Schoolontwikkelingsonderzoek Natuur- en milieueducatie gericht op waardeontwikkeling
Datum: 1 juni 2013 Naam: Ilse Tesser Studentnummer: 2145862 Begeleiders: Bob Zeegers en Linda Keuvelaar-van den Bergh Stageschool: BS de Touwladder
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 1.1 1.2 Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Probleemanalyse Aanleiding en context Probleemstelling Theoretisch kader De betekenis van natuur- en milieueducatie Waardeontwikkeling Attitudedoelen Werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling Toetsing van attitudes Onderzoeksvraag Opzet van het onderzoek Procedure Respondenten Instrumenten Interview Observatie Enquête Wijze van data-analyse Interview Observatie Enquête Resultaten Resultaten deelvraag 1 Resultaten deelvraag 2 Resultaten deelvraag 3 Resultaten deelvraag 4 Resultaten deelvraag 5
Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 5 Blz. 5 Blz. 6 Blz. 6 Blz. 9 Blz. 11 Blz. 12 Blz. 13 Blz. 13 Blz. 14 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 15 Blz. 16 Blz. 16 Blz. 17 Blz. 17 Blz. 17 Blz. 17 Blz. 18 Blz. 18
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 Hoofdstuk 6
Conclusie Conclusie deelvraag 1 Conclusie deelvraag 2 Conclusie deelvraag 3 Conclusie deelvraag 4 Conclusie deelvraag 5 Conclusie hoofdvraag Discussie
Blz. 19 Blz. 19 Blz. 19 Blz. 20 Blz. 20 Blz. 20 Blz. 21 Blz. 22
Hoofdstuk 7
Aanbevelingen
Blz. 24
Hoofdstuk 8
Literatuurlijst
Blz. 26
Bijlagen Uitwerking enquête Uitwerking interviews Uitwerking lesobservaties Doelen
Blz. 27 Blz. 28 Blz. 31 Blz. 91 Blz. 96
2
1. Probleemanalyse 1.1 Aanleiding en context Basisschool de Touwladder heeft een visie gericht op natuur- en milieu educatie. Er wordt vooral aandacht besteed aan natuureducatie. Het uitgangspunt hiervan is dat er een krachtige leeromgeving wordt gecreëerd, zowel binnen als buiten de school. Er is ruimte voor de leerlingen om te kunnen experimenteren en zich te ontwikkelen in een natuurlijke omgeving. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat leerkrachten hier mee bezig zijn, maar het nog moeilijk vinden hieraan vorm te geven. Het stellen en bewaken van doelen vraagt nog om aandacht. De vraag hoe duidelijk zichtbaar gemaakt kan worden wat de kinderen leren op het gebied van kennis, vaardigheden en waardeontwikkeling, heeft nog niet voldoende aandacht gekregen. Zo ook het communiceren met collega’s en met ouders over het belang en de inhoud van NME. Wel geven zij aan om zich hierin te willen ontwikkelen, hoofdzakelijk door middel van studiedagen en uitwisselingen binnen het team. Het doel is om over vier jaar een krachtige, uitdagende leeromgeving ingericht te hebben, die is aangepast aan de visie van de school en optimale mogelijkheden biedt voor ontwikkeling op NME gebied voor groep 1 tot en met 8. Het gebrek aan materialen, tijd, extra begeleiding van de kinderen en een krachtige leeromgeving worden gezien als extra belemmering. Leerkrachten geven aan dat de methode inhoudelijk weinig houvast biedt voor het vormgeven van buitenlessen, hierdoor moeten zij zelf invulling geven aan de buitenlessen. Deze drempel is voor veel leerkrachten te hoog. De omgeving van de huidige school biedt voor de leerkrachten ook nog weinig mogelijkheden. In de directe omgeving is een minimale krachtige leeromgeving aanwezig, waarin leerlingen kunnen experimenteren en zich kunnen ontwikkelen. Met ingang van volgend schooljaar zullen de leerkrachten en leerlingen hun intrek nemen in een nieuw gebouw. Met het vooruitzicht op deze nieuwe school met zijn krachtige leeromgeving wordt verwacht dat deze belemmeringen minder worden. Deze krachtige leeromgeving bestaat uit twee binnen tuinen waarin kinderen kunnen experimenten en onderzoekend kunnen leren. Daarnaast staat de school op een terrein dat een groene omgeving biedt. Elke klas heeft openslaande deuren die toegang bieden tot de directe natuur. Echter is meer nodig om het probleem op te lossen, zoals een didactische en organisatorische aanpak. De studenten van vorig jaar hebben geprobeerd om de drempel voor de leerkrachten te verlagen, onder andere door op zoek te gaan naar buitenlessen uit de methode Leefwereld. Helaas heeft dit tot nu toe nog niet het gewenste resultaat opgeleverd.
1.2 Probleemstelling Momenteel komt vooral natuureducatie naar voren, maar wordt er aan het aspect milieueducatie nog minder aandacht besteed. Dit terwijl de methode dit aspect in elk leerjaar wel aanbiedt. Ook het inzichtelijk maken van kennis, vaardigheden en waardeontwikkeling komt nog onvoldoende aan de orde. Het is de bedoeling om over vier jaar een krachtige, uitdagende leeromgeving ingericht te hebben. Ze willen de structurele aanpak van de onderbouw uitbreiden naar de middenbouw en de bovenbouw. Dat betekent dat door de groepen 1 t/m 8 structureel gebruik gemaakt wordt van de leeromgeving, zoals activiteiten in de binnen tuinen.
3
Naar aanleiding van deze doelen ga ik onderzoeken welke didactische principes een leerkracht kan inzetten om een positieve houding van kinderen ten aanzien van NME te bevorderen. Welke vormen van waardeontwikkeling kunnen docenten inzetten om dit te realiseren. In het theoretisch kader wordt de term ‘didactische principes’ toegelicht en wordt duidelijk dat hieronder de vormgeving en organisatie wordt verstaan. Belangrijk is dat er rekening wordt gehouden met de kerndoelen, de visie van de school, de betrokkenheid en de ontwikkeling van de kinderen. Een probleem hierbij is dat leerkrachten nu nog niet goed weten hoe je de waarde ontwikkeling van kinderen kunt meten en beïnvloeden en of hun NME lessen waardevol genoeg zijn.
4
2. Theoretisch kader 2.1 De betekenis van natuur- en milieueducatie ‘Natuur’ en ‘milieu’ werden ooit gezien als een thema van ondergeschikt maatschappelijk belang, dat alleen goedbedoelende liefhebbers bezighield. Dat wordt nu gelukkig anders gezien. Heimans (1861–1914) en Thijsse (1865–1945) hebben als eersten natuur- en milieueducatie in Nederland op grote schaal invulling gegeven (Kuijpers, 2006). Maar wat wordt er nou eigenlijk verstaan onder natuur- en milieueducatie? Van Petegem (2002) geeft de volgende omschrijving: ‘Natuur- en milieueducatie (NME) is een langdurig opvoedings- en leerproces met het oog op gedragsverandering in het voordeel van natuur en milieu. Haar strategie beoogt de mens ertoe te brengen door bewuste keuzes milieusparend te leven en milieubewust te handelen’. L&V & VROM (1988) in Sollart & Vreke (2008) geven de volgende definitie van NME: ´Het organiseren van leersituaties en het daarin vergroten van inzicht in en betrokkenheid bij ecologische verbanden en processen, inclusief de processen die tot verstoring en aantasting van de omgeving leiden. Daarbij is er aandacht voor mogelijkheden om het geleerde in het dagelijks leven toe te passen´ De Vaan & Marell (2006) geven aan dat natuur- en milieueducatie en natuuronderwijs vaak door elkaar worden gehaald en in een verkeerde context worden gebruikt. Smit(2006) zegt dat beide erop zijn gericht om kennis over en waardering en zorg voor natuur en milieu te stimuleren. Natuuronderwijs leidt echter niet vanzelf tot milieubesef bij kinderen en NME staat niet garant voor goed natuuronderwijs (De Vaan & Marell, 2006). In de eerste plaats is natuuronderwijs breder dan onderwijs over natuur en milieu. Binnen natuuronderwijs wordt ook aandacht besteed aan het eigen lichaam, natuurkunde en techniek. In de tweede plaats ligt bij natuuronderwijs een grote nadruk op het ontwikkelen van een onderzoekende houding, terwijl het bij NME gaat om het ontwikkelen van bewustwording, waardering, zorg en verantwoordelijkheid (Smit, 2006). De Vaan & Marell (2006) zijn van mening dat kinderen geen inzicht hebben in milieuproblemen die zich op wereldschaal afspelen, laat staan dat ze de consequenties van maatregelen kunnen overzien. Kellert & Kahn (2002) schrijven het volgende over het contact van kinderen met de natuur: ‘Bij het voorbereiden van een overzicht van wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp ontdekte ik al gauw de schaarste aan systematische studies over de betekenis die het contact van kinderen met natuurlijke systemen kan hebben voor de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Je kunt je afvragen of de relatieve afwezigheid van gepubliceerd materiaal over dit onderwerp typerend is voor een samenleving, die zo vervreemd is van zijn natuurlijke oorsprongen, dat de basale afhankelijkheid van onze soort van de natuur als voorwaarde voor de mentale groei en ontwikkeling van mensen niet eens meer herkend wordt.’ (Kellert, in: Kahn/ Kellert, 2002, p. 118, vertaling KB). Door het veranderen van de samenleving lijkt het alsof het stukje waardeontwikkeling minder op de voorgrond staat dan voorheen. Al heel lang is er een discussie gaande over NME. Er zijn verschillende visies over dit onderwerp. Zo zijn er organisaties die de nadruk willen leggen op natuureducatie. Natuurbeleving staat hierbij voorop; het zelf omgaan met, en zorg dragen voor concrete natuur. Zo worden de relaties tussen kind en natuur gevormd. Dit proces ontstaat door direct contact tussen kind en natuur, niet door het leren uit een boek. Er zijn ook organisaties die vinden dat je kinderen al op jonge leeftijd een juiste attitude ten opzichte van het milieu moet aanleren. Zij getuigen voor milieueducatie. Kinderen krijgen te maken met
5
milieuproblemen. Als leerkracht kun je hier niet omheen en het is dan ook van belang hier aandacht aan te besteden (De Vaan & Marell, 2006). Om hier vorm aan te geven kan gebruik worden gemaakt van didactische principes. Deze normeren de vormgeving en organisatie van het onderwijs (Van der Ploeg, 2007). Het is afhankelijk van de vorm van onderwijs welke principes worden gehanteerd. Op het gebied van waardeontwikkeling gaat dit om de werkvormen, maar ook de specifieke vaardigheden die leerkrachten moeten inzetten om de waardeontwikkeling van de leerlingen te meten.
2.2 Waardeontwikkeling Als je je verwondert, sta je volgens Zwiers & Aalbers (2005) opeens stil bij dingen waar je vroeger aan voorbij ging. Wat je vanzelfsprekend vond, wordt nu opeens bijzonder. Verwondering ontstaat wanneer je ontdekt dat het gewone, ongewone kanten blijkt te hebben. Dit zorgt niet alleen voor betrokkenheid, maar zet ook het denken in beweging. Het bevordert het denkproces. Als we ergens meer vanaf weten, leidt dit meestal tot verdieping van verwondering en nieuwe vragen. Jongejan (1991) stelt dat een gedragsaanpassing even essentieel is als kennis en inzicht. Eerder gaf Smit (2006) al aan dat het bij NME gaat om het ontwikkelen van bewustwording, waardering, zorg en verantwoordelijkheid en De Vaan & Marell (2006) zeggen dat het bij natuuronderwijs niet alleen om kennis, inzicht en vaardigheden draait, maar ook om houdingen. De houding van zorg, respect en verantwoordelijkheid ten opzichte van de levende en levenloze natuur. Deze ontwikkelt zich vanuit natuurbeleving. Natuurbeleving is dan ook een basis van natuuren milieueducatie. De Vaan & Marell (2006) zijn van mening dat het gaat om waarden, gevoelens en verwondering die ontstaan bij de ontmoeting met de natuur en om de relatie die daarbij ontstaat tussen kinderen en de natuur. Jongejan (1991) zegt wel dat kennis niet automatisch leidt tot bewust handelen. Dat maakt milieueducatie ingewikkeld. Er is niet altijd een zichtbaar resultaat. Praten over milieubewust gedrag leidt niet automatisch tot consequent milieugedrag. Daarvoor moeten vaak cultuurdrempels en ingeslepen patronen worden doorbroken. Attitude speelt hier een belangrijke rol. Doob (1947) omschrijft attitude als een geleerde, impliciet vooruitlopende reactie. Hij ziet attitude als een onwaarneembare reactie op een object. Osgood, Suci en Tannenbaum (1957) zeggen dat deze reactie staat voor de betekenis van het object. Osgood’s visie op attitude komt samen met acceptatie van theoretici die werken aan de theorie over waardeontwikkeling. (Staats & Staats, 1958; Rhine, 1958; Fishbein,1967)
2.3 Attitudedoelen Volgens Bakx, Ros en Teune (2012) zijn er doelen die pedagogisch en persoonsgerelateerd van aard zijn. Deze doelen hangen meestal samen met ‘houdingsaspecten’, oftewel attitude en zijn vaak een afgeleide van de globale doelen die op schoolniveau geformuleerd zijn. De pedagogische en persoonsgerelateerde doelen hangen vaak samen met waarden die de school belangrijk vindt. De Vaan & Marell (2012) hebben voor elke ‘bouw’ de belangrijkste doelen op het gebied van houding geformuleerd. Deze zijn te zien in de figuur hieronder.
Groep 1 en 2
Houdingen Nieuwsgierigheid voor materialen, voorwerpen en organismen, evenals belangstelling/respect voor andermans activiteiten en spullen. Iets willen maken
6
om praktische problemen op te lossen. Groep 3 en 4 Zorg voor materialen en organismen en de bereidheid tot het gezamenlijk ondernemen van activiteiten. Groep 5 en 6 Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs. Groep 7 en 8 Bereidheid systematisch, eerlijk en met volharding te werken en taken te verdelen. Kritisch en voorzichtig zijn bij het interpreteren van resultaten. Aandacht voor voor- en nadelen van technologische toepassingen. Oog voor duurzame ontwikkeling. Bron: (Vaan & Marell, 2012) Volgens Bakx, Ros en Teune (2012) moeten leerkrachten bewust bepalen aan welke pedagogische en persoonsgerelateerde doelen zij willen werken. Zij onderscheiden vier attitudedoelen: Respect; Zelfvertrouwen; Verantwoordelijkheid; Zelfontplooiing. In de tabel hieronder worden deze doelen verder toegelicht aan de hand van een omschrijving, een voorbeeld, het proces en de actiewoorden. Onder actiewoorden wordt een combinatie van acties verstaan die aangeven hoe de doelen uitgevoerd moeten worden. Tabel Eerste aanzet tot een overzicht van attitudegerelateerde doelen, de bijbehorende processen en actiewoorden. Type Omschrijving Voorbeeld Proces Actiewoorden voor het stellen van doelen Respect Andere mensen Het accepteren •Het hanteren van •Afspraken waarderen in hun en waarderen een normen-enherhalen en (anders) zijn van andere waardensysteem uitspreken eetgewoonten en respectvol •Opkomen voor van (allochtone) handelen ten jezelf medeleerlingen opzichte van •Opkomen voor zichzelf, anderen anderen en de omgeving •Zorgvuldig communiceren Zelfvertrouwen
Weten dat je in staat bent om …
Verantwoordelij Altijd opereren kheid binnen (zelf
Nieuwe uitdagingen zonder stress tegemoet gaan
•vertrouwen hebben in zichzelf, anderen en de omgeving •Eigen grenzen verkennen en verleggen
Opkomen voor een klasgenoot
•Eigen verantwoordelijkhe
•Initiatief tonen •Uit zichzelf een plan oppakken •Uitspreken iets te kunnen •Nieuwe uitdagingen oppakken buiten het bekende •Met elkaar verwachtingen
7
Zelfontplooiing
gekozen) grenzen
die wordt gepest
Gebruikmaken van allerlei uitdagingen in je omgeving
Eigen talent voor verhalen schrijven ontdekken en zich hier steeds verder in (willen) ontwikkelen
id nemen ten opzichte van zichzelf, anderen en de omgeving •Kritisch reflecteren op de eigen kennis, het eigen handelen en de eigen houding in relatie tot zichzelf, anderen en de omgeving •Zich verbonden voelen met kleinere en grotere gemeenschappen en de samenleving als geheel, daarin kunnen en willen participeren en een eigen plaats innemen •Zichzelf en anderen waarderen in het eigen, unieke groeiproces •Binnen de ruimte die geboden wordt initiatieven nemen, fouten durven maken en uitdagingen aangaan •Geleidelijk aan eigen waarden en normen ontwikkelen en mede in relatie daartoe eigen keuzes maken •Zichzelf kennen en verder ontwikkelen in sociaal, emotioneel, motorisch, cognitief, creatief en ethisch opzicht
bespreken •Zichzelf en anderen op zaken wijzen
•Risico´s nemen •Fouten durven maken •Initiatieven tonen Uitdagingen aangaan Keuzes kunnen maken
Bakx et al., 2012
8
Bakx, Ros en Teune (2012) zijn van mening dat het niet makkelijk is om tot duidelijke, concrete en afgebakende processen en actiewoorden te komen. Het werken aan attitudegerelateerde doelen is vaak gebaseerd op bepaalde normen en waarden. Dit maakt het stellen van doelen en het meten van de opbrengsten lastiger.
2.4 Werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling Volgens Zwiers & Aalbers (2005) bestaan er vier vuistregels welke een hulpmiddel zijn bij het oproepen van verwondering: 1. Richt de aandacht op het onderwerp. 2. Bekijk het onderwerp vanuit een ander perspectief. 3. Concretiseer de stof. 4. Stel vragen over het onderwerp en probeer deze te beantwoorden. Een contextrijke leeromgeving is volgens Alblas (2009) belangrijk. Hij omschrijft dit als een omgeving welke direct en/of indirect inhoud en structuur biedt. Vanuit deze leeromgeving ontstaat de behoefte meer te onderzoeken, ontdekken en weten. Hij is ervan overtuigd dat prikkels uit een rijke leeromgeving onze intrinsieke motivatie meer beïnvloeden dan vanuit gebruikelijke leeromgevingen. Om tot zelfontplooiing te komen is het belangrijk dat de leerling voldoet aan vier fasen benoemd in de piramide van Maslow (1943): 1. Fysiologische behoeften. 2. Veiligheid. 3. Saamhorigheid en liefde. 4. Waardering en respect. Deze fasen dient de leerkracht mee te nemen in zijn of haar onderwijs. Zwiers & Aalbers (2005) noemen een aantal typische werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling voor natuuronderwijs. Observatiekring Demonstratiekring Practicum Ontdekdoos Kijktafel Ontdekhoek Buitenwerk
Ook De Vaan & Marell (2012) zeggen dat binnen het klaslokaal de observatiekring en de ontdekhoek prima werkvormen zijn om kinderen mogelijkheden tot beleving te bieden. Met waarderingsvragen is het mogelijk om de aandacht specifiek te richten op beleving van het object in de observatiekring. Zo’n uitwisseling van persoonlijke impressies, gevoelens en opvattingen stimuleert de betrokkenheid van de leerlingen. Werkbladen en methodelessen zijn volgens Zwiers & Aalbers (2005) vaak antwoordgestuurd. Vraaggestuurd leren vanuit verwondering heeft kans van slagen wanneer er gebruik wordt gemaakt van een geschikte didactische werkvorm op het gebied van waardeontwikkeling. De werkvorm is afhankelijk van de beschikbare materialen. Concreet materiaal heeft een duidelijke meerwaarde. Een leerkracht dient hier rekening mee te houden bij het kiezen van de werkvorm, met het oog op waarnemen.
9
Nu volgt een omschrijving van enkele werkvormen die speciaal geschikt zijn voor NME. Rollenspellen In een rollenspel zijn de kinderen bezig met het inleven in een totaal ander belang dan ze zelf hebben. Er wordt een realistische situatie uitgebeeld die verband houdt met de milieuthematiek. Iedereen krijgt een rol waarin hij of zij zich moet verdiepen. Zo kunnen de kinderen bijvoorbeeld worden opgedeeld in twee groepen: acteurs en observatoren. Na afloop wordt de oefening geanalyseerd. Er wordt dieper ingegaan op het spelverloop. Vanuit verschillende rollen kom je samen tot een overeenkomst of akkoord. (Jongh & stichting Veldwerk Nederland, 2009) Het debat Een debat is een discussievorm waarbij het de bedoeling is een stelling te verdedigen of te bestrijden. Een debat kan kinderen in staat stellen kennis te nemen van talrijke uiteenlopende meningen en standpunten. Daarnaast kan het tegen elkaar uitspelen van mogelijke oplossingen leiden tot het verwerven van nieuwe of meer genuanceerde inzichten. Bij het debat wordt gebruik gemaakt van een jury die vooral let op hoe er geargumenteerd wordt. Hoe goed is het inlevingsvermogen van de kinderen? Hoe goed gaan ze in op wat de andere partij zegt? Hoe goed luisteren ze naar de ander? Bepaalde kinderen kunnen de rol van discussieleider op zich nemen. (Jongh & stichting Veldwerk Nederland, 2009) De rechtzaak Een milieudillema kan een mooi uitgangspunt zijn voor een rechtszaak. De verdachte heeft een misdaad begaan op het gebied van het milieu of de natuur. Je hebt een aanklager nodig, een advocaat, getuigen en een jury. (Jongh & stichting Veldwerk Nederland, 2009) De observatiekring Bij een observatiekring zitten de kinderen in de kring. In het midden ligt bijvoorbeeld een stuk mos of een vogelnestje en er worden vragen over gesteld. Mooi aan deze werkvorm is dat er een directe interactie tussen de kinderen mogelijk is. Je zit tegenover elkaar, je ziet elkaar en iedereen kan iets inbrengen. Daarbij zit je dicht bij de concrete spullen en alles is goed te zien. Vragen naar overeenkomsten en verschillen zijn prima te beantwoorden. (Zwiers & Aalbers, 2005) Demonstratiekring Een leerling of de leerkracht voert een proef uit en de rest van de klas kijkt toe en luistert. Dit zorgt voor verwondering, zodat de kinderen daarna enthousiast aan de slag gaan. Typerend is hier dat de leerkracht het tempo bepaalt en dat het gesprek in feite de volgende proef aankondigt. (Zwiers & Aalbers, 2005) Het practicum De leerlingen werken individueel of in groepjes met concreet materiaal. Er zijn verschillende organisatievormen mogelijk. Op deze manier zijn de kinderen actief bezig en gaan ze zelf op onderzoek om antwoorden te vinden. Daarnaast zijn ze samen bezig: taken verdelen, overleggen, afspraken maken, argumenteren, elkaar vragen stellen enzovoort. (Zwiers & Aalbers, 2005) Het dilemma Bij deze werkvorm wordt gebruik gemaakt van een kort verhaal waarbij het hoofdpersonage in een realistische situatie voor een keuze komt te staan. De conflictsituatie kan verschillende reacties uitlokken en er is sprake van tegenstrijdige belangen. (Van Petegem, 2002)
10
Groepsindeling Bij elke leeractiviteit is het van belang om na te gaan wat een optimale groepsgrootte is en op welke wijze de groepen het beste ingedeeld kunnen worden. De wijze van differentiatie, de indeling in mogelijk klasoverstijgende groepen en werkroutines zijn zaken die met het hele team bepaald moeten worden. (Inspectie van onderwijs, 2010)
2.5 Toetsing van attitudes Volgens Berding en Pols (2009) laten standaardvormen van beoordeling of evaluatie, zoals het afnemen van al dan niet gestandaardiseerde testen of toetsen, belangrijke aspecten van het leerproces buiten beschouwing. Vaak gaat het hier om van buitenaf opgelegde ‘objectieve’ kwaliteitsnormen die niet altijd recht doen aan het gecompliceerde en afwisselende karakter van het leren. Meestal is er niet meer dan eenzijdige aandacht voor het geleerde product, waar de aandacht voor het leerproces – in al zijn individuele en sociale aspecten – onder te lijden heeft. Leerlingen behoren hun kennis en vaardigheden bij natuuronderwijs in de basisschoolperiode te vergroten. Zwiers en Aalbers (2005) vinden dat er echter ook aandacht moet zijn voor de betrokkenheid van de kinderen, hun verantwoordelijkheidsgevoel, de manier van onderzoeken en beleven en hun verwondering voor de hen omringende wereld. Zij zijn van mening dat het niet makkelijk is om de activiteiten van kinderen op het gebied van natuuronderwijs te beoordelen. Als je als leerkracht het doel hebt om kinderen vol verwondering en beleving de wereld om hen heen te laten ontdekken, is het wel erg lastig om nadien te bepalen wat ze ervan geleerd hebben. Bij natuuronderwijs worden toetsen geleverd. Toetsen met kennis-, inzicht – of vaardigheidsvragen. Als je als leerkracht de methode volgt zoals die is opgezet, is dat een mogelijkheid. Volgens Bakx et al. (2012) is het voor meten van attitudes niet nodig om speciale toetsen op te stellen, omdat de leerkracht daar al continu op let. Kinderen hoeven niet steeds beloond te worden wanneer ze iets positiefs laten zien. Door geregeld een positieve opmerking met betrekking tot goed gedrag te maken, stimuleert de leerkracht de gewenste attitudes. Om gewenste attitudes te meten, is het o.a. mogelijk om één of twee keer per jaar een genormeerde vragenlijst over attitudeaspecten af te nemen onder de leerlingen. Met behulp van de resultaten kan de leerkracht speciale doelen stellen en met de leerlingen in gesprek gaan. Zwiers en Aalbers (2005) zijn van mening dat het mogelijk zou kunnen zijn om kinderen als toetsvorm te confronteren met een probleemstelling. Zij zouden de kinderen In groepjes na laten denken over een probleem, met behulp van vragen en opdrachten. De kinderen overwegen en selecteren, maar geven vooral hun motieven aan en verdiepen zich in de motieven van anderen. Het doel hiervan is het krijgen van inzicht in het besef van eigen en andermans denken en handelen met betrekking tot natuur en milieu. De observatie van de leerkracht is heel belangrijk, maar niet genoeg. Je moet ook weten hoe kinderen zich in het algemeen ontwikkelen, waar verschillen tussen kinderen uit voort kunnen komen, welke invloed ouders en culturen uitoefenen op die ontwikkeling, wanneer er sprake kan zijn van tekorten of zelfs stoornissen in de ontwikkeling. Bij onderwijskundige vakken wordt daar zeker aandacht aan besteed. Het is de kunst die algemene observatiepunten te vertalen naar handelingen op het gebied van natuuronderwijs.
11
2.6 Onderzoeksvraag Vanuit de probleemstelling en het theoretisch kader is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Welke didactische principes kunnen de docenten van basisschool de Touwladder inzetten om de waardeontwikkeling van kinderen tijdens natuur- en milieueducatie(NME) te meten en te beïnvloeden, met name op het gebied van buitenwerk, waarbij je de kinderen actief betrekt en hun attitude op het gebied van NME positief ontwikkelt?
Een antwoord op deze onderzoeksvraag wordt gezocht met behulp van de volgende deelvragen: Welke attitudedoelen met betrekking tot natuur- en milieueducatie vinden de leerkrachten belangrijk? Welke werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling kunnen volgens de leerkrachten worden ingezet tijdens NME? Welke werkvormen worden nu al door de leerkrachten toegepast? Wat hebben de leerkrachten nodig om attitudeaspecten te meten? Hoe meten de leerkrachten attitudeaspecten nu?
12
3. Opzet van het onderzoek 3.1 Procedure Om de onderzoeksvraag te beantwoorden werd gebruik gemaakt van verschillende methoden en technieken. Nu volgt per deelvraag op welke wijze te werk is gegaan. Welke waardes wil de school meegeven aan de kinderen? Om deze deelvraag te beantwoorden: Heb ik een open interview gehouden met 4 leerkrachten (groep 1/2, groep 4/5, groep 5/6 en groep 7). Deze methode was relevant voor deze deelvraag omdat een interview bij uitstek geschikt is om erachter te komen wat iemand denkt, weet, voelt en wil betreffende een onderwerp. Bij het maken van dit interview werd gebruik gemaakt van de doelen uit het schoolplan en de doelen van De Vaan & Marell (2012), specifiek gericht op het gebied van waardeontwikkeling. De interviews zijn verspreid over drie dagen afgenomen. Het doel van dit interview was het onderzoeken van de mogelijke doelen ten aanzien van waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie. Heb ik me verdiept in theorie over de algemene betekenis van waardeontwikkeling, waarna ik een verdieping heb gemaakt naar de belangrijkste doelen op het gebied van houding volgens De Vaan & Marell (2012) en volgens Bakx, Ros en Teune (2012). Vanuit deze doelen heb ik het team bevraagd. Het doel hiervan was het in beeld brengen van verschillende doelen op het gebied van houding. Welke werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling kunnen volgens de leerkrachten worden ingezet tijdens NME? Om deze deelvraag te beantwoorden: Heb ik een open interview gehouden met 4 leerkrachten (groep 1/2, groep 4/5, groep 5/6 en groep 7). Het doel van dit interview was het in kaart brengen van welke werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling volgens de leerkrachten van basisschool de Touwladder gebruik gemaakt kan worden. Heb ik me verdiept in theorie over werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling. Het doel hiervan was het op een rij zetten van een aantal werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling welke ik kon gebruiken in mijn aanbevelingen aan de leerkrachten van basisschool de Touwladder. Welke werkvormen worden nu al door de leerkrachten toegepast? Om deze deelvraag te beantwoorden: Heb ik een gesloten observatie gehouden bij 4 NME lessen (groep 1/2, groep 4, groep 6 en groep 7). Deze methode was relevant omdat een observatie het meest geschikte middel is wanneer er wordt gekeken naar gedrag. Het observatie instrument dat ik heb gebruikt, heb ik zelf ontwikkeld. Bij het ontwikkelen van dit instrument heb ik gebruik gemaakt van het circulaire spinnenweb van Van den Akker (2001). De observaties zijn verspreid over twee dagen afgenomen.
13
Het doel van deze observaties was het in kaart brengen van welke werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling de leerkrachten van basisschool de Touwladder gebruik kunnen maken. Heb ik een open interview gehouden met 4 leerkrachten (groep 1/2, groep 4/5, groep 5/6 en groep 7). Het doel van dit interview was het in kaart brengen van welke werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling de leerkrachten van basisschool de Touwladder nu gebruik maken. Heb ik een enquête afgenomen met 13 leerkrachten (groep 1/2, groep 3, groep 4/5, groep 5/6, groep 6, groep 7, groep 8). Deze methode is relevant omdat het een schoolbreed beeld creëert van de verschillende werkvormen en het de resultaten van de observaties versterkt. Bij het maken van deze enquête heb ik gebruik gemaakt van de theorie over het toetsen van attitudes. De enquête werd afgenomen tijdens een teamvergadering. Het doel van deze enquête was het in kaart brengen van welke werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling de leerkrachten van basisschool de Touwladder nu gebruik maken. Wat hebben de leerkrachten nodig om attitudeaspecten te meten? Om deze deelvraag te beantwoorden: Heb ik een enquête afgenomen met 13 leerkrachten (groep 1/2, groep 3, groep 4/5, groep 5/6, groep 6, groep 7, groep 8). Het doel van deze enquête was o.a. het in kaart brengen van hetgeen de leerkrachten nodig hebben om attitudeaspecten te meten. Heb ik me verdiept in theorie over toetsing van attitudes. Het doel van deze theorie was het in kaart brengen van welke mogelijkheden de leerkrachten van basisschool de Touwladder hebben om attitudeaspecten bij NME meetbaar te maken. Hoe meten de leerkrachten attitudeaspecten nu? Om deze deelvraag te beantwoorden: Heb ik een enquête afgenomen met 13 leerkrachten (groep 1/2, groep 3, groep 4/5, groep 5/6, groep 6, groep 7, groep 8). Het doel van deze enquête was o.a. het in kaart brengen van de manieren waarop leerkrachten van basisschool de Touwladder attitudeaspecten nu meten.
3.2 Respondenten Bij het onderzoek waren verschillende mensen betrokken. De onderzoeksgroep: Directeur Leerkracht Onderzoeksdocent Twee studenten Alle leden van de onderzoeksgroep zijn actief betrokken geweest bij het onderzoek. Iedereen kreeg een eigen taak welke bij de bijeenkomsten werd besproken. Leerkrachten: Vier leerkrachten groep 1/2 Eén leerkracht groep 3 Eén leerkracht groep 4 Twee leerkrachten groep 4/5 Eén leerkracht groep 5/6
14
Eén leerkracht groep 6 Drie leerkrachten groep 7 Twee leerkrachten groep 8 De leerkrachten hebben deelgenomen aan de interviews, de observaties en de enquêtes. Door leerkrachten van alle groepen te betrekken bij het onderzoek werd er een schoolbreed beeld gecreëerd.
3.3 Instrumenten In het onderzoek werd gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: 3.3.1 Interview De interviews bestonden uit 10 vragen op het gebied van waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie. Dit was relevant omdat de leerkrachten vragen over waardeontwikkeling voorgelegd kregen en hier ook nog aanvullingen op mochten geven. Ze werden verspreid over drie dagen afgenomen. Er werd gebruik gemaakt van de doelen van Marell & de Vaan (2012) op het gebied van waardeontwikkeling en de doelen uit het schoolplan. Met de antwoorden die de leerkrachten geven werd in kaart gebracht welke attitude de kinderen tijdens NME laten zien. Eén van de vragen was: ‘Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME?’. 3.3.2 Observatie Met de observaties werd in kaart gebracht van welke werkvormen op het gebied van waardeontwikkeling de leerkrachten nu gebruik maken. Dit instrument was geschikt omdat de gebruikte werkvormen werden waargenomen. Ze werden verspreid over twee dagen afgenomen. Eén van de observatiepunten was: ‘Welke werkvormen worden er toegepast m.b.t. waardeontwikkeling tijdens de les?’. 3.3.3 Enquête De enquête bestond uit 6 vragen op het gebied van toetsing van waardeontwikkeling. Drie open en drie gesloten vragen. Dit instrument was geschikt omdat veel leerkrachten antwoord konden geven op de vragen en zo een schoolbreed beeld werd gecreëerd. Met de antwoorden die de leerkrachten gaven werd in kaart gebracht welke attitude de kinderen tijdens NME laten zien en op welke manier de leerkrachten attitudeaspecten nu meten. Eén van de vragen was: ‘Vindt u het lastig om deze ontwikkeling van kinderen te meten?’.
3.4 Wijze van data-analyse Om een volledig antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag en de daarvan afgeleide deelvragen zijn er verschillende onderzoeksmethoden ingezet. 3.4.1 Interview Na het afnemen van vier interviews is de gesproken tekst volledig uitgetypt, de niet relevante tekst geschrapt en zijn de resultaten gelabeld. Onder de niet relevante tekst vallen de opmerkingen die geen affiniteit hebben met het onderzoek. De labels zijn gemaakt vanuit de onderzoeksvraag, de doelen van Marell & de Vaan (2012), de doelen van het schoolplan en de verschillende werkvormen van Zwiers & Aalbers (2005). Dit zorgt ervoor dat de labels relevant zijn voor het beantwoorden van
15
de vraagstelling. De labels zijn vooraf aan het ontwerpen van het interview vastgesteld. Een voorbeeld van een label die gebruikt is bij het analyseren van het interview is ‘Werkvormen specifiek gericht op waardeontwikkeling’. Om de betrouwbaarheid te vergroten zijn de labeling en de transcripten besproken met een 2e persoon die zich ook bezighield met het onderzoek. De labels zijn verwerkt in één tabel. Tijdens het formuleren van een antwoord op twee deelvragen en de onderzoeksvraag zijn de resultaten uit de tabel gebruikt. 3.4.2 Observatie De leerkrachten mochten het onderwerp en het verloop van de les zelf bepalen en waren vrij om een werkvorm m.b.t. waardeontwikkeling te kiezen. Tijdens de observaties werden de bevindingen genoteerd op het observatieformulier. Er werd met name gekeken naar de werkvormen die de leerkrachten hebben toegepast. Deze werkvormen werden opgeschreven. De observaties zijn elk apart uitgewerkt. Na het afnemen van alle observaties zijn de losse observatieformulieren samengevoegd in een tabel. Tijdens het formuleren van een antwoord op één deelvraag en de onderzoeksvraag zijn de resultaten uit de tabel gebruikt. 3.4.3Enquête Na het afnemen van de enquête werden de resultaten eerst bekeken. Er werd gezocht naar overeenkomsten en opvallendheden in de antwoorden van de leerkrachten. Daarna zijn de enquêtes verwerkt in tabellen om een duidelijk overzicht te krijgen. Boven elke tabel staat een vraag uit de enquête. Vervolgens heeft de onderzoeker aangegeven hoeveel leerkrachten met ja of nee hebben geantwoord, en/of wat de antwoorden op de open vragen zijn. Hierin werd onderscheid gemaakt tussen de verschillende groepen. Bij het beantwoorden van drie deelvragen en de onderzoeksvraag werden de resultaten van de tabel erbij gepakt en zijn ze nogmaals grondig bekeken om tot een goede formulering van het antwoord te komen.
De volledige uitwerkingen zijn te vinden in de bijlagen.
16
4. Resultaten 4.1 Resultaten deelvraag 1 Welke attitudedoelen met betrekking tot natuur- en milieueducatie vinden de leerkrachten belangrijk? Twee van de vier leerkrachten geven in het interview aan dat ze het belangrijk vinden om respect voor de natuur te ontwikkelen tijdens NME. Eén van hen zegt: ‘In de huidige tijd gaan weinig kinderen de natuur in. Ze weten er echt heel weinig van.’ Een ander zegt: ‘ze moeten leren waar het voor dient, wat het betekent en wat eruit te halen valt.’ Ook wordt gezegd dat het belangrijk is om de doelen met elkaar te bespreken. De resultaten van het interview zijn te vinden in de bijlagen. In het schoolplan staan drie doelen beschreven op het gebied van waardeontwikkeling bij NME. Deze doelen zijn te lezen in de bijlagen. De leerkrachten vinden deze doelen allemaal belangrijk. Wel vindt één leerkracht het tweede en het derde doel erg hoog gegrepen. Een andere leerkracht zegt over het derde doel: ‘Een heel klein stukje ervan mee te geven is prima, maar als je dat in zijn totaliteit neemt dan nee.’ De Vaan & Marell (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Ook deze doelen zijn te lezen in de bijlagen. Eén van de leerkrachten zegt het volgende over deze doelen: ‘Hoogdravend en moeilijk te vertalen naar de groep. Moeilijker dan de andere doelen. Het moet kort maar krachtig zijn.’ Een andere leerkracht zegt: ‘Sowieso organismen dan vooraan zetten. Dat tweede deel hoort niet zo zeer bij NME. Dit is een algeheel doel. Dit is te realiseren bij NME.’
4.2 Resultaten deelvraag 2 Welke werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling kunnen volgens de leerkrachten worden ingezet tijdens NME? Eén van de leerkrachten zegt in het interview: ‘De keuze voor een werkvorm is afhankelijk van hoe de kinderen op bepaalde momenten reageren.’. Een andere leerkracht zegt: ‘Een stuk theorie, een stukje doen en een terugblik.’ Ook het in groepjes werken en het overleggen met elkaar wordt nu regelmatig gebruikt.
4.3 Resultaten deelvraag 3 Welke werkvormen worden nu al door de leerkrachten toegepast? Uit de observaties blijkt dat er gebruik wordt gemaakt van de volgende werkvormen: Werkvorm Samen onderzoek doen Observatiekring In groepjes werken Klassengesprek Zelf natuur ontwerpen Demonstratiekring
Aantal keer toegepast 1 2 1 1 2 2
17
In de enquête zeggen de leerkrachten gebruik te maken van de volgende werkvormen: Werkvorm Aantal keer genoemd Samenwerking in groepjes 6 Klassengesprek 7 Kringactiviteiten 1 Werkles 1 Buitenspelen 1 Excursie 1 Individuele momenten met kinderen 1 Ontdekkring 1 Spreekbeurt 1 Schooltv 2 Hoekenwerk 2 Experimenten 1
4.4 Resultaten deelvraag 4 Wat hebben de leerkrachten nodig om attitudeaspecten te meten? Uit de enquête blijkt dat 12 van de 13 leerkrachten de attitudeaspecten niet meten. Zij geven hier de volgende verklaring voor:
Ik de beginsituatie niet ken Er geen meetinstrument is Ik deze lessen niet geef
Aantal keer genoemd 1 8 3
Eén leerkracht geeft aan de attitudeaspecten wel te meten. Zij geeft hier de volgende verklaring voor: Het regelmatig terugkomt
1
4.5 Resultaten deelvraag 5 Hoe meten de leerkrachten attitudeaspecten nu? Uit de enquête blijkt dat 12 van de 13 leerkrachten het moeilijk vinden om attitudeaspecten zichtbaar/meetbaar te maken. Op de vraag ‘Vindt u het lastig om deze ontwikkeling van kinderen te meten?’ zeggen zij: OB MB BB Samen Ja 3 4 5 12 Nee 1 1 Zij geven hier de volgende verklaring voor: Ja,omdat Aantal keer genoemd Ik de beginsituatie niet ken 1 Er geen meetinstrument is 8 Ik deze lessen niet geef 3 Nee, omdat Het regelmatig terugkomt 1
18
5. Conclusies 5.1 Conclusie deelvraag 1 Welke attitudedoelen met betrekking tot natuur- en milieueducatie vinden de leerkrachten belangrijk? Uit het interview blijkt dat de leerkrachten het vooral belangrijk vinden om respect voor de natuur te ontwikkelen tijdens NME. Ook komt naar voren dat het belangrijk is om de doelen met elkaar te bespreken. Ook Smit (2006) en De Vaan & Marell (2006)delen deze mening. Zij zeggen dat het bij NME gaat om het ontwikkelen van bewustwording, waardering, zorg en verantwoordelijkheid. In het schoolplan staan drie doelen beschreven op het gebied van waardeontwikkeling bij NME. De leerkrachten vinden de doelen uit het schoolplan allemaal belangrijk. Het derde doel wordt wel als moeilijk en hoog gegrepen gezien. Dit zou kunnen komen doordat het doel beschreven is in een lange zin waarin veel informatie gegeven wordt. De Vaan & Marell (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling geformuleerd. Alle vier de leerkrachten zijn het eens met deze doelen maar hebben er wel een aantal op- en aanmerkingen bij. Zij lijken zich meer te kunnen vinden in de doelen uit het schoolplan.
5.2 Conclusie deelvraag 2 Welke werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling kunnen volgens de leerkrachten worden ingezet tijdens NME? In de geobserveerde lessen werd gebruik gemaakt van de volgende werkvormen: Samen onderzoek doen In groepjes werken Een klassengesprek Zelf natuur ontwerpen In de enquête zeggen de leerkrachten ook gebruik te maken van de volgende werkvormen: Samenwerking in groepjes Kringactiviteiten Werklessen Buitenspelen Excursie Individuele momenten Ontdekkring Spreekbeurt Schooltv Hoekenwerk Experimenten Vooral het samenwerken in groepjes en een klassengesprek wordt regelmatig gebruikt. In de theorie geven Zwiers & Aalbers (2005), De Vaan & Marell (2012), Jongh & stichting Veldwerk Nederland (2009) en Van Petegem (2002) een omschrijving van verschillende werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling. De leerkrachten geven dus aan gebruik te maken van 15 verschillende werkvormen.
19
5.3 Conclusie deelvraag 3 Welke werkvormen worden nu al door de leerkrachten toegepast? Uit de observaties en de enquêtes blijkt dat de leerkrachten gebruik maken van verschillende werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling. Samen onderzoek doen, observatiekring, in groepjes werken, klassengesprek, zelf natuur ontwerpen, demonstratiekring, kringactiviteiten, werkles, buitenspelen, excursie, individuele momenten met kinderen, ontdekkring, spreekbeurt, schooltv, hoekenwerk, experimenteren. Ook De Vaan & Marell (2012) zeggen dat binnen het klaslokaal de observatiekring en de ontdekhoek prima werkvormen zijn om kinderen mogelijkheden tot beleving te bieden. Met waarderingsvragen is het mogelijk om de aandacht specifiek te richten op beleving van het object in de observatiekring. Zo’n uitwisseling van persoonlijke impressies, gevoelens en opvattingen stimuleert de betrokkenheid van de leerlingen. Vooral het samenwerken in groepjes en het klassengesprek worden veel gebruikt door de leerkrachten. Zij vinden dit eenvoudige werkvormen en zijn vaak niet op de hoogte van de vele andere mogelijkheden.
5.4 Conclusie deelvraag 4 Wat hebben de leerkrachten nodig om attitudeaspecten te meten? Uit de enquête blijkt dat 12 van de 13 leerkrachten de attitudeaspecten niet meten. Ook blijkt dat zij deze aspecten wel degelijk belangrijk vinden. Zij geven echter aan niet goed te weten hoe ze dit vorm moeten geven en wat ze nodig hebben. Zwiers en Aalbers (2005) en Bakx, Ros en Teune (2012) zijn van mening dat het wel degelijk mogelijk is. Zij geven twee mogelijkheden voor het meten van attitudes: Eén of twee keer per jaar een genormeerde vragenlijst over attitudeaspecten af nemen De kinderen confronteren met een probleemstelling en vervolgens in groepjes na laten denken over een probleem, met behulp van vragen en opdrachten De observatie van de leerkracht is heel belangrijk, maar niet genoeg. Er moet ook bekend zijn hoe kinderen zich in het algemeen ontwikkelen, waar verschillen tussen kinderen uit voort kunnen komen, welke invloed ouders en culturen uitoefenen op die ontwikkeling, wanneer er sprake kan zijn van tekorten of zelfs stoornissen in de ontwikkeling. Bij onderwijskundige vakken wordt daar zeker aandacht aan besteed. Het is de kunst die algemene observatiepunten te vertalen naar handelingen op het gebied van natuuronderwijs. Tijdens de observaties werd duidelijk dat enkele leerkrachten kinderen confronteren met een probleemstelling en ze vervolgens in groepjes na laten denken over het probleem. Uit de enquêtes blijkt echter dat zij dit niet herkennen als een meetinstrument. Zij lijken kennis over manieren van toetsing op het gebied van attitudeaspecten nodig te hebben.
5.5 Conclusie deelvraag 5 Hoe meten de leerkrachten attitudeaspecten nu? Uit de enquête blijkt dat 12 van de 13 leerkrachten het moeilijk vinden om attitudeaspecten zichtbaar/meetbaar te maken. De meest genoemde reden is dat er geen meetinstrument is. Eén leerkracht meet deze aspecten wel omdat het vaak terugkomt. Zij heeft hier geen instrument voor, maar observeert de kinderen tijdens de lessen. Op dit moment worden de attitudeaspecten niet tot nauwelijks gemeten.
20
5.6 Conclusie hoofdvraag Welke didactische principes kunnen de docenten van basisschool de Touwladder inzetten om de waardeontwikkeling van kinderen tijdens natuur- en milieueducatie(NME) te meten en te beïnvloeden, met name op het gebied van buitenwerk, waarbij je de kinderen actief betrekt en hun attitude op het gebied van NME positief ontwikkelt? Leerkrachten vinden het belangrijk om respect voor de natuur te ontwikkelen tijdens NME. De kinderen zijn betrokken en laten veel respect, verwondering, nieuwsgierigheid en belangstelling zien. In dit onderzoek wordt duidelijk dat de leerkrachten niet altijd weten hoe ze hier aandacht aan moeten besteden en hoe ze de waardeontwikkeling bij kinderen kunnen meten. Er zijn verschillende didactische principes die leerkrachten in kunnen zetten. Zo bestaan er verschillende werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling. Een aantal hiervan worden nu al toegepast. Ook blijkt dat het belangrijk is om de doelen met de kinderen te bespreken. Om de attitudes te meten kan gebruik worden gemaakt van een genormeerde vragenlijst welke één of twee keer per jaar wordt afgenomen. Ook kunnen de kinderen geconfronteerd worden met een probleemstelling. Met behulp van vragen en opdrachten staan zij individueel of in groepsverband stil bij het probleem. Om deze didactische principes goed tot hun recht te laten komen lijkt het wel belangrijk dat de leerkrachten weten hoe kinderen zich in het algemeen ontwikkelen, waar verschillen tussen kinderen uit voort kunnen komen, welke invloed ouders en culturen uitoefenen op die ontwikkeling en wanneer er sprake kan zijn van tekorten of zelfs stoornissen in de ontwikkeling.
21
6. Discussie Door te werken in een onderzoeksgroep, gebruik te maken van een uitgebreid theoretisch kader en de bijdragen van leerkrachten, krijgt de school door de resultaten van dit onderzoek geschikte handvatten aangereikt van verschillende didactische principes om de waardeontwikkeling van kinderen tijdens natuur- en milieueducatie(NME) te meten en te beïnvloeden. Basisschool de Touwladder is een academische opleidingsschool. De bijeenkomsten van de academische kenniskring en de onderzoeksgroep hebben ervoor gezorgd dat meerdere mensen met verschillende visies en meningen een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het onderzoek. Deze kritische blik heeft een positieve invloed gehad op de kwaliteit hiervan. Door gebruik te maken van drie verschillende onderzoeksmethoden is er sprake van triangulatie. Dit zorgt ervoor dat de validiteit van het onderzoek verhoogd wordt. Door te werken vanuit een kritische houding tijdens de uitvoering en de verwerking, is de betrouwbaarheid van het onderzoek zo groot mogelijk. Gedurende dit onderzoek zijn er wegens persoonlijke omstandigheden meerdere wisselingen geweest in de begeleiding. De start van het onderzoek, met de nadruk op het School Ontwikkelings Project Plan, liep hierdoor enige vertraging op. Hierdoor was er voor de rest van het onderzoek minder tijd over. De mogelijkheid bestaat dat dit invloed heeft gehad op de resultaten van het onderzoek. Wanneer er meer tijd was geweest had er nog grondiger naar het probleem gekeken kunnen worden en waren de resultaten wellicht betrouwbaarder. Deze situatie was onmacht, maar voor een vervolgonderzoek is het aanbevelingswaardig om het tempo hoog te houden. Bij het afnemen van de enquête was het de bedoeling om het hele team te bereiken om zo een schoolbreed beeld te creëren. Echter bleek dat niet alle leerkrachten op het moment van afname aanwezig waren. Uit de enquête kwam naar voren dat 1 van de 13 leerkrachten attitudeaspecten meet. Wellicht zijn er meer leerkrachten die dit doen en was de uitkomst anders geweest wanneer alle leerkrachten de enquête hadden ingevuld. Dit zorgt ervoor dat de resultaten minder betrouwbaar zijn. Echter zijn de 13 enquêtes ingevuld door leerkrachten uit zowel onder-, midden- als bovenbouw, waardoor de resultaten van de enquête wel schoolbreed zijn. Gedurende een vervolgonderzoek kunnen de leerkrachten die de enquête nog niet hebben ingevuld dit alsnog doen. Het was moeilijk om geschikte respondenten te vinden voor de interviews en observaties. De verklaring hiervoor is waarschijnlijk te vinden in het feit dat niet in alle groepen les wordt gegeven m.b.t. natuur- en milieueducatie. Daardoor kwam de dataverzameling moeizaam op gang. Uiteindelijk zijn er 4 interviews en 4 observaties afgenomen. Wellicht waren er andere resultaten verkregen wanneer er meer interviews en observaties waren afgenomen. Dit zorgt ervoor dat de betrouwbaarheid minder groot is. Zowel de interviews als de enquêtes zijn bij 4 leerkrachten afgenomen. De observatiepunten van de observaties kwamen, weliswaar in een andere vorm, ook terug in de enquête en de vragen uit het interview kwamen ook terug in de observaties. Hierdoor werden de resultaten niet gebaseerd op 4 leerkrachten maar op een groter aantal. De betrouwbaarheid werd hierdoor weer groter. Om de betrouwbaarheid groter te maken zouden de observaties en interviews gedurende een vervolgonderzoek bij een groter aantal leerkrachten afgenomen kunnen worden.
22
De methoden die gebruikt zijn in dit onderzoek bleken waardevol te zijn, met name de interviews. Dit komt hoogstwaarschijnlijk doordat de leerkrachten in een ongedwongen situatie open en eerlijk over hun ideeën m.b.t. waardeontwikkeling konden spreken. Daardoor ontstond er een duidelijk beeld van de normen en waarden van de leerkrachten. De vragen uit het interview waren helder en duidelijk en sloten goed aan bij het doel van het onderzoek, waardoor de validiteit hoog is. Voor vervolgonderzoek kan gebruik worden gemaakt van dezelfde methoden.
De affiniteit met het onderwerp van dit onderzoek, heeft ervoor gezorgd dat de inzet groot was. Dit heeft bijgedragen aan het enthousiasme en doorzettingsvermogen en heeft een positieve invloed gehad op de resultaten van het onderzoek. Er werd veel tijd en moeite gestoken in het zoeken en vinden van een antwoord op de onderzoeksvraag.
23
7. Praktische opbrengst en aanbevelingen De aanbevelingen die ik ga doen zijn gebaseerd op de kennis en inzichten die ik verworven heb door het lezen van de theorie, het uitvoeren van de observaties en het afnemen van de interviews en enquêtes. In de probleemstelling wordt duidelijk dat het inzichtelijk maken van waardeontwikkeling nog onvoldoende aan de orde komt. Uit de resultaten van het interview bleek dat de doelen uit het schoolplan niet volledig aansluiten bij de meningen van de leerkrachten. Vooral het derde doel wordt als moeilijk en hoog gegrepen gezien. Ook bleek dat er leerkrachten zijn die niet op de hoogte zijn van deze doelen. Het is mogelijk dat dit de reden is dat waardeontwikkeling op dit moment weinig aan de orde komt. Omdat het de visie van de school is, is het belangrijk dat de leerkrachten deze doelen kennen en hiermee werken. Een manier om hier vorm aan te geven is door de doelen uit het schoolplan te bespreken met het hele team tijdens een overleg. De leerkrachten kunnen individueel op- of aanmerkingen plaatsen en deze daarna met elkaar bespreken. Naar aanleiding hiervan zou de school kunnen overwegen de doelen aan te passen zodat iedereen zich hierin kan vinden. Dit kan het team extra motiveren om hier bewust mee aan het werk te gaan en maakt de visie van de school nog krachtiger. Leerkrachten geven aan dat zij waardeontwikkeling van kinderen erg belangrijk vinden. Smit (2006) geeft aan dat het bij NME gaat om het ontwikkelen van bewustwording, waardering, zorg en verantwoordelijkheid en De Vaan & Marell (2006) zeggen dat het bij natuuronderwijs niet alleen om kennis, inzicht en vaardigheden draait, maar ook om houdingen. Uit de probleemstelling blijkt echter dat dit nog onvoldoende aan de orde komt. De methode biedt inhoudelijk weinig houvast voor het vormgeven van buitenlessen, waardoor zij hier zelf invulling aan moeten geven. Deze drempel is voor veel leerkrachten te hoog. Op dit moment wordt er met name gebruik gemaakt van samenwerken in groepjes en een klassengesprek, maar uit dit onderzoek blijkt dat er veel verschillende werkvormen zijn op het gebied van waardeontwikkeling. Door de werkvormen op papier of in gesprek aan te bieden, krijgen de leerkrachten handvatten aangereikt om aandacht te besteden aan waardeontwikkeling. Zo kan er bijvoorbeeld een studiedag georganiseerd worden die zich richt op deze werkvormen. Er wordt gestart met een algemene presentatie waarna de leerkrachten in groepen uiteen gaan om te brainstormen over de uitvoering in hun klas. Tussendoor of aan het eind van de dag worden de resultaten en bevindingen met het hele team uitgewisseld. Daarna kan afgesproken worden hoe vaak de werkvormen gebruikt moeten worden, bijvoorbeeld minimaal twee keer in de maand. Uit de probleemstelling blijkt dat de vraag hoe duidelijk zichtbaar gemaakt kan worden wat de kinderen leren op het gebied van waardeontwikkeling, nog niet voldoende aandacht heeft gekregen. Uit de enquête blijkt dat leerkrachten het moeilijk vinden om attitudeaspecten zichtbaar/meetbaar te maken. De meest genoemde reden is dat er geen meetinstrument is. Zwiers en Aalbers (2005) en Bakx, Ros en Teune (2012) zijn van mening dat het wel degelijk mogelijk is. Tijdens de observaties werd echter duidelijk dat sommige leerkrachten hier wel mee bezig zijn, maar dit niet herkennen als een meetinstrument.
24
Uit theorie blijkt dat er verschillende mogelijkheden zijn om dit te toetsen. Door in gesprek te gaan met de leerkrachten en deze vormen van toetsen te bespreken en aan te bieden, kunnen zij hier aandacht aan gaan besteden, en worden ze zich ervan bewust als ze dit al doen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in de vorm van een werkoverleg, waarbij de leerkrachten van de verschillende bouwen bij elkaar gaan zitten en met elkaar in gesprek gaan. Zij kunnen ervaringen en kennis met elkaar uitwisselen. Vervolgens kan er een werkgroep worden opgericht die een schoolbreed meetinstrument zoeken en/of ontwikkelen dat aansluit bij de groepen. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat het stellen en bewaken van doelen nog om aandacht vraagt. De leerkrachten geven aan zich hier wel in te willen ontwikkelen. Op dit moment worden er in de lessen nauwelijks tot geen doelen m.b.t. waardeontwikkeling besproken met de kinderen. Door dit wel te doen worden zij zich bewust van wat ze moeten doen en denken ze na over de essentie van hun handelen. Het is aanbevelenswaardig met het team af te spreken om dit bij elke les m.b.t. NME te doen. Adviezen vervolgonderzoek: In de probleemstelling wordt duidelijk dat er aan het aspect milieueducatie nog minder aandacht wordt besteed. De school heeft NME hoog in het vaandel staan. Uit dit onderzoek blijkt dat het stuk waardeontwikkeling door de leerkrachten als belangrijk wordt gezien. De school kan hier veel aandacht aan besteden, maar deze houding tegenover de natuur wordt voor een groot gedeelte in de directe omgeving, zoals thuis, gevormd. Welke invloed heeft de thuissituatie op de waardeontwikkeling van het kind en is het mogelijk om hier samen aan te werken? Er kan gezocht worden naar een manier om de waardeontwikkeling in samenwerking tussen school en thuis te stimuleren. Uit de probleemstelling blijkt dat het de bedoeling is om over vier jaar een krachtige, uitdagende leeromgeving ingericht te hebben. De laatste jaren is nieuwe media in opkomst en dit zal zich de komende jaren nog flink uitbreiden. De school heeft nu al beschikking over 30 i-pads. Deze vergoten de onderwijsmogelijkheden en zorgen voor een grote betrokkenheid van de kinderen. Is het mogelijk om nieuwe media in te zetten bij het inrichten van een krachtige, uitdagende leeromgeving en het stimuleren van de attitude tegenover de natuur? Er kan gezocht worden naar een manier of een programma die leerkrachten kunnen helpen bij het stimuleren van deze houding. De school besteedt momenteel veel aandacht aan opbrengstgericht werken. Het stellen van doelen is kenmerkend voor deze vorm van onderwijs. In het schoolplan worden enkele doelen op het gebied van waardeontwikkeling benoemd, maar de nadruk ligt toch op de ontwikkeling van kennis en vaardigheden. Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de doelen op het gebied van waardeontwikkeling meer aan de orde komen? Er kunnen nieuwe doelen geformuleerd worden welke aansluiten bij de visie van de leerkrachten en de school. Uit dit onderzoek blijkt dat er verschillende manieren zijn om waardeontwikkeling te toetsen. De verschillende mogelijkheden van toetsing kunnen verder worden onderzocht en uitgediept en er kan een schoolbreed instrument ontwikkeld worden, dat variatie biedt voor elke leeftijdsgroep.
25
Literatuurlijst -Bakx, A., Ros, A. A., & Teune, P. J. (2012). Opbrengstgericht onderwijs ontwerpen. Bussum: Coutinho. -Bakx, A. W. E. A. (2010). Opbrengstgericht werken in het basisonderwijs: Implicaties voor de kwaliteit van de leraar. Eindhoven: Fontys Hogescholen. -Berding, J., & Pols, W. (2009). Schoolpedagogiek: Opvoeding en onderwijs in de basisschool. Groningen [etc.: Noordhoff. -Fishbein, M., & Ajzen, I. (1975). Belief, attitude, intention, and behavior: An introduction to theory and research. Reading, Mass: Addison-Wesley Pub. Co. -Inspectie van onderwijs. (2010). Opbrengstgericht werken? Wat bedoelen ze daar nu weer mee?!. De wereld van het jonge kind, 2012 (4), 6-9. -Jongejan, E. (1991). Milieu voor jong naar oud. Tilburg: Zwijsen. -Jongh, H. ., & Stichting Veldwerk Nederland. (2009). Natuur en techniek geven: Praktische vakdidactiek voor het basisonderwijs. Assen: Koninklijke Van Gorcum. -Marell, J., & Vaan, E. (2006). Praktische didactiek voor natuur onderwijs. Bussum: Coutinho. -Marell, J., & Vaan, E. (2012). Praktische didactiek voor natuur onderwijs. Bussum: Coutinho. -Margadant-van, A. M.(1988). Dierenjuf: Natuureducatie en de relatie tussen jonge kinderen en dieren. Utrecht. -Meijer, R., & Boer, S. . (2009). "Opbrengstgericht werken" doe je zo!: 9 schoolportretten. Utrecht: PO-Raad/Projectbureau Kwaliteit. -Petegem, P., Imbrecht, I., Blieck, A., & Feyter, P.(2002)Natuur- en milieueducatie in de lerarenopleiding: het belang van waardevorming. IMPULS, 32e JG., NR. 4, JUNI 2002, 180-189. -Ploeg,P.A.(2007).Dalton onderwijspedagogiek.Baarn: Intro. -Smit,W., Jansen,P., Koppen,C., Bulten,M., Damen,M.,& Custers,C. (2006). Hoe duurzaam is NME?: Een explorerend kwantitatief onderzoek naar langetermijneffecten van Natuur- en Milieueducatie op basisscholen. Apeldoorn:Stichting Veldwerk. -Sollart,K.M., & Vreke,J. (2008). Het faciliteren van natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs: NME-ondersteuning in de provincies .Wageningen: Alterra. -Visscher, A., & Ehren, M. (2011). Hoe werk je opbrengstgericht?. De wereld van het jonge kind, 2012 (4), 5. -Zwiers, J., & Aalbers, W. (2005). Natuur is overal: Een praktijkgericht didactiekboek natuuronderwijs met bouwstenen voor een competentiegerichte werkwijze. Heeswijk-Dinther: Esstede.
26
Bijlagen Uitwerking Enquête Uitwerking Interview Uitwerking Observatie Doelen schoolplan en De Vaan & Marell (2012)
27
Uitwerking Enquête Enquête over toetsing van waardeontwikkeling gericht op NME 1. Welke werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling gericht op NME past u toe in uw lessen? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
2. Meet u de waardeontwikkeling van kinderen ten behoeve van NME in uw klas?
0 Ja 0 Nee 3. Vindt u het lastig om deze ontwikkeling van kinderen te meten? (Graag toelichting geven) 0 Ja,omdat ______________________________________________________________ 0 Nee, omdat ______________________________________________________________ 0 Anders, namelijk _________________________________________________________ 4. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Welke attitude/houding laten de kinderen zien tijdens NME? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6. In welke groep geeft u les? (Kruis het juiste antwoord aan) 0 groep 1/2 0 groep 5/6 0 groep 3 0 groep 6 0 groep 4 0 groep 7 0 groep 4/5 0 groep 8
28
Resultaat enquête over toetsing van waardeontwikkeling gericht op NME 13 leerkrachten 1. Welke werkvormen m.b.t. waardeontwikkeling gericht op NME past u toe in uw lessen? Samenwerking in groepjes Klassikaal Coöperatieve werkvormen Klassengesprek Kringactiviteiten Werkles Buitenspelen Excursie Individuele momenten met kinderen Ontdekkring Spreekbeurt Schooltv Nieuws uit de natuur Hoekenwerk
2. Meet u de waardeontwikkeling van kinderen ten behoeve van NME in uw klas? OB MB BB Samen Ja Nee
1 3
5
4
1 12
3. Vindt u het lastig om deze ontwikkeling van kinderen te meten? OB MB BB Samen Ja Nee
3 1
4
5
12 1
Ja,omdat We geen handgrepen hebben om dit je beoordelen. Het moeilijk in een ‘punt’ te vangen is. Er geen toetsen zijn. Ik de beginsituatie niet ken. Er geen meetinstrument is. Ik deze lessen zelf niet geef Er geen methode is. Er geen observatiepunten zijn. Nee, omdat Het regelmatig terugkomt 4. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Kennis van NME, hoe om te gaan met ………, effecten op gedragingen met …. Kennis NME, respect voor, gedrag
29
Hoe sta je zelf in de natuur? Wat kun je zelf betekenen? Later willen hier ook nog mensen leven! Respect en verwondering voor alles wat leeft. Zuinigheid, nieuwsgierigheid, houden van, genieten. Dit koppelen aan kennis, want dan begrijp je waarom die andere waardes van belang zijn. Betrokkenheid bij natuur en milieu. Open houding. Zorgzaamheid. Gevolgen van daden. Zelfverantwoordelijkheid. Hoe om te gaan met milieu en natuur. Respect. Belangstelling kweken. Zorg samen goed voor de natuur. 5. Welke attitude/houding laten de kinderen zien tijdens NME? Minder interesse tijdens theoretische zaken, proefondervindelijk, ontdekken vinden de kinderen leuk!!!! Theorie valt minder, proefondervindelijk leren is natuurlijk veel leuker Mondeling geven kinderen aan het belang te zien van een goede manier van omgaan met. Helaas zijn ze in de alledaagse bezigheden wat nonchalanter. Verwondering, aandacht, interesse. Over het algemeen veel nieuwsgierigheid en belangstelling. Over het algemeen zijn kinderen wel betrokken. Bij proefjes doen veel kinderen niet echt moeite om goede (uitgebreide) antwoorden te geven. Ze nemen niet echt de moeite er dieper over na te denken. Nog niet aan de orde specifiek als NME. Nieuwsgierig, ontdekkend en leergierig. Betrokkenheid, zeker in duo’s! Respect. Ze vinden het wel heel interessant maar in onze combi niet te realiseren helaas! 6. In welke groep geeft u les? (Kruis het juiste antwoord aan) Groep 1/2 4 Groep 3 1 Groep 4 0 Groep 4/5 2 Groep 5/6 1 Groep 6 1 Groep 7 2 Groep 8 2
30
Uitwerking interviews Interview leerkrachten de Touwladder Datum: 22-04-2013 Betreft: de doelen ten aanzien van waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie. 1.In welke groep geeft u les? 1/2 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 1: Dat zijn de grootste dingen. Ontdekkend bezig zijn daardoor. Als je ziet hoe ze belangstelling hebben voor beestjes en al dat soort dingen en uuhhh ja, dan komen op begeven moment de vragen er ook wel bij. Ze kunnen de meest stompzinnige vragen stellen in één keer over een stokje waar het vandaan komt bij wijze van spreken. Waarom is die nou weg? Dat is wel heel leuk. Ilse: En ik heb zelf gezien dat er bij de kleuters heel veel uit de kinderen zelf komt. Leerkracht 1: Precies, je hoeft zelf eigenlijk alleen maar te sturen. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 1: Ik vind het zo typerend dat je zoveel verschil tussen de kinderen ziet. Sommige kinderen zijn alleen maar bezig met hun eigen ontwikkeling buiten, met kunstjes maken en dat soort dingen en andere zijn echt helemaal, ja net als T. die zit helemaal in de natuur bij mij. Die ziet alles om zich heen. Elk vliegje dat rondvliegt heeft hij in de gaten. Hij houdt ook helemaal van honden en dat soort dingen en die is wat dat betreft ook helemaal daarop gericht maar ook, je merkt ook dat ze van thuis uit een bepaalde achtergrond meekrijgen waar de belangstelling ook al gewekt wordt. Als ouders er belangstelling voor hebben dan zie je dat bij kinderen ook heel vaak. Dus bij T. hebben ze een heel groot, ja bijna een bos in de tuin. Ilse: Hij krijgt van thuis uit al zoveel mee. Leerkracht 1: Ja hij krijgt van thuis uit zoveel mee. Ilse: Dus als hij buiten iets bijzonders ziet dan uhhh gaat hij hier helemaal in op? Leerkracht 1: Ja, hij kan ook helemaal verontwaardigd zijn als een ander kind bijvoorbeeld per ongeluk of expres op een lieveheersbeestje ofzo stapt weet je wel. Dan is hij echt helemaal van, ja dan kan hij helemaal over de flos zijn. Ilse: Hoe is dat dan bij de andere kinderen? Leerkracht 1: Andere kinderen hebben wel even zoiets van uuhhhh kijk een mooi bloempje ofzo, maar niet zoals hij dat heeft. Hij heeft dat echt heel specifiek. 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 1: Dat ligt er een beetje aan. Ik weet wel, vroeger toen ik op de andere school stond en je ging naar het bos toe en je nam van alles mee weet je wel. Spiegeltjes nam je mee om onder paddenstoelen te kijken en dat soort dingen. Dan kwamen er ook loepjes van thuis mee om nog eens een keer met een vergrootglas goed te kunnen kijken zo.
31
Maar die interesse erin die blijft wel vind ik. Je hoeft kinderen niet erg te motiveren om uuhhhh daar dingen van op te nemen. Ik vind dat wel altijd heel gezellig en ook heel leuk en ook de vragen die naderhand spontaan komen. Maar dat zie je ook bij de boekjes van Mieke en Wouter, dan heb je van uhh uhhh uhhh Rood met witte stippen en daar komt ook de hele natuur in naar voren. En dat is zo leuk om uuhhh ook de reacties van de kinderen en ook de uhhh de verhalen die ze er rond omheen dan breien weet je wel en de dingen die ze elkaar gaan vertellen. Je hebt natuurlijk ook altijd wel boekjes en dat soort dingen die erbij aansluiten. Hee juf kijk eens, daar had je het toen over hè. Van dat soort dingen. Die liggen heel dicht bij de kinderen weet je wel dus dat is heel leuk, vind ik. Ilse: Ik heb ze nog nooit gezien. Leerkracht 1: Echt niet? Ilse: Nee wie hebben die geschreven? Leerkracht 1: Uhhhhm Jacques Vriens geloof ik. Ik heb ze nu allemaal door gedaan naar W. van ons G. weet je wel, want ja ik heb ze nu toch niet meer nodig. En echt met Kerst en Sinterklaas heb je daar een speciaal boekje van. Zo leuk. Ilse: Leuk zeg. Leerkracht 1: Ja zo leuk. Ilse: Maar het is dus bij deze groep zo dat op het moment dat je naar buiten gaat hebben ze wel een nieuwsgierige houding. Leerkracht 1: Ja. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 1: Ja dat komt wel ook van mij uit want ik ben zelf ook echt een natuurmens dus uuhhh en ik zie ook heel veel. Ilse: Kun je daar een voorbeeld van geven, van hoe je dat hebt gestimuleerd? Leerkracht 1: Nou door bijvoorbeeld iets wat mij opgevallen is en waar kinderen nog niet op gereageerd hebben dan kan ik daar heel goed expres een keer langs gaan lopen en zeggen van hee dat knopje was vorige week nog maar zo weet je wel. Kom eens kijken hoe groot het nou al is. En wat zou er dan uitkomen? Net als vorige week met uhhh, zegt een kind ik heb plantjes gezaaid zei ze. Dus ik zeg hoe doet je dat dan? Bleek dat ze aardappels gepoot had. Dat krijg je dan ook wel te horen want ik vraag dat dan ook wel terug weet je wel want dat had ze dan bij haar opa en oma gedaan weet je wel. Die waren hier met de inloopavond en dan vraag je dat wel na haha. Aardappels gepoot? Maar dan hoor je ook andere kinderen daar weer op reageren van hee ik uhhhh, mijn bloemetjes zijn al zo groot en ik zie mijn bloemetjes al en ze beginnen al een kleur te krijgen. Dan merk je dat er meer kinderen zijn die thuis ook wat gezaaid hebben. Ilse: De leerkracht heeft daar dan wel een sturende rol in natuurlijk. Leerkracht 1: Ja ja ja, je draagt dingen aan waar zij dan op in kunnen gaan. Dat is meestal zo. Dat is net zoals met het verhaal van van de week van opa wat ie nodig had allemaal. Op begeven moment zegt B. ja een boodschappenlijstje. Dus ik zei waarom hoort dat bij opa? Ja opa’s zijn meestal al wel heel oud hoor juf en dan kunnen ze alles niet meer zo goed onthouden haha. Ik zeg dan hoort het boodschappenlijstje erbij ja. Ik ben dan wel iemand die echt zo doorvraagt van uhhh ja hoe kom je daaraan. Dus ja dat. 6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 1: Ja, ik vind het heel belangrijk dat ze een stukje respect ontwikkelen voor de natuur en dat ze er op een fijne manier mee omgaan. Net zoals ik dat doe.
32
7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 1: Door ze in kleine groepjes te laten werken. Ilse: In kleine groepjes, oke. En dan met twee of? Leerkracht 1: Nou ik vind gewoon ja met een paar ouders erbij eventueel, ja dat is ook altijd wel makkelijk om te regelen. Maar ook gewoon dat ik dan met een kind of vijf, zes daarmee aan de gang ga. Als de rest met zelfstandig werken bezig is, dan uhhh dat heb ik wel eens gedaan dat ik dan de plantjes ging zaaien of tuinkers en dat soort dingen maar ook in de binnentuin van de andere school was daar zo geweldig magnifiek voor. Daar kon je gewoon tijdens het werken en daar kon je kinderen los opdrachten geven die dan in de binnentuin bezig waren. Dat betrokken we eigenlijk altijd bij de projecten en dat was wel heel erg leuk hoor. Ilse: Ja dat is mooi. Leerkracht 1: Daar konden ze kleine beestjes gaan zoeken en daar konden ze timmeren en vogelhuisjes schilderen en dat soort dingen. Ilse: Ja want in dit tuintje wordt eigenlijk niets gedaan hè? Leerkracht 1: Nee daar wordt niets gedaan en daar heb je ook geen ruimte voor. Het is niets. En direct bij de nieuwe school zo dat ook wel weer zo zijn . Ilse: Maar dus die werkvormen van uhhh in kleine groepjes, uuhmmm, zijn er dan ook nog bepaalde werkvormen zoals bijvoorbeeld een vertelhoek of een observatiekring of dat soort dingen? Leerkracht 1: Jawel, vertelhoek ook van uuhhhh dat weet ik dan meestal ook meteen van in de klas van dan richten we een hoekje in en alles wat daar dan bij hoort en dat ze allerlei informatie kunnen op zoeken. Ilse: Een ontdekhoek? Leerkracht 1: Ja een ontdekhoek ja. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 1: Nee dat kan ik niet zeggen, nee, nee dat is, er zijn zoveel bepaalde dingen waar het vanaf hangt uhhh, hoe dat kinderen op bepaalde momenten reageren. Hoe dat je er verder mee omgaat dus uhhh. Ja soms moet ik ook wel eens dingen afkappen. Ilse: Dus je bent ook wel heel erg afhankelijk van het moment? Leerkracht 1: Ja ja soms is het zo dat de kinderen te onrustig zijn. Ja dat heb je met jonge kinderen dat ze uuhhh dus uuhhh jaa. Je moet wel van de motivatie uitgaan op dat hij door blijft drammen ja of nee. Ilse: Hmmmhmmm. Heb jij ook het idee dat sowieso met alle werkvormen, dat je met NME altijd wel bezig bent met waardeontwikkeling? Leerkracht 1: Ja volgens mij wel. Zonder dat je het merkt hoor. Ilse: Onbewust misschien. Leerkracht 1: Ja ik denk alleen al met de seizoenen die je in de klas bespreekt, met ouder worden, dat liedje van de boom stond op de berg. Dat vinden ze zo geweldig bij mij. (Jos zingend) De boom stond op de berg hiehaho, de boom stond op de berg, hiehaho, en aan die boom daar kwamen takken, reuzetakken. En dan krijg je nog een knop eraan. Ilse: Wat leuk zeg.
33
Leerkracht 1: Ja zo’n stapellied is dat, ja en dat vinden ze zo geweldig leuk. Dan gaan ze boven op de stoel staan. De boom stond op de berg dus hup, ze moeten omhoog weet je wel. Ilse: Geweldig. Leerkracht 1: Dan denk ik, ja dat is toch helemaal je van het of niet dan. Ilse: En daar zit dan ook wel weer een beetje die attitude in hè? Leerkracht 1: Ja. Ilse: Nou mooi. Leerkracht 1: Nou dat heeft Marlies op begeven moment opgepakt, want ja de kinderen vragen steeds naar dat liedje om dat te zingen. Twee jaar terug vlak voor het eind, ik denk net voor de zomervakantie, heb ik ze dat een keer aangeleerd. Toen had ik zoiets van ja, nou, nu moet ik nog eventjes. We hadden wel van die bomen van schrijfdans en dat soort dingen van wat kan ik daar nou bij doen weet je wel. Ilse: dan krijgen ze misschien ook wel een beetje meer respect voor de natuur. Leerkracht 1: Ja zeker, net als met de schrijfdans heb je ook veel natuurlijke motieven en zo weet je wel, die ze dan maken. Met die vulkaan bijvoorbeeld en die droomlandschappen. Daar zit best veel in hoor, wat je dan eigenlijk niet in de gaten hebt maar als je erover aan het praten bent dan komt dat vanzelf. 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 1: Ja dat kan. Ja dat staat er wel goed in. Ilse: Is dat ook iets wat jij ook belangrijk vindt? Leerkracht 1: Ik vind dat inderdaad wel belangrijk. Dan denk ik, jongens, hebben jullie dat nou niet vanzelf meegekregen? Hoe dat ze af en toe met natuur om kunnen gaan. J. trapt gewoon met plezier lieveheersbeestjes, ja gewoon met plezier trapt hij die dood weet je wel. En dan zie je bij T. hoe dat hij daar dan op reageert, en dan denk ik van, is dat nou nodig. Maar ja. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 1: Ik ben het er zelf persoonlijk wel mee eens, maar of dat ik dat aan mijn leerlingen al over kan brengen.. Ilse: En is dat dan omdat ze misschien nog te jong zijn daarvoor? Leerkracht 1: Ja ja. Wel dat ze dus zorg dragen dat ze voorzichtig zijn met de natuur. Dat brengen we ze wel bij hier, maar ik denk dat de rest een beetje te hoog gegrepen is voor deze groep. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen
34
(elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 1: Nou die vind ik wel erg hoog gegrepen hoor voor een basisschool. Ik denk niet zo zeer dat je daar als school erg aan mee kunt werken. Ik denk dat dit meer iets is van de maatschappij zelf. Wel dat ik erachter sta wat daar allemaal staat, ja daar sta ik helemaal achter, maar niet dat het alleen van de school uit moet gaan. Want dan bereik je er niets mee denk ik. 10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Groep 1 en 2 Nieuwsgierigheid voor materialen, voorwerpen en organismen, evenals belangstelling/respect voor andermans activiteiten en spullen. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Leerkracht 1: Ik zou sowieso organismen dan vooraan zetten. Want materiaal vind ik toch weer iets heel anders om daar respect voor te hebben. Ik zou dus echt die natuur vooraan willen zetten . Dat tweede deel vind ik niet zo zeer bij NME horen eigenlijk. Dat vind ik een algeheel doel. Voor alle vakken, niet alleen voor NME vind ik hoor. Ilse: Oke, maar je denkt dus wel van dit is wel te realiseren bij NME. Leerkracht 1: Ja dit is wel te realiseren bij NME. Ik vind respect voor een ander moet je, ja dat komt in andere dingen ook naar voren. De sociale waarden.
35
Het schrappen van niet relevante tekst 1.In welke groep geeft u les? 1/2 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 1: Dat zijn de grootste dingen. Ontdekkend bezig zijn daardoor. Als je ziet hoe ze belangstelling hebben voor beestjes en al dat soort dingen en uuhhh ja, dan komen op begeven moment de vragen er ook wel bij. Ze kunnen de meest stompzinnige vragen stellen in één keer over een stokje waar het vandaan komt bij wijze van spreken. Waarom is die nou weg? Dat is wel heel leuk. Ilse: En ik heb zelf gezien dat er bij de kleuters heel veel uit de kinderen zelf komt. Leerkracht 1: Precies, je hoeft zelf eigenlijk alleen maar te sturen. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 1: Ik vind het zo typerend dat je zoveel verschil tussen de kinderen ziet. Sommige kinderen zijn alleen maar bezig met hun eigen ontwikkeling buiten, met kunstjes maken en dat soort dingen en andere zijn echt helemaal, ja net als T. die zit helemaal in de natuur bij mij. Die ziet alles om zich heen. Elk vliegje dat rondvliegt heeft hij in de gaten. Hij houdt ook helemaal van honden en dat soort dingen en die is wat dat betreft ook helemaal daarop gericht maar ook, je merkt ook dat ze van thuis uit een bepaalde achtergrond meekrijgen waar de belangstelling ook al gewekt wordt. Als ouders er belangstelling voor hebben dan zie je dat bij kinderen ook heel vaak. Dus bij T. hebben ze een heel groot, ja bijna een bos in de tuin. Ilse: Hij krijgt van thuis uit al zoveel mee. Leerkracht 1: Ja hij krijgt van thuis uit zoveel mee. Ilse: Dus als hij buiten iets bijzonders ziet dan uhhh gaat hij hier helemaal in op? Leerkracht 1: Ja, hij kan ook helemaal verontwaardigd zijn als een ander kind bijvoorbeeld per ongeluk of expres op een lieveheersbeestje ofzo stapt weet je wel. Dan is hij echt helemaal van, ja dan kan hij helemaal over de flos zijn. Ilse: Hoe is dat dan bij de andere kinderen? Leerkracht 1: Andere kinderen hebben wel even zoiets van uuhhhh kijk een mooi bloempje ofzo, maar niet zoals hij dat heeft. Hij heeft dat echt heel specifiek. 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 1: Dat ligt er een beetje aan. Ik weet wel, vroeger toen ik op de andere school stond en je ging naar het bos toe en je nam van alles mee weet je wel. Spiegeltjes nam je mee om onder paddenstoelen te kijken en dat soort dingen. Dan kwamen er ook loepjes van thuis mee om nog eens een keer met een vergrootglas goed te kunnen kijken zo. Maar die interesse erin die blijft wel vind ik. Je hoeft kinderen niet erg te motiveren om uuhhhh daar dingen van op te nemen. Ik vind dat wel altijd heel gezellig en ook heel leuk en ook de vragen die naderhand spontaan komen. Maar dat zie je ook bij de boekjes van Mieke en Wouter, dan heb je van uhh uhhh uhhh Rood met witte stippen en daar komt ook de hele natuur in naar voren. En dat is zo leuk om uuhhh ook de reacties van de kinderen en ook de uhhh de verhalen die ze er rond omheen dan breien weet je wel en de dingen die ze elkaar gaan vertellen. Je hebt natuurlijk ook altijd wel boekjes en dat soort dingen die erbij
36
aansluiten. Hee juf kijk eens, daar had je het toen over hè. Van dat soort dingen. Die liggen heel dicht bij de kinderen weet je wel dus dat is heel leuk, vind ik. Ilse: Ik heb ze nog nooit gezien. Leerkracht 1: Echt niet? Ilse: Nee wie hebben die geschreven? Leerkracht 1: Uhhhhm Jacques Vriens geloof ik. Ik heb ze nu allemaal door gedaan naar W. van ons G. weet je wel, want ja ik heb ze nu toch niet meer nodig. En echt met Kerst en Sinterklaas heb je daar een speciaal boekje van. Zo leuk. Ilse: Leuk zeg. Leerkracht 1: Ja zo leuk. Ilse: Maar het is dus bij deze groep zo dat op het moment dat je naar buiten gaat hebben ze wel een nieuwsgierige houding. Leerkracht 1: Ja. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 1: Ja dat komt wel ook van mij uit want ik ben zelf ook echt een natuurmens dus uuhhh en ik zie ook heel veel. Ilse: Kun je daar een voorbeeld van geven, van hoe je dat hebt gestimuleerd? Leerkracht 1: Nou door bijvoorbeeld iets wat mij opgevallen is en waar kinderen nog niet op gereageerd hebben dan kan ik daar heel goed expres een keer langs gaan lopen en zeggen van hee dat knopje was vorige week nog maar zo weet je wel. Kom eens kijken hoe groot het nou al is. En wat zou er dan uitkomen? Net als vorige week met uhhh, zegt een kind ik heb plantjes gezaaid zei ze. Dus ik zeg hoe doet je dat dan? Bleek dat ze aardappels gepoot had. Dat krijg je dan ook wel te horen want ik vraag dat dan ook wel terug weet je wel want dat had ze dan bij haar opa en oma gedaan weet je wel. Die waren hier met de inloopavond en dan vraag je dat wel na haha. Aardappels gepoot? Maar dan hoor je ook andere kinderen daar weer op reageren van hee ik uhhhh, mijn bloemetjes zijn al zo groot en ik zie mijn bloemetjes al en ze beginnen al een kleur te krijgen. Dan merk je dat er meer kinderen zijn die thuis ook wat gezaaid hebben. Ilse: De leerkracht heeft daar dan wel een sturende rol in natuurlijk. Leerkracht 1: Ja ja ja, je draagt dingen aan waar zij dan op in kunnen gaan. Dat is meestal zo. Dat is net zoals met het verhaal van van de week van opa wat ie nodig had allemaal. Op begeven moment zegt B. ja een boodschappenlijstje. Dus ik zei waarom hoort dat bij opa? Ja opa’s zijn meestal al wel heel oud hoor juf en dan kunnen ze alles niet meer zo goed onthouden haha. Ik zeg dan hoort het boodschappenlijstje erbij ja. Ik ben dan wel iemand die echt zo doorvraagt van uhhh ja hoe kom je daaraan. Dus ja dat. 6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 1: Ja, ik vind het heel belangrijk dat ze een stukje respect ontwikkelen voor de natuur en dat ze er op een fijne manier mee omgaan. Net zoals ik dat doe. 7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 1: Door ze in kleine groepjes te laten werken. Ilse: In kleine groepjes, oke. En dan met twee of? Leerkracht 1: Nou ik vind gewoon ja met een paar ouders erbij eventueel, ja dat is ook altijd wel makkelijk om te regelen. Maar ook gewoon dat ik dan met een kind of vijf, zes daarmee aan de gang ga. Als de rest met zelfstandig werken bezig is, dan uhhh dat heb ik wel eens
37
gedaan dat ik dan de plantjes ging zaaien of tuinkers en dat soort dingen maar ook in de binnentuin van de andere school was daar zo geweldig magnifiek voor. Daar kon je gewoon tijdens het werken en daar kon je kinderen los opdrachten geven die dan in de binnentuin bezig waren. Dat betrokken we eigenlijk altijd bij de projecten en dat was wel heel erg leuk hoor. Ilse: Ja dat is mooi. Leerkracht 1: Daar konden ze kleine beestjes gaan zoeken en daar konden ze timmeren en vogelhuisjes schilderen en dat soort dingen. Ilse: Ja want in dit tuintje wordt eigenlijk niets gedaan hè? Leerkracht 1: Nee daar wordt niets gedaan en daar heb je ook geen ruimte voor. Het is niets. En direct bij de nieuwe school zo dat ook wel weer zo zijn . Ilse: Maar dus die werkvormen van uhhh in kleine groepjes, uuhmmm, zijn er dan ook nog bepaalde werkvormen zoals bijvoorbeeld een vertelhoek of een observatiekring of dat soort dingen? Leerkracht 1: Jawel, vertelhoek ook van uuhhhh dat weet ik dan meestal ook meteen van in de klas van dan richten we een hoekje in en alles wat daar dan bij hoort en dat ze allerlei informatie kunnen op zoeken. Ilse: Een ontdekhoek? Leerkracht 1: Ja een ontdekhoek ja. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 1: Nee dat kan ik niet zeggen, nee, nee dat is, er zijn zoveel bepaalde dingen waar het vanaf hangt uhhh, hoe dat kinderen op bepaalde momenten reageren. Hoe dat je er verder mee omgaat dus uhhh. Ja soms moet ik ook wel eens dingen afkappen. Ilse: Dus je bent ook wel heel erg afhankelijk van het moment? Leerkracht 1: Ja ja soms is het zo dat de kinderen te onrustig zijn. Ja dat heb je met jonge kinderen dat ze uuhhh dus uuhhh jaa. Je moet wel van de motivatie uitgaan op dat hij door blijft drammen ja of nee. Ilse: Hmmmhmmm. Heb jij ook het idee dat sowieso met alle werkvormen, dat je met NME altijd wel bezig bent met waardeontwikkeling? Leerkracht 1: Ja volgens mij wel. Zonder dat je het merkt hoor. Ilse: Onbewust misschien. Leerkracht 1: Ja ik denk alleen al met de seizoenen die je in de klas bespreekt, met ouder worden, dat liedje van de boom stond op de berg. Dat vinden ze zo geweldig bij mij. (Jos zingend) De boom stond op de berg hiehaho, de boom stond op de berg, hiehaho, en aan die boom daar kwamen takken, reuzetakken. En dan krijg je nog een knop eraan. Ilse: Wat leuk zeg. Leerkracht 1: Ja zo’n stapellied is dat, ja en dat vinden ze zo geweldig leuk. Dan gaan ze boven op de stoel staan. De boom stond op de berg dus hup, ze moeten omhoog weet je wel. Ilse: Geweldig. Leerkracht 1: Dan denk ik, ja dat is toch helemaal je van het of niet dan. Ilse: En daar zit dan ook wel weer een beetje die attitude in hè? Leerkracht 1: Ja. Ilse: Nou mooi. Leerkracht 1: Nou dat heeft Marlies op begeven moment opgepakt, want ja de kinderen vragen steeds naar dat liedje om dat te zingen. Twee jaar terug vlak voor het eind, ik denk
38
net voor de zomervakantie, heb ik ze dat een keer aangeleerd. Toen had ik zoiets van ja, nou, nu moet ik nog eventjes. We hadden wel van die bomen van schrijfdans en dat soort dingen van wat kan ik daar nou bij doen weet je wel. Ilse: Dan krijgen ze misschien ook wel een beetje meer respect voor de natuur. Leerkracht 1: Ja zeker, net als met de schrijfdans heb je ook veel natuurlijke motieven en zo weet je wel, die ze dan maken. Met die vulkaan bijvoorbeeld en die droomlandschappen. Daar zit best veel in hoor, wat je dan eigenlijk niet in de gaten hebt maar als je erover aan het praten bent dan komt dat vanzelf. 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 1: Ja dat kan. Ja dat staat er wel goed in. Ilse: Is dat ook iets wat jij ook belangrijk vindt? Leerkracht 1: Ik vind dat inderdaad wel belangrijk. Dan denk ik, jongens, hebben jullie dat nou niet vanzelf meegekregen? Hoe dat ze af en toe met natuur om kunnen gaan. J. trapt gewoon met plezier lieveheersbeestjes, ja gewoon met plezier trapt hij die dood weet je wel. En dan zie je bij T. hoe dat hij daar dan op reageert, en dan denk ik van, is dat nou nodig. Maar ja. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 1: Ik ben het er zelf persoonlijk wel mee eens, maar of dat ik dat aan mijn leerlingen al over kan brengen.. Ilse: En is dat dan omdat ze misschien nog te jong zijn daarvoor? Leerkracht 1: Ja ja. Wel dat ze dus zorg dragen dat ze voorzichtig zijn met de natuur. Dat brengen we ze wel bij hier, maar ik denk dat de rest een beetje te hoog gegrepen is voor deze groep. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 1: Nou die vind ik wel erg hoog gegrepen hoor voor een basisschool. Ik denk niet zo zeer dat je daar als school erg aan mee kunt werken. Ik denk dat dit meer iets is van de maatschappij zelf. Wel dat ik erachter sta wat daar allemaal staat, ja daar sta ik helemaal achter, maar niet dat het alleen van de school uit moet gaan. Want dan bereik je er niets mee denk ik.
39
10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Groep 1 en 2 Nieuwsgierigheid voor materialen, voorwerpen en organismen, evenals belangstelling/respect voor andermans activiteiten en spullen. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Leerkracht 1: Ik zou sowieso organismen dan vooraan zetten. Want materiaal vind ik toch weer iets heel anders om daar respect voor te hebben. Ik zou dus echt die natuur vooraan willen zetten . Dat tweede deel vind ik niet zo zeer bij NME horen eigenlijk. Dat vind ik een algeheel doel. Voor alle vakken, niet alleen voor NME vind ik hoor. Ilse: Oke, maar je denkt dus wel van dit is wel te realiseren bij NME. Leerkracht 1: Ja dit is wel te realiseren bij NME. Ik vind respect voor een ander moet je, ja dat komt in andere dingen ook naar voren. De sociale waarden.
40
Interviewer
In welke groep geeft u les? Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven?
Dus als hij buiten iets bijzonders ziet dan gaat hij hier helemaal in op? Hoe is dat dan bij de andere kinderen? Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME?
Leerkracht 1 1/2
Dat zijn de grootste dingen. Ontdekkend bezig zijn daardoor. Als je ziet hoe ze belangstelling hebben voor beestjes en al dat soort dingen en ja, dan komen op begeven moment de vragen er ook wel bij. Ze kunnen de meest stompzinnige vragen stellen in één keer over een stokje waar het vandaan komt bij wijze van spreken. Dat is wel heel leuk. Ik vind het zo typerend dat je zoveel verschil tussen de kinderen ziet. Sommige kinderen zijn alleen maar bezig met hun eigen ontwikkeling buiten, met kunstjes maken en dat soort dingen en andere zijn echt helemaal, ja net als T. die zit helemaal in de natuur bij mij. Die ziet alles om zich heen. Elk vliegje dat rondvliegt heeft hij in de gaten. Hij houdt ook helemaal van honden en dat soort dingen en die is wat dat betreft ook helemaal daarop gericht maar ook, je merkt ook dat ze van thuis uit een bepaalde achtergrond meekrijgen waar de belangstelling ook al gewekt wordt. Als ouders er belangstelling voor hebben dan zie je dat bij kinderen ook heel vaak. Dus bij T. hebben ze een heel groot, ja bijna een bos in de tuin. Ja, hij kan ook helemaal verontwaardigd zijn als een ander kind bijvoorbeeld per ongeluk of expres op een lieveheersbeestje ofzo stapt weet je wel. Dan is hij echt helemaal van, ja dan kan hij helemaal over de flos zijn. Andere kinderen hebben wel even zoiets van kijk een mooi bloempje ofzo, maar niet zoals hij dat heeft. Hij heeft dat echt heel specifiek. Dat ligt er een beetje aan. Ik weet wel, vroeger toen ik op de andere school stond en je ging naar het bos toe en je nam van alles mee weet je wel. Spiegeltjes nam je mee om onder paddenstoelen te kijken en dat soort dingen. Dan kwamen er ook loepjes van thuis mee om nog eens een keer met een vergrootglas goed te kunnen kijken zo. Maar die interesse erin die blijft wel vind ik. Je hoeft kinderen niet erg te motiveren om daar dingen van op te nemen. Ik vind dat wel altijd heel gezellig en ook heel leuk en ook de vragen die naderhand spontaan komen. Maar dat zie je ook bij de boekjes van Mieke en Wouter, dan heb je van Rood met witte stippen en daar komt ook de hele natuur in naar voren. En dat is zo leuk om ook de reacties van de kinderen en ook de verhalen die ze er rond omheen dan breien weet je wel en de dingen
41
Maar het is dus bij deze groep zo dat op het moment dat je naar buiten gaat hebben ze wel een nieuwsgierige houding. Op welke manier stimuleert u deze houding? Kun je daar een voorbeeld van geven, van hoe je dat hebt gestimuleerd?
De leerkracht heeft daar dan wel een sturende rol in natuurlijk.
die ze elkaar gaan vertellen. Je hebt natuurlijk ook altijd wel boekjes en dat soort dingen die erbij aansluiten. Hee juf kijk eens, daar had je het toen over hè. Van dat soort dingen. Die liggen heel dicht bij de kinderen weet je wel dus dat is heel leuk, vind ik. Ja.
Ja dat komt wel ook van mij uit want ik ben zelf ook echt een natuurmens en ik zie ook heel veel. Nou door bijvoorbeeld iets wat mij opgevallen is en waar kinderen nog niet op gereageerd hebben dan kan ik daar heel goed expres een keer langs gaan lopen en zeggen van hee dat knopje was vorige week nog maar zo weet je wel. Kom eens kijken hoe groot het nou al is. En wat zou er dan uitkomen? Net als vorige week zegt een kind ik heb plantjes gezaaid zei ze. Dus ik zeg hoe doet je dat dan? Bleek dat ze aardappels gepoot had. Dat krijg je dan ook wel te horen want ik vraag dat dan ook wel terug weet je wel want dat had ze dan bij haar opa en oma gedaan weet je wel. Aardappels gepoot? Maar dan hoor je ook andere kinderen daar weer op reageren van hee mijn bloemetjes zijn al zo groot en ik zie mijn bloemetjes al en ze beginnen al een kleur te krijgen. Dan merk je dat er meer kinderen zijn die thuis ook wat gezaaid hebben. Ja ja ja, je draagt dingen aan waar zij dan op in kunnen gaan. Dat is meestal zo. Dat is net zoals met het verhaal van van de week van opa wat ie nodig had allemaal. Op begeven moment zegt B. ja een boodschappenlijstje. Dus ik zei waarom hoort dat bij opa? Ja opa’s zijn meestal al wel heel oud hoor juf en dan kunnen ze alles niet meer zo goed onthouden haha. Ik zeg dan hoort het boodschappenlijstje erbij ja. Ik ben dan wel iemand die echt zo doorvraagt van ja hoe kom je daaraan. Ja, ik vind het heel belangrijk dat ze een stukje respect ontwikkelen voor de natuur en dat ze er op een fijne manier mee omgaan. Net zoals ik dat doe.
Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Van welke Door ze in kleine groepjes te laten werken. werkvormen maakt u
42
gebruik tijdens NME? In kleine groepjes. En Nou ik vind gewoon ja met een paar ouders erbij dan met twee of? eventueel, ja dat is ook altijd wel makkelijk om te regelen. Maar ook gewoon dat ik dan met een kind of vijf, zes daarmee aan de gang ga. Als de rest met zelfstandig werken bezig is, dan dat heb ik wel eens gedaan dat ik dan de plantjes ging zaaien of tuinkers en dat soort dingen maar ook in de binnentuin van de andere school was daar zo geweldig magnifiek voor. Daar kon je gewoon tijdens het werken en daar kon je kinderen los opdrachten geven die dan in de binnentuin bezig waren. Dat betrokken we eigenlijk altijd bij de projecten en dat was wel heel erg leuk hoor. Daar konden ze kleine beestjes gaan zoeken en daar konden ze timmeren en vogelhuisjes schilderen en dat soort dingen. En direct bij de nieuwe school zo dat ook wel weer zo zijn. Zijn er dan ook nog Jawel, vertelhoek ook van dat weet ik dan meestal ook bepaalde meteen van in de klas van dan richten we een hoekje in werkvormen zoals en alles wat daar dan bij hoort en dat ze allerlei bijvoorbeeld een informatie kunnen op zoeken. vertelhoek of een Een ontdekhoek. observatiekring of dat soort dingen? Welke daarvan zijn Nee dat kan ik niet zeggen, nee, nee dat is, er zijn zoveel specifiek gericht op bepaalde dingen waar het vanaf hangt, hoe dat waardeontwikkeling? kinderen op bepaalde momenten reageren. Hoe dat je er verder mee omgaat. Ja soms moet ik ook wel eens dingen afkappen. Dus je bent ook wel Ja ja soms is het zo dat de kinderen te onrustig zijn. Ja heel erg afhankelijk dat heb je met jonge kinderen dat ze dus, je moet wel van het moment? van de motivatie uitgaan op dat hij door blijft drammen ja of nee. Heeft u ook het idee Ja volgens mij wel. Zonder dat je het merkt hoor. dat sowieso met alle Ja ik denk alleen al met de seizoenen die je in de klas werkvormen, dat je bespreekt, met ouder worden, dat liedje van de boom met NME altijd wel stond op de berg. Dat vinden ze zo geweldig bij mij. bezig bent met waardeontwikkeling? En daar zit dan ook Nou dat heeft Marlies op begeven moment opgepakt, wel weer een beetje want ja de kinderen vragen steeds naar dat liedje om die attitude in hè? dat te zingen. Twee jaar terug vlak voor het eind, ik denk net voor de zomervakantie, heb ik ze dat een keer aangeleerd. Toen had ik zoiets van ja, nou, nu moet ik nog eventjes. We hadden wel van die bomen van schrijfdans en dat soort dingen van wat kan ik daar nou bij doen weet je wel.
43
Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen?
Dan krijgen ze misschien ook wel een beetje meer respect voor de natuur. Net als met de schrijfdans heb je ook veel natuurlijke motieven en zo weet je wel, die ze dan maken. Met die vulkaan bijvoorbeeld en die droomlandschappen. Daar zit best veel in hoor, wat je dan eigenlijk niet in de gaten hebt maar als je erover aan het praten bent dan komt dat vanzelf. 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Ja dat kan. Ja dat staat er wel goed in. Ik vind dat inderdaad wel belangrijk. Dan denk ik, jongens, hebben jullie dat nou niet vanzelf meegekregen? Hoe dat ze af en toe met natuur om kunnen gaan. J. trapt gewoon met plezier lieveheersbeestjes, ja gewoon met plezier trapt hij die dood weet je wel. En dan zie je bij T. hoe dat hij daar dan op reageert, en dan denk ik van, is dat nou nodig. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ik ben het er zelf persoonlijk wel mee eens, maar of dat ik dat aan mijn leerlingen al over kan brengen.. Wel dat ze dus zorg dragen dat ze voorzichtig zijn met de natuur. Dat brengen we ze wel bij hier, maar ik denk dat de rest een beetje te hoog gegrepen is voor deze groep. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Nou die vind ik wel erg hoog gegrepen hoor voor een basisschool. Ik denk niet zo zeer dat je daar als school erg aan mee kunt werken. Ik denk dat dit meer iets is van de maatschappij zelf. Wel dat ik erachter sta wat daar allemaal staat, ja daar sta ik helemaal achter, maar niet dat het alleen van de school uit moet gaan. Want dan bereik je er niets mee denk ik.
44
Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME?
Ik zou sowieso organismen dan vooraan zetten. Want materiaal vind ik toch weer iets heel anders om daar respect voor te hebben. Ik zou dus echt die natuur vooraan willen zetten . Dat tweede deel vind ik niet zo zeer bij NME horen eigenlijk. Dat vind ik een algeheel doel. Voor alle vakken, niet alleen voor NME vind ik hoor. Ja dit is wel te realiseren bij NME. Ik vind respect voor een ander moet je, ja dat komt in andere dingen ook naar voren. De sociale waarden.
Label
Leerkracht 1 1/2
-groep -rol natuuronderwijs in opvoeding van kinderen
-relatie van kinderen met natuur
-buiten
-andere kinderen?
Dat zijn de grootste dingen. Ontdekkend bezig zijn daardoor. Als je ziet hoe ze belangstelling hebben voor beestjes en al dat soort dingen en ja, dan komen op begeven moment de vragen er ook wel bij. Ze kunnen de meest stompzinnige vragen stellen in één keer over een stokje waar het vandaan komt bij wijze van spreken. Dat is wel heel leuk. Ik vind het zo typerend dat je zoveel verschil tussen de kinderen ziet. Sommige kinderen zijn alleen maar bezig met hun eigen ontwikkeling buiten, met kunstjes maken en dat soort dingen en andere zijn echt helemaal, ja net als T. die zit helemaal in de natuur bij mij. Die ziet alles om zich heen. Elk vliegje dat rondvliegt heeft hij in de gaten. Hij houdt ook helemaal van honden en dat soort dingen en die is wat dat betreft ook helemaal daarop gericht maar ook, je merkt ook dat ze van thuis uit een bepaalde achtergrond meekrijgen waar de belangstelling ook al gewekt wordt. Als ouders er belangstelling voor hebben dan zie je dat bij kinderen ook heel vaak. Dus bij T. hebben ze een heel groot, ja bijna een bos in de tuin. Ja, hij kan ook helemaal verontwaardigd zijn als een ander kind bijvoorbeeld per ongeluk of expres op een lieveheersbeestje ofzo stapt weet je wel. Dan is hij echt helemaal van, ja dan kan hij helemaal over de flos zijn. Andere kinderen hebben wel even zoiets van kijk een mooi bloempje ofzo, maar niet zoals hij dat heeft. Hij heeft dat echt heel specifiek.
45
- houding tijdens NME
-nieuwsgierige houding - stimuleren houding -voorbeeld stimuleren houding
-rol leerkracht
Dat ligt er een beetje aan. Ik weet wel, vroeger toen ik op de andere school stond en je ging naar het bos toe en je nam van alles mee weet je wel. Spiegeltjes nam je mee om onder paddenstoelen te kijken en dat soort dingen. Dan kwamen er ook loepjes van thuis mee om nog eens een keer met een vergrootglas goed te kunnen kijken zo. Maar die interesse erin die blijft wel vind ik. Je hoeft kinderen niet erg te motiveren om daar dingen van op te nemen. Ik vind dat wel altijd heel gezellig en ook heel leuk en ook de vragen die naderhand spontaan komen. Maar dat zie je ook bij de boekjes van Mieke en Wouter, dan heb je van Rood met witte stippen en daar komt ook de hele natuur in naar voren. En dat is zo leuk om ook de reacties van de kinderen en ook de verhalen die ze er rond omheen dan breien weet je wel en de dingen die ze elkaar gaan vertellen. Je hebt natuurlijk ook altijd wel boekjes en dat soort dingen die erbij aansluiten. Hee juf kijk eens, daar had je het toen over hè. Van dat soort dingen. Die liggen heel dicht bij de kinderen weet je wel dus dat is heel leuk, vind ik. Ja. Ja dat komt wel ook van mij uit want ik ben zelf ook echt een natuurmens en ik zie ook heel veel. Nou door bijvoorbeeld iets wat mij opgevallen is en waar kinderen nog niet op gereageerd hebben dan kan ik daar heel goed expres een keer langs gaan lopen en zeggen van hee dat knopje was vorige week nog maar zo weet je wel. Kom eens kijken hoe groot het nou al is. En wat zou er dan uitkomen? Net als vorige week zegt een kind ik heb plantjes gezaaid zei ze. Dus ik zeg hoe doet je dat dan? Bleek dat ze aardappels gepoot had. Dat krijg je dan ook wel te horen want ik vraag dat dan ook wel terug weet je wel want dat had ze dan bij haar opa en oma gedaan weet je wel. Aardappels gepoot? Maar dan hoor je ook andere kinderen daar weer op reageren van hee mijn bloemetjes zijn al zo groot en ik zie mijn bloemetjes al en ze beginnen al een kleur te krijgen. Dan merk je dat er meer kinderen zijn die thuis ook wat gezaaid hebben. Ja ja ja, je draagt dingen aan waar zij dan op in kunnen gaan. Dat is meestal zo. Dat is net zoals met het verhaal van van de week van opa wat ie nodig had allemaal. Op begeven moment zegt B. ja een boodschappenlijstje. Dus ik zei waarom hoort dat bij opa? Ja opa’s zijn meestal al wel heel oud hoor juf en dan kunnen ze alles
46
niet meer zo goed onthouden haha. Ik zeg dan hoort het boodschappenlijstje erbij ja. Ik ben dan wel iemand die echt zo doorvraagt van ja hoe kom je daaraan. -waardes tijdens Ja, ik vind het heel belangrijk dat ze een stukje respect NME ontwikkelen voor de natuur en dat ze er op een fijne manier mee omgaan. Net zoals ik dat doe. - werkvormen tijdens Door ze in kleine groepjes te laten werken. NME -samenstelling Nou ik vind gewoon ja met een paar ouders erbij groepjes eventueel, ja dat is ook altijd wel makkelijk om te regelen. Maar ook gewoon dat ik dan met een kind of vijf, zes daarmee aan de gang ga. Als de rest met zelfstandig werken bezig is, dan dat heb ik wel eens gedaan dat ik dan de plantjes ging zaaien of tuinkers en dat soort dingen maar ook in de binnentuin van de andere school was daar zo geweldig magnifiek voor. Daar kon je gewoon tijdens het werken en daar kon je kinderen los opdrachten geven die dan in de binnentuin bezig waren. Dat betrokken we eigenlijk altijd bij de projecten en dat was wel heel erg leuk hoor. Daar konden ze kleine beestjes gaan zoeken en daar konden ze timmeren en vogelhuisjes schilderen en dat soort dingen. En direct bij de nieuwe school zo dat ook wel weer zo zijn. -bepaalde Jawel, vertelhoek ook van dat weet ik dan meestal ook werkvormen meteen van in de klas van dan richten we een hoekje in en alles wat daar dan bij hoort en dat ze allerlei informatie kunnen op zoeken. Een ontdekhoek. - specifiek gericht op Nee dat kan ik niet zeggen, nee, nee dat is, er zijn zoveel waardeontwikkeling bepaalde dingen waar het vanaf hangt, hoe dat kinderen op bepaalde momenten reageren. Hoe dat je er verder mee omgaat. Ja soms moet ik ook wel eens dingen afkappen. - afhankelijk van het Ja ja soms is het zo dat de kinderen te onrustig zijn. Ja moment dat heb je met jonge kinderen dat ze dus, je moet wel van de motivatie uitgaan op dat hij door blijft drammen ja of nee. - altijd bezig met Ja volgens mij wel. Zonder dat je het merkt hoor. waardeontwikkeling Ja ik denk alleen al met de seizoenen die je in de klas bespreekt, met ouder worden, dat liedje van de boom stond op de berg. Dat vinden ze zo geweldig bij mij. - attitude Nou dat heeft Marlies op begeven moment opgepakt, want ja de kinderen vragen steeds naar dat liedje om dat te zingen. Twee jaar terug vlak voor het eind, ik denk net voor de zomervakantie, heb ik ze dat een keer aangeleerd. Toen had ik zoiets van ja, nou, nu moet ik
47
-doelen schoolplan
nog eventjes. We hadden wel van die bomen van schrijfdans en dat soort dingen van wat kan ik daar nou bij doen weet je wel. Dan krijgen ze misschien ook wel een beetje meer respect voor de natuur. Net als met de schrijfdans heb je ook veel natuurlijke motieven en zo weet je wel, die ze dan maken. Met die vulkaan bijvoorbeeld en die droomlandschappen. Daar zit best veel in hoor, wat je dan eigenlijk niet in de gaten hebt maar als je erover aan het praten bent dan komt dat vanzelf. 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Ja dat kan. Ja dat staat er wel goed in. Ik vind dat inderdaad wel belangrijk. Dan denk ik, jongens, hebben jullie dat nou niet vanzelf meegekregen? Hoe dat ze af en toe met natuur om kunnen gaan. J. trapt gewoon met plezier lieveheersbeestjes, ja gewoon met plezier trapt hij die dood weet je wel. En dan zie je bij T. hoe dat hij daar dan op reageert, en dan denk ik van, is dat nou nodig. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ik ben het er zelf persoonlijk wel mee eens, maar of dat ik dat aan mijn leerlingen al over kan brengen.. Wel dat ze dus zorg dragen dat ze voorzichtig zijn met de natuur. Dat brengen we ze wel bij hier, maar ik denk dat de rest een beetje te hoog gegrepen is voor deze groep. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Nou die vind ik wel erg hoog gegrepen hoor voor een basisschool. Ik denk niet zo zeer dat je daar als school erg aan mee kunt werken. Ik denk dat dit meer iets is van de maatschappij zelf. Wel dat ik erachter sta wat
48
daar allemaal staat, ja daar sta ik helemaal achter, maar niet dat het alleen van de school uit moet gaan. Want dan bereik je er niets mee denk ik. -doelen Marell en de Vaan (2012)
Ik zou sowieso organismen dan vooraan zetten. Want materiaal vind ik toch weer iets heel anders om daar respect voor te hebben. Ik zou dus echt die natuur vooraan willen zetten . Dat tweede deel vind ik niet zo zeer bij NME horen eigenlijk. Dat vind ik een algeheel doel. Voor alle vakken, niet alleen voor NME vind ik hoor. Ja dit is wel te realiseren bij NME. Ik vind respect voor een ander moet je, ja dat komt in andere dingen ook naar voren. De sociale waarden.
49
Interview leerkrachten de Touwladder Datum: 14-05-2013 Betreft: de doelen ten aanzien van waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie. 1.In welke groep geeft u les? Groep 4/5 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 2: Uhhh ik denk een hele belangrijke. Als jij dingen met natuuronderwijs doet in de klas dan uhhh, ja uhhhh, ja krijgen ze toch een beetje respect ervoor, als jij een keer iets over bomen doet dan weten ze het wel. Als jij dat nooit behandeld en alleen uit het boek vertelt, dan uuuhhh, het echte natuur ingaan dat zou het fijnste zijn maar dat kan natuurlijk niet altijd. Ilse: Maar het heeft een grote rol in ieder geval. Leerkracht 2: Ja dat denk ik wel ja. Vind ik wel. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 2: Uhhh ik denk wel groot, als wij bijvoorbeeld dan Nieuws uit de natuur kijken hier in de klas dan is er wel een bepaalde groep kinderen die, of dat onderwerp interesseert en als het niet interesseert dan is het wel de volgende keer. Het is heel uiteenlopend dus als het over milieu gaat dan vindt de één het interessant en de ander niet. Als het over dieren gaat dan uuhhh ja, ja eigenlijk heel uiteenlopend. Het is ook wel heel wisselend wat wij natuurlijk zelf ook hebben hè. Maar ik denk als het over natuur gaat, dan, ja als een taalles over natuur gaat, dan vinden ze het ook al leuk. Ilse: Dus ze zijn wel geïnteresseerd dan. Leerkracht 2: Ja. En vooral omdat ze ook weten waar het over gaat. Dat is iets waar ze zelf echt inzitten. Ze weten waar het over gaat. Dus dat praat voor hun ook makkelijker hè want dan hebben ze een beeld erbij, ja. 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 2: Betrokken. Ze vinden het heel leuk. Je hebt hier de vorige keer de grasplantjes op de uuhhhh raam zien staan. Nou als dat gaat groeien dan gaan ze meteen kijken vergelijken met elkaar natuurlijk. Als we dan iets in de klas hebben, dan zijn ze heel betrokken. Ilse: Heb je dan ook weer kinderen waarbij je echt die verschillen ziet? Leerkracht 2: Ja zeker, maar eigenlijk vinden ze het wel leuk volgens mij, om iets met natuur te doen. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 2: Zelf enthousiast zijn. Als je zelf al zoiets hebt van nou uhhh dit potje hier, kijk maar een keer wanneer je het water geeft. Ja je moet wel zelf daar ook uhhhh betrokken bij zijn.
50
6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 2: Ja toch respect voor de natuur. En niet alleen voor uhhh, geen propjes op straat gooien maar ook gewoon waar het voor dient. Waarom er bomen zijn en niet uuhh, dat het leuk is in de tuin. Gewoon wat het betekent, wat eruit te halen valt. 7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 2: Als het mogelijk is zou ik graag naar buiten gaan heel veel. In elk jaargetij is er wel iets wat buiten kan. Uhhh dingen in de klas, plantjes buiten zetten. Veel activiteiten doen met water en dat soort dingetjes. Ja dat is niet altijd mogelijk. Het liefst zo realiseren zo echt mogelijk, niet alleen uit het boek. Het liefst dan met het digibord en filmpjes. Ilse: Maar dan ook dat ze het zelf ook echt zien, zelf ervaren. Niet alleen uit het boekje. Leerkracht 2: Ik denk dat dat het meest leerzame is ook. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 2: Ik denk een stuk theorie, dan een stukje doen en een terugblik. Filmpje erbij, plaatje erbij. 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 2: Ik denk dat dat zeker wel te realiseren is. Als je echt de methode volgt komt dat sowieso aan bod. Wij volgen de methode niet maar het komt wel in Nieuws uit de natuur voor en je vertelt het de kinderen ook. Als het niet bij natuur is dan is het wel bij een ander vak dat aan de orde komt. Bij een taalles of een verkeerles, dat het dan ook die richting uit kan. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 2: Ja ik denk dat je dat ook doet. Door alleen al te wijzen dat ze dingen niet op het schoolplein gooien. Als je ze dat hier aanleert dan doen ze dat thuis hopelijk ook niet. Ilse: En dat is ook wel iets waarvan je zegt, dat is realiseren. Leerkracht 2: Ja dat denk ik wel. Het zit ook weer vermengd in alles. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 2: Ja dat is een goede. Ik denk dat je het wel probeert, gewoon vanaf de kleuters al, maar ik denk dat het besef van de kinderen wel pas vanaf de bovenbouw komt. Van
51
waarom je nou uuhhh waarom gooi je niks op straat? Niet omdat je wil dat het niet vies wordt, nee wat doet de natuur ermee? Weet je wel, gewoon het gevolg van hoe je je gedraagt. Ilse: Hoe is dat dan in deze groep? Leerkracht 2: Ze zijn hier niet echt bezig van, o we zullen de lamp eens uitdoen bijvoorbeeld als we iets aan het doen zijn terwijl het zonlicht binnen schijnt. Of de computers uitzetten, nee. Daar zijn ze zich niet zo van bewust. In groep 6 denk ik pas dat ze zich beseffen van, wat als de computer nou uitstaat tussen de middag. 10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Zorg voor materialen en organismen en de bereidheid tot het gezamenlijk ondernemen van activiteiten. Groep 5 en 6 Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 3 en 4
Leerkracht 2: Ik denk dat die ook weer in die andere vermengd zitten. Er zit in elk doel wel iets van uuhhh wat je net al genoemd hebt, op school. Bij groep 5 is het dan net iets meer van weten waar je mee bezig bent. Ik vind dat er wel een duidelijk verschil zit in groep 4 en 5. Ilse: Zie jij ook echt veel verschillen? Leerkracht 2: Ja, bijvoorbeeld met het verzorgen van de plantjes. Groep 5 zou even kijken of er nog water in zit maar groep 4 uuhhh. Als iemand het zegt dan wel maar niet uit zichzelf. Het is toch een beetje die verantwoordelijkheid nemen.
52
Schrappen van niet relevante tekst 1.In welke groep geeft u les? Groep 4/5 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 2: Uhhh ik denk een hele belangrijke. Als jij dingen met natuuronderwijs doet in de klas dan uhhh, ja uhhhh, ja krijgen ze toch een beetje respect ervoor, als jij een keer iets over bomen doet dan weten ze het wel. Als jij dat nooit behandeld en alleen uit het boek vertelt, dan uuuhhh, het echte natuur ingaan dat zou het fijnste zijn maar dat kan natuurlijk niet altijd. Ilse: Maar het heeft een grote rol in ieder geval. Leerkracht 2: Ja dat denk ik wel ja. Vind ik wel. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 2: Uhhh ik denk wel groot, als wij bijvoorbeeld dan Nieuws uit de natuur kijken hier in de klas dan is er wel een bepaalde groep kinderen die, of dat onderwerp interesseert en als het niet interesseert dan is het wel de volgende keer. Het is heel uiteenlopend dus als het over milieu gaat dan vindt de één het interessant en de ander niet. Als het over dieren gaat dan uuhhh ja, ja eigenlijk heel uiteenlopend. Het is ook wel heel wisselend wat wij natuurlijk zelf ook hebben hè. Maar ik denk als het over natuur gaat, dan, ja als een taalles over natuur gaat, dan vinden ze het ook al leuk. Ilse: Dus ze zijn wel geïnteresseerd dan. Leerkracht 2: Ja. En vooral omdat ze ook weten waar het over gaat. Dat is iets waar ze zelf echt inzitten. Ze weten waar het over gaat. Dus dat praat voor hun ook makkelijker hè want dan hebben ze een beeld erbij, ja. 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 2: Betrokken. Ze vinden het heel leuk. Je hebt hier de vorige keer de grasplantjes op de uuhhhh raam zien staan. Nou als dat gaat groeien dan gaan ze meteen kijken vergelijken met elkaar natuurlijk. Als we dan iets in de klas hebben, dan zijn ze heel betrokken. Ilse: Heb je dan ook weer kinderen waarbij je echt die verschillen ziet? Leerkracht 2: Ja zeker, maar eigenlijk vinden ze het wel leuk volgens mij, om iets met natuur te doen. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 2: Zelf enthousiast zijn. Als je zelf al zoiets hebt van nou uhhh dit potje hier, kijk maar een keer wanneer je het water geeft. Ja je moet wel zelf daar ook uhhhh betrokken bij zijn. 6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 2: Ja toch respect voor de natuur. En niet alleen voor uhhh, geen propjes op straat gooien maar ook gewoon waar het voor dient. Waarom er bomen zijn en niet uuhh, dat het leuk is in de tuin. Gewoon wat het betekent, wat eruit te halen valt.
53
7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 2: Als het mogelijk is zou ik graag naar buiten gaan heel veel. In elk jaargetij is er wel iets wat buiten kan. Uhhh dingen in de klas, plantjes buiten zetten. Veel activiteiten doen met water en dat soort dingetjes. Ja dat is niet altijd mogelijk. Het liefst zo realiseren zo echt mogelijk, niet alleen uit het boek. Het liefst dan met het digibord en filmpjes. Ilse: Maar dan ook dat ze het zelf ook echt zien, zelf ervaren. Niet alleen uit het boekje. Leerkracht 2: Ik denk dat dat het meest leerzame is ook. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 2: Ik denk een stuk theorie, dan een stukje doen en een terugblik. Filmpje erbij, plaatje erbij. 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 2: Ik denk dat dat zeker wel te realiseren is. Als je echt de methode volgt komt dat sowieso aan bod. Wij volgen de methode niet maar het komt wel in Nieuws uit de natuur voor en je vertelt het de kinderen ook. Als het niet bij natuur is dan is het wel bij een ander vak dat aan de orde komt. Bij een taalles of een verkeerles, dat het dan ook die richting uit kan. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 2: Ja ik denk dat je dat ook doet. Door alleen al te wijzen dat ze dingen niet op het schoolplein gooien. Als je ze dat hier aanleert dan doen ze dat thuis hopelijk ook niet. Ilse: En dat is ook wel iets waarvan je zegt, dat is realiseren. Leerkracht 2: Ja dat denk ik wel. Het zit ook weer vermengd in alles. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 2: Ja dat is een goede. Ik denk dat je het wel probeert, gewoon vanaf de kleuters al, maar ik denk dat het besef van de kinderen wel pas vanaf de bovenbouw komt. Van waarom je nou uuhhh waarom gooi je niks op straat? Niet omdat je wil dat het niet vies wordt, nee wat doet de natuur ermee? Weet je wel, gewoon het gevolg van hoe je je gedraagt. Ilse: Hoe is dat dan in deze groep?
54
Leerkracht 2: Ze zijn hier niet echt bezig van, o we zullen de lamp eens uitdoen bijvoorbeeld als we iets aan het doen zijn terwijl het zonlicht binnen schijnt. Of de computers uitzetten, nee. Daar zijn ze zich niet zo van bewust. In groep 6 denk ik pas dat ze zich beseffen van, wat als de computer nou uitstaat tussen de middag. 10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Zorg voor materialen en organismen en de bereidheid tot het gezamenlijk ondernemen van activiteiten. Groep 5 en 6 Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 3 en 4
Leerkracht 2: Ik denk dat die ook weer in die andere vermengd zitten. Er zit in elk doel wel iets van uuhhh wat je net al genoemd hebt, op school. Bij groep 5 is het dan net iets meer van weten waar je mee bezig bent. Ik vind dat er wel een duidelijk verschil zit in groep 4 en 5. Ilse: Zie jij ook echt veel verschillen? Leerkracht 2: Ja, bijvoorbeeld met het verzorgen van de plantjes. Groep 5 zou even kijken of er nog water in zit maar groep 4 uuhhh. Als iemand het zegt dan wel maar niet uit zichzelf. Het is toch een beetje die verantwoordelijkheid nemen.
55
Interviewer
In welke groep geeft u les? Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen?
Leerkracht 2 4/5
Ik denk een hele belangrijke. Als jij dingen met natuuronderwijs doet in de klas dan krijgen ze toch een beetje respect ervoor, als jij een keer iets over bomen doet dan weten ze het wel. Als jij dat nooit behandeld en alleen uit het boek vertelt. Het echte natuur ingaan dat zou het fijnste zijn maar dat kan natuurlijk niet altijd. Hoe zou u de relatie Ik denk wel groot, als wij bijvoorbeeld dan Nieuws uit de van kinderen in uw natuur kijken hier in de klas dan is er wel een bepaalde groep met natuur groep kinderen die, of dat onderwerp interesseert en als willen omschrijven? het niet interesseert dan is het wel de volgende keer. Kunt u voorbeelden Het is heel uiteenlopend dus als het over milieu gaat hiervan geven? dan vindt de één het interessant en de ander niet. Als het over dieren gaat dan, ja eigenlijk heel uiteenlopend. Het is ook wel heel wisselend wat wij natuurlijk zelf ook hebben hè. Maar ik denk als het over natuur gaat, dan, ja als een taalles over natuur gaat, dan vinden ze het ook al leuk. En vooral omdat ze ook weten waar het over gaat. Dat is iets waar ze zelf echt inzitten. Ze weten waar het over gaat. Dus dat praat voor hun ook makkelijker hè want dan hebben ze een beeld erbij. Welk houding laten Betrokken. Ze vinden het heel leuk. Je hebt hier de de kinderen uit uw vorige keer de grasplantjes op de raam zien staan. Nou groep zien tijdens als dat gaat groeien dan gaan ze meteen kijken NME? vergelijken met elkaar natuurlijk. Als we dan iets in de klas hebben, dan zijn ze heel betrokken. Er zijn verschillen, maar eigenlijk vinden ze het wel leuk volgens mij, om iets met natuur te doen. Op welke manier Zelf enthousiast zijn. Als je zelf al zoiets hebt van dit stimuleert u deze potje hier, kijk maar een keer wanneer je het water houding? geeft. Ja je moet wel zelf daar ook betrokken bij zijn. Welke waardes wilt Ja toch respect voor de natuur. En niet alleen voor, geen u de kinderen propjes op straat gooien maar ook gewoon waar het meegeven tijdens voor dient. Waarom er bomen zijn en niet, dat het leuk NME? is in de tuin. Gewoon wat het betekent, wat eruit te halen valt. Van welke Als het mogelijk is zou ik graag naar buiten gaan heel werkvormen maakt u veel. In elk jaargetij is er wel iets wat buiten kan. Dingen gebruik tijdens NME? in de klas, plantjes buiten zetten. Veel activiteiten doen met water en dat soort dingetjes. Ja dat is niet altijd mogelijk. Het liefst zo realiseren zo echt mogelijk, niet alleen uit het boek. Het liefst dan met het digibord en filmpjes. Ik denk dat dat het meest leerzame is ook.
56
Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen?
Ik denk een stuk theorie, dan een stukje doen en een terugblik. Filmpje erbij, plaatje erbij. 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Ik denk dat dat zeker wel te realiseren is. Als je echt de methode volgt komt dat sowieso aan bod. Wij volgen de methode niet maar het komt wel in Nieuws uit de natuur voor en je vertelt het de kinderen ook. Als het niet bij natuur is dan is het wel bij een ander vak dat aan de orde komt. Bij een taalles of een verkeerles, dat het dan ook die richting uit kan. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ja ik denk dat je dat ook doet. Door alleen al te wijzen dat ze dingen niet op het schoolplein gooien. Als je ze dat hier aanleert dan doen ze dat thuis hopelijk ook niet. Het zit ook weer vermengd in alles. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Ja dat is een goede. Ik denk dat je het wel probeert, gewoon vanaf de kleuters al, maar ik denk dat het besef van de kinderen wel pas vanaf de bovenbouw komt. Waarom gooi je niks op straat? Niet omdat je wil dat het niet vies wordt, nee wat doet de natuur ermee? Gewoon het gevolg van hoe je je gedraagt. Ze zijn hier niet echt bezig van, o we zullen de lamp eens uitdoen bijvoorbeeld als we iets aan het doen zijn terwijl het zonlicht binnen schijnt. Of de computers uitzetten, nee. Daar zijn ze zich niet zo van bewust. In groep 6 denk ik pas dat ze zich beseffen van, wat als de computer nou uitstaat tussen de middag.
57
Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME?
Ik denk dat die ook weer in die andere vermengd zitten. Er zit in elk doel wel iets van wat je net al genoemd hebt, op school. Bij groep 5 is het dan net iets meer van weten waar je mee bezig bent. Ik vind dat er wel een duidelijk verschil zit in groep 4 en 5. Ja, bijvoorbeeld met het verzorgen van de plantjes. Groep 5 zou even kijken of er nog water in zit maar groep 4. Als iemand het zegt dan wel maar niet uit zichzelf. Het is toch een beetje die verantwoordelijkheid nemen.
Label
Leerkracht 2 4/5
-groep -rol natuuronderwijs in opvoeding van kinderen
-relatie van kinderen met natuur
- houding tijdens NME
- stimuleren houding
Ik denk een hele belangrijke. Als jij dingen met natuuronderwijs doet in de klas dan krijgen ze toch een beetje respect ervoor, als jij een keer iets over bomen doet dan weten ze het wel. Als jij dat nooit behandeld en alleen uit het boek vertelt. Het echte natuur ingaan dat zou het fijnste zijn maar dat kan natuurlijk niet altijd. Ik denk wel groot, als wij bijvoorbeeld dan Nieuws uit de natuur kijken hier in de klas dan is er wel een bepaalde groep kinderen die, of dat onderwerp interesseert en als het niet interesseert dan is het wel de volgende keer. Het is heel uiteenlopend dus als het over milieu gaat dan vindt de één het interessant en de ander niet. Als het over dieren gaat dan, ja eigenlijk heel uiteenlopend. Het is ook wel heel wisselend wat wij natuurlijk zelf ook hebben hè. Maar ik denk als het over natuur gaat, dan, ja als een taalles over natuur gaat, dan vinden ze het ook al leuk. En vooral omdat ze ook weten waar het over gaat. Dat is iets waar ze zelf echt inzitten. Ze weten waar het over gaat. Dus dat praat voor hun ook makkelijker hè want dan hebben ze een beeld erbij. Betrokken. Ze vinden het heel leuk. Je hebt hier de vorige keer de grasplantjes op de raam zien staan. Nou als dat gaat groeien dan gaan ze meteen kijken vergelijken met elkaar natuurlijk. Als we dan iets in de klas hebben, dan zijn ze heel betrokken. Er zijn verschillen, maar eigenlijk vinden ze het wel leuk volgens mij, om iets met natuur te doen. Zelf enthousiast zijn. Als je zelf al zoiets hebt van dit potje hier, kijk maar een keer wanneer je het water geeft. Ja je moet wel zelf daar ook betrokken bij zijn.
58
-waardes tijdens NME
Ja toch respect voor de natuur. En niet alleen voor, geen propjes op straat gooien maar ook gewoon waar het voor dient. Waarom er bomen zijn en niet, dat het leuk is in de tuin. Gewoon wat het betekent, wat eruit te halen valt. - werkvormen tijdens Als het mogelijk is zou ik graag naar buiten gaan heel NME veel. In elk jaargetij is er wel iets wat buiten kan. Dingen in de klas, plantjes buiten zetten. Veel activiteiten doen met water en dat soort dingetjes. Ja dat is niet altijd mogelijk. Het liefst zo realiseren zo echt mogelijk, niet alleen uit het boek. Het liefst dan met het digibord en filmpjes. Ik denk dat dat het meest leerzame is ook. - specifiek gericht op waardeontwikkeling
Ik denk een stuk theorie, dan een stukje doen en een terugblik. Filmpje erbij, plaatje erbij.
-doelen schoolplan
1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Ik denk dat dat zeker wel te realiseren is. Als je echt de methode volgt komt dat sowieso aan bod. Wij volgen de methode niet maar het komt wel in Nieuws uit de natuur voor en je vertelt het de kinderen ook. Als het niet bij natuur is dan is het wel bij een ander vak dat aan de orde komt. Bij een taalles of een verkeerles, dat het dan ook die richting uit kan. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ja ik denk dat je dat ook doet. Door alleen al te wijzen dat ze dingen niet op het schoolplein gooien. Als je ze dat hier aanleert dan doen ze dat thuis hopelijk ook niet. Het zit ook weer vermengd in alles.
3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten
59
laten. Ja dat is een goede. Ik denk dat je het wel probeert, gewoon vanaf de kleuters al, maar ik denk dat het besef van de kinderen wel pas vanaf de bovenbouw komt. Waarom gooi je niks op straat? Niet omdat je wil dat het niet vies wordt, nee wat doet de natuur ermee? Gewoon het gevolg van hoe je je gedraagt. Ze zijn hier niet echt bezig van, o we zullen de lamp eens uitdoen bijvoorbeeld als we iets aan het doen zijn terwijl het zonlicht binnen schijnt. Of de computers uitzetten, nee. Daar zijn ze zich niet zo van bewust. In groep 6 denk ik pas dat ze zich beseffen van, wat als de computer nou uitstaat tussen de middag. -doelen Marell en de Vaan (2012)
Ik denk dat die ook weer in die andere vermengd zitten. Er zit in elk doel wel iets van wat je net al genoemd hebt, op school. Bij groep 5 is het dan net iets meer van weten waar je mee bezig bent. Ik vind dat er wel een duidelijk verschil zit in groep 4 en 5. Ja, bijvoorbeeld met het verzorgen van de plantjes. Groep 5 zou even kijken of er nog water in zit maar groep 4. Als iemand het zegt dan wel maar niet uit zichzelf. Het is toch een beetje die verantwoordelijkheid nemen.
60
Interview leerkrachten de Touwladder Datum: 24-04-2013 Betreft: de doelen ten aanzien van waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie. 1.In welke groep geeft u les? Groep 5/6 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 3: Nou ik vind het heel belangrijk want ik vind dat kinderen uhhh als ze zich gewoon vrij bewegen in de natuur, dat komt de hele ontwikkeling van de kinderen ten goede. Dat vind ik echt. Ik vind het heel belangrijk. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 3: Ik vind als je met kinderen bewust naar buiten gaat, dan zie je pas dat kinderen zichzelf van de natuur en hun omgeving bewust worden en dat ze daarna ook uuhhh, krijg je die reacties terug, het hele jaar daarna. Ilse: Dus dat zijn wel dingen die ze echt bijblijven. Leerkracht 3: Ik heb zo ooit met een groep, ben ik naar buiten gegaan naar aanleiding van spinnen, en zijn we op de speelplaats gaan ontdekken, ja hoe hoe, waar je allemaal spinnen kunt vinden en heel de ontwikkeling van die spin. Helemaal geweldig. Zelfs met paddenstoelen ook, kijken. En dat je dan in eerste instantie ziet dat kinderen de paddenstoel gewoon kapot trappen en dat ze het daarna, het heel bewust in de gaten gaan zitten houden. Nee! Want hoe, het zijn opruimers van de natuur. Van zulke dingen he. Ilse: En juist dus omdat ze het zelf zien en omdat ze het zelf zo ervaren. Leerkracht 3: Ja 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 3: Ja dat de kinderen dan toch in hun houding veranderen. Zeker als je naar buiten gaat met de kinderen. Als je ze gewoon in de klas hebt, dan uhhh, kun je opmerkingen krijgen van ja die paddenstoel, dat maakt toch niet uit. Of dat ze een lieveheersbeestje gewoon doodtrappen en dat ze zich daarna, als ze het hebben gezien, dan kun je erover praten want dan is het voor de kinderen concreet, dan wordt het voor hun tastbaarder. Dan zie je daarin dat er verandering is. Ilse: Is dat dan misschien ook een stukje van, meer respect? Leerkracht 3: Ja, vooral meer respect. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 3: Ja door inderdaad van van uhhh, met de kinderen de natuur ingaan en in de praktijk dingen laten ervaren, kinderen laten zien. Ook met afval zo heb ik dat ooit gedaan. Dat ze ook heel bewust zien dat plastic niet vergaat maar een appelkroosje wel. En een katoenen draadje wel maar een nylon draadje niet.
61
6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 3: Ja dat ze heel zuinig moeten zijn op alles wat er groeit en bloeit. 7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 3: Ja in ieder geval met groepjes. Dat ze samen een opdracht krijgen, en het daarna ook uhhh, ja nu zou ik dat bijvoorbeeld in hun teams of in tweetallen. Op sommige momenten zou ik wel uuhhh ja de kinderen zelf een maatje laten kiezen. Nu zitten ze verplicht bij maatjes. Je merkt dan dat ze ook al heel enthousiast aan de gang kunnen. Ilse: Dus die werkvormen werken daar heel goed voor. Leerkracht 3: Ja het met respect omgaan. Ilse: En dat is wel iets wat je in die groepjes duidelijk terug ziet? Leerkracht 3: Ja. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 3: In groepjes werken 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 3: Nou dat is een hele belangrijke he. Ilse: En ook te realiseren? Leerkracht 3: Dat denk ik wel ja. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 3: Ja of zelfs te verbeteren. Ilse: En ook te realiseren? Leerkracht 3: Ja 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 3: Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Want ik vind, tegenwoordig zijn die kinderen zo materialistisch ingesteld, dat ze uuhhhh alleen maar wat ik belangrijk vind en wat dat doet voor het milieu. En als je daar een kentering in kunt brengen Ilse: En is het te realiseren? Leerkracht 3: Ik denk dat ze in ieder geval wel die kennis en inzicht over die duurzame ontwikkeling. Ja ik denk dat dat heel belangrijk is.
62
10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 5 en 6
Leerkracht 3: Ja je moet een basis hebben en vanuit die kinderen proberen uuhhh, ja hoe zeg je dat nou. Van jongs af aan dat bij te brengen. Ilse: Ja, maar dit is dus wel te realiseren Leerkracht 3: Dat zijn gewoon dingen die ten grondslag moeten liggen aan het hele NME onderwijs. Ik vind deze wel een beetje plechtig maar de achterliggende gedachte is gewoon goed.
63
Schrappen van niet relevante tekst 1.In welke groep geeft u les? Groep 5/6 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 3: Nou ik vind het heel belangrijk want ik vind dat kinderen uhhh als ze zich gewoon vrij bewegen in de natuur, dat komt de hele ontwikkeling van de kinderen ten goede. Dat vind ik echt. Ik vind het heel belangrijk. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 3: Ik vind als je met kinderen bewust naar buiten gaat, dan zie je pas dat kinderen zichzelf van de natuur en hun omgeving bewust worden en dat ze daarna ook uuhhh, krijg je die reacties terug, het hele jaar daarna. Ilse: Dus dat zijn wel dingen die ze echt bijblijven. Leerkracht 3: Ik heb zo ooit met een groep, ben ik naar buiten gegaan naar aanleiding van spinnen, en zijn we op de speelplaats gaan ontdekken, ja hoe hoe, waar je allemaal spinnen kunt vinden en heel de ontwikkeling van die spin. Helemaal geweldig. Zelfs met paddenstoelen ook, kijken. En dat je dan in eerste instantie ziet dat kinderen de paddenstoel gewoon kapot trappen en dat ze het daarna, het heel bewust in de gaten gaan zitten houden. Nee! Want hoe, het zijn opruimers van de natuur. Van zulke dingen he. Ilse: En juist dus omdat ze het zelf zien en omdat ze het zelf zo ervaren. Leerkracht 3: Ja 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 3: Ja dat de kinderen dan toch in hun houding veranderen. Zeker als je naar buiten gaat met de kinderen. Als je ze gewoon in de klas hebt, dan uhhh, kun je opmerkingen krijgen van ja die paddenstoel, dat maakt toch niet uit. Of dat ze een lieveheersbeestje gewoon doodtrappen en dat ze zich daarna, als ze het hebben gezien, dan kun je erover praten want dan is het voor de kinderen concreet, dan wordt het voor hun tastbaarder. Dan zie je daarin dat er verandering is. Ilse: Is dat dan misschien ook een stukje van, meer respect? Leerkracht 3: Ja, vooral meer respect. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 3: Ja door inderdaad van van uhhh, met de kinderen de natuur ingaan en in de praktijk dingen laten ervaren, kinderen laten zien. Ook met afval zo heb ik dat ooit gedaan. Dat ze ook heel bewust zien dat plastic niet vergaat maar een appelkroosje wel. En een katoenen draadje wel maar een nylon draadje niet. 6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 3: Ja dat ze heel zuinig moeten zijn op alles wat er groeit en bloeit. 7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 3: Ja in ieder geval met groepjes. Dat ze samen een opdracht krijgen, en het daarna ook uhhh, ja nu zou ik dat bijvoorbeeld in hun teams of in tweetallen. Op sommige
64
momenten zou ik wel uuhhh ja de kinderen zelf een maatje laten kiezen. Nu zitten ze verplicht bij maatjes. Je merkt dan dat ze ook al heel enthousiast aan de gang kunnen. Ilse: Dus die werkvormen werken daar heel goed voor. Leerkracht 3: Ja het met respect omgaan. Ilse: En dat is wel iets wat je in die groepjes duidelijk terug ziet? Leerkracht 3: Ja. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 3: In groepjes werken 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 3: Nou dat is een hele belangrijke he. Ilse: En ook te realiseren? Leerkracht 3: Dat denk ik wel ja. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 3: Ja of zelfs te verbeteren. Ilse: En ook te realiseren? Leerkracht 3: Ja 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 3: Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Want ik vind, tegenwoordig zijn die kinderen zo materialistisch ingesteld, dat ze uuhhhh alleen maar wat ik belangrijk vind en wat dat doet voor het milieu. En als je daar een kentering in kunt brengen Ilse: En is het te realiseren? Leerkracht 3: Ik denk dat ze in ieder geval wel die kennis en inzicht over die duurzame ontwikkeling. Ja ik denk dat dat heel belangrijk is. 10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME?
Groep 5 en 6
Houdingen Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs.
65
Bron: (Vaan en Marell, 2012)
Leerkracht 3: Ja je moet een basis hebben en vanuit die kinderen proberen uuhhh, ja hoe zeg je dat nou. Van jongs af aan dat bij te brengen. Ilse: Ja, maar dit is dus wel te realiseren Leerkracht 3: Dat zijn gewoon dingen die ten grondslag moeten liggen aan het hele NME onderwijs. Ik vind deze wel een beetje plechtig maar de achterliggende gedachte is gewoon goed.
66
Interviewer
In welke groep geeft u les? Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven?
Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME?
Is dat dan misschien ook een stukje van, meer respect? Op welke manier stimuleert u deze houding?
Leerkracht 3 5/6
Nou ik vind het heel belangrijk want ik vind dat kinderen als ze zich gewoon vrij bewegen in de natuur, dat komt de hele ontwikkeling van de kinderen ten goede. Dat vind ik echt. Ik vind het heel belangrijk.
Ik vind als je met kinderen bewust naar buiten gaat, dan zie je pas dat kinderen zichzelf van de natuur en hun omgeving bewust worden en dan krijg je die reacties terug, het hele jaar daarna. Ik heb zo ooit met een groep, ben ik naar buiten gegaan naar aanleiding van spinnen, en zijn we op de speelplaats gaan ontdekken waar je allemaal spinnen kunt vinden en heel de ontwikkeling van die spin. Helemaal geweldig. Zelfs met paddenstoelen ook, kijken. En dat je dan in eerste instantie ziet dat kinderen de paddenstoel gewoon kapot trappen en dat ze het daarna, het heel bewust in de gaten gaan zitten houden. Nee! Want hoe, het zijn opruimers van de natuur. Van zulke dingen he. Ja dat de kinderen dan toch in hun houding veranderen. Zeker als je naar buiten gaat met de kinderen. Als je ze gewoon in de klas hebt, dan kun je opmerkingen krijgen van ja die paddenstoel, dat maakt toch niet uit. Of dat ze een lieveheersbeestje gewoon doodtrappen en dat ze zich daarna, als ze het hebben gezien, dan kun je erover praten want dan is het voor de kinderen concreet, dan wordt het voor hun tastbaarder. Dan zie je daarin dat er verandering is. Ja, vooral meer respect.
Ja door inderdaad met de kinderen de natuur ingaan en in de praktijk dingen laten ervaren, kinderen laten zien. Ook met afval zo heb ik dat ooit gedaan. Dat ze ook heel bewust zien dat plastic niet vergaat maar een appelkroosje wel. En een katoenen draadje wel maar een nylon draadje niet. Ja dat ze heel zuinig moeten zijn op alles wat er groeit en bloeit.
Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Van welke Ja in ieder geval met groepjes. Dat ze samen een werkvormen maakt u opdracht krijgen, en het daarna ook, ja nu zou ik dat
67
gebruik tijdens NME? bijvoorbeeld in hun teams of in tweetallen. Op sommige momenten zou ik wel ja de kinderen zelf een maatje laten kiezen. Nu zitten ze verplicht bij maatjes. Je merkt dan dat ze ook al heel enthousiast aan de gang kunnen. Dus die werkvormen Ja het met respect omgaan. werken daar heel goed voor? Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen?
In groepjes werken.
1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Nou dat is een hele belangrijke he. Dat denk ik wel ja. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ja of zelfs te verbeteren. En ook te realiseren. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Want ik vind, tegenwoordig zijn die kinderen zo materialistisch ingesteld, dat ze alleen maar wat ik belangrijk vind en wat dat doet voor het milieu. En als je daar een kentering in kunt brengen Ik denk dat ze in ieder geval wel die kennis en inzicht over die duurzame ontwikkeling. Ja ik denk dat dat heel belangrijk is.
Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied
Ja je moet een basis hebben en vanuit die kinderen proberen ja hoe zeg je dat nou. Van jongs af aan dat bij te brengen. Dat zijn gewoon dingen die ten grondslag moeten liggen
68
van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME?
aan het hele NME onderwijs. Ik vind deze wel een beetje plechtig maar de achterliggende gedachte is gewoon goed.
Label
Leerkracht 3 5/6
-groep -rol natuuronderwijs in opvoeding van kinderen -relatie van kinderen met natuur
- houding tijdens NME
-respect - stimuleren houding
Nou ik vind het heel belangrijk want ik vind dat kinderen als ze zich gewoon vrij bewegen in de natuur, dat komt de hele ontwikkeling van de kinderen ten goede. Dat vind ik echt. Ik vind het heel belangrijk. Ik vind als je met kinderen bewust naar buiten gaat, dan zie je pas dat kinderen zichzelf van de natuur en hun omgeving bewust worden en dan krijg je die reacties terug, het hele jaar daarna. Ik heb zo ooit met een groep, ben ik naar buiten gegaan naar aanleiding van spinnen, en zijn we op de speelplaats gaan ontdekken waar je allemaal spinnen kunt vinden en heel de ontwikkeling van die spin. Helemaal geweldig. Zelfs met paddenstoelen ook, kijken. En dat je dan in eerste instantie ziet dat kinderen de paddenstoel gewoon kapot trappen en dat ze het daarna, het heel bewust in de gaten gaan zitten houden. Nee! Want hoe, het zijn opruimers van de natuur. Van zulke dingen he. Ja dat de kinderen dan toch in hun houding veranderen. Zeker als je naar buiten gaat met de kinderen. Als je ze gewoon in de klas hebt, dan kun je opmerkingen krijgen van ja die paddenstoel, dat maakt toch niet uit. Of dat ze een lieveheersbeestje gewoon doodtrappen en dat ze zich daarna, als ze het hebben gezien, dan kun je erover praten want dan is het voor de kinderen concreet, dan wordt het voor hun tastbaarder. Dan zie je daarin dat er verandering is. Ja, vooral meer respect. Ja door inderdaad met de kinderen de natuur ingaan en in de praktijk dingen laten ervaren, kinderen laten zien. Ook met afval zo heb ik dat ooit gedaan. Dat ze ook heel bewust zien dat plastic niet vergaat maar een appelkroosje wel. En een katoenen draadje wel maar
69
een nylon draadje niet. -waardes tijdens Ja dat ze heel zuinig moeten zijn op alles wat er groeit NME en bloeit. - werkvormen tijdens Ja in ieder geval met groepjes. Dat ze samen een NME opdracht krijgen, en het daarna ook, ja nu zou ik dat bijvoorbeeld in hun teams of in tweetallen. Op sommige momenten zou ik wel ja de kinderen zelf een maatje laten kiezen. Nu zitten ze verplicht bij maatjes. Je merkt dan dat ze ook al heel enthousiast aan de gang kunnen. -goede werkvormen Ja het met respect omgaan. - specifiek gericht op waardeontwikkeling -doelen schoolplan
In groepjes werken.
1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Nou dat is een hele belangrijke he. Dat denk ik wel ja. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ja of zelfs te verbeteren. En ook te realiseren. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Want ik vind, tegenwoordig zijn die kinderen zo materialistisch ingesteld, dat ze alleen maar wat ik belangrijk vind en wat dat doet voor het milieu. En als je daar een kentering in kunt brengen Ik denk dat ze in ieder geval wel die kennis en inzicht over die duurzame ontwikkeling. Ja ik denk dat dat heel belangrijk is.
-doelen Marell en de Vaan (2012)
Ja je moet een basis hebben en vanuit die kinderen proberen ja hoe zeg je dat nou. Van jongs af aan dat bij
70
te brengen. Dat zijn gewoon dingen die ten grondslag moeten liggen aan het hele NME onderwijs. Ik vind deze wel een beetje plechtig maar de achterliggende gedachte is gewoon goed.
71
Interview leerkrachten de Touwladder Datum: 25-4-2013 Betreft: de doelen ten aanzien van waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie. 1.In welke groep geeft u les? 7 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 4: Nou ik denk in de huidige tijd dat er heel weinig kinderen de natuur ingaan en dat je iets op school moet onderwijzen naar natuur toe. Want uhhh ja kinderen die krijgen een computer mee en dan houdt het op. Of ze weten er echt heel weinig van. Dus dat uhhh. Nou en dat zou ik eigenlijk heel graag willen of mee willen geven van ga die natuur eens in. Ilse: Ja want thuis zijn ze dus eigenlijk veel meer bezig met andere dingen. Leerkracht 4: Ja. Ilse: Met computerspelletjes enzo. Leerkracht 4: Ja precies. Ilse: Dus dat ze in de klas ook leren om meer naar buiten te gaan en dat ze dat dan misschien thuis ook gaan doen. Leerkracht 4: Ja dat is denk ik een andere vraag. Want als je naar buiten gaat, dan is het toch een tijdsinvestering en uuuhh ja daar kies je als school voor. En wat doe je dan? Dus ik zou dat heel graag doen maar waar haal je de tijd vandaan? Kijk als ze dan zeggen van uhhhh, ja je geeft vijftien lessen per jaar en je mag er twee weken aan werken dan uhhhh, kun je zeggen van nou je hebt je les gewoon binnen en je gaat naar buiten en mag je er twee weken in principe over doen. En anders ben je echt een hele middag bezig met één les. Dat is gewoon praktisch. En om de reden dat je zegt van ja buiten, ja daar is het te zien en ik kan daar niet over zeggen wat dat eigenlijk voor uitwerking heeft wat daar van geleerd wordt. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 4: Wat de kinderen hebben als relatie naar de natuur toe? Ilse: Ja dus de connectie met de natuur. Leerkracht 4: De kinderen laten het gebeuren. Natuur is natuur en daar hebben wij heel weinig mee te maken. Dus je moet ermee bezig zijn en dan zie je kinderen op begeven moment van och, dat wist ik niet en dat wist ik niet, dus je moet ze bewust maken van wat er eigenlijk gebeurd in die natuur. En als je dat niet doet dan blijft de natuur de natuur en die blaadjes die groeien vanzelf hoor. Het is toch het bewust van maken van hé, er gebeurd echt iets. 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 4: Uhhmm de lessen zijn allemaal binnen dus dat uuhhh, de proefjes die gedaan worden, en in principe moet je zeven groepjes, zeven opstellingen maken en dat gebeurd nu klassikaal met hulp van kinderen. Ik denk dat dat uuhhh een soort laboratorium hebt om dingen uit te proberen. Ik zou een voorstander zijn. En als je nou de kinderen daarnaar kijkt, nouja de proefjes die je doet, altijd verbazen, wauw! Van de ene kant weten ze het wel, of
72
hebben ze er ooit iets van gehoord. Laat het maar eens zien en dan zijn ze razend enthousiast. Dus dat uhhh, aan de kinderen zal het niet liggen. Ilse: En dan hebben ze veel interesse ervoor en dan worden ze nieuwsgierig en dan uhhh. Leerkracht 4: Ja. Ilse: Maar dat is dan dus bijvoorbeeld met die proefjes maar hoe is de houding dan met andere lessen rondom natuur? Leerkracht 4: Nou we hebben eigenlijk uhhhh, bij elke les zitten in principe gewoon proefjes dus dan uhhh, ja dan is het toch, ze moeten iets zien en ze moeten iets kunnen doen en dat interesseert ze. Je moet toch een stukje theorie hebben en dan krijgen ze ook. Het eerste stuk, inlezen en vertellen wat ze zelf meegemaakt hebben en later wat proefjes laten zien en dan uhhh ja, dan worden ze enthousiast. Maar van dat lezen, helemaal niet. Ze moeten met hun handen bezig zijn. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 4: De kinderen die uuhhhh, die van het onderwerp iets weten, die gaan door. Die vertellen dat heb ik meegemaakt en dat heb ik gezien. En dan heb je in deze klas heel weinig kinderen die daarop reageren van ja, het zal wel. Totdat de proefjes komen. Nee, dat is eigenlijk heel jammer. Misschien wel als alles in een groepje is, maar uuhhh, dat heb ik nooit uitgeprobeerd. Ilse: Maar op het moment dat ze met die proefjes bezig zijn, zijn er dan ook bepaalde vragen dat je stelt waardoor je wel weer die houding losmaakt? Leerkracht 4: Nou eigenlijk is het hier meer overleven. En ik zeg al, de proefjes worden eigenlijk ook klassikaal gehouden en dan zijn kinderen in principe enthousiast, totdat er een paar zijn die zeggen van, nou het heeft wel lang genoeg geduurd. Dan heeft het misschien maar twee minuten geduurd maar dan houdt het op, dan is de concentratie voorbij. Dat is ook wel een beetje een probleem van de klas, niet luisteren naar elkaar. Laat ze dan maar samenwerken. Dat is allemaal in de kinderschoenen. Dus je probeert dat te stimuleren maar ik denk dat er grenzen zijn. Dus zover mogelijk. 6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 4: Nou we hebben in ieder geval de doelen. Dat we zeggen van nou jongens wat gaan we deze keer allemaal bespreken en doen. Dus dat is heel duidelijk. En eigenlijk, dat alles wat je tijdens die lessen krijgt uuhhh, die kun je in de praktijk in veel gevallen dagelijks tegenkomen. Denk maar aan magneten, nou maak de keukenkastjes maar eens open. Magneten. En daar hebben ze niet aan gedacht. De link eigenlijk tussen natuur, maar goed plantjes, en ze komen het ergens tegen. Ze nemen het gewoon aan, een magneet is een magneet. En als je dan vertelt van waar wordt het voor gebruikt, dan is het van hé dat is interessant en dan gaan ze dus meer met elkaar overleggen van o en daar en daar en daar. Er zijn genoeg onderwerpen denk ik die kinderen heel interessant vinden en erover kunnen praten maar dat zul jij in de praktijk ook zien. Ilse: Ja, maar vind je het dan bijvoorbeeld ook belangrijk dat ze leren om respectvol met de natuur om te gaan? Leerkracht 4: Ja heel duidelijk, ik wandel zelf heel veel. Dan probeer je dat uit de kinderen te laten komen, wie gaat er ooit wandelen? Dat zijn dan twee kinderen uit de klas en dan houdt het op. Dus daar moet je zelf wat ingooien om toch maar eens te laten horen van uhhh ja wat kun je allemaal met de natuur, wat kun je met de natuur doen of uuhh. Ja het blijft vaak denk ik uuhhh ja te theoretisch.
73
7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 4: Nou we hebben in ieder geval het leesdoel, gewoon klassikaal. Overleggen met de kinderen en de vragen die erbij staan. Nou ja en dan beginnen we eigenlijk aan het praktische gedeelte waar we te weinig materialen voor hebben en daar mogen dus kinderen overleggen. Want we hebben ook ooit een les gehad over uuhhh hartslag, en die moesten ze opnemen en dan een minuut springen en dan nog een keer de hartslag en ja, dat vinden ze leuk. Dus dat is dan die samenwerking, van help elkaar daarbij. En dat gebeurd eigenlijk bij alle werkbladen die erbij zijn. Ja helaas de proefjes klassikaal en voor de rest gaan ze in de groepjes uit elkaar en dan zeggen ze nou, waar komt dat door. Of in tweetallen ooit. Dus dat is een stukje verwerking dan. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 4: de werkvorm die ik gebruik is dus overleggen met elkaar en bespreek het. En dat is eigenlijk het enige wat ik met NME, ja wat met NME dit jaar aan de beurt is geweest. 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 4: Dat is een hele mooie. Ik ben het daar mee eens. Inzicht krijgen in en milieutoestanden en dan ga ik toch weer naar de praktische kant. Hoe regel je dat in tijd? Dus dat is heel mooi en daar kun je heel lang mee bezig zijn, kun je weken kun je maanden mee bezig zijn, maar er zijn meerdere lessen. En dat steekt eigenlijk bij de natuur. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 4: Ja. Dat vind ik ook een hele goeie. En ik denk dat je daar veel meer uhhhh mee kunt bij kinderen om het te behouden. Dat je zegt van jongens, hoe gaan we met de natuur om en zorg voor de natuur. Ik ken het schoolwerkplan niet. Ik werk al 25 jaar hier op school en ik heb dat plan nog nooit gezien. Maar goed, er zijn een heleboel kinderen die zich toch zorgen maken om de natuur die vertellen erover, en dan zeggen andere kinderen, ach ben je gek joh. Dat hoort er gewoon bij. Kijk en als je dat op gang krijgt. Ja dat is mooi. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 4: Ik denk dat je heel klein moet beginnen en dat moet laten groeien. Want daar staat iets wat je, denk ik kinderen in groep 7 en 8. Ja je kunt vertellen maar wanneer gaan mensen daar een eigen mening over krijgen? Als ze 14, 15, 16 zijn. Dan heb je een stukje voorwerk hier gehad en dan maken ze zich pas zorgen want dat weten ze wat er in de wereld te koop is. Hier weten kinderen dat niet. Duurzaam is allemaal leuk maar prima. Een
74
heel klein stukje ervan mee te geven is prima, maar als je dat in zijn totaliteit neemt dan uhhh nee. 10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Bereidheid systematisch, eerlijk en met volharding te werken en taken te verdelen. Kritisch en voorzichtig zijn bij het interpreteren van resultaten. Aandacht voor voor- en nadelen van technologische toepassingen. Oog voor duurzame ontwikkeling. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 7 en 8
Leerkracht 4: Ik kan het niet herhalen, maar uhhh, voor de kinderen is dat he? Ilse: Ja, voor de kinderen. Leerkracht 4: Ja ik vind het hoogdravend en vertaal dat maar eens naar een groep 7. Ik denk dat de kinderen over het algemeen te weinig met natuur bezig zijn. En zo snel je gaat praten over de natuur, dan zie je al een aantal die echt onderuit zakken. Ik vind deze ook moeilijker dan die andere. Ik denk dat doelen kort maar krachtig moeten zijn, dat het duidelijk is. Ilse: dus deze is te breed? Leerkracht 4: Ja.
75
Het schrappen van niet relevante tekst 1.In welke groep geeft u les? 7 2. Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Leerkracht 4: Nou ik denk in de huidige tijd dat er heel weinig kinderen de natuur ingaan en dat je iets op school moet onderwijzen naar natuur toe. Want uhhh ja kinderen die krijgen een computer mee en dan houdt het op. Of ze weten er echt heel weinig van. Dus dat uhhh. Nou en dat zou ik eigenlijk heel graag willen of mee willen geven van ga die natuur eens in. Ilse: Ja want thuis zijn ze dus eigenlijk veel meer bezig met andere dingen. Leerkracht 4: Ja. Ilse: Met computerspelletjes enzo. Leerkracht 4: Ja precies. Ilse: Dus dat ze in de klas ook leren om meer naar buiten te gaan en dat ze dat dan misschien thuis ook gaan doen. Leerkracht 4: Ja dat is denk ik een andere vraag. Want als je naar buiten gaat, dan is het toch een tijdsinvestering en uuuhh ja daar kies je als school voor. En wat doe je dan? Dus ik zou dat heel graag doen maar waar haal je de tijd vandaan? Kijk als ze dan zeggen van uhhhh, ja je geeft vijftien lessen per jaar en je mag er twee weken aan werken dan uhhhh, kun je zeggen van nou je hebt je les gewoon binnen en je gaat naar buiten en mag je er twee weken in principe over doen. En anders ben je echt een hele middag bezig met één les. Dat is gewoon praktisch. En om de reden dat je zegt van ja buiten, ja daar is het te zien en ik kan daar niet over zeggen wat dat eigenlijk voor uitwerking heeft wat daar van geleerd wordt. 3. Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven? Leerkracht 4: Wat de kinderen hebben als relatie naar de natuur toe? Ilse: Ja dus de connectie met de natuur. Leerkracht 4: De kinderen laten het gebeuren. Natuur is natuur en daar hebben wij heel weinig mee te maken. Dus je moet ermee bezig zijn en dan zie je kinderen op begeven moment van och, dat wist ik niet en dat wist ik niet, dus je moet ze bewust maken van wat er eigenlijk gebeurd in die natuur. En als je dat niet doet dan blijft de natuur de natuur en die blaadjes die groeien vanzelf hoor. Het is toch het bewust van maken van hé, er gebeurd echt iets. 4. Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME? Leerkracht 4: Uhhmm de lessen zijn allemaal binnen dus dat uuhhh, de proefjes die gedaan worden, en in principe moet je zeven groepjes, zeven opstellingen maken en dat gebeurd nu klassikaal met hulp van kinderen. Ik denk dat dat uuhhh een soort laboratorium hebt om dingen uit te proberen. Ik zou een voorstander zijn. En als je nou de kinderen daarnaar kijkt, nouja de proefjes die je doet, altijd verbazen, wauw! Van de ene kant weten ze het wel, of hebben ze er ooit iets van gehoord. Laat het maar eens zien en dan zijn ze razend enthousiast. Dus dat uhhh, aan de kinderen zal het niet liggen. Ilse: En dan hebben ze veel interesse ervoor en dan worden ze nieuwsgierig en dan uhhh. Leerkracht 4: Ja.
76
Ilse: Maar dat is dan dus bijvoorbeeld met die proefjes maar hoe is de houding dan met andere lessen rondom natuur? Leerkracht 4: Nou we hebben eigenlijk uhhhh, bij elke les zitten in principe gewoon proefjes dus dan uhhh, ja dan is het toch, ze moeten iets zien en ze moeten iets kunnen doen en dat interesseert ze. Je moet toch een stukje theorie hebben en dan krijgen ze ook. Het eerste stuk, inlezen en vertellen wat ze zelf meegemaakt hebben en later wat proefjes laten zien en dan uhhh ja, dan worden ze enthousiast. Maar van dat lezen, helemaal niet. Ze moeten met hun handen bezig zijn. 5. Op welke manier stimuleert u deze houding? Leerkracht 4: De kinderen die uuhhhh, die van het onderwerp iets weten, die gaan door. Die vertellen dat heb ik meegemaakt en dat heb ik gezien. En dan heb je in deze klas heel weinig kinderen die daarop reageren van ja, het zal wel. Totdat de proefjes komen. Nee, dat is eigenlijk heel jammer. Misschien wel als alles in een groepje is, maar uuhhh, dat heb ik nooit uitgeprobeerd. Ilse: Maar op het moment dat ze met die proefjes bezig zijn, zijn er dan ook bepaalde vragen dat je stelt waardoor je wel weer die houding losmaakt? Leerkracht 4: Nou eigenlijk is het hier meer overleven. En ik zeg al, de proefjes worden eigenlijk ook klassikaal gehouden en dan zijn kinderen in principe enthousiast, totdat er een paar zijn die zeggen van, nou het heeft wel lang genoeg geduurd. Dan heeft het misschien maar twee minuten geduurd maar dan houdt het op, dan is de concentratie voorbij. Dat is ook wel een beetje een probleem van de klas, niet luisteren naar elkaar. Laat ze dan maar samenwerken. Dat is allemaal in de kinderschoenen. Dus je probeert dat te stimuleren maar ik denk dat er grenzen zijn. Dus zover mogelijk. 6. Welke waardes wilt u de kinderen meegeven tijdens NME? Leerkracht 4: Nou we hebben in ieder geval de doelen. Dat we zeggen van nou jongens wat gaan we deze keer allemaal bespreken en doen. Dus dat is heel duidelijk. En eigenlijk, dat alles wat je tijdens die lessen krijgt uuhhh, die kun je in de praktijk in veel gevallen dagelijks tegenkomen. Denk maar aan magneten, nou maak de keukenkastjes maar eens open. Magneten. En daar hebben ze niet aan gedacht. De link eigenlijk tussen natuur, maar goed plantjes, en ze komen het ergens tegen. Ze nemen het gewoon aan, een magneet is een magneet. En als je dan vertelt van waar wordt het voor gebruikt, dan is het van hé dat is interessant en dan gaan ze dus meer met elkaar overleggen van o en daar en daar en daar. Er zijn genoeg onderwerpen denk ik die kinderen heel interessant vinden en erover kunnen praten maar dat zul jij in de praktijk ook zien. Ilse: Ja, maar vind je het dan bijvoorbeeld ook belangrijk dat ze leren om respectvol met de natuur om te gaan? Leerkracht 4: Ja heel duidelijk, ik wandel zelf heel veel. Dan probeer je dat uit de kinderen te laten komen, wie gaat er ooit wandelen? Dat zijn dan twee kinderen uit de klas en dan houdt het op. Dus daar moet je zelf wat ingooien om toch maar eens te laten horen van uhhh ja wat kun je allemaal met de natuur, wat kun je met de natuur doen of uuhh. Ja het blijft vaak denk ik uuhhh ja te theoretisch. 7. Van welke werkvormen maakt u gebruik tijdens NME? Leerkracht 4: Nou we hebben in ieder geval het leesdoel, gewoon klassikaal. Overleggen met de kinderen en de vragen die erbij staan. Nou ja en dan beginnen we eigenlijk aan het
77
praktische gedeelte waar we te weinig materialen voor hebben en daar mogen dus kinderen overleggen. Want we hebben ook ooit een les gehad over uuhhh hartslag, en die moesten ze opnemen en dan een minuut springen en dan nog een keer de hartslag en ja, dat vinden ze leuk. Dus dat is dan die samenwerking, van help elkaar daarbij. En dat gebeurd eigenlijk bij alle werkbladen die erbij zijn. Ja helaas de proefjes klassikaal en voor de rest gaan ze in de groepjes uit elkaar en dan zeggen ze nou, waar komt dat door. Of in tweetallen ooit. Dus dat is een stukje verwerking dan. 8. Welke daarvan zijn specifiek gericht op waardeontwikkeling? Leerkracht 4: de werkvorm die ik gebruik is dus overleggen met elkaar en bespreek het. En dat is eigenlijk het enige wat ik met NME, ja wat met NME dit jaar aan de beurt is geweest. 9. Ik heb een aantal doelen op een rijtje gezet. Deze doelen komen voort uit het schoolplan van basisschool De Touwladder. Wat vindt u van deze doelen en zijn ze te realiseren tijdens de lessen? 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Leerkracht 4: Dat is een hele mooie. Ik ben het daar mee eens. Inzicht krijgen in en milieutoestanden en dan ga ik toch weer naar de praktische kant. Hoe regel je dat in tijd? Dus dat is heel mooi en daar kun je heel lang mee bezig zijn, kun je weken kun je maanden mee bezig zijn, maar er zijn meerdere lessen. En dat steekt eigenlijk bij de natuur. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Leerkracht 4: Ja. Dat vind ik ook een hele goeie. En ik denk dat je daar veel meer uhhhh mee kunt bij kinderen om het te behouden. Dat je zegt van jongens, hoe gaan we met de natuur om en zorg voor de natuur. Ik ken het schoolwerkplan niet. Ik werk al 25 jaar hier op school en ik heb dat plan nog nooit gezien. Maar goed, er zijn een heleboel kinderen die zich toch zorgen maken om de natuur die vertellen erover, en dan zeggen andere kinderen, ach ben je gek joh. Dat hoort er gewoon bij. Kijk en als je dat op gang krijgt. Ja dat is mooi. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Leerkracht 4: Ik denk dat je heel klein moet beginnen en dat moet laten groeien. Want daar staat iets wat je, denk ik kinderen in groep 7 en 8. Ja je kunt vertellen maar wanneer gaan mensen daar een eigen mening over krijgen? Als ze 14, 15, 16 zijn. Dan heb je een stukje voorwerk hier gehad en dan maken ze zich pas zorgen want dat weten ze wat er in de wereld te koop is. Hier weten kinderen dat niet. Duurzaam is allemaal leuk maar prima. Een heel klein stukje ervan mee te geven is prima, maar als je dat in zijn totaliteit neemt dan uhhh nee.
78
10.Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Houdingen Bereidheid systematisch, eerlijk en met volharding te werken en taken te verdelen. Kritisch en voorzichtig zijn bij het interpreteren van resultaten. Aandacht voor voor- en nadelen van technologische toepassingen. Oog voor duurzame ontwikkeling. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 7 en 8
Leerkracht 4: Ik kan het niet herhalen, maar uhhh, voor de kinderen is dat he? Ilse: Ja, voor de kinderen. Leerkracht 4: Ja ik vind het hoogdravend en vertaal dat maar eens naar een groep 7. Ik denk dat de kinderen over het algemeen te weinig met natuur bezig zijn. En zo snel je gaat praten over de natuur, dan zie je al een aantal die echt onderuit zakken. Ik vind deze ook moeilijker dan die andere. Ik denk dat doelen kort maar krachtig moeten zijn, dat het duidelijk is. Ilse: dus deze is te breed? Leerkracht 4: Ja.
79
Interviewer
In welke groep geeft u les? Welke functie of rol heeft natuuronderwijs volgens u in de opvoeding van kinderen? Dus dat ze in de klas ook leren om meer naar buiten te gaan en dat ze dat dan misschien thuis ook gaan doen?
Hoe zou u de relatie van kinderen in uw groep met natuur willen omschrijven? Kunt u voorbeelden hiervan geven?
Welk houding laten de kinderen uit uw groep zien tijdens NME?
Maar dat is dan dus bijvoorbeeld met die proefjes maar hoe is de houding dan met
Leerkracht 4 7
Nou ik denk in de huidige tijd dat er heel weinig kinderen de natuur ingaan en dat je iets op school moet onderwijzen naar natuur toe. Want ja kinderen die krijgen een computer mee en dan houdt het op. Of ze weten er echt heel weinig van. Nou en dat zou ik eigenlijk heel graag willen of mee willen geven van ga die natuur eens in. Ja dat is denk ik een andere vraag. Want als je naar buiten gaat, dan is het toch een tijdsinvestering en ja daar kies je als school voor. En wat doe je dan? Dus ik zou dat heel graag doen maar waar haal je de tijd vandaan? Kijk als ze dan zeggen van, ja je geeft vijftien lessen per jaar en je mag er twee weken aan werken dan kun je zeggen van nou je hebt je les gewoon binnen en je gaat naar buiten en mag je er twee weken in principe over doen. En anders ben je echt een hele middag bezig met één les. Dat is gewoon praktisch. En om de reden dat je zegt van ja buiten, ja daar is het te zien en ik kan daar niet over zeggen wat dat eigenlijk voor uitwerking heeft wat daar van geleerd wordt. De kinderen laten het gebeuren. Natuur is natuur en daar hebben wij heel weinig mee te maken. Dus je moet ermee bezig zijn en dan zie je kinderen op begeven moment van och, dat wist ik niet en dat wist ik niet, dus je moet ze bewust maken van wat er eigenlijk gebeurd in die natuur. En als je dat niet doet dan blijft de natuur de natuur en die blaadjes die groeien vanzelf hoor. Het is toch het bewust van maken van hé, er gebeurd echt iets. De lessen zijn allemaal binnen dus dat de proefjes die gedaan worden, en in principe moet je zeven groepjes, zeven opstellingen maken en dat gebeurd nu klassikaal met hulp van kinderen. Ik denk dat dat een soort laboratorium hebt om dingen uit te proberen. Ik zou een voorstander zijn. En als je nou de kinderen daarnaar kijkt, nouja de proefjes die je doet, altijd verbazen, wauw! Van de ene kant weten ze het wel, of hebben ze er ooit iets van gehoord. Laat het maar eens zien en dan zijn ze razend enthousiast. Dus aan de kinderen zal het niet liggen. Nou we hebben eigenlijk bij elke les zitten in principe gewoon proefjes dus dan, ja dan is het toch, ze moeten iets zien en ze moeten iets kunnen doen en dat interesseert ze. Je moet toch een stukje theorie hebben
80
andere lessen rondom natuur?
en dan krijgen ze ook. Het eerste stuk, inlezen en vertellen wat ze zelf meegemaakt hebben en later wat proefjes laten zien en dan ja, dan worden ze enthousiast. Maar van dat lezen, helemaal niet. Ze moeten met hun handen bezig zijn. Op welke manier De kinderen die van het onderwerp iets weten, die gaan stimuleert u deze door. Die vertellen dat heb ik meegemaakt en dat heb ik houding? gezien. En dan heb je in deze klas heel weinig kinderen die daarop reageren van ja, het zal wel. Totdat de proefjes komen. Nee, dat is eigenlijk heel jammer. Misschien wel als alles in een groepje is, maar dat heb ik nooit uitgeprobeerd. Maar op het moment Nou eigenlijk is het hier meer overleven. En ik zeg al, de dat ze met die proefjes worden eigenlijk ook klassikaal gehouden en proefjes bezig zijn, dan zijn kinderen in principe enthousiast, totdat er een zijn er dan ook paar zijn die zeggen van, nou het heeft wel lang genoeg bepaalde vragen die geduurd. Dan heeft het misschien maar twee minuten je stelt waardoor je geduurd maar dan houdt het op, dan is de concentratie wel weer die houding voorbij. Dat is ook wel een beetje een probleem van de losmaakt? klas, niet luisteren naar elkaar. Laat ze dan maar samenwerken. Dat is allemaal in de kinderschoenen. Dus je probeert dat te stimuleren maar ik denk dat er grenzen zijn. Dus zover mogelijk. Welke waardes wilt Nou we hebben in ieder geval de doelen. Dat we zeggen u de kinderen van nou jongens wat gaan we deze keer allemaal meegeven tijdens bespreken en doen. Dus dat is heel duidelijk. En NME? eigenlijk, dat alles wat je tijdens die lessen krijgt, die kun je in de praktijk in veel gevallen dagelijks tegenkomen. Denk maar aan magneten, nou maak de keukenkastjes maar eens open. Magneten. En daar hebben ze niet aan gedacht. De link eigenlijk tussen natuur, maar goed plantjes, en ze komen het ergens tegen. Ze nemen het gewoon aan, een magneet is een magneet. En als je dan vertelt van waar wordt het voor gebruikt, dan is het van hé dat is interessant en dan gaan ze dus meer met elkaar overleggen van o en daar en daar en daar. Er zijn genoeg onderwerpen denk ik die kinderen heel interessant vinden en erover kunnen praten maar dat zul jij in de praktijk ook zien. Vindt u het dan bijvoorbeeld ook belangrijk dat ze leren om respectvol met de natuur om te gaan?
Ja heel duidelijk, ik wandel zelf heel veel. Dan probeer je dat uit de kinderen te laten komen, wie gaat er ooit wandelen? Dat zijn dan twee kinderen uit de klas en dan houdt het op. Dus daar moet je zelf wat ingooien om toch maar eens te laten horen van ja wat kun je allemaal met de natuur, wat kun je met de natuur doen. Ja het blijft vaak denk ik ja te theoretisch.
81
Van welke Nou we hebben in ieder geval het leesdoel, gewoon werkvormen maakt u klassikaal. Overleggen met de kinderen en de vragen die gebruik tijdens NME? erbij staan. Nou ja en dan beginnen we eigenlijk aan het praktische gedeelte waar we te weinig materialen voor hebben en daar mogen dus kinderen overleggen. Want we hebben ook ooit een les gehad over hartslag, en die moesten ze opnemen en dan een minuut springen en dan nog een keer de hartslag en ja, dat vinden ze leuk. Dus dat is dan die samenwerking, van help elkaar daarbij. En dat gebeurd eigenlijk bij alle werkbladen die erbij zijn. Ja helaas de proefjes klassikaal en voor de rest gaan ze in de groepjes uit elkaar en dan zeggen ze nou, waar komt dat door. Of in tweetallen ooit. Dus dat is een stukje verwerking dan. Welke daarvan zijn De werkvorm die ik gebruik is dus overleggen met elkaar specifiek gericht op en bespreek het. En dat is eigenlijk het enige wat ik met waardeontwikkeling? NME, ja wat met NME dit jaar aan de beurt is geweest. Ik heb een aantal 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de doelen op een rijtje betekenissen van het milieu voor de mens. gezet. Deze doelen Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de komen voort uit het betekenissen van het milieu. schoolplan van Dat is een hele mooie. Ik ben het daar mee eens. Inzicht basisschool De krijgen in en milieutoestanden en dan ga ik toch weer Touwladder. Wat naar de praktische kant. Hoe regel je dat in tijd? Dus dat vindt u van deze is heel mooi en daar kun je heel lang mee bezig zijn, kun doelen en zijn ze te je weken kun je maanden mee bezig zijn, maar er zijn realiseren tijdens de meerdere lessen. En dat steekt eigenlijk bij de natuur. lessen? 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ja. Dat vind ik ook een hele goeie. En ik denk dat je daar veel meer mee kunt bij kinderen om het te behouden. Dat je zegt van jongens, hoe gaan we met de natuur om en zorg voor de natuur. Ik ken het schoolwerkplan niet. Ik werk al 25 jaar hier op school en ik heb dat plan nog nooit gezien. Maar goed, er zijn een heleboel kinderen die zich toch zorgen maken om de natuur die vertellen erover, en dan zeggen andere kinderen, ach ben je gek joh. Dat hoort er gewoon bij. Kijk en als je dat op gang krijgt. Ja dat is mooi. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met
82
materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Ik denk dat je heel klein moet beginnen en dat moet laten groeien. Want daar staat iets wat je, denk ik kinderen in groep 7 en 8. Ja je kunt vertellen maar wanneer gaan mensen daar een eigen mening over krijgen? Als ze 14, 15, 16 zijn. Dan heb je een stukje voorwerk hier gehad en dan maken ze zich pas zorgen want dat weten ze wat er in de wereld te koop is. Hier weten kinderen dat niet. Duurzaam is allemaal leuk maar prima. Een heel klein stukje ervan mee te geven is prima, maar als je dat in zijn totaliteit neemt dan nee. Marell en de Vaan (2012) hebben een aantal specifieke doelen op het gebied van waardeontwikkeling ontwikkelt. Wat vindt u van deze doelen? Zijn ze volgens u te realiseren tijdens lessen NME? Dus deze is te breed?
Ik kan het niet herhalen. Ja ik vind het hoogdravend en vertaal dat maar eens naar een groep 7. Ik denk dat de kinderen over het algemeen te weinig met natuur bezig zijn. En zo snel je gaat praten over de natuur, dan zie je al een aantal die echt onderuit zakken. Ik vind deze ook moeilijker dan die andere. Ik denk dat doelen kort maar krachtig moeten zijn, dat het duidelijk is.
Ja
83
Label
-groep -rol natuuronderwijs in opvoeding van kinderen
-in de klas
-relatie van kinderen met natuur
- houding tijdens NME
-houding rondom andere lessen NME
Leerkracht 4 7
Nou ik denk in de huidige tijd dat er heel weinig kinderen de natuur ingaan en dat je iets op school moet onderwijzen naar natuur toe. Want ja kinderen die krijgen een computer mee en dan houdt het op. Of ze weten er echt heel weinig van. Nou en dat zou ik eigenlijk heel graag willen of mee willen geven van ga die natuur eens in. Ja dat is denk ik een andere vraag. Want als je naar buiten gaat, dan is het toch een tijdsinvestering en ja daar kies je als school voor. En wat doe je dan? Dus ik zou dat heel graag doen maar waar haal je de tijd vandaan? Kijk als ze dan zeggen van, ja je geeft vijftien lessen per jaar en je mag er twee weken aan werken dan kun je zeggen van nou je hebt je les gewoon binnen en je gaat naar buiten en mag je er twee weken in principe over doen. En anders ben je echt een hele middag bezig met één les. Dat is gewoon praktisch. En om de reden dat je zegt van ja buiten, ja daar is het te zien en ik kan daar niet over zeggen wat dat eigenlijk voor uitwerking heeft wat daar van geleerd wordt. De kinderen laten het gebeuren. Natuur is natuur en daar hebben wij heel weinig mee te maken. Dus je moet ermee bezig zijn en dan zie je kinderen op begeven moment van och, dat wist ik niet en dat wist ik niet, dus je moet ze bewust maken van wat er eigenlijk gebeurd in die natuur. En als je dat niet doet dan blijft de natuur de natuur en die blaadjes die groeien vanzelf hoor. Het is toch het bewust van maken van hé, er gebeurd echt iets. De lessen zijn allemaal binnen dus dat de proefjes die gedaan worden, en in principe moet je zeven groepjes, zeven opstellingen maken en dat gebeurd nu klassikaal met hulp van kinderen. Ik denk dat dat een soort laboratorium hebt om dingen uit te proberen. Ik zou een voorstander zijn. En als je nou de kinderen daarnaar kijkt, nouja de proefjes die je doet, altijd verbazen, wauw! Van de ene kant weten ze het wel, of hebben ze er ooit iets van gehoord. Laat het maar eens zien en dan zijn ze razend enthousiast. Dus aan de kinderen zal het niet liggen. Nou we hebben eigenlijk bij elke les zitten in principe gewoon proefjes dus dan, ja dan is het toch, ze moeten
84
- stimuleren houding
-vragen stimuleren houding
-waardes tijdens NME
-respectvol omgaan met natuur
iets zien en ze moeten iets kunnen doen en dat interesseert ze. Je moet toch een stukje theorie hebben en dan krijgen ze ook. Het eerste stuk, inlezen en vertellen wat ze zelf meegemaakt hebben en later wat proefjes laten zien en dan ja, dan worden ze enthousiast. Maar van dat lezen, helemaal niet. Ze moeten met hun handen bezig zijn. De kinderen die van het onderwerp iets weten, die gaan door. Die vertellen dat heb ik meegemaakt en dat heb ik gezien. En dan heb je in deze klas heel weinig kinderen die daarop reageren van ja, het zal wel. Totdat de proefjes komen. Nee, dat is eigenlijk heel jammer. Misschien wel als alles in een groepje is, maar dat heb ik nooit uitgeprobeerd. Nou eigenlijk is het hier meer overleven. En ik zeg al, de proefjes worden eigenlijk ook klassikaal gehouden en dan zijn kinderen in principe enthousiast, totdat er een paar zijn die zeggen van, nou het heeft wel lang genoeg geduurd. Dan heeft het misschien maar twee minuten geduurd maar dan houdt het op, dan is de concentratie voorbij. Dat is ook wel een beetje een probleem van de klas, niet luisteren naar elkaar. Laat ze dan maar samenwerken. Dat is allemaal in de kinderschoenen. Dus je probeert dat te stimuleren maar ik denk dat er grenzen zijn. Dus zover mogelijk. Nou we hebben in ieder geval de doelen. Dat we zeggen van nou jongens wat gaan we deze keer allemaal bespreken en doen. Dus dat is heel duidelijk. En eigenlijk, dat alles wat je tijdens die lessen krijgt, die kun je in de praktijk in veel gevallen dagelijks tegenkomen. Denk maar aan magneten, nou maak de keukenkastjes maar eens open. Magneten. En daar hebben ze niet aan gedacht. De link eigenlijk tussen natuur, maar goed plantjes, en ze komen het ergens tegen. Ze nemen het gewoon aan, een magneet is een magneet. En als je dan vertelt van waar wordt het voor gebruikt, dan is het van hé dat is interessant en dan gaan ze dus meer met elkaar overleggen van o en daar en daar en daar. Er zijn genoeg onderwerpen denk ik die kinderen heel interessant vinden en erover kunnen praten maar dat zul jij in de praktijk ook zien. Ja heel duidelijk, ik wandel zelf heel veel. Dan probeer je dat uit de kinderen te laten komen, wie gaat er ooit wandelen? Dat zijn dan twee kinderen uit de klas en dan houdt het op. Dus daar moet je zelf wat ingooien om toch maar eens te laten horen van ja wat kun je
85
allemaal met de natuur, wat kun je met de natuur doen. Ja het blijft vaak denk ik ja te theoretisch. - werkvormen tijdens Nou we hebben in ieder geval het leesdoel, gewoon NME klassikaal. Overleggen met de kinderen en de vragen die erbij staan. Nou ja en dan beginnen we eigenlijk aan het praktische gedeelte waar we te weinig materialen voor hebben en daar mogen dus kinderen overleggen. Want we hebben ook ooit een les gehad over hartslag, en die moesten ze opnemen en dan een minuut springen en dan nog een keer de hartslag en ja, dat vinden ze leuk. Dus dat is dan die samenwerking, van help elkaar daarbij. En dat gebeurd eigenlijk bij alle werkbladen die erbij zijn. Ja helaas de proefjes klassikaal en voor de rest gaan ze in de groepjes uit elkaar en dan zeggen ze nou, waar komt dat door. Of in tweetallen ooit. Dus dat is een stukje verwerking dan. - specifiek gericht op De werkvorm die ik gebruik is dus overleggen met elkaar waardeontwikkeling en bespreek het. En dat is eigenlijk het enige wat ik met NME, ja wat met NME dit jaar aan de beurt is geweest. -doelen schoolplan 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. Dat is een hele mooie. Ik ben het daar mee eens. Inzicht krijgen in en milieutoestanden en dan ga ik toch weer naar de praktische kant. Hoe regel je dat in tijd? Dus dat is heel mooi en daar kun je heel lang mee bezig zijn, kun je weken kun je maanden mee bezig zijn, maar er zijn meerdere lessen. En dat steekt eigenlijk bij de natuur. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. Ja. Dat vind ik ook een hele goeie. En ik denk dat je daar veel meer mee kunt bij kinderen om het te behouden. Dat je zegt van jongens, hoe gaan we met de natuur om en zorg voor de natuur. Ik ken het schoolwerkplan niet. Ik werk al 25 jaar hier op school en ik heb dat plan nog nooit gezien. Maar goed, er zijn een heleboel kinderen die zich toch zorgen maken om de natuur die vertellen erover, en dan zeggen andere kinderen, ach ben je gek joh. Dat hoort er gewoon bij. Kijk en als je dat op gang krijgt. Ja dat is mooi. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor
86
problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten. Ik denk dat je heel klein moet beginnen en dat moet laten groeien. Want daar staat iets wat je, denk ik kinderen in groep 7 en 8. Ja je kunt vertellen maar wanneer gaan mensen daar een eigen mening over krijgen? Als ze 14, 15, 16 zijn. Dan heb je een stukje voorwerk hier gehad en dan maken ze zich pas zorgen want dat weten ze wat er in de wereld te koop is. Hier weten kinderen dat niet. Duurzaam is allemaal leuk maar prima. Een heel klein stukje ervan mee te geven is prima, maar als je dat in zijn totaliteit neemt dan nee. -doelen Marell en de Vaan (2012)
Ik kan het niet herhalen. Ja ik vind het hoogdravend en vertaal dat maar eens naar een groep 7. Ik denk dat de kinderen over het algemeen te weinig met natuur bezig zijn. En zo snel je gaat praten over de natuur, dan zie je al een aantal die echt onderuit zakken. Ik vind deze ook moeilijker dan die andere. Ik denk dat doelen kort maar krachtig moeten zijn, dat het duidelijk is.
87
waardeontwikkeling ten behoeve van natuur- en milieueducatie Onderwerp Rol vraag natuuronderwijs opvoeding
Leerkracht groep 1/2
Relatie kinderen met natuur
Houding tijdens NME
Stimuleren houding
Waardes NME
Ontdekkend bezig Verschilt per zijn. kind. Wat ze
Dat ligt een beetje aan de situatie maar de interesse erin die blijft. Je hoeft kinderen niet erg te motiveren.
Dat komt ook van mij uit want ik ben zelf ook echt een natuurmens. Als mij iets opvalt waar kinderen nog niet op gereageerd hebben dan loop ik daar expres een keer langs.
Een stukje
Betrokken, vooral als er iets in de klas is zoals een plantje. Er zijn wel
Zelf enthousiast en betrokken zijn.
Respect voor de natuur, waar het voor dient, wat het
van thuis uit meekrijgen speelt een grote rol.
Leerkracht groep 4/5
Een hele belangrijke. Door natuuronderwijs krijgen kinderen respect.
Groot maar wel uiteenlopend. De één vindt het interessant
Werkvormen Werkvormen Doelen NME specifiek gericht op schoolplan waardeontwikkeling
Werken in kleine respect ontwikkelen groepjes.
voor de natuur en er op een fijne manier mee omgaan.
Buitenwerk.
Dat is afhankelijk van hoe dat de kinderen op bepaalde momenten reageren. Zonder dat je het merkt ben je hier altijd wel mee bezig.
Een stuk theorie, een stukje doen en een terugblik.
1.Belangrijk en te realiseren. 2.Mee eens maar een beetje te hoog gegrepen voor deze klas. 3.Mee eens maar erg hoog gegrepen voor een basisschool. 1.Als het niet bij natuur is komt het wel bij een ander vak
Doelen Marell & de Vaan (2012)
Sowieso organismen dan vooraan zetten. Dat tweede deel hoort niet zo zeer bij NME. Dit is een algeheel doel. Dit is te realiseren bij NME.
Zit ook in de andere doelen vermengd.
en de ander niet.
Leerkracht groep 6
Als kinderen zich vrij bewegen in de natuur komt dat de hele ontwikkeling ten goede.
Leerkracht groep 7
In de huidige tijd gaan weinig kinderen de natuur in. Ze weten er echt heel weinig van. Ga die natuur eens in.
Als kinderen bewust naar buiten gaan, worden ze bewust van natuur en omgeving en dit blijf je het hele jaar zien. De kinderen laten het gebeuren. Door ermee bezig te zijn worden de ze zich bewust van wat er eigenlijk
verschillen, maar over het algemeen vinden ze het leuk.
Kinderen veranderen in hun houding. Zeker als ze naar buiten gaan. Het wordt tastbaarder. Zeker bij de proefjes zijn de kinderen razend enthousiast.
betekent en wat eruit te halen valt.
aan de orde. 2.Wordt waarschijnlijk gedaan. 3.Goede,
maar het besef van de kinderen komt wel pas vanaf de bovenbouw. Door met de kinderen de natuur in te gaan en in de praktijk dingen te laten zien en ervaren.
Heel zuinig zijn op alles wat er groeit en bloeit.
Werken in teams of tweetallen.
Zover mogelijk, maar er zijn grenzen. Je probeert het te stimuleren maar dat is moeilijk in
De doelen. Werken in Zeggen wat groepjes en we deze tweetallen. keer gaan doen en het bespreken.
In groepjes werken.
1.Heel belangrijk en te realiseren. 2. Ja of zelfs verbeteren. Het is te realiseren. 3. Heel belangrijk.
Een beetje plechtig maar de achterliggende gedachte is goed.
Overleggen met elkaar.
1.Mooi en mee eens. Praktisch moeilijker. 2.Hele goede. 3. Een heel
Hoogdravend en moeilijk te vertalen naar de groep. Moeilijker dan de andere doelen. Het moet kort
klein stukje ervan mee
89
gebeurd in de natuur.
deze klas.
te geven is prima, maar als je dat in zijn totaliteit neemt dan nee.
maar krachtig zijn.
90
Uitwerking lesobservaties Groep 7 19-04-2013 Activiteiten (Hoe verloopt het leren)
Welke activiteit(en) voert de docent uit?
Welke activiteit(en) voeren de leerlingen uit?
Wie bepaalt welke activiteit(en) uitgevoerd worden?
De docent: - geeft uitleg - loopt rond - houdt de kinderen in de gaten tijdens het buitenwerk - laat een ui en een aardappel zien en vertelt over de verschillen De leerlingen: - luisteren naar de uitleg - gaan buiten op zoek naar bloemen - beantwoorden de vragen op het antwoordblad De docent
Wie bepaalt de aanpak van de activiteit(en)?
De docent
Hebben de leerlingen keuzemogelijkheden?(bv. zelf bepalen welke activiteit ze doen, etc.)
Deels. De kinderen mogen zelf bepalen welke bloemen ze bekijken -Samen onderzoek doen -Observatiekring
Welke werkvormen worden er toegepast m.b.t. waardeontwikkeling tijdens de les?
Zijn de gehanteerde werkvormen functioneel voor deze les?
Ja
Hoe worden leerlingen gestimuleerd en/of uitgedaagd?
De leerlingen mogen zelf op zoek gaan naar bloemen
Houdingen Bereidheid systematisch, eerlijk en met volharding te werken en taken te verdelen. Kritisch en voorzichtig zijn bij het interpreteren van resultaten. Aandacht voor voor- en nadelen van technologische toepassingen. Oog voor duurzame ontwikkeling. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Deze doelen zijn nauwelijks terug te zien in de les. Groep 7 en 8
Groep 6 19-04-2013 Activiteiten (Hoe verloopt het leren)
Welke activiteit(en) voert de docent uit?
Welke activiteit(en) voeren de leerlingen uit?
Wie bepaalt welke activiteit(en) uitgevoerd worden?
De docent: - geeft uitleg - gaat in gesprek met de leerlingen - geeft de leerlingen een duidelijke opdracht - loopt rond De leerlingen: - luisteren naar de uitleg - vertellen over hun eigen tuin - maken kennis met verschillende soorten grond De docent
Wie bepaalt de aanpak van de activiteit(en)?
De docent
Hebben de leerlingen keuzemogelijkheden?(bv. zelf bepalen welke activiteit ze doen, etc.)
Nee
Welke werkvormen worden er toegepast m.b.t. waardeontwikkeling tijdens de les?
-In groepjes werken. -Gesprek
Zijn de gehanteerde werkvormen functioneel voor deze les?
Ja
Hoe worden leerlingen gestimuleerd en/of uitgedaagd?
De leerlingen maken gebruik van hun zintuigen en vertellen over hun eigen ervaringen. .
Houdingen Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 5 en 6
Deze doelen zijn deels terug te zien in de les
92
Groep 4 22-04-2013 Activiteiten (Hoe verloopt het leren)
Welke activiteit(en) voert de docent uit?
Welke activiteit(en) voeren de leerlingen uit?
De docent: - vertelt over een vogelnestje - gaat in gesprek met de leerlingen - geeft de leerlingen een duidelijke opdracht - loopt rond tijdens het buitenwerk De leerlingen: - luisteren naar de uitleg - gaan op zoek naar materialen om een vogelnestje te bouwen - bouwen zelf een vogelnestje - gaan op zoek naar een plek waar een vogel een nestje kan bouwen.
Wie bepaalt welke activiteit(en) uitgevoerd worden?
De docent
Wie bepaalt de aanpak van de activiteit(en)?
De docent
Hebben de leerlingen keuzemogelijkheden?(bv. zelf bepalen welke activiteit ze doen, etc.)
Deels. Ze mogen zelf op zoek gaan naar materiaal.
Welke werkvormen worden er toegepast m.b.t. waardeontwikkeling tijdens de les?
- Zelf natuur ontwerpen - Demonstratiekring
Zijn de gehanteerde werkvormen functioneel voor deze les?
Ja
Hoe worden leerlingen gestimuleerd en/of uitgedaagd?
Door zelf natuur te ontwerpen
Houdingen Zorg voor materialen en organismen en de bereidheid tot het gezamenlijk ondernemen van activiteiten. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 3 en 4
Deze doelen zijn duidelijk terug te zien in de les.
93
Groep 1/2 22-04-2013 Activiteiten (Hoe verloopt het leren)
Welke activiteit(en) voert de docent uit?
Welke activiteit(en) voeren de leerlingen uit?
Wie bepaalt welke activiteit(en) uitgevoerd worden?
De docent: - vertelt over een vogelnestje - gaat in gesprek met de leerlingen - geeft de leerlingen een duidelijke opdracht - loopt rond tijdens het buitenwerk De leerlingen: - luisteren naar de uitleg - vertellen over hun ervaringen met een vogelnestje - gaan op zoek naar materialen om een vogelnestje te bouwen - bouwen zelf een vogelnestje De docent
Wie bepaalt de aanpak van de activiteit(en)?
De docent
Hebben de leerlingen keuzemogelijkheden?(bv. zelf bepalen welke activiteit ze doen, etc.)
Deels. Bij het bouwen van het nestje.
Welke werkvormen worden er toegepast m.b.t. waardeontwikkeling tijdens de les?
- Observatiekring - Demonstratiekring - Zelf natuur ontwerpen.
Zijn de gehanteerde werkvormen functioneel voor deze les?
Ja
Hoe worden leerlingen gestimuleerd en/of uitgedaagd?
De kinderen mogen zelf natuur ontwerpen.
Houdingen Groep 1 en 2 Nieuwsgierigheid voor materialen, voorwerpen en organismen, evenals belangstelling/respect voor andermans activiteiten en spullen. Iets willen maken om praktische problemen op te lossen. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Deze doelen zijn duidelijk terug te zien in de les.
94
Welke werkvormen worden er toegepast m.b.t. waardeontwikkeling tijdens de lessen?
- Samen onderzoek doen - Observatiekring - In groepjes werken. - Gesprek - Zelf natuur ontwerpen - Demonstratiekring - Observatiekring
95
Doelen Schoolplan 1. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de betekenissen van het milieu voor de mens. Invalshoek: Verwondering; Oog krijgen voor de betekenissen van het milieu. 2. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in de invloed van de mens op het milieu. Invalshoek: Zorg; Voorzichtig omgaan met het bestaande milieu. Proberen het te behouden. 3. Leerlingen verwerven kennis over en inzicht in duurzame ontwikkeling, als mogelijke oplossing voor problemen met betrekking tot natuur en milieu. Invalshoeken: Verantwoordelijkheid; zuinig zijn met materie en energie. Minder gebruik van natuurlijke bronnen. Rechtvaardigheid; stoppen met afwentelen van kosten en gevolgen op anderen (elders, later). Motto; Niet zelf de lusten willen en anderen de lasten laten.
De vaan en Marell (2012) Houdingen Nieuwsgierigheid voor materialen, voorwerpen en organismen, evenals belangstelling/respect voor andermans activiteiten en spullen. Groep 3 en 4 Zorg voor materialen en organismen en de bereidheid tot het gezamenlijk ondernemen van activiteiten. Groep 5 en 6 Zorgvuldig, zuinig, veilig en nauwkeurig zijn bij de uitvoering van experimentele en ontwerpende activiteiten, en belangstelling voor het redeneren daarover; erkennen van de kracht van bewijs. Groep 7 en 8 Bereidheid systematisch, eerlijk en met volharding te werken en taken te verdelen. Kritisch en voorzichtig zijn bij het interpreteren van resultaten. Aandacht voor voor- en nadelen van technologische toepassingen. Oog voor duurzame ontwikkeling. Bron: (Vaan en Marell, 2012) Groep 1 en 2
96