Soortenstandaard
Buizerd
Buteo buteo
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Inhoud Inleiding—3 Deel 1
De buizerd—5
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Ecologische informatie over de buizerd—6 Soortkenmerken—6 Leefwijze—6 Voedsel—7 Beschrijving habitat—7 Verspreiding—8 Aantalontwikkelingen—9 Voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen—10 Functionele leefomgeving—11 Populatiegrootte en dispersie—11
Deel 2
Regels, ecologisch onderzoek en maatregelen—13
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Welke regels zijn er voor de bescherming van de soort—14 Wettelijke bescherming—14 Toepassing verbodsbepalingen Flora- en faunawet—14 Hoe kunt u een overtreding voorkomen—16 Beoordelingskader—16
3 3.1 3.2
Ecologisch onderzoek uitvoeren—18 Stap 1 – Onderzoek de aan- of afwezigheid—18 Stap 2 – Bepaal aantasting functionaliteit vaste voortplantings- of verblijfplaats—19 Stap 3 – Bepaal effect op gunstige staat van instandhouding—20 Stap 4 – Onderzoek welke maatregelen nodig zijn—21 Stap 5 – Onderzoek alternatieven—23 Stap 6 – Bepaal en onderbouw wettelijk belang—24
3.3 3.4 3.5 3.6 4 4.1 4.2 4.3 5 5.1 5.2
Beschermingsmaatregelen per activiteit—25 Kappen of rooien van bomen of beplantingen—26 Werkzaamheden in of nabij het bos, aanleg (fiets)paden of grotere infrastructuur, evenementen—29 Herinrichting of wijziging (agrarisch)grondgebruik door stadsuitbreiding of aanleg infrastructuur—32 Bronnen—37 Literatuur—37 Begrippen—37
Pagina 2 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Inleiding Samenvatting De Flora- en faunawet zorgt voor een wettelijke bescherming van (bedreigde) plant en diersoorten. Het is bijvoorbeeld verboden om deze beschermde soorten te doden, te vernielen of te verplaatsen. Maar er zijn uitzonderingen mogelijk, de overheid kan besluiten om onder voorwaarden een ontheffing te verlenen. Bij beschermde planten en dieren geldt het “Nee, tenzij” principe. Voor een aantal beschermde soorten is een soortenstandaard ontwikkeld. Hierin kun je snel en overzichtelijk terugvinden wat onder welke voorwaarden mag en hoe je een ontheffing kunt aanvragen. Aanleiding Met het oog op het grote aantal (ruimtelijke) activiteiten in Nederland moet frequent bepaald worden wanneer en onder welke voorwaarden ontheffingen kunnen worden verleend (art. 75c FF wet). Met ontheffing wordt ook een Verklaring van geen bedenkingen (Vvgb) in het kader van een omgevingsvergunning bedoeld. Dienst Regelingen beoordeelt samen met haar ecologische adviseur Dienst Landelijk Gebied of een ontheffing kan worden verstrekt. Dit betekent dat zij beoordelen of, hoe en onder welke voorwaarden een ontheffing wordt verleend (“invulling van tenzij”). Er is behoefte aan toegankelijke informatie of er ontheffing mogelijk is, hoe dat aan te vragen, maar vooral ook naar informatie welke voorwaarden er gekoppeld worden aan de ontheffing. Immers als dat laatste bekend is, kan in een vroeg stadium al rekening met de beschermde soort gehouden worden. Deze informatie is in soortenstandaards te vinden. Soortenstandaards Voor de bedreigde plant- en diersoorten waarvoor vaak een ontheffing wordt aangevraagd, zijn soortenstandaards opgesteld. Deze soortenstandaarden bevatten een aantal kenmerkende ecologische aspecten van de betrokken soort, evenals een set basis- of standaardmaatregelen, die een initiatiefnemer die een ruimtelijke ingreep overweegt waarbij een beschermde soort is betrokken, kan of moet nemen. Bij deze maatregelen staat grotendeels vast dat ze effectief zijn, maar waar dit nog niet onomwonden is vastgesteld, wordt dit vermeld. Afwijkingen van die basisset maatregelen zijn alleen mogelijk als de lokale situatie of populatie dat vereist. Dan zijn er dus maatwerk maatregelen noodzakelijk. De ecologische informatie per soort en bijbehorende set basismaatregelen is samengevoegd in een document die we soortenstandaard noemen. Gebruik Een soortenstandaard bevat algemene maatregelen die in normale gevallen een positief effect hebben op de instandhouding van de bedreigde soort of individuen. Echter altijd zal in de lokale situatie het effect van de ruimtelijke ingreep op de betrokken beschermde plant of diersoort moeten worden beoordeeld om te zien of met de genoemde algemene maatregelen overtreding van de wet kan worden voorkomen. Een deskundige op het gebied van de soort en situatie moet dit bepalen. Pagina 3 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Als er, ondanks het treffen van de in de soortenstandaarden genoemde maatregelen, mogelijk toch verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden dan blijft een ontheffing nodig. En moet er een ontheffingsaanvraag worden ingediend bij Dienst Regelingen. In bijzondere situaties zullen ook aanvullende, mogelijk zelfs geheel andere maatregelen, noodzakelijk zijn. Kortom: de soortenstandaard geeft de basis maatregelen en kenmerken per soort duidelijk weer, maar er kunnen geen rechten aan ontleend worden in concrete situaties. Voor wie bedoeld Deze soortenstandaards zijn voor iedereen die betrokken is bij ruimtelijke ingrepen die invloed kunnen hebben op beschermde plant- of diersoorten. Om te bepalen welke maatregelen moeten worden getroffen om de bedreigde soorten zoveel mogelijk in stand te laten, zal vaak een deskundige worden geraadpleegd. De soortenstandaards zullen vooral deze deskundigen maatregelen aanreiken. Reacties Bij het ontwikkelen van de soortenstandaards, gecoördineerd vanuit Dienst Landelijk Gebied, is gebruik gemaakt van de expertise van verschillende ecologische en juridische deskundigen. Daarbij zijn ook de betrokken particuliere gegevensorganisaties (soortorganisaties) geconsulteerd. Ondanks de zorgvuldige wijze waarop de soortenstandaards zijn samengesteld, zullen in de praktijk toch nieuwe situaties of technische oplossingen worden aangereikt. We willen de lessen uit het feitelijk gebruik opnemen in een volgende versie van de soortenstandaard. Als u van mening bent dat er aanvullingen nodig zijn dan stellen wij het zeer op prijs als u dat via het contactformulier op de site van DR loket aan ons doorgeeft. Meer informatie Meer informatie over wet- en regelgeving, hoe u ontheffing aanvraagt, soortenstandaards en onderzoek vindt u op www.drloket.nl Of bel met het DR-Loket 0800- 22 333 22.
Pagina 4 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Deel 1
De buizerd
Pagina 5 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
1
Ecologische informatie over de buizerd
1.1
Soortkenmerken
De buizerd is 46 tot 58 centimeter lang en het mannetje weegt gemiddeld 690 gram; het vrouwtje weegt gemiddeld 950 gram, met een maximum van circa 1360 gram. De spanwijdte is 110 tot 140 centimeter. Het verenkleed van adulten is zeer variabel, gewoonlijk met donkerbruine bovendelen en wit en bruin gevlekte en gestreepte ondervleugels. Er zijn echter ook vogels met een verenkleed dat vrijwel geheel wit is. In de vlucht is de buizerd te herkennen aan de brede, hoekige vleugels, de korte hals en de gespreide, korte staart. In de vlucht laat de buizerd regelmatig een luide miauwende roep horen. Gemiddeld wordt de buizerd niet ouder dan 4 jaar, maar er is een geringd exemplaar bekend die 18 jaar oud is geworden. De eerste winter sneuvelt circa 50% van de juvenielen; de kans dat ze lang leven neemt flink toe na deze periode. Van de meeste broedparen zijn beide individuen ouder dan twee jaar.
1.2
Leefwijze
De buizerd broedt in grote delen van Europa; in het grootste deel van Europa komt de nominaatvorm B. b. buteo voor. Deze nominaatvorm is deeltrekker en hoe noordelijker de populatie, hoe groter het aandeel trekvogels en des te zuidelijker ze trekken. Nederlandse buizerds zijn standvogel, maar afhankelijk van het voedselaanbod komen seizoensverplaatsingen voor. Daarbij blijft wel één van de partners min of meer in het territorium. Een klein deel van de jonge vogels is tot in MiddenFrankrijk teruggemeld. De vogel jaagt graag zittend vanaf een hoge uitkijkpost. Het voedsel wordt -bij voorkeur vanuit standjacht- gezocht in een gevarieerd gebied: bossen, open plekken, weilanden en akkers. Maar ze foerageren ook langs snelwegen, in de duinen en op industrieterreinen. Jaagt zittend op een paal, tak en dergelijke, vaak geduldig wachtend. Soms ook tijdens zweefvlucht, biddend of lopend op de grond. Op warme dagen is de buizerd vaak hoog in de lucht te zien, waar de vogel in cirkels op de opstijgende warme lucht zweeft. Of er sprake is van paartrouwheid bij de buizerd is niet bekend. Buiten de broedtijd leeft de buizerd solitair. Zeer incidenteel kunnen sommige buizerds in het broedseizoen agressief zijn en mensen aanvallen; dit gedrag wordt toegeschreven aan fysieke veranderingen die in het habitat hebben plaatsgevonden, zoals dunningen van het bos.
Pagina 6 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
In februari wordt begonnen met de nestbouw. Het nest is gevoerd met kleine twijgen, varens, gras en mos. Vanaf maart tot en met juli vindt de voortplanting van de buizerd plaats. Ze broeden gedurende een 30 à 35 dagen op 2 à 3 eieren die vanaf omstreeks 15 maart worden gelegd. De jongen komen vanaf 12 april uit het ei en blijven daarna nog ongeveer 40 à 49 dagen op het nest. Het vrouwtje broedt alleen, maar wordt soms door het mannetje afgelost. Buiten het broedseizoen wordt het nest niet gebruikt. In beginsel wordt één legsel per jaar geproduceerd; echter als het legsel mislukt in het vroege voorjaar is een vervolglegsel mogelijk. Buizerds maken hun nest in een hoge boom, een eik, wilg, zwarte els, lariks of grove den. In laag Nederland worden ook veel populieren gebruikt om een nest in te maken. De buizerd is geen koloniebroeder.
1.3
Voedsel
1.4
Beschrijving habitat
Het voedsel is gevarieerd. Een buizerd pakt prooien die in het gebied leven. Over het algemeen zijn muizen en andere kleine knaagdieren de dominante voedselbron en in goede muizenjaren kunnen die dan tussen de 70 en 98% van het voedsel uitmaken. Zijn deze niet toereikend, dan worden ook andere kleine zoogdieren, zoals konijnen, mollen, jonge hazen, eekhoorns en ratten gegeten, maar ook vogels, reptielen, amfibieën, grote insecten en ongewervelden (regenwormen). De buizerd is tevens aaseter en wordt om die reden veelvuldig in de buurt van wegen en spoorlijnen waargenomen. De buizerd geeft de voorkeur aan afwisselend landschap, waar bossen afgewisseld worden door open terrein en waar weilanden en houtwallen of andere houtopstanden te vinden zijn. Buizerds komen ook voor in en nabij stedelijke omgevingen, zoals bijvoorbeeld in grote parken; voorwaarde is wel dat de vogels rust krijgen. De buizerd houdt zich in het algemeen op in de randzones van bossen. Grote, dichte bossen met weinig open plekken worden over het algemeen gemeden. Verspreiding in grotere boscomplexen van meer dan 500 hectare wordt gewoonlijk sterk bepaald door de randlengte en de randvorm van het boscomplex. De meeste nesten bevinden zich gewoonlijk in de randen van het bos, in plaats van homogeen verspreid over het hele bos. Plaatselijk kan de afstand tot het nest van een buurpaar erg klein zijn (<200 meter). Buizerds broeden ook op plaatsen waar ze in eerste instantie niet verwacht worden, zoals in hoogspanningsmasten. Incidenteel wordt – in open gebieden- ook op de grond gebroed.
Pagina 7 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
De buizerd maakt gebruik van bestaande nesten en kraaiennesten maar kan ook prima zelf een nest bouwen. De buizerd bouwt een plat, omvangrijk nest (horst) in oude naald- of loofbomen, gewoonlijk in een boom op een hoogte vanaf 6 meter, grofweg tussen de 1/3 en 2/3 van de boomhoogte. In het algemeen maken ze het nest niet in een boomtop, uitgezonderd Grove dennen. Soms wordt ook in een meidoorn gebroed. Kunstmatige alternatieve broedgelegenheden zoals een kunstnest worden door de buizerd niet gebruikt. De nestplaatskeuze is wisselvallig, met een belangrijke trouw aan nesten van voorafgaande jaren. Meestal wordt een bestaand nest uitgezocht in een netwerk van bestaande nesten binnen een territorium, waarbij nesten waarin vlooien en parasieten e.d. aanwezig zijn over het algemeen gemeden worden. Alhoewel de buizerd dus wel wat flexibel is ten aanzien van keuze en het benutten van alternatieve nesten, geldt voor het wegnemen van nesten dat dit een overtreding betekent van artikel 11 van de Flora- en faunawet.
1.5
Verspreiding
Buizerds worden nagenoeg overal in Nederland aangetroffen waar geschikt broed- en foerageergebied aanwezig is. De laagste dichtheden worden gevonden in overheersend open gebieden waar weinig tot geen boscomplexen aanwezig zijn. De hoogste dichtheden worden aangetroffen op de hogere zandgronden. De buizerd is in de periode 1980-2000 met een opmerkelijke opmars bezig geweest (figuur 1 en figuur 2). Van een schuwe, zeldzame bosbewoner uit het oosten van het land veranderde deze roofvogel in een alledaagse verschijning in heel Nederland, waarbij de buizerd zich heeft ontpopt als een echte cultuurvolger en de soort minder schuw lijkt dan vroeger en zich niet zo makkelijk meer laat verjagen door menselijke aanwezigheid. Figuur 1: Verspreiding van de Buizerd in 1979, Atlas van de Nederlandse broedvogels, 1979 (SOVON & CBS).
Pagina 8 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Figuur 2: Verspreiding en relatieve dichtheid van de Buizerd in Nederland in de periode 1998-2000 (bron: Atlas van de Nederlandse Broedvogels 2002, www.SOVON.nl).
1.6
Aantalontwikkelingen
De buizerd is de meest voorkomende roofvogel van Nederland. Het aantal buizerds is de laatste decennia sterk toegenomen. Broedden er in 1975 nog 2000 - 2.500 paren in Nederland, in 2000 was dat aantal toegenomen tot ongeveer 8.000 tot 10.000 paren. Met name in de periode tussen 1990 en 2005 was sprake van een significante toename (<5% per jaar) van broedparen (figuur 3). Om de verspreiding van vogels te volgen is Nederland door biologen ingedeeld in ongeveer 1650 hokken van vijf bij vijf kilometer. Midden jaren zeventig waren er in 630 van de 1650 5x5 kilometer hokken één of meer buizerdnesten aanwezig. Er waren toen 1650 broedgevallen, vijftien jaar later, rond 1990, waren er al ruim 5000 broedparen in bijna 960 hokken. In 2000 was het aantal broedparen opgelopen tot tegen de tienduizend in 1317 vijf-kilometerhokken. Anno 2011 lijkt de trend meer stabiliserend van aard te zijn. Echter, er is sprake van grote regionale verschillen. Over het algemeen nemen de aantallen in laag Nederland nog steeds toe (met uitzondering van Flevoland, waar deze afneemt) en in hoog Nederland blijft het aantal broedparen stabiel en/of neemt af.
Pagina 9 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
De toename in Nederland vanaf 1975 heeft twee oorzaken. In de periode voor 1990 heeft de buizerd veel te lijden gehad onder het vergiftigen van aas door mensen; hoewel dit minder is geworden de laatste jaren, worden wel in toenemende mate nesten van buizerds verstoord. Tevens heeft het verbod op gebruik van zeer schadelijke herbiciden en pesticiden gezorgd voor verminderde accumulatie van gif in de voedselketen. De muizenstand is daardoor een stuk gezonder geworden. Juist buizerds zijn erg gevoelig voor gifgebruik omdat ze veel muizen en aas eten. Dieren die door vergiftiging zijn gestorven worden dus gegeten en de toxinen komen zo in het vogellichaam terecht, waar het gif cumuleert doordat het niet afgebroken wordt. Uiteindelijk werden veel buizerds onvruchtbaar of legden eieren met een te dunne eischaal, waardoor het broedsucces te laag was om de populatie in stand te houden. Toen DDT werd verboden, nam de buizerd tot eind jaren zeventig zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied weer in. Daarna rukte de soort op richting westen. De toename van de oppervlakte bos en de intensivering van de landbouw gekoppeld aan de gifvermindering heeft voor de toename gezorgd. Figuur 3: Ontwikkeling van het aantal broedvogels van de buizerd. Vanaf 1990 is er sprake van een significante toename (Bron: Broedvogel Monitoring Project www.SOVON.nl).
De reproductiviteit is van jaar tot jaar sterk afhankelijk van het voedselaanbod, met name de aantallen knaagdieren en kan lokaal sterk variëren. Het broedsucces varieert van 0 tot 5 jongen per broedend paar, gemiddeld 0,42 tot 2,13 jongen.
1.7
Voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen
Nesten van buizerds zijn in de regel te vinden in de bosrand in bomen tussen 6 en 27 meter hoogte, meestal direct langs de stam tussen 1/3 en 2/3 van de boomhoogte. Soms bevindt het nest zich op een zijtak. Kunstmatige voorzieningen worden niet gebruikt. Het nest wordt van februari tot en met augustus gebruikt. In de periode maart tot en met juli zijn er eieren of jongen in het nest aanwezig.
Pagina 10 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Vaak keert de buizerd jaarlijks terug naar het nest van het voorafgaand jaar, zeker als dat succesvol was geweest. Het nest wordt dan steeds verder uitgebouwd, totdat het nest na meerdere jaren gebruikt te zijn door parasieten, mijten, luisvliegen en teken ongeschikt wordt. Meestal zijn in een territorium 2 of 3 horsten aanwezig, die in de loop der jaren rouleren qua gebruik. Ongeveer 50% van de broedparen bouwt in een broedseizoen een nieuw nest. Buizerds zijn, als dat noodzakelijk is, in staat om nieuwe nestplekken te accepteren. Dit kunnen ze doen wanneer er geen geschikte nestplaatsen meer beschikbaar zijn of dat er teveel verstoring optreedt. Bij uitzondering kan dit ook op ongebruikelijke locaties zijn, zoals bijvoorbeeld in hoogspanningsmasten of op de grond.
1.8
Functionele leefomgeving
De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats en van een vaste rust- of verblijfplaats is de omgeving van die plaatsen die nodig is om ze als zodanig te laten functioneren. Een voortplantingsplaats (nest) bijvoorbeeld kan alleen dan succesvol functioneren als zodanig, wanneer er voldoende habitat van voldoende kwaliteit aanwezig is om te kunnen paren, eieren te leggen tot en met voor het opgroeien van de jongen. Binnen het uitgestrekte activiteitsgebied van een buizerdpaar wordt het terrein gebruikt als broedterritorium en jachtterritorium: • Broedterritorium: – Zitposten en het nest. 2 – Een zone rondom de zitposten en het nest van enkele m tot een grootte van 1 hectare. • Jachtterritorium: – Een zone rondom het nest tot enkele kilometers. De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats moet het volgende leveren: • Afwisselende landschappen, met bomen/bosjes en open stukken. Komt ook voor in dichte bossen, maar dan zijn de dichtheden laag. • Grote, dikke bomen die stevig genoeg zijn om het nest te kunnen dragen. • Open gebieden waar gejaagd kan worden/ genoeg voedsel binnen een straal van enkele kilometers van het nest. • Rustige, bomenrijke omgeving. Dit alles moet dichtbij elkaar liggen, bij voorkeur tot enkele kilometers rond de plek waar gebroed wordt. De buizerd volgt geen specifieke migratieroutes om van bijvoorbeeld de nestplaats naar het foerageergebied te gaan.
1.9
Populatiegrootte en dispersie
Buizerds zijn solitair territoriaal en komen alleen in het broedseizoen paargewijs voor. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een netwerkpopulatie. Buizerds zijn opportunistisch en zijn in staat om nieuwe locaties snel te bezetten, mits de nestbomen groot genoeg zijn en er voldoende voedselaanbod is. Jonge buizerds verblijven na het uitvliegen nog enige tijd in de buurt van het nest en gaan dan zwerven. De dispersieafstand bedraagt circa 50 kilometer. Pagina 11 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Buizerds broeden gewoonlijk voor het eerst op een leeftijd van 2-3 jaar, maar kan al op een leeftijd van één jaar broeden, zij het dan weinig succesvol. Het broedsucces is afhankelijk van het voedselaanbod. In de regel is het broedsucces in stedelijke omgevingen laag. In de winter worden voedselarme gebieden, zoals op de Veluwe, dikwijls verlaten en wordt overwinterd in de rivierkleigebieden (voornamelijk agrarische gronden.
Pagina 12 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Deel 2
Regels, ecologisch onderzoek en maatregelen
Pagina 13 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
2
Welke regels zijn er voor de bescherming van de soort
2.1
Wettelijke bescherming
De buizerd is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Flora- en faunawet. Hij staat ook vermeld in de Vogelrichtlijn. Bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen voor deze soort geldt de uitgebreide toets. De buizerd staat niet vermeld op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels (2004). In de Flora- en faunawet staan verbodsbepalingen. Het is verboden: • buizerds te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9) • buizerds opzettelijk te verontrusten (artikel 10) • voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van buizerds te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11) • eieren van buizerds te zoeken, te rapen, te beschadigen of te vernielen (artikel 12) • buizerds dan wel eieren van buizerds te vervoeren of onder zich te hebben (artikel 13). De nesten van de buizerd zijn het gehele jaar beschermd en vallen onder categorie 4 van vogelnesten (Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten, DR 2009): “Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen”. Echter, buizerds blijken prima in staat om zelf een nest te bouwen, hoewel de buizerd een voorkeur heeft om in het territorium fundamenten van oude nesten te benutten van andere vogels die herbouwd worden zoals kraaiennesten en nesten van de blauwe reiger.
2.2
Toepassing verbodsbepalingen Flora- en faunawet
Wanneer wordt welk verbod overtreden? De toepassing van de verboden uit de Flora en faunawet staan hieronder per verbod vermeld. Artikel 9 Het is verboden buizerds te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Uitleg Het overtreden van de verbodsbepalingen van artikel 9 is bij de buizerd in het algemeen niet aan de orde bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
Pagina 14 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Artikel 10 Het is verboden buizerds opzettelijk te verontrusten.
Uitleg De verbodsbepalingen van artikel 10 zijn bij de buizerd in het algemeen niet aan de orde bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Als er gehandeld wordt overeenkomstig de zorgplicht genoemd in artikel 2 van de Flora- en faunawet is er geen sprake van opzettelijk verontrusten.
Artikel 11 Het is verboden voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van buizerds te beschadigen, te vernielen, weg te nemen of te verstoren.
Uitleg Het nest van een buizerd is de plaats of ruimte die de buizerd gebruikt voor het leggen en uitbroeden van de eieren en het grootbrengen van de jongen. In de context van artikel 11 van de Flora- en faunawet moet onder nest ook de inhoud van het nest en de functionele omgeving van het nest, voor zover het broedsucces van buizerds daarvan afhankelijk is, worden begrepen. Daartoe zijn alle activiteiten begrepen die het broedsucces negatief beïnvloeden of teniet doen. Artikel 11 van de Flora- en faunawet is gedurende het gehele jaar van toepassing op alle in gebruik zijnde nesten van buizerds. Overtreding van dit artikel is aan de orde wanneer het gebied waarin de voortplanting of de rust van de buizerd plaatsvindt vernietigd of aangetast wordt of wanneer de kwaliteit daarvan voor de buizerd verslechtert, waardoor dit niet meer de functie van voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats kan vervullen.
Artikel 12 Het is verboden eieren van buizerds te zoeken, te rapen, te beschadigen of te vernielen.
Uitleg De verbodsbepalingen van artikel 12 zijn bij de buizerd aan de orde bij beheer, onderhoud en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling wanneer de handelingen effecten tot gevolg hebben op de eieren, zoals bij werkzaamheden in het broedseizoen.
Pagina 15 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Artikel 13 Het is verboden buizerds dan wel eieren van buizerds te vervoeren of onder zich te hebben.
Uitleg De verbodsbepalingen van artikel 13 zijn bij de buizerd in het algemeen niet aan de orde bij beheer, onderhoud, gebruik en ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
2.3
Hoe kunt u een overtreding voorkomen
Let er op dat veel werkzaamheden niet uitgevoerd worden omwille van één van de belangen zoals genoemd in 2.4. Hierdoor is ontheffing voor het overtreden van een verbodsbepaling bij het uitvoeren van die werkzaamheden niet mogelijk! Het voorkomen dat er een overtreding plaats gaat vinden is dan de enige mogelijkheid om de werkzaamheden toch doorgang te laten vinden. Dit kan door het vooraf treffen van aanvullende (mitigerende) maatregelen. De vooraf te treffen maatregelen moeten van dien aard zijn dat de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen behouden blijft. Hierbij moet naast het eigenlijke nest ook gedacht worden aan geschikt gebied om te foerageren en voldoende bedekking voor schuilmogelijkheden. Essentieel is dat de getroffen aanvullende maatregelen moeten functioneren of met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen functioneren, voordat het oorspronkelijke onderdeel van het leefgebied wordt aangetast. Ook moet er voldoende invulling aan de zorgplicht worden gegeven. 2.3.1 Gedragscode Er kan vrijstelling gelden wanneer er aantoonbaar gewerkt wordt volgens de voorwaarden zoals vermeld in een door de minister van EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Voor de buizerd is dat het geval voor de artikelen 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet, wanneer de activiteiten uitgevoerd worden vanwege bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik. Voor activiteiten die uitgevoerd worden vanwege ruimtelijke inrichting of ontwikkeling geldt nooit een vrijstelling en moet bij een overtreding van een verbodsartikel een ontheffing of een omgevingsvergunning worden aangevraagd.
2.4
Beoordelingskader
Als een ontheffing voor de buizerd nodig is geldt bij de beoordeling de uitgebreide toets. De aanvraag wordt beoordeeld op de onderstaande onderdelen: • In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rusten / of verblijfplaats aangetast door de voorgenomen activiteiten? • Welk wettelijk belang is er? Er moet één van de volgende belangen gelden: – bescherming van flora en fauna (b) – veiligheid van het luchtverkeer (c) – volksgezondheid of openbare veiligheid (d) Pagina 16 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
• Is er een andere bevredigende oplossing ten aanzien van:
– de locatie – de inrichting op de locatie – de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. • Komt de gunstige staat van instandhouding van de landelijke populatie niet in gevaar?
Pagina 17 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
3
Ecologisch onderzoek uitvoeren Het onderzoek moet antwoord geven op de volgende vragen: • Is de buizerd aanwezig? • Welke functie heeft het object en het gebied voor de buizerd? • Wat is de omvang en gunstige staat van instandhouding van de bij de ingreep betrokken populatie van de buizerd? • Welke eigenschappen van het object of gebied moeten gemitigeerd of gecompenseerd worden? • Hoe groot wordt het succes van de te nemen maatregelen ingeschat? • Welke maatregelen moeten getroffen worden om aan de zorgplicht te voldoen? • Zijn er voor de buizerd geen bevredigende oplossingen (“alternatieven”) meer? Het antwoord moet onderbouwd zijn. • Welk wettelijk belang is er waardoor de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd? Het antwoord moet onderbouwd zijn. • Welke maatregelen worden er getroffen om zorgvuldig handelen ten aanzien van de buizerd te garanderen?
3.1
Stap 1 – Onderzoek de aan- of afwezigheid
Ontheffing kan alleen worden afgegeven wanneer het zeer aannemelijk is dat de soort daadwerkelijk aanwezig is. Het onderzoek moet worden uitgevoerd door een deskundige met aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van buizerds. Voor het aantonen van de aan- of afwezigheid van de buizerd moeten na zonsopkomst twee tot vier gerichte veldbezoeken overdag plaatsvinden in de periode maart tot en met half mei, met een tussenperiode van minimaal 10 dagen. Deze veldbezoeken in de betreffende tijd van het jaar leveren bij de buizerd het leeuwendeel van de waarnemingen van bewoonde territoria en nesten op. Overigens kan het daadwerkelijke broeden van de buizerd plaatsvinden van half maart tot en met augustus, maar het exacte moment is afhankelijk van onder andere de weersomstandigheden. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen broedvogels en nietbroedvogels. Het alleen aantonen van de aanwezigheid van de buizerd is niet voldoende. Omdat veel buizerds territorium indicerend gedrag vertonen maar geen nest hebben is het voor de Flora- en faunawet van belang dat er ook nestvondsten zijn en dat ze in gebruik zijn (BMP-methode SOVON). Inventariseren van broedende buizerds kan op basis van hun geluid, aangevuld met zichtwaarnemingen (aanwezigheid volwassen exemplaren of paartjes in geschikt gebied), territorium indicerend gedrag (balts e.d.) en nest indicerend gedrag of nestvondsten.
Pagina 18 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Veel nesten kunnen gevonden worden door voor half april (voor de bladgroei) geschikte bossen en beplanting uit te kammen. Oude nesten worden opgehoogd en nieuwe nesten zijn in die tijd voltooid. Bewoonde nesten zijn herkenbaar aan verse takken (oplichtend breukvlak) en alarmerende ouders, later in het seizoen aan pluisjes en verse takjes op nestrand; broedende vogel soms zichtbaar (maar drukt zich in nestkom), soms al afgevlogen (al dan niet met roepen; vogel laat zich van nest vallen alvorens weg te vliegen, in tegenstelling tot rechtlijnige aftocht van havik). Grote nestjongen zijn vanaf de grond vaak zichtbaar, blijven 4-6 weken na uitvliegen in omgeving van het nest en bedelen veelvuldig. Een kring van witte poepspetters onder de nestboom wijst op grote jongen. Paren kunnen over verschillende nesten binnen het territorium beschikken, die soms verrassend ver uit elkaar kunnen liggen, soms verder dan gelijktijdig bezette nesten van buurparen. Oude nesten soms meermalen controleren in verband met late broedsels. Sommige nesten zitten zo verborgen (bijvoorbeeld in een donker sparrenbos) dat ze pas in een laat stadium gevonden worden. Gebruik maken van bestaande gegevens Onderzoeksgegevens mogen maximaal circa 3 jaar oud zijn in gebieden waar weinig of geen ruimtelijke of kwalitatieve veranderingen zijn opgetreden in de afgelopen drie jaar. In gebieden waar dit niet voor geldt, moeten de gegevens recenter zijn. Let bij gebruik van bestaande gegevens (zoals beschikbare inventarisaties, Nationale Database Flora en Fauna (NDFF), waarneming.nl, nestkaartenproject SOVON in samenwerking met WRN) er op of deze van voldoende kwaliteit zijn om toe te kunnen passen bij de onderbouwing van de aanvraag voor een ontheffing. Als aanvulling op al beschikbare gegevens moet er minimaal een jaar voorafgaand aan de ingreep in het plangebied gekeken worden of er (oude) nesten aanwezig zijn.
3.2
Stap 2 – Bepaal aantasting functionaliteit vaste voortplantings- of verblijfplaats
Op geen enkel moment, ook niet tijdelijk, mag er een achteruitgang van de functionaliteit van een voortplantingsplaats en/of van een vaste rust- en verblijfplaats optreden. Een gebied moet voor de buizerd blijvend voorzien in alles wat nodig is om succesvol te kunnen voortplanten of te rusten. Dit geldt voor zowel elk individueel dier als voor alle exemplaren van de populatie ter plekke. De functies die een gebied heeft voor de buizerd moeten behouden blijven. Van aantasting van de functionaliteit van een voortplantingsplaats of een vaste rust- of verblijfplaats is sprake wanneer er binnen de populatie onvoldoende alternatieve plekken zijn voor het behouden van vaste rust- en verblijfplaatsen en van essentieel leefgebied voor de gehele populatie.
Pagina 19 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Het onderzoek moet aangeven welke functie(s) het gebied vervult voor de buizerd: voortplantingsgebied, foerageergebied, etc. Tevens moet het onderzoek aangeven in welke mate er door de werkzaamheden een achteruitgang in de ecologische functionaliteit, op welk moment en al dan niet tijdelijk, van de aanwezige voortplantingsplaatsen en / of de vaste rustof verblijfplaatsen gaat optreden. Het bepalen of de functionaliteit in het geding komt is per project maatwerk. Het hangt onder meer af van de grootte en de duur van een project. Een buizerd vliegt tot 1 kilometer van het nest om voedsel te zoeken, hoewel dit variabel kan zijn. Het kan dan ook noodzakelijk zijn om ook buiten het eigenlijke plangebied deze functies in beeld te brengen. De functionaliteit van de voortplantingsplaats of vaste rust- en verblijfplaats van de buizerd wordt aangetast door de werkzaamheden als het nest zelf of (delen van) het gebied rond het aangetroffen nest vernietigd wordt of wanneer de kwaliteit daarvan verslechtert. Het onderzoek moet aangeven hoeveel van het habitat verwijderd wordt of van kwaliteit vermindert. Ook activiteiten die alleen gericht zijn op bijvoorbeeld het essentiële foerageergebied van de buizerd kunnen effect hebben op de functionaliteit van een vaste voortplantingsplaats van de buizerd en daarmee leiden tot een overtreding!
3.3
Stap 3 – Bepaal effect op gunstige staat van instandhouding
De gunstige staat van instandhouding van de buizerd moet beoordeeld worden op landelijk niveau. De staat van instandhouding wordt als gunstig beschouwd wanneer: • uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de buizerd nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op langer termijn zal blijven, en • het natuurlijk verspreidingsgebied van de buizerd niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en • er een voldoende grote habitat betstaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populatie van de buizerd op lange termijn in stand te houden. De landelijke staat van instandhouding van de buizerd wordt beoordeeld als gunstig, hoewel er grote regionale verschillen aanwezig zijn. In bepaalde regio’s neemt deze toe, in andere blijft deze stabiel of neemt af. In een gebied waar zich een levensvatbare populatie buizerds bevindt is het effect van een ingreep met een klein effect op de aantallen buizerds op de gunstige staat van instandhouding minder erg dan in een gebied waar de populatie toch al onder druk staat. De verspreiding van de buizerd mag op lokaal niveau als gevolg van de te nemen activiteiten niet minder worden. Om het effect van de uit te voeren activiteit op de gunstige staat van instandhouding van de buizerd aan te geven, moet in beeld gebracht worden hoe groot de populatie van de buizerd ter plekke is en op hoeveel exemplaren van de buizerd de activiteit effect zal hebben. Met name voor kleine ingrepen kunnen bestaande gegevens zeer bruikbaar zijn om aanwezigheid in beeld te brengen. Raadplegen van de NDFF kan al veel inzicht geven in de gunstige staat van instandhouding, zeker wanneer ook de ecologisch relevante verspreidingsgegevens tot 10 à 15 jaar oud erbij betrokken worden. Pagina 20 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Bekend is, dat jonge buizerds zich tot 50 kilometer van de opgroeiplek kunnen vestigen. Met een dergelijke actieradius is het aannemelijk dat de lokale gunstige staat van instandhouding niet snel in het geding zal komen. Daarbij moet wel in ogenschouw genomen worden dat verspreid over heel Nederland veel bezette territoria aanwezig zijn, waardoor locaties voor nieuwe vestiging dus niet per definitie voorhanden zijn. De gunstige staat van instandhouding moet derhalve op landelijke schaal getoetst worden. Uit de toetsing zou moeten blijken of er voldoende alternatieven in de omgeving zijn. Houd bij het bepalen van de gevolgen van de uit te voeren activiteiten op de gunstige staat van instandhouding ook rekening met mogelijke andere activiteiten in de omgeving van het plangebied die tegelijkertijd worden uitgevoerd (cumulatieve effecten).
3.4
Stap 4 – Onderzoek welke maatregelen nodig zijn
3.4.1
Maatregelen om functionaliteit te waarborgen De functies die het gebied voor de buizerd vervult moeten behouden blijven.
In deze stap onderzoekt u welke maatregelen genomen kunnen worden. Er zijn maatregelen beschreven die de functionaliteit en de gunstige staat van instandhouding garanderen en maatregelen om te voldoen aan de zorgplicht.
Door het nemen van geschikte maatregelen kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Deze maatregelen moeten leiden tot behoud van de ecologische functionaliteit van het gebied voor de buizerd. De maatregelen kunnen gericht zijn op het behoud van de kwaliteit van het gebied maar ook op de kwantiteit. Het verwachte succes van de maatregel moet zeker of met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vooraf vaststaan. Ook moet de maatregel al aanwezig zijn én functioneren voordat de werkzaamheden plaats gaan vinden. De te nemen maatregelen moeten op hun effect worden gecontroleerd (gemonitord). Bij de buizerd gaat het dan om bijvoorbeeld een of enkele van de volgende typen maatregelen: • Ongestoord laten van voldoende ruimte rond het bewoonde nest. De verstoringsafstand van een broedende buizerd is minimaal 75 meter bij de meeste activiteiten die onder ruimtelijke inrichting of ontwikkeling vallen. In gevallen waar sprake is van gewenning, bijvoorbeeld bij sommige activiteiten die te kenschetsen zijn als bestendig beheer of bestendig gebruik, kan minimaal 50 meter worden gehanteerd. • Voldoende geschikt habitat beschikbaar te houden. • Bij verwijdering beplanting, palen en dergelijke, nieuwe zitposten aanbieden.
Pagina 21 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
In samenspraak met een deskundige op het gebied van de buizerd moet worden bepaald welke maatregelen in het specifieke project getroffen moeten worden om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en van de vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd te behouden. In hoofdstuk 4 wordt per activiteit beschreven welke maatregelen in aanmerking komen om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en van de vaste rusten verblijfplaatsen van de buizerd te behouden. 3.4.2
Maatregelen om gunstige staat van instandhouding te waarborgen Mocht er in het specifieke situatie toch sprake zijn dat de gunstige staat van instandhouding niet gegarandeerd kan worden dan moet het onderzoek de onderbouwing leveren dat de te nemen maatregelen er voor zorgen dat de gunstige staat van instandhouding behouden blijft. In principe moeten weer evenveel exemplaren gebruik kunnen maken van het al dan niet nieuwe habitat als het aantal exemplaren dat moet wijken vanwege de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding kan gewaarborgd blijven door te zorgen dat de verspreiding van de buizerd niet achteruit gaat door de werkzaamheden. Bij de buizerd gaat het dan om bijvoorbeeld een of enkele van de volgende typen maatregelen: • het opwaarderen van marginaal habitat in de directe omgeving tot optimaal habitat • zoneringsmaatregelen waardoor op bepaalde plekken in bestaand habitat meer rust gerealiseerd kan worden. In samenspraak met een deskundige op het gebied van de buizerd moet worden bepaald welke maatregelen in het specifieke project getroffen moeten worden om de gunstige staat van instandhouding van de buizerd te waarborgen. In hoofdstuk 4 wordt per activiteit beschreven welke maatregelen in aanmerking komen om de gunstige staat van instandhouding te behouden.
3.4.3
Maatregelen om invulling te geven aan zorgplicht Om doden en verwonden van buizerds zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen moeten afdoende maatregelen genomen worden. Gedurende de werkzaamheden moet verstoring van aanwezige broedgevallen van buizerds voorkomen worden. Bij de buizerd gaat het dan om bijvoorbeeld een of enkele van de volgende typen maatregelen: • Er moet gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. In de regel loopt deze van maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. • Ongestoord laten van voldoende ruimte rond het bewoonde nest. • Maatregelen moeten bij grotere projecten in een ecologisch werkprotocol worden opgenomen. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder betrokken werknemers bekend zijn. Werkzaamheden moeten conform dit protocol worden uitgevoerd. • Maatregelen moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de buizerd. Pagina 22 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
In samenspraak met een deskundige op het gebied van de buizerd moet worden bepaald welke maatregelen in het specifieke project getroffen moeten worden om invulling te geven aan de zorgplicht. In hoofdstuk 4 wordt per activiteit beschreven welke maatregelen in aanmerking komen. Wegvangen en verplaatsen Het wegvangen en vervolgens direct verplaatsen van buizerds naar een geschikte (verblijf)plaats in de directe omgeving van het plangebied heeft geen zin, omdat ze die verblijfplaats weer direct zullen verlaten.
3.5
Stap 5 – Onderzoek alternatieven
Voor het verkrijgen van een ontheffing moet er sprake zijn van een voor de buizerd meest bevredigende oplossing om het doel van de werkzaamheden te realiseren. Er moet onderbouwd worden dat er voor de buizerd geen beter uitpakkende oplossingen zijn dan de gekozen oplossing. Dit betekent dat er voor het realiseren van het doel van de werkzaamheden: – geen andere locatie beschikbaar is en – dat er geen betere inrichting van het gebied na afloop van de werkzaamheden mogelijk is en – dat er geen andere periode is om de werkzaamheden uit te voeren en – dat er geen andere werkmethode mogelijk is – waardoor minder of geen negatieve effecten op de buizerd zullen gaan optreden. De alternatievenafweging in het kader van een MER voor het plan of project vindt op meer gronden plaats dan alleen op grond van de meest bevredigende oplossing voor de buizerd. De uitkomst van een MER kan dan ook veelal niet zondermeer dienen als onderbouwing. Onderbouwing meest bevredigende oplossing De onderbouwing van dat er sprake is van een meest bevredigende oplossing voor de buizerd moet in gaan op de locatie waar de werkzaamheden plaats gaan vinden, de inrichting van het nieuwe gebied en de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld: • Locatie Veel werkzaamheden vinden plaats vanwege het realiseren van een nieuwe bestemming of doel (stadsuitbreiding, aanleg infrastructuur, natuurontwikkeling, e.d.). In die gevallen kunnen om dat andere doel te bereiken vaak alternatieve locaties aanwezig zijn. • Inrichting Inrichtingsalternatieven die voor de buizerd beter uitpakken zijn te vinden in het handhaven van geschikt habitat in het nieuwe plan. • Werkwijze Bij alternatieven in de werkwijze kan gedacht worden aan enerzijds andere perioden van uitvoering van de werkzaamheden en anderzijds aan een andere wijze van uitvoering van de werkzaamheden: – Periode Alternatieven zijn werken buiten de kwetsbare perioden voor voortbrengen van jongen. Dit alternatief is in redelijkheid altijd mogelijk. – Wijze van uitvoering Fasering van de werkzaamheden in tijd en ruimte. Ongestoord laten van voldoende ruimte rond het bewoonde nest. Pagina 23 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
In samenspraak met een deskundige op het gebied van de buizerd moet worden onderbouwd dat in het specifieke project gekozen is voor de meest bevredigende oplossing voor de buizerd. In hoofdstuk 4 wordt per activiteit beschreven welke maatregelen in aanmerking komen.
3.6
Stap 6 – Bepaal en onderbouw wettelijk belang
Een ontheffing kan alleen afgegeven worden als er sprake is van een wettelijk belang. Dit zijn in het geval van de buizerd: • bescherming van flora en fauna (b), • veiligheid van het luchtverkeer (c) of • volksgezondheid of openbare veiligheid (d).
Het onderzoek moet onderbouwd aangeven of er sprake is van één van de genoemde wettelijke belangen.
Pagina 24 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
4
Beschermingsmaatregelen per activiteit In dit hoofdstuk staat een aantal activiteiten beschreven met de mogelijke effecten op de buizerd. Per ingreep staan de artikelen aangegeven die wellicht overtreden zullen worden en de te nemen maatregelen om de functionaliteit van de voortplantingsplaats en/of vaste rust- en verblijfplaats te behouden. Ook staan er de maatregelen om de gunstige staat van instandhouding te garanderen en om te voldoen aan de zorgplicht. De mogelijke maatregelen zijn ook genoemd. De beschreven activiteiten zijn: 4.1 Kappen of rooien van bomen of beplantingen 4.2 Werkzaamheden in of nabij het bos, aanleg van (fiets)paden of grotere infrastructuur, evenementen 4.3 Herinrichting of wijziging (agrarisch)grondgebruik door stadsuitbreiding of aanleg infrastructuur Per activiteit zijn onderstaande onderdelen beschreven: • De activiteit en zijn effecten • Mogelijke verbodsovertredingen • Functionaliteit • Gunstige staat van instandhouding • Zorgplicht • Alternatievenafweging • Niet bewezen effectieve maatregelen • Af te raden maatregelen • Voorbeelden Komt een voorgenomen activiteit exact overeen? Dan kunnen de te nemen maatregelen één op één worden overgenomen. Afwijken van de genoemde maatregelen mag als, dit goed onderbouwd wordt. Staat de voorgenomen activiteit hier niet genoemd, dan is er in het specifieke geval sprake van maatwerk. De te nemen maatregelen moeten in verhouding staan tot het effect van de ingreep. Veelal zal een kleine ingreep slechts een gering aantal exemplaren treffen en zijn er veel vergelijkbare habitats in de directe omgeving aanwezig. In dat geval behoeft een relatief beperkt aantal aanvullende maatregelen te worden uitgevoerd. Een kleine ingreep kan echter ook een groot aantal exemplaren treffen, bijvoorbeeld wanneer een hele populatie of een groot deel daarvan vernietigd wordt; in dat geval zal meer gedaan moeten worden.
Pagina 25 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
4.1
Kappen of rooien van bomen of beplantingen
4.1.1
De activiteit en zijn effecten Kappen of rooien van één of meer bomen kan om diverse redenen plaatsvinden: aanleg of verbreding infrastructuur, realiseren ander grondgebruik, landschappelijke redenen, regulier beheer en onderhoud, vanwege soortbescherming (weidevogels), etcetera. Wanneer grote bomen en bosvlakten worden verwijderd verdwijnen met name schuilmogelijkheden, slaapplekken en nestplaatsen. Ook kunnen in mindere mate voedselbronnen verdwijnen. Effecten zijn: • Vernietigen van een nest. • Kwaliteitsverlies functionele leefomgeving. • Beschadigen of vernielen van eieren wanneer gewerkt wordt in de broedperiode van de buizerd.
4.1.2
Mogelijke verbodsovertredingen Doden en verwonden (artikel 9). Bij het kappen of rooien van bomen of beplantingen worden in de regel geen buizerds gedood of verwond. Vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen (artikel 9). Vangen en bemachtigen van buizerds is in principe nooit toegestaan. Opzettelijk verontrusten (artikel 10). Het kappen of rooien van bomen of beplantingen heeft nooit tot doel de buizerd opzettelijk te verontrusten. Deze verbodsbepaling wordt in de regel niet overtreden bij deze werkzaamheden waar bomen verwijderd worden. Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren (artikel 11). Bij het kappen of rooien van bomen of beplantingen is er vaak sprake van dat er voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd worden weggenomen of dat de functionaliteit daarvan niet behouden kan blijven. Door het toepassen van zorgplicht maatregelen en activiteit specifieke maatregelen is het wellicht mogelijk om negatieve effecten teniet te doen. Wanneer dit het geval is, is er geen sprake van een overtreding en behoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Wanneer dit niet of in onvoldoende mate het geval is, moet er een ontheffing worden aangevraagd omdat er dan wel sprake is van een overtreding van dit artikel. Eieren zoeken, rapen, beschadigen of vernielen (artikel 12). In eerste instantie moet het kappen of rooien van bomen of beplantingen plaatsvinden buiten de voortplantingsperiode van de buizerd. Wanneer hier aan gehoor wordt gegeven, worden er geen eieren van buizerds beschadigd of vernield en worden de verbodsbepalingen uit artikel 12 niet overtreden.
Pagina 26 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Wanneer om bepaalde redenen wel gewerkt wordt binnen de voortplantingsperiode zullen eieren van de buizerd vernietigd, beschadigd of weggenomen kunnen worden. Dit brengt dan veelal een overtreding van verbodsbepalingen van artikel 12 teweeg en er zal een ontheffing voor dit artikel moeten worden aangevraagd. Buizerds dan wel eieren van buizerds vervoeren of onder zich te hebben (artikel 13). Het vervoeren of onder zich hebben van buizerds of eieren van buizerds is bij het kappen of rooien van bomen en beplantingen in de regel niet aan de orde. 4.1.3
Functionaliteit Bij het kappen of rooien van bomen en beplantingen zal de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd vaak in het geding komen (zie eventueel ook 3.4.1). Hierdoor zullen voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen verdwijnen of niet meer als zodanig kunnen functioneren. Het is nagenoeg onmogelijk met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk aan te geven dat alle verblijfplaatsen binnen of nabij het plangebied een alternatief hebben. Maatregelen om functionaliteit te waarborgen Mogelijke maatregelen om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd te waarborgen zijn bijvoorbeeld: • Bij de planning van de werkzaamheden moet rekening gehouden worden met de seizoensactiviteiten van de buizerd, om verstoring in de meest kwetsbare perioden te voorkomen. Wanneer uit onderzoek blijkt dat buizerds voorkomen in het plangebied moet in ieder geval worden voorkomen dat broedgevallen worden verstoord, door buiten het broedseizoen te werken. Het broedseizoen van de buizerd loopt globaal van begin maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van buizerds moet de exacte periode van voortplanting aangeven. • Door zonering rust in bepaalde delen realiseren.
4.1.4
Gunstige staat van instandhouding De gunstige staat van instandhouding van de buizerd moet beoordeeld worden op landelijk niveau. Wanneer bomen of beplantingen gekapt of gerooid worden is er een kleine kans op een significante aantasting van de verspreiding. Wanneer dat wel het geval is, kan dus gesteld worden dat de gunstige staat van instandhouding in het geding komt en dat er maatregelen genomen moeten worden om de lokale staat van instandhouding niet in het geding te doen komen. Maatregelen om gunstige staat van instandhouding te waarborgen Mogelijke maatregelen om de gunstige staat van instandhouding van de buizerd te waarborgen zijn (zie eventueel ook 3.4.2) bijvoorbeeld: • Opwaarderen van marginaal habitat in de directe omgeving tot optimaal habitat. Pagina 27 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
• Zoneringsmaatregelen treffen waardoor rustige delen ontstaan waar de
buizerd ongestoord kan broeden. • De genomen maatregelen moeten op hun effectiviteit gemonitord worden. 4.1.5
Zorgplicht Er moeten maatregelen worden genomen om doden en verwonden van exemplaren van buizerds zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen. Maatregelen om aan zorgplicht te voldoen Mogelijke maatregelen om invulling te geven aan de zorgplicht zijn (zie eventueel ook 3.4.3) bijvoorbeeld: • Er moet gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. Deze periode loopt van begin maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van buizerds moet de exacte periode van voortplanting aangeven. • Rondom de bekende verblijfsboom van een buizerd moet gedurende het broedseizoen een strook bos van minimaal 75 meter ongemoeid gelaten worden bij ruimtelijke ingrepen. • Tijdens de werkzaamheden van de ontbossing moeten de locaties van de nestbomen en overige verblijfplaatsen zo veel mogelijk met rust gelaten worden. In overleg met een deskundige moet bij grotere boseenheden gekeken worden naar aspecten als gefaseerd kappen en selectief kappen (grote geschikte bomen laten staan). • Er moet een ecologisch werkprotocol opgesteld worden waarin alle ten behoeve van de buizerd te nemen maatregelen worden vastgelegd. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder alle betrokken partijen bekend zijn. Werkzaamheden moeten aantoonbaar conform dit protocol worden uitgevoerd. • De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de buizerd.
4.1.6
Alternatievenafweging Het onderliggende doel waarom de bomen gekapt of gerooid worden kan zeer uiteenlopend zijn. Er moet een afweging worden gemaakt of er voor de buizerd het best uitpakkende alternatief is gekozen. Bij de alternatievenafweging moeten locatie, inrichting en werkwijze aan bod komen: • Locatie Kapwerkzaamheden aan opgaand groen zijn veelal locatiegebonden en zijn alternatieve locaties niet aan de orde. Wanneer de kap of het rooien plaatsvindt vanwege het realiseren van een bepaald doel (stadsuitbreiding, aanleg infrastructuur e.d.) kan dat doel vaak ook op een andere locatie worden gerealiseerd. • Inrichting Bij het verwijderen van bomen zijn inrichtingsalternatieven te vinden in het gefaseerd in tijd en ruimte uitvoeren van de werkzaamheden of het handhaven van bepaalde delen en in de vorm van in het nieuwe plan opnemen van delen die kunnen moeten als nestplek. Pagina 28 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
• Werkwijze
Hoe en wanneer de bomen verwijderd worden is van grote invloed op de mogelijk negatieve effecten op de buizerd. De alternatievenafweging moet hier dan ook voldoende op in gaan: – Periode Beste alternatief is buiten de kwetsbare periode (buiten de periode maart tot en met juli in verband met het broeden) te werken. Wanneer dit niet mogelijk is zullen aanvullende maatregelen genomen moeten worden. – Methode In de directe nabijheid van een nestboom moeten geen werkzaamheden plaatsvinden. Aangegeven moet worden dat de in de specifieke situatie gekozen afstand de beste is voor de buizerd.
Bij de onderbouwing of er een voor de buizerd gunstiger oplossing voor de werkzaamheden aanwezig is moet een deskundige op het gebied van de buizerd worden betrokken. 4.1.7
Niet effectief bewezen maatregelen • Er is nog weinig ervaring met de effectiviteit van het behouden van bosstroken en nestbomen. Als alternatieve nestgelegenheid de beperkende factor zou zijn, is monitoring een zinvolle maatregel. De deskundige moet dit dan aangeven.
4.1.8
Af te raden maatregelen • Mitigeren door middel van het aanbieden van kunstmatige nestgelegenheid is geen optie, omdat hier door de buizerd geen gebruik van gemaakt zal worden. Nieuw alternatief nestgelegenheid aanbieden zal in de praktijk niet gemakkelijk zijn omdat de buizerd juist een grote voorkeur heeft voor oude naald- en loofbomen.
4.2
Werkzaamheden in of nabij het bos, aanleg (fiets)paden of grotere infrastructuur, evenementen
4.2.1
De activiteit en zijn effecten Verstoring van de rust in de omgeving van een buizerdnest kan plaatsvinden door bijvoorbeeld boswerkzaamheden, aanleg van fietspaden door het bos, aanleg grotere infrastructuur, het houden van evenementen etc. Wanneer nestlocaties een grote structurele mate van verstoring kennen, zullen deze permanent verlaten worden. Effecten zijn: • Verstoring van het nest dat daardoor permanent verlaten wordt.
4.2.2
Mogelijke verbodsovertredingen Doden en verwonden (artikel 9). Bij activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt worden in de regel geen buizerds gedood of verwond. Vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen (artikel 9). Vangen en bemachtigen van buizerds is in principe nooit toegestaan.
Pagina 29 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Opzettelijk verontrusten (artikel 10). Bij activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt hebben nooit tot doel de buizerd opzettelijk te verontrusten. Deze verbodsbepaling wordt in de regel niet overtreden bij deze werkzaamheden. Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren (artikel 11). Bij activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt is er vaak sprake van dat er voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd worden weggenomen of dat de functionaliteit daarvan niet behouden kan blijven. Door het toepassen van zorgplicht maatregelen en activiteit specifieke maatregelen is het wellicht mogelijk om negatieve effecten teniet te doen. Wanneer dit het geval is, is er geen sprake van een overtreding en behoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Wanneer dit niet of in onvoldoende mate het geval is, moet er een ontheffing worden aangevraagd omdat er dan wel sprake is van een overtreding van dit artikel. Eieren zoeken, rapen, beschadigen of vernielen (artikel 12). Bij activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom een nest verdwijnt hebben geen impact op de geen eieren. Deze verbodsbepaling wordt in de regel niet overtreden bij deze werkzaamheden. Buizerds dan wel eieren van buizerds vervoeren of onder zich te hebben (artikel 13). Het vervoeren of onder zich hebben van buizerds of eieren van buizerds is bij activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt in de regel niet aan de orde. 4.2.3
Functionaliteit Bij activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt zal de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd vaak in het geding komen. Hierdoor zullen voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen verdwijnen of niet meer als zodanig kunnen functioneren. Het is nagenoeg onmogelijk met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk aan te geven dat alle verblijfplaatsen binnen of nabij het plangebied een alternatief hebben. Maatregelen om functionaliteit te waarborgen Mogelijke maatregelen om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd te waarborgen zijn (zie eventueel ook 3.4.1) bijvoorbeeld: • Bij de planning van de werkzaamheden moet rekening gehouden worden met de seizoensactiviteiten van de buizerd, om verstoring in de meest kwetsbare perioden te voorkomen. Wanneer uit onderzoek blijkt dat buizerds voorkomen in het plangebied moet in ieder geval worden voorkomen dat broedgevallen worden verstoord, door buiten het broedseizoen te werken. Het broedseizoen van de buizerd loopt globaal van begin maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van buizerds moet de exacte periode van voortplanting aangeven. • Door zonering moet rust rondom het nest worden gerealiseerd. Pagina 30 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
4.2.4
Gunstige staat van instandhouding De gunstige staat van instandhouding van de buizerd moet beoordeeld worden op landelijk niveau. Wanneer activiteiten plaatsvinden die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt, is er een kleine kans op een significante aantasting van de verspreiding. Wanneer dat wel het geval is, kan dus gesteld worden dat de gunstige staat van instandhouding in het geding komt en dat er maatregelen genomen moeten worden om de lokale staat van instandhouding niet in het geding te doen komen. Maatregelen om gunstige staat van instandhouding te waarborgen Mogelijke maatregelen om de gunstige staat van instandhouding van de buizerd te waarborgen zijn (zie eventueel ook 3.4.2) bijvoorbeeld: • Opwaarderen van marginaal habitat in de directe omgeving tot optimaal habitat. • Zoneringsmaatregelen treffen waardoor rustige delen ontstaan waar de buizerd ongestoord kan broeden. • De genomen maatregelen moeten op hun effectiviteit gemonitord te worden.
4.2.5
Zorgplicht Er moeten maatregelen worden genomen om doden en verwonden van exemplaren van buizerds zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen. Maatregelen om aan zorgplicht te voldoen Mogelijke maatregelen om invulling te geven aan de zorgplicht zijn (zie eventueel ook 3.4.3) bijvoorbeeld: • Er moet gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. Deze periode loopt van begin maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van buizerds moet de exacte periode van voortplanting aangeven. • Er moet een ecologisch werkprotocol opgesteld worden waarin alle ten behoeve van de buizerd te nemen maatregelen worden vastgelegd. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig zijn en onder alle betrokken partijen bekend zijn. Werkzaamheden moeten aantoonbaar conform dit protocol worden uitgevoerd. • De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de buizerd. • Rondom de bekende verblijfsboom van een buizerd moet gedurende het broedseizoen een strook bos van minimaal 75 meter ongemoeid gelaten worden bij ruimtelijke ingrepen.
4.2.6
Alternatievenafweging Het onderliggende doel waarom de activiteiten die tot gevolg hebben dat de rust rondom het nest verdwijnt plaatsvinden, kan zeer uiteenlopend zijn. Er moet een afweging worden gemaakt of er voor de buizerd het best uitpakkende alternatief is gekozen. Bij de alternatievenafweging moeten locatie, inrichting en werkwijze aan bod komen: Pagina 31 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
• Locatie
Bijvoorbeeld het houden van een evenement is vaak niet locatie gebonden. • Inrichting Binnen een gebied kan bijvoorbeeld een evenement ook op een andere plek, verder van het buizerdnest verwijderd, worden gehouden. Tijdelijk afsluiten van paden of routes omleiden. • Werkwijze De alternatievenafweging moet hier ook voldoende op in gaan: – Periode Beste alternatief is buiten de kwetsbare periode (buiten de periode maart tot en met juli in verband met het broeden) te werken. Wanneer dit niet mogelijk is zullen aanvullende maatregelen genomen moeten worden. – Methode In de directe nabijheid van een nestboom moeten geen werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden. Aangegeven moet worden dat de in de specifieke situatie gekozen methode de beste is voor de buizerd. Bij de onderbouwing of er een voor de buizerd gunstiger oplossing voor de werkzaamheden aanwezig is moet een deskundige op het gebied van de buizerd worden betrokken. 4.2.7
Niet bewezen effectieve maatregelen • Onduidelijk is nog of en hoe snel andere (nest)locaties weer bezet worden na het verdwijnen van een nestplek.
4.2.8
Af te raden maatregelen • Mitigeren door middel van kunstmatige nestgelegenheid aan te bieden is geen optie omdat hier door de buizerd geen gebruik van gemaakt zal worden. Nieuw alternatief nestgelegenheid aanbieden zal in de praktijk niet gemakkelijk zijn omdat de buizerd juist een grote voorkeur heeft voor oude naald- en loofbomen.
4.3
Herinrichting of wijziging (agrarisch)grondgebruik door stadsuitbreiding of aanleg infrastructuur
4.3.1
De activiteit en zijn effecten Bij herinrichtingen of het veranderen van het grondgebruik door bijvoorbeeld stadsuitbreiding, aanleg infrastructuur of het veranderen van agrarisch gebruik kunnen foerageergebieden verdwijnen of minder geschikt worden alszodanig. Wanneer ook bomen gekapt of gerooid worden, zie 4.1. Effecten zijn: • Aantasting functionele leefomgeving van de voortplantingsplaatsen.
4.3.2
Mogelijke verbodsovertredingen Doden en verwonden (artikel 9). Bij het herinrichten of wijzigen van het grondgebruik worden in de regel geen buizerds gedood of verwond.
Pagina 32 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Vangen, bemachtigen en met het oog daarop opsporen (artikel 9). Vangen en bemachtigen van buizerds is in principe nooit toegestaan. Opzettelijk verontrusten (artikel 10). Het herinrichten of wijzigen van het grondgebruik heeft nooit tot doel de buizerd opzettelijk te verontrusten. Deze verbodsbepaling wordt in de regel niet overtreden bij deze werkzaamheden. Voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren (artikel 11). Bij het herinrichten of wijzigen van het grondgebruik is er vaak sprake van dat er voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd worden weggenomen of dat de functionaliteit daarvan niet behouden kan blijven. Door het toepassen van zorgplicht maatregelen en activiteit specifieke maatregelen is het wellicht mogelijk om negatieve effecten teniet te doen. Wanneer dit het geval is, is er geen sprake van een overtreding en behoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Wanneer dit niet of in onvoldoende mate het geval is, moet er een ontheffing worden aangevraagd omdat er dan wel sprake is van een overtreding van dit artikel. Eieren zoeken, rapen, beschadigen of vernielen (artikel 12). In eerste instantie moet het herinrichten of wijzigen van het grondgebruik plaatsvinden buiten de voortplantingsperiode van de buizerd. Wanneer hier aan gehoor wordt gegeven, worden er geen eieren van buizerds beschadigd of vernield en worden de verbodsbepalingen uit artikel 12 niet overtreden. Wanneer om bepaalde redenen wel gewerkt wordt binnen de voortplantingsperiode zullen eieren van de buizerd vernietigd, beschadigd of weggenomen kunnen worden. Dit brengt dan veelal een overtreding van verbodsbepalingen van artikel 12 teweeg en er zal een ontheffing voor dit artikel moeten worden aangevraagd. Buizerds dan wel eieren van buizerds vervoeren of onder zich te hebben (artikel 13). Het vervoeren of onder zich hebben van buizerds of eieren van buizerds is bij het herinrichten of wijzigen van het grondgebruik in de regel niet aan de orde. 4.3.3
Functionaliteit Bij het herinrichten of wijzigen van het grondgebruik zal de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd vaak in het geding komen. Hierdoor zullen voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen verdwijnen of niet meer als zodanig kunnen functioneren. Het is nagenoeg onmogelijk met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijk aan te geven dat alle verblijfplaatsen binnen of nabij het plangebied een alternatief hebben. Maatregelen om functionaliteit te waarborgen Mogelijke maatregelen om de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van de buizerd te waarborgen zijn (zie eventueel ook 3.4.1) bijvoorbeeld:
Pagina 33 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
• Bij de planning van de werkzaamheden moet rekening gehouden worden
met de seizoensactiviteiten van de buizerd, om verstoring in de meest kwetsbare perioden te voorkomen. Wanneer uit onderzoek blijkt dat buizerds voorkomen in het plangebied moet in ieder geval worden voorkomen dat broedgevallen worden verstoord, door buiten het broedseizoen te werken. Het broedseizoen van de buizerd loopt globaal van begin maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van buizerds moet de exacte periode van voortplanting aangeven. • Inrichten braakakkers en/ of faunaranden, afhankelijk van het schaalniveau (figuur 4). 4.3.4
Gunstige staat van instandhouding De gunstige staat van instandhouding van de buizerd moet beoordeeld worden op landelijk niveau. Wanneer werkzaamheden plaatsvinden waardoor belangrijk foerageergebied aangetast wordt is er een kleine kans op een significante aantasting van de verspreiding. Wanneer dat wel het geval is, kan dus gesteld worden dat de gunstige staat van instandhouding in het geding komt en dat er maatregelen genomen moeten worden om de lokale staat van instandhouding niet in het geding te doen komen. Maatregelen om gunstige staat van instandhouding te waarborgen Mogelijke maatregelen om de gunstige staat van instandhouding van de buizerd te waarborgen zijn (zie eventueel ook 3.4.2) bijvoorbeeld: • Opwaarderen van marginaal habitat in de directe omgeving tot optimaal habitat. • Zoneringsmaatregelen treffen waardoor rustige delen ontstaan waar de buizerd ongestoord kan broeden. • De genomen maatregelen moeten op hun effectiviteit gemonitord worden.
4.3.5
Zorgplicht Er moeten maatregelen worden genomen om doden en verwonden van exemplaren van buizerds zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te voorkomen. Maatregelen om aan zorgplicht te voldoen Mogelijke maatregelen om invulling te geven aan de zorgplicht zijn (zie eventueel ook 3.4.3) bijvoorbeeld: • Er moet gewerkt worden buiten de kwetsbare periode van de voortplanting. Deze periode loopt van begin maart tot en met juli. Echter, deze periode kan zowel eerder als later beginnen of eindigen afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en van de meteorologische omstandigheden voorafgaand en tijdens de werkzaamheden. Een deskundige op het gebied van buizerds moet de exacte periode van voortplanting aangeven. • Er moet een ecologisch werkprotocol opgesteld worden waarin alle ten behoeve van de buizerd te nemen maatregelen worden vastgelegd. Dit ecologisch werkprotocol moet op de locatie aanwezig te zijn en onder alle betrokken partijen bekend zijn. Werkzaamheden moeten aantoonbaar conform dit protocol worden uitgevoerd. Pagina 34 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
• De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder begeleiding van
een deskundige op het gebied van de buizerd.
4.3.6
Alternatievenafweging Het onderliggende doel waarom een gebeid heringericht gaat worden of waarom het grondgebruik gaat veranderen kan zeer uiteenlopend zijn. Er moet een afweging worden gemaakt of er voor de buizerd het best uitpakkende alternatief is gekozen. Bij de alternatievenafweging moeten locatie, inrichting en werkwijze aan bod komen: • Locatie Wanneer de werkzaamheden plaatsvinden vanwege het realiseren van een bepaald doel (stadsuitbreiding, aanleg infrastructuur e.d.) kan dat doel vaak ook op een andere locatie worden gerealiseerd. • Inrichting Inrichtingsalternatieven zijn te vinden in het gefaseerd in tijd en ruimte uitvoeren van de werkzaamheden of het handhaven van bepaalde delen en in de vorm van in het nieuwe plan opnemen van delen die kunnen moeten als foerageergebied. • Werkwijze Hoe en wanneer het foerageergebied verwijderd worden is van grote invloed op de mogelijk negatieve effecten op de buizerd. De alternatievenafweging moet hier dan ook voldoende op in gaan: – Periode Beste alternatief is buiten de kwetsbare periode (buiten de periode maart tot en met juli in verband met het broeden) te werken. Wanneer dit niet mogelijk is zullen aanvullende maatregelen genomen moeten worden. – Methode Het faseren in tijd en ruimte van de werkzaamheden. Aangegeven moet worden dat de in de specifieke situatie gekozen methode de beste is voor de buizerd. Bij de onderbouwing of er een voor de buizerd gunstiger oplossing voor de werkzaamheden aanwezig is moet een deskundige op het gebied van de buizerd worden betrokken.
4.3.7
Niet bewezen effectieve maatregelen • Er is nog weinig ervaring met de effectiviteit van het behouden van bosstroken en nestbomen. • Compenserende maatregelen binnen dispersieafstand (binnen 50 kilometer) door optimalisatie van het resterende foerageergebied danwel het aanbieden van vervangend foerageergebied (braakakkers ter compensatie van woonwijken/ faunaranden in stadsparken). Bij het beheer naast de schaal rekening houden met aantal maaibeurten, getrapte lengtes, vegetatie (kruiden-/ bloemrijk grasland) teneinde het gebied geschikt te maken voor kleine knaagdieren (muizen). Na inrichting duurzaamheid vastleggen in beheervoorschriften.
Pagina 35 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
4.3.8
Af te raden maatregelen • Mitigeren door middel van kunstmatige nestgelegenheid aan te bieden is geen optie omdat hier door de buizerd in de regel geen gebruik van gemaakt zal worden. Nieuw alternatief nestgelegenheid aanbieden zal in de praktijk niet gemakkelijk zijn omdat de buizerd juist een grote voorkeur heeft voor oude naald- en loofbomen.
4.3.9
Voorbeeld Figuur 4: Goed functionerend foerageergebied voor de kiekendief aan de Dodaarsweg in Flevoland, waar ook veel buizerds gebruik van maken (juni 2011) (bron: Foto Inge Hagens)
Pagina 36 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
5
Bronnen
5.1
Literatuur • Bijlsma R.G., Hustings F. & Camphuysen C.J., 2001. Algemene en
• • • • •
Schaarse Vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/KNNV Uitgeverij, Haarlem/Utrecht. Bijlsma R.G., 1993. Ecologische atlas van de Nederlandse Roofvogels. Schuyt & Co Haarlem. Bijlsma R.G. 1998. Handleiding veldonderzoek roofvogels, KNNV Uitgeverij 2e druk. Génsbol, B., 2005. Veldgids Roofvogels. KNNV Uitgeverij Utrecht. Hoogstein, L. & G. Meisters, 2009. Handboek vogels van Nederland”. KNNV Uitgeverij, Zeist 2009. Hustings, F. & J.W. Vergeet., 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. SOVON Vogelonderzoek Nederland/ KNNV Uitgeverij, Utrecht.
Websites www.SOVON.nl www.vogelbescherming.nl http://www.vogelbescherming.nl/nl/vogels_kijken/vogelgids/zoekresultaat/ detailpagina/q/vogel/28 http://www.vogelvisie.nl/
5.2
Begrippen Deskundige Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis moet te zijn opgedaan doordat de deskundige: • op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of • op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de Flora- en faunawet, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; en/of • als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of • zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied) en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of -bescherming.
Pagina 37 van 38
Buizerd | Buteo buteo Soortenstandaard | december 2011
Dispersie Ongerichte beweging van een individu dat op zoek is naar een (mogelijke) vestigingsplaats. Ecologisch werkprotocol In een ecologisch werkprotocol staat omschreven welke maatregelen getroffen worden om effecten op beschermde soorten te voorkomen en hoe te handelen wanneer ze onverhoopt toch optreden. Er staat onder andere in vermeld: • in welke periode gewerkt moet te worden • welke maatregelen worden genomen • wanneer begeleiding door een deskundige noodzakelijk is • wie die deskundige is. Metapopulatie of Netwerkpopulatie Metapopulaties zijn op te vatten als populaties van soorten waarvoor een gebied bestaat uit plekken met geschikt biotoop in een overigens ongeschikte omgeving. De metapopulatie bestaat dus uit onderling min of meer gescheiden lokale (sub)populaties. De geschikte biotoopplekken kunnen op een bepaald moment al of niet bezet zijn door een soort. De dynamiek in zo’n metapopulatie kan worden beschreven door lokale extincties en lokale (her)kolonisaties. Migratie Seizoensgebonden of dagelijkse beweging heen en terug tussen delen van het leefgebied. Monitoring Er kunnen twee typen monitoring worden onderscheiden: • monitoring om de effectiviteit van een nog niet bewezen mitigerende of compenserende maatregel te bepalen. Dit kan het beste planmatig worden opgepakt. Een onderwerp dat zich hiervoor leent is het bepalen of het laten staan van een buizerdnestboom inclusief een randzone effectief is. • monitoring bij een specifiek project. De resultaten van de monitoring moeten gekoppeld te zijn aan go/no-go beslissingen. Bijvoorbeeld eerst een rapportage opleveren dat nieuw gemaakt leef-/foerageergebied in staat is te functioneren als leefgebied voor de buizerd, voordat toestemming is om kapwerkzaamheden uit te voeren.
Pagina 38 van 38