Sharp Remote Device Manager Bedieningshandleiding In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u Sharp Remote Device Manager (SRDM) kunt gebruiken.
INHOUD INLEIDING ...................................................................................... 2 SHARP REMOTE DEVICE MANAGER (SRDM) .......................... 3 BASISBEDIENING VAN SRDM EN GEBRUIKERSTYPES ........ 4
SRDM starten ....................................................................................... 4 Gebruikerstypen en inloggen als beheerder .......................................... 5 Delen van het scherm en basisbediening .............................................. 6
APPARAATBEHEER ..................................................................... 7
Tabblad [Apparaatbeheer] ..................................................................... 7 De status en gebruikscondities van apparaten controleren (hoofdscherm)....................................................................................... 8 Apparaten in groepen beheren ............................................................ 10 De gedetailleerde status van een apparaat controleren ....................... 12 Het apparaatlogboek controleren ........................................................ 14
DUPLICATIEBEHEER.................................................................. 17
Gebruiksvoorwaarden voor duplicatiebeheer ...................................... 17 Aanmeldingsgegevens opslaan .......................................................... 18 Het instellingenbestand van een apparaat (kopiebron) aan SRDM toevoegen .......................................................................................... 19 Een instellingenbestand bewerken ...................................................... 20 Duplicatie uitvoeren ............................................................................ 20 De duplicatiegeschiedenis controleren ................................................ 21
INSTELLINGEN ............................................................................ 22
Tabbladmenu [Instellingen] ................................................................. 22 Detectie configureren.......................................................................... 23 Gebruikersbeheer ............................................................................... 25 Netwerkinstellingen ............................................................................ 26 Statusinstellingen ............................................................................... 27
PRINTERSTUURPROGRAMMA'S BEHEREN........................... 15
Een printerstuurprogramma toevoegen ............................................... 15 De configuratie van het printerstuurprogramma wijzigen ...................... 16 Een printerstuurprogrammabestand verwijderen.................................. 16
Voor de recentste informatie over SRDM en belangrijke overwegingen die niet in deze handleiding opgenomen zijn, verwijzen we naar het LeesMij.txtbestand dat is opgenomen in SRDM. Op de computer waarop SRDM geïnstalleerd is, klikt u op de knop [Start] - [Alle programma's] (of [Programma's]) - [Sharp Remote Device manager] en klikt u op [LeesMij].
INLEIDING Opmerkingen
Bij de uitleg in deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat de persoon die het product installeert en de gebruikers van het product over een praktische kennis van Microsoft Windows beschikken. Voor informatie over het besturingssysteem verwijzen we naar de handleiding van uw besturingssysteem of de online Help. ® De uitleg bij schermen en procedures in deze handleiding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Windows Server 2008. Het is mogelijk dat de schermen er anders uitzien in andere versies van Windows.
Opmerking Deze software werd ontworpen met als doel het gebruik en de status van digitale multifunctionele machines en printers te beheren. Ze kan niet worden gebruikt voor rekeningen en facturatie. De tellers van het gebruik van machines kunnen verschillen van de tellerwaarden die worden gebruikt voor rekeningen/facturen.
Garantie Hoewel dit document met de grootste zorg werd samengesteld, opdat het zo nauwkeurig en nuttig mogelijk zou zijn, doet Sharp Corporation geen enkele garantie met betrekking tot de inhoud ervan. Alle informatie in dit document is onder voorbehoud. Sharp is niet verantwoordelijk voor eventuele verliezen of schade, direct of indirect, die het gevolg is van of betrekking heeft tot het gebruik van dit document. © Copyright Sharp Corporation 2010 Alle rechten voorbehouden. De reproductie, aanpassing of vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming is verboden, behalve zoals toegestaan volgens de wetten op het copyright.
INHOUD
2
SHARP REMOTE DEVICE MANAGER (SRDM) Sharp Remote Device Manager (in deze handleiding "SRDM" genoemd) is software waarmee lijsten informatie worden weergegeven en waarmee geconsolideerd beheer mogelijk wordt gemaakt van digitale multifunctionele machines en printers (apparaten) die via een TCP/IP-netwerk zijn aangesloten op de computer waarop de software geïnstalleerd is. Webpagina's voor apparaten kunnen in SRDM worden geopend, instellingen kunnen worden geconfigureerd en bediening van op afstand kan worden uitgevoerd. Sharp MFP
Sharp MFP
Sharp MFP
Multifunctionele apparaten en printers van andere fabrikanten die printer-MIB-compliant zijn
TCP/IP-netwerk Statusinformatie Statusinformatie ophalen vanaf elk apparaat en een apparaatstatusdatabase maken
Duplicatie-informatie Duplicatie-informatie ophalen en dupliceren naar apparaten
De status van apparaten beheren en controleren
Client-pc
Apparaten kunnen worden beheerd door SRDM met een webbrowser te openen vanuit een clientcomputer.
Printerstuurprogramma's kunnen Server met SRDM geïnstalleerd worden verspreid
Client-pc
Wat u nog meer kunt: · Externe bediening (het machinepaneel bedienen vanaf een externe locatie) · Melding e-mailwaarschuwingen · Webpagina van apparaat bedienen
Digitale multifunctionele machines en printers van Sharp en andere fabrikanten die met behulp van SRDM kunnen worden beheerd, worden "apparaten" genoemd in deze handleiding. Bovenstaande diagram toont een voorbeeld van SRDM geïnstalleerd op het besturingssysteem van een server. INHOUD
3
BASISBEDIENING VAN SRDM EN GEBRUIKERSTYPES SRDM starten De computer (server) starten waarop SRDM geïnstalleerd is Klik op de knop [Start] – [Alle programma's] (of [Programma's]) - [Sharp Remote Device Manager] en klik op [Sharp Remote Device Manager].
Starten vanaf een computer op een externe locatie SRDM kan worden geopend met behulp van een webbrowser vanaf een willekeurige computer die is aangesloten via een TCP/IP-netwerk op de computer waarop SRDM geïnstalleerd is. Start de webbrowser van de computer en voer de URL van SRDM in in de adresbalk. Voorbeeld: http://xxxxxx/SRDM Voer in "xxxxxx" het IP-adres of de hostnaam in van de computer waarop SRDM is geïnstalleerd. Vraag uw beheerder naar het IP-adres. Wanneer SRDM met succes geopend is, wordt het hoofdscherm voor algemene gebruikers (gasten) geopend.
Algemene gebruikers kunnen enkel de status van apparaten die in dit scherm (hoofdscherm) weergegeven worden, controleren, printerstuurprogramma's downloaden (pagina 9), apparaatlogboeken controleren (pagina 14) en opgeslagen koppelingspagina's openen (pagina 7). Om alle handelingen uit te voeren, met inbegrip van het beheer van apparaten en de configuratie van SRDM-instellingen, meldt u zich aan als beheerder zoals uitgelegd in "Gebruikerstypen en inloggen als beheerder" op pagina 5.
INHOUD
4
Gebruikerstypen en inloggen als beheerder SRDM heeft twee soorten gebruikers: algemene gebruikers (gasten) en beheerders. De soorten handelingen die kunnen worden uitgevoerd, zijn afhankelijk van het gebruikerstype. Nadat SRDM is gestart, wordt het scherm voor algemene gebruikers geopend. Slechts een deel van de functies kan worden gebruikt, zoals de controle van de status van apparaten en het downloaden van printerstuurprogramma's. Om alle handelingen te kunnen uitvoeren, met inbegrip van het beheer van apparaten en het configureren van SRDM-instellingen, moet u zich aanmelden als beheerder en het scherm voor beheerders openen. 1. Druk op het pictogram voor aanmelden
in de rechterbovenhoek van het scherm.
2. Voer de "Aanmeldingsnaam" en het "Wachtwoord" voor beheerders in en klik vervolgens op de knop [Aanmelden]. Eén beheerderaccount werd vooraf ingesteld in SRDM. De eerste keer dat u zich aanmeldt als beheerder gebruikt u de onderstaande aanmeldingsnaam en wachtwoord: Aanmeldingsnaam: advanced Wachtwoord: advanced Nadat u zich hebt aangemeld als beheerder, wordt het hoofdscherm voor beheerders geopend. (Pagina 8) in de rechterbovenhoek van het scherm. Druk op het pictogram voor afmelden Indien u in het aanmeldingsscherm op de knop [Annuleren] klikt, wordt het scherm voor algemene gebruikers geopend. De bovenstaande aanmeldingsnaam en wachtwoord voor beheerders kunnen worden gewijzigd. (Pagina 25) Het wordt aanbevolen om ze te wijzigen nadat u zich als beheerder hebt aangemeld. U kunt extra gebruiker-ID's voor beheerders opslaan. (Pagina 25) De versie-informatie van de SRDM-software verschijnt in de rechterbenedenhoek van het aanmeldingsscherm.
INHOUD
5
Delen van het scherm en basisbediening SRDM bestaat uit twee schermen: "Apparaatbeheer" en "Instellingen". Om van scherm te veranderen, klikt u op een tabblad in de rechterbovenhoek van het scherm. Het tabblad [Instellingen] verschijnt niet in het scherm voor algemene gebruikers wanneer SRDM wordt opgestart. (2)
(1) Tabblad [Apparaatbeheer] (pagina 7) De status van apparaten en apparaatlogboeken kan worden weergegeven en apparaten kunnen als groep worden weergegeven. Als u zich niet hebt aangemeld, kunt u enkel apparaatgegevens bekijken.
(1) (5) (6) (7)
(3) (4)
(2) Tabblad [Instellingen] (pagina 22) Deze pagina is bedoeld voor beheerders. U kunt de instellingen voor SRDM configureren. Dit tabblad verschijnt niet wanneer u niet aangemeld bent. (3) Menu Het menu van elk tabblad verschijnt. Klik op een item in het menu om het scherm te wijzigen naar de inhoud van dat item.
(8)
(4) Weergavegebied van inhoud Hier wordt de titel en de inhoud van het geselecteerde menupunt op het tabblad getoond. (5) Pictogram Handleiding Klik hierop om de Bedieningshandleiding (dit document) te openen. Om de Bedieningshandleiding in PDF-formaat te bekijken, hebt u ® ® ® ® Adobe Reader of Acrobat Reader van Adobe Systems ® ® Incorporated nodig. Adobe Reader kan worden gedownload vanaf de volgende URL: http://www.adobe.com/ (6) Pictogrammen voor Aanmelden /Afmelden (pagina 5) Klik hierop om u aan te melden bij SRDM. Nadat u zich hebt aangemeld, wijzigt het pictogram in het pictogram voor afmelden. Klik op het pictogram voor afmelden wanneer u klaar bent om u af te melden. (7) Pictogram van uitvoeringsstatus Dit pictogram verschijnt wanneer een opdracht zoals zoeken, apparaat dupliceren of het herstel van een opslagback-up op de achtergrond wordt uitgevoerd. (8) Aantal weergegeven items per pagina Deze getallen kunnen worden gewijzigd om het aantal items dat op één pagina wordt weergegeven en het aantal weergegeven pagina's te wijzigen
INHOUD
6
APPARAATBEHEER Dit tabblad verschijnt wanneer SRDM wordt opgestart. Afhankelijk van uw rechten kunt u apparaten bekijken, groepen beheren, apparaatlogboeken bekijken en instellingen dupliceren. Wanneer SRDM wordt opgestart, verschijnt op het tabblad [Apparaatbeheer] enkel de inhoud voor algemene gebruikers. Om alle inhoud te bekijken, moet u zich aanmelden als beheerder. In de onderstaande uitleg wordt ervan uitgegaan dat u zich als beheerder hebt aangemeld.
Tabblad [Apparaatbeheer] Voor details over een functie op het tabblad [Apparaatbeheer] kunt u de pagina raadplegen waarop die functie wordt uitgelegd. (1)
(2)
(3)
(4)
(5)
1. Menu
(6)
(1) Apparaatweergave* De status en gebruikscondities van apparaten controleren (zie pagina 8) De gedetailleerde status van een apparaat controleren (zie pagina 12) (2) Apparaatlogboek* Het apparaatlogboek controleren (zie pagina 14) (3) Printerstuurprogrammabeheer PRINTERSTUURPROGRAMMA'S BEHEREN (zie pagina 15) (4) Aanmeldingsgegevens Aanmeldingsgegevens opslaan (zie pagina 18) (5) Instellingen dupliceren DUPLICATIEBEHEER (zie pagina 17) (6) Bruikbare koppelingen* Koppelingen bekijken die werden opgeslagen bij "Handige koppelingen configureren" op het tabblad [Instellingen].
2. Groepen Apparaten in groepen beheren (zie pagina 10) * Kan worden bekeken door algemene gebruikers .
INHOUD
7
De status en gebruikscondities van apparaten controleren (hoofdscherm) De apparaten die op het netwerk werden gevonden, kunnen worden bekeken op het tabblad [Apparaatbeheer] van het hoofdscherm. Klik op [Apparaatweergave] in het menu om een lijst te zien van de apparaten die werden gevonden. De apparaten die tot de groep behoren die werd geselecteerd in "Groepen" aan de linkerzijde van het scherm worden afgebeeld. Raadpleeg "Apparaten in groepen beheren" op pagina 10 voor informatie over groepen.
De status bijwerken en bekijken Om de status van de weergegeven apparaten te vernieuwen, zodat de recentste status wordt afgebeeld, klikt u op de knop [Updatestatus]. Terwijl de status wordt geüpdate, verschijnt het venster "Bezig met statusupdate". Indien u het venster liever verbergt, klikt u op [Voortgang verbergen]. Het bijwerken van de apparaten gaat door op de achtergrond. Dit is handig wanneer veel apparaten beheerd worden, omdat een statusupdate lang kan duren en u dan andere taken kunt uitvoeren met SRDM terwijl u wacht tot de "statusupdate" gereed is. Wanneer het bijwerken gereed is, stopt het voortgangspictogram met bewegen. (Pagina 6) De status controleren In de apparatenlijst wordt een kort overzicht met apparaatinformatie weergegeven, zoals het model en het IP-adres van elk apparaat, en de status van het apparaat. Wanneer de apparaatstatus normaal is, verschijnt "Online". Indien een waarschuwing of fout werd gedetecteerd, verschijnt " " of " " om u daarvan op de hoogte te brengen. De gedetecteerde modelnaam van het apparaat en een pictogram " " verschijnen bij "Model". Wanneer het apparaat een Sharp-apparaat is waarop de gegevensbeveiligingskit is geïnstalleerd, wordt het pictogram weergegeven als " ".In dat geval is het mogelijk dat sommige functies verboden zijn, zelfs als u zich aanmeldt als beheerder. * Voor de volgende modellen verschijnt het pictogram als " ", zelfs als de gegevensbeveiligingskit geïnstalleerd is. AR-M256/M257/M258/M316/M317/M318 Series MX-M260/M310 Series De informatie wijzigen die in de lijst wordt weergegeven Klik op de knop [Kolommen configureren] om het scherm met iteminstellingen te openen. Indien u een item wilt toevoegen, selecteert u het item in de lijst "Uitgesloten kolomkoppen" en klikt u op de knop [Toevoegen]. Indien u een item wilt verwijderen, selecteert u het item in de lijst "Toegevoegde kolomkoppen" en klikt u op de knop [Verwijderen]. Wanneer u klaar bent, klikt u op de knop [OK] om uw wijzigingen op te slaan en om terug te keren naar het vorige scherm. INHOUD
8
De gebruikscondities controleren
Een apparaat uit de lijst verwijderen (alleen beheerders)
Klik op de knop [Apparaatgebruik (groep)] (pagina 8) om een afzonderlijk venster te openen waarop de teller van kopieën en afdrukken en andere gebruikscondities van de apparaten staan die tot dezelfde groep behoren. Opslaan als CSV: De weergegeven inhoud kan als bestand in CSV-formaat worden uitgevoerd. Sluiten: Sluit het venster.
Een apparaat kan uit de apparatenlijst worden verwijderd. Selecteer het selectievakje van het apparaat dat u wilt verwijderen en klik op de knop [Apparaat verwijderen]. Klik op de knop [Alles selecteren] om alle apparaten uit de lijst te verwijderen.
Om de recentste gebruiksinformatie op te vragen, moet u de status bijwerken voordat u deze handeling uitvoert. Het is mogelijk dat de gedetailleerde tellerinformatie niet wordt weergegeven voor apparaten van andere fabrikanten of van oudere Sharp-producten. Als de informatie niet kan worden opgehaald, verschijnt "0". De tellers van het gebruik van machines kunnen verschillen van de tellerwaarden die worden gebruikt voor rekeningen/facturen.
Een apparaat zoeken (alleen beheerders) Wanneer u bent aangemeld als beheerder, verschijnt een zoekmenu onderaan op het scherm. Om een apparaat dat u pas hebt toegevoegd of een ander apparaat te zoeken, klikt u op de knop [Apparaatdetectie starten]. Het venster [Detectie wordt uitgevoerd] wordt geopend en de apparaten worden gevonden op basis van de zoekinstellingen voor apparaten. Indien u het venster liever verbergt, klikt u op [Voortgang verbergen]. Het zoeken naar apparaten gaat door op de achtergrond. Dit is handig wanneer veel apparaten beheerd worden, omdat detectie lang kan duren en u dan andere taken kunt uitvoeren met SRDM terwijl u wacht tot "detectie" gereed is. Om het zoeken te stoppen, klikt u op de knop [Detectie stoppen]. Indien het venster “Detectie wordt uitgevoerd” gesloten wordt door te klikken op [Voortgang verbergen], wijzigt de knop [Apparaatdetectie starten] naar [Detectie stoppen]. Om apparaten te zoeken, moeten de zoekvoorwaarden worden ingesteld. Klik op de knop [Detectie configureren] om het scherm "Detectie configureren" op het tabblad [Instellingen] te openen. Raadpleeg "Detectie configureren" op pagina 23 voor details over zoekinstellingen.
Printerstuurprogramma's downloaden Indien de printerstuurprogramma's van apparaten werden geüpload door een beheerder, kunt u op de knop [Downloaden] klikken van het te downloaden [Printerstuurprogramma] om een printerstuurprogramma te downloaden en te installeren. In het scherm dat verschijnt wanneer op de knop [Downloaden] wordt geklikt, klikt u op de knop [Downloaden] van het gewenste besturingssysteem en klikt u op de knop [Uitvoeren] om met de installatie te beginnen. Raadpleeg "PRINTERSTUURPROGRAMMA'S BEHEREN" op pagina 15 voor de procedure voor het uploaden van printerstuurprogramma's.
INHOUD
Eenvoudige zoekopdracht naar apparaten Indien u geen zoekvoorwaarden wilt instellen of indien u naar een specifiek apparaat wilt zoeken, voert u het IP-adres van het apparaat in in het tekstinvoervak naast de knop [Apparaat snel zoeken] en klik op de knop [Apparaat snel zoeken].
9
Apparaten in groepen beheren Het weergavegebied voor groepen verschijnt aan de linkerzijde van het tabblad [Apparaatbeheer]. Wanneer SRDM wordt opgestart, wordt "Top" geselecteerd en worden alle apparaten weergegeven. [Kritieke fout] en [Waarschuwing] werden vooraf ingesteld bij "Top" en u kunt erop klikken om enkel de apparaten te zien waarvoor zich een fout of waarschuwing heeft voorgedaan. Wanneer u zich hebt aangemeld als beheerder, verschijnt een bewerkknop onderaan in het weergavegebied voor groepen. Daarmee kunt u groepen maken en bewerken. Apparaten in groepen indelen maakt het gemakkelijker om de apparaten te beheren en te bewaken.
Types groepen
(1) (2)(3)
Er zijn twee soorten groepen: Handmatige groep Een groep van willekeurige gewenste apparaten. Automatische groep Een automatische groep wordt geconfigureerd door geselecteerde filterinstellingen zoals fouttoestanden of afdruktellingen. [Kritieke fout] groep en [Waarschuwing] groep worden standaard automatische groepen gemaakt.
(4) (5) (6)
Een handmatige groep maken Er wordt een nieuwe groep gemaakt als onderliggende groep van de momenteel geselecteerde groep. 1. Selecteer de bovenliggende groep waaronder u de nieuwe groep wenst te maken.
(1) Hiermee wordt de status van de groep bijgewerkt. (2) Elke keer als u hierop klikt, worden de groepen opnieuw gesorteerd op naam, in oplopende of aflopende volgorde. (3) Elke keer als u hierop klikt, worden de groepen opnieuw gesorteerd op datum, in oplopende of aflopende volgorde. (4) Hiermee worden de groepen in een boomstructuur weergegeven. (5) Wanneer dit wordt geselecteerd, worden de apparaten van alle onderliggende groepen ook weergegeven. (6) Klik op de knop [Apparaatgebruik (groep)] om een afzonderlijk venster te openen waarop de teller van kopieën en afdrukken en andere gebruikscondities van de apparaten staan die tot dezelfde groep behoren. (Pagina 9)
INHOUD
2. Klik op de knop [Groep maken]. 3. Voer de naam van de groep in. 4. Selecteer [Handmatige groep].
10
(4) Klik op de knop [OK].
5. Stel het interval van de statusupdate in.
7. Selecteer de apparaten die u in de groep wilt opnemen en klik op de knop [Toevoegen]. U kunt een bestaande groep selecteren bij "Beschikbare apparaten". De apparaten die in de groep zitten, zullen dan verschijnen in de selectiekolom.
(1) Klik op de knop [Instellingen] van [Statusupdate]. (2) Stel het interval van de update in. Om de status met hetzelfde interval als de bovenliggende groep bij te werken, klikt u op het selectievak [Gebruik de instellingen van de bovenliggende groep]. Indien het niet nodig is om de status regelmatig bij te werken, selecteert u [Geen statusupdate]. Indien u de gedetailleerde instellingen voor de frequentie van de statusupdate moet configureren voor apparaten die traps ondersteunen en apparaten die geen traps ondersteunen, selecteert u [Hybride navraag]. Om de status van alle apparaten bij te werken, ongeacht of ze traps ondersteunen, selecteert u [Pols alle apparaten elke] en stelt u het statusupdate-interval in. Voer de Updatetijd van de startstatus in. De volgende statusupdate wordt uitgevoerd volgens het statusupdate-interval.
8
Een automatische groep creëren 1. Selecteer de bovenliggende groep waaronder u de nieuwe groep wenst te maken. 2. Klik op de knop [Groep maken]. 3. Voer de naam van de groep in. 4. Selecteer [Automatische groep].
(3) Klik op de knop [OK].
5. Selecteer de voorwaarden bij "Geef filtercriteria op" en klik op de knop [Toevoegen].
6. Om e-mailwaarschuwingen in te schakelen voor de groep die u maakt, klikt u op de knop [Instellingen] bij "Emailwaarschuwingen]. Het instellingenscherm voor e-mailwaarschuwingen wordt geopend. U kunt de e-mailwaarschuwingen configureren, die u in dit scherm wilt ontvangen. Om e-mailwaarschuwingen uit te schakelen, klikt u op het selectievak [E-mailwaarschuwing uitschakelen]. Om de instellingen van de bovenliggende groep te gebruiken, selecteert u het selectievak [Gebruik de instellingen van de bovenliggende groep]. Om e-mailwaarschuwingen handmatig in te stellen, volgt u de onderstaande stappen.
6. Klik op de knop [OK].
Groepen wijzigen en verwijderen
(1) Klik op de knop [Instellingen] bij "E-mailwaarschuwingen], selecteer de statussen waarvoor u waarschuwingen wenst te ontvangen in de instellingen van de e-mailwaarschuwingen en klik vervolgens op de knop [OK].
(2) Bij "E-mailadres" selecteert u de knop "Selecteren" en kiest u de emailadressen. U kunt ook rechtstreeks e-mailadressen invoeren.
Om een bestaande groep te bewerken, selecteert u de groep en klikt u op de knop [Groep bewerken]. De procedures om een groep te bewerken zijn dezelfde als die om een groep te maken. Om een groep te kopiëren of het niveau van een groep te wijzigen, selecteert u de groep en klikt u op de knop [Kopie]. Selecteer de bestemmingsgroep en klik op de knop [Plakken]. Om een groep te verwijderen, selecteert u de groep en klikt u op de knop [Groep verwijderen].
[Top] kan niet worden bewerkt, noch verwijderd.
(3) Klik op de knop [Toevoegen]. Om een andere reeks instellingen voor e-mailwaarschuwingen op te slaan, herhaalt u de bovenstaande stappen. Om de instellingen voor de emailwaarschuwingen te verwijderen, klikt u op de knop [Verwijderen].
INHOUD
Klik op de knop [OK].
11
De gedetailleerde status van een apparaat controleren
Om de gedetailleerde status van een apparaat te bekijken, klikt u op de modelnaam of het IP-adres van het apparaat in de lijst. U kunt op de knop [Updatestatus] klikken om de status van het weergegeven apparaat te vernieuwen. Met dit scherm kunt u de gedetailleerde informatie met betrekking tot het apparaat controleren, zoals de hoeveelheid papier in de laden, het niveau van de toner, de afdrukinstellingen, de afdrukteller en de netwerkconfiguratie. De webpagina van het apparaat kan ook worden weergegeven. Indien u zich als beheerder hebt aangemeld, kunt u apparaatinstellingen configureren en het apparaat van op afstand bedienen. De gedetailleerde apparaatinformatie kan worden gewijzigd door op het menu bovenaan op het scherm te klikken. (2) Apparaatlogboek Klik hierop om het statuslogboek van het geselecteerde apparaat weer te geven. De weergegeven informatie kan als bestand in CSV-formaat worden uitgevoerd door op de knop [Apparaat opslaan als CSV] onderaan op het scherm te klikken. (Logboeken die op het scherm kunnen worden getoond, bevatten de 100 recentste waarden, maar er kunnen wel 10.000 waarden worden uitgevoerd in een CSV-bestand. Wanneer het logboek vol is, zal elke nieuwe waarde automatisch de oudste waarde verwijderen.) (3) Printerstuurprogramma Indien printerstuurprogramma's voor apparaten door de beheerder werden geüpload, kunt u hierop klikken om een lijst te zien van de printerstuurprogramma's die werden geüpload. Klik op de knop [Downloaden] om een printerstuurprogramma te downloaden. Raadpleeg "PRINTERSTUURPROGRAMMA'S BEHEREN" op pagina 15 voor de procedure voor het uploaden van printerstuurprogramma's. (4) SNMP-instellingen (alleen beheerders) Om met apparaten te communiceren, moeten de instellingen voor SNMPtoegang in SRDM worden geconfigureerd. Om met behulp van het SNMPprotocol met een apparaat te communiceren, moeten de SNMP-instellingen in SRDM geconfigureerd zijn in overeenstemming met de netwerkinstellingen van het apparaat. Voor SNMPv1 moeten "Get-community" en "Set-community" overeenstemmen met de instellingen in het apparaat. Voor SNMPv3 moeten de gebruikersnaam (maximaal 32 tekens), de authenticatiesleutel (minstens 8 tekens) en de privacysleutel (minstens 8 tekens) overeenstemmen met de instellingen in het apparaat.
(1) Details Er verschijnt gedetailleerde informatie met betrekking tot het apparaat, zoals de eigenschappen van het apparaat, lade-informatie, tonerstatus, afdrukinstellingen, afdrukteller, apparaatstatus en netwerkconfiguratie. "Apparaatgebruik (uitvoer)" en "Apparaatgebruik (verzenden)" kunnen als bestand in CSV-formaat worden uitgevoerd door op de knop [Apparaatgebruik opslaan als CSV] onderaan op het scherm te klikken. Het scherm "Apparaateigenschappen" bevat knoppen om de webpagina weer te geven en het apparaat van op afstand te bedienen. Raadpleeg de volgende pagina's voor deze eigenschappen:
Webpagina apparaat: De webpagina van het apparaat weergeven (pagina 13)
Eigenschappen bewerken: Apparaatinstellingen wijzigen (page 13) Externe bediening: Externe bediening van een apparaat (pagina 13)
(5) Logboek externe bediening (alleen beheerders) Klik hierop om het logboek externe bediening van het geselecteerde apparaat weer te geven. De weergegeven informatie kan als bestand in CSV-formaat worden uitgevoerd door op de knop [Apparaat opslaan als CSV] onderaan op het scherm te klikken. Om het logboek externe bediening te verwijderen, klikt u op de knop [Logboek externe bedieningspaneel verwijderen]. (Logboeken die op het scherm kunnen worden getoond, bevatten de 100 recentste waarden, maar er kunnen wel 5.000 waarden worden uitgevoerd in een CSV-bestand. Wanneer het logboek vol is, zal elke nieuwe waarde automatisch de oudste waarde verwijderen.)
Om de recentste gebruiksinformatie op te vragen, moet u de status bijwerken voordat u deze handeling uitvoert. Het is mogelijk dat de gedetailleerde tellerinformatie niet wordt weergegeven voor apparaten van andere fabrikanten of van oudere Sharp-producten. Als de informatie niet kan worden opgehaald, verschijnt "0". De tellers van het gebruik van machines kunnen verschillen van de tellerwaarden die worden gebruikt voor rekeningen/facturen.
INHOUD
12
De webpagina van het apparaat weergeven
Externe bediening van een apparaat (alleen beheerders)
Klik op de knop [Webpagina apparaat]. De webpagina van het apparaat verschijnt, zodat u instellingen kunt controleren en wijzigen.
Hiermee ziet u een afbeelding van het bedieningspaneel van een Sharpapparaat op het scherm. Zo kunt u het apparaat van op afstand met uw computer bedienen. Bovendien worden handelingen die op het apparaat worden uitgevoerd, rechtstreeks in dit scherm voor externe bediening weergegeven. Raadpleeg LeesMij om te weten welke modellen externe bediening ondersteunen. (Kaft) Om de functie voor externe bediening te gebruiken, moet de externe bediening ingeschakeld zijn in de systeeminstellingen van het apparaat. Raadpleeg de bedieningshandleiding voor meer informatie. Om de functie voor externe bediening te gebruiken, moet u zich aanmelden als beheerder aan wie in "Gebruikersbeheer" de rechten zijn toegekend om externe bediening uit te voeren. Raadpleeg "Gebruikersbeheer" op pagina 25 voor meer informatie.
Apparaatinstellingen wijzigen (alleen beheerders) U kunt de standaardinstellingen voor een printer wijzigen op de pagina met apparaatdetails, zoals de apparaatnaam, de plaats van het apparaat, de dubbelzijdige afdrukmodus en instellingen voor papier/uitvoerlade.
Volg de onderstaande procedure om een apparaat van op afstand te bedienen. [Bediening in SRDM] 1. Klik op de knop [Externe bediening] op de pagina met apparaatdetails. 2. Wanneer het authenticatiescherm verschijnt, klikt u op de knop [Aanmelden]. Klik op de knop [Aanmelden] zonder iets in te voeren bij "Wachtwoord". Indien u zich niet kunt aanmelden, moet u contact opnemen met uw verdeler. [Bediening op het apparaat] 3. Indien een bevestigingsscherm verschijnt op het bedieningspaneel van het apparaat, moet u de knop [OK] aanraken of selecteren. Wanneer u het apparaat hebt kunnen bereiken, verschijnt een afbeelding van het bedieningspaneel op uw computerscherm. Het bedieningspaneel verschijnt in dezelfde kleur als het initiële scherm op het apparaat. Indien de bediening langzaam verloopt, kan het mogelijk zijn om de reactietijd te verkorten door [8-bits grijswaarden] te selecteren in het midden bovenaan op het scherm, om de weergave te wijzigen naar grijstinten. Om het scherm voor externe bediening te sluiten, klikt u op de knop sluiten in de rechterbovenhoek van het scherm.
Om deze functie te gebruiken, moet u zich aanmelden als beheerder. Bovendien moet SNMP overeenstemmen met de apparaatinstellingen. (Pagina 12) Voor SNMPv1 moet u de naam van "Set-community" instellen zoals het doelapparaat in "Set-community".
In SNMPv3 moet u geldige instellingen invoeren bij de gebruikersnaam, de authenticatiesleutel en de privacysleutel.
1. Klik op de knop [Eigenschappen bewerken] op de pagina met apparaatdetails. 2. Wijzig de instellingen. 3. Klik op de knop [Uitvoeren]. Indien de SNMP-authenticatie mislukt, verschijnt een foutbericht. Voer de juiste authenticatie-instellingen en apparaatinstellingen in en klik vervolgens opnieuw op de knop [Uitvoeren]. Wijzigingen aan de instellingen worden pas toegepast als de juiste SNMP-authenticatie-informatie wordt ingevoerd.
INHOUD
13
Het apparaatlogboek controleren Om de update-informatie van de apparaten in de momenteel geselecteerde groep weer te geven, klikt u op [Apparaatlogboek] op het tabblad [Apparaatbeheer]. Om logboeken te zien van apparaten in onderliggende groepen van de momenteel geselecteerde groep, selecteert u [Het onderliggende apparaat in de hiërarchie wordt weergegeven]. SRDM registreert update-informatie als apparaatlogboek wanneer apparaten worden gezocht, wanneer de status van apparaten wordt bijgewerkt en wanneer een trapsignaal wordt ontvangen van een apparaat. Het apparaatlogboek omvat de datum, de status, de modelnaam, het IP-adres, de naam, de plaats van het apparaat en andere informatie. De weergegeven informatie kan als bestand in CSV-formaat worden uitgevoerd door op de knop [Apparaat opslaan als CSV] onderaan op het scherm te klikken. Om de apparaatlogboeken te verwijderen, klikt u op de knop [Gehele apparaatlogboek verwijderen]. * Logboeken die op het scherm kunnen worden getoond, bevatten de 100 recentste waarden, maar er kunnen wel 10.000 waarden worden uitgevoerd in een CSV-bestand. Wanneer het logboek vol is, zal elke nieuwe waarde automatisch de oudste waarde verwijderen.
INHOUD
14
PRINTERSTUURPROGRAMMA'S BEHEREN Deze functie is bedoeld voor beheerders. Printerstuurprogramma's van Sharp-apparaten die worden beheerd, kunnen aan SRDM worden toegevoegd en worden verdeeld met behulp van [Printerstuurprogrammabeheer] op het tabblad [Apparaatbeheer]. (Printerstuurprogramma's van andere fabrikanten en oudere Sharp-producten worden niet ondersteund. Voor compatibele modellen, zie LeesMij. (Kaft)
Een printerstuurprogramma toevoegen 1. Gebruik de CD-ROM die samen met het apparaat werd geleverd. U kunt printerstuurprogramma's ook op een website vinden. Neem voor informatie contact op met uw dealer.
6. Op het scherm "STAP 3/4" configureert u [Printerstuurprogrammainstelling] en klikt u op de knop [Volgende]. Om het besturingssysteem of de verbindingsmethode te wijzigen, klikt u op de knop [Instellingen]. Het besturingssysteem in stap 5 zal eerst worden geselecteerd, en [Afdrukken via directe verbinding] zal worden geselecteerd als verbindingsmethode. Indien u geen wijzigingen moet aanbrengen, klikt u op de knop [Volgende]. Indien u [Gedeelde printer] moet selecteren of het besturingsprogramma moet wijzigen, moet u deze stappen volgen:
2. Selecteer alle bestanden en mappen op de CD-ROM en comprimeer ze met Zip. Indien u een installatiebestand van een printerstuurprogramma (.EXE) van een website hebt gedownload, voer het bestand dan uit en pak de bestanden en mappen uit in een willekeurige map (zodra de bestanden aangemaakt zijn, kan de installatie worden stopgezet). Comprimeer alle bestanden in de gemaakte map met Zip.
(1) Klik op de toets [Instellingen]. (2) Selecteer het besturingsprogramma waarop het printerstuurprogramma zal worden geïnstalleerd en selecteer [Gedeelde printer]. (3) Voer een naam in voor de gedeelde printer of selecteer een gedeelde printer in de bestaande lijst en klik op de knop [OK].
3. Klik op [Printerstuurprogrammabeheer] op het tabblad [Apparaatbeheer] en klik op de knop [Stuurprogrammabestand toevoegen]. 4. Op het scherm "STAP 1/4" zoekt u naar het bestand van het besturingsprogramma, dat met Zip is gecomprimeerd, en klikt u op de knop [Volgende].
7. Geef in het scherm "STAP 4/4" op of meldingen per e-mail nodig zijn voor de toegevoegde stuurprogramma's en klik op de knop [OK]. Om meldingen per e-mail te verzenden, selecteert u het selectievakje [E-mailbevestiging] en voert u de e-mailadressen rechtstreeks in of klikt u op de knop [Selecteren] en selecteert u de adressen.
5. Op het scherm "STAP 2/4" stelt u de details van het printerstuurprogramma in.
(1) Selecteer de taal van het printerstuurprogramma. (2) Selecteer het besturingssysteem en PDL. (3) Selecteer het apparaat dat het printerstuurprogramma gebruikt en klik op de knop [Toevoegen]. (4) Klik op de knop [Volgende].
INHOUD
Om e-mailmeldingen te gebruiken, moeten de emailinstellingen worden geconfigureerd in "Netwerkinstellingen" (pagina 26).
15
De configuratie van het printerstuurprogramma wijzigen
Een printerstuurprogrammabestand verwijderen
De instellingen van toegevoegde stuurprogramma's en de bestanden van stuurprogramma's (Zip-bestanden) kunnen worden gewijzigd.
Selecteer het selectievak van het stuurprogramma dat u uit de lijst "Lijst met printerstuurprogrammabestanden" wilt verwijderen en klik vervolgens op de knop [Stuurprogrammabestand verwijderen].
1. Klik op de "Bestandsnaam" van het toegevoegde stuurprogramma. 2. Selecteer en wijzig de configuratie van het stuurprogramma. Om de instellingen van het stuurprogramma te wijzigen, selecteert u [Stuurprogramma-instelling configureren], klikt u op de knop [Volgende] en volgt u de instructies op het scherm om de configuratie te wijzigen. Om het stuurprogrammabestand (Zip-bestand) bij te werken, selecteert u [Stuurprogrammaversie-upgrade], klikt u op de knop [Volgende] en selecteert u het printerstuurprogramma. Raadpleeg "Een printerstuurprogramma toevoegen" voor de procedure om een stuurprogrammabestand (Zip-bestand) te maken.
INHOUD
16
DUPLICATIEBEHEER [Instellingen dupliceren] op het tabblad [Apparaatbeheer] kan worden gebruikt om de instellingen en de opgeslagen informatie van één apparaat (de bron) naar een ander compatibel apparaat (het doel) te kopiëren om een duplicaat te maken. Wanneer meerdere apparaten vergelijkbaar zijn, kunt u hiermee gemakkelijk taken uitvoeren die normaal gezien handmatig gebeuren, zoals gebruikers opslaan. Er zijn twee duplicatiemethodes. Apparaatduplicatiebeheer: Met deze functie worden de gegevens van de instellingen van een apparaat opgeslagen en wordt de informatie naar een ander apparaat gekopieerd. Opslagback-upbeheer: Met deze functie worden het adresboek en de gebruikersinformatie van een apparaat opgeslagen en wordt de informatie naar een ander apparaat gekopieerd. Raadpleeg de onderstaande tabel voor de functies die kunnen worden opgeslagen en gekopieerd door Apparaatduplicatiebeheer en Opslagback-upbeheer. Functie
Items
Details Standaardinstellingen, lade-instellingen, instellingen voor ontvangst/verzending van gegevens, instellingen van de printerstatus, gebruikersbediening, energiebesparing, Systeeminstellingen bedieningsinstellingen, apparaatbeheer, kopieerinstellingen, printerinstellingen, instellingen voor beeldverzending, faxinstellingen, internetfaxinstellingen, scaninstellingen, instellingen Apparaatduplicatiebeheer voor documentarchivering, beveiligingsinstellingen, Sharp OSA-instellingen Netwerkinstellingen, toepassingsinstellingen (met uitzondering van tabel met vooraf Webpagina-instellingen ingestelde tekst/verzending), status- en waarschuwingsbericht via e-mail, beveiligingsinstellingen, instellingen voor aangepaste koppelingen Adresboek, gegevens over gebruikersregistratie, kopiëren (vooraf ingestelde tekst) Opslagback-upbeheer Opgeslagen informatie taakprogramma's, beeld verzenden (vooraf ingestelde tekst), metadata-sets * De details kunnen verschillen volgens model, geïnstalleerde opties en andere voorwaarden.
Gebruiksvoorwaarden voor duplicatiebeheer van apparaat Deze functies zijn alleen beschikbaar wanneer de SRDM-software geïnstalleerd is op het besturingssysteem van een server (zoals Windows Server 2008). Wanneer de SRDM-software geïnstalleerd is op het besturingssysteem van een client (zoals Windows 7), kunnen deze functies niet worden gebruikt. Indien u zich als beheerder hebt aangemeld op SRDM, maar de duplicatiefunctie is verdwenen, dan is SRDM op het besturingssysteem van een client geïnstalleerd. Om over de functie te kunnen beschikken wanneer u bent aangemeld als beheerder, laadt u SRDM opnieuw op een ondersteund server besturingssysteem. Raadpleeg LeesMij om te weten welke modellen apparaatduplicatie en opslagback-up ondersteunen. (Kaft) Voordat u duplicatiebeheer voor een apparaat uitvoert, moet u het wachtwoord van de beheerder van het apparaat opslaan in SRDM, zoals uitgelegd in "Aanmeldingsgegevens opslaan" op pagina 18. (Deze functie is alleen bedoeld voor beheerders). INHOUD
17
Aanmeldingsgegevens opslaan Om apparaatduplicatie en opslagback-up in SRDM uit te voeren, moeten het wachtwoord van de beheerder van het bronapparaat en die van de beheerder van het doelapparaat worden opgeslagen in SRDM. (Zo kunnen de apparaten SRDM verifiëren wanneer de duplicatie wordt uitgevoerd.) 1. Meld u aan als beheerder en klik op [Aanmeldingsgegevens] op het tabblad [Apparaatbeheer]. 2. De apparatenlijst zal verschijnen. Voer het wachtwoord voor elk apparaat in. Indien alle apparaten hetzelfde wachtwoord gebruiken, voert u dat wachtwoord in bij [Collectieve instelling] – [Wachtwoord] en klikt u op de knop [Overal toepassen]. 3. Indien apparaatduplicatie en opslagback-up met versleutelde communicatie gebruikt worden, selecteert u het selectievakje voor elk apparaat. Als alle apparaten versleutelde communicatie gebruiken, selecteert u het selectievakje bij [collectieve instelling] – [wachtwoord] en klik u op de knop [op alles toepassen]. 4. Klik op de toets [Opslaan].
De aanmelding testen U kunt testen of u zich kunt aanmelden op een apparaat met behulp van het opgeslagen beheerderwachtwoord. Selecteer het selectievakje van het te testen apparaat en klikt op de knop [Aanmeldingspoging]. Het resultaat van de test wordt weergegeven als pictogram.
INHOUD
18
Het instellingenbestand van een apparaat (kopiebron) aan SRDM toevoegen De gegevens van de instellingen van een apparaat dat de kopiebron is, kunnen rechtstreeks van het apparaat worden opgehaald en toegevoegd, of een bestaand bestand met instellingen* kan worden toegevoegd. *Een bestand geëxporteerd vanaf de webpagina van het apparaat.
Gegevens van instellingen ophalen bij een apparaat
Een bestaand instellingenbestand toevoegen
1. Klik op de knop [Instellingen] bij "Apparaatduplicatiebeheer" of "Opslagback-upbeheer" (pagina 17).
Om een bestaand instellingenbestand toe te voegen, klikt u op de knop [Bladeren] bij "Gegevens van instellingen ophalen bij een apparaat" in stap 3 van "Gegevens van instellingen ophalen bij een apparaat", selecteert u het bestand dat u wilt overnemen en klikt u op de knop [Toevoegen].
2. Klik op de knop [Instellingenbestand toevoegen].
Een instellingenbestand verwijderen In het scherm met de lijst van instellingenbestanden selecteert u het selectievak van het instellingenbestand dat u wilt verwijderen en klikt u op de knop [Instellingenbestand verwijderen]. 3. Klik op de knop [Selecteren] bij "Bronapparaat selecteren". 4. Selecteer het gewenste apparaat in de lijst en klik op de knop [Toevoegen]. 5. Selecteer de items die u wilt overnemen in de lijst "Getinstellingen selecteren". Wijzig de bestandsnaam en configureer de instellingen voor wachtwoordbescherming zoals nodig. 6. Klik op de knop [Ophalen]. Er zal een verwervingslogboek worden weergegeven, als het ophalen van het instellingenbestand voltooid is. Klik op de knop [Terugkeren naar bestandslijst] aan de onderkant van het scherm om terug te keren naar het scherm met de lijst van instellingenbestanden. Om het verwervingslogboek te verwijderen, klikt u op de knop [Geschiedenis verwijderen].
INHOUD
19
Duplicatie uitvoeren
Een instellingenbestand bewerken
1. Klik op de knop [Instellingen] bij "Apparaatduplicatiebeheer" of "Opslagback-upbeheer" (pagina 17).
Voordat u duplicatie uitvoert, kunt u de instellingen bewerken in een bestand met apparaatinstellingen dat aan SRDM werd toegevoegd. Indien er een apparaat is met instellingen die vergelijkbaar zijn met de instellingen die u wenst te dupliceren, dan kunt u het instellingenbestand van dat apparaat gebruiken om een bestand te maken dat u vervolgens kunt dupliceren. Volg de onderstaande stappen om instellingen te bewerken.
2. Klik op de knop [Selecteren] van het te dupliceren instellingenbestand. 3. Configureer de duplicatie-instellingen. (1) Indien een wachtwoord voor het instellingenbestand werd ingesteld wanneer het vanuit de apparaatwebpagina werd geëxporteerd, voert u het wachtwoord in bij "Wachtwoord".
1. Klik op de knop [Instellingen] bij "Apparaatduplicatiebeheer" of "Opslagback-upbeheer" (pagina 17).
(2) Selecteer het doelapparaat. Selecteer het selectievakje van het apparaat waarnaar de instellingen zullen worden gedupliceerd. Er kunnen meerdere apparaten worden geselecteerd.
2. Klik op de bestandsnaam van het instellingenbestand dat u wenst te bewerken. Het scherm om instellingen te bewerken verschijnt. Als het volgende pictogram " " naast de bestandsnaam van een versleuteld bestand verschijnt, kan dat bestand niet worden bewerkt.
(3) Wijzig de instellingen voor Maximale thread en Opnieuw als nodig. De instelling "Max. threads" is het maximumaantal dat simultaan mag worden uitgevoerd wanneer instellingen naar meerdere apparaten worden gedupliceerd. De instelling "Opnieuw" is het aantal nieuwe pogingen die worden ondernomen en het interval tussen die pogingen indien de duplicatie naar een bepaald apparaat mislukt.
3. Bewerk de instellingen. U kunt alleen de instellingen bewerken die op het scherm worden weergegeven. (sommige instellingen worden niet weergegeven en kunnen dan ook niet worden bewerkt) Standaard verschijnt een vinkje in het selectievakje van elke instelling. Daarmee wordt aangeduid dat alle instellingen in het duplicatiebestand zullen worden opgenomen en dat ze naar het doelapparaat zullen worden gedupliceerd. Om een instelling uit te sluiten, verwijdert u het vinkje uit het selectievakje. Klik op de knop [Instellingen] om instellingen te bewerken. Het bewerkingsscherm verschijnt. Wijzig de instellingen en klik op de knop [OK]. Om terug te keren naar het scherm voor de bewerking van instellingen zonder uw wijzigingen op te slaan, klikt u op de knop [Annuleren].
4. Klik op de knop [Nu uitvoeren]. Wanneer het bevestigingsscherm verschijnt, klikt u op de knop [Ja]. U kunt op de knop [Timer instelling] klikken op een tijdstip op te geven waarop de duplicatie zal worden uitgevoerd. Raadpleeg "De duplicatietimer instellen" op pagina 21. Nadat de instellingen naar het doelapparaat werden gedupliceerd, moet u het apparaat opnieuw opstarten.
4. Klik op de toets [Opslaan]. Wanneer het bevestigingsscherm verschijnt, klikt u op de knop [Ja]. Om met een andere bestandsnaam op te slaan, wijzigt u de bestandsnaam voordat u op de knop [Opslaan] klikt. INHOUD
20
Om de geschiedenis van de uitvoering van duplicatie te bekijken, klikt u op de knop [Geschiedenis (Duplicatie)].
De duplicatietimer instellen Duplicatie kan op een bepaald tijdstip gebeuren. U kunt maximaal 10 verschillende duplicatieschema's instellen in SRDM.
De duplicatiegeschiedenis bekijken
1. Volg stappen 1 tot en met 3 van "Duplicatie uitvoeren" (pagina 20).
Indien u op de knop [Geschiedenis (Duplicatie)] klikt, verschijnt de duplicatiegeschiedenis. De onderstaande items kunnen in dit scherm worden gecontroleerd. U kunt ook een timerinstelling annuleren of een duplicatiebewerking die is mislukt, opnieuw uitvoeren.
2. Klik op de toets [Timer instelling]. 3. Stel het duplicatieschema in. Stel bij "Begindatum" de datum en het tijdstip in waarop de duplicatie zal gebeuren. Indien de instellingen naar meerdere apparaten op dezelfde dag en op hetzelfde tijdstip worden uitgevoerd, geeft u de datum en tijd op bij "Collectieve instelling" en klikt u op de knop [Overal toepassen]. De instellingen worden toegepast op de startdatum van alle apparaten.
Pictogram
Begindatum Bestandsnaam Status
4. Klik op de toets [Timer instelling]. Het scherm "Duplicatiegeschiedenis" verschijnt en het ingestelde timerschema verschijnt op het scherm. Klik op [Annuleren] om het schema voor de duplicatietimer te annuleren. Dit scherm kan worden weergegeven door op de knop [Geschiedenis (Duplicatie)] in het scherm met bestandslijsten te klikken. Om terug te keren naar het scherm met bestandslijsten klikt u op de knop [Terugkeren naar bestandslijst].
Fout
Een timerinstelling voor duplicatie annuleren In dit scherm worden ook timerbewerkingen getoond die werden ingesteld. Klik op [Annuleren] om de duplicatie te annuleren. Geschiedenisgegevens zien / opnieuw uitvoeren Om de geschiedenisgegevens te zien, klikt u op een item dat in de kolom "Status" of de kolom "Fout" staat. De instellingen die werden opgegeven op het moment dat de duplicatie werd uitgevoerd, zullen verschijnen. Indien een mislukt item geselecteerd is, kunt u op de knop [Apparaat opnieuw selecteren] klikken om de duplicatie opnieuw uit te voeren. Voor een timerinstelling kunt u op de knop [Timerinstelling wijzigen] klikken om de opgegeven datum en tijd te wijzigen.
De duplicatiegeschiedenis controleren SRDM slaat een logboek (geschiedenis van duplicatietransacties) op van alle duplicatiebewerkingen. Om de duplicatiegeschiedenis te bekijken, volgt u de onderstaande stappen. 1. Klik op de knop [Instellingen] bij "Apparaatduplicatiebeheer" of "Opslagback-upbeheer" (pagina 17). 2. Klik op de knop [Geschiedenis (Toevoegen)] of de knop [Geschiedenis (Duplicatie)]. Om de geschiedenis van de instellingenbestanden die aan SRDM werden toegevoegd, te bekijken, klikt u op de knop [Geschiedenis (Toevoegen)].
INHOUD
Hier wordt de status van de uitvoering van de duplicatie aangeduid, zoals voltooid of de timerinstelling. Hier worden de startdatum- en tijd aangeduid. Hier wordt de naam aangeduid van het gebruikte instellingenbestand. Hier wordt het aantal voltooide apparaten / aantal doelapparaten weergegeven. Hier wordt het aantal apparaten weergegeven waarvoor de duplicatie mislukt is
21
INSTELLINGEN Indien u zich hebt aangemeld als beheerder, kunt u op het tabblad [Instellingen] klikken om de instellingen voor SRDM te configureren.
Tabbladmenu [Instellingen]
Klik op een menu bovenaan op het tabblad [Instellingen] om de instellingen in dat menu weer te geven. Raadpleeg de onderstaande pagina's voor de details van elk menu.
(1) Detectie configureren (zie pagina 23)
(7) Apparaatduplicatiebestand downloaden * U kunt een bestand met instellingen voor apparaatduplicatie downloaden vanaf de SRDM-database. Om een instellingenbestand te downloaden, selecteert u het gewenste bestand en klikt u op de knop [Downloaden].
(2) Gebruikersbeheer (zie pagina 25) (3) Netwerkinstellingen (zie pagina 26) (4) Statusinstellingen (zie pagina 27) (5) Toepassingsinstellingen De kleuren van de gebruikersinterface voor SRDM kunnen worden gewijzigd. Selecteer de kleur van uw keuze en pas de instelling toe door op de knop [Opslaan] te klikken. De instellingen worden toegepast voor alle gebruikers (zowel geavanceerde als algemene gebruikers).
(8) Back-upbestand downloaden * U kunt een bestand met instellingen voor opslagback-up downloaden vanaf de SRDM-database. Om een instellingenbestand te downloaden, selecteert u het gewenste bestand en klikt u op de knop [Downloaden]. (9) Handige koppelingen configureren Nuttige koppelingen kunnen in SRDM worden opgeslagen. Opgeslagen koppelingen verschijnen in [Bruikbare koppelingen] op het tabblad [Apparaatbeheer]. Om een nieuwe koppeling toe te voegen, voert u de koppelingsnaam en de URL in en klikt u op de knop [Toevoegen]. Om een koppeling te verwijderen, selecteert u het selectievakje van de koppeling en klikt u op de knop [Verwijderen].
(6) Systeemlogboek U kunt logboeken bekijken van de bewerkingen die in SRDM werden uitgevoerd. In de logboeken wordt de datum, de gebruikersnaam, de gebeurtenis en andere informatie die samenhangt met SRDM getoond. Om deze logboeken als bestand in CSV-formaat op te slaan, klikt u op de knop [Opslaan als CSV] onderaan op de pagina. Om de logboeken te verwijderen, klikt u op de knop [Volledige systeemlogboek verwijderen]. (Wanneer een logboek vol is, zal elke nieuwe waarde automatisch de oudste waarde verwijderen.) INHOUD
* Dit verschijnt alleen wanneer SRDM is geïnstalleerd op een serverbesturingssysteem (Windows Server 2003 of Windows Server 2008).
22
Detectie configureren De voorwaarden voor de netwerkapparaatdetectie kunnen op deze pagina worden ingesteld. SRDM gebruikt SNMP om apparaten te zoeken op basis van deze instellingen. De status van gedetecteerde apparaten worden in SRDM opgeslagen. "Detectiemethoden", "SNMP-detectie-instelling" en "Geplande detectie" kunnen worden geconfigureerd. Als u klaar bent met het configureren van de instellingen, klikt u op de knop [Opslaan]. Klik op de knop [Apparaatdetectie starten] om de zoekopdracht te starten. Gevonden apparaten verschijnen op het hoofdscherm van het tabblad [Apparatenbeheer]. (Pagina 8)
Detectiemethoden De zoekvoorwaarden kunnen worden ingesteld bij "Detectiemethoden". Selecteer de selectievakjes van de voorwaarden die u wilt gebruiken in de zoekopdracht en klik op de knop [Configureren] om de instellingen te configureren. Als u klaar bent met het configureren van de instellingen, klikt u op de knop [OK]. Om terug te keren naar het scherm met de zoekinstellingen zonder uw instellingen op te slaan, klikt u op de knop [Annuleren]. Specifiek IP-adres zoeken Om alleen naar apparaten met bepaalde IP-adressen te zoeken, voert u een zoekopdracht naar een specifiek IP-adres uit. Om een IP-adres toe te voegen, voert u het IP-adres in in het veld "IPadres" en klikt u op de knop [Toevoegen]. Om een IP-adres uit de lijst te verwijderen, klikt u op het IP-adres en selecteert u de knop [Verwijderen]. Zoeken op IP-bereik U kunt een bereik voor IP-adressen opgeven om te zoeken naar alle apparaten met een IP-adres binnen dat bereik. Voer het start-IP-adres en het eind-IP-adres in en klik op de knop [Toevoegen]. Om een IP-adresbereik uit de lijst te verwijderen, klikt u op het IPadresbereik en selecteert u de knop [Verwijderen].
INHOUD
23
Subnet afzoeken U kunt een subnetmasker en een IP-adres opgeven om te zoeken naar alle apparaten op het netwerk met dat subnetmasker en IP-adres. In dit scherm worden het subnetmasker en het IP-adres van de computer waarop SRDM is geïnstalleerd opgeslagen als zoekdoel en in de lijst ingevoerd. Voer bij "Een IP-adres op subnet" het IP-adres in van het subnet dat moet worden doorzocht, selecteer het subnetmasker en klik op de knop [Toevoegen]. Om een subnetmasker en een IP-adres uit de lijst te verwijderen, klikt u op het IP-adres en selecteert u de knop [Verwijderen].
SNMP-detectie-instelling SNMPv1 De standaardcommunitynaam is "public". Als echter niet "public" als Get string wordt ingesteld voor de doelapparaten, voer dan de SNMP-Getcommunity-naam in en klik op de knop [Toevoegen]. SNMPv3 Om apparaten te zoeken die SNMP3 gebruiken, selecteert u het selectievakje [Detectie via SNMPv3 inschakelen], voert u de "Certificaatnaam" (maximaal 256 tekens), "Gebruikersnaam" (maximaal 8 teken) en "Authenticatiesleutel" (ten minste 8 tekens) in en klikt u op de knop [Toevoegen].
Een subnet wordt geïdentificeerd door een masker en een IP-adres dat in dat subnet omvat zit. U kunt de laatste twee octetten van het subnetmasker selecteren voor het subnet en vervolgens een IP-adres in het subnet invoeren.
Wanneer SNMPv3 ingeschakeld is, voert SRDM de zoekopdracht als volgt in: 1. SRDM zoekt apparaten die de SNMPv1-instellingen gebruiken. 2. SRDM gebruikt SNMPv3 om te zoeken naar apparaten die niet konden worden gevonden met behulp van SNMPv1 (enkel Sharp-apparaten kunnen via SNMPv3 worden gedetecteerd).
Geblokkeerde apparaten IP-adressen of bereiken van IP-adressen kunnen zo worden opgegeven, dat die IP-adressen worden uitgesloten van de zoekopdracht. Apparaten met de opgegeven IP-adres zullen niet in de zoekresultaten worden opgenomen. Zo wordt de zoektijd korter wanneer er apparaten met specifieke IP-adressen (of bereiken van adressen) zijn die duidelijk niet door SRDM worden beheerd. Voer de IP-adressen of bereiken van IP-adressen in die u wilt uitsluiten en klik op de knop [Toevoegen]. Om een IP-adres of een bereik van adressen uit de lijst te verwijderen, klikt u op het IP-adres of het IP-adresbereik en selecteert u de knop [Verwijderen].
INHOUD
Geplande detectie U kunt plannen welke zoekopdrachten u wilt laten plaatsvinden. Indien er niet regelmatig apparaten aan uw netwerk worden toegevoegd, kunt u een planning instellen op basis van uw behoeften, bijvoorbeeld één keer per week. Selecteer het selectievakje [Geplande detectie inschakelen] en stel de zoekfrequentie en de startdatum en –tijd in. Zoekopdrachten worden uitgevoerd met het interval ingesteld bij "Herhalingsinterval" vanaf de datum en het tijdstip ingesteld bij "Detectie starten op".
24
Gebruikersbeheer Beheerders kunnen worden toegevoegd en opgeslagen informatie kan worden bewerkt bij [Gebruikersbeheer]. Wanneer de aanmelding gebeurt met gebruikersinformatie die hier wordt opgeslagen, kunnen alle SRDM-functies worden gebruikt.
Gebruikersinformatie bewerken Klik in de gebruikerslijst op de gebruikersnaam die u wilt bewerken. Het bewerkingsscherm verschijnt. Bewerk de informatie en klik op de knop [OK] om uw wijzigingen toe te passen. De gebruikersinformatie van de standaardbeheerder van SRDM (Standaard Geavanceerd) kunnen ook worden bewerkt.
Een beheerder verwijderen Selecteer het selectievakje van de gebruiker die u uit de gebruikerslijst wilt verwijderen en klik op de knop [Gebruikers verwijderen]. De standaardbeheerder van SRDM (Standaard Geavanceerd) kan niet worden verwijderd.
De gebruikerslijst exporteren naar een bestand in CSVformaat / importeren vanuit een bestand De weergegeven informatie kan als bestand in CSV-formaat worden geëxporteerd door op de knop [Opslaan als CSV] onderaan op het scherm te klikken. Indien u een groot aantal gebruikers nodig hebt, kunt u de gebruikers aan een geëxporteerd CSV-bestand toevoegen en dat vervolgens importeren. Klik op de knop [Bladeren] onderaan in de gebruikerslijst, selecteer het CSV-bestand en klik op de knop [Importeren van CSV]. Wanneer gebruikers aan het CSV-bestand worden toegevoegd, moet met de volgende punten rekening worden gehouden: Bij "Login Role" voert u "AdvancedUser" in. Bij "OperationPanel Permission" voert u "TRUE" in om externe bediening mogelijk te maken of "FALSE" om externe bediening te verbieden.
Een beheerder toevoegen 1. Klik op de knop [Gebruiker toevoegen]. 2. Voer de vereiste gebruikersinformatie in. De "Aanmeldingsnaam" en het "Wachtwoord" worden gebruikt om op SRDM in te loggen. (Pagina 5) "Rol" is alleen [Geavanceerde gebruiker]. Indien het vinkje bij [Toestaan] bij "Externe bediening" wordt verwijderd, zal de gebruiker de functie voor externe bediening niet kunnen gebruiken. Wanneer de aanmelding gebeurt met behulp van deze gebruikersinformatie, zal de knop [Externe bediening] niet verschijnen in het scherm met apparaateigenschappen. (Pagina 12) 3. Klik op de knop [OK].
INHOUD
25
Netwerkinstellingen De instellingen van de e-mailserver en de SNMP-instellingen worden geconfigureerd in het scherm [Netwerkinstellingen]. Als u klaar bent met het configureren van de instellingen, klikt u op de knop [Opslaan].
E-mail (SMTP) Om waarschuwingen en meldingen van de verdeling van stuurprogramma's per e-mail te ontvangen, zijn SMTP-instellingen noodzakelijk. Voer het adres van uw SMTP-server in bij "Mailhost (SMTP)". Om te controleren of de ingevoerde SMTP-server geldig is, klikt u op de knop [Mailhost controleren]. Bij "Van-adres" voert u een adres in dat kan worden gebruikt als de verzender van e-mailmeldingen van SRDM. Indien SMTP-authenticatie plaatsvindt, selecteert u het selectievak [De emailserver vereist toegangsauthenticatie] en voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
SNMP retry en time-out De instellingen voor de time-out en het aantal nieuwe pogingen voor SNMP kunnen worden geconfigureerd.
INHOUD
26
Statusinstellingen Bij [Statusinstellingen] kan de weergave van de apparaatstatus (fout/waarschuwing/normaal) worden gewijzigd voor wanneer zich een beheerder aangemeld heeft en voor groepsweergave in de status. Om de instellingen te wijzigen, klikt u op de knop [Instellingen wijzigen] bij "Statusinstelling" of "Automatische groepsfiltercriteria", verwijdert u het vinkje bij [Standaardinstelling gebruiken] en geeft u de statusinstelling voor elk item op. Als u klaar bent met het configureren van de instellingen, klikt u op de knop [OK].
Statusinstelling De statusweergave van apparaten kan worden gewijzigd voor beheerders. De statusweergave wanneer een aanmelding niet is gebeurd (gast: algemene gebruiker) kan niet worden gewijzigd vanuit de standaardinstelling. Deze instelling kan zo worden geconfigureerd, dat verschillende statussen (fout/waarschuwing/normaal) kunnen worden weergegeven voor beheerders en voor algemene gebruikers.
Automatische groepsfiltercriteria Dit wordt toegepast op apparaten die deel uitmaken van automatische groepen van de groepsfunctie. Raadpleeg "Apparaten in groepen beheren" op pagina 10 voor informatie over automatische groepen. Om na het wijzigen van de instellingen terug te keren naar de standaardinstellingen, selecteert u het selectievakje [Standaardinstelling gebruiken] en klikt u op de knop [OK].
INHOUD
27
NL4