Spoedcursus Parlementaire Geschiedenis Op 12 september 2012 gaat Nederland weer naar de stembus om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen. Hoewel we de uitslag van de verkiezingen, en ook niet welke coalitie er komt, nog niet kunnen voorspellen, weten we nú al één ding zeker: het journaille zal hijgen, puffen en steunen dat ‘het deze keer allemaal nog véél moeilijker is’, dat ‘de Kamer politiek versplinterd is’ en dat de tijden politiek bezien nog nooit zo complex waren als nu. Maar is dat wel zo? In dit handige overzicht laat ik wat plaatjes zien die je een indruk geven van hoe de Tweede Kamer in de afgelopen jaren gefunctioneerd heeft. Zijn er inderdaad, zoals sommigen blijkbaar geloven, veel meer kleine partijen in de Tweede Kamer dan vroeger? Zijn er inderdaad minder mogelijkheden voor coalities dan vroeger? De gegevens voor deze grafiekjes komen van wikipedia. Het is allemaal geen raketwetenschap wat ik hier laat zien: gewoon wat data verzamelen en met excel er plaatjes van maken. En dat levert al snel aardige visualisaties op, zoals: -
Hoeveel partijen hebben er in de Tweede Kamer gezeten sinds 1956? Hoe zijn de partijen in de Tweede Kamer verdeeld geweest sinds 1956? Hoeveel zetels zijn er tussen periodes door ‘van eigenaar’ gewisseld sinds 1956? Welke partij fluctueert het meest qua aantal zetels sinds 1956? Hoeveel coalitiemogelijkheden waren er na elke verkiezing sinds 1956? Uit hoeveel partijen hebben kabinetten doorgaans bestaan sinds 1956? Welke partijen hebben welke kabinetten gevormd sinds 1956? Hoeveel zetels hebben kabinetten doorgaans gehad sinds 1956? Hoe lang hebben kabinetten doorgaans gezeten sinds 1956? Hoe lang hebben kabinetsformaties geduurd sinds 1956? Welke partij heeft het vaakst in een kabinet gezeten sinds 1956? Welke partij heeft het langst in een kabinet gezeten sinds 1956? Welke partij heeft het vaakst een minister-president geleverd sinds 1956? Welke partijen hebben hoeveel ministers en staatssecretarissen geleverd sinds 1956? Waarom zijn welke kabinetten beëindigd?
Als je dit document snel scant, heb je razendsnel een cursusje parlementaire geschiedenis geconsumeerd. Hiermee kun je beter geïnformeerd de onvermijdelijke discussie bij de koffieautomaat of cup-a-soup-minuut voeren, beter artikelen schrijven over wat er nu precies aan de hand is en beter begrijpen hoe het politieke speelveld er uit ziet. In dit document analyseer ik de samenstelling van de Tweede Kamer vanaf 1956. Vanaf dat jaar had de Tweede Kamer namelijk 150 zetels, in plaats van de 100 die ze hiervoor had.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoeveel partijen hebben er in de Tweede Kamer gezeten sin 1956? Een veelgehoorde klacht is dat er nu teveel partijen in de Tweede Kamer zitten. Besluiten nemen wordt zo moeilijker en vergaderingen duren langer, omdat elke partij zijn zegje wil doen over elk onderwerp. Sommige politici vinden deze ‘trage besluitvorming’ zo hinderlijk, dat ze voorstellen dat de Tweede Kamer maar terug moet naar 100 zetels – in de hoop dat er zo minder partijen in het parlement komen en zo, via een omweg, de besluitvorming sneller kan. Maar de feiten laten zien dat de Tweede Kamer de afgelopen jaren helemaal niet zo overbevolkt werd met partijen. Sterker nog: met 10 partijen in de Tweede Kamer was de afgelopen periode zelfs ondergemiddeld: het gemiddeld aantal partijen per periode lag net een tikje boven de 10, namelijk op 10,3. Dit uitschieters naar boven ten opzichte van dit gemiddelde zijn de verkiezingen van 1971 en 1972: in die beide periodes zaten er veertien partijen in de Tweede Kamer. In 1971 kwamen er drie partijen nieuw het parlement binnen: de democratisch socialisten genaamd DS ’70, de groen-progressieve PPR en de Nieuwe Midden Partij voor middenstanders. De NMP hield het niet lang vol en ruimde het veld bij de verkiezingen van 1972 voor een andere nieuwkomer: de Rooms Katholieke Partij Nederland (RKPN). Dit zie je terug in het onderstaande plaatje. De blauwe lijn geeft het aantal partijen in de Tweede Kamer per periode weer. De groene lijn is het gemiddeld aantal partijen over de afgelopen periodes, zodat je makkelijk kunt zien wanneer er meer of minder partijen dan gemiddeld in de Tweede Kamer zaten.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoe zijn de partijen in de Tweede Kamer verdeeld geweest sinds 1956? Het is natuurlijk prachtig om te weten hoeveel partijen er in de Tweede Kamer zaten, maar minstens net zo belangrijk is het om te weten hoe de onderlinge verhoudingen waren. Het onderstaande plaatje laat dit zien: de groene lijn geeft het aantal zetels weer van de grootste partij, de blauwe lijn is de standaarddeviatie. De standaarddeviatie is een getal dat uitdrukt hoeveel partijen afweken van de gemiddelde partijgrootte: hoe hoger dat getal, hoe meer verschillen in partijgrootte er waren in de Tweede Kamer. Deze grafiek laat zien dat er toch iets in de vage uitspraak ‘de Tweede Kamer is versplinterd’ zit: de onderlinge verschillen in zetelaantallen zijn kleiner dan ooit. Maar dit komt dus niet omdat er teveel kleine partijen in zitten. De oorzaak zit hem er in dat de grote partijen steeds kleiner worden: waar de grootste partij eerder makkelijk ond de 40 á 50 zetels haalde, was dat bij de laatste verkiezingen slechts 31 zetels voor de VVD. In de laatste jaren is vooral het verkruimelen van het CDA een goede illustratie van deze ontwikkeling. Deze partij werd met 54 zetels in 1986 en 1989 de grootste, en vervolgens in 2002 en 2003 weer met 43 en 44 zetels, maar moest zich de afgelopen periode tevreden stellen met een historisch lage 21 zetels – en na 12 september waarschijnlijker met nóg minder. Maar de blauwe lijn, de standaarddeviatie, laat zien dat het niet alleen een probleem is van het CDA: de zetelverschillen tussen álle partijen worden telkens kleiner en hebben met de afgelopen periode zelfs een historisch dieptepunt bereikt.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoeveel zetels zijn er tussen periodes door ‘van eigenaar’ gewisseld sinds 1956? Een andere manier om te kijken naar de samenstelling van de Tweede Kamer is kijken naar het verloop van zetels: zijn er, van periode tot periode, veel partijen van omvang veranderd, zijn er nieuwe partijen bijgekomen in de Kamer of zijn er veel partijen verdwenen? Ik heb dit in kaart gebracht in deze grafiek door te laten zien hoeveel zetels er ‘van eigenaar’ zijn gewisseld: hoeveel partijen hebben hoeveel zetels verloren ten opzichte van de vorige verkiezingen, en dat opgeteld bij hoeveel partijen hoeveel zetels gewonnen hebben ten opzichte van de vorige verkiezingen. De blauwe lijn laat zien hoeveel zetels er van eigenaar gewisseld zijn, de groene lijn geeft het gemiddelde weer sinds 1956. Er zit natuurlijk een soort dubbeltelling in: elke zetel die een partij verliest, moet door een andere partij gewonnen worden. Daarom tellen we het totaal ‘verloren’ zetels op bij het totaal aantal ‘gewonnen’ zetels en delen het vervolgens door twee, om zo tot een soort van volatilitieitsindex te komen. De uitschieter naar beneden in 1965 is een beetje oneerlijk: na de verkiezingen van 1963 kwam het kabinet Cals tot stand. Dit kabinent struikelde in 1966 in de beroemde ‘Nacht van Schmelzer’, waarna het rompkabinet Zijlstra werd gevormd, tot de eerstvolgende verkiezingen. Deze 0-score kun je dus eigenlijk wegdenken. De grote uitschieter naar boven wordt gevormd door de verkiezingen van 1977: ten opzichte van 1972 zijn er daar 134 zetels gewisseld van eigenaar. Dit is niet gek: in 1980 werd het CDA opgericht op basis van drie christelijke partijen: de Christelijk-Historische Unie (CHU), de AntiRevolutionaire Partij (ARP) en de Katholieke Volkspartij (KVP), maar in 1977 namen deze drie confessionele partijen al onder één gedeelde CDA-lijst deel aan de verkiezingen. De zetels die deze drie ‘kwijtraakten’ worden in deze grafiek opgeteld bij de zetels die het CDA ‘won’ – maar eigenlijk is dat dus een beetje een definitiekwestie. In werkelijkheid haalde het CDA 49 zetels, één zetel meer dan de CHU, ARP en de KVP bij de verkiezingen ervoor haalden, wat betekent dat je deze uitschieter eigenlijk weg kunt denken. Maar al vanaf de jaren negentig zien we dat er meer en meer zetels van partij wisselen. Dit betekent waarschijnlijk dat partijen vanaf de jaren ’90 steeds minder kunnen uitgaan van een soort ‘vaste basis’ in het parlement: de ene keer kun je de grootste zijn, de keer erop kun je een middenmoter zijn. De fluctuaties zijn groter. In 1994 worden de fluctuaties vooral veroorzaakt doordat CDA en PvdA respectievelijk 20 en 12 zetels verliezen. D66 krijgt er 12 bij en stijgt naar 24 zetels. Verder komen er drie nieuwe partijen bij: het Algemeen Ouderen Verbond (AOV), Unie 55+ en de SP. In 1998 is het relatief iets rustiger, maar in 2002 vindt er een politieke aardverschuiving plaats: de LPF komt met 26 zetels binnen, het CDA herstelt en wint 14 zetels, terwijl de Paarse partijen zwaar zetels moeten bloeden. Het CDA besluit te regeren met de LPF, maar dat knapt al snel uit elkaar. Koud een jaar na de vorige verkiezingen is de uitslag weer anders: de LPF stort in en de PvdA profiteert hiervan. De andere partijen, zoals CDA, VVD en D66, verschuiven in dat jaar maar nauwelijks in zetelaantal. 2006 is het jaar voor de SP, die 16 zetels wint. Het nieuws rondom de nieuwe PVV lijkt dat fenomeen echter een beetje te doen vergeten: met de negen zetels van de PVV heeft de Kamer er ineens een ‘rechtse’ partij bij. In 2010 is het grote verhaal de 20 zetels verlies voor het CDA, © 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
maar ook de 10 zetels verlies voor de SP en de 15 zetels winst voor de PVV laten bij elkaar zien dat de kiezer minder gebonden is aan een partij dan ooit.
Deze toegenomen volatiliteit doet menig onderzoeker roepen dat ‘de kiezer op drift is geraakt’, alsof dat een slechte zaak is. Een andere visie op dit fenomeen kan zijn dat de kiezer eindelijk ‘ontzuild’ is en nu per verkiezing kijkt welke partij het beste past bij zijn of haar eigen belangen en idealen.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Welke partij fluctueert het meest qua aantal zetels sinds 1956? Welke partij heeft de meeste schommelingen meegemaakt in haar bestaan? Deze grafiek laat het zien: je ziet hier de standaarddeviatie in aantal zetels die elke partij heeft meegemaakt. Het CDA heeft de meeste schommelingen meegemaakt. Deze maatstaf is natuurlijk een beetje vertekenend: hoe langer een partij bestaat, hoe groter de kans op schommelingen. Bijvoorbeeld: enkele partijen die maar één keer in de Kamer zaten, hebben een standaarddeviatie van nul. Bij partijen die langer in het Parlement zitten is te verwachten dat de fluctuatie groter is. Een tweede vertekening gebeurt op basis van formaat: een grote partij kán makkelijker een stuk of 2 zetels verliezen. Procentueel maakt dat voor die partij niet zo uit, maar omdat we de standaarddeviatie hieronder in absolute aantallen meten, ziet het er voor grote partijen drastischer uit. Niettemin, het is toch opvallend dat het CDA bovenaan staat qua schommelingen: het CDA zit pas sinds 1977 in het Parlement, terwijl de grote partijen PvdA en VVD al sinds 1956 een vaste plek bezeten. Een ereprijs gaat naar de SGP, die al sinds 1956 in de Kamer zit en vrijwel niet fluctueert.
Die fluctuaties per partij kunnen we ook laten zien door gewoon de platte gegevens in een grafiek te zetten: hoe was het zetelverloop per partij per verkiezing? In de onderstaande (ietwat onoverzichtelijke) grafiek laten we zien wat het zetelverloop was van de partijen die nu in de Tweede Kamer zitten. Dit bevestigt de bovenstaande conclusie: het CDA heeft flink heen en weer gezwabberd, terwijl de SGP een kleine, maar stabiele aanwezigheid vormt in het parlement.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoeveel coalitiemogelijkheden waren er na elke verkiezing sinds 1956? Er zijn verschillende manieren om deze vragen te beantwoorden: we kunnen kijken naar hoeveel combinaties sowieso meer dan 75 zetels haalden, of we kunnen kijken naar het aantal zogenaamde ‘minimaal winnende coalities’ (MWCs). Een minimaal winnende coalitie is een coalitie waarbij elke partij nodig is om meer dan 75 zetels te halen: haal één partij weg en de partij haalt geen meerderheid meer. Een coalitie waarbij één of meerdere partijen eigenlijk niet nodig zijn om meer dan 75 zetels te halen, noemen we een surpluscoalitie. Hier kun je dus één of meer partijen uithalen, en de coalitie behaalt nog steeds meer dan 75 zetels. Ik kijk naar het aantal MWCs, maar maak hier wel drie kanttekeningen bij: 1. In de jaren ’50 werden er regelmatig kabinetten gevormd die een surpluscoalitie waren 2. In 2010 werd er een ‘gedoogkabinet’ gevormd 3. Dat een coalitie mogelijk is, wil nog niet zeggen dat deze waarschijnlijk is: het aantal MWCs is gewoon een lijstje van alle numeriek mogelijke combinaties die meer dan 75 zetels halen en waarvan elk lid nodig is om die meerderheid te behalen. Ik kijk naar het aantal MWCs omdat dit een aardig beeld geeft van de keuzemogelijkheden die partijen hebben bij het vormen van coalities. Een surpluscoalitie kun je altijd nog vormen door er een partij bij te tellen, maar als je een meerderheidkabinet wil, dan is een MWC een noodzakelijke en voldoende voorwaarde. Het geeft tegelijkertijd een aardig beeld van welk effect het aantal partijen en de onderlinge verdeling van die partijen heeft op het aantal opties. Kijk maar:
In1971 en 1972 zaten er veertien partijen in de Tweede Kamer. Dit grote aantal maakte heel veel MWCs mogelijk. Na het ontstaan van het CDA brak er een periode aan waarin er maar vrij weinig mogelijkheden waren voor MWCs. Door de onderlinge verhoudingen in 1977, 1982 en © 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
1986, waarin het parlement werd gedomineerd door twee giganten, het CDA en de PvdA, werd het aantal MWCs zelfs beperkt tot 3. Dit betekent dat na de verkiezingen het eigenlijk al vrij snel duidelijk was welke partijen ‘tot elkaar veroordeeld’ waren. In 1994 nemen de mogelijke MWCs toe, doordat de twee grote partijen een dip maken. In 2006 en 2010 waren er toch ook een aardig aantal MWCs mogelijk.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Uit hoeveel partijen hebben kabinetten doorgaans bestaan sinds 1956? De gemiddelde coalitiegrootte was 3,04 in deze periode. Coalities met meer dan drie partijen komen vaker voor in het verre verleden dan in het nabije verleden: de twee vijfpartijencoalities waren Biesheuvel I en Den Uyl, en de vierpartijencoalities waren rond diezelfde tijd of daarvoor. Sommige kabinetten waren ook nog eens surpluskabinetten: een coalitie waarin één of meerdere partijen niet nodig waren om meer dan 75 zetels te halen.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Welke partijen hebben welke kabinetten gevormd sinds 1956? We zullen verderop zien dat het CDA en haar voorgangers het vaakst in een kabinet hebben gezeten, gevolgd door de VVD en dan pas de PvdA. Dit overzicht geeft weer welke partijen welke kabinetten hebben gevormd. Ik heb de voorganngers van het CDA, de KVP, de ARP en de CHU, kleuren gegeven die lijken op die van het CDA: zo kun je goed zien welke grote rol de confessionele partijen hebben gespeeld in alle kabinetten sinds 1956.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoeveel zetels hebben kabinetten doorgaans gehad sinds 1956? Om een meerderheid te halen, heeft een coalitie meer dan 75 zetels nodig. Dit is in de geschiedenis niet altijd gelukt: het kabinet Rutte, bijvoorbeeld, kon dankzij de gedoogconstructie onder de 75 zetels blijven. Er zijn meer kabinetten die zoiets gedaan hebben, maar meestal waren dat kabinetten die ontstonden nadat een eerdere coalitiepartner was weggelopen en er niet direct nieuwe verkiezingen volgden. Zulke kabinetten heten ‘rompkabinetten’, die met volledige bevoegdheid door regeren maar niet al te controversiële zaken oppakken. Aan de andere kant zijn er ook coalities geweest die veel groter waren dan ‘nodig’. Het kabinet Drees III is hier een voorbeeld van: de ARP en de CHU waren beiden niet nodig om de PvdA en de KVP aan een meerderheid te helpen: deze twee grote partijen hadden gezamenlijk al 99 zetels.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoe lang hebben kabinetten doorgaans gezeten sinds 1956? In de onderstaande grafiek zie je hoeveel dagen kabinetten sinds 1956 gezeten hebben. Gemiddeld genomen zitten kabinetten iets minder dan 888 dagen. Mark Ruttes kabinet met 692 dagen valt dus net onder het gemiddelde. Het langst zittende kabinet was Lubbers III met 1749 dagen, gevolgd door het kabinet Den Uyl met 1683 dagen. Het kortst zittende kabinet was het rompkabinet Zijlstra, gevormd in 1966 na de val van het Kabinet Cals.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Hoe lang hebben kabinetsformaties geduurd sinds 1956? Als het gaat om de duur van kabinetsformatie, dan was was het kabinet Rutte duidelijk een zware bevalling: net zo zwaar als Balkenende II. Gemiddeld duurt een formatie iets meer dan 77 dagen (groene lijn), waar deze kabinetten met 125 dagen ver boven uitsteken. De uitschieter was echter Van Agt I. Bij die verkiezingen werd de PvdA met 53 zetels de grootste partij, en lange tijd probeerden de PvdA en het CDA samen uit de onderhandelingen te komen. Dit lukte echter niet, waardoor de onverwachte oplossing gekozen werd: het CDA (op één na grootste patij) en de VVD (op twee na grootste partij) vormden samen de nieuwe coalitie en de grootste partij in het parlement, de PvdA, werd verbannen naar de oppositiebanken. De korte formatieduur van Balkenende III is omdat het hier een rompkabinet betrof: D66 vertrok uit Balkenende II en er werd een nieuwe regering geformeerd, onder begeleiding van oud-minister-president Lubbers.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Welke partijen hebben het vaakst in een kabinet gezeten? Al sinds jaar en dag geloven we, met dank aan Geert Wilders en kornuiten, dat de PvdA na decennia van regeren ons land kaot heeft gemaakt. Maar klopt dit wel? De statistieken laten zien van niet: als we tellen wie er het vaakst in een kabinet heeft gezeten sinds 1956, dan komen we op de VVD als ‘vaakst regerende partij’.
Deze telling is natuurlijk niet eerlijk: drie partijen zijn gefuseerd tot het CDA, en die drie partijen tellen in het bovenstaande overzicht niet mee voor de totaalscore voor het CDA. Als we elke keer dat hetzij KVP, ARP of CHU voorkomen, vervangen door ‘CDA’, dan komen we op de volgende telling voor kabinetsdeelname. Het CDA is veruit de partij die aan de meeste kabinetten heeft deelgenomen:
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Welke partijen hebben het langst in een kabinet gezeten? Kabinetten hebben niet altijd even lang gezeten; Het kan maar zo zijn dat een partij weliswaar aan veel kabinetten heeft meegedaan, maar vanwege voortdurend struikelen van regeringen maar weinig aan echte ‘regeertijd’ is toegekomen. Of andersom: een partij heeft misschien aan weinig kabinetten deelgenomen, maar die kabinetten zaten wel lang, waardoor ze veel regeertijd hebben gekregen. Welke partijen de meeste regeertijd hebben gehad bereken ik op basis van de zittingsduur van kabinetten in aantal dagen. De VVD komt in eerste instantie weer bovendrijven als de partij die het langste in een regering zat, gevolgd door het CDA. De VVD staat wel op eenzame hoogte in deze grafiek. Niet alleen is de VVD dus al een partij die in ieder geval vanaf ons nieuwe 150 zetels tellende parlement in de Kamer zat, het is ook nog eens een partij die vaak de handen aan de knoppen van het overheidsbeleid heeft gehad.
Als we het zelfde grafiekje nog een keer maken, maar nu weer elke keer dat ARP, KVP of CHU in de regering zaten, aanmerken als regeringsdeelname van het CDA, dan krijgen we het volgende beeld:
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Ook hier steekt het CDA er weer met kop en schouders bovenuit als de ‘meest regerende partij’. Op ruime afstand staat de VVD, die weer op ruime afstand gevolgd wordt door de PvdA. De gedachte dat decennia aan ‘links beleid’ het land in de knel hebben gebracht, kan dus niet kloppen, tenzij de PvdA er in is geslaagd om met minder regeertijd meer kapot te maken dan welke andere partij dan ook met meer regeertijd kon opbouwen.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Welke partij heeft het vaakst een minister-president geleverd sinds 1956? Het antwoord op deze vraag mag gezien het voorgaande natuurlijk geen verbazing wekken: het CDA heeft het vaakste een minister-president geleverd. Als we ARP en KVP nog apart tellen, dan heeft het CDA 10 ministers-president geleverd, maar als we die van ARP en KVP erbij optellen dan komen we op een totaal van welgeteld 18 van de 23 afgelopen ministers-president. De VVD heeft maar één keer een minister-president geleverd: dat was het afgelopen kabinet Rutte. Dit ondanks het feit dat de VVD regelmatig in een regeringscoalitie heeft gezeten. Tussen CDA en VVD zit alleen nog de PvdA met 4 ministers-president sinds 1956.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Welke partijen hebben hoeveel ministers en staatssecretarissen geleverd sinds 1956? We hebben het aantal ministers en staatsecretarissen per kabinet en per partij in kaart gebracht. We zijn hier wel een beetje ruimhartig in geweest bij het tellen: wanneer er tussentijds een minister of staatssecretaris is afgetreden of weggevallen, dan hebben we deze wel meegeteld, evenals zijn of haar vervanger. Dus, bijvoorbeeld, toen in kabinet Drees III de ministerspost van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening achtereenvolgens werd vervuld door een PvdA’er (Mansholt), een CHU’er (Staf) en wederom een PvdA’er (Vondeling), telt dat hier als 2 ministers voor de PvdA en één minister voor de CHU. Neem de telling dus niet al te letterlijk: hier en daar kunnen er verschillen zitten ten opzichte van een andere telling. In het onderstaande plaatje zie je zowel de ministers (inclusief minister-president) en de staatsecretarissen. De staatsecretarissen hebben een iets lichtere kleur dan de ministers, om het verschil aan te geven. Het brede patroon kennen we ondertussen al wel: het CDA, of haar voorgangers KVP, ARP en CHU, hebben vrijwel de gehele tijd in het kabinet gezeten en hebben dus ook veel bestuurders geleverd. Verder is het opvallend dat nieuwkomers LPF en CU eigenlijk een vrij fors aandeel in het aantal posten krijgen. In het geval van de LPF is dat nog begrijpelijk, omdat deze partij zo groot was. Maar de nieuwkomers DS’70, PPR en D66 kregen bij hun regeerdebuut helemaal niet zoveel posten als de CU, terwijl ze in dezelfde categorie van grootte zitten. Verder valt op dat het laatste kabinet, dat van Rutte, een heel stuk kleiner is dan het kabinet ervoor, Balkenende IV. Dit was ook de verkiezingsbelofte van de VVD: een kleinere regering en ministeries samenvoegen, wat zo te zien formeel in ieder geval gelukt is. Slechts de kabinetten Zijlstra en Beel II waren kleiner.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Waarom zijn welke kabinetten beëindigd? Een kort overzicht als geheugensteuntje. De meeste kabinetten eindigen in rampspoed: slechts een enkel kabinet bereikt zonder kleerscheuren het einde van de parlementaire periode. Kabinet Drees III
Reden Kabinetscrisis
Beel II De Quay Marijnen
Ontbinding, vervroegde verkiezingen Einde parlementaire periode Kabinetscrisis
Cals
Kabinetscrisis
Zijlstra
Ontbinding, vervroegde verkiezingen Einde parlementaire periode Kabinetscrisis
De Jong Biesheuvel I
Biesheuvel II Den Uyl
Ontbinding, vervroegde verkiezingen Kabinetscrisis
Van Agt I Van Agt II
Einde parlementaire periode Kabinetscrisis
Van Agt III Lubbers I Lubbers II
Ontbinding, vervroegde verkiezingen Einde parlementaire periode Kabinetscrisis
Lubbers III Kok I Kok II
Einde parlementaire periode Einde parlementaire periode Kabinetscrisis
Balkenende I
Kabinetscrisis
Toelichting De Tweede Kamer amendeerde een wet over belastingverhoging waar het kabinet niet mee akkoord kon gaan. Kabinet Beel II was een rompkabinet. Geen bijzonderheden Het kabinet was intern verdeeld over de inrichting van het omroepbestel. In de ‘Nacht van Schmelzer’ nam de Tweede Kamer een motie aan die vroeg om betere dekking van de Rijksbegroting. Kabinet Zijlstra was een rompkabinet Geen bijzonderheden In de ministerraad ontstond onenigheid over loon- en prijsbeleid en bezuinigingen. DS’70 trad uit het kabinet. Na 22 dagen crisis werd Biesheuvel II geformeerd. Kabinet Biesheuvel II was een rompkabinet De progressieve partijen PvdA, PPR en D66 verschilden van mening met de KVP en ARP over de hoogte van de vergoeding bij grondonteigening. Het gehele kabinet bleef demissionair tot de volgende, normale verkiezingen. Geen bijzonderheden Het banenplan van minister Den Uyl kon niet rekening op financiering. De PvdA stapte uit de regering – de overblijvers CDA en D66 formeren een rompkabinet. Van Agt III was een rompkabinet Geen bijzonderheden De VVD kon niet meer akkoord gaan met een aftopping van het reiskostenforfait en een verhoging van de dieselaccijns. Geen bijzonderheden Geen bijzonderheden Kabinet Kok II koos zelf af te treden naar aanleiding van het Srebrenica-rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek konden niet meer met elkaar samenwerken. De overige regeringspartijen zegden het
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217
Balkenende II
Kabinetscrisis
Balkenende III Balkenende IV
Ontbinding, vervroegde verkiezingen Kabinetscrisis
Rutte
Kabinetscrisis
vertrouwen op in dit kabinet. Regeringspartij D66 weigerde verder samen te werken met VVD-minister Verdonk als gevolg van haar opstelling omtrent de nationaliteit van Ayaan Hirsi Ali. Balkenende III was een rompkabinet Regeringspartijen waren het oneens over een eventuele verlening van de Nederlandse militaire missie in de Afghaanse provincie Uruzgan. Gedoogpartner PVV kon niet akkoord gaan met de begrotingsplannen van de VVD en het CDA.
© 2012 – www.deluistervinken.nl –
[email protected] – 08-28167217