-1-
STATUTEN Naam en Zetel Artikel 1 1.
De stichting draagt de naam: Stichting Oostenrijkse cultuur in Nederland.
2.
Zij heeft haar zetel in ‘s-Gravenhage.
Doel Artikel 2 1.
De stichting heeft ten doel: a.
het bevorderen van de culturele uitwisseling, wederzijds begrip en acceptatie, contacten en vriendschapsbanden tussen (de inwoners van) Oostenrijk en Nederland;
b.
het geven van bekendheid aan uitingen en aspecten van de Oostenrijkse cultuur in Nederland en het behoud daarvan.
2.
De stichting tracht, te allen tijde met inachtneming van de voorwaarden en verplichtingen zoals die gelden of in de toekomst zullen gelden voor de aanwijzing tot respectievelijk behoud van de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI), haar doel onder meer te verwezenlijken door: a.
het (doen) (mede-) organiseren van evenementen en symposia met een specifiek Oostenrijks en/of Nederlands karakter of een specifieke Oostenrijkse of Nederlandse thematiek, zoals bijvoorbeeld het periodiek (doen) (mede-) organiseren van een bal in de Oostenrijkse of Weense (debutanten-) baltraditie of soortgelijke evenementen;
b.
het in Oostenrijk en Nederland werven van fondsen en donaties;
c.
het beheren en aanwenden van dergelijke fondsen en donaties voor de realisatie van de bovenomschreven doelstellingen en de in dit artikel bedoelde activiteiten;
d.
het voeren van overleg en het samenwerken met organisaties en instellingen in Oostenrijk en Nederland die de bovenomschreven doelstellingen steunen;
e.
het verrichten van al hetgeen bevorderlijk kan zijn voor de realisatie van de bovenomschreven doelstellingen, in de meest ruime zin van het woord.
3.
De stichting beoogt niet het maken van winst.
Vermogen en financieel beheer Artikel 3 Vermogen van de stichting wordt onder meer gevormd door: 1.
a.
schenkingen;
b.
verkrijgingen krachtens erfrecht, waarbij in geval van erfgenaamschap dat uitsluitend kan onder het voorrecht van boedelbeschrijving;
c.
subsidies;
-2-
2.
d.
sponsorbijdragen;
e.
entreegelden van evenementen en bijdragen van derden;
f.
andere inkomsten.
Het bestuur is niet verplicht om bijdragen van derden te accepteren, zodra komt vast te staan dat daaraan voorwaarden worden gesteld die in strijd zijn met het doel van de stichting.
3.
De stichting houdt niet meer vermogen aan dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de doelstelling van de stichting. Onder vermogen dat nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden als hierboven bedoeld wordt begrepen: 1°. vermogen of bestanddelen daarvan welke krachtens uiterste wilsbeschikking of schenking door de stichting zijn verkregen, al dan niet in reële termen in stand te houden, voor zover die instandhouding voortvloeit uit de aan die uiterste wilsbeschikking of schenking verbonden voorwaarden; 2°. vermogensbestanddelen aan te houden voor zover de instandhouding daarvan voortvloeit uit de doelstelling van de stichting; 3°. activa aan te houden en vermogen voor de voorziene aanschaf van die activa op te bouwen, voor zover de stichting die activa ten behoeve van de doelstelling van de stichting redelijkerwijs nodig heeft.
4.
De stichting vermeldt in haar financiële administratie het doel waarvoor het vermogen wordt aangehouden, alsmede een motivering voor de omvang van het vermogen. De administratie van de stichting is voorts zodanig ingericht dat daaruit duidelijk blijkt: 1°. de aard en omvang van de aan de afzonderlijke leden van het orgaan van de stichting dat het beleid bepaalt, toekomende onkostenvergoedingen en vacatiegelden; 2°. de aard en omvang van de kosten die door de stichting zijn gemaakt ten behoeve van de werving van gelden en het beheer van de stichting, alsmede de aard en omvang van de andere uitgaven van de stichting; 3° de aard en omvang van de inkomsten van de stichting; 4°. de aard en omvang van het vermogen van de stichting.
5.
De kosten van werving van gelden en de beheerkosten van de stichting dienen in redelijke verhouding tot de bestedingen ten behoeve van het doel van de stichting te staan.
6.
Een natuurlijke persoon noch rechtspersoon kan over het vermogen van de stichting beschikken als ware het zijn eigen vermogen.
Bestuur: samenstelling, wijze van benoemen en beloning Artikel 4 1.
De stichting wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit een oneven aantal van ten minste drie (3) en ten hoogste zeven (7) natuurlijke
-3-
personen, waarvan ten minste één (1) persoon de Oostenrijkse nationaliteit heeft of heeft gehad en goed bekend dient te zijn met en aantoonbaar betrokken is bij Oostenrijk en de Oostenrijkse cultuur. Het aantal bestuurders wordt, met inachtneming van het hierboven bepaalde, bepaald door het bestuur dan wel – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – door de raad van toezicht van de stichting. Bestuurders mogen geen relatie met elkaar hebben. Onder relatie wordt verstaan:
2.
-
familieleden tot en met de vierde graad;
-
gehuwden;
-
geregistreerde partners;
-
samenwonenden.
Met uitzondering van de eerste bestuurders worden bestuurders benoemd door het bestuur dan wel – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – door de raad van toezicht van de stichting. Indien een raad van toezicht is ingesteld stelt deze het bestuur tijdig in de gelegenheid om een voordracht te doen voor iedere benoeming, welke voordracht drie (3) personen voor ieder te vervullen plaats dient te bevatten. Een dergelijk voordracht is niet bindend.
3.
Het bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, secretaris en penningmeester aan en, indien er meer dan drie bestuurders zijn, een vicevoorzitter. Wijzigingen in de samenstelling van het bestuur dienen te worden gemeld aan de Belastingdienst/Oost-Brabant kantoor 's-Hertogenbosch.
4.
De bestuurders worden benoemd voor een periode van drie (3) jaar. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden bestuurder is onmiddellijk herbenoembaar, doch ten hoogste voor twee maal. Een eenmaal niet meer herbenoembare bestuurder kan pas na verloop van ten minste drie (3) jaar weer tot bestuurder worden benoemd. De in een tussentijdse vacature benoemde bestuurder neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
5.
Indien te eniger tijd het aantal bestuurders beneden het gestelde minimum is gedaald, blijft het bestuur bevoegd.
6.
Het bestuur dan wel – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – de raad van toezicht is evenwel verplicht zo spoedig mogelijk, met inachtneming van het bepaalde in deze statuten, in de vacature(s) te voorzien.
7.
Aan bestuurders en – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – leden van de raad van toezicht kan geen bezoldiging worden toegekend voor hun werkzaamheden. Bestuurders en eventuele leden van de raad van toezicht ontvangen voor de ter zake van de door hen voor de
-4-
stichting verrichte werkzaamheden geen andere beloning dan een vergoeding voor gemaakte onkosten en een niet bovenmatig vacatiegeld. Deze vergoeding van de onkosten worden in de jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht. Bestuur: taak en bevoegdheden Artikel 5 1.
Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.
2.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
3.
Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, tenzij het besluit wordt genomen met algemene stemmen van alle in functie zijnde bestuurders.
4.
Erfstellingen mogen slechts onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
Bestuur: vergaderingen Artikel 6 1.
De vergaderingen van het bestuur worden gehouden in Nederland in de gemeente waar de stichting haar zetel heeft, dan wel in de gemeente Amsterdam, Rotterdam, Utrecht of Haarlemmermeer (Schiphol). Vergaderingen van het bestuur kunnen elders dan behoort worden gehouden, mits alle bestuurders en alle overige personen die op grond van deze statuten gerechtigd zijn de vergadering bij te wonen hebben ingestemd met de plaats van de vergadering.
2.
Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een vergadering van het bestuur (de jaarvergadering) gehouden, waar in elk geval aan de orde komt de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten.
3.
Vergaderingen zullen voorts worden gehouden wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één van de andere bestuurders daartoe schriftelijk en onder opgave van de onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richt. Indien de vergadering niet binnen drie weken wordt gehouden, is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen mits met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
4.
De oproeping tot een vergadering geschiedt ten minste zeven dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door middel van een schriftelijke oproeping.
-5-
5.
Een oproeping vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
6.
De in artikel 10 lid 1 bedoelde chefs de mission en – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – de leden van de raad van toezicht worden telkens, per gelijke datum als die van de oproeping, schriftelijk op de hoogte gesteld van de oproeping casu quo vergadering door middel van toezending van een exemplaar van de oproeping met de eventuele bijbehorende stukken. De chefs de mission hebben elk het recht om een door hen schriftelijk aangewezen persoon als waarnemer af te vaardigen naar de desbetreffende vergadering. Indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld hebben ook de leden van de raad van toezicht het recht de vergaderingen van het bestuur bij te wonen. De vorenbedoelde waarnemers en de leden van de raad van toezicht hebben in de vergaderingen van het bestuur slechts het recht om de gang van zaken te observeren; zij nemen niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming, noch hebben zij een adviserende stem.
7.
De vergaderingen worden geleid door de voorzitter. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders in de leiding van de vergadering.
8.
De secretaris notuleert de vergadering. Bij afwezigheid van de secretaris wordt de notulist aangewezen door degene die de vergadering leidt. De notulen worden vastgesteld door de voorzitter en de notulist. De notulen worden op de eerstvolgende vergadering ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur. De notulen worden vervolgens bewaard door de secretaris, die van de notulen aan de chefs de mission en - indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – de leden van de raad van toezicht kopieën doet toekomen.
9.
Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de in functie zijnde bestuurders, de hierboven in lid 6 bedoelde waarnemers en – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – de leden van de raad van toezicht, alsmede degenen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
Bestuur: besluitvorming Artikel 7 1.
Het bestuur kan in een vergadering alleen besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is.
2.
Een bestuurder kan zich in een vergadering door een andere bestuurder laten vertegenwoordigen nadat een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht is afgegeven. Een bestuurder kan daarbij slechts voor één andere bestuurder als gevolmachtigde optreden.
-6-
3.
Is in een vergadering niet de meerderheid van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier weken na de eerste vergadering. In deze tweede vergadering kan ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders worden besloten omtrent de onderwerpen welke op de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
4.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde bestuurders en alle (eventuele) waarnemers die in casu zijn aangewezen als bedoeld in artikel 6 lid 6 aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen, mits dit met algemene stemmen geschiedt én ten minste één (1) van de in artikel 6 lid 6 bedoelde waarnemers (voor zover er in casu waarnemers zijn aangewezen) of - indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – één (1) van de leden van de raad van toezicht vooraf heeft ingestemd met deze wijze van besluitvorming.
5.
Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits (i) alle bestuurders in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk hun mening te uiten en geen van hen bezwaar maakt tegen deze wijze van besluitvorming en (ii) ten minste één (1) van de in artikel 6 lid 6 bedoelde waarnemers (voor zover er in casu waarnemers zijn aangewezen) of - indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – één (1) van de leden van de raad van toezicht vooraf heeft ingestemd met deze wijze van besluitvorming. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.
6.
Iedere bestuurder heeft het recht tot het uitbrengen van één (1) stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
7.
Alle stemmingen in een vergadering geschieden mondeling, tenzij één of meer bestuurders vóór de stemming een schriftelijke stemming verlangen. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes.
8.
Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
9.
In alle geschillen omtrent stemmingen beslist de voorzitter van de vergadering.
Bestuur: einde bestuursfunctie Artikel 8.
-7-
1.
Een bestuurder, ook wanneer hij of zij voor een bepaalde tijd is benoemd, kan te allen tijde door het bestuur dan wel – indien en voor zolang een raad van toezicht is ingesteld – de raad van toezicht worden ontslagen en geschorst, indien dit in het belang is van de stichting. Een schorsing die niet binnen drie maanden gevolgd wordt door een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn.
2.
De functie van bestuurder eindigt tevens door: a.
het indienen van schriftelijk ontslag bij de voorzitter (bedanken), dit geldt niet voorzover het ontslag met zich brengt dat de stichting (tijdelijk) niet voorzien zal zijn van het minimaal vereiste aantal bestuurders; het ontslag gaat in zodra het is ingediend of op een later bij het ontslag aangegeven tijdstip;
b.
door het aftreden van een bestuurder volgens het in artikel 4 bedoelde rooster van aftreden;
c.
overlijden van een bestuurder;
d.
het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen, het verlies van zijn geestelijke vermogens welke van dusdanige aard is dat in redelijkheid niet van de stichting kan worden verlangd de bestuursfunctie voort te laten duren;
e.
een strafrechtelijk vonnis waarbij de bestuurder schuldig wordt bevonden;
f.
ontslag door de rechtbank als bedoeld in artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek.
Vertegenwoordiging Artikel 9 1.
Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. Voorts komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid toe aan de voorzitter gezamenlijk handelend met een ander bestuurslid.
2.
Op handelen in strijd met artikel 5 leden 2 en 3 kan tegenover derden beroep worden gedaan.
3.
Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuurders, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen, behalve ten aanzien van het openen van bankrekeningen en het doen van betalingen.
Raad van toezicht Artikel 10 1.
De stichting kan een raad van toezicht hebben. Een raad van toezicht kan te allen tijde worden ingesteld bij gezamenlijk besluit van de drie chefs de mission van respectievelijk: -
de Oostenrijkse ambassade in Nederland;
-
de Oostenrijkse handelsdelegatie in Nederland;
-
het Oostenrijks toeristenbureau in Nederland.
-8-
In geval van ontstentenis of belet één hunner blijven de twee andere chefs de mission bevoegd tot het nemen van een besluit tot het instellen van een raad van toezicht. Een zodanig besluit treedt in werking zodra een afschrift van dat besluit is neergelegd ten kantore van het handelsregister. Op dezelfde wijze kan een ingestelde raad van toezicht worden opgeheven. 2.
Indien een raad van toezicht is ingesteld, is dit artikel en zijn de volgende twee artikelen, alsmede die artikelen waarin dit uitdrukkelijk is bepaald, van toepassing.
3.
De raad van toezicht bestaat uit drie (3) natuurlijke personen, waarvan ten minste één (1) persoon de Oostenrijkse nationaliteit heeft of heeft gehad en goed bekend dient te zijn met en aantoonbaar betrokken is bij de Weense baltraditie.
4.
De leden van de raad van toezicht worden benoemd bij gezamenlijk besluit van de drie chefs de mission van respectievelijk:
5.
-
de Oostenrijkse ambassade in Nederland;
-
de Oostenrijkse handelsdelegatie in Nederland;
-
het Oostenrijks toeristenbureau in Nederland.
De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van drie (3) jaar. Zij treden af volgens een door de raad van toezicht op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van de raad van toezicht is onmiddellijk herbenoembaar, doch ten hoogste voor twee maal. Een eenmaal niet meer herbenoembaar lid van de raad van toezicht kan pas na verloop van ten minste drie (3) jaar weer tot lid van de raad van toezicht worden benoemd. De in een tussentijdse vacature benoemd lid van de raad van toezicht neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
6.
Indien te eniger tijd het aantal leden van de raad van toezicht beneden het gestelde minimum is gedaald, blijft de raad van toezicht bevoegd.
7.
Een lid van de raad van toezicht defungeert: (a) door vrijwillig aftreden; (b) door ontslag verleend door de voornoemde gezamenlijke chefs de mission; (c) door aftreden volgens het in lid 5 bedoelde rooster van aftreden; (d) door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen; (e) een strafrechtelijk vonnis waarbij het lid schuldig wordt bevonden; (f) door overlijden.
8.
Het lidmaatschap van de raad van toezicht is onverenigbaar met de functie van bestuurder van de stichting.
Taak raad van toezicht Artikel 11
-9-
1.
De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. Hij staat het bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting.
2.
De raad van toezicht heeft toegang tot alle bij de stichting in gebruik zijnde ruimten en heeft het recht om inzage te nemen in alle boeken en bescheiden van de stichting.
3.
Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens.
Vergaderingen van de raad van toezicht Artikel 12 1.
De vergaderingen van de raad van toezicht worden gehouden in de gemeente waar de stichting is gevestigd, tenzij de raad van toezicht anders besluit
2.
De raad van toezicht benoemt zelf uit zijn midden een voorzitter. De raad van toezicht kan tevens uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter benoemen, die bij afwezigheid van de voorzitter al diens taken en bevoegdheden waarneemt. De raad van toezicht benoemt voorts uit zijn midden een secretaris.
3.
Elk jaar wordt ten minste één vergadering gehouden.
4.
Vergaderingen zullen voorts worden gehouden wanneer de voorzitter dit wenselijk acht of indien één van de andere leden daartoe schriftelijk en onder opgave van de onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richt. Indien de vergadering niet binnen drie weken wordt gehouden, is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen mits met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
5.
De oproep tot de vergadering geschiedt schriftelijk ten minste zeven dagen tevoren, de dag van de oproep en die van de vergadering niet meegerekend.
6.
De oproep vermeldt, behalve de plaats en het tijdstip van de vergadering, de agenda. De in artikel 10 bedoelde chefs de mission alsmede – tenzij de raad van toezicht anders besluit - de bestuurders worden telkens, per gelijke datum als die van de oproeping, schriftelijk op de hoogte gesteld van de oproeping casu quo vergadering van de raad van toezicht door middel van toezending van een exemplaar van de oproeping met de eventuele bijbehorende stukken.
7.
Indien in een vergadering alle leden aanwezig zijn, kunnen over alle onderwerpen geldige besluiten worden genomen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
8.
De raad van toezicht kan alleen besluiten nemen indien de meerderheid van de leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Een lid kan zich
-10-
door een ander lid laten vertegenwoordigen na overlegging van een volmacht. Een lid kan daarbij slechts voor één mede-lid als gevolmachtigde optreden. 9.
Stemmingen geschieden mondeling, tenzij een lid schriftelijke stemming verlangt. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
10. Ieder lid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Voorzover de statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. 11. Het door de voorzitter van de vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van de stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voorzover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. 12. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door de secretaris. Bij afwezigheid van de secretaris wordt de notulist aangewezen door de voorzitter. De notulen worden door de voorzitter en de notulist vastgesteld. De notulen worden op de eerstvolgende vergadering ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van toezicht. De notulen worden vervolgens bewaard door de secretaris. 13. De raad van toezicht kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle leden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk hun mening te uiten en geen van hen bezwaar maakt tegen deze wijze van besluitvorming. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd. 14. De chefs de mission hebben elk het recht om een door hen schriftelijk aangewezen persoon als waarnemer af te vaardigen naar vergaderingen van de raad van toezicht. De vorenbedoelde waarnemers hebben in die vergaderingen slechts het recht om de gang van zaken te observeren; zij nemen niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming, noch hebben zij een adviserende stem. 15. Tenzij de raad van toezicht anders besluit hebben ook bestuurders toegang tot vergaderingen van de raad van toezicht, doch hebben in die vergaderingen alsdan slechts een adviserende stem. Beleidsplan Artikel 13 De stichting beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de stichting te verrichten werkzaamheden, de wijze van werving van gelden, het beheer van het vermogen van de stichting en de besteding daarvan. Boekjaar en jaarstukken Artikel 14
-11-
1.
Het boekjaar van de stichting loopt van één juli van enig jaar tot en met dertig juni van het daaropvolgende jaar.
2.
Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3.
Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken, op papier te stellen en vast te stellen. Het bestuur kan – en indien dit op grond van de wet verplicht mocht zijn, zal – opdracht verlenen tot onderzoek van de balans en de staat van baten en lasten aan een registeraccountant, accountant-administratieconsulent dan wel een andere deskundige in de zin van artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek. Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de in het vorige lid bedoelde stukken. Décharge van het bestuur voor het gevoerde beleid volgt niet automatisch uit het vaststellen van de jaarstukken, doch wordt als apart agendapunt behandeld.
4.
Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
5.
De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
6.
Op een daartoe strekkend verzoek van de Belastingdienst geeft de stichting inzage in haar financiële administratie.
Reglement Artikel 15 1.
Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen worden geregeld, die naar het oordeel van het bestuur (nadere) regeling behoeven.
2.
Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3.
Het bestuur is bevoegd het reglement te wijzigen of te beëindigen.
4.
Op de vaststelling, wijziging en beëindiging van het reglement is het bepaalde in artikel 18 lid 1, 2 en 3 van toepassing.
Comités Artikel 16.
-12-
1.
Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het instellen van één of meer comités, die het bestuur bijstaan in de uitvoering van bepaalde bestuursbesluiten of bestuurstaken.
2.
De leden van een comité worden benoemd en ontslagen door het bestuur.
3.
De leden van een comité maken geen deel uit van het bestuur en oefenen geen zeggenschap uit.
4.
Het bestuur kan een ingesteld comité te allen tijd weer opheffen.
Internetsite Artikel 17 De stichting onderhoudt een internetsite waarop ten minste de volgende gegevens worden gepubliceerd: -
de naam van de stichting;
-
het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer/fiscaal nummer van de stichting;
-
het post- of bezoekadres van de stichting;
-
een duidelijke beschrijving van de doelstelling van de stichting;
-
de hoofdlijnen van het beleidsplan als bedoeld in artikel 13;
-
de namen en functies van de bestuurders;
-
het beleid ten aanzien van vacatiegelden en onkostenvergoedingen;
-
een actueel verslag van de uitgeoefende activiteiten;
-
een financiële verantwoording;
-
de statuten van de stichting zoals zij op enig moment luiden.
Statutenwijziging Artikel 18 1.
In de statuten van de stichting kan geen verandering worden gebracht dan door een besluit van het bestuur. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 lid 4 en lid 5 kan dat besluit slechts genomen worden in een vergadering, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
2.
Zij die de oproeping tot de vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijftien dagen voor de vergadering een exemplaar van dat voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, aan alle bestuurders toezenden.
3.
Een besluit tot statutenwijziging wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen, in een vergadering, waarin alle van de in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Zijn niet alle in functie zijnde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan binnen vier weken, doch niet eerder dan twee weken, daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden worden, waarin over het voorstel, zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal dan aanwezige of vertegenwoordigde
-13-
bestuurders, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen. Bij de oproeping tot deze tweede vergadering dient te worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders. 4.
Een statutenwijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Tot het doen verlijden van die akte is iedere bestuurder bevoegd.
5.
Wijzigingen van de statuten van de stichting dienen te worden gemeld aan de Belastingdienst/Oost-Brabant kantoor 's-Hertogenbosch.
Ontbinding en vereffening Artikel 19 1.
Is het bestuur van oordeel, dat het doel van de stichting verwezenlijkt is, dan wel niet of niet meer voldoende zal kunnen worden verwezenlijkt, dan kan het tot ontbinding van de stichting besluiten.
2.
Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in artikel 18 lid 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing.
3.
Bij het besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het liquidatiesaldo vastgesteld. Hetgeen na voldoening van de schuldeisers van het vermogen van de ontbonden stichting is overgebleven, dient te worden besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling als de stichting of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die een soortgelijke doelstelling heeft als de stichting.
4.
Na ontbinding geschiedt de vereffening door de bestuurders, tenzij bij het besluit tot ontbinding anderen tot vereffenaars zijn aangewezen.
5.
Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van de door de vereffenaars aangewezen persoon.
6.
Op de vereffening zijn overigens de bepalingen van Titel 1, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Slotbepalingen Artikel 20 1.
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
2.
Onder schriftelijk wordt in deze statuten verstaan elk via de gangbare communicatiekanalen overgebracht bericht, waarvan uit geschrift of elektronisch blijkt.