file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm
Inhoud Vooraf – Nieuw bestuurslid Mary van Mourik Oproep - bestuursleden Onderzoek Stichting WAHO en Universiteit Maastricht Verslag bijeenkomst De Rode Hoed Zaterdag 10 september: ‘De handen uit de mouwen contactdag’ Conferentie NIZW/NIZG: Aandacht voor gezondheid werkt!’ De Barrièremeter voor Vrouwen Studiemiddag ‘Voorwaarden succesvolle reïntegratie hoger opgeleide vrouwen’ Uit de WAO – een jaar later Oproep voor onderzoek: mensen met RSI-klachten Reïntegratie: meer succes met ‘In beweging naar werk Verslag expertmeeting EQ ‘zmv-vrouwen in WAO-beleid’ TransAct presenteert de publicatie ‘Maakt u verschil?’ Colofon
Vooraf - Nieuw bestuurslid – Mary van Mourik ‘Dat ben ik’, was mijn eerste gedachte toen ik vorig jaar de oproep voor een nieuw algemeen bestuurslid las. Zowaar, ik ben het geworden en draai nu alweer ruim een half jaar mee in het bestuur. Eén van mijn taken is het beantwoorden van vragen die per e-mail binnen komen. Ik kan mezelf ervaringsdeskundig noemen op het gebied van de WAO. Wat ging eraan vooraf? In 1990 studeerde ik af in de orthopedagogiek, maar kon daar helaas geen baan in vinden. Mijn loopbaan bewoog zich richting werving, selectie en assessments. Omdat ik niet helemaal tevreden was in mijn werk ging ik in 1998 naast mijn werk in deeltijd ‘psychologie van arbeid en gezondheid’ studeren. Toen mijn privésituatie ingrijpend veranderde, was dat de bekende druppel en in 2000 kwam ik totaal opgebrand thuis te zitten. De WAO zag ik als een brandmerk op mij afkomen. Op de beruchte 11 september in 2001 woonde ik een bijeenkomst van de Stichting WAHO bij. Ik was zowaar niet de enige! En dat heeft zeker geholpen om mijn ‘WAO-status’ te accepteren. Ondertussen is er veel in mijn leven veranderd. Ik heb afscheid genomen van mijn oude werk, heb een nieuwe partner, ben in december 2002 de trotse moeder van Sam geworden en heb in januari 2005 mijn diploma behaald van de post-HBO opleiding tot loopbaan- en mobiliteitsadviseur. Ik ben nu bezig mijn praktijk voor loopbaanbegeleiding op te bouwen en begeleid o.a. een aantal vrouwen die na een burnout weer aan de slag willen. Mijn eerste IRO aanvraag voor een cliënte is onlangs geaccepteerd. Naast mijn eigen praktijk werk ik sinds kort voor twee dagen in de week als freelancer bij een groot outplacementproject. Daar begeleid ik groepen vrouwen en mannen die na een collectief ontslag een nieuwe baan moeten vinden. De weg terug naar een goede en gezonde balans vond ik niet altijd even makkelijk. Nu ik sinds kort weer werk merk ik dat die balans soms nog precair is en dat grenzen bewaken continue aan de orde is.
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm (1 van 6)22-7-2005 13:44:22
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm
Uit eigen ervaring en uit contacten met andere vrouwen weet ik dat de begeleiding van vrouwen die langdurig uitvallen en in de WAO (dreigen) terecht (te) komen, niet altijd maatwerk is. Het is zoeken en uitvinden wat wel en niet bij je past. Ik denk dat kennis van en inzicht in achtergronden over de ‘vrouw en WAO problematiek’ voor zowel vrouwen als betrokken hulpverleners en instanties belangrijk zijn. Want dan pas kan er verandering plaatsvinden en kunnen vrouwen echt duurzaam en gezond weer aan het werk. Ik heb weer zin en vertrouwen in de toekomst. Het werk van Stichting WAHO is mij een steun in de rug geweest. Nu wil ik op mijn beurt mijn ervaringen en opgedane kennis op een positieve wijze inzetten.
Oproep – Nieuwe bestuursleden Stichting WAHO is een vrijwilligersorganisatie en heeft op dit moment vijf bestuursleden. Het bestuur is wegens vertrek van twee huidige bestuursleden op zoek naar een penningmeester en een algemeen bestuurslid met aandachtsgebied marketing, communicatie en PR die het bestuur met hun deskundigheid komen versterken. Ben je vanuit je werk als bijvoorbeeld reïntegratieconsulent of bedrijfsarts betrokken bij het thema ‘vrouwen in de WAO’? Ben je een hoger opgeleide vrouw? Ben je bereid inhoudsdeskundige te worden door je in het thema te verdiepen? Heb je goede communicatieve vaardigheden? Wil je vrijwilligerswerk doen, maar besef je dat vrijwillig niet vrijblijvend betekend? Ben je bereid mee te werken aan de professionalisering van Stichting WAHO? Dit betekent niet alleen vergaderen, maar ook het daadwerkelijk uitvoeren van activiteiten en projecten Kun je acht keer per jaar ’s avonds vergaderen in Utrecht? Ben je geïnteresseerd, stuur dan je reactie (brief en cv) per e-mail naar Stichting WAHO, contact@waho. nl t.a.v. Petra Verdonk, voorzitter Stichting WAHO. Er wordt zo spoedig mogelijk contact met je opgenomen. Voldoe je niet geheel aan het bovengenoemde profiel, maar heb je wel interesse? Laat het ons weten! Onderzoek Stichting WAHO en Universiteit Maastricht Anneke de Vries is momenteel bezig met een onderzoek naar de situatie van jonge hoger opgeleide vrouwen, die vanwege psychische klachten arbeidsongeschikt zijn geworden. Dit onderzoek wordt verricht in samenwerking met Stichting WAHO en de Universiteit Maastricht. Het doel van het onderzoek is om aan de hand van ervaringen van deze groep vrouwen meer inzicht te krijgen in hun behoeften aan begeleiding. Er zijn 13 diepte-interviews gehouden met vrouwen die een WAO-uitkering (hebben) ontvangen wegens psychische klachten. In het onderzoek zijn interessante bevindingen gedaan die een aanvulling vormen op eerder onderzoek. Voor meer informatie over de belangrijkste bevindingen, (ga voor het onderzoek naar de bijlagen, vanaf pagina 7)
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm (2 van 6)22-7-2005 13:44:22
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm
Verslag bijeenkomst De Rode Hoed: ‘Niet zeuren, maar het gewoon regelen!’ Een speciale avond voor werkende moeders! Een thema-avond in de Rode Hoed op 14 maart jongstleden met als doel om zoveel mogelijk tips te verzamelen van en voor werkende moeders. Heb je kinderen? En ben je een werkende vrouw? Dan is het slechte nieuws dat je tot een van de risicogroepen behoort om in de WAO terecht te komen. En die risicogroep wordt steeds groter want steeds meer vrouwen blijven na de geboorte van hun kinderen werken (Emancipatiemonitor 2004). Het goede nieuws is dat er veel leed valt te voorkomen. Een verslag van deze avond. (ga voor het verslag naar de bijlagen, vanaf pagina 7) Zaterdag 10 september: ‘De handen uit de mouwen contactdag’ Een speciale dag voor jonge, hoger opgeleide, arbeidsongeschikte vrouwen tussen de 25 en 40 jaar georganiseerd door Stichting WAHO en de boswachters van DoenGroen in de duinen bij Overveen. Op zaterdag 10 september kun je actief meehelpen in de natuur. Je werkt deze dag niet alleen aan de instandhouding van de mooie duinen, maar ook aan jezelf. Onder en tussen het werken door is er ruim de gelegenheid om ervaringen met andere vrouwen uit te wisselen. Gezonde buitenlucht zorgt ervoor dat je aan het eind van de middag moe en voldaan terug naar huis keert. We verzamelen deze dag om 10.00 uur op het station van Overveen. Na een heerlijke wandeling van 30 minuten komen we aan op de werkplek. We blijven daar ook als het weer wat minder is. Om 15.00 uur is de klus ten einde. Wil je mee doen? Aanmelden kan door een mail te sturen naar
[email protected]. Er is ruimte voor 40 deelnemers, dus meld je snel aan. De kosten van deze dag zijn 7,50. Je kunt ter plekke het bedrag voldoen. Zorg wel voor stevige, warme kleding en schoenen. Ook regenkleding is verstandig. Neem zelf je eten mee en denk erom: buitenlucht maakt hongerig! Voor drinken wordt gezorgd. Wil je meer weten over DoenGroen? Kijk dan op http://www.doengroen.nl We hopen je op 10 september te mogen begroeten!
Conferentie NIZW/NIZG : Aandacht voor gezondheid werkt! Op 3 februari 2005 bezocht Mary van Mourik het congres ‘De factor G bij sociale activering en reïntegratie’. Ook vrouwen in de WAO kunnen hun voordeel doen met de conclusies. De ‘G’ staat voor gezondheid. De eerste reactie is dat het is toch logisch is dat er aandacht aan de gezondheid wordt besteed bij reïntegratie? Maar in de praktijk blijkt dat zeker geen vanzelfsprekendheid. Een verslag van deze dag. (ga voor het verslag naar de bijlagen, vanaf pagina 7)
De Barrièremeter voor Vrouwen De Barrièremeter voor Vrouwen’ is ontwikkeld door de VHTO en DUOjob, en is gefinancierd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid. De definitieve versie van de Barrièremeter voor Vrouwen staat online (zie http://www. vhto.nl/barrieremetervrouwen). In een test van ongeveer 10 minuten komen eventuele werk/zorg-barrières aan het licht, waarbij tevens wordt aangegeven wat je eraan kunt doen. Uit de testversie van de Barrièremeter voor Vrouwen, die onder 320 werkende moeders werd uitgezet, is naar voren gekomen dat er wat de werk/zorg-balans betreft twee groepen werkende moeders zijn: hoger opgeleide vrouwen en middelbaar of lager opgeleide vrouwen. (ga voor de Barrièremeter naar de bijlagen vanaf pagina 7)
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm (3 van 6)22-7-2005 13:44:22
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm
Studiemiddag ‘Voorwaarden succesvolle reïntegratie hoger opgeleide vrouwen’ Het ziekteverzuim onder hoger opgeleide vrouwen is relatief hoog. Dat geldt ook voor de kans om arbeidsongeschikt te raken. Op 9 juni wordt tijdens een studiemiddag nagegaan hoe dat komt en wat er aan te doen is. Deze middag wordt georganiseerd door het Platform Vrouwen en Arbeidsongeschiktheid (Stichting WAHO, FNV Vrouwenbond, ELOVÉ) in samenwerking met Medwerk regio Arnhem - Nijmegen - Doetinchem. Het programma bestaat uit twee korte voordrachten. Anneke de Vries besteed aandacht aan het onderwerp ‘Schipperen tussen werk-eisen en privé-wensen: reïntegratie van jonge hoger opgeleide vrouwen’. Dit onderzoek vond plaats bij de Universiteit Maastricht onder begeleiding van dr. Angélique de Rijk (afdeling Beleid, Economie en Management van de Zorg). Nathalie Donders gaat in op ‘Dubbele belasting bij medewerkers van een universiteit’. Gebaseerd op een promotie onderzoek (afdeling Sociale Geneeskunde van het UMC St Radboud in Nijmegen). Daarna wordt er in subgroepen gediscussieerd over een drietal onderwerpen: - preventie onder voorzitterschap van Tineke van der Kraan (FNV vrouwenbond) - ziekteverzuim onder voorzitterschap van een bedrijfsarts - arbeidsongeschiktheid en reïntegratie onder voorzitterschap van Angélique de Rijk (Universiteit Maastricht) Elk van deze groepen krijgt dezelfde opdracht, namelijk na te denken over knelpunten en verbetermogelijkheden in de dagelijkse praktijk van personeels- en arbozorg en verdere begeleiding. Wat kunnen we doen om te voorkomen dat deze groep vrouwen uitvalt? Hoe kunnen we zorgen voor een tijdige terugkeer naar het werk wanneer toch sprake is van ziekteverzuim? En wat zijn de mogelijkheden om vrouwen vanuit de WAO weer een kans te bieden op de arbeidsmarkt? Voor deze bijeenkomst zijn 45 deskundigen uitgenodigd met een uiteenlopende achtergrond, zoals ervaringsdeskundigen, arboprofessionals, psychologen en coaches, personeelsfunctionarissen, reïntegratieconsulenten en onderzoekers In de volgende nieuwsbrief een verslag van deze middag.
Uit de WAO – een jaar later In oktober 2003 publiceerde Stichting WAHO een boekje met zeven succesvolle reïntegratieverhalen van jonge, hoger opgeleide vrouwen ‘Uit de WAO’. Bij de presentatie van Uit de WAO op 2 oktober 2003, vroeg minister De Geus ons hem op de hoogte te houden hoe het de vrouwen uit het boekje verging. We vroegen Catelijne, Mirjam, Josha, Tineke, Sonja, Wies en Trude via e-mail na een jaar hoe het met ze ging wat betreft werk en gezondheid. Is er iets veranderd aan hun werksituatie, en wat heeft dat met hun gezondheid te maken? Een verslag hiervan. (ga voor verslag naar de bijlagen, vanaf pagina 7)
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm (4 van 6)22-7-2005 13:44:22
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm
Oproep voor onderzoek: mensen met RSI-klachten In het kader van mijn afstudeeronderzoek doe ik, Jeroen Derks van de Ven, namens Stichting WAHO onderzoek naar de man/vrouw verschillen tijdens de reïntegratie van RSI-klachten. Uit eerder onderzoek blijkt dat er verschil is in het aantal mannen en vrouwen met deze klachten dat succesvol reïntegreert. Hoewel vrouwen vaak gemotiveerder zijn te reïntegreren, lukt het vrouwen relatief minder vaak dan mannen om dit succesvol te doen. Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in de processen die mogelijk kunnen verklaren waarom vrouwen minder succesvol reïntegreren dan mannen. Om dit onderzoek tot een goed resultaat te brengen ben ik afhankelijk van informatie van een aantal respondenten. Daarom ben ik op zoek naar vrijwilligers met de volgende kenmerken: Mannen en vrouwen, die wegens RSI-klachten meer dan 3 maanden arbeidsongeschikt zijn en die door een bedrijfsarts begeleid worden. Het onderzoek zal bestaan uit een interview van ongeveer een uur. Jouw gegevens zullen anoniem worden verwerkt. Ben je geïnteresseerd mee te werken aan dit onderzoek of wil je graag meer informatie? Mail dan naar
[email protected]. Student Arbeid en Gezondheid, Universiteit van Maastricht & Fysiotherapeut.
Reïntegratie: meer succes met ‘In beweging naar werk’ De methode ‘In beweging naar werk’ verbetert de kans op succesvolle reïntegratie aanmerkelijk, zo blijkt uit een enquête die onlangs is gehouden onder vrouwen die in 2003/2004 meededen aan de pilot ‘Intervisie’, een samenwerking van Stichting WAHO, FNV Vrouwenbond, het FNV Vrouwensecretariaat. Op dit moment is 48% van de respondenten geheel of gedeeltelijk aan het werk. De methode, die vrouwen voorbereidt op reïntegratie, resulteert onder meer in een groter zelfvertrouwen en meer zelfsturing. ‘In beweging naar werk’ heeft de vorm van begeleide intervisiebijeenkomsten, waarbij de begeleider werkvormen gebruikt die erop zijn gericht om het zelfvertrouwen te vergroten. De deelnemer wordt uitgenodigd om uit zijn probleem te stappen en er van een afstand naar te kijken. Zo ontstaat ruimte voor zelfanalyse die minder gekleurd is door emoties. De deelnemers worden hierbij gestimuleerd zichtbare resultaten na te streven en concrete acties te ondernemen. Door het groepsproces ondervinden de vrouwen ook steun en herkenning bij elkaar. Het programma omvat tien intervisiebijeenkomsten met lotgenoten plus een aantal werkopdrachten. Het totale traject duurt zes maanden. In de eindfase maken de deelnemers zelf een concreet reïntegratieplan. Dat het UWV het belang van deze methode voor reïntegratie erkent, blijkt uit het feit dat 320 arbeidsongeschikte vrouwen de kans krijgen om deel te nemen aan ‘In beweging naar werk’. Geïnteresseerde vrouwen kunnen zich inschrijven via ww.inbewegingnaarwerk.nl. De methode wordt in verschillende regio’s aangeboden door meerdere bedrijven. Het traject wordt volledig vergoed door het UWV.
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm (5 van 6)22-7-2005 13:44:22
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm
Verslag expertmeeting EQ ‘zmv-vrouwen in WAO-beleid’ Op 17 november 2004 organiseerde E-Quality, kenniscentrum voor emancipatie in de multiculturele samenleving de expertmeeting 'zmv-vrouwen in WAO-beleid'. Sprekers waren Lydia Arwert van Co-factor die vertelde over haar ervaringen met de reïntegratie van allochtone vrouwen. Agnes Meershoek van Universiteit Maastricht deed verslag van haar inmiddels gepubliceerde en in de Kamer besproken onderzoek 'Arbeidsongeschiktheid, reïntegratie en etniciteit' waarvoor ze bedrijfsartsen en cliënten in de spreekkamer volgden en interviewden. Tenslotte vertelde Brigitte van Lierop van het IrV iets over het project Different. Dit project heeft als doel het ontwikkelen van een methodiek ten behoeve van een goede reïntegratie van allochtone vrouwen. Lees het verslag van deze bijeenkomst (ga voor het verslag naar de bijlagen, vanaf pagina 7) of ga naar de website van E-quality (http://www.equality.nl/)
TransAct presenteert de publicatie ‘Maakt u verschil?’ Sekse en etniciteit doen ertoe bij sturing op ziekteverzuim. Er zijn aanmerkelijke verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen Nederlandse- en niet-Nederlandse werknemers in ziekteverzuim, WAO en kansen op reïntegratie. Dit staat in ‘Maakt u verschil?, Arbeidsgerelateerde klachten en ziekteverzuim vanuit een sekse- en cultureel perspectief’, geschreven door Maria van Bavel, Marlies Kordelaar en Ineke van der Vlugt. Hierin staan achtergronden en tips voor de begeleiding van (zieke) werknemers vanuit een sekse en cultureel perspectief. Sekse, etniciteit en leeftijd blijken relevante factoren voor de aanpak van ziekteverzuim. Een paar voorbeelden: De risicoberoepen waarin mannen en vrouwen meer kans hebben op werkstress verschillen, zo werken mannen vaker dan vrouwen in beroepen waar zij controle en regelmogelijkheden over de uitvoering hebben. Daarnaast gaan mannen en vrouwen anders om met stress. In hun poging tot herstel vertonen vrouwen vaak meer relationeel en zorgend gedrag. Mannen gedragen zich vaak juist agressiever en competitiever. Allochtonen hebben meer risico op algemene factoren die stress veroorzaken. Daarbij hebben zij te maken met specifieke factoren zoals misstanden door cultuurverschillen, communicatieproblemen en discriminatie. Over het algemeen hebben zij het gevoel zelf minder invloed te hebben op hun werk. Tenslotte spelen geïnternaliseerde negatieve stereotypen een rol. Voor meer informatie over activiteiten rondom het project arbeidsgerelateerde problematiek en ziekteverzuim in 2005, verwijzen we naar de website; http://www.transact.nl.
Colofon Deze nieuwsbrief is een uitgave van Stichting WAHO. Overname van artikelen is toegestaan na toestemming van het bestuur. Aan deze nieuwsbrief werkten mee: Karlijn van Basten Batenburg, Margje Dunnik, Fatos Ipek-Demir, Mary van Mourik, Petra Verdonk, Anneke de Vries. Aan- of afmelden voor deze nieuwsbrief, klik hier.
file:///M|/e-zines/email/WAHOnieuwsbrief/2005/Stichting%20WAHO%20nieuwsbrief%20juli%202005.htm (6 van 6)22-7-2005 13:44:22
‘Niet zeuren, maar het gewoon regelen!’ Een speciale avond voor werkende moeders! Als ‘jonge’ moeder die momenteel vanuit de WAO een eigen bedrijf aan het opstarten is, vond ik dat een uitermate interessant thema. In de Rode Hoed trof ik op 14 maart 2005 een overwegend vrouwelijk gezelschap aan. Ook een handjevol vaders had zich in dit feminiene gezelschap gemengd. Heb je kinderen? En ben je een werkende vrouw? Dan is het slechte nieuws dat je tot een van de risicogroepen behoort om in de WAO terecht te komen. En die risicogroep wordt steeds groter want steeds meer vrouwen blijven na de geboorte van hun kinderen werken (Emancipatiemonitor 2004). Het goede nieuws is dat er veel leed valt te voorkomen. Deze thema-avond in de Rode Hoed (geïnitieerd door Stichting WAHO oprichtster Nicolien Brzesowsky) had als doel om zoveel mogelijk tips te verzamelen van en voor werkende moeders. En die tips die kwamen er onder leiding van Hester Macrander. Zij schetste veel herkenbare dilemma’s waar de zaal mee aan de slag mocht. En dat leverde veel adviezen op van werkende vrouwen voor werkende vrouwen wat ze kunnen doen om hun drukke leven plezieriger te maken. Veel van de uitgewisselde wijsheden zijn niet alleen handig voor werkende moeders, maar vond ik ook zeer bruikbaar (en herkenbaar) voor vrouwen in de WAO met of zonder kinderen. - Laat je perfectionisme varen. Is het echt zo erg als je huis niet superschoon is als er bezoek komt? - Wees assertief en stel duidelijk je grenzen. Lijden in stilte lost niets op. - Neem regelmatig tijd voor jezelf alleen. - Volg je eigen adviezen op. Wat zou je een goede vriendin adviseren? - Richt je leven in zoals je dat zelf wilt en trek je niets aan van kritiek van buitenstaanders. Deze tips gaan vooral over je eigen houding. Daarnaast werden er adviezen verzameld over de communicatie met je partner, goed organiseren, hoe je je kunt opstellen op je werk en heel cruciaal als je kinderen hebt: je netwerk. En natuurlijk wat je kunt (proberen te) regelen voordat je aan kinderen begint. In mijn eigen ervaring is dat laatste inderdaad van cruciaal belang. Nieuwsgierig geworden? De brochure ‘Werkende moeders in balans’ is te bestellen via: www.rodehoed.nl. Al met al een onderhoudende avond met veel herkenning. De uitgewisselde tips vond ik soms wel een open deur. Daarnaast was de focus vooral gericht op moeders met een partner en met jonge kinderen. En die ook nog eens in het meest gangbare patroon; de vrouw werkt parttime en de man fulltime. Dat ontlokte bij een alleenstaande werkende moeder (ook een flinke groep!) de uitspraak: “Gezeur! Regel het gewoon, doe het of doe het niet.” Want uit de zaal bleek dat verschillende alleenstaande moeders (noodgedwongen) de combinatie werk en kinderen prima regelden. Daar kunnen wij (werkende moeders met een partner) nog wat van leren. Mary van Mourik
Aandacht voor gezondheid werkt! Op 3 februari 2005 bezocht Mary van Mourik het congres ‘De factor G bij sociale activering en reïntegratie’. Ook vrouwen in de WAO kunnen hun voordeel doen met de conclusies. De “G” staat voor gezondheid. Mijn eerste reactie toen ik over het congres las was: het is toch logisch dat er aandacht aan de gezondheid wordt besteed bij reïntegratie? Maar in de praktijk blijkt dat geen vanzelfsprekendheid. Nieuwsgierig ging ik naar het congres en trof daar een gemengd gezelschap aan: mensen werkzaam bij Sociale Diensten, GGD’s, Riagg’s, welzijnsinstellingen en reïntegratie bedrijven. Het congres ging in het bijzonder over bijstandsgerechtigden. Ruim 60% van de langdurig uitkeringsgerechtigden kampt met gezondheidsproblemen. Gemeenten willen zoveel mogelijk mensen uit deze groep weer aan het werk helpen. Daar zijn vele initiatieven voor ontwikkeld, maar opvallend is dat de factor gezondheid meestal geen specifieke aandacht krijgt. Het NIZW deed onderzoek naar projecten waar wel aandacht is voor de factor gezondheid. Uit 400 projecten werd een lijst van 20 ‘good practices’ geselecteerd. De aandacht voor gezondheid werd in deze projecten concreet vertaald door o.a. voorlichting te geven over gezonde leefstijl, zelfzorg en zelfredzaamheid, omgaan met klachten, de relatie tussen stress en lichamelijke klachten, leren ontspannen en grenzen stellen. En dat had positieve resultaten. Wie niet gezond is, heeft minder kans op werk. Werkenden voelen zich zelfverzekerder en gezonder. Het ligt dus voor de hand om in trajecten voor activering en werk aandacht te besteden aan de factor gezondheid. Een mooi voorbeeld uit de 20 good practices is het project ‘Bewegen als warming up voor reïntegratie’. Een groep van 105 cliënten nam deel aan een beweegprogramma van 12-18 weken met twee à drie sessies in de week. De Universiteit van Groningen onderzocht de effecten van het programma en vond positieve resultaten op alle fronten: fysieke conditie, arbeidsgerelateerde belastbaarheid, tevredenheid over leefgewoonten, mentale conditie en klachtenniveau. Wat betekent dit alles voor onze doelgroep, jonge hoog opgeleide vrouwen in de WAO? Mijns inziens is dit belangrijke informatie voor veel vrouwen die willen reïntegreren. Werken aan een goede gezondheid – en niet alleen een goede mentale gezondheid- loont en is een belangrijke voorwaarde om goed en duurzaam te kunnen reïntegreren. Het is belangrijk om niet ‘zomaar wat ‘te gaan doen maar je deskundig te laten begeleiden. Anders bestaat de kans dat je van de regen in de drup belandt. Gelukkig komen er steeds meer (kleine) spelers op de reïntegratiemarkt die aandacht besteden aan fysiek herstel en daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan mentaal herstel. Lichaam en geest blijven onlosmakelijk met elkaar verbonden. Mary van Mourik
Amsterdam, 28 januari 2005 De Barrièremeter voor Vrouwen:
Meer zorgende mannen gewenst De definitieve versie van de Barrièremeter voor Vrouwen staat online (zie www.vhto.nl/barrieremetervrouwen). In een test van ongeveer 10 minuten komen eventuele werk/zorg-barrières aan het licht, waarbij tevens wordt aangegeven wat je eraan kunt doen. De Barrièremeter voor Vrouwen is ontwikkeld door de VHTO en DUOjob, en is gefinancierd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid. Uit de testversie van de Barrièremeter voor Vrouwen, die onder 320 werkende moeders werd uitgezet, is naar voren gekomen dat er wat de werk/zorg-balans betreft twee groepen werkende moeders zijn: hoger opgeleide vrouwen en middelbaar of lager opgeleide vrouwen. De laatste groep heeft gemiddeld genomen een kleinere baan (24 uur of minder) en ervaart nauwelijks belemmeringen bij het combineren van werk en zorg. Deze vrouwen hebben vaak werktijd ‘ingeleverd’ voor zorgtijd. De werk/zorgverdeling tussen hen en hun partner is meestal scheef, maar de vrouwen ervaren dit over het algemeen niet als storend. De hoger opgeleide moeders hebben vaker een grotere baan (meer dan 24 uur per week), de zorg- en huishoudelijke taken zijn meer gelijk verdeeld tussen hen en hun partner, en hun partner is vaker thuis. Toch zijn zij minder tevreden over de combinatie werk/zorg dan de lager opgeleide vrouwen die minder werken. Uit het onderzoek met de testversie blijkt dat hoger opgeleide moeders met een baan van meer dan 24 uur bij het combineren van werk en zorg belemmeringen ondervinden op de volgende gebieden (in volgorde van belangrijkheid): 1 het aantal dagdelen dat de partner thuis is 2 de verdeling van de zorg voor de kinderen 3 de lengte van de werkweek van de partner 4 het aantal dagdelen dat men zelf thuis kan zijn 5 financiële beperkingen bij het inhuren van hulp In 2003 is ook onderzoek gedaan met de testversie van de Barrièremeter voor Mannen. Deze barrièremeter is oorspronkelijk ontwikkeld voor mannelijke ingenieurs. Uit dat onderzoek bleek dat deze mannen vooral belemmeringen ondervonden in de werksfeer, bijvoorbeeld ten aanzien van aansluitingstijden van werk en school/opvang, de flexibiliteit van de functie, overwerk e.d. Aangezien de twee barrièremeters en onderzoeksgroepen verschillen is een vergelijkende analyse niet goed mogelijk. Maar het lijkt er wel op dat mannen vaker belemmeringen zien op hun werk (zorg voor de kinderen moeilijk te combineren met het werk) en vrouwen vaker op het thuisfront (zorg voor de kinderen botst met de mogelijkheden en/of prioriteiten van de partner). In de testversie van de Barrièremeter voor Vrouwen hebben veel vrouwen met kinderen aangegeven dat zij het prettig zouden vinden als hun partner minder uren zou werken en meer tijd zou besteden aan de zorg en het huishouden. Dat lijkt ook te gebeuren: in het Sociaal en Cultureel Rapport 2004 staat dat steeds meer mannen voor een deeltijdbaan kiezen. Anderzijds probeert de regering de stemming in Nederland om te buigen naar meer en langer werken. Een mogelijke oplossing van dit dilemma is toe te werken naar diverse werk-zorg-scenario’s voor verschillende levensfasen. Meer informatie: VHTO, Angèle de Jong, (020) 652 1295,
[email protected], www.vhto.nl
Zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen in het WAO-beleid Verslag van de expertmeeting ‘zmv-vrouwen in het WAO-beleid’ op van woensdag 17 november 2004. E-Quality, kenniscentrum voor emancipatie in de multiculturele samenleving. Inhoud: - samenvatting verslag expertmeeting - reacties op stellingen Samenvatting De eerste spreker Lydia Arwert van Co-factor richt zich specifiek op de reïntegratie van vrouwen op de arbeidsmarkt en in het bijzonder allochtone vrouwen. Voor allochtone vrouwen lijkt de terugkeer naar de arbeidsmarkt bijna niet te realiseren. Dit jaar werden allochtone vrouwen voor het eerst aanbesteed als groep door het UWV. Co-factor krijgt twee grote groepen aangeleverd: 1. laagopgeleide allochtone vrouwen, van de eerste generatie gastarbeiders (vnl. Turken en Marokkanen), die vanuit een sterk traditionele achtergrond zijn gaan werken in laag geschoold werk. Zij hebben een lage integratie en het werk is voor hen puur voor de inkomsten, niet voor groei en ambitie. Zij hebben vaak angst om terug te keren in werk. 2. allochtone vrouwen van de tweede of derde generatie, die opgegroeid zijn in Nederland. Zij hebben een afgeronde opleiding, zijn mondig en gewend om het woord te voeren, ook bijvoorbeeld voor hun ouders. Zij leven in een maatschappij die hen niet accepteert. Op het moment dat ze gevangen raken tussen twee werelden, krijgen zij klachten. Ook geven deze vrouwen vaak aan dat hun klachten niet erkend worden. Bij de reïntegratie van allochtone vrouwen blijkt een grote groep vanuit de herbeoordeling te komen. Zij zitten al langere tijd thuis en zijn tijdens de eerste keuring voor 80-100 procent afgekeurd en bij een recente herkeuring voor 0-15%. Hoe langer mensen thuis zitten, hoe lastiger het is voor hen om te reïntegreren. Tot slot zegt zij dat we bij reïntegratie niet moeten uitgaan van vooroordelen, maar van het menselijke verhaal. Daarbij is het belangrijk om goed te kijken en te luisteren naar iemand. Dat kost tijd en aandacht. Ook het UWV heeft het laatste jaar duidelijk gekozen om tijd en aandacht te besteden aan de groep zmv-vrouwen. Daardoor kan er tijdens de reïntegratietrajecten efficiënter gewerkt worden. De vrouwen gaan niet meer onder in de massa. Co-Factor vindt dat ook de werkgever benaderd zou moeten worden, om meer open te staan voor zmv-vrouwen. Agnes Meershoek is de tweede spreker en werkt bij gezondheidsethiek en wijsbegeerte aan de Universiteit Maastricht. Zij vertelt over haar onderzoek dat ze samen met collega Anja Krumeich in opdracht van het Ministerie SZW heeft uitgevoerd. Zij onderzochten etniciteit in de spreekkamer van de verzekeringsarts en de bedrijfsarts. Vaak worden er culturele verklaringen gezocht voor knelpunten in de zorg aan cliënten met andere etnische achtergrond. Dat is volgens Meerhoek onbevredigend. Het thema duikt op in studies. Problematisch in die studies is het feit dat cliënten vaak afgeschilderd worden als slachtoffer en als passief. Er wordt heel stereotyperend over migranten geschreven. En er bestaat de neiging om alles aan cultuur toe te schrijven en dat op te vatten als een eigenschap van mensen. Ook wordt vaak het verschil benadrukt, en dat isoleert afwijkende groepen. Bovendien blijven instituties buiten schot. Voor dit onderzoek gebruikten de onderzoeksters participerende observatie: dat wil zeggen dat zij meeliepen met de bedrijfsarts, in de spreekkamer. In totaal volgden zij 240 gesprekken bij 80 verzekeringsartsen. De gesprekken waren met vrouwen en mannen, allochtonen en autochtonen. Ook spraken ze SMT’s: sociaal medisch teams, interviewden ze artsen en patiënten en deden ze Hardop Denkprocessen (HODP) met arbeidsdeskundigen. Uit de gesprekken met bedrijfsartsen blijkt dat etniciteit opgevat wordt als:
1
- taalachterstand - onbekendheid met het Nederlandse systeem - een andere ziektebeleving - een onderdanige houding, fatalisme - een gebrek aan arbeidsmotivering - motivatie om voor geld te werken, ook geassocieerd met cultuur. Op zich is dit vreemd, want ook autochtone cliënten kunnen somatiseren, of blijven hangen in hun pijn. Dit is dus geen cultuurverschil. Culturalistische verklaringen versluieren het zicht op andere problemen, het zicht op het individu. Wanneer allochtonen niet kunnen verwoorden wat hen mankeert, wordt dat ook bij de verzekeringsarts aan etniciteit/cultuur geweten. De definitie van etniciteit in deze context is dan ook: - Geen concrete informatie kunnen geven - Taboe op praten over de privé situatie - ‘Met allochtonen kan niet worden gecommuniceerd’ Voor antwoord op de vraag wat dat concreet betekent voor de WAO-beoordeling, is nog niet genoeg onderzoek gedaan. De derde en laatste spreekster was Brigitte van Lierop, zij werkt voor het IrV op het gebied van revalidatie en handicap. Ze werkt momenteel met het pilot project Different aan de ontwikkeling van een reïntegratiemethodiek voor lager opgeleide zmv-vrouwen met een arbeidshandicap. In mei volgend jaar hoopt ze een volledige methodiek met verschillende handleidingen klaar te hebben voor professionals in reïntegratie. Het UWV is de opdrachtgever van Different. Die constateerde dat de doelgroep zmv-vrouwen met een arbeidshandicap moeilijk uit de WAO te halen is. Daarom zijn er samenwerkingsverbanden aangegaan met reïntegratiebedrijven in drie regio’s: in Groningen, Hengelo en Venlo. De opdracht was de ontwikkeling van een methodiek. Dit werd volgens het plan uitgevoerd: - Bestaande ervaringen bundelen - Ervaringen in praktijk opdoen door pilot - Koppelen aan verwachte theoretische concepten - Ontwikkeling concept methodiek - Tweede pilot als toetsing - Case control study: Different aanpak vergelijken met gewone gang van zaken. - Definitieve methodiek beschrijven. De doelgroep is de groep lager opgeleide zmv-vrouwen met een arbeidshandicap die recent een keuring hebben ondergaan. Het doel is duurzame plaatsing op de arbeidsmarkt. Ieder reïntegratiebedrijf kan de methodiek toepassen. Het traject duurt niet langer dan twee jaar, inclusief nazorg van een half jaar. Vrouwen blijken onvoldoende kennis te hebben over: - hun mogelijkheden in reïntegratie - arbeid en arbeidsproces - opleidingen en hun bereik - werken met hun beperkingen - passende en haalbare beroepen. In reïntegratie is het dus belangrijk om aandacht te hebben voor informatie over de mogelijkheden, terwijl er tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met de kenmerken van de doelgroep: lager opgeleid, allochtoon, vrouw, en arbeidsgehandicapt. Tegelijkertijd benadrukt Van Lierop dat de methode ook voor autochtonen en voor mannen gebruikt kan worden. Iemand merkt op dat professionals vaak ook weinig kennis hebben, bijvoorbeeld over werken met beperkingen. Daarom is er in de methodiek ook veel aandacht voor de sociale kaart van een bedrijf. Het doel is een (reëel en haalbaar) passend beroep voor de cliënt. Daarbij maakt Van Lierop onderscheid tussen allochtone en autochtone vrouwen. Bij allochtone vrouwen: indien zij analfabeet zijn in eigen taal, wordt een taaltraject doorlopen, leidend tot conversatie Nederlands en het trainen en begeleiden naar een elementair passend beroep. Indien zij alfabeet zijn in eigen taal, wordt een
2
taaltraject doorlopen, leidend tot het spreken en (eventueel) schrijven van de Nederlandse taal en een gecertificeerd opleidingstraject voor een passend beroep. Bij autochtone vrouwen: Indien geen beroepsgerichte opleiding gevolgd, wordt een gecertificeerd opleidingstraject gevolgd voor een passend beroep. Het traject begint met een voorlichtingsbijeenkomst. Dat is een startmoment. Mannen van de vrouwen zijn welkom, er wordt hen zo ook inzicht gegeven in het traject. Deze bijeenkomsten lopen geweldig: binnen 2 maanden zijn er twintig vrouwen gestart. Op de bijeenkomsten komen vijf vrouwen. Vervolgens volgt de intake en het assessment: daar komen de vrouwen alleen. Er wordt een reïntegratieplan opgesteld met daarin: het wensberoep, de empowerment en certificering. Tijdens het traject zijn er voortgangsbijeenkomsten en groepsbijeenkomsten voor vrouwen alleen. Zij kunnen zelf besluiten wat ze willen leren. Al met al is het een individueel traject op maat. Van Lierop besluit de huidige stand van zaken in het pilot project Different. Er zijn nog geen data over uitstroom, maar: -
Er zitten ongeveer 45 vrouwen in traject (excl. schaduwdossiers) Vrouwen doen actief mee Vrouwen én begeleiders zijn enthousiast over voorlichtingsbijeenkomst en voortgangsbijeenkomsten Vrouwen willen leren, maar zijn snel ‘tevreden’ Gebruik van bekende informatie en deze zo veel mogelijk integreren in traject lijkt winstgevend Succesvolle reïntegratie van zmv-vrouwen met een arbeidshandicap is slechts ten dele afhankelijk van de vrouw zelf: het hangt ook af van de reïntegratieconsulent, van de omgeving, van de werkgevers.
Einde samenvatting expertmeeting
3
Reacties op stellingen t.b.v. expertmeeting zmv-vrouwen in WAO-beleid Stelling 1: Specifieke aandacht voor zmv-vrouwen in de WAO is nodig bij de uitvoering van het beleid (zoals reïntegratiebeleid), dit wordt al jaren gedaan. Echter, specifieke aandacht voor deze groep bij het maken van beleid of bij het doen van onderzoek is onnodig. Reacties: Isabella de Kroon, sr. Beleidsmedewerker UWV: “Niet mee eens. Gezien de specifieke omstandigheden waarin deze vrouwen verkeren zou hier al rekening mee moeten worden gehouden bij de beleidsvoorbereiding. Dit kan onder andere door het formuleren van specifieke doelstellingen met betrekking tot deze groepen vrouwen (zoals nu door UWV al is gedaan), maar ook door bijvoorbeeld binnen het aanbestedingsbeleid specifieke aandacht te besteden aan deze vrouwen (het formuleren van aparte vrouwen doelgroepen, zoals bijvoorbeeld al met betrekking tot allochtone arbeidsgehandicapten vrouwen is gebeurd).” Rombout Jas, adviseur PSW: “Het is zeker nodig om specifieke aandacht te hebben voor zmv-vrouwen in de wao in de uitvoering van het reïntegratiebeleid. Al jarenlang ontbreekt dit volgens mij in de reïntegratiemarkt. Afgezien van enkele kleine bureaus met specifieke specialisaties, wordt er weinig specifiek gedaan met deze doelgroep. De resultaten zijn er in elk geval ook niet naar (zie onderzoek Verweij-Jonker). Of er specifiek beleid nodig is? Wellicht wel, al was het alleen maar om de reïntegratiemarkt hierin te stimuleren of te faciliteren. Maar uit onderzoek kan ook blijken dat ander beleid zinvol is op andere terreinen. Ik weet niet in hoeverre er al voldoende bekend is over de oorzaken en de mogelijke oplossingen, en of nader onderzoek noodzakelijk is. Ik heb de feiten nog niet voldoende op een rijtje: wat zijn specifieke oorzaken en interventies bij deze doelgroep? Wat voor aanpassingen/verbeteringen zijn nodig bij begeleiders/consulenten en hun organisaties (rib's, uwv, arbo, werkgevers, etc.)?” Marjan de Gruijter en Monique Stavenuiter van het Verwey-Jonker Instituut: “Ook bij het maken van beleid of doen van onderzoek is specifieke aandacht voor zmv-vrouwen nodig. Zonder deze specifieke aandacht komen immers specifieke knelpunten en belemmeringen niet naar voren. Ook bestaat dan het gevaar dat bij de uitvoering van het beleid uitgegaan wordt van de verkeerde veronderstellingen. In het onderzoek In de fuik naar Turkse en Marokkaanse WAO'ers is bijvoorbeeld gekeken naar de specifieke positie van Turkse en Marokkaanse vrouwen. Uit dit rapport is naar voren gekomen dat een deel van de vrouwen gevangen zit tussen twee culturen. Ze willen graag weer aan het werk komen, maar kunnen daarover in conflict komen met hun meer traditioneel denkende echtgenoot en overige familieleden. Volgens verzekeringsartsen spelen psychische problemen als gevolg van sociale druk vanuit de traditioneel denkende omgeving bij het in de WAO komen van deze vrouwen. In de uitvoering van beleid kan men daar uiteraard pas rekening mee houden, als de genoemde problematiek goed in kaart is gebracht en er onderzoeksresultaten zijn.” Marieke Wageveld, onderzoeker bij ISEO (Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek) van de Erasmus Universiteit Rotterdam: “Ik vind het noodzakelijk dat er zowel specifieke aandacht is voor zmv-vrouwen bij de uitvoering van beleid, als bij het maken van beleid en het doen van onderzoek. Deze gebieden hangen allemaal met elkaar samen. Het doen van onderzoek kan bijvoorbeeld het maken van beleid ondersteunen en het maken van beleid heeft weer consequenties voor de uitvoering ervan. Zoals Ipek-Demir aangeeft in het artikel ‘Gezocht: zmv-vrouw in WAO-beleid’ in Matters (maart 2004), is er nog weinig onderzoek naar de WAO-problematiek gedaan vanuit gender- én etniciteitsperspectief. Dit alleen is al een reden om dat wel te doen. Wanneer er meer onderzoek naar wordt gedaan, kan dat het inzicht in de problematiek vergroten en kan er effectiever beleid gemaakt en uitgevoerd worden. Overigens is het zo dat er bij het CBS nog altijd geen cijfers bekend zijn over bijvoorbeeld de uitstroom uit de WAO naar etniciteit én geslacht (Wageveld, 2003). Zonder exact te weten waar de problemen zitten, is het moeilijker, zo niet onmogelijk, om effectief en efficiënt beleid te maken en uit te voeren. Bij het maken van beleid moet er naar mijn mening ook specifieke aandacht uitgaan naar zmv-vrouwen. Door bij het maken van beleid bijvoorbeeld al rekening te houden met de oververtegenwoordiging van bepaalde groepen (zoals Marokkaanse en Turkse vrouwen) in de WAO en de redenen daarvoor, kun je de problematiek beter aanpakken. Je kunt daardoor ook enigszins voorkomen dat er tijdens de uitvoering van het WAO-beleid situaties ontstaan waar de inhoud van het beleid niet in voorziet. Die kennis over zmv-vrouwen in de WAO moet uiteraard wel voorhanden zijn. Hier komt weer de relevantie van onderzoek naar deze problematiek naar voren. Na een aantal opmerkingen over de noodzaak van aandacht voor zmv-vrouwen in de WAO bij het doen van onderzoek en het maken van beleid, wil ik tot slot ingaan op de uitvoering van beleid. Er wordt bij de uitvoering van WAO-beleid soms wel specifieke aandacht aan deze vrouwen gegeven, maar die aandacht zou naar mijn mening uitgebreid moeten worden. Er zijn bijvoorbeeld wel reïntegratieprojecten die zich specifiek op allochtone vrouwen richten, maar bij werkgevers en binnen instellingen als reïntegratiebedrijven, uitvoeringsinstellingen en Arbo-diensten, ontbreekt soms de kennis hoe er met deze specifieke groepen het beste omgegaan kan worden. Een Turkse vrouw vertelde me in een interview dat ze vindt dat ze te weinig hulp en aandacht krijgt bij een
4
uitvoeringsinstelling en dat ze het gevoel heeft gediscrimineerd te worden. Snel (2002) zegt hierover dat in de huidige situatie van tijdsnood en opgelopen achterstanden bij de uitvoeringsinstellingen, mechanismen kunnen ontstaan die negatief uitwerken voor de meest kwetsbare categorieën onder de WAO’ers, zoals de Turkse en Marokkaanse WAO’ers. Het feit dat het UWV niet registreert op etniciteit, lijkt me tevens niet bevorderlijk voor het geven van specifieke aandacht. Tot slot, aangezien werkgevers de belangrijke taak hebben om verzuim (en WAO-instroom) zoveel mogelijk te beperken, zouden zij ook rekening moeten houden met het hogere WAO-risico van zmv-vrouwen. Ik vraag me af in hoeverre dat al gebeurt.” Literatuur Snel, E. (2002). In de fuik. Turken en Marokkanen in de WAO. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Wageveld, M.C.C. (2003). Hoe het netwerk werkt. Een onderzoek naar de betekenis van sociaal kapitaal voor de uitstroom uit de WAO van Turken, Marokkanen en autochtonen (doctoraalscriptie). Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. Laura van Rossum du Chattel, Ministerie van SZW: “Mee eens, wat betreft de stelling dat bij het maken van beleid geen specifieke aandacht nodig is. Bij het doen van onderzoek kan het echter wel zinvol zijn, omdat daaruit handvaten kunnen komen voor de uitvoering.” Annemiek Cornelissen, bedrijfsarts: “Als bedrijfsarts merk ik, dat het steeds belangrijker wordt om bij verzuim in een vroegtijdig stadium te beoordelen of er interventie moet plaatsvinden of niet. Naarmate mensen langer verzuimen wordt de drempel om weer te gaan werken steeds hoger. Dit geldt voor alle werknemers. Bij zmv-vrouwen (en mannen) ligt dit moeilijker: ziek is ziek. Het kost vaak moeite om mensen te laten reïntegreren ook al hebben ze nog beperkingen, lees klachten. Naarmate reïntegratie in een eerder stadium plaatsvindt, is er geen sprake van WAO. Enkele punten: - er dient m.i. meer aandacht te zijn/komen voor traumaverwerking: ook migratie (ook al is het van ouders) is een vorm van trauma. - meer aandacht voor meisjes/vrouwen, die scheiden van hun man en daardoor los komen van de familie: ook trauma. - aandacht (méér?) voor huiselijke geweld en de achtergronden daarvan: achter gesteld voelen, lagere functies, lage beloning, diplomavergelijking, discriminatie, enz. - er wordt niet op afkomst geregistreerd. - zie ook Stecr-assist voor o.a. bedrijfsartsen.” Martin Zilversmit, Districtsmanager UWV IR Hengelo: “Specifieke aandacht voor zmv-vrouwen in de WAO is nodig bij de uitvoering van het beleid (zoals reïntegratiebeleid), dit wordt al jaren gedaan. Echter, specifieke aandacht voor deze groep bij het maken van beleid of bij het doen van onderzoek is onnodig. Ik ben het met de stelling eens. Tot nu toe zie ik te weinig differentiatie in de aanpak van reïntegratie bij de zmv doelgroep ten opzichte van de 'reguliere' doelgroepen. Ik zie ook te weinig specifieke deskundigheid en bijzondere methodieken mbt deze doelgroep. Vanuit de opdrachtgever (UWV, Gemeenten) wordt overigens wel om die bijzondere aanpak gevraagd.” Elga Zuidema, coördinator Platform Vrouw en Arbeidsongeschiktheid: “De uitvoering van reïntegratietrajecten verloopt niet naar wens, mede omdat er geen beleid op gemaakt is. In de praktijk ervaart men met schade en schande waar het mis gaat/kan gaan. Allochtone vrouwen zijn daarvan de dupe. Repareren achteraf kan voorkomen worden door een helder beleid te voeren. En dit beleid vooraf te toetsen op diversiteit- en etniciteitsaspecten die zich in de praktijk zullen voordoen.” Margit van der Steen, Aetas: “Bij het maken en uitvoeren van beleid is aparte aandacht nodig voor genderverschillen; bij het doen van onderzoek idem. Omdat er zulke verschillen bestaan in de WAO-instroom van diverse etnische groepen vrouwen (zie mijn rapport over de WAO-meisjes) ben ik er wel voor om aandacht te besteden aan etniciteit, maar niet om zmv-vrouwen over een kam te scheren.”
Stelling 2: Met de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die per 1 januari 2006 de WAO moet vervangen, zal aandacht voor specifieke groepen in de WAO actueler zijn dan ooit. Ik weet wel wat ons te wachten staat met deze nieuwe wet. Ik verwacht dat…….. Reacties: Isabella de Kroon, sr. Beleidsmedewerker UWV: “Er nog veel minder mensen die volledig arbeidsongeschikt zullen worden verklaard dan nu en dat mensen meer dan nu het geval is gestimuleerd zullen worden om (geheel of gedeeltelijk) aan het werk te blijven. Ik kan niet echt een relatie leggen tussen de invoering van de WIA en de
5
gevolgen daarvan voor zmv-vrouwen. Dan zouden we eerst veel meer informatie moeten hebben met welke klachten deze vrouwen in de WAO stromen (van Turkse en Marokkaanse vrouwen weten we wel het een en ander, maar de zmv-vrouwen vind ik toch een aanzienlijk bredere doelgroep).” Rombout Jas, adviseur PSW: “Het kabinetsbesluit gaat eerder uit van financiële prikkelingen dan voor kwalitatieve prikkelingen of interventies. Pas na een tijdje de nieuwe regeling uitvoeren zal blijken wat de resultaten zijn van de nieuwe aanpak en de mogelijke andere consequenties voor subgroepen zoals zmvvrouwen. Vanuit het kabinet dus eerder minder aandacht voor subgroepen is mijn verwachting. Ik verwacht niet dat de onevenredige deelname aan de WAO door deze aanpak verandert, specifieke aandacht lijkt me wel nodig. De nieuwe regeling zal eerder een verplaatsing van de problemen zijn, verwacht ik. Mensen die niet in de WAO, maar thuis of in de bijstand terecht komen.” Marjan de Gruijter en Monique Stavenuiter, Verwey-Jonker Instituut: “Ik verwacht dat er als gevolg van de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) veel meer mensen een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering gaan krijgen. De urgentie om de reïntegratie van arbeidsongeschikten in het algemeen en van zmv-vrouwen in het bijzonder serieus ter hand te nemen, wordt dus nog groter dan nu al het geval is. Dit gaat echter niet zomaar. Er zijn immers nog steeds grote knelpunten in het reïntegratieproces. Zijn de bestaande reïntegratiebedrijven voldoende toegerust grote groepen zmv-vrouwen (maar ook mannen) naar werk te begeleiden? Is er wel voldoende werk voor al deze mensen? Zijn er wel voldoende opleidingsinstituten en gelden voor taalcursussen beschikbaar? En als het antwoord op deze vragen nee is en er grote knelpunten ontstaan in de uitvoering van de reïntegratie van de genoemde doelgroep, wat dan? Behoudt men dan langer het recht op een uitkering of rest de bijstand of afhankelijkheid van familieleden?” Laura van Rossum du Chattel, Ministerie van SZW: “Ik verwacht dat in de WIA door de nadruk op een actieve houding tijdens de ziekteperiode en de grotere nadruk op eigen verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer, het hogere risico voor specifieke groepen zal afnemen.” Martin Zilversmit, Districtsmanager UWV IR Hengelo: “Met de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die per 1 januari 2006 de WAO moet vervangen, zal aandacht voor specifieke groepen in de WAO actueler zijn dan ooit. Ik weet wel wat ons te wachten staat met deze nieuwe wet. Ik verwacht dat, er rekening houdend met bovenstaande opmerkingen, te weinig doelgroep specifiek gewerkt zal kunnen worden. (overigens ken ik de regeling nog niet.)” Elga Zuidema, coördinator Platform Vrouw en Arbeidsongeschiktheid: “Moeilijk om te beantwoorden, want er staat nog niets vast. Het beleid is zo ondoorzichtig en zo gericht op vermindering van het aantal WAO-ers en bezuinigingen dat niemand kan voorspellen hoe de uitvoering er uit zal gaan zien. Voorkomen moet worden dat de ‘speciale groepen’ in de WAO een speelbal worden tussen commercialisering van de WAO en het vergroten van de privatisering van de uitvoering. Gender, diversiteit en etniciteit moeten als vast aandachtspunt in regulier beleid ingevoerd worden. Mooie taak voor onder andere de visitatiecommissie en organisaties van allochtonen.” Margrit van der Steen, Aetas: “Ik weet niet wat we van de nieuwe wetgeving kunnen verwachten.”
6
UIT DE WAO – 1 jaar later Inleiding In oktober 2003 publiceerde Stichting WAHO een boekje met zeven succesvolle reïntegratieverhalen van jonge, hoger opgeleide vrouwen Uit de WAO. Bij de presentatie van Uit de WAO op 2 oktober 2003, vroeg minister De Geus ons hem op de hoogte te houden hoe het de vrouwen uit het boekje verging. We vroegen Catelijne, Mirjam, Josha, Tineke, Sonja, Wies en Trude via e-mail na een jaar hoe het met ze ging wat betreft werk en gezondheid. Is er iets veranderd aan hun werksituatie, en wat heeft dat met hun gezondheid te maken? “Op dit moment ben ik te moe om over je vragen na te denken, maar als ik me weer wat beter voel wil ik er graag naar kijken…” Energie, acceptatie, gezondheid Uit de reacties van de vrouwen blijkt dat de vele thema’s die een rol hebben gespeeld tijdens hun reïntegratie, nog altijd een rol spelen. Het zoeken naar een juiste energiebalans, omgaan met stress en vermoeidheid, maar ook een wisselend energieniveau vraagt bij de meeste vrouwen telkens opnieuw aandacht. Hoewel het energieniveau van de een nog steeds stijgt, vraagt bij de ander een verslechterende gezondheid om nieuwe aanpassingen bij het verdelen van energie. De vrouwen praten over de beperkte duur van hun energie, als iets dat snel op is als ze hun grenzen niet bewaken, en waarvoor ze dan een prijs moeten betalen. Door afspraken te maken met zichzelf en bijvoorbeeld ‘lege tijd’ in te plannen, proberen ze controle te houden over die energiebalans. Voor sommigen is het interview voor Uit de WAO een stap geweest in de acceptatie van hun problemen. Maar het accepteren van de klachten blijft een persoonlijk gevecht. “Ik probeerde nog steeds mijn oude ik te handhaven”, zegt een van de vrouwen. Dat leverde haar veel stress, vermoeidheid en vooral heel veel hoofdpijn op, totdat de bedrijfsarts ingreep en stelde dat ze uit moest gaan van haar restcapaciteit bij het zoeken naar een prettige levensinvulling. Gezondheidsklachten zijn bij vrijwel alle vrouwen aanwezig, bij sommige in mindere mate, bij andere weer opnieuw, bij weer anderen verslechtert de gezondheid telkens. Een van de vrouwen heeft promotie gemaakt naar een functie die ze wel graag wilde, maar waarvan ze nooit het idee had dat ze deze zou bereiken. Haar gezondheidsklachten dwingen haar echter opnieuw aanpassingen te doen: “Ik weet dus niet hoelang ik mijn functie nog kan handhaven en dat is een moeilijk gegeven”. Een van de andere vrouwen betwijfelt of ze ooit weer fulltime zal kunnen werken. Het aantal gewerkte uren heeft ze verspreid over de week en ze kan zich op niet veel anders focussen dan werk: “Veel rusten tussendoor”. Hieruit blijkt overduidelijk dat een succesvol gereïntegreerde WAO-ster niet iemand is die ineens geen gezondheidsklachten meer heeft: het is iemand die met haar gezondheidsklachten werk kan doen, maar toch altijd een broze gezondheid heeft. Arbeid Uit vrijwel alle interviews komt het belang van de arbeidsomstandigheden naar voren. Werken als zelfstandige en het hebben van voldoende regelmogelijkheden in het werk bieden de mogelijkheid om hun energiebalans te bewaken. Zo kunnen de vrouwen ondanks hun gezondheidsklachten aan het werk blijven.
1
Ongezonde arbeidsomstandigheden zoals structureel overwerk zonder dat daar vergoeding tegenover stond of geen vakantiedagen mogen opnemen maar ook werk moeten dat niet bij hen paste (“mijn baan hield in dat ik moest scoren, geld verdienen (…) Dit druist volledig in tegen mijn waarden/normen en principes”) heeft ertoe geleid dat twee van de zeven vrouwen ontslag hebben genomen. “Mijn vermoeidheidsklachten waren ongelooflijk toegenomen en mijn gezondheid was toch meer achteruitgegaan dan ik in de gaten had”, zegt de een, en de ander kreeg huilbuien als ze ’s ochtends naar haar werk moest. Maar de recessie speelde hen hier parten. Een van hen heeft vrijwilligerswerk gevonden waar ze erg van opbloeide: “Mijn ogen glinsteren weer!”, maar de ander heeft om financiële redenen werk ver onder haar niveau moeten accepteren: “Ook heb ik vaak het gevoel van: hier ben ik dan. Intelligent, ambitieus, welwillend, maar ik ben nu schoonmaakster. Zo’n “laag” beroep heb ik zelfs nog nooit eerder gehad”. De problemen van vrouwen op de arbeidsmarkt (zoals bijvoorbeeld onder hun niveau werken, werken onder slechte omstandigheden) is voor vrouwen met gezondheidsklachten een nóg groter probleem. Sommigen kunnen hieraan ontsnappen, maar in vele gevallen zullen ze dan financieel afhankelijk worden van een (vaak mannelijke) partner. De WAO wordt dan verruild voor de partner – met alle gevolgen vandien voor de relatie en voor de toekomst van de vrouwen indien de relatie beëindigd wordt. Samengevat Geen van de vrouwen vertelt het luide en duidelijke succesverhaal dat we natuurlijk het liefste hadden gehoord. Met sommige vrouwen gaat het (heel) goed, met sommigen gaat het (helemaal) niet goed. Gezondheid en energiebalans is nog altijd een belangrijk thema in het leven van alle gereïntegreerde vrouwen uit Uit de WAO. Bij sommigen is er sprake van een positieve ontwikkeling en hun energieniveau toe neemt nog steeds toe. Voor anderen blijft hun restcapaciteit moeilijk te accepteren. En bij weer anderen is er sprake van verslechtering van hun gezondheid. Ondanks hun ‘succesvolle reïntegratie’ gaat de loopbaan van de zeven vrouwen uit Uit de WAO niet over rozen. Dit gaat niet een op een samen met een wel of niet goede gezondheid. Goed werkgeverschap, een hogere functie met meer beslisruimte of een eigen zaak bieden de regelmogelijkheden die nodig zijn om de gezondheidsklachten te kunnen managen zodat er voldoende energie is om te werken. Een onwelwillende werkgever en de financiële onmogelijkheid om hier aan te ontsnappen zet de vrouwen klem. “Ik heb nu vierentwintig uur per dag pijn (zelfs dit schrijven moet ik in etappes doen), maar ik kan het me financieel niet veroorloven om me ziek te melden, minder cliënten te nemen of te stoppen”. Voor de vrouwen met een verdienende partner of andere financiële mogelijkheden is dit probleem minder urgent. De toekomst zal echter moeten uitwijzen in hoeverre dit voor hen een goede lange-termijn strategie is. Wat willen de vrouwen meegeven aan minister De Geus? WAO-er zijn levert een stigma op dat moeilijk te accepteren is. “Het is toch een periode die ik achter me gelaten heb. Ik heb er veel van geleerd maar zie mijzelf niet meer als ex-WAO-er”. Deze vrouw vindt dat het systeem mensen als vanzelfsprekend zou moeten uitnodigen te werken aan reïntegratie. Zij wil het volgende meegeven aan minister De Geus: “Ook het beeld van ‘eens in de WAO/altijd in de WAO’ zou moeten verdwijnen. Soms kan een mens een tijdje
2
niet werken, na verloop van tijd weer wel. Mensen zien zichzelf nu vaak ook als hopeloos geval. De term WAO heeft erg stigmatiserend gewerkt”. Een van de andere vrouwen merkt op: “En ach ja… minister De Geus. Het zou fijn zijn als de insteek van het WAO-beleid zou zijn om mensen op een gezonde manier aan het werk te laten gaan. Een beleid dat gericht is op begeleiding in plaats van sancties en pressie. Uitgaan van de wil bij “WAO-mensen” om te werken. Want die is er volgens mij wel degelijk”. De boodschap voor minister De Geus is duidelijk: “Zorg beter voor de minder valide mens!!” Maak werk van individuele reïntegratiemogelijkheden, accepteer dat mensen soms een tijdje niet kunnen werken, maar ga uit van de wil om te werken bij WAO-ers. Aandacht voor de persoonlijke verhalen vinden de vrouwen ook belangrijk, want anders gaat de “aandacht uit naar de hoge heren die niet eens weten wat het is om iets te hebben…” En een van de vrouwen heeft een persoonlijk verzoek aan minister De Geus. Of hij voor haar een uitzondering wil maken door een hbo-opleiding te vergoeden vanuit reïntegratie. Ze belooft dat ze binnen twee jaar haar studie zal hebben afgerond, en nóóit meer aanspraak zal maken op de WAO. (“Het is te proberen, of niet?”) Petra Verdonk
3