Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012 MODINT/VNTF Zeist, 2010
Pagina 1/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
1
INLEIDING EN LEESWIJZER...................................................................................................................3
2
ACHTERGRONDEN ....................................................................................................................................4 2.1 2.2 2.3
TERUGBLIK OP MJA1 EN MJA2................................................................................................................4 OMGEVING EN FACTOREN .........................................................................................................................6 ONTWIKKELINGEN EN KANSEN RELEVANT VOOR ENERGIEBESPARING ......................................................8
3
OMVANG VAN HET ENERGIEVERBRUIK ...........................................................................................9
4
POTENTIEEL KANSRIJKE OPTIES ......................................................................................................10 4.1 4.2 4.3 4.4
5
INLEIDING ...............................................................................................................................................10 PROCESEFFICIENCY .................................................................................................................................11 DUURZAME ENERGIE ...............................................................................................................................12 KETENEFFICIENCY ..................................................................................................................................13
SAMENVATTING DOELSTELLINGEN.................................................................................................15 5.1 5.2
6
DOELSTELLINGEN UIT DE EEP’S .............................................................................................................15 AANVULLENDE AMBITIE BRANCHE .........................................................................................................16
BEOOGDE ACTIVITEITEN EN RESULTATEN...................................................................................18 6.1 6.2 6.3 6.4
GEPLANDE ZEKERE MAATREGELEN .........................................................................................................18 VOORWAARDELIJK UIT TE VOEREN MAATREGELEN .................................................................................18 GEPLANDE ACTIES MET BETREKKING TOT DE ONZEKERE MAATREGELEN ................................................19 INSPANNINGEN BRANCHEVERENIGING ....................................................................................................20
7
SPECIFIEKE VOORWAARDEN..............................................................................................................22
8
TAAKVERDELING ....................................................................................................................................23 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
9
DE BRANCHE ...........................................................................................................................................23 ONDERZOEK EN ONTWIKKELING .............................................................................................................23 AGENTSCHAP NL ....................................................................................................................................23 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN .................................................................................................23 ROL VAN HET BEVOEGD GEZAG ...............................................................................................................23
TIJDSCHEMA - PROGRAMMA VAN UITVOERING..........................................................................24 9.1 9.2
10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5
INLEIDING ...............................................................................................................................................24 GEPLANDE ACTIES VOOR DE PERIODE 2009-2012 ...................................................................................24 MONITORING ........................................................................................................................................26 PIJLER 1: PRODUCTIEPROCES ..................................................................................................................26 PIJLER 2: KETENPROJECTEN ....................................................................................................................26 PIJLER 3: DUURZAME ENERGIE................................................................................................................26 RAPPORTAGE ..........................................................................................................................................27 VERSCHIL MET EERDERE WIJZE VAN MONITOREN....................................................................................28
BIJLAGE 1: LIJST VAN DEELNEMENDE BEDRIJVEN AAN DE MJA 3................................................29 BIJLAGE 2:
DOELSTELLING ENERGIEBESPARING VOOR DE PERIODE 2004-2008 ................30
BIJLAGE 3:
DOELSTELLING ENERGIEBESPARING VOOR DE PERIODE 2001-2004 ................31
Pagina 2/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
1
Inleiding en leeswijzer
De Vereniging van Nederlandse Tapijtfabrikanten (VNTF) heeft zich aangesloten bij de MJA3 om een bijdrage te leveren aan het verhogen van de energie efficiency in deze bedrijfstak in de periode 20092020. De VNTF was reeds deelnemer aan MJA2 en MJA1 (sinds 1996). Voor de periodes 2001-2004 en 2005-2008 zijn sector meerjarenplannen energie-efficiencverbetering opgesteld en goedgekeurd. Voor u ligt het sector meerjarenplan energie-efficiencyverbetering voor de periode 2009-2012. Hoofdstuk 2 beschrijft de achtergrond van de totstandkoming van dit meerjarenplan. De tapijtindustrie in Nederland telt ca. 16 productiebedrijven (11 daarvan lid VNTF) waarvan op 1 januari 2009 13 bedrijven deelnemen aan de MJA (10 VNTF leden). Hoofdstuk 3 gaat in op de omvang van het totale energieverbruik van de deelnemende bedrijven. Onderstaande figuur links geeft schematisch weer waaraan een gemiddeld tapijtbedrijf zijn ingekochte energie gebruikt. De figuur rechts geeft schematisch aan wie in een gemiddelde productieketen van een tapijtbedrijf hoeveel energie gebruikt. Verdeling energiegebruik tapijtbedrijf
Overige 5% Gebouwen en utilities 22%
Vervendrukken 27%
Transport naar klant 5% Tapijtproduktie 17% Vezelextrusie 12%
Tapijtvorming 8% Backen 38%
Figuur 1.1:
Verdeling energiegebruik tapijt produktieketen
Grondstofproduktie 66%
Percentuele verdeling van het energieverbruik per type activiteit binnen de tapijtbedrijven (links) en per speler in de productie-keten van tapijt (rechts)1
De VNTF wil ook voor de periode 2009-2020 een belangrijke bijdrage leveren aan de verhoging van de energie-efficiency in de eigen branche. Het besparingspotentieel voor de periode 2009-2012 bedraagt nu op grond van de aggregatie van de individuele Energie efficientieplannen (EEP’s): • 9,9% proces efficiency, waarvan 1,9% zeker, 6,6% voorwaardelijk en 1,4% onzeker • 9,1% duurzame energie, waarvan 0,0% zeker, 1,8% voorwaardelijk en 7,3% onzeker • 12,0% keten efficiency, waarvan 5,2% zeker, 6,8% voorwaardelijk en 0,0% onzeker. In hoofdstuk 4 worden de potentieel kansrijke opties genoemd om deze energiebesparingen te realiseren. In hoofdstuk 5 worden de doelstelling voor de te behalen energiebesparingen weergegeven en in hoofdstuk 6 de acties beschreven om die te realiseren. In hoofdstuk 7 worden randvoorwaarden voor dit meerjarenplan besproken. Het betreft onder andere het behoud van de concurrentiekracht en politieke steun, en in hoofdstuk 8 komt de taakverdeling tussen de branche en de overheid aan bod. In hoofdstuk 9 komt het programma van uitvoering aan bod met daarin het beoogde tijdschema. Tot slot komt in hoofdstuk 10 de energiemonitoring aan de orde. 1
Bron: Sectormeerjarenplan energie-efficiency verbetering van de Vereniging van Nederlandse Tapijt Fabrikanten voor de periode 2001 tot en met 2004 (met een uitkijk naar 2012), november 2002
Pagina 3/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
2
Achtergronden
2.1
Terugblik op MJA1 en MJA2
De VNTF is in 1996 toegetreden tot de meerjaren afspraken energie-efficiency. In de periode 1996-2000 heeft de branche zich het ambitieuze doel gesteld om 20% energie efficiency verbetering te bereiken. Gerealiseerd is uiteindelijk een verbetering van 18,5%. Dit is geheel gerealiseerd door binnen de bedrijven efficiënter met de ingekochte energie om te gaan. Voor de periode 2001-2004 gingen ook energiebesparingen in de keten meetellen. Hier had de branche hoge verwachtingen van, vooral van het potentieel van recycling van tapijt. Daarom werd het ambitieuze doel gesteld om 24,0% totale energie-efficiency verbetering te realiseren 2. Gerealiseerd is een verbetering van 22,7%. Dit werd gerealiseerd door binnen de bedrijven 11,3% efficiënter met de ingekochte energie om te gaan, door 10,6% energie-efficiency winst in de keten (door recycling van productieafvallen) te realiseren en 0,8% duurzame energie in te kopen. De branche scoorde hiermee het best van alle aan de MJA deelnemende branches. Voor de periode van 2005-2008 achtte de branche een totale energie-efficiency verbetering van 13,8% zeker mogelijk en werd de ambitie gesteld op 20,7% 3. Gerealiseerd is een verbetering van 16,4%. Binnen de bedrijven werd weliswaar 1,6% minder efficient met de ingekochte energie omgegaan, maar er werd voor 10,2% duurzame energie ingekocht en 7,8% energie-efficiency winst in de keten gerealiseerd. De branche scoorde hiermee wederom het beste van alle aan de MJA deelnemende branches. De ontwikkeling van de energie-efficiëncies van de branche is schematisch weergegeven in onderstaande grafiek.
Ontwikkeling efficiency-indices tussen 1998 en 2008 100.00 90.00 80.00 70.00 60.00 50.00 40.00 1998
2000
2001
2002
2003
2004
EEI
DEI
EPI
2005
2006
2007
2008
TEEI
Figuur 2.1: Ontwikkeling van de efficiency-indices gedurende de MJA2. (bron: voortgangsrapportage MJA –energie efficiency tapijtindustrie, verslagjaar 2008).
2
Hierbij is de ambitie op het gebied van recycling van gebruikt tapijt niet meegenomen (deze maakt immers geen deel uit van de productie-keten). In bijlage 3 is uitgelegd hoe deze doelstelling is opgebouwd. 3 Over deze doelstelling is bij monitoring voortgangsrapportages misverstand ontstaan. In Bijlage 2 is daarom uitgelegd hoe deze doelstelling is opgebouwd.
Pagina 4/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
Van 1996 tot en met 2005 is de efficiëncy van het directe energiegebruik (EEI) elk jaar gemiddeld met 3,5% verbeterd. In 2006 en 2007 is de energie-efficiëncy echter met gemiddeld 0,5% per jaar verslechterd om in 2008 met maar liefst 3,5% te verslechteren. Deze ontwikkeling in 2006-2008 is verbazend, omdat de bij de monitoring gerapporteerde procesefficiency maatregelen een gemiddelde verbetering van de energie-efficiency van 1,7% per jaar aangaven. Deze ontwikkeling kan echter als volgt worden verklaard: • De eerste jaren zijn de vruchten geplukt van de uitvoering van diverse efficiency verhogende maatregelen in een redelijk stabiel economisch klimaat; • In 2006 en 2007 heeft zich een sterke internationale expansie van het lagere marktsegment voltrokken wat het bestaande middensegment deels heeft verdrongen. Hierdoor zijn bestaande producenten in het midden marktsegment naar het hogere marktsegment gegaan, waardoor zij meer energie voor hun productie zijn gaan gebruiken (kortere productieruns en meer machineomstellingen leiden ook onherroepelijk tot efficiencyverliezen). • In 2008 zijn de economische omstandigheden sterk verslechterd, waardoor door productie-uitval efficiencyverliezen zijn ontstaan Van 2001 tot en met 2008 is de keten-efficiency elk jaar gemiddeld met gemiddeld ruim 2,5% per jaar verbeterd. Deze ontwikkeling wordt voornamelijk veroorzaakt door een toenemende aandacht voor het energetisch hoogwaardig laten hergebruiken van tapijt productieafvallen. Van 2005 tot en met 2008 is de duurzame energie efficiency elk jaar met gemiddeld bijna 2,5% per jaar verbeterd. Deze ontwikkeling wordt voornamelijk veroorzaakt doordat steeds meer bedrijven duurzaam opgewekte elektriciteit inkopen. Ten opzichte van 1998 wordt er jaarlijks bijgevolg 486 TJ bespaard. Hiervan is 184 TJ te danken aan verbeteringen in de proces efficiency, 113 TJ wordt gerealiseerd door duurzame energie en 189 TJ door energiebesparingen in de keten en branchebrede projecten. Van de 10 deelnemende bedrijven aan de MJA2 in 2008 voldeden 7 bedrijven aan de eis van het convenant ten aanzien van energiezorg: • 3 deelnemende inrichtingen beschikken over een gecertificeerd ISO 14.001 systeem waarin energiezorg is opgenomen. Zij voldoen daarmee aan de vastgestelde norm voor energiezorg • 4 inrichtingen voldoen op basis van de ingevulde checklist Energiezorg Eén bedrijf is pas toegetreden en heeft nog 2 jaar de tijd om aan de verplichtingen te voldoen. Twee inrichtingen voldoen niet aan de vastgestelde norm voor energiezorg omdat er nog vragen uit de checklist Energiezorg niet positief kunnen worden beantwoord 4. Dit zijn de bedrijven in de branche met het kleinste energieverbruik en het minst aantal medewerkers, die niet voldoende aandacht aan het papierwerk rond energiezorg kunnen besteden. De VNTF heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de bereikte resultaten: • Gebruikersgroepen ‘stomers’, ‘backing’, ‘droog- en geleerovens’ en ‘infra-rood drogen’ zijn met succes uitgevoerd en veel van de resultaten zijn inmiddels geïmplementeerd bij de meeste bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van energiezuiniger aanbrengen van backinglagen en stomers voor het fixeren van kleuren bij het verfproces. • Een haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheden voor recycling van productieafvallen en postconsumer tapijt (in het kader van de Stichting Carpet Recycling Nederland) is succesvol afgerond. De eindconclusie van het rapport was dat energieterugwinning via verbrandingsinstallaties zowel energetisch als milieutechnisch op dit moment nog de beste route is. • Een haalbaarheidsproject op het gebied van transportoptimalisatie is afgrond en heeft aanbevelingen opgeleverd om te komen tot minder kilometers transport. Alle in het meerjarenplan 2004-2008 genoemde acties zijn uitgevoerd. 4
Bedrijven dienen binnen twee respectievelijk drie jaar na toetreding tot de MJA alle 2j- en 3j-vragen uit de checklist Energiezorg positief te kunnen beantwoorden.
Pagina 5/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
2.2
Omgeving en factoren
Nederland is de derde tapijtproducent ter wereld (na de Verenigde Staten en België). Jaarlijks wordt circa 185 miljoen vierkante meter tapijt geproduceerd. Van het geproduceerde tapijt wordt 85% geëxporteerd naar andere EU landen waarbij Engeland en Duitsland de grootste afnemers zijn. De variëteit aan tapijtproducten is groot. Qua product en productietechnisch vormt kamerbreed (productiebreedte 4 of 5 meter) of tapijttegels (productiebreedte 2 m, snijden tot meestal 50x50) en getuft of naaldvilt een belangrijk onderscheid. Tapijttegels zijn vrijwel altijd van een bitumen backing voorzien, kamerbreed meestal latex. Een getufte pool komt in vele variëteiten voor met als basis lussenpool of gesneden pool. Verder bestaat er onderscheid tussen projecttapijt en residentieel tapijt, projecttapijt is veelal laagpolig of naaldvilt en kan zwaarder worden belast. Er zijn bedrijven die zijn gericht op hoge volumes, gespecialiseerde bedrijven die zich richten op de bovenkant van de markt, bedrijven die zich voornamelijk richten op tapijt met een wollen pool of bedrijven die zich volledig richten op bijvoorbeeld schoonloopmatten Bij de Nederlandse tapijtproducenten zijn ongeveer 2500 mensen werkzaam. De loonkosten bedragen 6-8% van de totale kosten bij kamerbreed en 10-35% bij tegels. Nederlandse tapijten bestaan voor bijna 90% uit synthetische garens en ruim 10% natuurlijke garens (vooral wol plus wat katoen, sisal kokos en linnen). De garens zijn verantwoordelijk voor tot 80% van de totale kostprijs van het tapijt. De belangrijkste toeleveranciers van de tapijtindustrie zijn grote internationale chemische bedrijven zoals Invista, DuPont, Rhodia, Solutia, Allied-Signal, Snia Fibres, Sabic, 3M, Dow, Huntsman, Tanatex etcetera.. Binnen de chemische industrie vinden voortdurend herstructureringen plaats waar de tapijtbedrijven op moeten inspelen. Nederlandse tapijtfabrikanten zijn van oudsher sterk in getuft kamerbreed tapijt voor consumenten. De markt voor consumenten heeft de afgelopen jaren terrein verloren aan de harde (laminaat) en gladde (vinyl) vloerbedekking. De neergang van tapijt in de woonkamer lijkt te kenteren. Tapijt heeft nog wel een dominante positie in de slaapkamer. De markt voor vloerkleden en matten voor consumenten is de afgelopen jaren sterk gegroeid, maar heeft in omvang een zeer klein (enkele procenten) aandeel. De laatste jaren is de positie op de outdoor markt (voornamelijk kunstgras voor tennis, voetbal en hockeyvelden) in Nederland sterk gegroeid. Voor de komende jaren wordt nog een jaarlijkse groei van 12% verwacht (zie http://www.eu-syntheticturf.org ). Ook lijkt Nederland te kunnen profiteren van de groei in andere Europese landen. De totale Europese markt beslaat 26 miljoen vierkante meter. Consumenten kopen tapijt vooral via gespecialiseerde detailhandel of bij grote winkelketens. Verkoop via internet is nog beperkt. De detailhandel bestaat uit 3000 tot 3500 winkels. Grote winkelketens bedienen ongeveer 30% van de markt en de verwachting is dat hun aandeel toe zal nemen. De projectenmarkt loopt voor 7% via groothandel, voor 52% via een tussenpersoon (projectontwikkelaar, architect, aannemer) en voor 40% direct tussen tapijtfabrikant en klant. Hiermee onderscheidt de Nederlandse projectmarkt zich sterk van de projectenmarkt in omringende landen. Daar heeft de groothandel een veel sterkere positie. De projectenmarkt is een interessante maar lastige markt. Elk project is uniek en het opbouwen en onderhouden van de relatie en de leverbetrouwbaarheid zijn van essentieel belang. Een belangrijk business aspect, zeker in de projectenmarkt, vormt het thema duurzaamheid. Binnen de Nederlandse tapijtindustrie is door Desso het Cradle-to-Cradle principe tot kernwaarde gemaakt. Bij InterfaceFlor wordt al jaren aan de Mission Zero strategie gewerkt. Overige tapijtbedrijven zijn zich ook aan het oriënteren en oplijnen om duurzaamheid een kernkwaliteit te maken en duurzame producten in de markt te zetten. Overigens blijkt uit studies dat de CO2voetafdruk voor tapijt negatief uitvalt ten opzichte van de houten vloeren (inclusief laminaat). De verenging van de duurzaamheidsdiscussie tot het klimaatdebat wordt door de tapijtsector als een miskenning en
Pagina 6/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
bedreiging ervaren in de concurrentiestrijd met de andere vloertypen. Een nieuw imago-probleem (na stofallegie/astma en stofzuigen/reinigen) ligt daarbij op de loer. De tapijtindustrie is vastberaden – mede via het routekaart traject – om die negatieve imago issues op overtuigende wijze te keren met een uitstekende performance op stofafvang en verwijdering en met het ontwikkelen van gesloten kringlopen van materialen waarmee de CO2-voetafdruk stekt wordt gereduceerd (75-90%). Ook de tapijtindustrie is sinds 2008 niet ontkomen aan de crisis. Met een teruggang in de laatste maanden van 10-20% in productie daalde de jaarproductie tussen de 5-10%. Met name de markt in het belangrijkste exportland Engeland is onder druk komen te staan en de Duitse markt vertoont blijvend een duidelijke neerwaartse lijn. Met een exportquote van zo’n 85% is de invloed van buitenlandse markten groot. De afhankelijkheid van grondstofprijzen, gekoppeld aan aardolie, blijft met de sterke fluctuaties in aardolieprijzen een belangrijke onzekere kostenfactor voor de sector. Het jaar 2009 is wederom een economisch zwak jaar geworden met grofweg 20% krimp. De sector wacht met spanning af wat de tapijtmarkten gaan doen, zowel in binnen- en buitenland als op de projecten en residentiële markt. In verband met die laatste onderverdeling is het vooral afwachten wat de markten voor kantoren en woningbouw gaan doen. Een krimpende nieuwbouwmarkt betekent rechtstreeks een verminderde vraag naar vloerbedekking in algemene zin. Ook een vermindering van de huizenverkoop en dus van verhuizingen, is nadelig voor de vraag in de residentiële markt. In hoeverre dat kan worden gecompenseerd door de vervangingsvraag is onzeker, maar zeker niet toereikend om de markt op peil te houden. De sector houdt vooralsnog rekening met een blijvende krimp in productie (t.o.v. voor de economische teruggang), waarbij de vraag is hoeveel en voor hoe lang.
Pagina 7/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
2.3
Ontwikkelingen en kansen relevant voor energiebesparing
2.3.1 Ontwikkelingen Voor de toekomst van de energie-efficiency is het allereerst belangrijk dat de marktomstandigheden verbeteren. Hierin spelen zaken een rol als de algemene economische ontwikkelingen in Europa, de positie van tapijt ten opzichte andere vloerbedekkingen en de marktacceptatie van nieuw ontwikkelde tapijtproducten. Dit stelt bedrijven in staat om hun productieapparaat economisch in te zetten, om nieuwe energie-efficiente technieken in te voeren, om duurzaam opgewekte elektriciteit in te kopen en om de productie- en productketen verder te verduurzamen. Het is van belang dat de tapijtindustrie zich blijft ontwikkelen. Daarvoor zijn nieuwe processen nodig waarmee nieuwe producten gemaakt kunnen worden. De ontwikkeling van duurzame processen en producten vormt voor de tapijtindustrie een deel van de ambitie van de branche op het gebied van energiebesparing. Ook wordt de mogelijkheid om flexibel te produceren (korte metrages in korte tijd) steeds belangrijker om een goede partner te blijven voor afnemers. Daarnaast zullen er steeds strengere eisen gesteld worden aan de milieubelasting en grondstoffenverbruik van de productie en de producten.
2.3.2 Kansen Kansen voor de toekomst liggen er op de volgende punten: • Het energie-efficienter en flexibeler maken van de eigen productie: o Verdere ontwikkeling en introductie van energie-efficiënte en flexibele productiemethoden, waarin onder andere watervrij backen en infrarood verwarming een rol kunnen spelen o Verbeteren van hergebruik van restwarmte van productiemachines o Verduurzaming van de verlichting in de bedrijven • Gebruik van duurzaam opgewekte energie: o Inkoop van duurzaam opgewekte elektriciteit o Daken ter beschikking stellen voor producenten van duurzame energie • Verduurzaming van de productieketen: o De verduurzaming van de inkoop van grondstoffen o De verduurzaming van het transport o Het vinden van hoogwaardiger hergebruikmogelijkheden voor productie tapijtafval. o Verduurzamen van de tapijtproductie via het cascademodel, een verlaging van de ecologische footprint en eventueel energiegebruik met een factor 4-10 in 2030 staat daarbij voor ogen. • Verduurzaming van de productketen. Tapijtontwerpen worden in toenemende mate op specifieke consumentenwensen en trends afgestemd. Ontwikkelingen rond het thema duurzaamheid spelen hierbij in toenemende mate een positief onderscheidende rol met name in de projectmarkt, maar ook in de woonmarkt. De volgende concrete plannen zijn geformuleerd in de Voorstudie Tapijt: o Versterking van het temperatuurcomfort (consumenten wensen steeds meer een vloerbedekking die bijdraagt aan een behaaglijk binnenklimaat en een lage energierekening voor de verwarming van de woning of het kantoor) o Verbeteren reinigbaarheid intrinsiek (productontwerp) en door middel van effectiever stofzuigers of andere stofverwijderingsmethoden en natte reiniging (tevens gericht op verlagen energieverbruik voor onderhoud) o Levensduurverlenging door hergebruiken van tapijt, eventueel middels verwisselbare tapijtpool (‘vaste’ backing/ondervloer).
Pagina 8/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
3
Omvang van het energieverbruik
Onderstaande grafiek geeft het verloop van het energieverbruik aan van de aan de MJA deelnemende tapijt fabrikanten over de periode 1998-2008. Tevens is het verloop van de productie-index weergegeven. 115
1200
110
800 105 600 100 400 95
200
90
0 1998
2004 Aardgas
Figuur 3.1:
Productieindex
Energieverbruik (TJ)
1000
2005 Elektra
2006
2007
2008
Productieindex
Verloop van het totale energieverbruik en de productie-index over de periode 1998-2008
Het referentie energiegebruik van de tapijt fabrikanten samen die toegetreden zijn tot de MJA3 en een EEP2009-2012 hebben ingediend is 0,89 PJ per jaar. Nieuwe toetreder Bewe te Genemuiden/Hasselt zal in de loop van 2010 een EEP indienen, waardoor het totale referentie energieverbruik van alle deelnemende tapijtbedrijven richting de 1 PJ zal gaan. Met deze toetreding is vrijwel het volledige energieverbruik van VNTF onder het MJA convenant gebracht. Van de totale productie in Nederland is de dekking van de MJA deelnemers ca. 75%.
Pagina 9/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
4
Potentieel kansrijke opties
4.1 Inleiding Voor de periode 2009-2012 zijn door de deelnemende bedrijven energie efficiëntieplannen (EEP’s) opgesteld. Het totale referentie energieverbruik van de bedrijven die een EEP hebben ingediend, bedraagt 0,89 TJ. Bij het opstellen van de EEP’s zijn de bedrijven ondersteund door een externe adviseur. Daarnaast waren er ook weer lijsten met generieke maatregelen en branche specifieke maatregelen geactualiseerd op basis van de monitoringresultaten en aangevuld door experts. Het totaal van de in die plannen genoemde besparingsopties vormt de basis voor de besparingsmaatregelen die in dit meerjarenplan worden opgesomd. Daarnaast heeft de branchevereniging een aantal besparingsopties gedefinieerd die meer strategisch van aard zijn en het individuele bedrijfsbelang overschrijden. Bij het formuleren van de besparingsmaatregelen in de energiebesparingsplannen (EEP’s) van de deelnemende tapijtbedrijven is een door Agentschap NL voorgeschreven indeling gehanteerd, waarin de besparingsmaatregelen in drie categorieën zijn onderverdeeld : • Proces-efficiency: dit zijn maatregelen op het gebied van : o energiezorg o good housekeeping o energiebesparingsprojecten in het proces o energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen o strategische projecten • Duurzame energie o fotovoltaïsche zonne-energie o zonthermische energie (zonneboilers) o windenergie o getijdenenergie o waterkracht o warmtepompen o warmte- en koudeopslag bodem o energie uit afval en biomassa o inkoop van groene stroom • Ketenefficiency o Productie-keten (toelevering en productie) o Product-keten (productgebruik en afdanking) De maatregelen zoals opgenomen in het EEP bezitten een bepaalde slagingskans die afhankelijk is van uiteenlopende factoren (technische, financiële, bedrijfsculturele, e.d.). Bij het indelen van de maatregelen naar zeker, voorwaardelijk en onzeker zijn de volgende criteria gehanteerd: • zekere maatregelen: deze categorie maatregelen wordt zonder voorbehoud uitgevoerd. De terugverdientijden (TVT) van deze maatregelen zijn in het algemeen kort (minder dan vijf jaar). • voorwaardelijke maatregelen: deze maatregelen worden uitgevoerd mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden kunnen van technische, economische, organisatorische, strategische of andersoortige aard zijn. • onzekere maatregelen: voor deze categorie maatregelen geldt dat een nadere studie vereist is, voordat een uitspraak gedaan kan worden over de haalbaarheid van de maatregel. Het onderzoek kan betrekking hebben op de technische inpasbaarheid, de kosten-/batenverhouding en de invloeden van de maatregelen op de kwaliteit van het product en productieomgeving.
Pagina 10/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
4.2
Procesefficiency
4.2.1 Energiezorg en good housekeeping Alle bedrijven dienen een energiezorgsysteem conform Agentschap NL-referentie in te voeren. Bedrijven dienen binnen twee respectievelijk drie jaar na toetreding tot de MJA alle 2j- en 3j-vragen uit de checklist Energiezorg positief te kunnen beantwoorden. 7 bedrijven voldoen hier al aan. De overige bedrijven hebben de ambitie om hieraan te gaan voldoen. Met een energiezorgsysteem kunnen (onder andere) eventuele afwijkingen in het energiegebruik tijdig door operators geconstateerd worden en kan actie worden ondernomen (monitoring & targeting). 4.2.2 Energiebesparingsprojecten in het proces In deze categorie worden maatregelen opgenomen die een vergroting van de procesefficiency tot gevolg hebben. In veel gevallen komt dit neer op optimalisaties van bestaande processen, faciliteiten en accommodatie, zoals dat ook reeds in de afgelopen MJA-periode het geval was. Het verbeteren van bestaande processen blijft ook in de MJA3 een van de belangrijke opties. Op dit punt zijn gebruikersgroepen vaak een succesvol instrument gebleken, omdat ze de kennisoverdracht en het uitwisselen van ervaringen tussen bedrijven stimuleren. Gebleken is dat hiermee de snelheid kan worden verhoogd waarmee bewezen nieuwe technieken worden geïmplementeerd. Uit voorgaande MJA-perioden blijkt dat vervangingsinvesteringen een belangrijke bron zijn van energiebesparing. Bij de ontwikkeling van machines worden in de regel steeds meer energiebesparende maatregelen doorgevoerd, zoals een betere procesregeling en een verhoogde isolatie, hetgeen overigens ook van belang is voor arbo- en veiligheidsaspecten. 4.2.3 Energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen Het optimaliseren van accommodatie en faciliteiten zal naar verwachting ook in de MJA3 gecontinueerd worden. Wel moet bedacht worden dat optimalisaties of investeringen meestal pas doorgevoerd worden wanneer de betreffende faciliteit aan vervanging toe is. Verhuizingen of verbouwingen zijn bij uitstek geschikte momenten om de accommodatie en faciliteiten goed af te stemmen op de energiehuishouding. 4.2.4 Strategische projecten Het is van belang dat de tapijtindustrie zich blijft ontwikkelen. Daarvoor zijn nieuwe processen nodig waarmee nieuwe producten gemaakt kunnen worden. De ontwikkeling van alternatieve processen en technieken vormt voor de tapijtindustrie een deel van de ambitie van de branche op het gebied van energiebesparing. Ook wordt de mogelijkheid om flexibel te produceren (korte metrages in korte tijd en afwijkende of zelfs variabele breedte ‘op maat’) steeds belangrijker om een goede partner te blijven voor afnemers. Gezien het innovatieve karakter van de besparingsopties die worden voorzien en het prille stadium waarin de ontwikkelingen daarvan vaak verkeren, zal een forse inspanning nodig zijn om de voorgenomen maatregelen tot een succes te maken. Ook gaat het om reeds bestaande technieken die hun weg binnen de tapijtindustrie nog moeten vinden, zoals latex- en watervrije backingtechnieken.
Pagina 11/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
4.2.5
Besparingspotentieel op basis van de EEP’s
Tabel 4.1:
Samenvatting besparingspotentieel procesefficiency maatregelen op basis van de EEP’s
Proces Efficiency Energiebesparing
Zeker
Voorwaardelijk
Onzeker
Totaal
(GJ)
(GJ)
(GJ)
(GJ)
Energiebesparingsprojecten in het proces
8 662
43 073
4 940
Energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen
6 396
12 475
7 271
Energiezorg en good houskeeping maatregelen
1 096
-
-
Strategische projecten
1 016
3 159
-
17 170
58 707
12 211
88 088
19%
67%
14%
100%
Subtotaal PE
4.3
Duurzame energie
4.3.1 Zonne-energie Bij zonne-energie moet onderscheid gemaakt worden tussen het direct opwekken van elektrische energie door middel van fotovoltaïsche cellen (PV) en het verkrijgen van thermische energie door het opwarmen van water. De kosten voor elektrische energie zijn relatief hoog. Verwacht mag worden dat de kosten zullen dalen maar onbekend is wanneer deze in de buurt komen van die van conventionele opwekking. Het verkrijgen van thermische energie in de vorm van opgewarmd water is financieel gezien iets gunstiger, maar het probleem in de tapijtindustrie is dat er al een overschot is aan laagwaardige thermische energie in de vorm van opgewarmd proceswater. 4.3.2 Windenergie Windenergie biedt in bepaalde gebieden van Nederland aanzienlijke mogelijkheden. Voor de tapijtindustrie zijn deze mogelijkheden in het algemeen beperkt, omdat tapijtbedrijven veelal in bebouwde omgeving zijn gevestigd. Getijdenenergie – waterkracht. Deze opties zijn om voor de hand liggende redenen niet van toepassing voor de tapijtindustrie. 4.3.3 Warmtepompen – warmte- en koudeopslag De bestaande mogelijkheden voor hergebruik van warmte zijn nog niet uitgeput, maar een belangrijk knelpunt bij toepassing vormt het feit dat teruggewonnen warmte lang niet altijd nuttig kan worden ingezet. Een concrete optie zijn warmtewisselaars op spanramen en drogers. Meer geavanceerde technieken als warmtepompen en warmteopslag komen vermoedelijk later aan bod en worden buiten de tapijtindustrie verder ontwikkeld. 4.3.4 Energie uit afval Op grote schaal wordt al in de tapijtindustrie energie benut uit productieafvalstromen. De inzet van tapijtafval als secundaire brandstof in de cementindustrie zal naar verwachting worden uitgebreid met post-consumer afval. Decentrale energiebenutting is vooralsnog geen zoekrichting, tenzij op het vlak van pyrolyse kleinschalige mogelijkheden zich voordoen. 4.3.5 Inkoop van groene stroom Inkoop van duurzame energie in de vorm van ‘groene’ stroom is interessant voor bedrijven die zich als voorstander van duurzaam produceren willen profileren. Bovendien zijn de kosten hiervan doorgaans niet of nauwelijks hoger dan die van ‘gewone’ stroom. Ongeveer één derde van de MJA deelnemers maakt hiervan gebruik. Deze optie vormt dan ook een belangrijk deel van het duurzame besparingspotentieel. De kosten verbonden aan apparatuur voor de opwekking van duurzame energie zijn vooralsnog in het algemeen te hoog voor economische toepassing in de tapijtindustrie. Partijen buiten de tapijtindustrie
Pagina 12/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
zullen de technologie verder moeten verbeteren, waarna alsnog bekeken kan worden of deze vorm van energie op enige schaal van betekenis kan worden ingezet. 4.3.6
Besparingspotentiëel op basis van de EEP’s
Tabel 4.2:
Samenvatting besparingspotentieel duurzame energie op basis van de EEP’s
Duurzame Energie
Zeker
Voorwaardelijk
Onzeker
Totaal
(GJ)
(GJ)
(GJ)
Fotovoltaïsche zonne-energie
-
-
12 150
Ingekochte duurzame energie
-
16 192
52 499
subtotaal DE
-
16 192
64 649
80 841
20%
80%
100%
4.4
(GJ)
Ketenefficiency
4.4.1 Productieketen In deze paragraaf worden de energiebesparende maatregelen besproken die buiten het eigen bedrijf gerealiseerd kunnen worden in de gehele productiefase van het tapijt. 4.4.1.1 Materiaalbesparing De materiaalbesparing maatregelen richten zich op het zuiniger omgaan met grondstoffen door: - inzet van hergebruikte materialen als grondstoffen; - met minder grondstoffen een gelijkwaardig eindproduct maken; - een beter product met langere levensduur maken met gelijke grondstoffen; 4.4.1.2 Optimalisatie van (gedeeltelijke) productafdanking De maatregelen op het gebied van (gedeeltelijke) productafdanking richten zich primair op het beter scheiden van productieafvallen zodat deze beter kunnen worden aangeboden voor herverwerking. 4.4.1.3 Verbetering van de proces-efficiency buiten de inrichting Een verdergaande concentratie van de activiteiten in de tapijtindustrie is een optie om tot een verdere besparing van energie te komen. De weerstand tegen de maatregelen met betrekking tot duurzame bedrijventerreinen in samenwerking met andere bedrijven is hoog, omdat: - er scepsis bestaat omtrent de financiële haalbaarheid; - er onduidelijkheid is over de verdeling van verantwoordelijkheden met betrekking tot de gemeenschappelijke faciliteiten. 4.4.1.4 Optimalisatie van transport, logistiek en ketens De optimalisatie van de interne logistiek van een productiebedrijf maakt in principe onderdeel uit van de proces-efficiency maatregelen, tenzij er sprake is van substantiële vermindering van het verbruik van niet bij de bedrijfs-energiemonitoring meegenomen energiedragers (zoals benzine en diesel voor transportvoertuigen). Extern transport vindt plaats van grondstofleverancier naar tapijtindustrie en van tapijtindustrie naar de klant. Op dit moment is het externe transport richting groot-/detailhandel reeds geconcentreerd bij een beperkt aantal vervoerders. Hierdoor wordt reeds een optimalisatieslag gemaakt. De mogelijkheden voor transportpooling kunnen verder worden vergroot door regiomagazijnen, dambordplanning en flexibilisering van bestel/levertijden, dit wordt nader uitgewerkt in een ‘duurzame logistiek’ programma.
Pagina 13/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
4.4.2 Productketen Productketen maatregelen richten zich op energiebesparingen die buiten het eigen bedrijf gerealiseerd kunnen worden tijdens de gebruiksfase en afdankfase van het gebruikte tapijt. Er zijn in de EEP’s van de bedrijven echter geen maatregelen opgenomen op het gebied van de productketen. 4.4.3
Besparingspotentiëel op basis van de EEP’s
Tabel 4.3:
Samenvatting besparingspotentieel ketenefficiency op basis van de EEP’s
Ketenefficiëncy
Zeker
Voorwaardelijk
Onzeker
Totaal
(GJ)
(GJ)
(GJ)
(GJ)
36 620
26 071
-
62 691
Optimalisatie van afdanking productieafval
6 435
34 894
-
41 329
Verbetering proces efficiency buiten inrichting
2 889
-
-
2 889
Subtotaal Productieketen
45 944
60 965
-
106 909
Productketen maatregelen
-
-
-
-
45 944
60 965
-
106 909
43%
57%
Productieketen maatregelen Materiaalbesparing
Totaal ketenmaatregelen
Pagina 14/31
100%
5
Samenvatting doelstellingen
5.1 Doelstellingen uit de EEP’s Het totale energieverbruik in 2008 van de tapijtindustrie die een EEP hebben ingediend bedroeg 0,89 PJ. De totale besparingsdoelstelling op basis van zekere en voorwaardelijke maatregelen is 22%. Dit betreft de sommatie van de besparingspotentiëlen van alle zekere en voorwaardelijke maatregelen uit de EEP’s. Een overzicht van het besparingspotentieel binnen de maatregelcategorieën is weergegeven in Tabel 5.1. Tabel 5.1:
Energiebesparingpotentieel op basis van maatregelen uit de EEP’s
Zeker Besparingspotentieel (GJ) Proces Efficiency Energiebesparing Energiebesparingsprojecten in het proces Energiebesparingsprojecten in utilities en gebouwen Energiezorg en good houskeeping maatregelen Strategische projecten
%
Voorwaardelijk Besparingspotentieel
Onzeker Besparingspotentieel
(GJ)
(GJ)
%
Totaal Besparingspotentieel %
(GJ)
Vermeden CO2 uitstoot (ton) Voorwaar%
Zeker
delijk
Onzeker
8,662 6,396 1,096 1,016
1.0% 0.7% 0.1% 0.1%
43,073 12,475 3,159
4.9% 1.4% 0.0% 0.4%
4,940 7,271 -
0.6% 0.8% 0.0% 0.0%
56,675 26,142 1,096 4,175
6.4% 2.9% 0.1% 0.5%
556 411 63 62
2,602 845 202
281 413 -
17,170
1.9%
58,707
6.6%
12,211
1.4%
88,088
9.9%
1,092
3,649
694
Duurzame Energie Fotovoltaïsche zonne-energie Ingekochte duurzame energie
-
0.0% 0.0%
16,192
0.0% 1.8%
12,150 52,499
1.4% 5.9%
12,150 68,691
1.4% 7.7%
-
1,023
906 3,916
subtotaal DE
-
0.0%
16,192
1.8%
64,649
7.3%
80,841
9.1%
-
1,023
4,822
36,620 6,435 2,889
4.1% 0.7% 0.3%
26,071 34,894 -
2.9% 3.9% 3.9%
-
0.0% 0.0% 0.0%
62,691 41,329 2,889
7.1% 4.7% 0.3%
2,587 366 164
1,481 1,982 -
-
45,944
5.2%
60,965
6.9%
-
0.0%
106,909
12.0%
3,117
3,463
-
63,114
7.1%
135,864
15.3%
8.7%
275,838
31.1%
4,209
8,135
5,516
subtotaal PE
Keten Efficiency Productieketen Materiaalbesparing Optimalisatie van (gedeeltelijke) productafdanking Verbetering van proces energie-efficiency (buiten de inrichting) Productketen Subtotaal Ketenefficiency
TOTAAL
Pagina 15/31
76,860
5.2
Aanvullende ambitie branche
De branche neemt de rol op zich om collectieve branchespecifieke activiteiten te organiseren die ertoe leiden dat er voor de bedrijven drempels worden weggenomen dan wel voorwaarden worden vervuld bij het doorvoeren van voorwaardelijke en onzekere maatregelen. Deze rol is onmisbaar om de branchedoelstelling op basis van zekere en voorwaardelijke maatregelen te kunnen realiseren. Bij niet alle voorwaardelijke maatregelen zal echter het vervullen van voorwaarden kunnen worden beïnvloed door bedrijven of de sector (denk aan algemeen investeringsklimaat, bekorten van terugverdientermijnen, technische beschikbaarheid). Het met en voor bedrijven slechten van drempels door technische ontwikkelingen te bevorderen, subsidie daartoe en voor investeringen (helpen) aanboren en demonstratieprojecten van de grond krijgen ter bevordering van de praktische inpasbaarheid van beschikbare technieken vormt de kern van de inspanning van de branche organisatie. Bovendien heeft de VNTF de ambitie om aandacht te vragen voor het energiebesparingpotentieel in de productketen van tapijt. In de Voorstudie Tapijtsector (rapport oktober 2009) worden de volgende opties genoemd hoe productverbeteringen in tapijt zouden kunnen leiden tot energiebesparingen tijdens het gebruik: • Optimalisatie van het temperatuurcomfort van tapijt. Het veel betoogde temperatuurcomfort van tapijt zou middels een lagere thermostaat van 1-2 graden kunnen leiden tot 5-10% besparing op verwarmingsenergie. In de energieketen berekening is zelfs uitgegaan van 14% energiebesparing (zie meerjarenplan 2001-2004). Met 5% energiebesparing wordt in 7,5 jaar een energiewinst van ongeveer 100 MJ per m2 tapijt geboekt 5 • Optimalisatie van de reinigbaarheid van tapijt. Een eerste zeer indicatieve berekening komt erop uit dat er gemiddeld over de levensduur van 7,5 jaar voor het stofzuigen 20-40 MJ per m2 tapijt wordt gebruikt 6. Met een lager stofzuigervermogen in kortere tijd met een beter effect stof verwijderen is een energetisch aantrekkelijke zoekrichting. • Levensduurverlenging door het hergebruiken van tapijt (via 2e hands handel) is een energetisch interessante optie, immers, de energie-investering omgerekend naar gebruiksjaar wordt bijna evenredig lager (minus een extra energieverbruik voor transport en het opknappen) • Verduurzaming tapijtproductie via cascademodel. Perspectief is om tapijt dermate goed te recyclen, dat rond 2030 de vezel gedurende zijn levensduur 2 maal gebruikt wordt in de tapijt toplaag en vervolgens 2 maal in de tapijt onderlaag. De VNTF streeft ernaar om ten eerste productieafval hoogwaardig te recyclen dus materiaalhergebruik gaat boven inzet als secundaire brandstof. En om tapijtafval na gebruik als eerste stap in het thermisch hergebruik circuit te krijgen (mn. logistieke uitdaging) en indien de technische, logistieke en commerciële haalbaarheid zich voordoet, ook tot zo hoogwaardig mogelijk materiaalhergebruik over te gaan. Eveneens in de Routekaart Voorstudie is een stevige ambitie voor duurzame energie opgenomen die uitstijgt boven de landelijke ambitie voor duurzame energie. De sector verwacht in 2030 zeker 50% en mogelijk voor 100 % duurzame energie te gebruiken. In dat licht wil de sector de haalbaarheid onderzoeken van de technische, economische (financiering en kostenbesparing) en vergunning mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie. In eerste instantie valt het oog op zonnecellen op het zeer uitgebreide dakoppervlakken van de tapijtproductiehallen. Maar ook andere opties als windenergie en energie uit afvalstromen zullen daarbij worden beoordeeld. Voor energie uit afval lijkt pyrolyse een interessante denkrichting. Ook energiebesparing via materiaalreductie worden nagestreefd. Voorstudie concepten als flexibele, on-demand productie en een optimale logistiek kunnen bijdragen energiebesparing. De logistieke maatregelen hebben niet alleen transportkilometerreductie tot gevolg maar door optimalisatie van productieplanning en coupures wordt ook afval, dus materiaal, dus energiebesparing geboekt. 5 6
op basis van een totaal energiegebruik voor gebouwverwarming van 300 MJ per m2 per jaar op basis van een 20 m2 kamer in 5 minuten met een 1250 Watt stofzuiger, 3-6 keer per week
Pagina 16/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
De sector neemt zich voor voor bovenstaande denkrichtingen nader (haalbaarheids)onderzoek te (laten) verrichten.
Pagina 17/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
6
Beoogde activiteiten en resultaten
Geplande activiteiten met betrekking tot zekere opties, voorwaardelijke maatregelen en onzekere maatregelen op het gebied van procesefficiency, duurzame energie en ketenefficiency. 6.1 Geplande zekere maatregelen Op het gebied van proces efficiency zijn de volgende maatregelen gepland: • Er zijn drie recent toegetreden bedrijven die hun energiezorg systeem zullen opzetten. Twee reeds langer deelnemende bedrijven zullen het niveau verbeteren tot het niveau waarbij zij alle vragen uit de checklist energiezorg positief kunnen beantwoorden. Van deze maatregelen wordt een besparing van 1 096 GJ verwacht in 2012 ten opzichte van 2008 • optimalisatie van instellingen van backing- en verfmachines (8 000 GJ) • optimalisaties van utilities, vooral perslucht, en gebouwen, vooral verwarming (8 000 GJ) Op het gebied van keten efficiency zijn de volgende maatregelen gepland: • Het nauwkeuriger snijden van tapijt, waardoor snijverliezen worden verminderd en minder grondstoffen hoeven te worden ingezet (31 000 GJ) • Het aanpassen van recepturen door meer energiezuinige grondstoffen in te zetten en minder energie intensieve grondstoffen (7 000 GJ) • Het hoogwaardiger laten hergebruiken van productieafval (7 000 GJ) 6.2 Voorwaardelijk uit te voeren maatregelen Op het gebied van proces efficiency zijn de volgende voorwaardelijke acties gepland: • De aanschaf van een energiezuinige droger (13 000 GJ) • Optimalisatie van backingmachine door middel van meetapparatuur (12 000 GJ) • Terugwinning van restwarmte bij verf- en backingmachines (6 500 GJ) • Energiezuinige verlichting (5 000 GJ) • Gebouwverwarming (5 000 GJ) • Perslucht optimalisaties ( 3 000 GJ) Op het gebied van keten efficiency zijn de volgende maatregelen voorwaardelijk: • Het hoogwaardiger hergebruik van productieafval (34 000 GJ) • Materiaalbesparing door de productuitval tijdens productie terug te brengen (15 000 GJ) • Inzet van gerecycleerde grondstoffen (10 000 GJ) Een besparing van 16 000 GJ wordt onder voorwaarden verwacht van de extra inkoop van duurzame elektriciteit. Voor elk van de maatregelen gelden nog bepaalde voorwaarden en onzekerheden: • hergebruik productieafval (25% van voorwaardelijke energiebesparingpotentieel) Er is een trend om tapijt productieafval steeds hoogwaardiger her te gebruiken: - stort - afvalverbranding (AVI) - cementovens - uiteenrafelen en hergebruik vezels (isolatiemateriaal etcetera) - 2e leven als tapijt Voorwaarde voor het hoogwaardiger hergebruiken is dat er een betrouwbare hergebruiker wordt gevonden en dat dit financieel niet slechter uitpakt dan het bestaande hergebruik. Onzekerheden zijn onder andere de huidige ondercapaciteit van verbrandingsovens, waardoor hoogwaardiger hergebruik financieel onaantrekkelijk wordt. Kansen bieden de dreigende tekorten aan diverse
Pagina 18/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
•
•
•
•
•
•
• •
grondstoffen waardoor de capaciteiten van materiaalherverwerking naar verwachting sterk zullen stijgen. inkoop duurzame energie (13% van voorwaardelijke energiebesparingpotentieel) Het betreft hierbij primair de inkoop van duurzaam opgewekte elektriciteit. Voorwaarde is dat de te betalen meerprijs (momenteel in de orde van 0,5 eurocent per kWh) afweegt tegen het verworven positieve imago richting de klanten. Onzekerheden zijn de ontwikkeling van duurzame elektraopwekking van energiebedrijven en de tariefstelling van duurzaam opgewekte elektra ten opzichte van die van 'grijze elektra'. minder productuitval (13% van voorwaardelijke energiebesparingpotentieel) Veel bedrijven zullen zich sterk inspannen om door productuitval terug te dringen in de productie, te komen tot besparingen op materiaalinkoop. Onzekerheid is of deze inspanning ook daadwerkelijk leidt tot minder uitval. Onzeker is ook of een eenmaal gerealiseerde besparing in de tijd behouden blijft (veelal zullen oude gewoontes weer terugkomen en besparingen na enige tijd te niet worden gedaan). aanschaf energiezuinige droger (11% van voorwaardelijke energiebesparingpotentieel) Terug te voeren op 1 bedrijf. Deze aanschaf staat al een aantal jaren op de planning, maar is nog niet doorgevoerd om redenen van geldgebrek en bovendien bleef de oude het nog doen. De intentie is er echter duidelijk om deze komende jaren tot deze aanschaf over te gaan. Onderbouwende studie van hoeveel energiezuiniger de droger zal zijn kan helpen bij deze beslissing. optimalisatie backingmachine (10% van energiebesparingpotentieel) Diverse maatregelen om te optimaliseren door aanschaf meetapparatuur en fine tunen van luchtafzuiging en optimaliseren productiesnelheden. Onzekerheid is dat de inspanning mogelijk niet leidt tot werkbare betere afstellingen. Onderbouwende studie naar de mogelijkheden en randvoorwaarden van deze mogelijkheden kan helpen bij de beslissing. inzet gerecycleerde grondstoffen (8% van energiebesparingpotentieel) Veel bedrijven zullen zich sterk inspannen om gerecycleerde grondstoffen te gaan verwerken in hun tapijt. Onzekerheden hierbij zijn de beschikbaarheid van goede en constante kwaliteit grondstof en de acceptatie van de klant. warmteterugwinning machines (5% van energiebesparingpotentieel) Deze maatregelen zijn veelal voortgekomen uit de gebruikersgroep restwarmte. Voorwaarden zijn dat de economische rendabiliteit voldoende is, waarbij onder andere meespeelt in hoeverre vervuiling van warmteterugwinning apparatuur te verwachten is en de hiervoor benodigde periodieke reiniging tot verhoogde arbeidskosten leidt. verlichting (4% van energiebesparingpotentieel) Veel hangt af van door Agentschap NL gefaciliteerde inventarisatiescans en de technische en economische haalbaarheid van de hieruit naar voren komende maatregelen. perslucht (3% van energiebesparingpotentieel) Veel hangt af van door Agentschap NL gefaciliteerde inventarisatiescans en de technische en economische haalbaarheid van de hieruit naar voren komende maatregelen.
6.3 Geplande acties met betrekking tot de onzekere maatregelen Op het gebied van proces efficiency zijn de volgende onzekere acties genoemd: • Dakisolatie (4 000 GJ) • Groene daken (3 000 GJ) • Warmtewisselaar in rookgaskanaal (4 500 GJ) Op het gebied van duurzame energie zijn de volgende onzekere acties genoemd: • Inkoop duurzame elektriciteit (52 000 GJ) • Fotovoltaïsche cellen (12 000 GJ)
Pagina 19/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
6.4 Inspanningen branchevereniging De VNTF stelt zich ten doel om door middel van brancheactiviteiten de in de EEP’s van haar leden genoemde voorwaardelijke en onzekere maatregelen op te waarderen tot zekere maatregelen. Tevens stelt de VNTF het zich tot taak om nieuwe energiebesparingmogelijkheden te identificeren. De belangrijkste, lopende en geplande, activiteiten in chronologische volgorde zijn: • • • • • • • • • • •
Gebruikersgroep ‘infra-rood drogen’ (2009) Voorstudie & Plan van Aanpak RoutekaartTapijt (2009) Project retourlogistiek (2009) Carpet Recycling Update (2009) Gebruikersgroep ‘restwarmte’ (2009-2010) Opstellen Meerjarenplan 2009-2012 (2010) Gebruikersgroep ‘verlichting’ (2010) Opstellen Routekaart tapijt (2010-11) Gebuikersgroep ‘materiaalbesparing (verbruikszorg)’ (2010-11) Innovatie Prestatie Contracten (2010-2012) Uitvoeren Routekaart Tapijt (2012-30)
Het gaat hier in het algemeen om activiteiten en initiatieven die een collectief karakter hebben. Binnen dit kader wordt onderzoek gedaan naar belangrijke thema’s en wordt gestreefd naar de implementatie van bestaande technieken. Verder zorgt zij voor de benodigde kennisoverdracht van de onderzoeksinstituten en universiteiten naar haar leden. Voor elk van de hoofdthema’s, uitgezonderd ‘energiezorg’, wordt een aanvullend besparingspotentieel voorzien. Daadwerkelijke realisatie van dit potentieel is afhankelijk van de actuele ontwikkelingen, de belangstelling en prioriteit van de bedrijven en uiteraard ook de technische en economische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen. 6.4.1 Projecten ‘retourlogistiek’, ‘carpet recycling update’ en ‘inventarisatie energie-effecten.’ Het project ‘retourlogistiek’ heeft de haalbaarheid onderzocht van een systeem waarbij het transport van nieuw tapijt van fabrikant naar klant, kan worden gecombineerd met het transport van gebruikt tapijt van klant naar herverwerker. Het tapijt ‘carpet recycling update’ heeft onderzocht wat over de gehele linie gesproken ecologisch en energie-technisch de optimale herverwerkingsmethodiek voor gebruikt tapijt en productieafvallen is. Het scenario waarbij al het tapijtafval wordt verbrand (70% in cementovens en 30% in afvalverbrandingsinstallaties) blijkt vrijwel net zo goed te scoren als het scenario waarbij al het tapijtafval een proces doorloopt wat erop is gericht om organisch materialen terug te winnen (met name polyamide en polypropyleen) en de restfractie wordt verbrand, deels in cementovens en deels in afvalverbrandingsinstallaties. Bij het specifieke geval van productieafvallen van de tapijtproductie (veelal schone, goed gesorteerde fracties) lijken er wel belangrijke voordelen te kunnen worden behaald door hoogwaardig materiaalhergebruik. In de EEP’s van de bedrijven zijn ruwe inschattingen gemaakt van het te verwachten energetische effect. Onderbouwing hiervan met een onafhankelijk onderzoek lijkt nuttig. 6.4.2 Gebruikersgroepen Eind 2009 is de gebruikersgroep ‘infrarood drogen van tapijt’ afgesloten. Hierin is met vijf tapijtbedrijven onderzocht in hoeverre infrarood techniek kan bijdragen tot energie-efficiency verhoging en flexibilisering van tapijt backingmachines. Halverwege 2009 is de gebruikersgroep ‘restwarmte’ gestart. Hieraan nemen tapijtbedrijven en textielbedrijven deel. Onderzocht wordt hoe restwarmte van productiemachines het meest efficiënt kan worden hergebruikt. Begin 2010 is een gebruikersgroep ‘verlichting’ gestart, waaraan enkele tapijtbedrijven deelnemen naast diverse andere bedrijven uit andere branches. Onderzocht wordt hoe het meest efficiënt energie kan worden bespaard bij de verlichting. Gezien het groot aantal maatregelen in de EEP’s op het gebied van materiaalbesparing, is het plan om medio 2010 een gebruikersgroep ‘materiaalbesparing’ op te starten. Pagina 20/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
6.4.3 Studies Routekaart De in 2008 afgeronde studie ‘inventarisatie innovatie tapijt’ heeft zijn follow-up gekregen in de voorstudie tapijtsector, waarvan het concept eindrapport eind oktober 2009 is verschenen. De Voorstudie Tapijtsector (rapport oktober 2009) heeft een inventarisatie gemaakt van de strategische ontwikkelingen en mogelijkheden tot versterking van de tapijtsector op het vlak van innovatie en duurzaamheid. Hieruit komen de volgende aanbevelingen voor vervolgonderzoeken op energiegebied, verdeeld in onderzoeken op gebied van de productie-keten en op het gebied van de product-keten: • Productie-keten: • Verkennen duurzaamheidsstrategie van natuurlijke, bio-based en synthetische materialen • Opzetten van een duurzame, flexibele productie • Product-keten: • Energieneutrale tapijten • Opzetten cascademodel met hoogwaardig hergebruik van grondstoffen • Effectievere en energetisch betere stofzuigers • Energiebesparing in gebouwen door toepassing van tapijt (warmtecomfort) Inmiddels is ook de aanvraag ingediend voor het routekaart traject tapijtsector, waarbij invulling gegeven zal worden aan deze onderzoeksvragen. 6.4.4 Innovatie Prestatie Contracten Vier tapijtbedrijven hebben begin 2010 een aanvraag ingediend voor het afsluiten van een Innovatie Prestatie Contract (IPC). In het kader van dit contract wil men zaken onderzoeken als: • de ontwikkeling van nieuwe tapijtproducten uit hergebruikte grondstoffen ofwel biologisch geteelde grondstoffen, • het onderzoeken van de mogelijkheden van benutten van restwarmte uit productiemachines, • het onderzoeken van hoogwaardige hergebruiksmogelijkheden voor tapijt productieafvallen, • rekenmodule (spreadsheet) voor duurzaam product ontwerp.
Pagina 21/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
7
Specifieke voorwaarden
De tapijt producerende bedrijven blijven zich de komende jaren inspannen om te kunnen voldoen aan de milieueisen die verschillende overheidsinstanties stellen. Deze milieumaatregelen zullen vaak een energiecomponent in zich hebben, die zowel negatief (ontsparing) als positief (besparing) op het energiegebruik kan uitwerken. Deze milieumaatregelen zullen veel aandacht vergen van het management van de bedrijven. Het ligt in de lijn der verwachting dat het EEP, waar relevant, een integraal onderdeel zal zijn van de plannen en acties die periodiek worden opgesteld in het kader van het Milieuconvenant. Bij het opstellen van de plannen zal rekening gehouden moeten worden met vragen uit de markt, de exportmogelijkheden, de beschikbaarheid van grondstoffen en de positie van andere partijen in de keten. Bij de afweging of een maatregel wel of niet genomen moet worden zal, naast de energieefficiency, de invloed van de maatregel op de productiekosten, de productkwaliteit en de concurrentiepositiekosten van doorslaggevend belang zijn. Actueel en van invloed is verder ook de voortschrijdende liberalisering van de energiemarkt. De tarieven van gas en elektriciteit zijn de komende jaren mogelijk onderhevig aan forse wijzigingen en schommelingen. Deze factoren kunnen mede bepalend zijn voor de haalbaarheid en rentabiliteit van de plannen. Een belangrijke randvoorwaarde om tot energie-efficiency te komen is dat de concurrentiekracht van de bedrijven niet wordt aangetast en het liefst wordt versterkt. De klant, de leveranciers en andere schakels in de keten spelen daarom een belangrijke rol bij het al dan niet doorvoeren van maatregelen. Stimuleringsmaatregelen en politieke steun zijn belangrijke katalysatoren om de uitvoering van maatregelen te versnellen. Daarnaast is een collectieve aanpak van de verbetering van de energie-efficiency een randvoorwaarde voor succes. Vaak zijn de beschikbare middelen en menskracht (te) beperkt om op eigen kracht aanzienlijke verbeteringen in energie-efficiency te realiseren. In MJA1 en MJA2 is gebleken dat de collectieve aanpak wel tot een goed resultaat heeft geleid, mede door de succesvolle aanpak van energiebesparingsprojecten in de zogenaamde gebruikersgroepen.
Pagina 22/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
Taakverdeling De georganiseerde tapijtindustrie beschikt over een internationaal netwerk, waarbij de driehoek Duitsland-België-Nederland vaak centraal staat. De mogelijkheden hiervan moeten optimaal benut worden. Partijen waaraan gedacht moet worden zijn nationale en internationale onderzoeksinstituten, universiteiten, machineleveranciers, garenproducenten en chemicaliënleveranciers. Deze instanties zullen zowel collectief onderzoek als individuele bedrijven ondersteunen bij het realiseren van de doelstellingen van de MJA3. Individuele bedrijven zullen hun aandacht richten op de implementatie van verbeteropties, het registreren van het energiegebruik en het formuleren van acties om het energiegebruik te verminderen. 7.1 De branche De branchevereniging VNTF is de vertegenwoordiger van de georganiseerde tapijtbranche (de VNTF maakt onderdeel uit van de overkoepelende branchevereniging MODINT). De VNTF zal vanuit deze functie deelnemen aan de overleggroep (OGE) waarin de voortgang van de MJA3 zal worden besproken en acties zullen worden geformuleerd. Daarnaast vervult de VNTF een regiefunctie bij de uitvoering van de MJA3 in de richting van de tapijtbedrijven. De VNTF zal voor de deelnemende tapijtbedrijven het eerste aanspreekpunt zijn, maar ook voor het Ministerie van Economische Zaken (EZ), Agentschap NL en derden (kennisinstituten, aanbieders van energiezuinige technieken). De VNTF zal de brancheprojecten aansturen en begeleiden. De VNTF draagt alternatieven aan en benadert derden voor ondersteuning bij de uitvoering van brancheprojecten. De bedrijven worden door de VNTF geïnformeerd en geënthousiasmeerd. 7.2 Onderzoek en ontwikkeling Van groot belang zijn de onderzoeken die door de leden en ander stakeholders zijn geselecteerd voor het routekaart tapijtsector traject. Hierbij is voor de tapijtindustrie van belang om ook de internationale ontwikkelingen op de voet te volgen. Nieuwe producten en technieken kunnen, naast besparingen in energie en grondstoffenverbruik, een nieuwe impuls geven aan de bedrijven en hun concurrentiekracht vergroten. 7.3 Agentschap NL De rol van Agentschap NL (voormalig SenterNovem) in de uitvoering van de MJA3 is veelzijdig. Agentschap NL is een intermediair tussen EZ, VNTF, textielbedrijven en derden. Daartoe organiseert Agentschap NL bijeenkomsten van de OGE waarin de voortgang van de MJA3 wordt bewaakt en knelpunten worden besproken. Daarnaast is Agentschap NL een makelaar, die partijen aan elkaar koppelt en energiebesparingprojecten faciliteert door middel van subsidies die haar hiertoe door EZ ter beschikking zijn gesteld. Daarnaast zorgt Agentschap NL voor kennisoverdracht naar belanghebbenden, door middel van publicaties en het organiseren van themabijeenkomsten. 7.4 Ministerie van Economische Zaken EZ speelt een faciliterende rol en kan voorwaarde scheppend zijn bij het oplossen van weerstanden door haar beleid af te stemmen en de haalbaarheid van de invoering van alternatieven te bevorderen, o.a. door financiële instrumenten beschikbaar te stellen. Daarnaast beoordeelt EZ de MJA’s en de realisatie van de energiebesparing ten opzichte van de gestelde doelen. EZ is deelnemer aan de OGE. 7.5 Rol van het bevoegd gezag Het bevoegd gezag (gemeente of provincie) van elk van de deelnemende bedrijven is verantwoordelijk voor het goedkeuren van de EEP’s. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de controle op de voortgang van de energie besparingsactiviteiten binnen niet deelnemende (niet georganiseerde) tapijtbedrijven.
Pagina 23/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
8
Tijdschema - programma van uitvoering
8.1 Inleiding Recentelijk zijn de afzonderlijke energie efficiëntieplannen (EEP’s) van de deelnemende tapijtbedrijven voor de periode 2009-2012 opgesteld. De EEP’s van de bedrijven zullen tijdens de looptijd van de MJA3 tweemaal geactualiseerd worden. Op grond van deze acties met betrekking tot het EEP, ligt het voor de hand de MJA3 in drie periodes te verdelen, waarbij de eerste periode loopt van 2009 tot en met 2012. De tweede en derde periode lopen respectievelijk van 2013 tot en met 2016 en van 2017 tot en met 2020. De voorgenomen acties van de branche voor de eerste periode 2009-2012 zijn in de volgende paragraaf gegeven. 8.2
Geplande acties voor de periode 2009-2012
In onderstaand schema staat schematisch het voorlopige strokenplan weergegeven van de branchebrede acties die van 2009 tot en met 2012 hebben gelopen, nog lopen en staan gepland. 2009
2010
2011
2012
Voorstudie tapijtsector Project retourlogistiek Carpet recycling update Gebruikersgroep ‘IR-drogen’ Gebruikersgroep ‘Restwarmte’ Gebruikersgroep ‘Verlichting’ Studie routekaart tapijtsector Innovatie Prestatie Contract (IPC) Gebruikersgroep ‘Materiaalbesparing’ Studie ‘Herverwerking productieafval’ Figuur 9.1:
Pagina 24/31
Schematisch strokenplan van geplande acties.
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
Voor de projecten met een collectief karakter is het noodzakelijk een voldoende groot draagvlak te verkrijgen, dat wil zeggen: er dienen voldoende geïnteresseerde bedrijven te zijn voor het betreffende onderwerp. Met name voor de wat langere termijn is dit aspect lastig in te schatten. Door het opstellen van een jaarlijks werkprogramma kan een structuur worden gecreëerd die duidelijkheid biedt aan alle betrokken partijen. Het jaarlijks werkprogramma zal worden geformuleerd aan de hand van het MJP 2009-2012, de EEP’s, nadere wensen en ideeën van de bedrijven, uitkomsten van de jaarlijkse energiemonitoring, ontwikkelingen binnen de tapijtindustrie (en daarbuiten) en de energieprogramma’s van o.a. Agentschap NL en de EU Na de jaarlijkse energiemonitoring (eindresultaten in mei of juni) ontstaat een overzichtelijk beeld van de vorderingen van de MJA3 bij de afzonderlijke bedrijven en binnen de branche. Deze resultaten kunnen dienen als basis voor het werkprogramma voor het daarop volgende jaar, dat in oktober aan de betrokken partijen gepresenteerd zou kunnen worden. Geïnteresseerde bedrijven en andere betrokkenen kunnen hier dan vervolgens op ‘intekenen’, zodat tijdig een beeld wordt verkregen van het gewenste werkprogramma, de deelnemende partijen en de benodigde middelen.
Pagina 25/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
9
Monitoring
De methodiek energie-efficiëntie, die ten grondslag ligt van de monitoring van het MJA-convenant, is aangepast voor de monitoring van MJA3. Hiervoor zijn een drietal redenen: - De ervaring met MJA2 heeft enkele tekortkomingen aan het licht gebracht. Het optellen van van de 3 pijlers, productieproces, ketens, duurzame energie, geeft een vertekend beeld. Zeker nu de aandelen van de pijlers duurzame energie en ketens vergroot - Een afstemming met de ‘Europese richtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik van energiediensten’ (ESD) is nodig - De wijziging van MJA2 in MJA3 is een natuurlijk moment om tot een nieuwe methodiek te komen De aanpassingen zijn enkel gemaakt op de manier van presenteren van de resultaten. Voor de bedrijven zelf verandert er niets aan de wijze van dataverzameling. 9.1 Pijler 1: Productieproces De efficiëntieverbetering in het productieproces wordt enkel op de energiebesparende maatregelen gebaseerd, terwijl de invloedsfactoren slechts als onderbouwing dienen van de verandering in energieverbruik van jaar tot jaar. De besparing zal in absolute eenheden (Joule) vermeld worden .De indexering van de energiebesparing vindt plaats op elk aggregatieniveau: bedrijf, sector, convenant. Proces efficiëntie verbetering (PEV)
Hierin is PE de energiebesparing gerealiseerd door de verschillende uitgevoerd maatregelen, Ejaarx is het reële energieverbruik van het betreffende jaar. 9.2 Pijler 2: Ketenprojecten Er wordt onderscheid gemaakt tussen besparingen in de productketen en besparingen in de productieketen. Bovendien wordt voor de productketen ook onderscheid gemaakt of deze besparingen in Nederland dan wel in het buitenland gerealiseerd wordt. Er zal enkel een absolute besparing (in Joule) weergegeven worden. 9.3 Pijler 3: Duurzame energie Bij de inzet van duurzame energie wordt onderscheid gemaakt tussen in eigen opwek en inkoop van duurzaam opgewekte energie. De inkoop van duurzame energie mag alleen dan worden meegeteld indien een bedrijf kan aantonen dat het voor de inkoop van duurzame energie een extra inspanning heeft geleverd. Deze inspanning moet zichtbaar zijn, bijvoorbeeld een hogere prijs voor groene energie. De inzet van duurzame energie wordt niet meer als efficiëntieverbetering gepresenteerd, en daarmee losgekoppeld van productieproces en keten. Zowel eigen opwek als ingekocht wordt in absolute eenheden weergegeven (Joule)
Pagina 26/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
9.4
Rapportage Tabel 9.1 geeft de wijze van rapportage weer (fictieve, ronde getallen). Tabel 9.1 Voorbeeld monitoringrapportage (fictieve, rond getallen) Aspect
Absoluut
Werkelijk energieverbruik (E werkelijk) in 2008
10.000 TJ
Procesmaatregelen Ketenprojecten o Productieketen o Productketen o Binnenlands o Buitenlands Duurzame energie o Eigen opwekking o Inkoop Energie-efficiëntieverbetering Aandeel duurzame energie
1.000 TJ
Index intern 7
Index extern 8
9,0% = 1.000 / (10.000 + 1.000)
800 TJ 600 TJ
5,5% = 600 / (10.000 + 1000)
9,0% = 1.000 / (10.000 + 1.000) 5,5% = 600 / (10.000 + 1000)
200 TJ 100 TJ 100 TJ 400 TJ 100 TJ 300 TJ 1.800 TJ = 1.000 + 800 TJ 400 TJ
1,0% = 100 / (10.000 + 100) 1,0% = 100 / (10.000 + 100) 4,0 % = 400 / 10.000
4,0 % = 400 / 10.000
16,5 % = 9,0%+5,5%+1,0%+1,0%
14,5 % = 9,0% + 5,5%
4,0 %
4,0 %
Tabel 9.2 geeft de rapportage weer zoals deze er voor de tapijtindustrie voor 2009 zou kunnen uitzien wanneer 25% van alle in de EEP’s beschreven zekere en voorwaardelijke maatregelen in één jaar zouden zijn geëffectueerd. Hierbij is een willekeurige verdeling van productieketen besparingen over binnen- en buitenland aangenomen. Tabel 9.2 Voorbeeld monitoringrapportage Textielindustrie 2009 indien 25% van alle in de EEP’s beschreven zekere en voorwaardelijke maatregelen in één jaar worden geëffectueerd. Aspect
Absoluut
Werkelijk energieverbruik (E werkelijk) in 2008 Procesmaatregelen
1.430 TJ
Ketenprojecten o Productieketen o Productketen o Binnenlands o Buitenlands Duurzame energie o Eigen opwekking o Inkoop Totaal resultaat
Index intern 2
7 8
3
43 TJ
2,9 % = 43 / (1.430 + 43)
2,9 % = 43 / (1.430 + 43)
11 TJ 11 TJ 0 TJ
0,8 % = 11 / (1.430 + 11) 1,3 % = 19 / 1.430
0,8 % = 11 / (1.430 + 11) 1,3 % = 19 / 1.430
3,7 % = 2,9% + 0,8%
3,7 % = 2,9% + 0,8%
0 TJ 0 TJ 19 TJ 0 TJ 19 TJ 54 TJ = 43 + 11 TJ
MJA-energie-prestatieindicator Aandeel duurzame energie
Index extern
19 TJ
1,3 % = 19 / 1.430
Energie-efficiëntieverbetering
1,3 % = 19 / 1.430
Intern ten behoeve van de convenantpartijen Extern ofwel formeel gerapporteerd cijfer ten behoeve van Tweede Kamer en relatie met Schoon&Zuinig
Pagina 27/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
9.5 Verschil met eerdere wijze van monitoren Het verschil met de vorige ronde laat zich zien in volgende punten: 1. Doelstellingen worden uitgedrukt in absolute eenheden (Joule), en niet op basis van indices. 2. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de energie-efficiëntie (proces en keten) enerzijds en aandeel duurzame energie anderzijds. Deze 2 categorieën worden niet opgeteld. 3. Binnen ketenprojecten wordt onderscheid gemaakt tussen productieketen en productketen. Binnen deze laatste wordt nog eens onderscheid gemaakt tussen besparingen in het binnenland of buitenland. 4. Er wordt geen correctie meer doorgevoerd op basis van de zogenoemde procesinterne en externe factoren. Deze factoren kunnen uiteraard wel gebruikt worden om fluctuaties mee te verklaren bij de rapportage op bedrijfsniveau. Om de overgang vlot te laten verlopen, wordt de monitoring in 2010 (over 2009) op de oude en op de nieuwe manier uitgewerkt.
Pagina 28/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
BIJLAGE 1: Lijst van deelnemende bedrijven aan de MJA 3. De volgende tapijtbedrijven nemen deel aan de MJA3: 1. Best Wool Carpets B.V. 2. Bewe Tapijt B.V. 3. Desso B.V. 4. Edel International B.V. 5. Enia Carpets B.V. 6. Intercarpet B.V. 7. Interface B.V. 8. MID B.V. 9. Ossfloor Tapijtfabriek B.V. 10. Rinos B.V. 11. Vebe Floorcoverings B.V. 12. Vifloor B.V. 13. Van den Brink & Campman B.V.
Best Hasselt (1) Waalwijk Genemuiden Goirle Aalten Scherpenzeel Genemuiden Oss Genemuiden Genemuiden Hasselt Lichtenvoorde
Voorjaar 2010 (1) Bewe Tapijt is eind 2009 nieuw toegetreden en heeft daarom nog geen EEP ingediend. De gegevens van dit bedrijf zijn daarom niet in dit meerjarenplan verwerkt. Bewe Processing maakt deel uit van Bewe Tapijt, maar heeft een andere vestiging in Genemuiden. Waarschijnlijk dient Bewe Processing daarom een apart EEP in.
Pagina 29/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
BIJLAGE 2: Doelstelling energiebesparing voor de periode 2004-2008 Voor de periode 2004-2008 gold als referentie energieverbruik het energieverbruik in het jaar 1998. Voor de gezamenlijke deelnemende tapijtbedrijven was dit energieverbruik 1 027 000 GJ. De sommatie van de besparingspotentiëlen van de zekere, voorwaardelijke en onzekere maatregelen in de EBP2004-2008’s van de deelnemende bedrijven, worden weergegeven in onderstaande tabel:
Energie besparingspotentieel op basis van EBP’s Extra besparingsambitie van de branche Totaal
Zekere besparingen (GJ) 2004-2008
Voorwaardelijke besparingen (GJ) 2004-2008
141 700
121 200
208 650
-
20 540
51 350
141 700
141 740
259 000
Onzekere besparingen (GJ) 2004-2008
Op basis van de zekere maatregelen in de EBP’s 2004-2008 werd een energiebesparing van 141 700 GJ verwacht in 2008 ten opzichte van 2004. Dit komt overeen met een verbetering van de totale energie-efficiency van 13,8%. Op basis van de sommatie van de zekere maatregelen en de helft van de voorwaardelijke maatregelen in de EBP’s 2004-2008 en de extra brancheambitie, is de ambitie gesteld om in 2008 een totale energie-efficiency verbetering van 20,7% te bereiken ten opzichte van 2004.
Pagina 30/31
Sectormeerjarenplan Tapijtindustrie 2009-2012
BIJLAGE 3: Doelstelling energiebesparing voor de periode 2001-2004 Voor de periode 2001-2004 gold als referentie energieverbruik het energieverbruik in het jaar 1998. Voor de gezamenlijke deelnemende tapijtbedrijven was dit energieverbruik 1 027 000 GJ. De totale ambitie van energiebesparingen voor de periode 2001-2004 van de branche is weergegeven in onderstaande tabel: Ambitie energiebesparing tapijtindustrie
Besparing GJ
Energiezorg en good housekeeping maatregelen
51 300
Proces-efficiency
21 300
subtotaal energie-efficiency Inkoop duurzame elektriciteit subtotaal duurzame energie Materiaalbesparing Hergebruik eigen productieafval Tapijt Recycling Nederland – productieafval extern laten hergebruiken Tapijt Recycling Nederland – productieafval intern hergebruik
72 600 1 000 1 000 30 000 8 000 95 000 39 000
subtotaal energiebesparing in de keten
172 000
Totale energie besparing ambitie
245 600
De directe energie-efficiency besparingen van 72 600 GJ werden geacht zeker te worden gerealiseerd. Dit komt overeen met een energie efficiency verbetering van 7,1% in 2004 ten opzichte van 2001. De totale energie besparing van 245 600 GJ werd beschouwd als de totale ambitie van de branche. Deze ambitie komt overeen met een totale energie efficiency verbetering van 24,0% in 2004 ten opzichte van 2001. N.B.: Het project Tapijt Recycling Nederland heeft bij aanvang een extra energie besparingsambitie van 225 000 GJ door hergebruik van post-consument (gebruikt) tapijt. Dit betreft een project wat zich niet afspeelt in de productie-keten, maar in de product-keten. Het project is tot de conclusie gekomen dat de tapijtproducerende branche het hergebruik van gebruikt tapijt beter aan de betreffende marktpartijen kan overlaten.
Pagina 31/31