 bestanden met uitzending betreffende rampen Plm. 110 bestanden met historisch radio- en televisiemateriaal Samen ongeveer 30 uur audio en 80 uur video.
Nederlands Audiovisueel Archief http://www.naa.nl/
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK
3
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK Murray Weston (British Universities Film & Video Council) Background In 1994 the British Universities Film & Video Council was first confronted with the radical notion that it might be practical to deliver high quality video online to support university teaching and research. While we had already seen evidence of this through the development of QuickTime in 1991, the notion of full-screen full-motion delivery online from files had been a pipedream. The technology we saw being demonstrated in 1994 was an early version of MediaBase on a Silicon Graphics platform delivering MPEG1 files – and this clearly worked. From the point of view of an organisation (like the BUFVC) committed to tape distribution, which had struggled for years to deliver specialist video content to small, widely dispersed user groups, it was clear that this new technology might one day improve distribution radically. We did not require ‘broadcast quality’ delivery but we could not make use of postage stamp windows. What we needed was the equivalent of the online VHS cassette to get maximum quantities of relevant content to the maximum number of potential users nationwide. Meanwhile the Joint Academic Network (JANET) in the UK had made the move to upgrade its backbone to create SuperJANET delivering increasing quantities of research data. This broadband network investment was key to encouraging our interest.
30 - Streaming video in hoger onderwijs
The BUFVC therefore made a speculative application to the Joint Information Systems Committee (www.jisc.ac.uk) of the new Higher Education Funding Councils (www.hefce.ac.uk) to propose a development project which would allow a service to be tested providing post-transmission access to television and radio online. This was an exciting and forward-looking proposal, pushing at the limits of what was possible at the time. In the event, the £1 million price-tag (in 1995) seemed a step too far. However, the proposal certainly had an effect. It encouraged the JISC and its committee on networks (JCN) to think long and hard about the implications of offering moving pictures across conventional academic network bandwidth. As a result, in 1996, the BUFVC was encouraged to organise a joint consultation event at the National Film Theatre in London where technologists, librarians, service providers and academic users of moving pictures came together in a creative meeting. Various peer groups were gradually recognising that converging interests could bring about radical change to affect the way specialist moving image and sound content might be delivered to support teaching and scholarship. Among the technologists present there was some jockeying for position to serve this new form of content online. There was concern about the question of ‘Quality of Service’ and how well the academic network could cope with the demands of large data stream delivery. Among the librarians and information systems specialists there was greater interest in standards and metadata, while the teachers and scholars present said
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK
– we do the teaching, so if you can only deliver extracts – we make the extracts. The National Film Theatre meeting also brought useful information from the highest level. Firstly, it was clear that the delivery of time-based media online would soon be regarded as a key component in developing the national network infrastructure. The SuperJANET backbone was already in its second or third incarnation and the need to support the supply of huge video files would provide part of the impetus to move to the next stage of development – towards SuperJANET4 and the Research Grid.
Silicon Graphics technology and MediaBase software were employed. In Glamorgan, South Wales, where a Metropolitan Area Network had been developed to serve eight institutions of higher education, the much lowercost Microsoft Netshow and Netshow Theater were deployed with equal success. The issues the pilot highlighted (see report at www.jisc.ac.uk/pub99/nmi_final.pdf) were recognised as we started out, and most of them remain today: network bandwidth, quality of service, metadata standards, engaging with the user needs and content selection/preparation.
Universities Network Pilot In 1997 the BUFVC joined with the British Film Institute with funding from the JISC to explore national online delivery of moving images in an eighteen-month pilot Networking Moving Pictures for University Teaching and Research. Part-way through this pilot, which concluded that there could not be ‘one turnkey solution’ to serve UK Higher Education nationally, the BUFVC organised a conference at Robinson College, Cambridge to demonstrate what had been achieved and learned. High quality moving pictures were delivered live from servers in the Universities of Glasgow (Scotland) and Glamorgan (Wales). Projected live on a large screen, around 30 feet by 20 feet, using a new 3,200 lumens data projector, the quality of the pictures had a huge impact on the audience. One sceptical former BBC executive who was present (who had not really believed the demonstration would work to any serious quality) appeared to have a ‘Road to Damascus’ experience. The Cambridge meeting was a watershed. It appeared to confirm that the JISC, the BUFVC and the various potential service-providers who had proposed to support the online delivery of time-based media, were in an important and justifiable strand of development. The joint BUFVC/BFI/JISC pilot had tested two forms of solution to serve moving pictures. In Glasgow at the University, on a campus-based network, quite costly
Network Bandwidth In Parkinson’s Law there is the well-known truism – ‘work expands in the time allowed for it’. The same may now be said for network capacity and traffic. As soon as capacity is increased it tends to fill up. JANET – the Joint Academic Network in the UK has been superbly managed by the United Kingdom Education Research Network Association UKERNA (www.ukerna.ac.uk) with its backers the JISC and the Funding Councils. The network managers and their funders proved that they could be responsive to change. If transatlantic traffic was found to be increasing – extra connections would be procured. If bottle-necks occurred in certain geographical regions a solution would be sought. If Internet traffic became important (as it did) a national cache system would be developed. How then would the network managers respond to the prospect of a rapid increase in the numbers of moving pictures running over a contention-based system? What could be done to develop a national strategy for serving time-based media via a distributed network? Quality of Service The conundrum of using a network operating current protocols is that all traffic ‘contends’. This jockeying for position over the network is a serious problem for streamed delivery. Where alphanumeric information is
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK
concerned, it matters not whether the first part of your e-mail (for instance) arrives a few fractions of a second before the second part, or whether the background of a still picture is rendering faster than the foreground – it will get there eventually. Small delays are acceptable. Time-based media, on the other hand, especially where ‘streams’ are being delivered, require ‘quality of service’ over the network to ensure that the movie frames and other information arrive in the right order and at the right time. If this fails to happen, the whole delivery very easily falls apart. One solution is to ‘cone off’ part of the network highway – in effect like a bus-lane – to make sure this form of traffic flows. But bus lanes clog up. Another method is to develop a protocol solution which ensures that, if a stream starts to run, it has sufficient resilience built-in to ensure that its delivery succeeds without a noticeable effect on the viewer or user experience. For the moment, it is still not possible to guarantee that high bandwidth streams will run with resilience using IP on a national service delivering to some 6 million students and 500,000 staff (the size of the further and higher education sectors in the UK). It may therefore, in the short term, be easier to achieve a better result delivering files using progressive download, allowing the content to be retained locally. This may also be more acceptable from a user perspective. Downloading means high quality content can be supplied via a relatively poor connection, and the user can retain the content (perhaps on the hard disk of a portable computer), guaranteeing delivery into a display when and where it is needed. Streaming may be fine, but if a teacher or a student ‘presses the button’ on a Monday morning, along with thousands of others accessing the same content, the service will degrade very quickly. Rights owners much prefer the use of streaming, believing that the alternative – the delivery and retention of ‘copies’ – leaves them exposed to the uncontrolled use of their material. In truth we need to work in both
32 - Streaming video in hoger onderwijs
modes and to protect the interests of rights owners without affecting the flexibility of use with legitimate audiences. Metadata The BUFVC has spent many years developing, managing and maintaining large databases describing moving picture and sound content – so the question metadata standards was not a closed book. But data constructed to describe content can be created in various forms and levels of complexity, and the standards for this in the audio-visual world are, to say the least, somewhat fluid. This raises important questions in the context of developing a high-quality online service which might be capable of interoperating with other resources created independently. During the pilot project there was much discussion on this topic and one of the partner organisations – the Performing Arts Data Service, based at the University of Glasgow – undertook a lot of work preparing metadata in the Dublin Core field structure which might then be used for Z39.50 compliant searches. Choosing and Delivering Extracts One of the earliest debates which took place concerned the question of user need in relation to the amount of content to be supplied and the balance with practical delivery issues. Many academic users stressed that it was ‘their job’ to decide which sections of a film they might wish to employ in teaching, so it would be essential for them to have access to complete content and then to have the tools at their disposal to select sections. The technologists, on the other hand – partly through knowledge of practical issues with streaming technologies and partly through their experience as service-providers for academia – suggested that this was probably unreasonable and unnecessary. During the pilot project with the BFI, one collection of films could only be delivered as a group of extracts for rights management reasons. The teaching staff used
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK
the resource with alacrity, proving that careful preselection of sequences was acceptable. This brought about the notion, first coined by a colleague in the BFI, of describing content as either ‘raw’ or ‘cooked’. It became absolutely clear to us that any new service should try to accommodate both the delivery of fulllength content and the supply of selected extracts which may be bundled thematically. Teaching staff clearly need maximum flexibility with reliable delivery. They must be encouraged to embrace the collections delivered as though they were their own resources located close to hand. Current Activity In August 2000 the British Universities Film & Video Council, with its partner, the Rights Department of the Open University, were appointed Managing Agent and Advisory Service for moving pictures and sound. This is two services joined under the banner of MAAS Media Online (www.bufvc.ac.uk/maas/index.html) working within the Distributed National Electronic Resource (DNER – www.jisc.ac.uk/dner/) – a national development for further and higher education in the United Kingdom. The DNER is not just about delivering moving pictures and sound. It supports projects and services operating with a wide range of media across all subject disciplines and using standards which encourage interoperability. The main aim behind this is to offer academic users – both students and teachers – the opportunity to embed high quality electronic content in teaching, learning and research. The Managing Agent has the responsibility to identify high quality content, to open negotiations with rights owners, reach agreement under a ‘mother licence’ and then encode the material to standards ready for national delivery. Two staff at the BUFVC liaise with academic advisors, carry out content identification, cataloguing and encoding (via contractors) – and two staff at the Open University manage the rights negotiations and contracts, and compile a rights management database.
The Advisory Service offers advice on the tools, technologies and architectures for delivery of time-based media, it provides courses and disseminates information via publications and events. The MAAS Media Online delivery will be designed to fit in with and to encourage other campus- or metropolitan area-based initiatives. This is a many to many world – not broadcasting. Therefore MAAS Media Online is adopting policies which target content which would be unlikely to be acquired and delivered by an individual university or college. The ‘mother’ licence which the MAAS uses has a number of fundamental or ‘boiler-plate’ terms. 1 content is cleared by the MAAS for a ten year term. The original pilot study showed that it takes at least two or three years for the teaching community to engage with and start to use new forms of content – so a five-year term would be too short. Ten years was deemed to be an appropriate term to give maximum opportunity for embedding 2 it is necessary to mark and identify the content cleared for delivery by the MAAS (with an on-screen graphic) so that, firstly, any infringing copies can be traced to source and, secondly, users are immediately aware of the underlying terms of clearance for use. 3 the MAAS seeks the right to deliver via both streaming and progressive download methods. 4 rights owners supplying content via the MAAS Media Online contract to the DNER may reuse and re-sell the MAAS encodings for their own purposes 5 the MAAS encourages ‘hybrid’ delivery and requests rights owners and distributors to continue to supply physical sound recordings and videotape copies of the material released online. 6 If the same content is sold by an owner to another online supplier delivering to FE/HE in the UK, the MAAS encoding should be employed. In a nationallyfunded delivery which is not seeking a commercial exclusivity, this clause is constructed to ensure that there should not be multiple sales made for online
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK
delivery into the same market. 7 the MAAS seeks access to and use of associated documentation including scripts, production notes, still pictures and other ephemera which might serve to contextualise moving picture or sound resources it has cleared for delivery. 8 the MAAS warrants to implement a locally managed authorisation system such as ATHENS or its derivatives 9 Some of the terms listed above have been challenging to rights owners unused to supplying content online. In all discussions the MAAS highlights the developmental nature of the delivery. Gradually there are coherent business relationships developing between owners and academic service suppliers.
At the time of writing some 105 hours of content has been cleared and is being processed for encoding prior to delivery. The MAAS is funded for three- to five years with an initial budget for content set at around £2 million (to download the prospectus of the MAAS try http://www.bufvc.ac.uk/maas/aboutus/maasprosp.pdf) In parallel with the work of the MAAS, project-based developments funded as part of the DNER, are also proceeding – such as LIFESIGN (see www.lifesign.ac.uk) – and there are other projects developing which will deliver time-based media online and are now grouped organisationally in what is called the ‘moving image cluster’.
Content Being Cleared A wide range of types of moving image and sound content, which might be valued in ‘post 16 years education’ in the UK, is being considered for clearance by the MAAS. These include selected archive film and television, newsfilm, industrial and sponsored films, university productions, science research footage, oral/video history collections and feature film extracts. At any one time at least twelve large-scale prospects are in one stage or another of negotiation. In all cases there are underlying considerations in prioritising material for clearance via the MAAS: - is the material likely to be valued nationally? - is there already a body of educational work (e.g. publications and courses) which has been constructed around this content? - is the content likely to be or to become a key component in post 16 curricula? - is it likely that the content will anyway be delivered online through other sources? During the initial stages of the national clearance work it was felt appropriate to identify collections of content where all rights were likely to be held by one organisation. In such situations there may have been a total buy-out of rights at the time of production.
Delivery The framing of the architecture of the national delivery is not the responsibility of the MAAS but is managed elsewhere in its design and procurement.
34 - Streaming video in hoger onderwijs
Working to Deliver Moving Pictures and Sound Online for Universities and Colleges in the UK
The implementation of SuperJANET4 has, under the management of UKERNA, a plan to install eight ‘Core Point-of-Presence’ – C-PoP servers to balance traffic over the high-speed backbone – creating a distributed network core which is capable of taking content close to the user communities. The backbone itself runs at 2 gigabits per second and this will rise to 20 g.b.p.s. Feeding the network are three national datacentres and one or more of these will be managing MAAS-cleared content. The role of the data centres is to manage the content and its storage, to be responsible for ‘data preservation’ and to offer help-desk assistance. MAAS Encodings It has recently been decided that all MAAS encodings will be made in MPEG2 as a storage format from which may be derived, in future, various bit rates and file formats to respond to user needs as they develop. At the same time, the immediate file formats to be used will be made in Quicktime and Media Player formats at 700 k.b.p.s. All moving picture assets to be delivered will have embedded metadata ascribing ownership and source throughout. In the initial two-year delivery, content will be offered primarily for download. All content is being sectioned or ‘chapterised’ to ensure that early deliveries and user selection are practical. It is clear that there will be the requirement to deliver various formats and bit-rates according to the needs of users. Therefore online re-formating systems, such as Flip Factory and VIDOS are being considered as co-located services near MAAS content. Re-encoding is a costly activity so effective online solutions for transcoding and standards conversion are an attractive prospect deserving further investigation. The Challenges It is a relatively simple matter to set up a server capable of streaming moving pictures somewhere on a network. A larger challenge is to attempt to establish a resilient national service offering valued content, capa-
ble of interoperating with other resources which have been prepared independently. Perhaps the greatest challenge is to make sure that services being developed are genuinely of benefit to teachers, students and researchers. Effecting the sea-change that is needed, among professional teachers and their students, to move the use of online-delivered moving pictures from a rarity to a common place is the supreme challenge – and this will not happen overnight. Related Developments In March 2001 the BUFVC launched its Moving Image Gateway (www.bufvc.ac.uk/gateway/index.html), which points to some 500 reviewed sites delivering moving images and moving image-related content. This site has, in the UK, started the process to raise further awareness of the range and scope of developments taking place.
IWF Wissen und Medien: Online-Vertrieb
4
IWF Wissen und Medien: Online-Vertrieb Vertriebssystems, dessen Entwicklung vom BMBF (Bundesministerium für Bildung und Forschung) gefördert wird. Das entstehende Portal für audiovisuelle Organisation Wissensmedien ermöglicht den Nutzern, komplette Die IWF Wissen und Medien GmbH, Göttingen – bislang Filme/Videos, einzelne Sequenzen aus einem Gesamtwerk als Institut für den Wissenschaftlichen Film bekannt oder kurze Clips online zu recherchieren, zu sichten und ist die Serviceeinrichtung in der Bundesrepublik zu bestellen. Aus dem einzigartigen IWF-Archiv sind Deutschland für multimediale Kommunikation von Wissenschaft. Sie gehört zur wissenschaftsgemeinschaft bereits über 100 Stunden digitalisiert und für die neue Gottfried-Wilhelm-Leibniz und verfügt über einen Basis- Plattform vorbereitet. Die Onlinedistribution wird den Etat von 7 Millionen D-.Mark, der je zur Hälfte von Bund herkömmlichen Vertrieb ergänzen. und Ländern getragen wird. Ein weiterer Entwicklungsschritt ist „iwf.de“ als weltweite Publikationsplattform. Medienproduzenten Bilder aus der Wissenschaft und für die Wissenschaft Medien für Lehre, Forschung und Öffentlichkeit sind das aus der Wissenschaft sollen ihre Bewegtbildmaterialien selbst in das IWF-Portal der Wissensmedien einstellen Metier dieser zentralen Anlaufstelle für audiovisuelle können. Auch die Materialien externer Wissenschaftler Wissensmedien. Sie ist ein international anerkannter lassen sich so archivieren, dokumentiern und online Knoten in einem weltweiten Wissens-Netzwerk für verbreiten. Dabei ist „iwf.de“ nicht nur für Ideen, Dienstleistungen und Produkte. Wissenschaftler eine unverzichtbare anlaufstelle im Netzwerk des Wissens, sondern auch eine interessante Das Leistungsspektrum umfasst die Verbreitung und Quelle für Fernsehanstalten und Filmproduzenten. Herstellung von wissenschaftlichen audiovisuellen Medien, die Mediendokumentation und –archivierung, Aus- und Weiterbildung sowie Beratung und Information Auch weiterhin kann jeder Interessent IWF-Medien kaufen wie bisher. Ca. 7000 Titel stehen im Archiv in Fragen zu wissenschaftlichen Medien. bereit. Die Preise für VHS-Kassetten liegen - je nach Spieldauer - zwischen 50,- und 160,- Mark. Doch auch Medienverbreitung Auslieferung auf CD-ROM oder DVD gehörenm heute zum Der Aufgabenschwerpunkt der IWF Wissen und Medien Standart. Bestände der Mediothek können gegen geringe gGmbH hat sich in den letzten Jahren von der Gebühren entliehen werden. Ausschnitte aus IWF-Medien Medienentwicklung hin zu Transferaufgaben im sind zu marktüblichen Lizenzpreisen erhältlich. Der Medienbereich verlagert. Zukunftsfähige Medienkatalog des IWF lässt sich im Internet einsehen. Kommunikationsstrukturen für den optimalen Recherchehilfe bietet die IWF-Infothek: Telefon: Medieneinsatz in Lehre und Forschung zu unterstützen 0551/5024-333 oder 334, IWF-Website und zu schaffen sind das Hauptanliegen des Hauses. http://www.iwf.de/iwfger/4projekt/44/digiclip_in.html Zur Zeit arbeitet die IWF am Aufbau eines online Michaela v. Bullion
36 - Streaming video in hoger onderwijs
IWF Wissen und Medien: Online-Vertrieb
Produktion und technischer Service Bei der Produktion von Film, Video, CD-ROM und internetfähigen Medienmodulen konzentriert sich die IWF gGmbH auf die Entwicklung prototypischer Medien sowie neuer Methoden und zukunftsweisender Technologien. Daneben übernimmt das Medienhaus Auftragsproduktionen für wissenschaftliche Einrichtungen oder Firmen, die ihre Einrichtung, ihre Forschungsergebnisse und ihre Entwicklungen vorstellen möchten. Auch Beiträge für TV (Features, Magazine etc.) oder interaktive Museumsanwendungen gehören zum Leistungsspektrum. Das IWF vermietet Geräte und Studioräume an externe Produzenten. Qualifiziertes Personal steht gern mit Rat und Tat zur Seite.
Warum Online-Vertrieb? Kennzeichnend für die Entwicklung der IWF Wissen und Medien gGmbH in den vergangenen fünf Jahren ist die stetige Veränderung von der Produktion von Medien hin zum Medientransfer. Diese Wandlung ist Resultat der Erkenntnis, dass insbesondere in der Wissenschaft viele der Forscher und der Lehrenden selbst Medien produzieren, da die technischen Möglichkeiten immer leichter zu bedienen sind und immer preiswerter zu bekommen. Damit wächst jedoch auch der Bedarf an kompetenter Beratung. So ist den die Beratungs- und Ausbildungstätigkeit der IWF-Mitarbeiter deutlich angestiegen und liegt heute bei gut 15 Prozent der Arbeitsleistung.
Aus- und Weiterbildung Das Know-how aus der Praxis geben die IWF-Mitarbeiter in einer Reihe von Kursen und Lehrveranstaltungen weiter. Dank eines Kooperationsvertrages mit der Technischen Universität Braunschweig ist der Direktor der IWF Wissen und Medien gGmbH zugleich Inhaber des Lehrstuhls für “Medieneinsatz in der Wissenschaft” an der TU Braunschweig. Diese fruchtbare Zusammenarbeit hat das Lehrangebot des IWF systematisiert und erweitert. Damit ist die Möglichkeit geschaffen, mit medienbezogenen Projekten einen akademischen Abschluss zu erwerben.
Der Bedarf an Medien wächst ständig. Und wer nicht selbst produzieren kann, greift gern auf gut bestückte Archive zurück. Allerdings verlangen die Kunden heute einen möglichst schnellen Zugriff auf die Medien und natürlich sollen die gewünschten Bilder am besten gleich in den Computer zu laden sein.
Lehraufträge an einigen anderen Hochschulen und Fortbildungskurse in Zusammenarbeit mit privaten oder staatlichen Weiterbildungsinstitutionen ergänzen das Angebot. Daneben gibt es im Hause IWF diverse Praktika und Kompaktkurse in Technik und Redaktion als Ergänzung zu Studium und Fortbildung. Auf dem Sektor der beruflichen Ausbildung bieten wir Lehrstellen für Bürokaufleute und Mediengestalter/innen.
Im Jahr 2000 konnte die IWF dank der Unterstützung des Bundesministeriums für Forschung und Technologie (BMBF) damit beginnen, sein künftiges OnlineVertriebssystem aufzubauen. Dieses Vertriebssystem soll es künftig erlauben, Materialien entweder als ganze Werke oder in einzelnen Clips direkt über die Webadresse „iwf.de“ zu erhalten. Die Filme sind in einer Datenbank gespeichert und werden in verschiedenen Qualitätsstufen angeboten. Surfer sehen nur die Preview-Qualität, akkreditierte Kunden können Ihren individuelle „Mediencocktail“ zusammenstellen und die ausgewählten Teile downloaden oder als CD-ROM oder DVD bestellen. Neben dem Bildmaterial enthält die Datenbank auch den Filmtext, die bibliographischen und technischen Angaben und weitere Informationen zum Film.
IWF Wissen und Medien: Online-Vertrieb
Erster Schritt auf dem Weg zum Online-Portal der IWF war die Digitalilsierung erheblicher Teile des eigenen Archivs. In der zweiten Ausbaustufe, die im Sommer 2001 begonnen hat, werden Materialien externer Medienanbieter – bevorzugt aus der Wissenschaft – recherchiert, die das Angebot des IWF_online-Portals ergänzen sollen. Wissenschaftlich und visuell spannendes audiovisuelles Material soll auf diese Weise aus den Forschungslabors und Studierstuben einzelner Wissenschaftler ans Licht der Öffentlichkeit geholt werden, damit viele an den Ergebnissen teilhaben können. Das IWF-Projekt “Online-Distribution” stößt bisher bei zahlreichen Kunden und potentiellen Nutzern im Inund Ausland auf großes Interesse. Insbesondere die Möglichkeiten zur online-Redaktion sind für viele Anbieter wissenschaftlichen Materials interessant. Allerdings sind die technischen Schwierigkeiten nicht zu unterschätzen zumal die Entwicklung des Systems für alle Beteiligten Neuland ist. Doch die IWF Wissen und Medien gGmbH ist guten Mutes, Ende des Jahres eine erste Version in Betrieb nehmen zu können.
38 - Streaming video in hoger onderwijs
Summary IWF Knowledge and Media, Göttingen, is a publisher of audiovisual media from and for academia, supported by the german governement. The recent technical developments offer a whole range of new possibilities to scientists, researchers an teacher. A quick and easy access to educational media is necessary. Therefore IWF is setting up an online distribution system. A retrieval system will help to search for full films/videos as well as parts of those. Users can look at the films in whole or at the part. There will be further information on the films or clips including the commentary, subtitles and additional information. The digital files are offered in various formats. The media will be shipped by mail or delivered online when possible.
IWF Wissen und Medien: Online-Vertrieb
IWFdigiclip IWFdigiclip will ... - Be locatable and recognizable as “the” international portal for scientific media - Initially contain 8,000 minutes of audiovisual material; after five years approximately 30,000 to 35,000 additional minutes from the IWF’s stock - In the medium-term also be available to science and teaching as a portal for the presentation and distribution of their media - Be permanently useful - Enable online transactions and simplify them for customers and providers - Integrate and rationalize the process courses within the IWF - Integrate accounting, merchandising and document management A scenario for the use of IWFdigiclip: The user acquires service from the IWF in the form of audiovisual media or licenses. He can examine, order and pay for them via the Internet comfortably and in an exact sequence. In the process, the media are available in different qualities up to transmittable material and arrive at the buyer’s after two days, at the latest. Alternatively, the customer can, of course, also use other distribution channels (e.g. the Customer Information and Service Centre and various carrier media.) Depending on their affiliation to a predefined group, the users have differing access privileges. External providers from the field of science can place their material in the web portal.
IWFcontentport – a Pilot Project The project IWFcontentport will be a platform for the exchange of audio-visual media and the communication among scientists.Goal of IWFcontentport will be to acquire, technically enhance, digitize and publish the audio-visual media. Editorial measures will ensure the content quality of the published media. The offered media will be combined with meta data. Future users can retrieve material by internet and combine it according to their individual needs. Media can be previewed, selected, and ordered online. Material is delivered online or on video cassette, CD-ROM, or DVD by mail. A worldwide network and advanced technical system make the portal a “marketplace of top quality scientific media”. Accompanying expert rounds, workshops, symposia and media congresses intensify the exchange within the “scientific community”. Central topics of these events are the analysis of the present situation and future needs, the development of quality standards, and technical training. Developing and publishing scientifically relevant audio visual media enhances the media competence within science. The project’s content covers agricultural, environment and geo-science, high-frequency and communications engineering, physics, economics, social sciences, history of art, and dramatics. As producers of science media we address universities, research institutes, educational institutions as well as film- and TV-centres and enterprises. With IWFcontentport IWF gains new fields of activities in the service for science. In an precursor project (“IWFdigiclip”) parts of IWF’s archive were made available online and offline. An alpha version of IWF’s offers can be accessed at www.iwf.de/iwfger/4projekt/44/ digiclip_in.html
Lifesign project
5
Lifesign project The ‘LIFESIGN’ project - Networked Moving Images for the Life Sciences - develops, catalogues and evaluates the use of streaming video in learning and teaching in the broad life sciences. A consortium of Universities work together on Lifesign and have different responsiThe Learning Development Centre (LDC) of the University of Portsmouth is a central support service to bilities within the project to ensure its smooth running. Southampton University and the University of Wales help staff in the production and delivery of teaching and learning materials for use on campus, at home or in Institute Cardiff, orchestrate the pedagogic evaluation. The University of Glamorgan is responsible for metadata distance learning courses. The LDC is home to a multiand cataloging and the University of Portsmouth’s discipline team of Producers, Editors, Instructional Learning Development Centre deals with computer techDesigners, Graphic Designers, Programmers and nologies and content acquisition. Other partners Technicians who guide academic staff through the production process and to take care of technical and design include the Learning and Teaching Support Network Centre for Bioscience at the University of Manchester, problems. Using skills and experience established over the library system supplier Talis Information and the many years of making video programmes, multi-media Managing Agent and Advisory Service for Moving and text publishing LDC staff work in close association Pictures and Sound. with course teams to develop a variety of solutions across a broad spectrum of subjects. The centre accepts Lifesign is a two and a half year project funded by the commissions from research bodies, public funds, charities and commercial clients to produce a range of work Joint Information Systems Committee of the Higher Education Funding Council for England, as part of the for use in education. Distributed National Electronic Resource initiative. The official launch of the Lifesign website was in September In 1998 the Centre embarked on an ambitious pro2001, to coincide with the new intake of first year life gramme of research into the use of streaming media in Higher Education. It has pioneered the use of streaming science students, the principal target audience of the project. Case studies are planned and information conand often advises other Higher Education Institutions cerning evaluation will be published in due course. on techniques for incorporating streamed video and audio into teaching and learning. Video streaming is The Lifesign project has adopted the Windows Media the real-time transmission of digitised video proplatform to utilize video streaming having tested of vargrammes directly to a users computer screen. Unlike downloading files, the video stream is not saved onto a ious systems it was found to be reliable and stable. The player is available freely and is easy to use. Once the users computer, but is sent out from a central server in Windows Media Player is installed a video programmes and decoded directly at the users computer. There is can be selected from the website at http://www.lifeonly a short delay between pressing a button to view a sign.ac.uk. Windows Media also supports indexing, stream and actually viewing it. John Mahoney (Learning Development Centre, University of Portsmouth)
40 - Streaming video in hoger onderwijs
Lifesign project
allowing the user to select segments from the video. For example, a segment about “Schwann cells” half way into a stream, this can be selected and viewed with ease. The use of video streaming in Higher Education is not intended to replace traditional teaching but to supplement student understanding as part of a blended learning experience. The Lifesign project partners believe that there are a number of approaches that can be adopted in order to incorporate video streaming into learning and teaching in higher education. For example if video on a laboratory procedure or experiment is already used to teach to a class of students, then it can be streamed to allow them to look at it before or after a class. Thus saving practical teaching time. Alternatively, it might be possible for students to study a video online and write an essay regarding some aspect of a programme. Another application might be the creation of a link to a Lifesign video directly from an existing web site about enzyme structure for example. Alternatively a lecturer may want to incorporate a clip into a lecture. PowerPoint integrates seamlessly with streaming video. There have been two approaches for content acquisition within the Lifesign Project. The first is to ask subject specialists what they need and then search for material of that nature. This approach has been difficult because very often academics are not aware of what they want. The other method of content acquisition is to approach as many video distributors as possible to see if they would be willing to support the project. If the content was available and broadly applicable to the “life sciences” the project will accept the material. The very nature of the life sciences can be quite contentious and serious consideration is given to the type of content that the Lifesign site will host. One particularly difficult issue concerned some programmes about
drug testing on laboratory rats. It was decided that these programmes were not appropriate for the project as they may cause distress to some students. The project has worked very closely with the Managing Agent and Advisory Service for moving pictures and sound (MAAS). The MAAS is a joint venture between the British University Film and Video Council (BUFVC) and the Open University. It advises on matters of contracts and rights clearance for programmes that are included in the project. When many of the programmes included in the Lifesign project were made, digitized video and transmission via the Internet were not on the horizon. This has created a major challenge to the team in trying to get agreement from programme providers for distribution via the Internet. Distribution rights may be for the UK only, with restrictions prohibiting the project from distributing of streams to the USA and Europe. Two organisations have supplied material without restriction on the territories in which it can be streamed. These are the Howard Hughes Medical Institute based in the United States and the Biochemical Society, based in the United Kingdom. There is probably a lot of material available that could be cleared for use within the Lifesign project, but it has yet to be found. According to recent research, the e-student has arrived! The research in a Leicester University study * cites that the use of information communications technology had increased. In 1999, 40 per cent of students felt that computer assisted learning had enhanced their learning experience. By 2001, 95 per cent of students surveyed declared an initial preference for computer-assisted learning with less than 5 per cent admitting that experience of its use had changed their opinion during the course. As the study says, “the e-student is upon us, and in a competitive recruitment environment (in the UK), we had better meet their expectations!” To this
Lifesign project
end the project feels that case studies aside, the student will find the Lifesign resource and utilise it in the same way that one would a library. The project partners would like to appeal for anyone connected to “life sciences” video distribution, who may have content available for video streaming to contact them. We hope that you take the opportunity to view video streaming from the Lifesign web-site.
Information If you would like to know more about the Lifesign project, please contact John Mahoney at the, Learning Development Centre, Ground Floor, Buckingham Building, Lion Terrace, Portsmouth PO1 3HE. Tel. 0203 9284 6510, e-mail [email protected] Or contact Dr. Andrew Dalgleish, Project Manager, Learning Resources Centre, University of Glamaorgan Llantwit Road Treforest, Pontypridd CF37 1DL. Tel 01443 482603 e-mail [email protected] THE e-STUDENT ARRIVES, LTSN Bioscience Bulletin Autumn 2001 No 4 The Lifesign Website is at http//www.lifesign.ac.uk Other examples of video streaming can be seen at http://video.mdc.port.ac.uk/video.htm
Paris (France) afin de préparer cet important événement. Partenaires de CANARIASMEDIAFEST – Las Palmas de Gran Canaria (Espagne), FIFEL – Lausanne (Suisse), VIDEOMED – Badajoz (Espagne) – FESTIVAL LA REUNION (France) – FILMOBIDOS’2001 (Portugal) – TECHFILM 2001 (CZECH REPUBLIC) – TELECIENCIA – VILAREAL (Portugal) – FIFIMEL 2002 - Liège (BELGIQUE), etc... Les 2èmes TROPHEES MIF-SCIENCES 2000 ont été attribués à OBIDOS (Portugal) à l’occasion de FILMOBIDOS en mai 2001. Des Trophées Speciaux MIF-SCIENCES sont aussi attribués à de nombreux films ou séries scientifiques de grande qualité. L’ensemble des Palmarès, des classements des Meilleurs Films Scientifiques, des reportages sur les Festivals ont été illustrés sur le site internet MIF-SCIENCES. Les fiches de présentation des films et des séries sont consultables en ligne et totalisent près de 500 fiches. Pour la seule année 2001, parmi les nombreux films inscrits au BOX OFFICE DU FILM SCIENTIFIQUE, nous avons déjà sélectionné environ 80 films et plus de 120 titres pour les séries. L’ensemble de ces activités nous permettent : - de compléter notre base de données documentaires - de recenser les meilleurs films et séries internationales - de réunir des archives audiovisuelles internationales (plus de 3000 titres à ce jour) - de collecter les adresses E-Mail des personnalités et des professionels de l’audiovisuel scientifiques dans le Monde (près de 5000 contacts très sélectionnés) - de rester en relation permanente avec les acteurs importants de le création, de la diffusion et de la distribution audiovisuelle scientifique et documentaire.
44 - Streaming video in hoger onderwijs
Cette exceptionnelle capacité relationnelle, nous permettent : - d’agir en qualité de centre de ressources pour les producteurs et réalisateurs à la recherche d’archives documentaires - de programmateur de Festivals ou Mini-Festivals - de conseiller en constitution de vidéothèque scientifique - d’organisateur d’évènement scientifique et audiovisuels - d’expert pour les fonds muséographiques - de conseil en programmation Télévisuelle MIF-SCIENCES.NET, reste encore pour le moment notre vitrine relationnelle avec nos interlocuteurs. La majorité des requêtes restent très personnalisées et nécessitent notre intervention. En effet, nous connaissons nos programmes, les publics concernés, l’intérêt scientifique des sujets, la qualité audiovisuelle des films. Un internaute sera conduit à passer des heures à trier, sélectionner des films en ligne pour s’appercevoir au final qu’ils ne sont pas exploitables pour leurs besoins. Nous préférons accompagner personnellement toutes les demandes et proposer des réponses adaptées. Un internaute insatisfait correspond à un internaute définitivement perdu. Désormais, notre activité internet nous permets de renvoyer nos contacts sur les fiches filmographiques présentes sur le site pour mieux illustrer notre sélection de films. Notre structure associative, composée de participants bénévoles n’est pas encore suffisamment puissante pour développer de nouvelles activités de distribution directe. Il existe de nombreux organismes, souvent aidés par les gouvernements, dont la vocation est de diffuser les programmes le plus largement possible. Nous souhaitons pour notre part conserver notre spécificité de centre spécialisé, expert en programmes scientifiques pour aider plutôt les professionnels dans leurs
recherches et valoriser les créateurs. Le média streaming sera intégré dans nos développements avec une utilisation plus en terme d’outils qu’en terme de diffusion. Ainsi, il est envisagé d’envoyer des séquences time codées pour consultation avant de passer commande de séquences en BETA SP pour conformation. Nous restons donc persuadés qu’une relation humaine est encore nécessaire en accompagnement des développements technologiques déployés par notre organisation. Contact : MIF-SCIENCES 32, Avenue St Jean de Beauregard - 91400 ORSAY France Tél . 33 (1) 69 82 95 60 - Fax. 33 (1) 64 46 52 42 E-mail : [email protected] Site MIF-SCIENCES ON LINE : http://www.mifsciences.net Michel ALLOUL, Délégué Général - Dominique TSCHERNIAK, Président Afin de nous aider à vous informer régulièrement de nos activités vous devez absolument nous communiquer votre adresse électronique E-Mail.
SURFnet-TV
7
SURFnet-TV Egon Verharen (SURFnet)
SURFnet-TV is de naam voor het (nu nog experimentele) educatieve NETCASTING kanaal van SURFnet. Via dit kanaal kunnen zowel live evenementen van SURFnet en haar doelgroep (hoger onderwijs en onderzoek in Nederland) als vooraf opgenomen en geprogrammeerde uitzendingen d.m.v. streaming worden uitgezonden over het SURFnet netwerk (en Internet). Hiermee wil SURFnetTV uitgroeien tot het Onderwijs&WetenschapsTV kanaal via het Internet voor Nederland. SURFnet-TV bestaat uit vaste kanalen waarop via IP multicast in minimaal VHS-kwaliteit programma’s worden uitgezonden (gestreamed) via het SURFnet netwerk. Het programma zal bestaan uit een regelmatig wisselend blok van producties die door de doelgroep, Stichting SURF en SURFnet worden aangeleverd. De beoogde regelmaat is een vers programmablok per week, maar dit is afhankelijk van de ter beschikking zijnde programma’s. Op dit moment worden er programma’s geproduceerd en voorbereid door Unicast Delft (studentenradio en TV Delft. http://www.tv.tudelft.nl/), de Faculteit Communicatie en Journalistiek van de Hogeschool van Utrecht (http://www.fcj.hvu.nl/), inclusief Studentradio Utrecht, en het Virtueel Platform (het netwerk voor beleid en samenwerking op het gebied van nieuwe media en ‘living culture’ in Nederland. http://www.virtueelplatform.nl/). Daarnaast zal het programma van ResearchChannel (http://www.researchchannel.com/) via SURFnet-TV
46 - Streaming video in hoger onderwijs
worden uitgezonden. Dit is een blok educatieve programma’s aangeleverd door Amerikaanse hoger onderwijs- en onderzoeksinstellingen (op dit moment een blok van +/- 5 uur dat 7x24 uur herhaald wordt). SURFnet heeft afgelopen jaar een aantal congressen en seminars live uitgezonden, zoals het First Global Grid Forum en de Global Grid Forum tutorials, SURFnet/SEC Seminar Helpdesks en eindgebruiker ondersteuning, SURFnet/SEC Seminar Videoconferencing, TF-STREAM videoconferenties, de MegaconferenceII en zal dit blijven doen. Tevens zijn, als voorbeelden van achtergrondinformatie, de GigaPort video en Ericsson’s Warriors-onthe-net IP class uitgezonden. Andere mogelijkheden voor programma’s waar aan gewerkt wordt zijn: - het HO&O kanaal, naar het voorbeeld van ResearchChannel, als een van de manieren om zicht te krijgen op bestaand materiaal, in het bijzonder vanuit een gebied wat voor de meesten op een andere wijze moeilijk toegankelijk is. Hierbij worden producties uit het hoger onderwijs en onderzoek, inclusief registraties van bijvoorbeeld colleges uitgezonden; - lezingen cycli; - videoscripties, zowel om geschreven scripties een wijdere verspreiding te geven als scripties m.b.v. audio/video aan te vullen en te illustreren; - meer live congressen, seminars en colloquia, om degenen die niet in staat zijn er fysiek bij te zijn toch de mogelijkheid te geven om het op dat moment mee te maken; - studenten- en studieverenigingTV, waarbij studentenen studieverenigingen zichzelf en hun activiteiten onder de aandacht kunnen brengen; - afstudeerwerk van media-academies;
SURFnet-TV
- CampusTV (lokale studenten omroepen); - promotie films hoger onderwijs en onderzoeksinstellingen; - archief materiaal uit de A/V bibiotheken van hoger onderwijs en onderzoek instellingen; - mediakunst producties; - SURFnet Nieuws, SURF Eductie Nieuws, GigaPort Nieuws; - programma’s van overige researchnetwerken, zoals Funet-TV, Canarie-TV; - academische ziekenhuis TV; Ook uw programma’s en ideeen zijn welkom! Nadat het programmablok ververst is zullen de uitgezonden programma’s, indien de eigenaar daar toestemming voor geeft, on-demand ter beschikking worden gesteld via het SURFnet Video Portal. De voorgestelde verdeling in kanalen is als volgt: - SURFnet-TV1 voor producties door de doelgroep zelf worden aangeleverd; - SURFnet-TV2 voor het ResearchChannel programma; - SURFnet-TV3 voor live evenementen georganiseerd door SURFnet, Stichting SURF en haar doelgroep.
Ieder kanaal zal zijn eigen programmaraad/zendercoordinator hebben die het programma samenstelt en programmeert. Het copyright van de producties blijft bij de ontwikkelaar/oorspronkelijke eigenaar. SURFnet vraagt slechts het recht van uitzending en een vooraf bepaald aantal herhalingen. Met SURFnet-TV wil SURFnet haar doelgroep een simpel platform voor verspreiding bieden waarop via hoge kwaliteit audio/video over internet verschillende soorten informatie aan de doelgroep kan worden aangeboden. SURFnet-TV moet uitgroeien tot een volledig interactief kanaal waarbij in het geval van live evenementen tweewegcommunicatie ondersteund wordt, en bij geproduceerde programma’s reactiemogelijkheden zijn en achtergrondinformatie opgevraagd kan worden. Het SURFnet-TV project is door SURFnet gestart om kennis en infrastructuur op te bouwen om een live streaming dienst te kunnen ondersteunen. Voor een technische uitleg van de huidige SURFnet-TV kanalen en streaming technologie zie http://www.surfnet-tv.nl/
SURFnet-diensten en -aktiviteiten op het gebied van streaming en conferencing
8
SURFnet-diensten en -activiteiten op het gebied van streaming en conferencing Roel Rexwinkel SURFnet SURFnet biedt haar gebruikers verschillende (pilot)diensten waarin streaming- en conferencingtechnologie gebruikt wordt. Verder voert zij projecten uit waarin gekeken wordt naar nieuwe technieken op het gebied van streaming media, ontsluiting van streaming media via METAdata en conferencing. Via seminars en consultancy wordt de kennis van SURFnet op het gebied van streaming en conferencing ter beschikking gesteld aan de doelgroep van hoger onderwijs en onderzoek. SURFnet Video- en audiohosting De dienst Video- en audiohosting stelt op SURFnet aangesloten instellingen in staat video- en audiobestanden beschikbaar te stellen via speciale streaming servers. Zo kunnen medewerkers en studenten bijvoorbeeld materiaal aanbieden ter ondersteuning van het onderwijs of onderzoek. Ook is het mogelijk om via deze dienst live uit te zenden via het internet. Alle instellingen die aangesloten zijn bij SURFnet kunnen een account krijgen. Via de SURFnet-server kunnen bestanden in de formaten Real Media, Windows Media Files, MPEG-1 en MP3 worden aangeboden. Live uitzenden van bijvoorbeeld colleges, seminars of conferenties is ook mogelijk met de dienst Video- en audiohosting. SNOB SNOB is een gezamenlijke pilot van Bright Alley (voor-
48 - Streaming video in hoger onderwijs
heen: NOB Interactive) en SURFnet waarin een breed scala aan hoge kwaliteit videomateriaal wordt aangeboden aan SURFnet-klanten. Via de SNOB-website kunnen medewerkers en studenten van instellingen met een aansluiting van minimaal 8 Mbit/s op SURFnet, allerlei beeldmateriaal opvragen. Videoclips van Art Channel, TMF, educatieve films, Polygoonfilms en nog veel meer videofragmenten zijn te zien via de site. De SNOB-website biedt via Delay TV de mogelijkheid om de televisieprogramma’s die de publieke zenders gisteren uitzonden, te bekijken. Via multicast is ook de live-uitzending van de televisie-zenders Nederland 1, 2 en 3 te zien. Op de SNOB website zijn ‘drivers’ of ‘plug-ins’ beschikbaar die het mogelijk maken het videomateriaal af te spelen met een browser. SVP – SURFnet Video Portal In het kader van SURFworks ontwikkelt SURFnet de SURFnet Video Portal (SVP). Via SVP zal een video- en audio-on-demand portal voor hoger onderwijs en onderzoek in Nederland worden ontwikkeld en als operationele SURFnet-dienst worden aangeboden aan de SURFnetdoelgroep. Deze video portal moet gezien worden als een centrale hosting service voor streaming video- en audiomateriaal van hoge beeld- en geluidskwaliteit (in eerste instantie MPEG-1, maar in een later stadium ook MPEG-4 en MPEG-2). Via een simpele URL die naar de vindplaats op de video-portal wijst, kunnen docenten, studenten en onderzoekers streaming media aan het onderwijs toevoegen. Via op WWW gebaseerde rubrice-
SURFnet-diensten en -aktiviteiten op het gebied van streaming en conferencing
rings- en classificatietechnieken en het gebruik van de nieuwste indexerings- en ontsluitingsmechanismen (gebruik van METAdata in de SURFnet search engine) kunnen onderwijs- en researchinstellingen door gebruik te maken van SVP streaming materiaal aanbieden aan de eigen gebruiker en aan gebruikers van andere onderwijsinstellingen. SVP voorziet onder meer in twee onderwijspilots met SURFnet-klanten. Het project duurt tweeëneenhalf jaar en loopt nog tot eind 2002. SURFnet Demonstratiedienst Conferencing SURFnet heeft een demonstratiedienst opgezet, waarmee instellingen ervaring op kunnen doen met conferencing met meerdere partijen. De dienst kan worden gebruikt voor video, audio en dataconferencing. De demonstratiedienst conferencing bestaat uit twee onderdelen: een conferencing server, de zogenaamde Multipoint Control Unit (MCU), een H.320-H.323 gateway en aanverwante services. Verder wordt er in het kader van SURFworks onderzoek gedaan naar videocenferencingclients, MCU’s, gateways en gatekeepers. SURFnet seminars en bijeenkomsten SURFnet organiseert regelmatig seminars en andere bijeenkomsten om klanten voor te lichten over haar diensten en de nieuwste ontwikkelingen op internet- en netwerkgebied. SURFnet faciliteert verder het WEBstroom-overleg waarin AV-specialisten uit de doelgroep van hoger onderwijs en onderzoek informatie uitwisselen over het gebruik van streaming media in het onderwijs. SURFnet ExpertiseCentrum-consultancy Om optimaal gebruik te kunnen maken van een aansluiting op het SURFnet-netwerk is hoogwaardige kennis noodzakelijk. Organisaties die niet op alle punten zelf over deze kennis beschikken, kunnen de expertise van SURFnet inhuren. SURFnet stelt haar hoogwaardige kennis beschikbaar in de vorm van onderzoek, advisering, installatie, training en support via de dienst ‘SURFnet
ExpertiseCentrum’. De kennis en kunde van de medewerkers van SURFnet strekt zich uit van netwerkbeveiliging, informatiediensten, e-mail, videoconferencing en andere multimedianetwerkdiensten tot planning, demonstratie, invoering en operationeel maken van een internetaansluiting. SURFnet kan behulpzaam zijn bij: strategische netwerkstudies, onderzoek en ontwikkeling, netwerkbeveiliging, advies en implementatie, installatie en configuratie, documentatie, support en workshops en seminars. Meer informatie over de SURFnet-diensten en -activiteiten op het gebied van streaming en conferencing: Meer informatie over de dienst Video- en audiohosting is te vinden op een speciale webpagina: http://stream.surfnet.nl/ De SNOB website biedt een keur aan hoogwaardige videofragmenten: http://snob.surfnet.nl/ SURFnet heeft een brochure uitgebracht met gedetailleerde informatie over streaming video en audio: http://www.surfnet.nl/publicaties/brochures/streaming/ Meer informatie over het gebruik van streaming video en audio is te lezen via de SURFkit cd-rom of website: http://www.surfkit.nl/knowledge/streaming/ Technische informatie over streaming is te vinden op de SURFkit voor Netwerkbeheerders: http://skin.surfnet.nl/videoaudio/streaming/index.html Meer informatie over het project SURFnet Video Portal is te vinden op: http://www.surfnet.nl/innovatie/surfworks/svp/ Meer informatie over het gebruik van METAdata in multimedia is te vinden op: http://www.surfnet.nl/innovatie/surfworks/metadata/ Er is een speciale website waar u informatie kunt vinden over de Demonstratiedienst Conferencing: http://contact.surfnet.nl/ De SURFnet-dienstenbrochure over groepscommunicatie met conferencing is te vinden op:
SURFnet-diensten en -aktiviteiten op het gebied van streaming en conferencing
http://www.surfnet.nl/publicaties/brochures/conferencing/ SURFworks onderzoek naar videoconferencingclients, MCU’s gatekeepers en gateways: http://www.surfnet.nl/innovatie/surfworks/showcase/ Meer informatie over seminars en bijeenkomsten van SURFnet: http://www.surfnet.nl/bijeenkomsten/ De werkgroep WEBstroom heeft een discussielijst met een web-archief: [email protected] Meer informatie over de consultancy-dienstverlening van SURFnet is te vinden op: http://www.surfnet.nl/diensten/consultancy/
50 - Streaming video in hoger onderwijs
CAWO
9
CAWO (Contactgroep Audiovisuele Centra in het Wetenschappelijk Onderwijs)
Voor informatie over streaming video in uw eigen instel- Open Universiteit Heerlen Postbus 2960, 6401 DL HEERLEN ling kunt u zich wenden tot de leden van CAWO. Contact: Dr.W.Westera, Educational Technology Expertise Centre Vrije Universiteit Amsterdam Van der Boechorststraat 7, 1081 BT AMSTERDAM Katholieke Universiteit Leuven Contact: Dr.J.T.Goldschmeding, hoofd Audiovisueel Kapeldreef 62, B-3001 HEVERLEE, België Centrum Contact: J.Van Heddegem, hoofd Audiovisuele Dienst www.vu.nl/avc www.avd.kuleuven.ac.be Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden: Meibergdreef 15, 1105 AZ AMSTERDAM-ZO Postbus 9500, 2300 RA LEIDEN Contact: Drs.J.Klein, directeur Audiovisueel Centrum Contact: Drs.E.R.van Dishoeck AMC Amsterdam Academisch Ziekenhuis Maastricht Meibergdreef 15, 1105 AZ AMSTERDAM-ZO Postbus 5800, 6202 AZ MAASTRICHT Contact: J.Loosman, hoofd Audiovisuele Dienst Contact: C.Homan, manager Facilitair Bedrijf/Productgroep Audiovisueel Koninklijke Militaire Academie Breda Kasteelplein 10, 4811 XL BREDA Katholieke Universiteit Nijmegen Contact: A.F.M.Hageman, hoofd Audiovisueel Centrum Geert Grooteplein 21, 6525 EZ NIJMEGEN Contact: Drs.R.F.van Rookhuijzen, directeur Mediagroep Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2, 1050 BRUSSEL, België Erasmusuniversiteit Rotterdam Contact: Prof.Dr.G.Eisendrath, hoofd Educo Complex Woudenstein, Postbus 1738, 3000 DR ROTTERDAM Technische Universiteit Delft Contact: Ing.H.J.Breimer, coördinator av-projecten Zuidplantsoen 2, 2628 BZ DELFT Contact: L.J.Huijbers, manager MultiMedia Services Academisch Ziekenhuis Rotterdam Facilitaire dienst Postbus 2040, 3000 CA ROTTERDAM Contact: C.F.Wilbrink, hoofd Audiovisuele Dienst Universiteit Groningen Blauwborgje 2C, 9747 AC GRONINGEN Contact: H.Sanders, hoofd Grafisch en Audiovisueel Centrum