Snelstartgids
00825-0111-4130, Rev CA September 2013
Rosemount 2130 verbeterde vloeistofniveauschakelaar met trilvork
Snelstartgids
September 2013
LET OP Deze installatiegids bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 2130. Er staan geen gedetailleerde instructies in voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing of installatie. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 2130 (00809-0100-4130) voor verdere instructies. Deze handleidingen zijn op www.rosemount.com ook in digitale vorm beschikbaar.
WAARSCHUWING Als u deze installatierichtlijnen niet opvolgt, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn De Rosemount 2130 is een vloeistof niveauschakelaar. Hij mag uitsluitend geïnstalleerd en aangesloten, gebruiksklaar gemaakt, gebruikt en onderhouden worden door daartoe opgeleid personeel dat daarbij alle geldende landelijke en plaatselijke voorschriften in acht neemt Zorg dat de bedrading geschikt is voor de elektrische stroom en dat de isolatie geschikt is voor de spanning, temperatuur en omgeving Gebruik de apparatuur uitsluitend volgens de specificaties. Als u dit niet doet, zal de apparatuur mogelijk minder bescherming bieden Vervanging door niet-erkende onderdelen kan veiligheidsrisico’s opleveren en is onder geen beding toegestaan Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken Bij installatie van de 2130 in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg de paragraaf Productcertificeringen voor eventuele beperkingen in verband met een veilige installatie Controleer of de bedrijfsatmosfeer van de 2130 overeenstemt met de bijbehorende certificaten voor explosiegevaarlijke locaties De buitenkant kan heet zijn Wees voorzichtig om brandwonden te voorkomen Proceslekken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt Draai de procesaansluitingen niet los en verwijder ze niet terwijl de 2130 in gebruik is Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken Als de vloeistofniveauschakelaar in een omgeving met hoge spanning wordt geïnstalleerd en er zich een storing of installatiefout voordoet, kan er hoge spanning op de draden en de aansluitklemmen staan Wees uitermate voorzichtig wanneer u de draden en aansluitklemmen aanraakt Zorg dat er geen stroom op de 2130 staat bij het maken van aansluitingen
2
September 2013
Snelstartgids
Overzicht van de Rosemount 2130 De Rosemount 2130 is een vloeistofpuntniveauschakelaar. Dankzij de trilvorktechnologie is de 2130 geschikt voor vrijwel alle vloeistoftoepassingen. Het ontwerp van de Rosemount 2130 is gebaseerd het principe van een stemvork. Een piëzo-elektrisch kristal doet de vorken trillen met hun natuurlijke frequentie (~1400 Hz). Deze frequentie wordt continu bewaakt op veranderingen. De frequentie van de trilvorksensor verandert afhankelijk van het medium waarin hij is ondergedompeld. Hoe dichter de vloeistof, hoe lager de frequentie. Bij gebruik voor een alarm voor laag niveau vloeit de vloeistof in de tank of buis langs de vork omlaag, waardoor de natuurlijke frequentie verandert. Dit wordt waargenomen door de elektronica en de uitgangstoestand verandert in ‘droog’. Als de 2130-schakelaar wordt gebruikt voor een alarm voor hoog niveau, stijgt de vloeistof in de tank of de buis, waardoor deze vloeistof contact maakt met de vork en de uitgangstoestand verandert in ‘nat’. De 2130 voert voortdurend diagnostische tests op de instrumenten uit voor zelfcontrole van de toestand van de vork en de sensor. Deze diagnostiek kan schade aan de vorken waarnemen, zoals corrosie, interne of externe schade aan de vorken en breken van de interne bedrading. In die gevallen gaat het “hartslag”-lampje met tussenpozen knipperen, gevolgd door veilig afhandelen van de elektrische belasting. De 2130 is uitgerust met een “hartslaglampje” dat de bedrijfstoestand ervan aangeeft. Het lampje knippert als de uitgang van de schakelaar ‘uit’ is en brandt onafgebroken bij ‘aan’.
3
September 2013
Snelstartgids
Afbeelding 1. Onderdelen van de Rosemount 2130 A
H
B
G
F
E C
D
A. Direct Load, PLC/PNP, DPCO-relais, storings- en alarmrelais (2 x SPCO), NAMUR, of 8/16 mA-elektronica
E. Procesverbindingen: met schroefdraad, flens of hygiënisch
B. NEMA type 4X (IP66/67) behuizingen van aluminium of 316 SST
F. Thermische buis van 316/316L SST (alleen 2130***E)
C. Korte vork met verlengstukken van maximaal 3 m (118 inch) “Fast drip”-ontwerp
G. Magnetisch testpunt
D. Nat materiaal van 316/316L SST, vaste legering C en legering C-276 of met ECTFE/PFA gecoat 316/316L SST
H. Twee kabel-/doorvoerbuisingangen
4
Snelstartgids
September 2013
Algemene overwegingen
Wees uiterst voorzichtig bij de hantering van de Rosemount 2130. Gebruik beide handen om de versies met verlengstukken of die voor extreme temperaturen te dragen. Niet beetpakken bij de vorken Breng onder geen enkel beding wijzigingen aan de 2130 aan
Afbeelding 2. Hanteren van de Rosemount 2130
OK OK
OK OK
De 2130 is verkrijgbaar in intrinsiek veilige of explosieveilige/drukvaste versies voor installaties in een gevaarlijke omgeving (zie pagina 22 voor goedkeuringen). Er zijn versies van de 2130 voor gewone locaties, voor ongeclassificeerde, veilige omgevingen. Deze vloeistofniveauschakelaar is ontworpen voor installatie in open of gesloten tanks en buizen. Hij is weerbestendig en beschermd tegen stof, maar moet wel worden beschermd tegen overstroming (Afbeelding 3). Uitvoering 2130***E kan worden gebruikt bij extreme procestemperaturen van —70 tot 260 °C (—94 tot 500 °F), en uitvoering 2130***M bij procestemperaturen in het middelste bereik van —40 tot 180 °C (—40 tot 356 °F).
Afbeelding 3. Aandachtspunten met betrekking tot de omgeving
OK OK
OK OK
Zorg dat er voldoende ruimte buiten de tank of leiding is. Voor het verwijderen van het behuizingsdeksel is een ruimte van ten minste 30 mm nodig. Zorg altijd voor een goede afdichting door het deksel van de elektronicabehuizing zo te installeren dat metaal contact maakt met metaal. Gebruik O-ringen van Rosemount.
5
September 2013
Snelstartgids
Zorg altijd dat de behuizing is geaard volgens de landelijke en plaatselijke wetgeving inzake elektriciteit. De effectiefste aardingsmethode is een directe verbinding met de aarde (massa) met minimale impedantie. Gebruik de aarde van de vork voor behuizingen met NPT-doorvoerbuisingangen.
Aanbevelingen voor installatie
Bij voorkeur niet installeren in de buurt van een vloeistof die de tank bij het vulpunt binnenkomt. Voorkom sterk spatten op de vorken. Door de vertraging te vergroten, helpt u onbedoeld schakelen verminderen. Installeer de 2130 niet vlakbij warmtebronnen. Zorg dat de vorken niet in aanraking komen met de tankwand, de buiswand of de fittingen. Zorg voor voldoende afstand tussen afzettingen van het product op de tankwand en de vork
Afbeelding 4. Voorkom afzetting van het product rondom de vorken
OK OK
Stap 1: Fysieke installatie 1. Installeer de 2130 volgens de standaard installatieprocedures en zorg dat de vork correct wordt uitgelijnd met behulp van de uitlijningsinkeping of -groef (Afbeelding 6). 2. Gebruik steunen voor verlengde vorklengten van meer dan 1 m (3,2 ft) (Afbeelding 5). Zie naslaghandleiding 00809-0100-4130 voor de eisen voor GL-goedkeuring. 3. Sluit het deksel van de behuizing en haal het aan volgens de veiligheidsspecificaties. Zorg altijd voor een goede afdichting zodat metaal tegen metaal zit, maar draai de verbindingen niet te strak aan. 4. Isoleer de 2130 met Rockwool-materiaal. Zie Afbeelding 7 voor de toleranties.
6
Snelstartgids
September 2013
Afbeelding 5. Benodigde steunen voor een verlengde vork (standaard) Max. 1 m (3,2 ft.)
1m (3.2 ft)
1m (3.2 ft)
Max. 1m (3.2 ft)
1m (3.2 ft) 1m (3.2 ft)
7
September 2013
Snelstartgids
Afbeelding 6. Voorbeeldinstallaties
Installatie 2130 met schroefdraad
A
B
C
D
Installatie 2130 met flens E
A. PTFE voor NPT en BSPT (R) schroefdraad B. Pakking voor BSPP (G) schroefdraad C. Groef voor vorkuitlijning D. Uitsparing voor vorkuitlijning F. Uitsparing voor vorkuitlijning
8
D
Snelstartgids
September 2013
Afbeelding 7. Isolatie D A
A
OK OK B
C Rosemount 2130***E C
D
C
Rosemount 2130***M
A. 100 mm (3,9 inch) vrije ruimte rondom
C. Rockwool
B. 150 mm (5,9 inch)
D. 55 mm (2,1 inch)
9
September 2013
Snelstartgids
Stap 2: Elektrische installatie Controleer voor gebruik of er geschikte kabelwartels en afdichtpluggen zijn aangebracht, en of deze stevig zijn bevestigd. Isoleer de voeding voordat u de schakelaar aansluit of de elektronica verwijdert. De aansluitklem van de functionele aarde moet worden aangesloten op een extern aardingssysteem.
Schakelcassette voor directe belasting (tweedraads, rood etiket) OPERATION MODE Dry On Mode Dry Wet
LOAD LINE
Dry Wet
1
2
Wet On Mode
3
Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
3
3
10
10 30
30
Seconds Delay
Direct Load Switching
WARNING Isolate Supply Before Removing
belasting (moet zijn aangebracht) Zekering 2 A(T) RR==externe Fuse 2A(T) External load (must be fitted ) U = 20–264 V~ (wisselspanning) (50/60 Hz) U = 20 - 264 V ~ (ac) (50/60Hz ) DPST DPST IUIT mA IOFF<<44mA IIL Opmerking: De ILIL==20–500 20 - 500mA mA L getoonde waarden IPK==55A, IPK A, 40 40 ms ms (inschakelstroom) (inrush) Neutral Live Nul Spanning-
PE PE (Ground) (aarde)
= belasting uit
R R
voerend
= belasting aan
00V V
... (gelijkspanning) 20 - 60VV— (dc) UU==20–60 mA IOFF<<44mA IUIT I = 20 - 500 mA ILL= 20–500 mA IPK = 5 A, 40 ms (inrush) IPK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom)
++V V
Hoog niveau droog = AAN Dry On
Hoog niveau nat = AAN Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
30
ΔU U 12 V 12V Zekering Fuse 22A(T) A(T)
N N 00V V
Zekering Fuse 22A(T) A(T)
N N 00V V
IIL
U ΔU 12 V 12V
L
Zekering Fuse 22A(T) A(T)
Lampje knippert elke seconde
N N 00V V
Zekering Fuse 2 A(T) 2A(T)
DPST
DPST
LL ++V V
<4 mA mA IILL
DPST
DPST
DPST
LL ++V V
Lampje brandt continu
10
<4 <4 mA mA ILIL
DPST
DPST DPST
0.3 1
Seconds Delay
Seconds Delay
L
Wet On
0.3 1
30
IIL
zijn nominale waarden; zie de naslaghandleiding 00809-0100-4130 voor de 2130 voor alle gegevens
LL ++V V
Lampje brandt continu
N 00V V
L + +VV
Lampje knippert elke seconde
Snelstartgids
September 2013
PNP/PLC-cassette (driedraads, geel etiket) PLC/PNP
OPERATION MODE
-
OUT
+
Dry On Mode Dry Wet
Dry Wet
2
PE PE (aarde) (Ground)
Wet On
0.3 1 3
3
10
10 30
Seconds Delay
... (gelijkspanning) U = 20–60 V — U = 20 - 60 V (dc) I < 4 mA + IL I < 4 mA + I L
Hoog niveau droog = AAN
Hoog niveau nat = AAN Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
30
PLC (positieve ingang)
-
ΔU
+
I/P
PLC
PNP dc
+
ΔU
+
R IL
+
Lampje brandt continu
IL
Zekering Fuse 1 A(T) 1A(T)
< 100 A
+
Lampje knippert elke seconde
I/P PLC
-
OUT
+
ΔU
R
<3 V Zekering Fuse 11A(T) A(T)
+ PLC
-
OUT
IL
I/P
PLC
-
OUT
<100 A IL
+
-
OUT
R
<3 V
R
Zekering Fuse 11A(T) A(T)
-
OUT
+
<3 V
IL
I/P
-
OUT
ΔU
<100 A IL
+
+
-
OUT
+
<3 V
+
0.3 1
Seconds Delay
Seconds Delay
OUT
Wet On
0.3 1
30
+
Opmerking: De getoonde waarden zijn nominale waarden; zie de 2130 naslaghandleiding 00809-0100-4130 voor alle gegevens
IL (MAX) = 0–500 mA IL (MAX) = 0 - 500 mA IPK = 5 A, 40 ms (inschakelstroom) IPK = 5 A, 40 ms (inrush) UUIT (AAN) = U–2,5 V U = U - 2.5 V ILOUT(ON) (UIT) < 100 μA IL (OFF) < 100 A
++VV O/P V O/P 00V
Dry On
Isolate Supply Before Removing
0.3 1
30
Wet On Mode
4
3
Zekering Fuse 2A(T) 2 A(T)
1
Dry On
IL
+
Lampje brandt continu
IL
Zekering Fuse 1 A(T) 1A(T)
< 100 A
+
Lampje knippert elke seconde
11
September 2013
Snelstartgids
DPCO-relaiscassette (donkergroen etiket) OPERATION MODE
Warning
Isolate Supply Before Removing
Seconds Delay Dry On Dry On Wet On Dry
L
0.3 1 3 10
0.3 Wet 1
NC
C
NO
NC
C
NO
4
5
6
7
8
9
NC
C
NO
NC
C
NO
RELAY
N
3 10 Dry 30 Wet
30
Wet On
1
2
3
PE PE (Ground) (aarde)
Fuse 0.5 (T) Zekering 0,5 (T)
Weerstandsbelasting Inductieve belasting
Resistive Load Inductive Load cos φ = 1; cos φ = 0.4 ; cos φ = 0,4; cos φ = 1 ; L/R = 0 ms L/R = 7 ms L/R = 0 ms L/R = 7 ms IMAX = 3,5 A IMAX = 5 AIMAX = 5 A IMAX = 3.5 A
DPST DPST
U = 20…264 V ~ (ac) wisselspanning: wisselspanning: ac Live U = 20...264 V ~ (ac) Spanning(50/60 Hz) ac UV = 250 V U UMAX = 250 (50/60 Hz) voerend UV MAX = 250 MAX MAX = 250 V mA I I< <6 6 mA P = 875 VA PMAX = 1250 VA = 1250MAX PMAX VA PMAX = 875 VA dc dc gelijkspanning: gelijkspanning: U = 20...60 V (dc) U = 30 V ... UMAX = 30 V U = 20…60 V — 00V V ++V V UMAX = 30 VMAX UMAX = 30 V I < 6 mA (gelijkspanning) PMAX = 170W PMAX = 240 W PMAX = 240 W PMAX = 170 W N N
Hoog niveau droog = AAN Dry On
Hoog niveau nat = AAN Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
30
30
C
NO
NC
C
NO
Lampje brandt continu
12
NC
0.3 1
Seconds Delay
Seconds Delay
NC
Wet On
0.3 1
C
NO
NC
C
NO
Lampje knippert elke seconde
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje brandt continu
NC
C
NO
NC
C
NO
Lampje knippert elke seconde
Snelstartgids
September 2013
Storings- en alarmrelais- (2 x SPCO-)cassette (lichtgroen etiket)
N
L
OPERATION MODE
Alarm
Seconds Delay Dry On Dry On Wet On Dry
0.3 1 3 10
0.3 Wet 1
Isolate Supply Before Removing
NO
Fault
NC
C
4
5
6
7
8
9
NC
C
NO
NC
C
NO
NC
C
NO
3 10 Dry 30 Wet
30
Wet On
1
2
3
PE PE (Ground) (aarde)
Zekering 0,5 (T) Fuse 0.5 (T)
FAULT RELAY
WARNING
Inductieve belasting ResistiveWeerstandsbelasting Load Inductive Load cos φ = 1cos ; φ = 1; cos φ = 0.4 ; cos φ = 0,4; L/R = 0 ms L/R = 0 ms L/R = 7 ms L/R = 7 ms IMAX = 5 AI = 5 A IMAX = 3.5 A I = 3,5 A
DPST DPST
MAX
MAX
ac: 20…264 ~ (ac) ac: wisselspanning: wisselspanning: UU == 20...264 V ~V (ac) N UMAX = 250 V N SpanningLive U = 250 V (50/60 (50/60 Hz) Hz) MAX UMAX = 250PV = 875 VA UMAX = 250 V voerend PMAX = 1250 VA I< mA MAX I <6 6 mA PMAX = 1250 PMAX = 875 VA dc:VA dc: UMAX = 30 V gelijkspanning: V UMAX = 30gelijkspanning: U = 20...60 V (dc) — ... 20…60 V 00V V ++V V I
Hoog niveau droog = AAN Dry On
Hoog niveau nat = AAN Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
30
30
C
NO
(Geen alarm)
NC
C
NO
(Geen storing)
Lampje brandt continu
NC
0.3 1
Seconds Delay
Seconds Delay
NC
Wet On
0.3 1
C
NO
(Alarm)
NC
C
NO
(Geen storing)
Lampje knippert elke seconde
NC
C
NO
(Geen alarm)
NC
C
NO
(Geen storing)
Lampje brandt continu
NC
C
NO
(Alarm)
NC
C
NO
(Geen storing)
Lampje knippert elke seconde
13
September 2013
Snelstartgids
NAMUR-cassette (lichtblauw etiket) OPERATION MODE
-
Dry On Mode Dry Wet
+
8V dc Dry Wet
1
2
Wet On Mode
Dry On
EN 50227 / NAMUR
Wet On
0.3 1
0.3 1
3
3 10 30
10 30
Seconds Delay
IION = = 2.2 2,2...…2.5 2,5 mA mA ON IIOFF = 0,8 … 1,0 mA OFF = 0.8 ... 1.0 mA IIFAULT 1,0 mA 1.0 mA FAULT < <
Ex -
+
Een als intrinsiek veilig A certified intrinsically safegecertificeerde, isolerende versterker volgens 60947-5-6 isolating amplifier to IEC IEC 60947-5-6
Ex
Hoog niveau droog = AAN Dry On
Hoog niveau nat = AAN Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
0.3 1
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
30
30
+
>>2,2 2,2 mA mA
Lampje brandt continu Opmerking
14
0.3 1
Seconds Delay
Seconds Delay
-
Wet On
-
+
<<1,0 1,0mA mA
Lampje knippert elke seconde
-
+
>>2,2 2,2 mA mA
Lampje brandt continu
-
+
<<1,0 1,0 mA mA
Lampje knippert elke seconde
Deze cassette is geschikt voor intrinsiek veilige toepassingen en vereist een isolatiebarrière. Zie “Productcertificeringen” op pagina 21 voor de goedkeuringen voor intrinsieke veiligheid. Deze elektronicacassette kan ook worden gebruikt voor toepassingen in niet-gevaarlijke (veilige) zones. De elektronicacassette kan alleen worden uitgewisseld met de cassette van 8/16 mA. 8 V d.c. niet overschrijden
Snelstartgids
September 2013
8/16 mA-cassette (donkerblauw etiket) OPERATION MODE Dry On Mode Dry Wet
+
Wet Dry
1
2
PE PE (Ground) (aarde)
Ex
-
Ex
Wet On Mode
3
Dry On
0.3 1
0.3 1
3
3
10
10 30
30
8/16 mA
Wet On
Seconds Delay
I ON = 15 ... = 15 IAAN ...17 17mA mA 7.5... ... 8,5 8.5 mA I OFF==7,5 IUIT mA I FAULT <<3.7 IFAULT 1,0mA mA
24 Vdc Nominal U= = 24 U V d.c. nominaal
+ Om aan de IS-eisensafe te voldoen, moet een als intrinsiek A certified intrinsically barrier veilig barrière worden gebruikt. must begecertificeerde used to meet IS requirements
-
+
Stuurt 4–20 ingang DrivesmA 4-20 analoge mA Analog Input aan
Hoog niveau droog = AAN Dry On
Hoog niveau nat = AAN Dry On
Wet On
Wet On
0.3 1
0.3 1
0.3 1
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
30
30
Seconds Delay
Seconds Delay
+
>>15 15mA mA
Lampje brandt continu
0.3 1
+
<<8,5 8,5mA mA
Lampje knippert elke seconde
+
>>15 15mA mA
Lampje brandt continu
+
<<8,5 8,5mA mA
Lampje knippert elke seconde
Opmerking
Deze cassette is geschikt voor intrinsiek veilige toepassingen en vereist een isolatiebarrière. Zie “Productcertificeringen” op pagina 21 voor de goedkeuringen voor intrinsieke veiligheid. Deze cassette kan ook worden gebruikt voor toepassingen in niet-gevaarlijke (veilige) zones. De cassette is alleen onderling uitwisselbaar met de NAMUR-cassette
15
September 2013
Snelstartgids
Storingstoestand gedetecteerd (alleen zelfcontrolemodus) Wanneer er in de zelfcontrolemodus een storingstoestand wordt gedetecteerd, knippert het “hartslaglampje” elke halve seconde en wordt elke derde knippering overgeslagen. De uitgang van de 2130 is dan als volgt: Directe belasting
PLC +
<4 mA IL
Zekering Fuse 2 A(T)
+
LL +V
R
PLC
(=storing)
(=storing)
DPCO-relais
NAMUR
-
NC
C
IL
Fuse Zekering 1 A(T) 1A(T)
I/P
+V
+
-
UIT OUT
IL
N N 0V 0V
NO
+
<100 A
2A(T)
C
-
UIT OUT
DPST DPST
NC
PNP dc
< 100 A
+ (=storing) 8/16 mA +
NO <<1,0 1,0mA mA
(=storing)
(=storing)
<< 3,7 3,7 mA mA
(=storing)
Storings- en alarm- (2 x SPCO-)relais
Alarmrelais
Storingsrelais
NC
NC
C
NO
(=geen alarm)
C
NO
(=storing)
Opmerking Zie “Signalering door het lampje” op pagina 18 voor oorzaken van andere knipperfrequenties van het lampje.
16
Snelstartgids
September 2013
Stap 3: Modusschakelaar en schakelvertraging instellen 1. Selecteer de modus “Dry on” (droog aan) of “Wet on” (nat aan). 2. Selecteer 0,3 s, 1 s, 3 s, 10 s of 30 s als vertraging voordat de uitgangstoestand wordt gewijzigd. Opmerking
Wanneer de modus of vertraging wordt gewijzigd, geldt een vertraging van vijf seconden De kleine uitsparing in de draaiende schakelaar geeft de vertraging en modus aan. Voor een installatie met alarm voor hoog niveau wordt “Dry on” aanbevolen, en voor een alarm voor laag niveau “Wet on”. Niet installeren in de normale toestand ‘uit’
Afbeelding 8. Bovenaanzicht van voorbeeldcassette in de behuizing A
B PLC/PNP
OPERATION MODE
+
OUT
-
Dry On Mode Dry Wet
Dry Wet
1
2
3
4
Wet On Mode
Dry On
0.3 1
Wet On
0.3 1
3
3
10
10 30
30
Isolate Supply Before Removing
Seconds Delay
A. Lampje B. Modusschakelaar en vertraging
Stap 4: Bedrijfsmodus instellen De zelfcontrolemodus selecteren Wanneer de zelfcontrolemodus actief is, brandt het “hartslaglampje” geel.
Dry On
0.3 1 3 10 30
Dry On
Wet On
0.3
0.3 1
1
3 10
3 10 30
Seconds Delay
10 seconden
30
Wet On
<3 seconden
Dry On
Wet On
0.3 1
1
3
3
3
10 30
10
10 30
0.3 1
Seconds Delay
30
0.3
Seconds Delay
17
September 2013
Snelstartgids
De normale bedrijfsmodus selecteren Wanneer de normale modus actief is, brandt het “hartslaglampje” rood.
Dry On
Wet On
Dry On
Wet On
<3 seconden
Dry On
Wet On
0.3 1
0.3 1
0.3 1
0.3 1
0.3 1
0.3
3
3
3
3
3
3
10
10 30
10
10 30
10
10 30
30
Seconds Delay
10 seconden
30
30
1
Seconds Delay
Seconds Delay
Signalering door het lampje Tabel 1. Signalering door lampje Kleuren van het lampje
Bedrijfsmodi1
Beschrijving van modus
Rood
Normaal
Wanneer het lampje rood is en knippert, geeft dit aan dat de 2130 mogelijk ongekalibreerd is, of dat hij met succes gekalibreerd is maar een probleem met de elektrische belasting heeft, of dat de interne printplaat een storing heeft. Zie Tabel 2 voor nadere informatie.
Geel
Zelfcontrole
Wanneer het lampje geel is en knippert, geeft dit hetzelfde aan als normale modus, maar tevens dat er externe schade aan vorken bestaat, dat er gecorrodeerde vorken zijn of dat er interne sensorschade is. Zie Tabel 2 voor nadere informatie.
1. Zie “Bedrijfsmodus instellen” op pagina 17.
Tabel 2. Knipperfrequentie van het lampje Knipperfrequentie van het lampje
Schakelstand
Continu
Uitgangstoestand is aan
1 per 1/2 seconde en elke derde knippering wordt overgeslagen
Externe schade aan vorken; gecorrodeerde vorken; schade aan interne draad; schade aan interne sensor1 (alleen zelfcontrolemodus)
1 per seconde
Uitgangstoestand is uit
1 per 2 seconden
Ongekalibreerd2
1 per 4 seconden
Belastingsstoring; belastingsstroom te hoog; kortsluiting in de belasting
2 keer per seconde
Signalering van geslaagde kalibratie
3 keer per seconde
Storing interne printplaat (microprocessor, ROM of RAM)
Uit
Probleem (bijv. toevoer)
1. Zie “Storingstoestand gedetecteerd (alleen zelfcontrolemodus)” op pagina 16. 2. Zie het hoofdstuk “Replacement and Calibration of Electronic Cassettes” (Vervanging en kalibratie van elektronicacassettes) in de productnaslaghandleiding voor de 2130 (00809-0100-4130) of het supplement van de handleiding (00809-0200-4130).
18
Snelstartgids
September 2013
Stap 5: Controle van de werking Magnetisch testpunt Het magnetisch testpunt bevindt zich op de behuizing en wordt gebruikt voor het testen van de werking van de 2130. Wanneer er een magneet tegen het doel wordt gehouden, verandert de toestand van de uitgang zolang de magneet op zijn plaats blijft.
Afbeelding 9. Magnetisch testpunt (metalen behuizing)
TP
TP
TP
S N
S N
GEEN MAGNEET
MAGNEET
(UITGANG UIT)
(UITGANG AAN)
(UITGANG AAN)
(UITGANG UIT)
Probleemoplossing Tabel 3. Tabel voor probleemoplossing Storing
Schakelt niet
Incorrect schakelen Storingen bij schakelen
Probleem/signalering
Handeling/oplossing
Geen lampje; geen stroom
Controleer de elektrische voeding; (controleer de belasting bij modellen met schakelelektronica voor directe belasting)
Lampje knippert
Zie “Signalering door het lampje” op pagina 18
Vork is beschadigd
Vervang de 2130
Vorming van dikke korstlaag op de vorken
Maak de vork voorzichtig schoon
Vertraging van 5 seconden bij het wijzigen van modus/vertraging
Dit is normaal — wacht 5 seconden
Droog = aan, nat = aan correct ingesteld
Stel de juiste modus in op de elektronicacassette
Turbulentie
Stel een langere schakelvertraging in
Te veel elektrische ruis
Onderdruk de oorzaak van de interferentie
Cassette van een andere Rosemount 2130 geplaatst
Breng de vanuit de fabriek meegeleverde cassette aan en kalibreer deze1
1. Zie het hoofdstuk “Replacement and Calibration of Electronic Cassettes” (Vervanging en kalibratie van elektronicacassettes) in de productnaslaghandleiding (00809-0100-4130) of het supplement van de handleiding (00809-0200-4130).
19
Snelstartgids
September 2013
Onderhoud
Gebruik voor reiniging uitsluitend een zachte borstel.
Inspectie
Inspecteer de 2130 visueel op schade. Niet gebruiken als u schade aantreft. Zorg dat het deksel van de behuizing, de kabelwartels en afdichtpluggen stevig zijn bevestigd. Controleer of het lampje met een frequentie van 1 Hz knippert of onafgebroken brandt. (Zie “Signalering door het lampje” op pagina 18.)
Reserveonderdelen
20
Zie het productgegevensblad 00809-0100-4130 voor de 2130 voor reserveonderdelen en accessoires.
September 2013
Snelstartgids
Productcertificeringen Informatie over Europese richtlijnen De EG-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke Europese richtlijnen is te vinden op pagina 37 en op de Rosemount-website, www.rosemount.com. Neem contact op met het plaatselijke verkoopkantoor voor een gedrukt exemplaar.
ATEX-richtlijn (94/9/EG) Voldoet aan de ATEX-richtlijn.
Richtlijn betreffende drukapparatuur (PED) (97/23/EG) De Rosemount 2130 valt buiten het bestek van de PED-richtlijn.
Richtlijn laagspanning EN61010-1 vervuilingsgraad 2, categorie II (max 264 V), vervuilingsgraad 2, categorie III (max 150 V).
Richtlijn elektromagnetische compatibiliteit (EMC) EN61326-emissies volgens klasse B. Immuniteit volgens vereisten voor industriële locaties. NAMUR NE21.
CE-markering Voldoet aan vigerende richtlijnen (EMC, ATEX en laagspanningsrichtlijn).
Goedkeuring voor overloopbeveiliging Door TÜV getest en goedgekeurd voor overloopbeveiliging volgens de Duitse DIBt/WHG-regelgeving. Nummer certificaat: Z-65.11-519.
Goedkeuringen maritiem ABS
American Bureau of Shipping
GL
Germanischer Lloyd (uitgezonderd alarm- en storingsrelaiscassette)
Goedkeuring drinkwater Mobrey Ltd. (Slough, Verenigd Koninkrijk) verklaart dat de onderdelen van de Rosemount 2130 trilvorkniveauschakelaar die met proces in aanraking komen, geschikt en goedgekeurd zijn voor gebruik voor drinkwater. De onderdelen van de trilvorkniveauschakelaars die met proces in aanraking komen, zijn uitgevoerd in roestvast staal (optiecode S) en een legering C/legering C-276 (optiecode H). Deze materialen zijn geclassificeerd als toxicologisch en microbiologisch veilig en conform DIN 50930-6.
21
Snelstartgids
September 2013
NAMUR-goedkeuring Rapport typetest NAMUR NE95 op aanvraag verkrijgbaar. Voldoet aan NAMUR NE21.
Certificering normale locaties voor FM G5 Project-ID: 3021776 De schakelaar is door FM onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten. FM is een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL), dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
Certificering normale locaties voor CSA G6 Certificaat nummer 06 CSA 1805769 De schakelaar is door CSA onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten. CSA is een nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL), dat is geaccrediteerd door de Standards Council of Canada (SCC). Enkele afdichting
Canadees registratienummer Certificaat nummer CRN 0F04227.2C
Aan de CRN-eisen wordt voldaan indien een Rosemount 2130 trilvorkniveauschakelaar met CSA-goedkeuring (met productcertificeringscode G6, E6 of I6) is geconfigureerd met roestvaststalen onderdelen die met procesmedium in aanraking komen, en met procesverbindingen met NPT-draad of ASME B16.5 2 inch tot 8 inch met flens.
Certificeringen voor explosiegevaarlijke locaties Opmerking
22
Als de NAMUR-elektronica in een installatie op een explosiegevaarlijke locatie wordt gebruikt, is een gecertificeerde isolatieversterker volgens IEC 60947-5-6 vereist voor intrinsieke veiligheid Als de elektronica van 8/16 mA in een installatie op een explosiegevaarlijke locatie wordt gebruikt, is een gecertificeerde intrinsiek veilige barrière vereist voor intrinsieke veiligheid Alle door de CSA goedgekeurde eenheden zijn gecertificeerd conform ANSI/ISA 12.27.01-2003 De controletekeningen staan in de naslaghandleiding voor de 2130 (00809-0100-4130)
September 2013
Snelstartgids
Noord-Amerikaanse en Canadese goedkeuringen Factory Mutual (FM) goedkeuring voor explosieveiligheid (zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6)” op pagina 26) E5 Project-ID: 3012658 Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D Temperatuurklasse: T6 (zie paragraaf 9.b op pagina 27) Behuizing: Type 4X Goedkeuring Factory Mutual (FM) voor intrinsieke veiligheid (zie “Instructies voor installaties op explosiegevaarlijke (gezoneerde) locaties (I5 en I6)” op pagina 29) I5 Project-ID: 3011456 Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D Klasse I, zone 0, AEx ia IIC Temperatuurcode: T5 (zie controletekeningen) Controletekening: 71097/1154 (met NAMUR-elektronica) Ui=15 V, Ii=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=211 nF, Li=0,06 mH Controletekening: 71097/1314 (met elektronica van 8/16 mA) Ui=30 V, Ii=93 mA, Pi=0,65 W, Ci=12 nF, Li=0,035 mH Canadian Standards Association (CSA) goedkeuring voor explosieveiligheid (zie “Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6)” op pagina 26) E6 Project-ID: 1786345 Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D Temperatuurklasse: T6 (zie paragraaf 9.b op pagina 27) Behuizing: Type 4X Enkele afdichting Goedkeuring voor intrinsieke veiligheid van de Canadian Standards Association (CSA) (zie “Instructies voor installaties op explosiegevaarlijke (gezoneerde) locaties (I5 en I6)” op pagina 29) I6 Certificaatnummer: 06 CSA 1786345 Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D Klasse I, zone 0, Ex ia IIC Niet-brandgevaarlijk voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D Temperatuurcode: T5 (zie controletekeningen) Controletekening: 71097/1179 (met NAMUR-elektronica) Ui=15 V, Ii=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=211 nF, Li=0,06 mH Controletekening: 71097/1315 (met elektronica van 8/16 mA) Ui=30 V, Ii=93 mA, Pi=0,65 W, Ci=12 nF, Li=0,035 mH Enkele afdichting
Opmerking
Als de NAMUR-elektronica in een installatie op een explosiegevaarlijke locatie wordt gebruikt, is een gecertificeerde isolatieversterker volgens IEC 60947-5-6 vereist voor intrinsieke veiligheid Als de elektronica van 8/16 mA in een installatie op een explosiegevaarlijke locatie wordt gebruikt, is een gecertificeerde intrinsiek veilige barrière vereist voor intrinsieke veiligheid
23
Snelstartgids
September 2013
Europese goedkeuringen ATEX-goedkeuringen E1 Certificaat: Sira 05ATEX1129X Drukvast en stofbestendig: ATEX-markering II 1/2 G D Ex d IIC T6…T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C…T265 °C Db (zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7)” op pagina 31) I1 Certificaat: Sira 05ATEX2130X Intrinsieke veiligheid en stof: ATEX-markering II 1 G D Ex ia IIC T5…T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C…T265 °C Da (zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7)” op pagina 34)
Goedkeuringen rest van de wereld Goedkeuringen INMETRO E2 Nummer certificaat: TÜV 12.1285 X Drukvast en stofbestendig: Ex d IIC T6 tot T2 Ga/Gb, Ex tb IIIC T85 °C tot T265 °C Db I2 Nummer certificaat: TÜV 12.1391 X Intrinsiek veilig in omgevingen met gassen en stof: Ex ia IIC T* Ga, Ex ia IIIC T* Da (* zie tabel in certificaat) Ta* (* zie tabel in certificaat) Veiligheidsparameters: NAMUR: Ui = 15 V / Ii = 32 mA / Pi = 0,1 W / Ci = 12 nF / Li = 0,06 mH 8/16 mA: Ui = 30 V / Ii = 93 mA / Pi = 0,65 W / Ci = 12 nF / Li = 0,035 mH Speciale voorwaarden voor veilig gebruik: De niet-metalen onderdelen van de apparatuurbehuizing kunnen onder extreme omstandigheden elektrostatische ontlading veroorzaken. De apparatuur mag alleen met een vochtige doek worden gereinigd. Goedkeuringen National Supervision and Inspection Center for Explosion Protection and Safety of Instrumentation (NEPSI) E3 Certificaat: GYJ101373 Drukvast en stofbestendig: Ex d IIC T6~T2 DIP A21 TA (T85 °C ~ 265 °C) IP6X (zie het certificaat of de naslaghandleiding van de 2130 (00809-0100-4130) voor specifieke instructies voor installatie in een explosiegevaarlijke omgeving) I3 Certificaat: GYJ101372X Intrinsieke veiligheid (NAMUR-elektronica): Ex ia IIC T5~T2 Ui=15 V, Ii=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=12 nF, Li=0,06 mH (zie het certificaat of de naslaghandleiding van de 2130 (00809-0100-4130) voor specifieke instructies voor installatie in een explosiegevaarlijke omgeving)
24
September 2013
Snelstartgids
Goedkeuringen International Electrotechnical Commission (IEC) E7 Certificaat: IECEx SIR 06.0051X Drukvast en stofbestendig: Ex d IIC T6…T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C…T265 °C Db (zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7)” op pagina 31) I7 Certificaat: IECEx SIR 06.0070X Intrinsiek veilig in omgevingen met gassen en stof: Ex ia IIC T5…T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C…T265 °C Da (zie “Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7)” op pagina 34)
25
Snelstartgids
September 2013
Instructies voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (E5 en E6) Betrokken modelnummers: 2130**9E***********E5***, 2130**9E***********E6*** 2130**9M***********E5***, 2130**9M***********E6*** (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur met CSA- en FM-goedkeuringen voor explosieveiligheid: 1. De apparatuur kan worden gebruikt met ontvlambare gassen en dampen met apparatuur van klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D. 2. Door CSA en FM goedgekeurde explosieveilige versies van de 2130***E zijn gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen van —50 °C tot 75 °C (—58 °F tot 167 °F) en een maximale procestemperatuur van 260 °C (500 °F). Door CSA en FM goedgekeurde explosieveilige versies van de 2130***M zijn gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen van —40 °C tot 75 °C (—40 °F tot 167 °F) en een maximale procestemperatuur van 180 °C (356 °F) 3. Installatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 4. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 6. De certificering van dit apparaat is afhankelijk van de volgende materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt: Behuizing: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvast staal Deksel: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316 roestvast staal Sonde: 316 roestvast staal of legering C276 (UNS N10276) en legering C (UNS N10002) Sondevulling: perliet Afdichting deksel: siliconen Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking wordt aangetast en zo te garanderen dat het beschermingstype geldig blijft. Bijtende stoffen — Bijv. zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten. Passende maatregelen — Bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het veiligheidsinformatieblad van het materiaal vaststellen of de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen. De metalen legering van de behuizing kan op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee dient rekening te worden gehouden wanneer de 2130 wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek apparatuur van klasse 1, divisie 1 is vereist.
26
Snelstartgids
September 2013
7. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen: a. dat de spannings- en stroomlimieten voor deze apparatuur niet worden overschreden; b. dat de voegvereisten tussen de sonde (schakelaar) en het vatreservoir geschikt zijn voor het procesmedium; c. dat de voegdichtheid correct is voor het gebruikte voegmateriaal; d. dat er uitsluitend kabelwartels met een geschikte certificering worden gebruikt voor aansluiting van deze apparatuur; e. dat alle ongebruikte kabelingangen worden afgedicht met geschikte gecertificeerde stoppluggen. 8. De vork van de sonde staat in de normale bedrijfsmodus bloot aan een geringe trillingsbelasting. Aangezien de vork een scheidingswand vormt, verdient het aanbeveling om de vork om de twee jaar te inspecteren op tekenen van defecten. 9. Technische gegevens: a. Coderingen: klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D b. Temperatuur: 2130**9E***********E5***, 2130**9E***********E6***: Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
Maximale procestemperatuur (Tp)
T6, T5, T4, T3, T2, T1
75 °C
80 °C
T5, T4, T3, T2, T1
74 °C
95 °C
Temperatuurklassen
T4, T3, T2, T1
73 °C
125 °C
T3, T2, T1
69 °C
185 °C
T2, T1
65 °C
260 °C
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —50 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —70 °C 2130**9M***********E5***, 2130**9M***********E6***: Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
Maximale procestemperatuur (Tp)
T6, T5, T4, T3, T2, T1
75 °C
75 °C
T5, T4, T3, T2, T1
70 °C
90 °C
T4, T3, T2, T1
65 °C
125 °C
T3, T2, T1
50 °C
180 °C
Temperatuurklassen
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —40 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C c. Druk: mag niet hoger zijn dan de maximale druk voor de geïnstalleerde koppeling/flens. d. Zie voor elektrische gegevens en nominale drukwaarden het productgegevensblad (00813-0100-4130) of de naslaghandleiding (00809-0100-4130) voor de 2130. e. Bouwjaar: gedrukt op het productetiket.
27
September 2013
Snelstartgids
10. Kabelselectie: a. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te zorgen dat een kabel met een geschikte temperatuurspecificatie wordt gebruikt. De tabel hieronder geeft richtlijnen voor de selectie: T-klasse
28
Temperatuurclassificatie kabel
T6
Boven 85 °C (185 °F)
T5
Boven 100 °C (212 °F)
T4
Boven 135 °C (275 °F)
T3
Boven 160 °C (320 °F)
September 2013
Snelstartgids
Instructies voor installaties op explosiegevaarlijke (gezoneerde) locaties (I5 en I6) Betrokken modelnummers: 2130N**************I5*** 2130N**************I6*** 2130M**************I5*** 2130M**************I6*** (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur met CSA- en FM-goedkeuringen voor intrinsieke veiligheid en niet-vonkendheid: 1. De als intrinsiek veilig goedgekeurde Rosemount 2130 kan worden gebruikt op explosiegevaarlijke locaties met brandbare gassen en dampen van klasse 1 divisie 2 groep A, B, C en D, en klasse 1 zone 0 groep IIC indien geïnstalleerd conform controletekening 71097/1154, 71097/1314, 71097/1179 of 71097/1315. De controletekeningen vindt u in de naslaghandleiding van de 2130 (00809-0100-4130). 2. De als niet-vonkend goedgekeurde Rosemount 2130 kan worden gebruikt op explosiegevaarlijke locaties met brandbare gassen en dampen van klasse 1 divisie 2 groep A, B, C en D indien geïnstalleerd conform controletekening 71097/1179 of 71097/1315. De controletekeningen vindt u in de naslaghandleiding van de 2130 (00809-0100-4130). 3. De elektronica in het apparaat is alleen gecertificeerd voor gebruik bij omgevingstemperaturen binnen het bereik van —50 °C tot 80 °C. Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De schakelaar mag wel in het procesmedium worden geplaatst, dat een hogere temperatuur mag hebben dan de elektronica, maar niet hoger dan de temperatuurklasse voor het desbetreffende gas/medium. 4. Het is een voorwaarde voor goedkeuring dat de temperatuur van de elektronica binnen het bereik van —50 tot 80 °C (—58 tot 176 °F) ligt. Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De externe omgevingstemperatuur zal moeten worden begrensd als de temperatuur van het procesmedium hoog is. 5. De installatie dient te worden verricht door daartoe opgeleid personeel in overeenstemming met de geldende praktijkregels. 6. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 7. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking wordt aangetast en zo te garanderen dat het beschermingstype geldig blijft. Bijtende stoffen — Bijv. zuurhoudende vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten. Passende maatregelen — Bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het veiligheidsinformatieblad van het materiaal vaststellen of de apparatuur bestand is tegen bepaalde chemische stoffen.
29
Snelstartgids
September 2013
8. Als de behuizing is vervaardigd van een legering of kunststof, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen: a. De metalen legering van de behuizing kan op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. b. Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metallische onderdelen in de behuizing van de Rosemount 2130 een zodanig sterke elektrostatische lading afgeven dat deze ontsteking kan veroorzaken. Daarom mag de Rosemount 2130 bij gebruik in toepassingen waarin specifiek apparatuur van groep II is vereist, niet worden geïnstalleerd op een locatie waar externe omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van een elektrostatische lading op dergelijke oppervlakken. Ook mag de Rosemount 2130 uitsluitend met een vochtige doek worden gereinigd. 9. Technische gegevens: a. Goedkeuring intrinsieke veiligheid: klasse 1, divisie 1, groep A, B, C en D, klasse 1 zone 0 AEx ia IIC Goedkeuring niet-vonkendheid: klasse 1, divisie 2, groep A, B, C en D b. Ingangsparameters: 2130 met NAMUR-elektronica: Vmax=15 V, Imax=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=211 nF, Li=0,06 mH 2130 met elektronica van 8/16 mA: Vmax=30 V, Imax=93 mA, Pi=0,65 W, Ci=12 nF, Li=0,035 mH c. Materiaal: zie productgegevensblad voor de 2130 (00813-0100-4130). d. Bouwjaar: gedrukt op het productetiket.
30
September 2013
Snelstartgids
Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (E1 en E7) Betrokken modelnummers: 2130*A2E***********E1****, 2130*S2E***********E1****, 2130*A2E***********E7****, 2130*S2E***********E7****, 2130*A2M***********E1****, 2130*S2M***********E1****, 2130*A2M***********E7****, 2130*S2M***********E7**** (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de certificaten Sira 05ATEX1129X en IECEx SIR 06.0051X: 1. De apparatuur kan worden gebruikt met brandgevaarlijke gassen en dampen met apparatuurgroep IIA, IIB en IIC en temperatuurklasse T1, T2, T3, T4, T5 en T6 [IECEx: in zones 1 en 2. De sonde kan worden geïnstalleerd in een vat in zone 0]. De temperatuurklasse van de installatie wordt bepaald aan de hand van de procesof omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 2. De apparatuur kan worden gebruikt met explosief stof in apparatuurgroep IIIC, IIIB en IIIA. De maximale oppervlaktetemperatuur van de installatie wordt bepaald aan de hand van de proces- of omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 3. De apparatuur is niet beoordeeld als veiligheidsgerelateerd apparaat [ATEX: zoals naar verwezen in Richtlijn 94/9/EG bijlage II, clausule 1.5]. 4. Installatie van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 5. Inspectie en onderhoud van deze apparatuur dient te worden uitgevoerd door personeel met een gepaste opleiding, in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving. 6. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 7. De certificering van dit apparaat is afhankelijk van de volgende materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt: Behuizing: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316L roestvast staal Deksel: aluminiumlegering (ASTM B85 360.0) of 316L roestvast staal Sonde: RVS 316 of legering C (UNS N10002) en legering C-276 (UNS N10276) Sondevulling: perliet Afdichtingen: siliconen 8. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het type bescherming niet wordt aangetast. Bijtende stoffen: bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten. Passende voorzorgsmaatregelen: bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het veiligheidsinformatieblad van het materiaal vaststellen of de apparatuur bestand is tegen specifieke chemicaliën.
31
September 2013
Snelstartgids
9. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om ervoor te zorgen: a. dat de spannings- en stroomlimieten voor deze apparatuur niet worden overschreden; b. dat de voegvereisten tussen de sonde (schakelaar) en het vatreservoir geschikt zijn voor het procesmedium; c. dat de voegdichtheid correct is voor het gebruikte voegmateriaal; d. dat er uitsluitend kabelwartels met een geschikte certificering worden gebruikt voor aansluiting van deze apparatuur; e. dat alle ongebruikte kabelingangen worden afgedicht met geschikte gecertificeerde stoppluggen. 10. De vork van de sonde staat in de normale bedrijfsmodus bloot aan een geringe trillingsbelasting. Aangezien de vork een scheidingswand vormt, verdient het aanbeveling om de vork om de 2 jaar te inspecteren op tekenen van defecten. 11. Technische gegevens: a. Coderingen: ATEX: II 1/2 G D Ex d IIC T6…T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C…T265 °C Db IECEx: Ex d IIC T6…T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C…T265 °C Db b. Temperatuur: 2130*A2E***********E1****, 2130*S2E***********E1****, 2130*A2E***********E7**** en 2130*S2E***********E7****: Temperatuurklassen
Maximale oppervlaktetemperatuur (T)
Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
Maximale procestemperatuur (Tp)
T6, T5, T4, T3, T2, T1
T85 °C
75 °C
80 °C
T5, T4, T3, T2, T1
T100 °C
74 °C
95 °C
T4, T3, T2, T1
T120 °C
73 °C
115 °C
T3, T2, T1
T190 °C
69 °C
185 °C
T2, T1
T265 °C
65 °C
260 °C
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —40 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —70 °C 2130*A2M***********E1****, 2130*S2M***********E1****, 2130*A2M***********E7**** en 2130*S2M***********E7****: Maximale oppervlaktetemperatuur (T)
Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
T6, T5, T4, T3, T2, T1
T85 °C
75 °C
75 °C
T5, T4, T3, T2, T1
T100 °C
70 °C
90 °C
T4, T3, T2, T1
T135 °C
65 °C
125 °C
T3, T2, T1
T190 °C
50 °C
180 °C
Temperatuurklassen
32
Maximale procestemperatuur (Tp)
Snelstartgids
September 2013
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —40 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C c. Druk: mag niet hoger zijn dan de maximale druk voor de geïnstalleerde koppeling/flens. d. Zie voor elektrische gegevens en nominale drukwaarden het productgegevensblad (00813-0100-4130) of de naslaghandleiding (00809-0100-4130) voor de 2130. e. Bouwjaar: gedrukt op het productetiket. 12. Kabelselectie a. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om te zorgen dat een kabel met een geschikte temperatuurspecificatie wordt gebruikt. De tabel hieronder geeft richtlijnen voor de selectie: T-klasse
Temperatuurclassificatie kabel
T6
Boven 85 °C
T5
Boven 100 °C
T4
Boven 135 °C
T3
Boven 160 °C
13. Bijzondere gebruiksvoorwaarden a. De gebruiker moet zorgen dat de temperatuur van de omgevingslucht (Ta) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven gespecificeerd staat voor de T-klasse van de specifieke aanwezige brandbare gassen of dampen. b. De gebruiker moet zorgen dat de temperatuur van de omgevingslucht (Ta) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven gespecificeerd staat voor de maximale oppervlaktetemperatuur van het specifiek aanwezige brandbare stof. 14. Fabrikant Mobrey Limited 158 Edinburgh Avenue, Slough, Berkshire, SL1 4UE, Verenigd Koninkrijk.
33
Snelstartgids
September 2013
Specifieke instructies voor installaties in een explosiegevaarlijke omgeving (I1 en I7) Betrokken modelnummers: 2130M**E***********I1****, 2130M**M***********I1****, 2130M**E***********I7****, 2130M**M***********I7****, 2130N**E***********I1****, 2130N**M***********I1****, 2130N**E***********I7****, 2130N**M***********I7**** (“*” staat voor opties in constructie, functie en materiaal.) De volgende instructies gelden voor apparatuur die valt onder de certificaten Sira 05ATEX2130X en IECEx SIR 06.0070X: 1. De als intrinsiek veilig (intrinsically safe; IS) goedgekeurde versie van de 2130 kan worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met explosiegevaarlijke gassen en dampen met apparatuurgroep IIA, IIB en IIC en met temperatuurklasse T1, T2, T3, T4, en T5 (IECEx: in zone 0, 1 en 2]. De temperatuurklasse van de installatie wordt bepaald aan de hand van de procesof omgevingstemperatuur (de hoogste van de twee waarden). 2. De apparatuur mag worden gebruikt in een explosiegevaarlijke omgeving met brandbaar stof met apparatuurgroep IIIC, IIIB en IIIA [IECEx: in zone 20, 21 en 22]. 3. Het is een speciale voorwaarde voor certificering dat de temperatuur van de elektronicabehuizing binnen het bereik van —50 °C tot 80 °C dient te vallen. Gebruik buiten dit bereik is niet toegestaan. De externe omgevingstemperatuur zal moeten worden begrensd als de temperatuur van het procesmedium hoog is. Zie tevens de onderstaande “Technische gegevens”. 4. De installatie dient te worden verricht door daartoe opgeleid personeel in overeenstemming met de geldende praktijkregels. 5. De gebruiker mag deze apparatuur niet repareren. 6. Als de apparatuur gemakkelijk in contact kan komen met bijtende stoffen, is het de verantwoordelijkheid van de gebruiker om passende maatregelen te treffen die voorkomen dat de werking verslechtert en op die wijze te garanderen dat het type bescherming niet wordt aangetast. Bijtende stoffen: bijv. zure vloeistoffen of gassen die metaal kunnen aantasten of oplosmiddelen die polymeer kunnen aantasten. Passende voorzorgsmaatregelen: bijv. regelmatige controles die deel uitmaken van routinematig uitgevoerde inspecties of aan de hand van het veiligheidsinformatieblad van het materiaal vaststellen of de apparatuur bestand is tegen specifieke chemische stoffen. 7. De 2130 voldoet aan de eisen van clausule 6.3.12 (isolatie stroomkringen van aarde of frame) in EN 60079-11 (IEC 60079-11).
34
Snelstartgids
September 2013
8. Technische gegevens: a. Coderingen: ATEX: II 1 G D Ex ia IIC T5…T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C…T265 °C Da IECEx: Ex ia IIC T5…T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C…T265 °C Da b. Temperatuur: 2130N**E***********I1**** en 2130N**E***********I7****: Gas (Ga) en stof (Da) Maximale oppervlaktetemperatuur (T)
Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
T5, T4, T3, T2, T1
T85 °C
80 °C
80 °C
T4, T3, T2, T1
T120 °C
77 °C
115 °C
T3, T2, T1
T190 °C
71 °C
185 °C
T2, T1
T265 °C
65 °C
260 °C
Temperatuurklassen
Maximale procestemperatuur (Tp)
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —50 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —70 °C 2130N**M***********I1**** en 2130N**M***********I7****: Gas (Ga) en stof (Da) Maximale oppervlaktetemperatuur (T)
Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
T5, T4, T3, T2, T1
T85 °C
80 °C
80 °C
T4, T3, T2, T1
T120 °C
69 °C
115 °C
T3, T2, T1
T185 °C
50 °C
180 °C
Temperatuurklassen
Maximale procestemperatuur (Tp)
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —50 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C 2130M**E***********I1**** en 2130M**E***********I7****:
Temperatuurklassen
Gas (Ga) Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
T5, T4, T3, T2, T1
80 °C
80 °C
T85 °C
70 °C
80 °C
T4, T3, T2, T1
77 °C
115 °C
T120 °C
70 °C
115 °C
T3, T2, T1
71 °C
185 °C
T190 °C
70 °C
185 °C
T2, T1
65 °C
260 °C
T265 °C
65 °C
260 °C
Maximale procestemperatuur (Tp)
Maximale oppervlaktetemperatuur (T)
Stof (Da) Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
Maximale procestemperatuur (Tp)
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —50 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —70 °C
35
September 2013
Snelstartgids
2130M**M***********I1**** en 2130M**M***********I7****:
Temperatuurklassen
Gas (Ga) Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
T5, T4, T3, T2, T1
80 °C
80 °C
T85 °C
70 °C
80 °C
T4, T3, T2, T1
69 °C
115 °C
T120 °C
69 °C
115 °C
T3, T2, T1
50 °C
180 °C
T185 °C
50 °C
180 °C
Maximale procestemperatuur (Tp)
Maximale oppervlaktetemperatuur (T)
Stof (Da) Maximale temperatuur omgevingslucht (Ta)
Maximale procestemperatuur (Tp)
Minimale temperatuur omgevingslucht (Ta) = —50 °C Minimale temperatuur procesmedium (Tp) = —40 °C c. Ingangsparameters: 2130 met NAMUR-elektronica: Vmax=15 V, Imax=32 mA, Pi=0,1 W, Ci=12 nF, Li=0,06 mH 2130 met elektronica van 8/16 mA: Vmax=30 V, Imax=93 mA, Pi=0,65 W, Ci=12 nF, Li=0,035 mH d. Materiaal: zie productgegevensblad voor de 2130 (00813-0100-4130). e. Bouwjaar: gedrukt op het productetiket. 9. Bijzondere voorwaarden voor gebruik: a. Als de behuizing is vervaardigd van een legering of kunststof, dienen de volgende voorzorgsmaatregelen te worden getroffen: (i) De metallische legering die wordt gebruikt voor het materiaal van de behuizing kan op toegankelijke plaatsen aanwezig zijn; in zeldzame gevallen kunnen als gevolg van vonkvorming door stoten en wrijving ontstekingsbronnen ontstaan. Hiermee dient rekening te worden gehouden wanneer de 2130 wordt geïnstalleerd op locaties waar specifiek apparatuur van beschermingsniveau Ga of Da is vereist [ATEX: apparatuur van groep II, categorie 1G of 1D] [IECEx: in locaties in zone 0 of 20]. (ii) Onder bepaalde extreme omstandigheden kunnen de niet-metallische onderdelen in de behuizing van de 2130 een zodanig sterke elektrostatische lading afgeven dat deze ontsteking kan veroorzaken. Daarom mag de 2130, wanneer deze onderdelen worden gebruikt voor toepassingen waar specifiek apparatuur van beschermingsniveau Ga of Da is vereist [ATEX: apparatuur van groep II, categorie 1G of 1D] [IECEx: locaties in zone 0 of zone 20], niet worden geïnstalleerd op een locatie waar externe omstandigheden kunnen leiden tot het ontstaan van een elektrostatische lading op dergelijke oppervlakken. Ook mag de 2130 uitsluitend met een vochtige doek worden gereinigd. b. Zorg dat de temperatuur van de omgevingslucht (Ta) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven gespecificeerd staat voor de T-klasse van de specifiek aanwezige explosieve gassen of dampen. c. Zorg dat de temperatuur van de omgevingslucht (Ta) en de procestemperatuur (Tp) binnen het bereik vallen dat hierboven gespecificeerd staat voor de maximale oppervlaktetemperatuur van het specifiek aanwezige explosieve stof.
36
Snelstartgids
September 2013
EG-verklaring van overeenstemming Afbeelding 10. EG-verklaring van overeenstemming voor Rosemount 2130
6 July 2012
37
Snelstartgids
38
September 2013
September 2013
Snelstartgids
39
September 2013
Snelstartgids
EG-verklaring van overeenstemming Nr.: RMD 1075 v. C Wij, Mobrey Ltd. 158 Edinburgh Avenue Slough, SL1 4UE Groot-Brittannië verklaren het uitsluitend onze volledige verantwoordelijkheid te zijn dat
Rosemount 2130 Series vloeistofniveauschakelaar met trilvork vervaardigd door Mobrey Ltd. 158 Edinburgh Avenue Slough, SL1 4UE Groot-Brittannië waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de richtlijnen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van de meest recente wijzigingen, welke staan vermeld in bijgevoegd schema. Aanvaarding van de overeenstemming is gebaseerd op de toepassing van geharmoniseerde normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in de Europese Gemeenschap, welke vermeld staan in onderstaand schema.
6 juli 2012
David J. Ross-Hamilton
(datum van uitgifte)
(naam in blokletters)
Consulent mondiale goedkeuringen (functie in blokletters)
40
Snelstartgids
September 2013
Schema Nr.: RMD 1075 v. C EMC-richtlijn (2004/108/EG) Model 2130N**************** EN 61326-1:2006; EN 61326-2-3:2006; EN 61326-3-1:2008; EN 60947-5-6:2001 Model 2130P****************; 2130L****************; 2130D****************; 2130M**************** EN 61326-1:2006; EN 61326-2-3:2006
ATEX-richtlijn (94/9/EG) Model 2130N**************I1*; 2130M**************I1* Sira 05ATEX2130X intrinsiek veilig Apparatuurgroep II, categorie 1 GD Ex ia IIC T5
T2 Ga Ex ia IIIC T85 °C
T265 °C Da EN 60079-11:2012; EN 60079-26:2007; De volgende technische normen en specificaties zijn toegepast: IEC 60079-0:2011 Model 2130*A2************E1*; 2130*S2************E1* Sira 05ATEX1129X drukvast Apparatuurgroep II, categorie 1/2 GD Ex d IIC T6
T2 Ga/Gb Ex tb IIIC T85 °C
T265 °C Db EN 60079-0:2009; EN 60079-1:2007; EN 60079-26:2007; EN 60079-31:2009 De volgende technische normen en specificaties zijn toegepast: IEC 60079-0:2011
Laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) Model 2130D****************; 2130L**************** EN 61010-1:2001
(Kleine variaties in het ontwerp ter tegemoetkoming aan de toepassings- en/of montagevereisten worden aangegeven door alfanumerieke tekens op de met * hierboven aangeduide posities.)
Pagina 2 van 3
2130_RMD1075-C_dut.doc
41
September 2013
Snelstartgids
Schema Nr.: RMD 1075 v. C
Aangemelde instantie voor ATEX-onderzoekscertificaat, type EG SIRA Certification Service [Nummer aangemelde instantie: 0518] Rake Lane, Eccleston, Chester Cheshire, CH4 9JN, Groot-Brittanië
ATEX aangemelde instantie voor kwaliteitswaarborg SIRA Certification Service [Nummer aangemelde instantie: 0518] Rake Lane, Eccleston, Chester Cheshire, CH4 9JN, Groot-Brittannië
Pagina 3 van 3
42
2130_RMD1075-C_dut.doc
September 2013
Snelstartgids
43
Snelstartgids
00825-0111-4130, Rev CA September 2013
Rosemount Inc.
Emerson Process Management bv
Emerson Process Management Latin America
Emerson Process Management nv/sa
8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317, VS T (VS) (800) 999-9307 T (overige landen) (952) 906-8888 F (952) 906-8889
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise Florida 33323 VS T + 1 954 846 5030
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland T (31) 70 413 66 66 F (31) 70 390 68 15 E
[email protected] www.emersonprocess.nl
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België T (32) 2 716 7711 F (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
Emerson Process Management Asia Pacific Private Limited 1 Pandan Crescent Singapore 128461 T (65) 6777 8211 F (65) 6777 0947/65 6777 0743
Emerson Process Management GmbH & Co. OHG Argelsrieder Feld 3 82234 Wessling, Duitsland T 49 (8153) 9390, F49 (8153) 939172
Beijing Rosemount Far East Instrument Co., Limited No. 6 North Street, Hepingli, Dong Cheng District Beijing 100013, China T (86) (10) 6428 2233 F (86) (10) 6422 8586
© 2013 Rosemount, Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken eigendom van de merkhouder. Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co. Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Rosemount Inc.