1
SPIRITUALITEIT VAN DE STILTE 17 september 2010 – Karmel Twente n.a.v. 1 Koningen 19: Elia was op de vlucht voor koning Achab en diens vrouw Isebel. Isebel wilde Elia doden, omdat hij voor de zoveelste keer het wangedrag van het koningshuis had aangeklaagd. Koning Achab en zijn vrouw Isebel trokken zich niets aan van mijn en dijn van de mensen in hun land en met name de armsten van Israël hadden zwaar te lijden onder het onrecht en de willekeur van de koninklijke familie. Elia kwam daar herhaaldelijk tegen in opstand. Jullie kennen waarschijnlijk allemaal wel de manier waarop Elia de officiële staatsgodsdient van de Baäls-priesters belachelijk maakte. Het gevolg was, dat ze hem het leven zuur maakten. Heel zuur. Ze vervolgden hem. Ze bedreigden hem met de dood. Niet één keer, maar herhaalde malen. Het kon niet anders dan dat Elia al die miskenningen en gevechten moe werd. Zo moe, dat hij eigenlijk het liefst niet meer wilde leven. Daar begint het verhaal dat we net hoorden. Elia trekt de woestijn in, legt zich neer onder een bremstruik en slaapt in. Hij hoopt daar te sterven. Maar hij wordt uit zijn slaap wakker gemaakt door een engel, de boodschapper bij uitstek van God. De engel zegt: “Sta op en eet.” En Elia eet en drinkt en gaat weer slapen. Dat is ook nu nog een herkenbare reactie: eten, drinken, slapen. Veel mensen vluchten daar in als ze het moeilijk hebben. Maar de engel komt terug, maakt hem weer wakker en vraagt hem opnieuw te eten en te drinken, omdat hij anders de tocht die hij voor de boeg heeft niet zal kunnen volbrengen. En Elia eet en drinkt, maar dan blijft hij wakker, hij gaat op weg, 40 dagen en 40 nachten, naar de berg van God, de Horeb, de Sinaï, de berg waar God Zijn eerste verbond met de mensen gesloten heeft. Daar in een grot op de Horeb ontspint zich een gesprek tussen de Eeuwige en Elia. “Wat doe je hier, Elia?” “De Israëlieten hebben Uw verbond kapot gemaakt, Uw geboden met voeten getreden, nu rest er niets meer dan de dood.” Dan zegt de stem van de Eeuwige: “Ga naar buiten en treedt voor de Eeuwige op de berg.” En dan trekt de Eeuwige voorbij. Dat wordt uitvoerig verteld. Niet in een storm is de Eeuwige, en niet in een aardbeving. Ook in een verzengend vuur is Hij niet. Maar dan… dan is Hij in het suizen van een zachte bries…… Zo staat het bijna overal. Maar Kees Waaijman heeft in zijn boek over Elia [“De profeet Elia, Gottmer, Nijmegen, 1985] aangetoond, m.i. op goede gronden, dat de vertaling “in het suizen van een zachte bries” niet waarschijnlijk is. Waarschijnlijk is het beter daar te vertalen: “toen volgde het beuken van de stilte. En Elia, hij hóórde en hij bedekte zijn gezicht met zijn mantel”. Voor God uit gaat een zware storm, maar daarin was de Eeuwige niet. En ook niet in de aardbeving en ook niet in het hevige vuur. Dat waren de tekenen waarin de mensen de Eeuwige altijd hadden herkend. Maar Elia, - hij hoorde de Stem van de Eeuwige in het beuken van de stilte. God verscheen aan Elia als een Stem die tot stilte beukt, een Stem die tot stomheid slaat…. En Elia verstond dit gebeuren. “En Elia, hij hóórde…” . Hoe ik me die Stem precies moet voorstellen, weet ik niet. Misschien zoals Oosterhuis hem beschrijft: “Stem als een zee van mensen, in ons, om ons heen. Stem die mij vraagt: mens waar ben je? Wie is je broer? Stem die mij ik maakt. Stem als een specht die klopt aan mijn gehoorbeen…”
2
Ik denk, dat we in dit stukje mogen horen, dat Elia God ervaren heeft in het onrecht, in het lijden dat zijn volk werd aangedaan. Dat lijden beukte hem tot stilte. Dat onrecht verbijsterde hem, sloeg hem met stomheid. Alle spreken schoot tekort. En in die stilte hoorde hij de Eeuwige. Misschien zijn hier woorden van Simone Weil van toepassing: “Ik heb door het lijden heen de tegenwoordigheid van een liefde gevoeld. Ik heb begrepen, dat het mogelijk is vast te houden aan de liefde van God temidden van het ongeluk.” Daarop doordenkend kwam ik uit bij een stelling van mijn medebroeder Kees Waaijman, dat stilte ons in het leven niet alleen een weg kan wijzen, maar dat stilte ook een weg ís, een weg die goed is om ze te gaan. Ik wil jullie daarom graag meenemen langs een aantal verschillende gestalten van de stilte. 1. Ik begin met een kleine verkenning van de stilte die soms valt in een gesprek. U kent allemaal wel het gedicht van Judith Herzberg: Mijn vader had een uurlang zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet zei ik, nou, dit gesprek is makkelijk te resumeren. Nee, zei hij, nee, toch niet, je moet het maar eens proberen. Dit prachtige gedichtje laat zien dat stilte in een gesprek op heel verschillende manieren ervaren kan worden. Als er in een gesprek een stilte valt, dan kan dat zijn als een oase: je kunt even ademhalen, even bij jezelf komen, even de dingen door je heen laten gaan. Daarna kan het gesprek dan weer rustig zijn loop hernemen. Zo‟n stiltemoment verdiept het luisteren. Maar in het gesprek van dit gedicht heeft de vader het kennelijk heel anders ervaren. Stilte kan in een gesprek ook een heel andere betekenis krijgen. Mensen kunnen bijvoorbeeld hun gesprekspartner of hun gehoor dwingen tot luisteren door na een woord of een zin een lange pauze te laten vallen. Stilte wordt dan het instrument waarmee je de ander als het ware gevangen wilt houden in een aandacht voor jou. Iedereen die wel eens ruzie heeft gemaakt, weet dat uit ervaring. Maar soms zijn mensen ook gewoon stil omdat ze zijn uitgepraat. Er is niets meer te zeggen. Maar ook die stilte kan nog meerdere bronnen hebben. Die stilte zegt bijvoorbeeld: „het is goed zo‟, of „ik wil niet meer‟; maar ze kan ook betekenen: „ik kan niet meer‟ , of „ik durf niet meer‟ . Hier is meteen al duidelijk, dat stilte meerdere betekenissen kan hebben en ook op heel verschillende manieren ervaren kan worden. Stilte kan manipulatie betekenen, maar ze kan ook voldragen zijn, een nabijheid zonder woorden. Stille aanwezigheid. De wijzen van Israël wisten dit ook. Zij wisten, dat de kwaliteit van het zwijgen bepaald wordt door de kwaliteit van het contact. Jesus Sirach: “Sommigen zwijgen omdat ze geen antwoord weten, anderen zwijgen omdat ze hun tijd afwachten” [20,6]. En: “Een wijs mens zwijgt tot het goede moment gekomen is, maar zwetsers en domme mensen lopen aan het goede moment voorbij” [20,7]. En daarom raadt Prediker aan goed te onthouden: “Er is een tijd van zwijgen en een tijd van spreken” [Pred.3,7].
3
2. Niet alleen in gesprekken is er sprake van stilte. Mensen creëren ook plaatsen en tijden van stilte. Er zijn altijd mensen geweest die het stil maakten op bepaalde plaatsen en tijden. In het begin van het christendom waren er grote groepen monniken die zich terugtrokken in de woestijn en daar de stilte zochten. Hun zich-terugtrekken-uit-hetgewone-leven was soms een daad van protest. Zij verzetten zich tegen het officiële christendom van die tijd, dat zich naar hun gevoel te zeer vereenzelvigd had met de heersende elite. De oorspronkelijke boodschap van het evangelie was volgens hen niet meer te horen. Zij zochten de stilte om weer echt te leren luisteren. De Schrift, het Woord van God, moest weer beluisterd worden. Men was bang, dat men door het officiële kerkelijke leven los zou komen van een leven in God en los van de eigenlijke weg die men voelde te moeten gaan. Philoxenos van Mabboeg, een woestijnmonnik, beveelt daarom de stilte aan: “De materiële stilte brengt ons binnen in de geestelijke stilte, en de geestelijke stilte doet de mens opstijgen tot het leven in God”. De woestijnmonniken wisten zich zeer geïnspireerd door het zwijgen van Jezus. Jezus bleef zwijgen toen hij voor Pilatus stond. Ondanks diens aandringen zweeg Jezus. Maar in die stilte waren zijn waardigheid en de Bron waaruit hij leefde, des te beter te horen. In de stilte van Jezus sprak een Stem die alleen te horen was voor wie met hem vertrouwd was. De woestijnmonniken namen een voorbeeld aan dit zwijgen van Jezus. Het enige dat zij nog meenden te kunnen doen tegenover het machtsblok van kerk en staat, was stil zijn en zwijgen…. Maar uit het citaat van Philoxenos van Mabboeg is al wel duidelijk, dat het in die vroege tijden van het christendom niet alleen ging om protest of verzet. De georganiseerde stilte was voor de eerste woestijnmonniken ook een weg waarlangs je weer bij de bronnen van het leven kunt komen. Isaak van Ninivé zegt: “Bemin de stilte boven alles. Ze brengt je een vrucht die met geen tong is te beschrijven. In het begin zijn wíj het die onszelf dwingen te zwijgen. Daarna wordt uit onze stilte iets geboren dat ons in de stilte lokt. Moge God je geven te vatten wat uit de stilte geboren wordt. Wanneer je met deze inoefening begint, ik zou niet weten welk licht gaat ontspringen door haar in jou”. Persoonlijk vind ik dit citaat een juweeltje. Het verwoordt schitterend de ervaring, dat er in de stilte dingen met je kunnen gebeuren die je niet verwacht. Eerst zijn wij het zelf, die het stil maken in onszelf en om ons heen. Maar daarna wordt er uit die stilte iets geboren, dat ons in de stilte lokt. Prachtig gezegd. Eerst zijn wij het die ons actief tot stilte brengen, maar dan gaat de stilte met ons aan het werk. Ook in onze tijd zijn er in diverse steden en dorpen weer plaatsen van stilte gecreëerd. In de meeste ziekenhuizen is er wel een stiltecentrum. Heel wat parochies en religieuze orden en congregaties stellen hun kerk of kapel regelmatig open. Ze willen – misschien onbewust – een tegenwicht bieden aan de drukte van buiten; in ieder geval bieden ze rust, de gelegenheid om geestelijk op adem te komen en stilte. Soms wordt stilte óók gebruikt als middel van protest en bewustwording. Denk maar aan de stille tochten die overal in ons land gehouden worden, wanneer mensen zich getroffen voelen door groot leed of onrecht. In die vormen van stilte spelen verschillende elementen een rol: protest, troost zoeken bij elkaar, samen verwerken, de dingen tot je toelaten….
4
Plaatsen en tijden van stilte hebben dus zeer verschillende betekenissen. Ze geven een thuis aan het verlangen naar rust, ze geven eenheid aan mensen die zich verbrokkeld voelen, ze kunnen je een ruimte bieden waarin je de sporen van God in je leven kunt ontdekken, ze kunnen de plek zijn, “waar je met je ziel onder de arm jezelf terug kunt vinden”. Maar plekken en tijden van stilte kunnen ook heel confronterend zijn, - vooral wanneer je erdoor gedwongen wordt tot je door te laten dringen wat er gebeurt. 3. We hadden het tot nu toe over de mogelijke betekenissen van stilte in een gesprek. We hadden het vervolgens over de stilte zoals die op bepaalde plaatsen gezocht en gecreëerd werd en wordt. Nu komen we bij een volgend aspect van de stilte: de verstilling die ontstaat, wanneer ons iets overkomt wat te groot voor ons is. Ik denk hier aan een geluk dat je overvalt, een andere mens die je vertedert, de schoonheid van de natuur die je stil maakt, muziek, de liefde, de geboorte van een kind, maar ook ingrijpende negatieve ervaringen: het sterven van een medemens, oude frustraties die ineens de kop opsteken, hevig onrecht dat je treft… Als ons zulke dingen overkomen, verstillen we. Verstillen is net iets anders dan met stomheid geslagen worden. Verstillen heeft iets van „daar word ik stil van‟. Als je verstilt, dan laat je de stilte toe, dan laat je de stilte in je werken. Als je verstilt, dan laat je in die stilte het wonder van het leven toe of in andere gevallen de verbijstering om het leed of het onrecht dat je treft. De wijzen van Israël leren ons over deze gestalte van de stilte om niet te vluchten als je verbijsterd raakt door wat je overkomt, niet weglopen, maar stil worden, indalen in de stilte. Wanneer de vrienden van Job zien, hoe slecht hij eraan toe is, dan schrikken zij vreselijk. Ze zien zijn ziekte. En dan staat er: “Zij scheurden hun kleren, schoren zich kaal en zetten zich neer naast Job. En zij zwegen zeven dagen en zeven nachten”. Dit is de volgehouden stilte waarin ik mijn verbijstering of mijn verwondering echt persoonlijk toelaat. Ik noem dát verstillen. Ik moet hier denken aan een gedicht van Titus Brandsma, een gedicht dat hij schreef in het kamp Amersfoort in 1942. Het leed kwam telkens op mij aan. Onmogelijk om het af te weren Met geen tranen te bezweren „k Had het anders lang gedaan. Toen ging het boven op me staan Tot ik stil lag zonder wenen. Duldend, wachtend, moest ik leren. En toen eerst is het heengegaan. Dat is nu al een poos geleên. Ik zie het nu van verre nog. En ik begrijp niet, waarom toch Ik toen zo leed met veel geween. Titus Brandsma had veel moeite met het leed dat hem overkwam, - dat is bekend. Hij beschrijft dat hier heel indringend. Het leed kwam bij herhaling op mij af, schrijft hij. Hij kon het niet afweren, het was met geen tranen te bezweren, - anders had hij dat allang gedaan. En dan dat middenvers: “Toen ging het boven op me staan, tot ik stil lag zonder wenen. Duldend, wachtend, moest ik leren”. Dit lijkt mij de kern van het
5
gedicht: hier wordt de stilte getekend als een weg, als een leerschool, de stilte wijst de weg in het leed dat je overkomt. Niet persé een weg uit het leed, maar een weg ín het leed. De weg van de stille verwerking. Stil worden, verstillen. Het gaat hier om het tegenovergestelde van de houding die zegt: “ik wil het niet weten, ik kruip liever weg” én óók het tegenovergestelde van de houding die meteen tot actie overgaat. Want bij dat laatste, direct zoeken wat je aan iets kunt dóen, wordt de stilte a.h.w. „opgelost‟. Als je de verstilling die je overkomt durft te ondergaan, dan schep je een ruimte waarin je elkaar bereiken kunt, en een ruimte waarin vragen en gevoelens een plaats kunnen vinden.
4. Toen we even geleden spraken over de plaatsen van stilte die de eerste christelijke monniken creëerden in de woestijn, hebben we het al even aangeraakt: stilte kan een onderdeel zijn van de architectuur van ons leven, de inrichting van ons leven. Dit aspect is duidelijk aanwezig in de spiritualiteit van de meeste oude kloosterorden. Zij hebben bijna allemaal bepalingen over de stilte. De meeste kloosterregels spreken dan over twee „soorten‟ van stilte: de stilte die je ‟s nachts moet onderhouden en de stilte van overdag. Stilte had een vaste plaats in hun levensritme, dag en nacht. Ook in de Karmelregel wordt over die twee „soorten‟ van stilte gesproken: Daarom bepalen wij, dat jullie na het bidden van de completen de stilte onderhouden tot de prime van de volgende dag gezegd is. Dat is de stilte van de nacht. Over de stilte overdag zegt onze Regel: De andere tijd echter, al hoeft dan de stilte niet zozeer in acht genomen te worden, hoede men zich toch des te nauwlettender voor veelpraterij. In de stilte van de nacht kun je soms heel sterk geconfronteerd worden met de dingen die in je binnenste spelen. Soms ook komen de ervaringen die je overdag hebt opgedaan juist dan des te sterker terug. Maar in de nachtelijke stilte kun je ook tot bezinning komen. Je kunt er leren los te laten, uit handen te geven. Je kunt er oog krijgen voor de betrekkelijkheid van standpunten en meningen. De stilte van de nacht kan je helpen met andere ogen te zien. In de nachtstilte kan zich ook de onmetelijke grootheid van God openbaren; en daaraan corresponderend: de mens kan er zijn nietigheid ervaren. In psalm 8 zingt een balling onder de sterrenhemel van Babylon: “Als ik kijk naar de hemel, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren die Gij hebt bevestigd, wat is dan de mens, dat Gij aan hem denkt, de zoon van Adam, dat hij U ter harte gaat?” De stilte van de nacht helpt ons om de vele bewegingen en beelden van onze geest los te laten en ons toe te vertrouwen aan wat is. Het is daarom niet voor niets, dat de stilte bij sommige geestelijke schrijvers beeld geworden is van God, die zelf ook beeldloos is, en onbeschrijflijk en onuitsprekelijk. De oude orden hebben ook bepalingen over de stilte die je overdag moet onderhouden. Interessant is, dat deze stilte meestal beschreven wordt als het milieu waarin gerechtigheid gedijen en groeien kan. In onze Karmelregel wordt stilte de “cultus iustitiae” genoemd, de cultuur waarin gerechtigheid kan opbloeien. Aan deze gedachte liggen een aantal overwegingen ten grondslag die uit de Schrift komen. Onze Regel citeert er een aantal: Wie onbezonnen spreekt wacht verderf. En: Wie veel woorden gebruikt schendt zijn ziel. Dat onbezonnen spreken een boel onrecht kan bewerken, is een thema dat vooral in de Wijsheidsliteratuur van de Schrift regelmatig voorkomt. Spreuken 10,9: “Bij een overvloed aan woorden blijft de zonde
6
niet uit”. 13,3: “Wie zijn mond bewaakt, behoed zijn ziel, wie zijn lippen openspert, verderft zichzelf”. Jesus Sirach 20,18: “Uitglijden op de vloer is beter dan uitglijden met de tong”. En daarom zegt onze Regel: Laat dus ieder een weegschaal maken voor zijn woorden en strakke teugels voor zijn mond, opdat hij niet onverhoeds wankelt en valt in het praten en zijn val ten dode ongeneeslijk is. Laat hij zich beijveren nauwlettend en behoedzaam de stilte in acht te nemen, want daarin wordt gerechtigheid aangekweekt. Ik denk, dat wij het nut van deze raadgevingen wel herkennen, want: - door stil te worden neem je de tijd om afstand te nemen van een onmiddellijke reactie. - door stil te worden ga je zien dat een relatie en een situatie veel meer kanten heeft dan je aanvankelijk dacht. - door stil te worden, zie je hoe je er zelf aan toe bent, hoe de ander er aan toe is en hoe de situatie eruit ziet. - door stil te worden weersta je de verleiding om je toevlucht te zoeken bij snelle oplossingen. 5.
We hebben tot nu toe verschillende gestalten van de stilte gezien.: de stilte die je tegenkomt in een gesprek, de stilte die het gevolg is van de verbijstering om het onrecht of het leed dat je ervaart of ziet, en ook de stilte die het gevolg is wanneer je geraakt wordt door de schoonheid van het leven, - de stilte die je zelf kunt organiseren, zowel overdag als ‟s nachts. En we hebben gezien, dat je door of in de stilte - kunt protesteren of verzet plegen, - maar ook de ruimte kunt krijgen om te verwerken wat je overkomt; - stilte kan je naar de bronnen van het leven brengen, - stilte kan de ruimte zijn waarin je tot bezinning kunt komen en - waarin je kunt leren elkaar recht doen, - stilte kan je confronteren met onverwachte en onbekende dingen in en van jezelf, - stilte geeft je de ruimte om op jouw eigen manier te reageren op wat is én om daar vervolgens creatief mee om te gaan: reactief en creatief. - stilte kan de ruimte worden waarin de Eeuwige je kan raken, - stilte is misschien wel de allereerste voorwaarde om het verlangen naar de Eeuwige levend te houden… -
Tot besluit wil ik jullie graag een gedicht voorlezen van Jan van Schagen: “Maak ons stil dan” [uit: “Litanie van de Knar”]. Maak ons stil dan als het suizen van de nachtwind in het donkere gras, een verre zomernacht – een man lag wezend in het gras en hij verstond Uw komen – maak ons stil als het suizen der geheimen in ons bloed. Maak ons stil dan als het trillen,
7
licht en sterk, van een kabel die gaat breken. Zo trilt een dolk in hout. Zo trilt ons hart, wanneer Gij nadert. Maak ons stil dan als het sterke dringen van het goed verdriet, dat door ons leven trekt in fijne nerven, maak ons stil als het branden van tranen, dat zwak maakt en wankel van geluk. Maak ons stil dan als het sidderend rechtstandig zweven van een vlam – zuiver staat zij, bloem van pijn, verslonden in het hoge feest der vernietiging – wij allen wachten in het donker, Vreemdeling, tot Gij ons terugneemt in Uw branden, U alleen behoort ons hart. Er is in onze christelijke en karmelitaanse traditie een constant geluid, dat tegen ons zegt, dat wij ruimte uit moeten sparen voor de stilte, opdat ons leven niet dichtslibt en wij te gronde gaan. Stilte is de ruimte die wij nodig hebben, als wij de greep op het leven dreigen te verliezen. De stilte kan ons wegtrekken uit ons gepieker en geredeneer, ze kan onze gedachten en overwegingen zuiveren van drukte en gedoe, en ons open maken voor wat er „van de andere kant‟ tot ons gezegd wordt. Ze kan ons helpen onze vanzelfsprekendheden en oordelen los te laten en weer opnieuw te luisteren naar wat te horen is achter de woorden en voorbij alles wat gebeurt. En soms kunnen we dan in de stilte de Stilte zelf horen, God zelf, wanneer Hij ons voorbijgaat, zoals Hij Elia voorbijging. Bidden we, dat we Hem dan herkennen.
Misschien hebben jullie er voor vandaag iets aan dat ik je een aantal vragen meegeef voor verdere bezinning: A. B. -
Waar word jij stil van? Wat heeft stilte voor de religieuze dimensie van jouw leven te betekenen? Heb jij voldoende stiltemomenten in jouw leven? Zie je mogelijkheden om voor je zelf momenten van stilte te creëren?
Ben Wolbers
Gebruikte literatuur: - Kees Waaijman, „Vanuit spiritualiteit gezien: Zeven manieren van stilte‟, in: Speling 47[1995]1, p.86-97 - De kapittelliturgie van de Karmel